Sa
HET WEEKBLADc^EMA^ Hoofdredacteur; P. v. d Lelie, Lelden Redactie en Adm.: Noordelnde 8, Leiden • Gironummer 41880
2 1$te Jaargang No. 23 -28 JUNI 1941
11 ct.
é »
•• &
v
«i
GUSTI H ÜBER en WOLF ALBACHRETTY in „De bruigom uit Brazilië" (fo(o fob/s)
C. HXnSMAN-,
4 .
i '■■
.
■ - ,.—'
:
'
_
mmjmm
.
'
IKOIK DOOR KORTE INHOUD VAN HET VOORAFGAANDE. In den Ratskeller te Bremen maakt Casca Födetzeg, die violist In een strijkje Is en eigenlijk Julius Löpelmann heet, kennis met Ada Rasmus en haar vriend Von Cremona. Ada is weduwe en de nicht van een rijken reeder. Voorts is zij verliefd op Thomas Holk, een jongen scheepsbouwer, hetgeen haar echter niet belet een half afspraakje met den violist te maken. Den volgenden dag wordt het door Holk gebouwde schip ..Berthold Rasmus" door Ada te water gelaten. Gedurende het feest, dat ter gelegenheid biervan des avonds door consul Rasmus wordt gegeven, verwacht iedereen, dat Thomas Holk zijn verloving met Ada zal aankondigen, waarvan evenwel niets komt. Een der volgende dagen neemt Holk haar mee op een autotocht naar Niendorf, zijn geboorteplaats, waar zij mevrouw Löpelmann bezoeken, die vroedvrouw is en geassisteerd heeft bij Thomas' geboorte. Op den terugweg vraagt Ada hem ten huwelijk, hetgeen Holk dermate pijnlijk treft, dat hij besluit haar voorloopig niet te ontmoeten. Hij neemt vier weken vacantie en vertrekt naar Bad Hallbad. Hij maakt kennis met Sanitätsrat Zurlinden, wien hij op een avond, als hij te veel gedronken heeft, over Ada vertelt. De beide beeren nemen hun intrek in het Kurhaus en gebruiken den maaltijd in de groote eetzaal. Des avonds bezoeken zij een variéti-voorstelling. waarbij Holk onder het publiek een jong meisje ontdekt, dat hem bijzonder aantrekt. De volgende dagen zoekt hij de geheele badplaats en de omgeving naar bet meisje af. om haar dan plotseling te ontmoeten in het brongebouw, waar zij de bezoekers voorziet van het geneeskrachtige water. Holk slaagt er in met Krlsta, zoo heet het meisje, kennis te maken en zij brengen den tijd af en toe in eikaars gezelschap door, hetgeen bij de andere kurgasten aanleiding is tot heel wat praatjes. Holk trekt zich daar evenwel niets van aan. Op een keer gaat Kriata naar Bergauen, waar haar vader woont, die boer is en in financleele moeilijkheden is geraakt. De paardenhandelaar. die hem in zijn macht beeft, biedt aan hem met rust te laten als Krista met hem wil trouwen. Krista geeft hem de rente, die haar vader schuldig is en wijst hem daarop de deur. Als zij naar Hallbad terug gaat. vraagt zij zich af. hoe zij haar vader van den ondergang zal kunnen redden. Thomas Holk. die van haar moeilijkheden weet. treft een regeling, waarbij de schuld van Krista's vader aan den paardenhandelaar wordt- betaald. Kort daarna, op de kermis te Bergauen, verlooft hij zich met Krista. Telegrafisch verzoekt hij dan zijn tante, mevrouw von Estorff, over te komen. Als hij er zeker van is. dat Krista in haar smaak valt. vraagt hij haar. het meisje onder haar bescherming te nemen. Tante aanvaardt deze opdracht gaarne en gaat eerst met Krista naar Berlijn om daar nieuwe en modieuze kleeren voor haar aan te schaffen en haar vervolgens mee te nemen naar Bremen. Daar moet zij langzamerhand wennen aan het milieu, waarin zij met Thomas zal leven. In Bremen maakt zij kennis met Ada Rasmus, die fel jaloersch is op Krista. omdat zij. Ada. van Holk houdt. Ada maakt op een dag gebruik van de afwezigheid van mevrouw von Estorff door Krista bij 'zich te inviteeren en haar dan. met hulp van haar vriend Cremona, te ..moderniseeren". Zij knippen Krista's haar af. maken baar op en nemen haar mee uit naar een dansgelegenheid, waar Krista meer drinkt dan goed voor haar is. Cremona brengt het meisje thuis en als de dienstbode er getuige van is. hoe hij zich vrijheden tegenover haar permitteert, groeit Krista's avontuur min of meer uit tot een schandaaltje. Den volgenden avond, als Krista terugkeert van een schouwburgbezoek met tante von Estorff, komt tot haar schrik haar broer Bastl heimelijk haar kamer binnen. Hij heeft den paardenhandelaar vermoord en moet zich nu schuil houden voor de politie. Krista geeft hem geld en wat eten. doch inmiddels heeft men haar in haar kamer hooren praten met een man. hetgeen mevrouw von Estorff het vertrouwen in Krista doet verliezen. Bovendien vindt men in haar kamer de jas van een man en daar Krista tot in het diepst van haar ziel beleedigd is. en zij bovendien haar broer niet kan verraden, geeft zij geen enkele opheldering. Thomas, die op reis is. wordt op de hoogte gebracht van het gebeurde en keert per vlieg'tuig naar Bremen terug. Krista heeft al haar hoop op hem gevestigd, doch ook hij gelooft haar niet. Daarop pakt Krista haar bezittingen in en verlaat het huis en de stad.
Aéh, het was een lange reis. Ze keek uit het raampje en genoot van de beekjes, waarin het zonlicht schitterde; van de linden vóór de huizen, die een koele schaduw wierpen; van het rijpende rogge op het veld, van de blauwe luchten.... Ja, dacht zij, wat was het, toen zü van Hallbad naar Bremen was gereisd, een verschrikkelijk weer geweest — alsof de hemel van de streek, waar zij geboren was, had gehuild en getierd. Vandaag was het echter stil, en licht en mooi weer, alsof de hemel zich verheugde over haar terugkomst. Zeker, de hemel van haar geboortegrond was nog ver weg, maar hy zou wel gauw komen, dacht zij, en ze omsloot met haar handen en armen het kleine koffertje op haar schoot wat vaster. Ze liet haar hoofd een weinig achterover vallen; voor haar oogen dansten als kleurige ballen witte, zwarte, roode en groene punten door elkaar; ze voelde een brandende loomheid in haar gansche lichaam; haar ledematen en haar hoofd deden pyn, maar weldra werd zij wat kalmer en rustiger, en ze sliep over landschappen, stations, smarten, lawaai, uren en droomen heen tot in den schemerigen avond, die zich zachtjes over de bergen van haar geboortegrond uitspreidde. Hemel de boer van het Lerchhof — ja, inderdaad, het was hem Hoe het dan in Bergauen gegaan was, den laatsten tjjd, vroeg Krista, den vierkanten, wat ruwen man, die zoo juist in haar afdceling gestapt was en als een goedige maan lachte. Ook hy
H.
HEINING
meende luid, dat het leuk was, of beter gezegd, verdraaid leuk, want juist des voormiddags was voor de rechtbank die ernstige zaak met Bastl opgehelderd, en wel door den knecht Hannes en het meisje Anna. De boer lachte wat verlegen en wist misschien niet goed, hoe hy het delicate geval aan de jeugdige Krista te verstaan zou geven. Hy vertelde daarom in kleuren en geuren, dat die Hannes en die Anna tot op zekere hoogte op den hooizolder alles gezien hadden, begrijp je. Ja, ze badden alles gezien en gehoord, alles wat er gebeurd was; hoe dus de paardenhandelaar eerst begonnen was met gemeen te schelden, en hoe hy toen eerst met de zweeo en daarna met een bijl Bastl te lijf had willen gaan. Bastl had zich natuurlijk verdedigd; hij had den ander op het allerlaatste oogenblik beetgepakt en op die manier was dus, toen Bastl losgelaten had, de paardenhandelaar in elkaar gezakt — dood! De boer lachte als een goedige maan. Hy had alles in kleuren en geuren verteld. Toen hy klaar was, waren zy er — was Krista in haar geboortedorpje. Van het station ging zy regelrecht naar Barb. De zachte avondwind liefkoosde de bloemen in de perken van het Kurpark en door de loofdaken der boomen, aan welker barsten in de schors men bijna de eeuwen van hun leven registreeren kon, braken de stralen van de ondergaande zon heen en vormden op het weeke kleed van gras ovale plekken. Krista was thuis. De hemel van haar geboortegrond begroette haar met verdienden glans.... HOOFDSTUK XXV. Mevrouw von Estorff had, om een passende gelegenheid te hebben het onderwerp te kunnen aansnyden, haar neef verteld van de ontmoeting met de- symbolische schapen, en Thomas, die reeds vier dagen geleden een brief aan juffrouw Barbara Steinigweg, Hallbad had geschreven, bekende zonder omwegen aan zyn tante, dat hij intusschen ernstigen twyfel was gaan koesteren aan de verdenking, die hy tegen Krista had gehad en dat hy bovendien de redenen van zyn twyfel by nadere beschouwing zelf verduiveld oppervlakkig was gaan vinden. „Wat weten wy eigenlijk, tante?" zoo vroeg hy. „Van Krista — heelemaal niets, en overigens weten wy alleen, wat wy er zelf uit hebben gedistilleerd — namelijk uit hetgeen wy eigenlijk niet weten. Dat is de logische conclusie uit onze schaapskopachtige illogica " Mevrouw von Estorff stond op, boog zich over hem heen en gaf hem, alsof zy er op dit oogenbhk door een innerlijke noodzakelijkheid .toe gedrongen werd, een kus op zyn voorhoofd: „Jongen, je bent op den goeden weg," zei ze er by. Hij keek haar ernstig aan en wilde iets antwoorden, maar zyn tante legde haar rechterhand plat op zijn mond, en met haar linkerhand, precies zooals de clown Foggs indertijd, onderstreepte zy ieder woord dat zy zei met een soort maatslag ten einde de uitwerking er van te vergrooten: „Thomas, ik ben de schuldige. Ik heb je op het verkeerde spoor gebracht, jongen! Ik heb het echter goed bedoeld." „We zullen elkaar thans niet wederkeerig gaan ^beschuldigen, tante — als alles zoo is als wij hopen ach " Hy liep het schemerige terras op. Hy voelde zich eenzaam en schuldbewust. Het was hem, alsof zyn leven geen beteekenis meer voor hem had; alsof alle hoop, al zyn idealen, al zyn trots en alles wat er onzegbaar in hem geleefd had, uit hem verdwenen was. Zyn vertrouwen in Krista was door een blinden, ialoerschen gewetenloozen twyfel verlamd. Hy schaamde zich als een kleine jongen wanneer hy er aan dacht.... Hy had nu werkelijk den brief niet meer noodig gehad, dien Lotte hem kwam brengen, om geheel en al overtuigd te zyn van zyn lichtzinnigheid. De linksche hand van Barbara Steinigweg had alles zeer nauwkeurig omschreven, en er ontbrak geen komma aan! Er werd in verhaald van Bastl, die in zyn angst naar Krista was gevlucht, en er werd in verteld van alles wat zoo treurig en zoo noodlottig was geweest. Nu was Bastl weer thuis, schreef Barbara, want de knecht Hannes en het meisje Anna hadden er een eed op kunnen doen, zoodat dus....
