HISTORISCH JAARBOEK VOOR HET LAND VAN ZWENTIBOLD
UITGAVE
1998
STICHTING ’HISTORISCH JAARBOEK VOOR HET LAND VAN ZWENTIBOLD’ (Postgiro nr. 4407343 / ABN-Amro Sittard nr. 41.83.24.719) Administratie: Gemeentelijke Archiefdienst Sittard, Ed.G.M. Rademakers Postbus 18, 6130 AA Sittard tel. 046 - 459 66 56 / fax 046 - 459 67 73
STICHTINGSBESTUUR TEVENS REDACTIERAAD: Dr. J.G.L. Theunisse, voorzitter J.M.E. Vleeshouwers, secretaris J.G.E. Nohlmans, penningmeester Drs. A.M.P.P. Janssen A.E.L. Jonkergouw Drs. J.M.A. Kreukels Drs. P.B.N. van Luyn Dr. ir. A.A. Macco Drs. K. Schutgens
ISSN0921-8521
2
Historisch Jaarboek voor het
Land van Zwentibold
XIX Uitgave 1998 3
BUITENGEWONE BEGUNSTIGERS ABN-AMRO, Sittard Architectenbureau K. Leinders, Sittard Architectengroep Mertens B.V., Heerlen Van Berkum, Wijnhandel, Sittard Centrale Uitgeverij Natuur & Techniek, Maastricht Dols-Storms B.V. Verf en Behang, Sittard Drankenindustrie Sittard B.V., Sittard Drukkerij Hamers/Weekblad Maas en Mijn B.V., Sittard DSM Limburg B.V., Geleen Isoplandealer F. v.d. Heyden, Sittard Vic. Laudy Bouw- en Aannemingsmij. B.V., Sittard Nieuwenhuis G., Zuider Kant. Mach. Centr., Sittard Ad. Pfennings B.V. Schildersbedrijf, Sittard Rositta, Katoenspinnerij & Tricotfabricage, Sittard Steenmarkt Van Erp B.V., Sittard Tricotop B.V., Sittard Vadah Autocenter B.V., Sittard Vink Slagerijen B.V., Sittard Wessels Schilders anno 1910, Sittard Jan de Wever Juwelier, Sittard Wilco de Luxe B.V., Sittard
4
INHOUD: A.M.P.P. JANSSEN De Luikse wijbisschop Carolus Alexander d’Arberg et de Vallengin en de parochie Elsloo
7
A. JACOBS Jacques Schreurs msc en Louis Tijssen, de ’heilige’ deken van Sittard
17
R. VAN DOORN Een historische veldbrandoven op de Kollenberg te Sittard (opgraving aug. - sept. 1996)
31
J.A. KNOORS Molens in Bicht De ’pampiere moolen’ van Obbicht
46
J. THEUNISSE De sociale betekenis van het ’Sjterfhoes’
58
W.P.A.M. HENDRIX De Aschlokwestie ofwel de lokatie van het Noormannenkamp aan de Maas in de jaren 881 en 882
61
P.H. MEIJERS Het bisschoppelijk college St.-Jozef De pioniersjaren (2)
77
M. VLEESHOUWERS De muziekgezelschappen ’De Eendracht’ en ’Hirundo’ in Limbricht 1910-1944
98
EVELYN HERMANS en BART SPELEERS De sjtadssjool in 1870 Het Sittardse openbare lagere onderwijs
124
GERT-JAN VAN DEN HERIK en THIJS VAN OPPEN Kloosterstichtingen te Sittard 1843-1905
131 5
KEES SCHUTGENS ’Geen Roomsch man onder de roode vaan’: het politieke en sociale wereldbeeld van de Beekse burgervader P.L. Janssen (1915-1933)
143
J.C. VAN DE BERGH ✝ Stichtingen en vrome legaten van pastoor Joannes Fabius pastoor van Nieuwstadt (1664-1709)
169
W.P.A.M. HENDRIX Oudheidkundig bodemonderzoek in Stein e.o. 2 (1997)
176
J.H. SCHRADER Kroniek van het Land van Zwentibold 1997 met Personalia
182
J.H. SCHRADER Bibliografie van het Land van Zwentibold (1996 en 1997)
196
6
