HETEROTOPIA
Fenomenologisch onderzoek naar ‘andere plaatsen’ naar de visie van Foucault, De Cauter en DeHaene.
Filosofie_Januari 2013 Linda Verschuren Studentnr. 0657463
HETEROTOPIA
Onderzoeksvraag: Kan aan de hand van Foucault, De Cauter en DeHaene een eenduidige verklaring voor Heterotopia worden gevonden?
Filosofie Januari 2013 Linda Verschuren Studentnr. 0657463
Inleiding In dit essay wordt onderzocht welke ruimten aangeduid mogen worden als heterotopie. Deze vraag wordt bekeken aan de hand Michel Foucault zijn interpretatie van het begrip heterotopie en de manier waarop hij heterotopieën koppelt aan de fysieke ruimte. Vervolgens zal de visie van De Cauter en DeHaene gebruikt worden om deze definitie te ondersteunen, af te zwakken of aan te vullen. Hierbij zullen verschillen in de interpretatie van heterotopieën naar boven komen. Het essay zal afgesloten worden met de visie van de auteur met betrekking tot heterotopische ruimten, gebaseerd op de eerder beschouwde visies van Foucault en De Cauter en DeHaene. Aanleiding Het begon allemaal met een misverstand, Michel Foucault gebruikte het woord heterotopie voor het eerst in het voorwoord van zijn boek Les Mots et les Choses dat gepubliceerd werd in de lente van 1966. In dit boek introduceerde Foucault zijn archeologische methode waarmee hij de kennis van ‘ruimte’ van de 17e tot de 19e eeuw opnieuw interpreteerde. Daarbij gebruikt hij het woord heterotopie om de grenzen van het denkbare te illustreren. Foucault legt echter geen directe relatie tussen dit concept en de fysieke ruimte. Daardoor dachten architecten dat hij een nieuw stedenbouwkundig concept had ontdekt. Naar aanleiding van de ontstane verwarring gaf Foucault in 1967 de lezing l’espaces autres, welke later gedeeltelijk is gepubliceerd. Hierin heeft hij geprobeerd een analytisch beeld te schetsen, door een lijst individuele heterotopieën op te stellen samen met een duidelijke analyse van deze ruimtes. Hij bereikt echter geen concretisering van het begrip, maar wel tegenstrijdigheid en een gebrek aan innerlijke samenhang. Verder suggereert hij dat het een serie met open einde is. Deze opzet toont meteen de blijvende actualiteit van de kwestie. Deze lezing heeft namelijk door de jaren heen tot behoorlijke ophef gezorgd. Voornamelijk doordat , door de tijd heen, veel verschillende interpretaties zijn ontstaan. Deze interpretaties, zijn niet alleen tegenstrijdig en tegengesteld aan elkaar, in sommige gevallen zijn ze soms compleet onvergelijkbaar.