Thomas frommelde den brief in rechtmatige woede tot een prop ineen. Hy voelde dat hy iets moest doen, direct Zyn tante kwam naar hem toe, en met de opgewekte zachtmoedigheid van de beschermheilige, die in ieder geval helpt, heelt en behoedt, zei ze: „We moeten naar Canossa, Thomas, morgen reeds!" „Naar Canossa, jongen," zei ze nog eens, en ze had den hoorn van de telefoon reeds in de hand genomen: „Daar helpt niets aan, myn waarde — ach, twee biljetten tweede klasse voor den D-trein morgenochtend naar Canossa Wat zegt u? O, neem me niet kwalijk ik bedoel natuurlijk naar Hallbad " Allebei waren zy het er over eens, dat zy een ernstige fout hadden goed te maken. Allebei wisten ze, dat hun handelen een verschrikkelijk mishandelen was geweest. Ze wisten alles, en klaagden zichzelf aan, maar zy wilden alles, alles goed maken, beter maken om den krans van geluk als een kroon op het blonde hoofd van het meisje te kunnen zetten. „Ik kom u morgen bijtijds afhalen, tante." En tante lachte vroolyk tegen hem: „Ik stryk deze panne wel weer recht, vertrouw daar maar op, jongen!" Holk reed naar huis. Mevrouw von Estorff had hem opgemonterd. Hij ging aan zyn bureau zitten en las in de „Gedachten" van Pascal, die met de geweldige stuiptrekkingen van zyn denken Holk in een vrye en sterke stemming bracht. De ernstige heer uit den Renaissancetyd in zyn zwarte met bont afgezette zijden jas, Bassano's beeltenis boven het bureau, glimlachte weer in zyn blonden baard. Holk stond op. Hy keek met het plezier van den bezitter naar de paarlmoerkleurige Majolicaborden en Turksch-turkooisgroene Fayenceschoteis, die misschien driehonderd jaar geleden een zekere mijnheer Holk cadeau had gegeven aan zyn verloofde. Hy nam een bord van den wand, een oud, prachtig stuk met een gouden fond, eerwaardig en waardig genoeg om Krista's tafel te sieren.... Hy zei zyn huishoudster te zorgen dat zyn koffer morgenochtend gereed was en praatte met haar — ze was lid geweest van een vereeniging van vrouwelijke imkers — over de meesterlijke en prachtige orde in het leven der bijen HOOFDSTUK XXVI. Het stemde Holk bijna onaangenaam toen hij aan het station van Hallbad dir,ect den kurdirecteur ontmoette, die zyn cavalaristische beeneri met stramme schreden over den weg stuurde. De directeur leek wat bedremmeld — zoo kwam het Holk althans voor. Hij glimlachte, gaf den gast hartelijk de hand, zei iets grap»igs tegen mevrouw von Estorff en liep opgewekt verder. Toch ileef Thomas gelooven, dat hy wat bedremmeld was geweest. Alles was hier tamelijk bedremmeld, gedempt, misschien zelfs wel afwijzend, of hoe men het noemen wilde, omdat er niemand een luiden groet riep, niemand een woord van welkom scheen te kunnen vinden. Holk was erg zenuwachtig en beeldde zich werkelijk in, wat van zijn standpunt als een gebrek beschouwd kon worden, dat men om hèm bedremmeld, afwijzend en beklemd was. Maar niemand, geen mensch in heel Hallbad, dacht er natuurlijk aan, om dezen jaloerschen gestranden scheepsbouwer bedremmeld, teruggetrokken of afwijzend te zyn, geen mensch — maar Holk, die klaarblijkelijk in zyn hart verwacht had dat er een soort eerehaag opgesteld zou staan om hem te verwelkomen, ging met dezen waan toch naar bed! Ook den volgenden ochtend merkte tante wel, dat Holk nog heelemaal niet op zyn gemak was, zoodat zy hem, byna ontdaan, moest verzoeken haar toch „vóór te laten gaan". De wetten der vreugde van het waarnemen waren vanzelfsprekend hier nog geen zier anders geworden, en toen mevrouw von Estorff de hal betrad, dank zy cosmetische kunststukken en feilloos gekozen kleeren, onopvallend in den glans van een vroege veertiger, vielen de blikken van de lui of vermoeid in het rond zittende gasten bij häär samen: Deze dame had zoo juist in het kantoor naar Krista, het bronnenmeisje, gevraagd! Ze had vandaag ochtenddienst, jawel, zei de rood-gejaste jongeman, nadat hy het op de lyst nagekeken had. Na het ontbijt, dat zy samen met den zenuwachtig-twyfelenden, onrustig-berouwvollen, kinderlyk-bangen, kortom: genoeg gestraften Thomas had genuttigd, ging tante, die hen» met een goedmoedigen humor trachtte gerust te stellen, naar het park, terwyl haar neef haar goeden raad opvolgde en een wandeling in de omgeving ging maken. Mevrouw von Estorff volgde, op haar gemak wandelend, de paden en keek peinzend toe hoe een tuinman met zorgzame handen bezig was zyn bloemen te vertroetelen. Af en toe tuitte zy haar lippen, alsof zy een liedje wilde gaan fluiten. Een luid gerinkel wekte haar uit haar gepeins. Een rytmg hield stil voor het Kurhaus. De paarden, hoog op de beenen staande vossen, hadden zich warm geloopen, en hun staarten veegden over hun lichaam. „Ik dank u wel," zei Krista. „Het was heel aardig van u, dat u mij meegenomen hebt." Ze gaf den dieren met de hand een liefkoozend klapje op het nerveus trekkende vel en liep op de Bronnenhal toe. Het rytuig reed verder. Het was, den hemel zy dank, slechts een als melkkar dienst doende koets, stelde tante vast; met
I
het elegante rytuig van een nieuwen Belongrijke mededeling verloofde .... Ze liep langzaam, heel Wij herinneren er onze abonné's langzaam op het aan, dat wl] de gratis ongevallenbrongebouw toe... verzekering, die aan ons blad „Hè, nu begint het verbonden was, met Ingang van weer....!" Krista 1 Juni moesten laten vervallen. en Barbara keken Onze abonné's zijn dus van dien naar de goed — of indien men wil: datum af niet meer verzekerd. niét goed — bekenDe Directie. de dame, die onschuldig knikte en zich een eindje over de balustrade boog: „Zoo, nu wordt de kuur einOIDIFLOMIHD VIOOLBOUWM delijk eens afgemaakt...." PAPESTRAAT 2S DEN HAAG Krista maakte een Telefoon 116 887 paar onbeteekenende, verwarde handbewegingen, keek naar links en naar rechts, naar boven en naar beneden, maar rechtuit keek zij niet! „Het was overiSpecialiteit In toonverbetering gens heelemaal niet zoo dom van je, Voor viool .... f 7.50 Krista, om weg te Voor cello .... f 15.gaan. Ik had het precies zoo gedaan, Attesten ter Inzage van beroemde precies zóó." solisten, o.a. van Jan Kubelik „Mevrouw von Estorff, wy hebADVIES GRATIS ben elkander niets meer te zeggen....» Mevrouw von Estorff lachte onbedaarlijk en wendde zich vriendelijk tot Barbara, om naar Bastl te informeeren. Krista kwam jaloersch naderbij: „Uw bronwater, tante mevrouw von Estorff " Krista kreeg een kleur, schaamde zich en keek een anderen kant op „Krista, vanmidag eten wy samen op myn kamer. Ik heb je iets te zeggen." „Ik eet allèèn " antwoordde het koppige juffertje.
FRITZ REUTER
Krista at inderdaad alleen, maar ze moest het verzoek van de gast wel inwilligen, zooals ook Barbara had gezegd, en toen zy daarom, eenige uren later, door een nauw straatje achter het Kurhaus liep, stond daar opeens hè, hoe kan dat nu ? Holk voor haar — Thomas. Krista beantwoordde zyn blik spottend en met een onmiddellijk afwerend woord: „Een doorgestoken kaart. Gaat u alstublieft heen...." ., ,_, j „Onzin, Krista! Tante weet er niets van, dat ik hier op je gewacht heb." , , Holk hield haar vast, toen zy snel wilde wegloopen, en sprak haar dringend toe: „Ik heb toen, omdat alles zoo by elkaar kwam, mijn hoofd verloren, uit domheid, uit trots of omdat ik me beleedigd voelde voor den duivel, begryp je mij dan niet?" „Daarom was het niet — neen — dat moet je toch begrijpen..... je vertrouwde my niet!" Krista rukte zich energiek los. Holk hield haar met vasten greep tegen. „Laat me los!" Hy hield haar nog steviger vast en trok haar naar zich toe. Krista stelde zich bevend tegen hem te weer, kreeg met een ruk haar rechterhand vrij en gaf hem een krachtige, klinkende oorvyg. Holk week achteruit. Hy staarde haar aan.. Krista keek hem aan alsof zy van zichzelf geschrokken was kleintjes, angstig, onrustig, smeekend Met deze oorvijg had Krista een noodlottig onrecht uit de wereld geholpen — met één slag. Holk maakte zich los uit zyn verbazing; er verscheen een schittering in zyn oogen en hy greep het meisje, dat aarzelde tusschen huilen en lachen, weer beet , . , ,. Met deze noodlottige oorvijg had Krista weer orde in de wereld geschapen — met één slag. Van af het balcon riep tante: „Bravo, kinderen!" en «y begeleidde haar loftuiting met een helderen lach. Een leeuwerik floot onzichtbaar zyn coloraturen Van geluk, en de beide gelukkige menschen liepen zwijgend en byna plechtig op het hotel toe EINDE.