DE LUIKSE WIJBISSCHOP CAROLUS ALEXANDER D’ARBERG ET DE VALLENGIN EN DE PAROCHIE ELSLOO A.M.P.P. JANSSEN EEN GRAFKAPEL OP HET KERKHOF TE ELSLOO De Sint-Augustinuskerk van Elsloo, hoog gelegen in de oude dorpskern, is zeker een bezoek waard, al is het alleen al om er de fraaie Annatrits te bewonderen, waaraan ’de meester van Elsloo’ zijn naam ontleent. Buiten de kerk vindt men een grafkapel, gebouwd op de plek waar ooit het priesterkoor van de oude kerk geweest moet zijn. Deze oude kerk werd in de nacht van 20 op 21 april 1843 door de bliksem getroffen, waarbij de torenspits neerstortte op de pastorie en het kerkdak. Toen in 1848-1849 een nieuwe kerk werd gebouwd, besloot men boven de voorheen onder het priesterkoor gelegen grafkelder van het geslacht De Geloes een grafkapel te bouwen. In de achterwand werd de grafsteen ingemetseld van Conrad de Gavre, heer van Elsloo (✝ 5 mei 1570). In de kapel bevinden zich onder meer de laatste rustplaatsen van graaf Karel Alexander d’Arberg (✝ 1809), van gravin Athanasia de Geloes (✝ 1826), van graaf Charles de Geloes (✝ 1834),
Kerkhofkapel Elsloo.
7
van diens echtgenote gravin Antoinette de Borchgrave d’Altena (✝ 1860), van gravin Valérie de Geloes (✝ 1847), van barones Emilie de Meer, echtgenote van Theodoor de Geloes (✝ 1905) en van Marie Joseph de Geloes (✝ 1977). Wij zouden in deze bijdrage graag aandacht willen besteden aan Karel Alexander d’Arberg en diens relatie met Elsloo 1). EEN TELG UIT EEN VERMAARD GESLACHT Het geslacht d’Arberg et de Vallengin zou afstammen van de prinsen van Neufchâtel en kwam in de zestiende eeuw in de Nederlanden terecht in dienst van de Habsburgers. Het raakte in Elsloo verzeild door het huwelijk in 1638 van graaf Nicolaas d’Arberg de Vallengin (1618-1687) met de erfdochter van Elsloo Olympe Thérèse de Gavre. Uit dit huwelijk werd geboren Albert Joseph Dieudonné graaf d’Arberg, onder meer graaf van La Rochette, baron van Elsloo en heer van Helmond, erfmaarschalk van het hertogdom Limburg en keizerlijk raadsheer (1655-1726), die in 1678 huwde met Isabella Felicitas de Cortenbach. Hun zoon Nicolaas Maximiliaan Edmond Joseph (1681-1767) was evenals zijn vader onder meer heer van Elsloo, Helmond en La Rochette. Hij trad in 1715 in het huwelijk met gravin Anna Rebecca Fugger, die in 1731 overleed. Uit zijn tweede huwelijk, in 1733 gesloten met Henriette du Han de Martigny, werden op 24 augustus 1734 Karel Alexander en op 8 november 1736 Nicolaas Anton, vanaf 1764 heer van Elsloo, geboren. Henriette stierf in 1742. Een derde huwelijk volgde jaren later, in 1764. Hierdoor werd het geslacht d’Arberg gelieerd aan de in het prinsbisdom vooraanstaande graven van Horion. De derde vrouw heette Louise, dochter van graaf Gerard van Horion en gravin Anna Maria Louise van Velbrück; ze was een nicht van de latere prinsbisschop van Luik Frans Karel de Wapen van het geslacht Velbrück 2). d’Arberg et de Vallengin. WIJBISSCHOP VAN LUIK EN BISSCHOP VAN IEPER Karel Alexander d’Arberg onderging de nooddoop op 24 augustus 1734 te Nijvel. Na twee jaar eerder zijn moeder verloren te hebben ontving de jongeman op tienjarige leeftijd op 21 december 1744 van de bisschop van Namen de tonsuur, waardoor hij voorbestemd werd voor een toekomst op het geestelijke vlak. De lagere wijdingen en het subdiaconaat volgden op 24 mei 1755 te Namen. Na een studie aan de Leuvense universiteit (licentiaat in de beide rechten, 1759) 8
Portret Karel Alexander d’Arberg et de Vallengin als bisschop van Ieper, Seminarie Brugge (copyright IRPA-KIK, Brussel).