L’espaces autres, Michel Foucault. Foucault gebruikt het woord heterotopie om de grenzen van het denkbare te illustreren, een gebied waarin onze gedachte objecten en patronen ontmoet die men niet kan ordenen en lokaliseren. Foucault stelt dat deze heterotopieën contrasteren met utopieën. Utopieën zijn ruimtes zonder een daadwerkelijke plaats, dus onwerkelijke, alleen in gedachten bestaande ruimten. Ze presenteren een geperfectioneerde vorm van de bestaande ruimte van een samenleving. Of als dezelfde ruimte maar dan met een omgekeerde, tegengestelde samenleving. Hiernaast bestaan er, waarschijnlijk in iedere cultuur, werkelijke, bestaande ruimten, die ervaren worden als ‘tegengestelde’ ruimte. Een soort uitgevoerde utopie waarin alle andere werkelijke ruimten van de betreffende cultuur zijn omgekeerd. Oftewel een fysieke ruimte samengesteld uit virtuele componenten; dus reële bestaande ruimten waarin een ander regime geldt dan erbuiten. Echter staan deze soort ruimten los van de ‘normale’ ruimte en zijn ze ook absoluut verschillend van deze ‘normale ruimte’. Dit is de reden dat Foucault deze ruimten heterotopieën noemt. Desondanks gelooft Foucault dat er tussen utopieën en heterotopieën, ook al zijn ze contrasterend, een overeenkomende ervaring is. Hij legt dit uit aan de hand van een spiegel. De spiegel is namelijk een utopie, omdat je een ruimte ziet die eigenlijk geen ruimte is. In de spiegel zie je jezelf op een plek waar je niet bent, in een onwerkelijke ruimte achter het oppervlak van de spiegel. Maar het is ook een heterotopie. De spiegel is namelijk een fysiek object, en hij oefent een soort tegenwerking uit op de plaats waar je staat. Doordat je jezelf in de spiegel ziet, zou je kunnen zeggen dat je eigenlijk afwezig ben op de plek waar je staat. Tegelijkertijd reconstrueert de spiegel jou aan de andere kant, dus achter het oppervlak van de spiegel en maakt daar ook de ruimte waarin je staat, samengesteld uit virtuele componenten. Door middel van de spiegel is de virtuele ruimte (het gespiegelde) verbonden met alle fysieke, realistische ruimte rondom. Maar tegelijkertijd is deze ruimte absoluut onwerkelijk, omdat de ruimte zich bevind in het waargenomen virtuele punt achter de spiegel. Deze heterotopie weet dus een virtuele ruimte te verenigen met een fysieke ruimte. Dit is slechts een voorbeeld van een heterotopie. Zoals al gezegd heeft Foucault geprobeerd om heterotopieën op een systematische manier te beschrijven. Hiervoor maakt hij gebruik van zes principes.
Het eerste principe. Het is aannemelijk dat iedere cultuur zijn eigen heterotopieën vormt. Hierdoor variëren de heterotopieën behoorlijk van vorm. Hoewel er geen universele vorm gevonden kan worden, kunnen heterotopieën ingedeeld worden in 2 hoofdcategorieën. Namelijk heterotopieën van crisis en van afwijking. Crisisheterotopieën zijn de bevoorrechte, heilige of verboden ruimten, die voor behouden zijn voor individuen die, in relatie tot de maatschappij en hun menselijke omgeving, in crisis verkeren: gedacht kan worden aan pubers, menstruerende en zwangere vrouwen en ouderen. Voorbeelden hiervan zijn een 19e eeuwse kostschool of de militaire dienst voor jonge mannen, als de eerste uitingen van seksuele mannelijkheid, welke ‘ergens anders’ plaats moest vinden dan thuis. Of voor vrouwen de ‘huwelijksreis’, zodat de ontmaagding ‘nergens’ (in een hotel) kon plaatsvinden. ‘Nergens’ als heterotopie zonder geografische markering. Deze heterotopieën verdwijnen in onze maatschappij en worden vervangen door de heterotopieën van afwijking. Dit zijn ruimten waarin individuen worden geplaatst als hun gedrag afwijkend is ten opzichte van een vereist gemiddelde of norm. Voorbeelden hiervan zijn rusthuizen, psychiatrische ziekenhuizen en gevangenissen. Het tweede principe. Binnen de geschiedenis van een maatschappij kan een bestaande heterotopie op verschillende wijze functioneren. Maar ook kan eenzelfde heterotopie van functie veranderen als deze in een andere cultuur optreedt. Hierbij kan gedacht worden aan een begraafplaats. In de geschiedenis zijn er belangrijke veranderingen opgetreden. Zo had begraafplaats tot eind 18e eeuw een centrale plaats in de stad en op de begraafplaats bestond een hiërarchie. Zo hadden de belangrijkste overleden burgers een mausoleum, er waren ook graven met slechts een grafsteen met inscriptie, voor de rest bleef het ‘knekelhuis’ over, waarin iedere individualiteit verloren ging. Sinds de 19e eeuw heeft ieder individu het recht op een eigen plek, maar tegelijkertijd