.
Ook Horst Birr.
Overste Mitho« Eckhard, piloot Paulsen, piloot Guggemos, waarnemer Zeisier Haslnger Crete Kubath, een volksdultsche uit Polen Lina Zeisier
Hellweg Majoor Hagen De onderwijzer Lewald Kapitein-Adjudant Körner Richards, waarnemer Hans Kubath, broer van Grete
de
komische
scènes
ontbreken
in
deze film niet.
Chrisflan Kayssler Hermann Braun Heinz Welzel Hannes Keppler Adolf Fischer Horst Birr Marietheres Angerpointner Carsta Löck
Helmut vom
Hofe
Peter Voss Ernst Stimmel D. K, Kinne Hans Bergmann Horst Rossius
Op deze pagina brengen wij een aantal foto's uit de spannende film ,,Luchteskader Lützow", die met veel succes in ons land wordt vertoond. - In deze Tobis-film, die door Hans Bertram werd geregisseerd en waarover wij reeds eerder in ons blad schreven, is de rolverdeeling zooals hiervoor aangegeven.
.NN BRÄUN in Xuchteskader Lützow" ■.■:::i;
i
^.■■i'.
v-^ :.V^.::"v.''W::.J'
V .:'vi-;-'
-'Z- ;':'- ■ ' -"''-^ ■r<:;;f:is.::^£
Een rubberbootje wordt uitgezet.
; :fe ^ :.:' '^
DE VLIJTIGE ZWALUW.
w
EEN BOEK OVER EEN CIRCUS-,.KONING".
anneer vogels Jongen te voeren hebben, is het
„Das III. Blatt". Zwaluwen „werken" dan zelfs wel zestien uur per. dag! leder uur voeren zij hun jongen twintig ' maal, en, zooals de statistieken hebben vastgesteld, bestaat iedere „maaltijd" der jongen utt ongeveer twintig muggen. Dat beteekent dus, dat één zwaluwen-familie per dag ongeveer zevenduizend muggen — en vliegen — opeetll Per maand zijn dat circa tweehonderdtienduizend muggen en gedurende de drie zomermaanden zeshonderdduizend stuksl Indien men nu aanneemt, dat in één dorp ongeveer honderd zwaluwenfamilies hun intrek hebben genomen, dan wil dat zeggen, dat deze tezamen een „levensmlddelenverbrurk" hebben van rond zes millioen muggen en vliegenl
DE OUDE ROMEINEN KENDEN DE LIFT REEDS. Liften waren den Antieken niet onbekend. Ze werden in 1687 door Weigel opnieuw uitgevonden. In 1913 vond men in het paleis van Tiberius te Rome de sporen van liften, die met waterkracht gedreven werden. In 1909 ontdekte men in het amphitheater te Trier de overblijfselen van houten liften, waarmede de gladiatoren en de wilde dieren uit de onder den grond gelegen vertrekken naar de arena gebracht werden I
HET ZWAARSTE BOEK. De lexicon van het Boeddhistische weten — Tangym genaamd — is niet alleen het omvangrijkste literaire werk, maar ook het zwaarste. Het bestaat uit tweehonderd vijf en twintig deelen. leder boek is veertig centimeter hdog, twintig cehtimeter dik en weegt ongeveer vijftien pond, zoodat deze grootste van alle encyclopaedieën in het geheel bijna drie en een half duizend pond weegtl
",V>%r£
Een leven van moeite en strijd, doch ook van groote triomfen wordt op gemoedelijke manier beschreven In „Durch die Welt im Zirkuszelt" door Hans von Stosch-Sarrasani. Hier is het de zoon, die over den vader vertelt. De vader was — zooals dé wereld hem ook heeft leeren kennen — een bijzónder ondernemend circusdirecteur, die met grooten durf en, hetgeen voor een circusdirécteur óók zeer belangrijk Is, groote fantasie den volkeren van talrijke landen der aarde jarenlang eersterangs amusement heeft verschaftl De zoon-auteur windt er geen doekjes om: het is niet gemakkelijk met menschen van allerlei nationaliteiten, met een groote menagerie, met een ingewikkeld technisch en vervoersapparaat, met die gansche bonte gemeenschap: circus, door de wereld te trekken. Men moet er koopman, diplomaat, technicus, dierenkenner, reclamevakman, artist, voor zijn. Men dient er de constitutie van een reus, ijzeren wilskracht, zelfbeheersching en leiderskwaliteiten voor te bezitten. Sarrasani Jr. zegt: „Mijn vader beschikte over al deze eigenschappen," en hij bewijst dit op een voor den geboeiden lezer volkomen aannemelijke wijze door niet alleen de schitterende zijde van zijn vaders carrière te toonen, doch ook, vooral zouden wij haast zeggen, de harde tegenslagen in deze carrière van harden arbeid. Hierdoor Is deze biografie van een circusdirecteur — en van een circus! — een aantrekkelijke mengeling geworden van romantiek en realiteit. Menigeen vindt er, al lezende, de droomen van zijn Jongensjaren in, terug, maar óók de redenen, waarom deze droomen slechts bij enkelen uit kunnen komen. De Schützen-Verlag te Berlijn gaf het boek uit en voorzag het royaal van belangwekkende Illustraties uit het archief der Sarrasanl's.
I
SPANJES KONINGINNEN HADDEN GEEN VOETEN. In het Spanje van de zestiende en zeventiende eeuw gold het als zeer onzedelijk, indien een dame haar beenen liet zien. De dames van het hof hielden zelfs haar voeten voor nieuwsgierige blikken verborgen, en van de Spaansche koninginnen vertelde men onder het volk, dat zij heelemaal geen voeten hadden I Toen de gemalin van Filips II op een keer achteloos bij een officieele ontvangst uit haar rijtuig stapte en daarbij haar voeten liet zien, werd er In verband hiermede een kroonraad belegd I
DE KRUIPENDE BOOMTAK. Oogenschijnlijk zoudt U misschien zeggen, dat dit een boomtakje is, zonder iets bijzonders, maar toch is dit niet zoo. — Sommige dieren verstaan buitengewoon goed de kunst om zich aan te passen aan de omgeving waarin ze zich bevinden. Dit blijkt wel, wanneer wij U vertellen, dat het tweede „takje" van onder, links op de foto, 'n rups is, die zich, om aan zijn vijanden niet op te vallen als takje heeft vermdmd.
wmmm
(/ofo archief Roto)
NIET ALS EEN KALF. In de vijftiende eeuw wist men van de étiquette nog niét veel af. Of misschien wist men er wel iets van af, doch hield men zich niet aan de gegeven voorschriften. Dit laatste zou men ten minste mogen afleiden uit de „welvoeglijkheids-regels", die in deze eeuw verschenen zijn, en waarin onder andere de volgende wenken voorkwamen: Wat voor u op uw bord ligt, zult ge eten, en niet hetgeen wat voor uw buurman ligt. Eet een appèl niet alleen op, doch verdeel hem en geef uw beiden tafelburen ieder een stuk. Smeer de boter niet met uw duim op uw brood. Drink uw soep niet van uw bord, maar gebruik er een lepe! voor. Slurp daarbij niet als een kalf, maar als een schuchtere maagd. Bovendien mocht men, als men dronk, zijn beker niet met één hand naar den mond brengen. „ ... niet zooals een voerman met één hand, alsof hij met de andere zijn voertuig smeert. Ge moogt ook niet in uw beker hoesten, niet met lawaai drinken als een os, niet gorgelen als een paard en niet uw neus er in laten hangen als een zwijn." Dat men alvorens aan tafel te gaan zijn handen dient ie wasschen, wist men in dien tijd ook al, eveneens dat de nagels schoon moesten zijn. Maar blijkbaar was het ook nog noodig hier uitdrukkelijk de aandacht op te vestigen!