9
werd hij in Doornik op 22 maart 1760 tot diaken en op 19 december 1761 tot priester gewijd. Hij verwierf kanunnikenprebenden aan de collegiale kerk St.-Paul te Luik, te Leuze en aan de kathedrale kerk van Doornik. Op 12 maart 1764 werd hij assessor en examinator van de grootvicaris van Doornik 3). Van groot belang was zijn benoeming tot kanunnik van het kathedrale kapittel van St.-Lambert te Luik op 12 januari 1765. Zijn vader wist dit zeer te waarderen, schonk hem de heerlijkheid van La Rochette op 27 februari, en droeg kort hierna ook de titel ’erfmaarschalk van Limbourg’ aan hem over. Op 28 augustus 1767 drong d’Arberg door tot de top van het Luikse bisdom. Hij werd op die dag gekozen tot suffragaan, wijbisschop 4). Op 25 oktober 1767 werd hij gewijd met als wijdingstitel episcopus in partibus infidelium de Amyzon (bisschop in het gebied der heidenen van Amyzon) en mocht hij zich voortaan suffragaan van Luik noemen. Tot in 1785 verrichtte hij zijn werkzaamheden onder respectievelijk de prinsbisschoppen Karel d’Oultremont, Frans-Karel van Velbrück en Caesar Constantijn van Hoensbroek. In deze functie assisteerde hij de Luikse bisschop door het wijden van personen, gebouwen en voorwerpen en het toedienen van het vormsel. Hij werd geacht met enige regelmaat delen van het bisdom te bezoeken om te wijden en het vormsel toe te dienen. Zodoende maakte hij reizen met een duur van één à vier weken. Zijn eerste grote tocht vond plaats in 1769; van 5 juni tot 9 augustus bezocht hij de Condroz en de Ardennen 5). De inwoners van de Luikse parochies in onze streken ontvingen het vormsel overigens ook van de Roermondse bisschop wanneer deze in de buurt was. Zo trok men op 31 augustus 1767 naar Nieuwstadt, 24 augustus 1772 naar Echt, op 20 april 1773 naar Geleen en op 28 mei 1781 naar Echt 6). Van de bestuurders van het bisdom, de bisschop en zijn medewerkers, was de wijbisschop de enige met wie de inwoners persoonlijk in contact konden komen. De aartsdiaken – voor onze streken die van Kempenland – werd weliswaar geacht conform de besluiten van het concilie van Trente en de Luikse synodale statuten eenmaal in de twee jaar het hem toevertrouwde gebied te visiteren, maar in de praktijk kwam het er nauwelijks van, zeker in de achttiende eeuw. Na 1726 heeft er waarschijnlijk geen aartsdiakenale visitatie in Kempenland meer plaatsgevonden 7). De landdekens, die hun gebied wel met enige regelmaat visiteerden, werden door de inwoners meer gezien als regionale bestuurders en niet direct met de Luikse autoriteiten in verband gebracht. Deze landdekens namen in het Luikse bisdom een vrij autonome positie in, zeker in de gebieden waarover de prinsbisschop geen wereldlijk gezag kon uitoefenen 8). Van de leiding van het bisdom stond de wijbisschop wel het minst in aanzien. Hij had feitelijk een uitvoerende en representatieve taak, de belangrijke besluiten werden daarentegen genomen door anderen, de bisschop zelf, de grootvicaris, de officiaal of de aartsdiaken. Daarom streefde d’Arberg ook ernaar zijn positie te versterken. Op 24 april 1775 werd hij proost van het kapittel van O.L. Vrouw te Huy en inmiddels deed hij ook diverse pogingen een bisschopszetel te bemach10
tigen. In 1771 was hij kandidaat voor de bisschopszetels van Gent, Doornik en Namen. In 1776 strandde zijn benoeming tot bisschop van Brugge op het bezwaar dat hij het Vlaams niet beheerste. In 1784 werd de bisschopszetel van Ieper vacant. D’Arberg werd als eerste kandidaat voorgedragen door kardinaal De Franckenberg en de bisschoppen van Namen, Doornik en Roermond 9). De bisschoppelijke raad accepteerde in 1785 de voordracht aangezien d’Arberg de juiste persoon leek om diplomatieke contacten met Versailles te onderhouden. De officiële voordracht bij de paus vond op 4 mei plaats door keizer Joseph II van Oostenrijk en werd door de paus in zijn geheime consistorie bevestigd op 19 