verschuiven de begraafplaatsen naar de buitenrand van de steden, niet langer in de heilige omgeving van de kerk. Tevens is het momenteel zelfs zo dat men niet automatisch begraven wordt, men kan ook gecremeerd worden. Dit is afhankelijk van persoonlijk geloof, en van verschillen in culturen. Het derde principe. Bij een heterotopie is het mogelijk dat in één fysieke ruimte, verschillende ruimten naast elkaar bestaan, verschillende ruimten die op zichzelf niet verenigbaar zijn. Voorbeelden zijn o.a. het theater waar het rechthoekige podium een serie ruimten bij elkaar brengt die allemaal verschillend van elkaar zijn. Maar ook de bioscoop met zijn rechthoekige ruimte, met aan het einde een 2D scherm, waarop men de projectie van een 3D ruimte ziet. Het oudste voorbeeld van een heterotopie die bestaat uit tegenstrijdige ruimtes is de tuin. Zoals in de traditionele Perzische tuinen, waar in 4 delen de rechthoekige delen van de wereld vertegenwoordigd en samengebracht werden. De tuin is eigenlijk slechts een perceel van de wereld, maar toch ook de vertegenwoordiging van de totale wereld (zo ook onze dierentuinen).
Het vierde principe. Heterotopieën worden meestal in verband gebracht met periodes in tijd. Een heterotopie begint te functioneren wanneer men een absoluut punt bereikt in de traditionele tijd. Bijvoorbeeld op een begraafplaats begint een vreemde ‘heterochronie’ (een andere chronologie), waar met het verlies van leven een quasi-eeuwigheid begint, waarin het permanente lot ontbinding en verdwijning is. In onze maatschappij zijn deze heterotopieën en ‘heterochonieën’ op een complexe wijze gestructureerd in een aantal categorieën. Op de eerste plaats zijn er heterotopieën met een oneindige verzameling van tijd, zoals musea, archieven en bibliotheken. Vooral in de huidige tijd zijn deze geschikt als heterotopieën, doordat het niet een individuele keuze is, maar het idee om alles te verzamelen, een soort permanente en onbeperkte verzameling van tijd in een bewegingsloze ruimte. Hier tegenover staan de heterotopieën die gekoppeld zijn aan het tegenovergestelde, namelijk tijd in zijn meest vloeiende, voorbijgaande en twijfelachtige aspect. Deze heterotopieën zijn niet gericht op het eeuwige, maar eerder op het absoluut tijdelijke. Zoals kermissen, en vakantieresorts, die eens of twee keer per jaar gonzen van de bedrijvigheid, maar die daarbuiten verlaten zijn. Het vijfde principe. Heterotopieën vereisen altijd een systeem van openen en sluiten, een systeem dat zowel isolerend, maar ook doordringbaar is. In het algemeen is een heterotopie niet vrij toegankelijk zoals een publieke ruimte is. Maar de toegang is geforceerd, zoals bij het betreden van een kazerne of gevangenis. Of de individu moet zich onderwerpen aan rituelen of zuiveringen. Deze kunnen deels religieus en deels hygiënisch zijn zoals de Hamam van Moslims, of geheel hygiënische als Scandinavische sauna’s. Tegengesteld zijn er heterotopieën die open lijken, maar in het algemeen ongewone uitsluiting verborgen houden. Iedereen denkt een heterotopische plaats te hebben betreden, echter is dit een illusie. Men is om de daadwerkelijke heterotopische ruimte heen geleid. Zoals de beroemde slaapkamers van de grote boerderijen in Brazilië en elders in Zuid-Amerika. Langskomende reizigers krijgen wel een slaapkamer toegewezen, maar niet één die zich bevindt binnen de centrale ruimte waarin de familie leeft, of waarlangs deze ruimte te betreden is. Een ruimte die deze heterotopie benaderd zijn de beroemde Amerikaanse motelkamers, waar een man zijn maîtresse mee naar toe neemt, om deze geheime relatie verborgen te houden. Het zesde principe. Heterotopieën hebben een functie in relatie tot alle overblijvende ruimte. Hierin zijn twee extremen te onderscheiden. Zo bestaat aan de ene kant de heterotopie waarvan het de rol is om een ruimte van illusie te creëren, die elke werkelijke ruimte, waarbinnen menselijk leven zich afspeelt blootlegt, als nog denkbeeldiger doet overkomen. Hier tegenover staat de andere extreme: waarvan het de rol om een ruimte te creëren die anders is dan een werkelijke plaats. De ruimte kan perfecter, zorgvuldiger, georganiseerder construeert worden, maar bijvoorbeeld ook door elkaar geschud. Als heterotopie van compensatie. Bijvoorbeeld de eerste kolonisaties in de 17e eeuw, waar men in het andere land steden stichtten naar hun eigen steden, als perfecte andere plaatsen. Maar ook de Jezuïeten koloniën in Zuid-Amerika, waarin effectief menselijke volmaaktheid werd bereikt.