*
■-********'
KLEINE GESCHIEDENISJES. Aldebaar Is met een vreeseiijke Xantippe getrouwd, 's Avonds, als hij de courant zit te lezen, zegt hij met iets van afgunst in zijn stem: „Ik lees hier, dat er steeds meer mannen ongetrouwd blijven." Waarop zijn vrouw heel liefjes zegt: „Wees Jij dan maar blij, dat Jij alvast onder dak bent..." „Wat zou Jij wel doen, als Je ook eens manten ring aan Je vinger had?" „Een nagelborstel koopenl"
zoo'n
duren
dia-
'
WÊm
AFBEEL IN KLEU MULTICC PICTURt
—^—
Het is onnoodig en onwaar om te beweren, dat het idealisme aan het uitsterven is. Hoewel het Idealisme vaak en veel wordt bespot, Is het nog altijd een veel geprezen dekmantel voor alle mogelijke menschelijke zwakheden en er zijn ook nog heel wat menschen, die hun leven lang poseeren als een soort „hongerlijders naar het onbereikbare". Overigens is het ternauwernood meer mogelijk om deze filosofische wereldbeschouwing precies te definieeren. In tegenstelling met de menschen van het laaiende enthousiasme — dat, doordat het alles opééns wil, meestal spoedig In zichzelf verstikt — die steeds op den voorgrond willen treden, blijft de idealist bescheiden in het door hem zelf geschapen wereldje. In iedere phase van de wereldgeschiedenis en in lederen werkkring vinden wij den idealist; zoowel onder de zendelingen in de woestijnen, als onder de konijnenfokkers, apothekers en filmrequislteursl Of zijn soms requisiteurs, die zich zorgen maken om, en hun tijd offeren aan en niet slapen kunnen vanwege een naald, een Inktvlek of een vlngerhoed, geen idealisten? leder mensch springt bij tijd en wijle wel eens uit zijn vel en wordt ongeduldig omdat allerlei kleinigheden hem tegenloopen en hem schijnen te plagen, maar de requislteur blijft eeuwig geduldig en knikt altijd van ja, met wat voor gekke vragen men hem ook lastig valt en hoe zeer zijn welwillendheid ook op de proef wordt gesteld. Hij glimlacht toegeeflijk, zelfs al wordt het onmogelijke van hem verlangd. Een productieleider heeft eens de volgende woorden gesproken, die daarna een soort machtspreuk zijn geworden: „Het eenlge, wat er In de film niet bestaat, is dat een requislteur zegt: dit of dat bestaat niet." Een enkelen keer kan het natuurlijk wel eens voorkomen, dat een regisseur een afwijzend antwoord van een requislteur heeft ontvangen. Dat overkwam eens een Franschen regisseur, die op 'n Zondag 'n langpotige spin, 'n zoogenaamden hooiwagen, wenschte. „Daar is geen aankomen aan," antwoordde de bij-de-hande requislteur. „Vandaag is het Zondag en alle spinnen zijn naar de kerk." Waarna de regisseur uit overwegingen van piëteit afzag van de medewerking van den hooiwagen. Overigens evenwel is de requislteur de verpersoonlijking van den wil tot medewerking. Hij zegt altijd ja, knikt altijd ja, als hij het niet voor verstandiger houdt om geheel te zwijgen:-Heeft hij zelf Iets te vragen,
':
namelijk bestaan van het uitleenen van meubels. Wie zelf niet eens een blik heeft geworpen in de requisieten-afdeellng van de Ufa, kan zich geen voorstelling vormen van die indrukwekkende verzameling, die min of meer op een museum gelijkt! In de schemerig verlichte ruimte, tusschen houten latten en planken en grijze stof-overtrekken, waaronder zich het fijnste damast-borduurwerk bevindt, tusschen de sierlijkste rococo- en Empire-stoelen en sofa's, ontdekt men plotseling een ameublement van echt Kaukasisch aubousson. Midden tusschen oudholjandsche rieten stoelen, consoles en vitrines staan, zwaar en breed, Fransche boule-meubels, met krullen versierd en ingelegd met koper en schildpad. Sierlijk en slank staat daarnaast een Emplre-eettafel, die uittrekbaar is tot op een lengte van acht meter en waar omheen ongetwijfeld reeds menig vroolijk gezelschap zich heeft geschaard. Over het verschoten roode fluweel van eenzame Renaissance-stoelen ligt nog de gloed van de schitterende feesten uit vervlogen eeuwen, toen slanke pages den rooden wijn uit zilveren kruiken in de bekers goten. Over het verweerde glas van een barok-spiegel met een geweldige hoeveelheid krullen en versiersels in de lijst, schijnt nog het lachje van schoone vrouwen te glijden. Op de teenen sluipt men door de afdeeling van de oude muziekinstrumenten, blijft een oogenblik staan en venbaast zich, eerlijk gezegd, dat er niet een weemoedig lied klinkt uit de snaren van de joude clavecimbels of harpen, als een stille klacKl over hei verval der tijden . . . „Goeden avonds knikt een gepoederd hoofd uit de calèche in de afdeeling koetswerken. „Goeden avond" knikken andere schemerige schaduwen uit sleden en karossen. Zij verplaatsen ons in gedachten naar het romantische verleden, dat zij vertegenwoordigen en wij herinneren ons de historische films, waarin wij dat alles hebben aanschouwd. Maar datzelfde woord film brengt ons terug in de werkelijkheid, in den tijd van de vergevorderde techniek, in den tijd van het hoog opgevoerde werk-tempo. Arbeiders zijn bezig meubels in en uit te laden. Er worden kisten in- en uitgepakt, onvermoeid is men doende met het rangschikken en ordenen van alle mogelijke artikelen. Via de afdeeling van den decorateur, die moet zorgen voor tafelkleeden, gordijnen, beddegoed en kussens, komen wij eindelijk terecht bij de afdeeling „kleine artikelen". Men duizelt er bijna van de veelvuldigheid dezer kleurige pracht. Hier vindt men van alles, van de goedkoopste kermisen bazarprullen tot de kostbaarste kunstvoorwerpen toe. Een groote ruimte wordt ingenomen door serviezen, glazen en couverts in alle mogelijke stijlen en afmetingen. Keukengerei, pannen, aardewerk, potten en kannen staan naast kristallen schalen en het fijnste geslepen glas. Om u eenigszins een begrip te geven van deze veelvuldigheid. Is het voldoende te vermelden,
V-\
■**~
.
'Wk \
^4
-U -
De afdeeling historische uniformen, compleet met laarzen en wapens. KW«;:
s«***
* n-
.'.,-
•
• dan bewaart hij die vragen zorgvuldig in zijn binnenste, tot het geschikte oogenblik is aangebroken om er mee voor den dag te komen, bij voorbeeld in de middagpauze of onder het genot van een glas bier. Bij de regievergadering speelt hij meestal stommetje en zit met wijdopen ooren naar alles te luisteren. Hij verklaart het overal mee eens te zijn, zelfs wanneer er voor hem zelf opdrachten komen, die hem den adem benemen van schrik. Hij klemt zijn draaiboek onder zijn arm en zoekt de eenzaamheid, terwijl hij voor zichzelf precies de plaats en de opstelling van de camera en de speelruimte uitstippelt. Het gaat er nu om, zoo vlot mogelijk samen te werken met den architect; om het eens te worden over de meubels en de requisieten en gezamenlijk vast te stellen, wat men hiervoor zal uitzoeken. Voor den architect, die bij 'het ontwerpen der decors en 'e aankleeding zijn fantasie den vrijen teugel heeft kunnen
Hier vindt men telefoons in alle vormen en modellen, radiotoestellen, technische apparaten en huishoudelijke artikelen.
• laten, is het dikwijls heel pijnlijk om te moeten afzien van allerlei dingen, die hij graag had gewild, die hij zelfs noodig had geacht, maar welke niet verwerkelijkt kunnen worden, omdat hij gedwongen wordt een keus te doen uit de reeds voorhanden zijnde meubels en niet alles tot in de kleinste details kan voorschrijven. Behalve jchoorsteonen, die verplaatsbaar zijn en in alle mogelijke vormen en formaten verkrijgbaar en die gemakkelijk aan de omgeving aangepast kunnen worden, terwijl andere benoodigdheden, zooals bedden en meubels, meestal gemaakt worden indien en zooals de handeling dit vereischt. Voor het geval zij niet aanwezig zijn In de meubel-opslagplaats van de requisietenafdeeling der filmmaatschappijen, worden de meubels van een bepaalde stijlperiode, in grooten getale verstrekt door firma's, welke voor-
• De afdeeling beelden en ornamenten in Neubabelsberg.
Meubelen in alle stijlen.
"
De afdeeling schilderijen.
De kostuum-opslagplaats. (Foto's Ufa) dat zich hier achthonderd drie-en-vijftig wijnglazen van één enkele soort bevinden. Een verzamelaar van antiek tin, Fayence en oud DeHtsch blauw zou ongetwijfeld bleek van Jaloezie wórden, als hij zag, wat hier bijeen gebracht is. Ook hier vinden we weer de rommeligste en pruiligste beeldjes, naast artistieke figuurtjes van Meissener porcelein; groepjes teeder-sierlijke danseresjes naast enorme en pompeuze vazen met reusachtige ornamenten. Trotsch en eenzaam staat op een sokkel een meesterstuk van de Meissener porceleinfabriek, dat pp de wereldtentoonstelling te Parijs een eereplaats heeft ingenomen en waarvan alleen hel pendant in handen van anderen is. De Ufa zoekt reeds jarenlang naar het bijbehoorende stuk. De personen, die dit wonderwerk van porceleinfabricatie erfden, verkochten de vaas aan vreemden en niemand is er tot dusver in geslaagd de verblijfplaats van het voorwerp te ontdekken. Van de vazen naar de aschbakken is maar een klein sprongetje en dadelijk daarop volgen de inktkokers, de penhouders, en dan worden de voorwerpen steeds kleiner, tot spelden toe en er is zelfs een heele la met nieuwe scheermesjes. Proza en poëzie zijn hier bont dooreengemengd en dat voorkomt, dat men zich bij een wandeling door de requisieten-bergplaats verveelt. Mocht men hiertoe echter desondanks nelging gevoelen, dan zou die al heel snel te verdrijven zijn door het verblijf in de bibliotheek, die vijfduizend achthonderd* nieuwe en tweeduizend oude. boeken bevat.