december 10). D’Arberg ontving de pauselijke benoemingsbul op 3 maart 1786 en kon op 9 april de bisschopszetel in bezit nemen. In april 1794 moest hij door de inval van de Fransen de wijk nemen naar La Rochette en vervolgens naar de overzijde van de Rijn (onder meer Düsseldorf in 1801). Ingevolge het concordaat tussen Napoleon en de paus in 1801 werd het bisdom Ieper opgeheven. Op 7 december van dat jaar deed d’Arberg afstand van de bisschopszetel. Hierna trok hij zich terug op zijn kasteel te La Rochette, waar hij stierf op 10 mei 1809. Op zijn begrafenis in Elsloo komen wij nog terug. D’ARBERG EN ELSLOO Dat Karel Alexander d’Arberg een speciale band onderhield met Elsloo blijkt uit een aantal feiten. Zo wordt hij een tweetal keren vermeld als rector van een altaar in de parochiekerk van Elsloo. Op 25 november 1744 overleed de rector van het Catharina-altaar te Elsloo. De vader van Karel Alexander droeg zijn zoon voor als opvolger en diende een dispensatieverzoek in bij de paus. Op 26 januari 1745 tekende paus Benedictus XIV in de S. Maria Maggiore te Rome een verklaring voor de Luikse grootvicaris, waarin hij te kennen gaf dat aan Karel d’Arberg vanwege zijn adellijke afkomst en zijn voor zijn leeftijd prijzenswaardige oordeelvaardigheid dispensatie werd verleend vanwege zijn leeftijd en dat de jongeman, nadat de grootvicaris de juistheid van het patronaatsrecht en de geschiktheid van de kandidaat vastgesteld zou hebben, als rector aangesteld mocht worden. Deze provisio apostolica werd op 19 april 1745 in de Luikse registers vastgelegd. In 1765 blijkt een zekere Puremont als rector van dit altaar te zijn overleden. Blijkbaar was dit rectoraat van d’Arberg niet van al te lange duur 11). Geheel anders verliep het voor d’Arberg met het rectoraat van het Agathaaltaar in de kerk van Elsloo. Na het overlijden van rector Andreas Loyens in 1765, werd d’Arberg als zijn opvolger aangesteld op 9 januari 1766 en bleef dit tot de opheffing van de rectoraten in 1801 12). Als wijbisschop van Luik verbleef d’Arberg diverse malen in Elsloo tijdens zijn vormingsreizen. In de Acta van de wijbisschop kan men lezen dat hij op 29 september 1776 het sacrament van het vormsel toediende in het dorp Elsloo, de heerlijkheid van zijn familie, zowel vóór als na de middag. De dag erna vormde 11
hij zeer veel mensen ’s morgens, na de middag en ’s avonds. Ook op 1 oktober kwamen zeer velen naar Elsloo om er in de ochtend het vormsel te ontvangen en op 2 oktober volgden er nog enkelen vóór het middagmaal 13). Op 3 juni 1780 vertrok hij vanuit Luik naar Maastricht, Hocht en Rekem. Op 7 juni wijdde hij drie altaren in de kerk van Rekem en begaf zich vervolgens naar Elsloo naar de woning van de zeer doorluchtige en edele rijksgraaf d’Arberg, zijn broer, die heer van Elsloo was, alwaar hij overnachtte. De dag erna woonde hij de mis bij en bracht hij de rest van de tijd door met vormen. Ook op 9 juni volgde hij de mis, waarna hij een zij-altaar aan de evangeliezijde wijdde ter ere van de H. Agatha, maagd en martelares, en de H. Carolus Borromaeus. In het altaar sloot hij relieken in van de H. Pius en de H. Lucida, waaraan de gebruikelijke aflaten verbonden werden. Vervolgens vormde hij de hele dag door. Op 10 juni woonde d’Arberg in Elsloo de mis bij en vertrok hij na het middagmaal naar de stad Sittard, waar hij door de kanunniken van het kapittel plechtig naar de kerk werd geleid. Hier werd na de plechtige zegen met het Allerheiligste de hymne Veni Creator gezongen en diende de wijbisschop aan velen het vormsel toe. Ook in de persoonsregisters van de Sittardse St.