De interpretatie van De Cauter en DeHaene. Door de Cauter en DeHaene wordt in eerste instantie een samenvatting van Foucault zijn uiteenzetting gegeven. Echter komen in deze samenvatting punten in naar voren, die niet op dezelfde manier geïnterpreteerd zijn. Zo wordt gesteld dat één principe van Foucault is dat heterotopieën een ‘code’ hebben. Dat ze berusten op een soort afspraak. Hiermee wordt bedoeld dat wat bijvoorbeeld in de Sauna kan, niet op straat kan. Binnen een heterotopie gelden dus andere normen, dan in de normale ruimte van de samenleving. Foucault stelt echter (5e principe) dat heterotopieën niet vrij toegankelijke ruimten zijn en dat men om deze ruimten te betreden zich moeten onderwerpen aan rituelen en zuiveringen; zoals de zuivering van de Hamam of Sauna. Er zijn dus regels die men moet kennen om heterotopische ruimte te kunnen betreden. Daarnaast stellen ze dat heterochroniën plaatsen zijn die buiten de tijd staan en alle tijd in zich verzamelen. Dit is echter erg breed genomen, waardoor er een veel vager begrip ontstaat en waar meer ruimtes onder lijken te vallen dan Foucault zijn bedoeling is (4e principe). Als laatste opmerking over de samenvatting van De Cauter en DeHaene is te melden dat ze het 6e principe van Foucault weglaten. De reden hiervoor is onbekend. De conclusie wordt door De Cauter en DeHaene afgesloten met de constatering dat door alle voorbeelden een idee is verkregen van de uitgestrektheid van heterotopieën. Maar tegelijkertijd is het gevoel opgeroepen dat een concrete definitie nog ontbreekt en de huidige definitie misschien te veel omvattend is. Dit heeft ertoe geleid dat er verder is gezocht naar aanknopingspunten voor een concretere definitie. Aanknopingspunten voor concretere definitie. Een belangrijk uitgangspunt hebben De Cauter en DeHaene gevonden in de driedeling van de Griekse polis volgens de filosofie van Hippodamus. Waar onze ruimten in twee categorieën worden verdelen, namelijk in private en openbare ruimtes, verdeelden de Grieken ze in de categorieën: 1. Private grond. 2. Gemeenschappelijke, openbare grond. 3. Heilige gronden. Het lijkt voor hen erg duidelijk dat heterotopieën de derde ruimte vullen. Echter zou hier op verschillende manieren invulling aan gegeven kunnen worden: - De derde ruimte is de heilige ruimte, wat verwijst naar ‘holy-day’ ruimte. - De derde ruimte is de culturele ruimte. - De derde ruimte is noch privaat (economisch), noch openbaar (politiek). - De derde ruimte is de ruimte van mediatie.