:
''•^fätefMjfrf''"
"■ji^^È'i^È
^^^—
I
Na al wat men gezien heeft aan groote en kleine schatten en kostbaarheden, bij het aanschouwen van die duizelingwekkende hoeveelheid voorwerpen op alle mogelijke gebied, schijnt het hoe langer hoe onbegrijpelijker, dat er bij het opnemen van een nieuwe film altijd weer dingen ontbreken, die aangevuld moeten worden door de uitleen-firma's. Voor iedere film Is er een requisiteur voor „binnen en buiten", zooals 'men het zou kunnen noemen.- Terwijl^ eerstgenoemde op zijn lijstje zorgvuldig genoteerd heeft, wat er noodig is voor de eerstvolgende decor-opstelling, heeft de „buitendienst" de taak om, als een soort „Vliegende Hollander" dat alles -voor den dag te tooveren, en niemand bekommert zich er om, hoe de buitendienst daaraan komtl Het spreekt vanzelf, dat de man, die deze taak heeft te vervullen, van een onverstoorbaar humeur moet rijn en stalen zenuwen moet bezitten. Meen nu echter niet, dat de „binnendienst" er alleen maar is om het met zooveel moeite ver. overde in ontvangst te nemenl Verre van datl De geheele film kan omgegooid worden op het oogenblik, dal de requisiteur voor -den binnendienst zich omkeert of zich verwijderd heeft om zijn handen te gaan wasschen. Hij wacht als het ware steeds op de groote catastrophe, die door pietluttige kleinigheden wordt veroorzaakt. Veronderstel bij voorbeeld eens, dat een jaloersch geworden man in blinde woede zijn rivaal een kostbare vaas van Meissener porcelein naar het hoofd moet gooien. Hoe moet de requisiteur verhoeden, dat die kostbare vaas werkelijk aan stukken gaat, als de handeling zulks nu eenmaal eischt en als de regisseur en de spelers in hun ijver die scène vier- of vijfmaal willen repeteeren en driemaal achter elkaar draaien? Maar de requisiteur verliest nimmer zijn tegenwoordigheid van geest en weet altijd raad. Reeds dagen tevoren heeft hij door den stucadoor die vaas in vijf-voud laten namaken. Bij close-ups staat het echte porceieinen voorwerp natuurlijk waardig en koninklijk op zijn plaats. Zoodra echter de gevaarlijke scène nadert, wordt de vaas bliksemsnel verwisseld voor haar plaatsvervangster. En stel nu eens voor, dat de requisiteur op dat oogenblik er even niet was geweest om zijn handen te gaan wasschen . . . dan had hij alleen nog de scherven van een niet te evenaren kunstvoorwerp aan elkaar kunnen lijmen! Met tafelgerei is het al precies hetzelfde gesteld. Daarom verzoekt de requisiteur steeds om bij het repeteeren van scènes, waarbij gegeten wordt, de handeling van het eten alleen aan {e duiden. Want ten eerste zou de acteur, als een scène vijf- of zesmaal gerepeteerd moet worden, zich wel eens minder wèl kunnen gaan voelen, als hij aldoor moest opeten, wat op dat bord voor hem lag, en bovendien zou men onmogelijk steeds het heele zaakje weer kunnen afwasschen. Bij de eigenlijke opnamen, die altijd drie maat worden gedraaid, is dit wel is waar onvermijdelijk en dan moeten de reserve-borden en -messen enz. zoo snel mogelijk verwisseld worden. Een van de voornaamste en moeilijkste problemen is het, om bij het beëindigen van een scène precies te Onthouden, wat een bepaalde acteur in de hand had. Knauwde hij bij het verlaten van het tooneel op het laatste stompje sigaar, dan moet hij bij de volgende opstelling precies hetzelfde sigarenstompje, maar dan ook geen centimeter langer of korter, weer in de vingers hebben. Daar de sigaar echter gedurende de opname verbrandt, moeten ook hier steeds „plaatsvervangers" aanwezig zijn. Brieven, wandelstokken, revolvers, kranten, kortom, de kleinste en minst belangrijke voorwerpen moeten steeds voorhanden zijn bij het verloop van de handeling en precies op dezelfde plaats aanwezig zijn, onverschillig of het vervolg van de scène nog dienzelfden dag of zès weken later wordt opgenomen. Door krijtstrepen, notities of foto's helpt de requisiteur zijn geheugen, hetgeen bijzonder belangrijk is voor het maken van na-opnamen, waarbij de plaatsing van meubels, hoogte en afstand van schilderijen aan den wand precies bekend dient te zijn. Ja, men moet zelfs kunnen nagaan of de kussens pp een divan glad óf verkreukeld hebben gelegen en in dat laatste geval diehen zelfs de kreukels hetzelfde te zijnl
Eén voordeel heeft dit werken met doode dingen: zij kunnen zich in den tijd, waarin zij niet worden gebruikt, niet veranderen. Men kan ze vervangen, repareeren, en, in geval van nood, zijn ze altijd na te maken. Maar hoe staat 't nu met de levende requisieten, zooals planten, die voortdurend veranderen? Ook daaraan moet de requisiteur denken, hij moet alle mogelijkheden overwegen en voorbereidingen treffen voor eventueel te nemen maatregelen. Bij voorbeeld: de liefelijke filmheldin plukt In een bloeiende weide een prachtig veldbouquet om bij den geliefde haars harten op den lessenaar te plaatsen. Blauwe klokjes, klaprozen, margrieten en korenbloemen, en een groote hoeveelheid korenhalmen J.. Acht weken later hebben te Berlijn de intérieur-opnamen plaats, bij die schrijftafel, waarop een kristallen vaas staat met de geurende bouquet, die den geliefde moet verblijden. Stel nu eens, dat de requisiteur er niets op gevonden had, om dien zomerbouquet het eeuwige leven te waarborgen en voor den dag kwam met een ruiker chrysanthen... I Al dat soort kleine dingen bezorgen den verantwoordelijken persoon slapelooze nachten. Maar hij hèèft een middel gevonden, namelijk dóór den ruiker te laten fotografeeren en zorgvuldig in papier te laten verpakken. Aan de hand van de fotogafie heeft hij de bloemkroontjes zorgvuldig laten namaken, ze daarna doen bevestigen op de nog aanwezig zijnde droge stelen der bloemen en er echt groen aan toegevoegd om het geheel een „levend" effect te geven. En als er nu in een van die blauwe klokjes een vroolijke meikever had gezeten, toen de heldin de bloemen plukte, dan zou die midden In den winter per vliegtuig uit de tropen getransporteerd moeten worden I Men denke echter niet licht over de mogelijkheid om „levende have" over de grens te krijgenl In de film „La Habanera" is het gebeurd, dat er gedurende de buiten-opnamen in Spanje zestig palmtakken afgesneden moesten worden en ingepakt om verzonden te worden. Nadat ze zorgvuldig waren gewogen en door den nijveren requisiteur In vijf én twintig bundeltjes gebonden, meende hij, dat zijn werk hiermede was afgeloopen. Requisiteurs zijn nu eenmaal optimisten en dat is ook maar gelukkig voor hen, want het is het eenige, wat ze in het leven houdt. De geheele voorraad palmtakken moest echter eerst nog onderzocht worden op eventueele ziektekiemen en zij mochten niet over de grens vóór men er zeker van was, dat er geen enkel gevaar aan verbonden was en dat zij onze Europäische planten niet konden besmetten met ziekten. Doch niet alleen de requisiteurs voor den binnen- en buitendienst, de opnameleider en de regisseur, maar letterlijk het geheele personeel van de Ufa kreeg een soort zenuwschok, toen de douanebeambte verklaarde, dat hij vijf mark per kilo palmtakken moest eischen. Dat was bij een hoeveelheid van 2100 kilo een som van ongeveer 10.500 mark. Bovendien werd de firma verdacht van diefstal, omdat het gewicht der planten omstreeks een derde minder was geworden en geen sterveling wilde begrijpen, dat de gewichtsvermindering te wijten was aan het Indrogen van ./'ongels en bladeren. Na heel wat geschrijf ^rt gewrijf gelukte het door het onvermoeid w'erken van den requisiteur om de benoodlgde palmbladeren voor den duur van de film-opnamen te mogen léénen, onder uitdrukkelijke voorwaarde, dat er bij de teruggave geen gram aan het gewicht mocht ontbreken I Na al deze lotgevallen waagde geen mensch van het personeel het meer, de planten rr^et een vinger aan te raken. Zonder dat zij tot eenig doel hadden gediend, zond men de tropische gewassen terug naar hun geboorteland en nadat zij de tariefzone bij Hamburg overschreden hadden, werden zij met één enkel gebaar prijsgegeven aan de golven ... Zoo ontkwamen de palmbladeren aan de kunstmatige stralen van de atelier-zon en vonden in het koele nat van de zee hun dood. De requisiteur echter loopt 'alweer onvermoeid rond om naar andere dingen te zoeken, onbeteekenende dingen, die door niemand' worden opgemerkt en die toch zoo buitengewoon belangrijk zijn voor het welslagen van een film...
—^^^^^^^am^am
WETENSWAARDIGHEDEN IN EEN NOTEDOP EEN KOENE RUITER! Graaf Moritz Sander was een duivelskunstenaar te paard. De bravourestukjes, die hij uithaalde, waren werkelijk ongeloofelijk. Vol geheimzinnigen angst vertelden zijn tijdgenooten dat bij zijn begrafenis de paarden wild werden. Ze vreesden den dollen ruiter nog toen hij al dood wasl
EZELS ALS PASSAGIERS. .e stad Ontario in Californië ligt in een heuvelachtig terrein. De in het jaar 1889 nog niet geelectrificeerde tram werd door twee ezels bergopwaarts getrokken. Als het weer naar beneden ging, werden de brave dieren in een aanhangwagen geplaatst, waar zij konden uitrusten tot zij de tram weer een helling moesten optrekken.
D;
EEN BROOD VOOR EEN MENSCHENLEEFTIJD. .it werd in het jaar 1730 gebakken door den Dres'dener bakker Zacharias. Versch en knappend werd het geweldige brood op een specialen wagen naar het koninklijke hoofdkwartier bij Radewitz gereden, waar het met een mes, waarvan het lemmet tien el lang was, verdeeld werd en, volgens berichten van tijdgenooten, spoedig opgegeten wasl
Di
VRIJGEZELLENBELASTING. ,e eerste vrijgezellen-belasting werd door de Lex 'Papia Poppea onder Keizer Augustus, bijna tweeduizend jaar geleden, ingevoerd.
D; ROZEN
werden al vroeg gekweekt. Men heeft zelfs afdrukken van rozen in graven gevonden, die reeds vóór zevenduizend jaar zijn aangelegd.
FLAMINGO'S kunnen eerder zwemmen dan loopen. Reeds van af den eersten dag kunnen zij zich In het water voortbewegen, terwijl zij pas na veertien dagen kunnen loopen.
BIJLEN VAN GRATEN. Toen de Spanjaarden voor den eersten keer naar Florida kwamen, vonden zij daar Indianen, die bijlen gebruikten, welke van de schouderbladen van visschen waren gemaakt.
PLANTEN WORDEN VERGIFTIGD.
o:
km In musea en herbaria planten tegen beschadigingen door insecten te beschermen, worden zij, voordat zij opgeplakt worden, in een sublimaat-oplossing gelegd en vergiftigd.