-Petrusparochie is dit bezoek vastgelegd. Hier kan men lezen dat de wijbisschop om 5 uur in de namiddag arriveerde. Al de kanunniken maakten hun opwachting in de voorstad (vermoedelijk is de Steenweg bedoeld) bij het huis van Matthias Arnolds, met de gevelsteen of het uithangbord Roskamp. Kapitteldeken Vogels, bijna tachtig jaar oud, bood de wijbisschop het kruis aan om het te kussen en daarna werd Sint lumbi vestri gezongen. De prelaat werd naar de kerk geleid, alwaar aan den volke de zegen gegeven werd. D’Arberg werd gastvrij onthaald in het huis van de deken, diens twee secretarissen verbleven in de woning van de scholaster. Op 11 juni vormde de wijbisschop de hele dag, droeg hij een pontificale mis op in de kapittelkerk, diende hij de tonsuur toe, en genoot hij van een maaltijd bij de deken in aanwezigheid van vele kanunniken. Ook de dag erna kwamen nog ontelbaren naar Sittard om gevormd te worden en na het middagmaal bij de deken keerde d’Arberg naar Elsloo terug om op de 13de juni naar Luik te vertrekken 14). Ook op 26 en 27 september 1782 deed hij Elsloo aan op zijn vormingsreis, diende er het vormsel toe en zegende er een hostiepyxis 15). Eén jaar later gebruikte d’Arberg wederom de woning van zijn broer te Elsloo om er te overnachten tijdens zijn vormingsreis; op 29 september arriveerde hij er vanuit As 16). Zoals hierboven reeds gezegd, wijdde d’Arberg in 1780 te Elsloo een zij-altaar van de H. Agatha en de H. Carolus. In het doopregister is deze gebeurtenis ook vastgelegd. Hier kan men lezen, dat de altaarsteen van de altaarbasis gescheiden was en nu opnieuw gewijd moest worden. Aan de verering van de ingesloten relieken van de H. Pius en de H. Lucida was een aflaat verbonden van 100 dagen op de dag van de wijding en van 40 dagen op de verjaardag van de wijding 17). In het voorafgaande jaar had de wijbisschop in de parochiekerk van het Maas12
dorp het hoofdaltaar gewijd. Op zondag 22 augustus 1779 sloot de prelaat in dit pasgewijde Augustinusaltaar relieken in van de heilige martelaren Theodorus en Victor en stond hij een gebruikelijke aflaat toe. Na de door de pastoor opgedragen hoogmis gaf hij de zegen met het Allerheiligste ten overstaan van een grote volksmassa. De zaterdag erna – 28 augustus, de feestdag van de H. Augustinus – woonde de wijbisschop de hoogmis en een plechtige fakkelprocessie in Elsloo bij. Ook van deze altaarwijding is sprake in het doopregister van Elsloo. Hieruit blijkt dat Nicolaas Anton d’Arberg, de broer van Karel Alexander en heer van Elsloo, het altaar sub forma Romana (in Romeinse stijl, vermoedelijk in barokstijl) geschonken had en dat aan de verering van de relieken van dit altaar dezelfde aflaten verbonden waren als aan het altaar van de HH. Agatha en Carolus 18). Pastoor Henricus Daemen heeft in zijn kasboek genoteerd dat in 1778-1779 het priesterkoor van de kerk werd verhoogd om de vochtigheid tegen te gaan. Het koor werd van een nieuwe stenen vloer en trap voorzien en de zingbank werd van het koor naar beneden in de kerk verplaatst. Dit alles kostte 115 guldens en 15 stuivers. In 1780 werden er vier pedestallen (consoles) voor beelden op het koor aangeschaft en werd het Augustinusbeeld ’vernieuwd’ 19). Ook in 1782 stond d’Arberg aflaten toe aan de parochiekerk van Elsloo. Op 1 mei verleende hij een aflaat van 40 dagen aan de vereerders van de relieken van de HH. Franciscus Xaverius, Barbara en Lucia met Kerstmis, Pasen, Pinksteren en Allerheiligen en op de feestdagen van de genoemde heiligen. In het doopregister kan men lezen, dat op 28 augustus, de feestdag van de H. Augustinus, de plechtige verheffing van de relieken door d’Arberg plaatsvond en dat men voor het verkrijgen van de aflaat vijfmaal een Onzevader en Weesgegroet moest bidden ter ere en nagedachtenis van het lijden van de Heer en de genoemde heiligen 20). Uit het kasboek van pastoor Daemen weten wij, dat in 1780-1781 in Elsloo een Barbarabeeld uit Keulen aankwam, dat men in 1782 schilder- en verfwerk verrichtte tot embelissement van den choor en dat in dit jaar de drie goedgekeurde relieken van Franciscus Xaverius, Barbara en Lucia in zilver werden gevat, waarvoor men een collecte had gehouden 21).