Heterotopieën als ‘holy-day’ ruimte. De definitie van Foucault zegt: We gaan ervanuit dat we in een continue ruimte leven, maar eigenlijk is dat niet zo. Er zijn andere ruimtes, heterotopieën, die een afwijking zijn van die continue ruimte. Echter zijn heterotopieën eerder tijd-ruimte entiteiten. Dit betekend dat ze niet alleen aan hun ruimte zijn te identificeren, maar ook aan hun tijd. Ze worden dan opgevat als discontinuïteit qua tijd, zoals vrije tijd, pauze en vakantie. Het Engelse woord ‘holiday’ refereert nog duidelijk naar een ‘heilige’ oorsprong. In veel van Foucault zijn voorbeelden is deze discontinuïteit qua tijd terug te vinden. Zo geldt voor een begraafplaats dat het geen vakantiebestemming is, maar het is wel een heilige ruimte, die vaak bezocht wordt op ‘heilige’ dagen. Met deze redenatie wordt echter wel gesteld dat een aantal voorbeelden van Foucault geen heterotopieën zouden zijn. Zoals het gekkenhuis, de kliniek, het parlement, en de gevangenis. Heterotopieën vullen de culturele ruimte. Vandaag de dag is men zich niet meer zo bewust van het ‘heilige’. De derde ruimte komt nu dan ook meer in de buurt van de beschrijving van ‘culturele ruimte’: de ruimte van religie, kunst, sport en ontspanning. Heterotopieën zijn nog economisch, noch politiek. Hippodamus zijn verdeling koppelde de private grond, aan het huis, maar ook aan de economie. Daarnaast wordt de openbare grond gekoppeld aan de plaats waar openlijk gesproken wordt, de agora. Er werd daar vooral over de politiek gesproken, dus zo ontstond de koppeling hiermee. De derde ruimte wordt dan de ruimte die noch economisch, noch politiek is. Maar de derde ruimte vertegenwoordigde ook het ‘heilige’. Oftewel in de Oudheid tijdens heilige feesten werden mensen en eigendommen beschermd tegen in beslag name, en er werd geen recht gesproken. Tegenwoordig vindt politieke en economische schorsing plaats tijdens vakantie. Hiermee wordt de heterotopie als ‘holy-day’ ruimte opnieuw gevonden. Echter als dit zo is, betekend dit ook dat een heterotopie een schuilplaats kan zijn, als een schuilplaats voor de politiek en economie. Zoals het vluchtelingenkamp, een schuilplaats tegen de uitzonderingstoestand (oorlog), voor mensen die hun burgerschap en rechten zijn verloren. Oftewel een discontinuïteit van ‘normaal-zijn’. Heterotopieën als ruimte van mediatie (bemiddeling). Deze afleiding lijkt op de manier waarop Foucault het theater uitlegt: Wanneer de voorstelling begint, wordt het virtuele werkelijkheid (en het werkelijke verdwijnt). Wanneer de voorstelling is afgelopen, gebeurd het tegenovergestelde en keren we terug naar de zogenoemde werkelijkheid. Er zijn dus ‘andere-ruimtes’, heterotopieën, waar verschillende tijd-ruimten samenkomen en veranderen. Oftewel tijd-ruimten entiteiten die met elkaar bemiddelen. Zo het Grieks theater, met name tragedies, waar bijzondere interferentie plaats vindt tussen openbaar en privé. Zo fungeren vaak vrouwen als hoofdpersonen, terwijl ze in het dagelijks leven verondersteld worden als ‘onzichtbaar’ te zijn. Ze tonen het conflict tussen het openbare en het private.