Bijna iedere vrouw kampt met een tekort aan huidvitaminen (vitaminen F). Zonder vitamine F, die uit iet moet worden gevormd, verlept en verschraalt de huid. Ge kunt dat vitamine F-gebrek ook herkennen aan andere verschijnselen: brosse nagels, doffe haren . . . Alleen Dobbelman's Castella crèmes kunnen dat vitamine F-gebrek bestrijden. Zij bevatten 2000 eenheden vitamine F per tube. Zij heffen de oorzaak van .huid-verlepping op. Zoo wordt en bltjjt Uw huid jong, zacht, soepel èn frisch I
CZtJUL
COID CRÈME VANISHING CRÈME
VITAMINE
DIEREN ETEN DIEREN. In het dierenrijk is kannibalisme niet zeldzaam. Wel is waar eten dieren van een en dezelfde soort elkander alleen In geval van nood op, maar bij de visschen vallen snoeken en forellen elkaar dikwijls aan, zonder dat daarvoor een bepaalde reden bestaat.
GOED UITGERUST. Cen Tartaarsch hoofdman moet altijd zijn spuwnap meebrengen, wanneer hij naar het hof gaat, en bovendien een paar extra schoenen, die hij aantrekt voordat hij het paleis betreedt.
Weer zoo'n goed D^BBELM^N-product!
■
■
■
■
■
■»"; w^—^
^^r
^
Het kamp temidden barre natuur.
All da avond valt an da mannan da tantan hebban opgezet, koken da dame« op aan kampvuurtje 'n ttevigen maaltijd. Hat imaakt zoo heerlijk, dat da bordan tot twee kaar toa moeten worden gevuld!
De matrassen en dekens worden te voorschijn gehaaid en voor ieder zijn bedje gespreid. (Foto's Deultcher Verlag / Rech)
Paardrijden in de bergen — is er iets heerlijkers te bedenken voor een ruiter of een amarone? Langs steile rotswanden steeds hooger klimmend, langs bruisende beekjes en dwars door stille, hooge dennenbosschen.. . het is als een droom uit je kinderjaren, als een boek
of een film van wilde avonturen ergens in een woesf gebergte. Terwijf je op een smal bergweggetje rijdt, vraag je je af, of dat nu niet naar een of andere duistere bergspleet zal leiden en die afgebroken dennetak, die toevallig langs je gezicht strijkt — is dat eigenlijk niet het geheime teeken van Fernando, den schurkachtigen roover-hoofdman? Je grijpt de teugels steviger vast en bent op het punt de andere leden van het gezelschap toe te roepen, dat ze niet zoo luid moeten lachen of hard praten... En dan opeens is de droom voorbij. De steile wanden schijnen vaneen te wijken, het pad wordt breeder en eer je het weet, heb je het prachtigste uitzicht, dat je je wenschen kunt: in de diepte ligt een liefelijk dal, tegen de helling van den Wetterstein (in het Noordelijke deel van de Tiroler Alpen) glooien de'groene alpenweiden en de vredige herdershutten nooden tpt.een korte rustpoos. En in plaats van den bleeken, zwarten Fernando komt er een vriendelijke alpenherder met zijn verweerd gezicht uit de hut te voorschijn en zijn dochter haast zich om een koelen dronk op tafel te brengen. Nu, dan kun je toch niet vertellen, dat je ergens uit een dorre, sombere berg-woestenij komt, dus hang je een kleurrijk en vroolijk verhaaj op over
het vertrek-voor-dag-en-dauw uit Garmisch en den prächtigen rit door het hooggebergte. De langgerekte echo's van het gejodel van den ouden herder zijn nog te hooren, als het troepje ruiters al weer aan zijn oog onttrokken is door de donkere bosschen. Beneden, heel ver in de diepte, ligt het groote dal, aan den anderen kant steken de bergtoppen omhoog in de blauwe lucht, en het geweldige massief van de Zugspitze lijkt zóó dicht bij, dat je het met je hand denkt te kunnen grijpen. Tusschen de dunner wordende stammen, aan den zoom van een dennenbosch, ligt opeens de geheimzinnige, blauw-groene spiegel van het Schachenmeer te blinken. Je kijkt naar die doorzichtige, beweeglijke schoonheid met haar duizenden gouden lichtjes en dan klimmen de paarden weer verder, steeds hooger, het oude, hooggelegen jachtslot Schachen voorbij, steeds maar verder. Tot eindelijk, op een hoogte van bijna negentienhonderd meter, op een grazig plekje aan den* voet van de Dreitor-spitze, het bivak voor den nacht wordt opgeslagen. De tenten, die op een pak-paard waren meegenomen, worden uitgerold en opgezet en op de hooggelegen weide, die door hooge zwart-groene dennen is omgeven, wordt het kampvuur gemaakt en begint de droom uit je kinderjaren opnieuw. .. De vlammen knetteren, de paarden stampen en snuiven, in den hemel pinken de duizenden sterren. Sssst! Kraakte daar nu niet een tak. . . En zou nu Fernando... ? •
-■ "V^v.-:
•
De vlucht van Tongoa EÊN COMPLEET VERHAAL DOOR KONRAD 5EIFFERT De Undine-Copra-Maalschappij heeft het eiland Tongoa gepacht en buit het uit. Maar er is niet veel uit te buiten. Er wordt een bescheiden ruilhandel tusschen den eenigen vertegenwoordiger van de Maatschappij en de inheemschen van het eiland in stand gehouden. Om de andere maand ligt er, als er niets tusschenbeide komt, een stoomschip van de Maatschappij op grooten afstand vóór de eenige baai van het eiland. De kapitein neemt de afrekening en de copra in ontvangst en levert af, wat de vertegenwoordiger verlangt. Een motorkotter vormt de verbinding tusschen het schip en Tongoa. Geen enkele blanke heeft het ooit langer dan zes maanden op het eiland uitgehouden. Geen enkele blanke is ooit vrijwillig weggegaan. Voor het gele ras is Tongoa óók niet erg verleidelijk. Alleen de assistent van den blanken vertegenwoordiger, de Chinees Lan, hield het er jarenlang dapper uit. Lan ontving ook den nieuwen vertegenwoordiger Hannson. Hij probeerde Hannson met de geneugten van het eiland en met zijn plichten bekend te maken. Over de geneugten viel niet veel te zeggen. En van zijn plichten wilde de nieuwe heer niets weten. Hij dronk en zat somber, gevaarlijk voor zich uit te staren. Lan was er van overtuigd, dat de blanke niet eens de aankomst van de eerstvolgende stoomboot zou beleven. Maar weldra moest hij iets anders constateeren: hoe meer alcohol Hannson dronk, des Ie nuchterder scheen hij te worden. Lan kende de blanke beeren. Maar in veel dingen kon hij hen toch niet begrijpen. Alleen dat zij de beeren waren, altijd, zonder eenige beperking, zonder aarzelen — dèt wist hij precies. Op den dag, dat de laatste flesch whiskey geleegd was, stond Hannson hoog opgericht voor Lan, een heer, een heerscher, zooals de Chinees hem zich niet volmaakter kon voorstellen. Hannson zei: „Lan, je bent een betrouwbare kerel. Je kent het gedoe hier beter dan ik. Want ik heb je intusschen gadegeslagen." Lan glimlachte, zooals xijn ras gewoon is te glimlachen, en zijn gezicht vertoonde geen spoor van de verwarring, die de woorden van Hannson in zijn innerlijk te weeg hadden gebracht. Hannson gaf hem een klap op zijn schouder, die den Chinees bijna door zijn knieën deed zakken, en zei: ,,Zóó gaat het hier niet langer. Met dit leven ga ik naar den duivel. En, voordat er zes maanden zijn verloopen, ben ik er ge-
weest. Dat staat volkomen vast. Of niet soms? Lan glimlachte en haastte zich te verklaren, dat Tongoa het graf van lederen blanke was. Of deze zich nu met of zonder alcohol tegen het einde verzette, bleef hetzelfde. En, terwijl zijn gezicht In het masker van een glimlach verstarde, werd de verwarring in zijn hersens grooter. Wat wilde de blanke van hem? Hannson ging verder: „Je wilt toch rijk worden, niet? Of wil je tot je dood toe op dit heische eiland blijven?" Lan haastte zich te verklaren, dat het zijn bedoeling was rijk te worden en naar zijn vaderland terug te keeren. En terwijl hij verder lachte, steeg zijn verwarring. Hannson nam den Chinees mee naar de veranda. Hij praatte met hem, en de verwarring in Lans denken week. Toen de stoomboot van de maatschappij voor het eiland verscheen, stuurde Lan den motorkotter tusschen de klippen van de baai door naar buiten. Hannson bevond zich aan boord van den kotter. Hij werd op de stoomboot weikom geheeten. De kapitein en allen, die hem kenden, vonden dat hij er werkelijk patent uitzag; allemaal meenden zij hem moed in te moeten spreken; allemaal zeiden ze, dat een derde van zijn tijd er al opzat, en dat hij de andere vier maanden óók wel door zou komen. En allemaal sperden zij hun mond wild open, toen Hannson beweerde, dat het hem best beviel op het eiland, en dat hij niet van plan was zich te laten aflossen. Hij vroeg, of men voortaan zijn salaris steeds op zijn bankrekening in Sydney wilde storten. Toen de stoomboot na twee maanden weer verscheen, roeide Lan er heen, leverde de copra en de door Hannson onderteekende afrekening in en vertelde, dat de blanke heer met den motorkotter op inspectie was. Zoo ging het ook later. Als de stoomboot voor Tongoa aankwam, dan verscheen Lan, deed de groeten van zijn heer aan den kapitein en vertelde, dat hij nog altijd kerngezond was. Eén keer bevond Hannson zich aan den anderen kant van het eiland, waar hij jacht op wilde zwijnen maakte. Een anderen keer beslechtte hij een geschil tusschen twee dorpen. En weer een anderen keer bracht hij een bezoek aan streken van Tongoa, die tot dan toe onbekend waren gebleven. Steeds was hij op weg, seeds was hij bezig. En de directie, van de maatschappij was er van overtuigd, dat het deze
GOEDEN MORGEN
(Foto Archlaf Roto)