Reliekhouders van Barbara, Lucia en Franciscus Xaverius, 1782-1783, Elsloo.
13
De zilveren reliekhouders met de door d’Arberg goedgekeurde relieken van Barbara, Lucia en Franciscus bevinden zich nog in de kerkschat van Elsloo. De eerste twee, daterend uit 1782, werden geschonken door de Jongmans en de Jonge Dogters, de derde stamt uit 1783 en is afkomstig van de Getrouwden. Een zilveren kelk van Luikse origine, daterend uit 1711, voorzien van het wapen en de naam van d’Arberg, zou na de dood van de bisschop van Ieper aan de kerk van Elsloo geschonken zijn 22). De parochie Elsloo bezit voorts nog enige waardevolle gewaden uit de achttiende eeuw, die mogelijk in verband gebracht zouden kunnen worden met d’Arberg. De hechte band tussen Carolus Alexander d’Arberg et de Vallengin en Elsloo blijkt wel het meest uit het feit dat deze heer van La Rochette zijn laatste rustplaats in het Kelk d’Arberg 1711, Elsloo. Maasdorp heeft gekregen. Het overlijdensregister van de parochie vermeldt het in fraaie Latijnse volzinnen, waarvan we hier een vertaling laten volgen: Op zijn kasteel, twee mijl van Luik, La Rochette in de volksmond, is in een mooie ouderdom overleden de zeer doorluchtige en zeer eerwaarde heer meneer Carolus Alexander van Arberg de Vallangin, achttiende en – volgens de huidige kerkelijke organisatie – laatste bisschop van Ieper, in de leeftijd van 75 jaar, in het 24ste van zijn bisschoppelijke waardigheid, in het < > van zijn priesterschap. De zeer doorluchtige prelaat schitterde in de tijd van zijn priesterschap door strictheid en vroomheid van zijn clericale leven, gedurende twintig jaren als wijbisschop van Luik door onvermoeibare inzet en waakzaamheid, gedurende 24 jaren als bisschop van Ieper door geduld en dapperheid; wegens deze en andere verdiensten in de kerk van God verdiende hij lofprijzingen van zowel paus Pius VI zaliger gedachtenis als van de roemvol heersende paus Pius VII. Had de zeer doorluchtige prelaat in zijn leven al zeer gehouden van de parochie en de onderdanen van de zeer edele heer zijn broer de plaatselijke heer te Elsloo,
14
ook in zijn dood heeft hij niet van hen gescheiden willen worden. Zijn ontzielde lichaam is met brandende fakkels over de wateren van de Maas aangevoerd, in een rouwstoet die een dergelijke man paste, naar de kerk in Elsloo gedragen, waarbij de naburige geestelijken droegen en begeleidden en de hele parochie vergezelde, en aldaar zeer eervol begraven in het graf van zijn vaderen op 13 mei, op het feest van Sint-Servatius, 1809. 23)
Begrafenis van d’Arberg 1809; overlijdensregister Elsloo.