Er zijn meer interferenties. Zo bemiddelt de begraafplaats tussen de levenden en de doden. De tempel tussen de goden en de stervelingen. Het Romeinse badhuis, of de kuuroorden tussen de innerlijke natuur en cultuur van mensen. Maar ook het stadion, de paardenrenbaan en atletiekbaan, dus alle plaatsen voor sport en spel, zijn ruimtes van interferentie. Namelijk de interferentie tussen natuur en cultuur, waarin het lichaam staat voor de natuur, maar het getrainde lichaam voor een ‘gemaakte’ natuur. Overige theorieën De Cauter en DeHaene. Hoewel deze vier afleidingen overeenkomsten hebben, en uit elkaar lijken te volgen en dus beschrijven of bepaalden ruimte wel of geen heterotopie zijn, zijn De Cauter en DeHaene er nog niet over uit of ze hiermee de definitie van heterotopieën gevonden hebben. Ze formuleren namelijk ook nog een aantal andere theorieën. Heterotopieën als ruimte van ‘spelen’. Deze theorie is gebaseerd op Huizinga zijn idee van Homo ludens. Oftewel het mensbeeld waarin de mens eerst en vooral een spelend wezen is. Hiermee ontstaat een driedeling waarbij in de private ruimte actie ondernomen wordt, in de openbare ruimte is plaats voor werk en arbeid en de derde ruimte zou dan plaats zijn voor ‘spelen’. Er is een duidelijke analogie te zien met het concept van heterotopie. Met name in de ruimtelijke definitie van ‘spelen’. De activiteit ‘spelen’ creëert namelijk niet alleen een andere ruimte, maar vereist ook een eigen ruimte en tijd (dus niet alledaags). Daarnaast vereist het meedoen met een spel, het betreden van de spelruimte, dat de spelregels bekend zijn. Het valt te verwachten dat hier hetzelfde uit komt als gesteld wordt bij heterotopieën als ruimte van bemiddeling. Echter lijkt het begrip zoals gesteld bij heterotopieën als ruimte van bemiddeling breder te zijn en vallen er meer ruimtes onder. Zo is bijvoorbeeld een begraafplaats niet te zien als ruimte van een ‘spel’. De economische basis van heterotopieën. Bij de tweedeling in openbaar en privaat is het vrij duidelijk dat de economische basis hiervan is het wel of niet in eigen eigendom hebben van de ruimte. Als het geen eigendom van een individu is, maar van een groep mensen, dan is het openbare ruimte. Echter bestaat er een breed spectrum tussen de twee extremen (openbaar – privaat). In te delen in lokale publieke ruimtes en ‘clubruimtes’. Lokale publieke ruimtes zijn ruimtes die niet geheel publiekelijk zijn, vanwege ongelijke ruimtelijke verdeling van gebruiksrechten. Bijvoorbeeld een lokale speeltuin, of parkeerplaats. Degene in directe buurt zullen er eerder aanspraak op maken. Clubruimtes daarentegen zijn ruimtes waarvan het gebruik gedeeld wordt met een groep mensen. Deze ruimte kan
publiek eigendom zijn, formeel eigendom van de club, maar ook eigendom van één lid van de club. De private of openbare status van deze ruimten is dus vaak zwak of slechts gedeeltelijk bepaald. Daardoor moeten speciale regels toegepast worden. En dan kan deze ruimte dus eigenlijk beschreven worden als ruimte van ‘spelen’, aangezien men deze regels moet kennen. Hieruit volgt de conclusie die ook De Cauter en DeHaene trekken is dat heterotopieën niet te beschrijven zijn via de economische status. Conclusie De Cauter en DeHaene concluderen dat Foucault zijn definitie en analytische beschouwing niet voldoende uitsluitsel geeft. Een logische conclusie. Ook de pogingen die De Cauter en DeHaene doen, leveren geen concrete definitie op die het gehele begrip dekt. Echter kan wel gesteld worden dat De Cauter en DeHaene een andere interpretatie hebben dan Foucault. In een poging om de definitie verder dekkend te laten zijn, wordt naar het inzicht van de auteur extra aanvulling gegeven op bovenstaande definitie. Aanvulling op Foucault en De Cauter en DeHaene Een interessante opmerking is dat heterotopieën reacties kunnen zijn op een crisis. Zoals men bijvoorbeeld na het instorten van de tribune op de agora, de theateroptredens verplaatst naar het Theater van Dionysos, op de zuidelijke helling van de Acropolis. Deze ruimte die voorheen een ‘normale ruimte’ is, neemt met de komst van de theateroptredens ineens een speciale functie aan. Maar ook het besluit van Plato, na het proces en de dood van Socrates, dat een gymnasium buiten de stad veiliger zou zijn voor een filosoof dan de agora, waarmee de akademia haar intrede doet. Onder deze stelling passen een groot aantal voorbeelden van Foucault en van De Cauter en DeHaene. Echter geldt dit niet voor elke heterotopie, zoals een sauna of begraafplaats. Als aanvulling op de definitie van Foucault, De Cauter en DeHaene kan ook gesteld worden dat virtuele ruimten heterotopieën zijn. Door het ontstaan van nieuwe technologieën en media begeeft men zich in een digitale en virtuele wereld. Op een soort gelijke manier als de spiegel, creëert bijvoorbeeld een webcam of camera (realitysoap) een zichtbare ruimte. Deze ruimte komt naar voren in de bestaande ruimte, maar is fysiek op een andere plaats aanwezig is.