voortdurende waakzaamheid was, die maakte dat de blanke het op het eiland volhield. Bovendien nam de omvang van den ruilhandel wel niet met sprongen, maar toch geleidelijk toe. Men was dan ook blij, dat men den flinken Hannson met zijn flinken Lan op het eiland Tongoa had. Twee Jaren na de uitzending van Hannson verscheen Lan met een brief van zijn meester op de stoomboot, waarin de kapitein werd verzocht, den Chinees mee te nemen, omdat hij heimwee had en niet langer op Tongoa wilde blijven. Hij, Hannson, had voorloopig geen assistent noodig. Men nam Lan mee. Via Sydney scheepte hij zich naar zijn vaderland in. Toen de stoomboot van de maatschappij twee maanden later weer voor het eiland lag, wachtte de kapitein vergeefs op Hannson. Geen motorkotter, geen roeiboot verliet de baai. Het geloei van de scheepssirene klonk hol over het water en sloeg kapot tegen de bergen en in de branding. Toen al het schieten en huilen niets hielp, liet de kapitein een boot uitzetten en ging mee naar het eiland. De woning was slecht onderhouden. Het magazijn was leeg. Bergen copra lagen in het rond. Van Hannson was geen spoor te bekennen. Ook zijn lijk was nergens te bespeuren. In het dorp, dat het dichtst bij het magazijn der maatschappij lag, hoorde men van de inheemschen slechts, dat Hannson al sinds langen tijd niet meer op Tongoa was. De kapitein voer weer terug naar zijn schip en deed mededeeling aan zijn maatschappij van zijn bevinden. Men hield Hannson voor dood en zond met de eerstvolgende boot een anderen vertegenwoordiger naar Tongoa. Spoedig daarna kreeg de directie van de Undine-Copra-Maatschappij een brief van Hannson. Hannson was niet dood. Hij deelde mede, dat hij zich reeds bijna twee jaar op Macao, in de Portugeesche kolonie in Zuid-China bevond, waar het hem goed ging, beter dan op Tongoa. Hannson deelde voorts mede, dat hij de maatschappij het bedrag voor een geleenden, wel is waar gebruikten, maar in nog tamelijk goeden staat zijnden motorkotter en het salaris, dat hem was uitbetaald, zonder dat hij het had verdiend, door zijn bank zou laten overmaken. Hij had Tongoa met den motorkotter verlaten, nadat de stoomboot van de maatschappij hem voor den eersten keer had bezocht. In Suva, waar niemand hem kende, had hij den kotter verkocht; over Brisbane en Manilla was hij naar Macao gereisd. Daar was hij gaan spelen. Hij had geluk gehad en had spoedig een vermogen gewonnen. Geen volle twee jaar later was de Chinees Lan bij hem gekomen, die toen, behalve zijn salaris, nog een bepaald bedrag aan geld van Hannson had gekregen als belooning voor zijn stilzwijgen. De geheele opzet was vooraf precies tusschen hen afgesproken. De afrekeningen, de mededeelingen en de brief, die gemaakt had dat Lan naar zijn vaderland kon terugkeeren, had Hannson voor dien tijd klaar gemaakt. Zijn salaris had hij regelmatig van Sydney naar Macao laten zenden. Hannson reisde naar Europa en leefde daar vlot, zeer vlot. Hij belandde toen echter, zonder geld, weer in de Zuidzee, die hem lokte en riep, en die, als hij droomde of wakker was, vóór hem stond als een onontkoombare verleiding. En hij kwam weer in handen van de UndineCopra-Maatschappij. Men had hem daar zijn grap niet al te kwalijk genomen. Ik ontmoette Hannson in Suva, waar hij mij alles vertelde. Hij dronk groote hoeveelheden alcohol. Maar ik heb hem nooit dronken gezien. Hij beweerde, dat Tongoa niet zoo slecht was als de roep, waarin het eiland stond. Maar voor een tweeden keer wilde hij er toch niet heengestuurd worden. Want voor een tweeden keer kun je niet weer naar Macao gaan. En zelfs al zou hij er heen kunnen gaan . . . geluk zou hij er toch wel niet meer hebben. Want het leven heeft een hekel aan herhalingen op dit gebied ...
1809—07. Flatteuze blouse van geruite tafzijde. Onder de puntig geknipte schouderstukjes van dit model Is de stof gerimpeld. De halsuitsnijding is afgewerkt met een liggend kraagje en een kleinen strik. Ben..' 1.70 M. »tof van 90 cM. breedte. 1809—08. Dit kostuum bestaat uit een gladden, rechten rok en een casaque. Deze casaque valt aan den onderkant wijd klokkend uit en is gegarneerd met gepllsseerde ruches. Er wordt een vestje van licht gekleurde zijde in gedragen. Benoodlgd : voor den rok IM. stof van 140 cM. breedte ; voor de casaque 3 M. stof van 90 cM. breedte.
f^J&zsz
, j ■.-;>-. -,-_. ./ .■■. ,.^ -..^'V,..,
.:■..:-■".
■.'
■■■■■:
''*""'
•
;,,^^:,.,...,...;, r
^^...^...:M^
Leiningens strijd tegen de mieren Als dat ongedierte in de tot nu toe gevolgde richting verder marcheert — hetgeen zeer waarschijnlijk is — dan is het op zijn laatst overmorgen op uw farml" Leiningen trok onverschillig aan zijn sigaar, die de afmetingen had van een middelmatig groote maïskolf, en keek den opgewonden regeeringscommissaris eenige seconden lang aan, zonder antwoord te geven. Toen nam hij de kolf uit zijn mond en boog zich iets naar voren. Met zijn borstelige, grijze haren, den geweldigen neus, den onaandoenlijken blik van zijn lichte oogen, leek hij wel een strijdvaardige, oude adelaar, „Heel vriendelijk van u, om mij te komen waarschuwen! Maar u gelooft toch niet in ernst, dat ik voor die mieren op de vlucht zal gaan? Zelfs een kudde sauriërs -xpu niet in staat zijn, mij van mijn plantage te verdrijven." De commissaris hief zijn lange armen boven zijn hoofd en graaide met zijn uitgespreide vingers in de lucht. „Man, Leiningen, je kent dat heische gedierte nietl Dat zijn geen dieren, die men bestrijden kan - dat wordt een catastrobhel Over een afstand van tien kilometer lang en twee kilometer breed niets dan mieren! En wit voor mieren! Ze vreten een volwassen buffel tot op het gebeente op, eer u drie keer gespuwd hebt. Als u hier blijft wachten, kan uw blankgegeten skelet overmorgen op uw kaalgegeten farm op inspectie gaan." De Duitscher grijnsde verachtelijk. „Ik ken ze goed genoeg! Een catastrophe! Ik behoor noch tot de babies, die een dergelijke catastrophe willoos over zich heen laten gaan, noch tot de domme krachtpatsers, die bliksems met hun bloote handen willen opvangen. Bij mij vormen mijn hersens geen tweede blindedarm, mijn waarde — ik weet, waartoe Ik ze gekregen heb! Toen ik drie jaar geleden met den bouw van mijn model-plantage ben begonnen, heb ik met alle mogelijkheden rekening gehouden en alle mogelijke voorzorgsmaatregelen genomen — ook tegen uw mieren." De regeeringscommissaris stond op. Lang en mager stond hij daar, als een levend geworden uitroepteeken. „Ik wasch mijn handen In onschuld. U brengt door uw hardnekkigheid niet alleen uzelf, maar ook uw vierhonderd arbeiders in gevaar. Ik wensch u goed succes — maar Ik geloof er niet aan. Ik kin er niet aan gelooven. U kent ze niet!" Hij nam afscheid. Leln'mgen begaf zich eveneens stroomafwaarts, waar de regeeringsboot lag. Het vaartuig werd afgestooten, het uitroepteeken stond bij de verschansing, gesticuleerde opgewonden met alles wat er beweegbaar aan hem was, en, toen de boot al op het midden van de rivier was, meende Leiningen nóg de overslaande stem te hooren: ,,U kent ze niet! U kent ze nietl" In werkelijkheid kende de farmer den aangekondigden vijand maar al te goed. Hij had, voordat hij zijn plantage aanlegde, lang genoeg in het land gewoond om de vreeselijke vernietigingsveldtochten van deze vraatzuchtige insecten te leeren kennen. Maar hij had zijn afweermaatregelen genomen en was er van overtuigd, dat hij tegen het naderende gevaar was opgewassen! Hij had tot nu toe alle „door den hemel gezonden slagen van het noodlot" zooals perlbden van droogte, overstroomingen, ziekten onder het vee, die andere kolonisten willoos over zich heen hadden laten gaan, met succes bestreden — met consequente doorvoering van zijn motto: het menschelijke denken Is sterker dan de elementen; het moet zich alleen van zijn kracht bewust zijn. Leiningen hèd geweten, hoe hij zich een weg door het leven moest banen; zelfs hier in de wildernis hadden zijn verstand en zijn doorzicht alle hinderpalen weten te overwinnen, hadden zij de opbrengst van zijn plantage veelvoudig doen toenemen. En daarom zouden ook de voorzorgsmaatregelen, die hij genomen had om de „onweerstaanbare" mieren te ontvangen, doeltreffend blijken te zijn! Nog dienzelfden avond riep Leiningen zijn menschen bij elkaar. Hij wilde niet wachten tot