15
Noten: 1. J.J.M. Timmers, A. Munsters, L. van Mulken, J.H. Peters, Gedenkboek, uitgegeven bij het 100-jarig bestaan van de kerk van Elsloo, Elsloo 1949 (heruitgave 1985), 36-40; J. Belonje, Genealogische en heraldische gedenkwaardigheden in en uit de kerken der provincie Limburg, PSHAL 96-97 (1960-1961) 59-60; Parochie-archief Elsloo (in situ), Registrum parochiale, pp. 1-2 (met dank aan pastoor H. Achten voor de inzage en het ter beschikking stellen van fotomateriaal van de kerkschat). 2. J.B. Rietstap, Armorial Général, Gouda 1884-1887, I p. 60; V. & H. v. Rollands Illustrations to the Armorial Général by J.B. Rietstap, London 1903, I, pl. LX; D. Schwennicke, Europäische Stammtafeln N.F. Band VII, Marburg 1979, Tafel 69. 3. Voor biografische gegevens van d’Arberg: J. De Theux, Le chapître de Saint-Lambert à Liège IV, Bruxelles 1872, 86-87; L. Jadin, Procès d’information pour la nomination des évêques et abbés des Pays-Bas, de Liège et de Franche-Comté d’après les archives de la congrégation consistoriale (1713-1794) et de la daterie (16311775), Bulletin de l’institut historique belge de Rome 11 (1931) 224-226 en 302-304; N.-N. Huyghebaert, Charles-Alexandre, comte d’Arberg et de Vallengin, in: Biographie Nationale de Belgique 41, suppl. 13, Bruxelles 1979-1980, 9-22. 4. Voor d’Arberg als wijbisschop: J. Habets, Geschiedenis van het tegenwoordig bisdom Roermond ..., I, Roermond 1875, 249-250; G. Simenon, Les consécrations d’églises au diocèse de Liège dans la seconde moitié du XVIIIe siècle, Leodium 12 (1913) 78-85; U. Berlière, Les évêques auxiliaires de Liège, Brugge/Lille/Paris 1919, 170-182. De benoeming in 1767: L. Jadin, Les actes de la congrégation consistoriale concernant les Pays-Bas, la principauté de Liège et la Franche-Comté 1593-1797, Bulletin de l’Institut historique belge de Rome 16 (1935) 527 (met dank aan abbé A. Deblon voor de verwijzing). 5. Bisschoppelijk Archief Luik (BAL) F VI, 15, 66-73. 6. DHO-registers Born, Limbricht, Sittard, Susteren, Havert, Millen (31-8-1767), DHO-register Susteren (24-81772), DHO-registers Obbicht, Urmond, Sittard (20-4-1773), DHO Susteren (28-5-1781); kopieën van de registers bevinden zich in het Rijksarchief Limburg te Maastricht en in het Gemeente-archief Sittard (GA Sittard). 7. A. Deblon, Les visites de paroisses dans le diocèse de Liège aux temps modernes, Leodium 65 (1980) 27-52. Van een aartsdiakenale visitatie te Limbricht in 1734 is er slechts één vermelding, een eeuw later (BAL, Fonds van Bommel, 346, Limbricht). 8. Voor de landdekens zie o.a. A.M.P.P. Janssen, Visitationen des Landdekanates Susteren im 17. Jahrhundert, Heinsberg 1988. 9. Zie ook J. Habets, De geschiedenis van het bisdom Roermond..., II, Roermond 1890, 611-612. 10. BAL, F VI, 15, 234. 11. BAL, D, IV, 4, 50-52 en 57-60; D IV, 5, 128-130. 12. BAL, D, IV, 5, 130-133. 13. BAL, F VI, 15, p.133. 14. BAL, F VI, 15, pp.171-173; GA Sittard, DHO-registers Sittard, vormsels 1780 (p. 123). 15. BAL, F VI, 15, p. 204. 16. BAL, F VI, 15, p. 213. 17. Gemeente-archief Maastricht (GAM), Parochie-archief (PA) Elsloo, nr. 4, sub 9 juni 1780. 18. BAL, F VI, 15, p. 163; GAM, PA Elsloo, nr. 4 doopregister. 19. GAM, PA Elsloo, nr. 34 kasboek pastoor H. Daemen p. 5, p. 7. 20. BAL, F VI, 15, pp. 189/190; GAM, PA Elsloo, nr. 4 doopregister, sub 1782 28 aug. 21. GAM, PA Elsloo, nr. 34 kasboek pastoor H. Daemen, p. 7, p. 9. 22. J.J.M. Timmers in: Gedenkboek... (zie noot 1), pp. 4/5. 23. GAM, PA Elsloo, nr. 5: registrum mortuorum et matrimonio iunctorum ecclesiae parochialis de Elsloo ab anno 1658, p. 125.
16