Het voorbeeld van de webcam werkt als volgt: de webcam neemt iemand zijn woon- of slaapkamer waar en brengt beelden over naar het internet. De camera produceert 2 standpunten. Aan de ene kant, het beeld van de kijker die de kamer binnendringt via het internet en niet gezien kan worden. Aan de andere kant het object van de kijker, de kamer, of de persoon in de kamer. De persoon in de kamer is tegelijk op het scherm, of als deze niet in de kamer is, afwezig op het scherm. Het is dus de vraag of de eigen identiteit en ruimte verschillend geportretteerd worden door het scherm als magische spiegel. Een ding is echter zeker, de privé ruimte van de persoon is ergens anders. Daarnaast heb je ook volledige virtuele ruimten die met behulp van de computer gecreëerd worden, zoals een voetbalspel. Deze volledig virtuele ruimte wordt gecreëerd aan de hand van een bestaande ruimte, een voetbalveld of stadion. De ruimte van het spel is dus niet fysiek aanwezig en bevindt zich ook niet fysiek op een andere plaats. Er kan een fysiek overeenkomende ruimte bestaan, dit hoeft echter niet zoals bij een science fiction actiespel. Oftewel heterotopieën zijn dus persoons- en tijdsafhankelijk en de definitie zal in de loop van de tijd moeten worden aangepast. Zo verandert niet alleen de wereld door de tijd heen, maar ook ontstaan nieuwe dingen die nog, bijvoorbeeld als heterotopie, geïnterpreteerd kunnen worden. Maar heterotopieën zijn ook persoonsgebonden. Het is mogelijk om tot een unieke en eenduidige interpretatie te komen, voor zover iemand voor zichzelf een goede en eenduidige interpretatie kan ontwikkelen. Voor iemand anders hoeft deze interpretatie dan echter niet geldig te zijn. Bijvoorbeeld als je gekleurd bent, en tussen gekleurde mensen leeft, dan zijn blanken mensen uitzonderingen en is een ruimte met voornamelijk blanken mensen een heterotopie. En visa versa. Bij dit voorbeeld wordt uitgegaan van een groot verschil tussen mensen bijvoorbeeld een cultuurverschil, maar hetzelfde geldt voor een klein verschil, mits dit als verschil wordt gezien.
Bronvermelding [1] Foucault, M. (translated by De Cauter, L. & Dehaene, M.) (1967). Of other space. In De Cauter, L. & Dehaene, M., Heterotopia and the City. Public space in a postcivil society (pp. 3-9). New York: Routledge. [2] De Cauter, L. & Dehaene, M. (2008). The space of play. Towards a general theory of heterotopia. In De Cauter, L. & Dehaene, M., Heterotopia and the City; Public space in a postcivil society (pp. 87-102). New York: Routledge. [3] Knaller-Vlay, B. & Ritter, R. (1998). Editoral Heterotopia. In Knaller-Vlay, B. & Ritter, R., Other Spaces. the Affair of the Heterotopia (pp. 14-19). Wien: Prachner.