der voor de weggevoerden, dan wel voor da achterblijvenden genomen. „Critieke situaties worden eerst dan pas gevaarlijk, wanneer er opgewonden koeien en opgewonden vrouwen In de nabijheid zijn," had Leiningen verklaard. Ten slotte was ook de „binnenste vestinggracht" voor alle gevallen nog geïnspecteerd — een kleinere, zorgvuldige gebetonneêrde uitgraving, . die om het op een heuvel liggende huis en de schuren liep. Op den bodem van deze tweede gracht mondden drie buizen uit, die in verbinding stonden met drie groote petroleumhet bericht van de dreigende invasie op een reservoirs. Indien, tegen de verwachting van andere manier tar oore van zijn arbeiders zou Leiningen In, de mieren over de eerste gracht komen. De meesten van hen waren in de streek en op de plantage zouden komen, dan zou de geboren en getogen; de alarmkreet „De mieren „petroleumgracht" aan de bezetting en de opkomen!" stond hier gelijk met een wilde vlucht, gestapelde voorraden een absoluut veilige beeen wedloop om het naakte leven! Maar het scherming bieden, vertrouwen van de Indios In Leiningen, In zijn Leiningen had zijn mannen op ongelijke afwoord en zijn verstand, was zóó groot, dat zij standen langs de watergracht verdeeld; hij zelf zijn eenvoudige mededeeling over de situatie en lag dampend in een hangmat en wachtte af, zijn aanwijzingen betreffende den op handen hoe de zaken zich zouden ontwikkelen. Toen zijnden strijd met dezelfde ruit opnamen, waareen peon hem de aankomst der mieren Uit zuimede hij ze gaf - zonder een zweem van delijke richting meldde, besteeg hij zijn paard, angst, doch in een gespannen verwachting, altdat onder de hand van zijn meester zijn Instincof hun een nieuw soort spel, een nieuwe wedtieve onrust en 'angst scheen te vergeten, en strijd op sportgebied in het vooruitzicht was gereed zonder zich bijzonder te haasten naar het steld! De suggestieve kracht, die er uitging van bedreigde punt. Het zuidelijke deel van de den man met den adelaarsblik en den adelaarsgracht, dat een der zijden van het door haar neus was sterker dan hun instinctieve vrees; de ► mieren waren gevaarlijk, natuurlijk, maar de gevormde vierkant uitmaakte, was ongeveer drie kilometer lang en, Indien men In het midden „baas" was nóg gevaarlijker. Ze moesten maar stond, kon men de gansche streek In zijn< ganopkomenl sche uitgestrektheid overzien. Hier speelde zich Ze kwamen; 's middags, twee dagen na het het gedeelte van den strijd al, van den strijd, bezoek van den regeeringscommissaris. Hun dien Leiningens hersens opgenomen hadden komst werd aangekondigd door het onrustige tegen twintig vierkante kilometer alles verslingedraaf der paarden, die door den geur, dien dende mierenl de mieren uitzonden, reeds op het gevaar opHet was een zeldzaam. en merkwaardig gemerkzaam waren geworden en die zoomin In zicht, toen de toppen van het groene heuvelden stal als onder hun berijders nog te houden landschap zich langs den zuidelijken kant van waren; hun komst werd aangekondigd door de gracht met een zwarten stroom begonnen te woest dool- elkaar vluchtende dieren: jaguars bedekken. De zwarte stroom werd al breeder en en poema's, herten, taplers, beren... alles suisbreeder, alsof er een taaie, donkere massa van de voorbij; geen enkel dier maakte jacht op de heuvels naar beneden vloeide. Hoe dichter een ander; ze werden nu zélf opgejaagd, èlle, de massa kwam — en ze naderde onrustbarend zonder onderscheid. Kudden vee, met gebogen snel — des te duidelijker kon men zien, hoe de kop en luid snuivend; wild kwekkerende apen, halmen van het weelderig begroeide weidelandslangen en hagedissen, groote en kleine knaagschap als onder den slag van een onzichtbaren,, dieren. . . alles kwam de hoogten afzetten, op reusachtlgen sikkel op den grond vielen en verde plantage toe, boog vóór de met water gedwenen! vulde gracht, die een drtoverkomelijke hindernis vormde, naar links en naar rechts, rende Toen Leiningens menschen, achter hun gracht verder, naar de rivier toe, om hier, andermaal verdekt opgesteld, den lang verwachten vijand tegengehouden, lèngs den stroom verder te zagen naderen, brak hun opgekropte spanning zich in woeste kreten en verwenschingen baan. vluchten. Die gracht was een afweermaatregel, dien Doch des te kleiner de afstand tusschen het Leiningen reeds sinds langen tijd tot ontvangst „heliegebroed" en de gracht werd, des te stilvan de mieren had voorbereid. Om de geheele ler werden de mannen; het vertrouwen, dat zij plantage liep er een vier meter breede gracht, in de macht van hun „baas" hadden gesteld, die, daar ze niet erg diep was, In drogen toeverdween bij den aanblik van deze ongeloofestand geen noemenswaardige hinderpaak voor lijke massal Zelfs Leiningen, die juist Op tijd mensch of dier vormde. Maar de gracht stond In verscheen om de algeheele moedeloosheid door verbinding met de rivier, en door het wegnemen zijn onverstoorbare kalmte te verdrijven — zelfs van een versperring, kon men haar gemakkelijk Leiningen kon zich tóch tegen een onaangemet water vullen. Dit was nu gebeurd, en daarnaam gevoel moeilijk verzetten. Daar kwamen door liep er nu om de plantage een soort veseenige milllarden vraatzuchtige mieren op hem af, en slechts een plotseling armzalig schijnende tinggracht, zooals er vroeger ter afweer van een vljandelijken aanval om een stad liep. Indien de gracht moest verhinderen, dat hij en zijn mannen tot op hun beenderen werden afgeknaagd mieren niet In staat waren om vlotten te bouwen - en dat waren zij volgens Leiningens mee— „eer u drie keer gespuwd hebt" ... Had hij zijn hersens niet te veel toevertrouwd? Indien ning zeer zeker niet - dan konden zij ook nooit op de plantage komen! De gracht alleen scheen de dieren zich eenvoudig regelrecht In het water wierpen en de gracht met hun lichamen dus op die manier reeds volkomen zekerheid te dempten, dan zouden er nog meer dan genoeg bieden. Bovendien had Leiningen den tijd, die overblijven om ieder spoor van zijn hersens te tot de komst der mieren verloopen was, nog beverdelgen! Zijn kin kwam naar voren; nóg hadnut om allerlei andere voorzorgsmaatregelen te den zij hem niet, en ze zouden hem ook nóóit nemen. Hier en daar bij voorbeeld reikten er krijgen! Zoo lang hij zich bewüst was van zijn takken van de boomen, die naast de gracht kracht, zouden dood en duivel hem er niet ongroeiden, over het water heen. Leiningen had der krijgen! deze takken laten wegnemen, opdat de mieren geen gelegenheid zouden hebben er zich langs Bewonderenswaardig was de Orde, waarmede te laten glijden, en zoo den anderen oever van het vijandelijke leger kwam oprukken. Geen nóg zoo goed gedrild menschelijk leger zou zóó de gracht bereiken. precies en nauwkeurig hebben kunnen marcheeDe vrouwen en kinderen waren, evenals het renl Bijna tegelijkertijd, en In een rechte lijn vee, aan den anderen kant van de rivier gestootte de voorhoede op de hindernis, die door bracht; onder toezicht van verscheidene peons de gracht gevormd werd, Zoodra de -mieren nazouden ze daar den terugtocht van de mieren dere bijzonderheden hadden gekregen dool- de afwachten. Deze maatregel was intusschen min-
__________^__
TANDPASTA (NBDERLANDSCH FABRIKAAT)
relalft, deelnteeteerten polijst Kw gebit sonder het claanur •an te tsaten. Tuben
è
25
an
60
cent«
mededeelingen van uitgezonden verkenners — hetgeen zeer snel het geval, was — deelde het leger zich in tweeën; de beide vleugels marcheerden op de zijkanten van de gracht af. Deze omsingelingsmanoeuvre duurde langer dan een uur; vermoedelijk trachtten de mieren een mogelijkheid te vinden om over de gracht heen te komen. Gedurende dezen tijd hield de vijand zich aan het zuidelijke, middelste front volkomen rustig. De belegerden konden de bijna één centimeter lange, rood-zwarte, langpootige insecten op hun gemak bekijken; ze zagen duidelijk de star op hen gerichte koel-schitterende oogen, den reusachtlgen bek, de scherpe klauwen van de tallooze schare - of althans geloofden zij ze te zien! De mensch kan zich een dier en vooral een insect nu eenmaal niet goed voorstellen als een wezen, dat tot denken in staat is. Maar zoowel de Europeesch denkende Leiningen als de primitievere Indios en Mestiezen hadden het gevoel, dat In ieder afzonderlijk dier van dezen insecten-zondvloed de duidelijk zichtbare (en voor de bezetting hoogst onaangename) gedachte huisde: wij krijgen Jullie vleesch tóch, ondanks jullie met water gevulde gracht! Het was tegen vier uur in den middag, toen de vijandelijke vleugels aan het einde van de gracht gekomen en daarmede de rivier bereikt hadden. Door een of andere geheimzinnige telepathie moet het bericht van de gevonden situatie zich zeer snel langs het geheele front verspreid hebben. Leiningen, die — thans echter niet meer zoo op zijn gemak — langs de gracht reed, kon aan de onrust, die zich opnieuw van zijn mannen had meester gemaakt, merken dat de mededeeling sneller den zuidelijken kant van de gracht bereikt had, dan hij zelf den afstand in galop had kunnen afleggen! Zou het ontbreken van een overgangsmogelijkheid de mieren er toe brengen de plantage, de plantage te laten en zich tot een gemakkelijker te veroveren bult te wenden? Indien de farmer een dergelijke hoop had gekoesterd, dan moest hij nu wel begrijpen, dat ze volkomen Ijdel was: toen hij, omdat er eenige posten In het midden van den zuidelijken kant der gracht een hevig geschreeuw aanhieven, In hun richting reed, moest hij conStateeren, dat zich daar op een breedte van honderd meter een stroom mieren langs den begroeiden oever naar beneden wierpen, een reusachtige, zwart glimmende waterval, die zich met de zwarte golven van de gracht vermengde. Spoedig spartelden er duizenden verdrinkende mieren In den traag voortstroomenden vloed — maar er volgden steeds nieuwe en nieuwe scharen; ze hielden zich aan de lichamen van hun verdrinkende kameraden boven water en dienden op die manier anderen weer als brug! Wel werden er heele klitten door den stroom meegesleurd, dreven in het midden \an de gracht, losten zich langzaam in hun afzonderlijke deelen op, om ten slotte geheel uitgeput in het hun vreemde element te verdrinken, maar toch schoof de wel honderd meter breede band van den tegenoverllggenden oever steeds meer op de belegerden toe. De mieren hoefden niet, zooals Leiningen had gedacht, eerst den bodem van de gracht met hun lichamen te be-
'k i&rb bloem bij bloem bes üelbs }itn boor ben tub bertoelben. Betotjl geen jon ijaar blaên. brtotjl geen baauto tTerfetoibt fjab of gcötreelb. [Ijaar belben {C 3. 49otBieter>
Achtloonheid
is een bloem, die eerst kan bloeien en geuren, als zij verkwikt wordt door den regen, ,,gestreeld" door de zon ... Zonder den heerlijken, koelen regen zou de eens zoo mooie bloem vóór haar tijd verwelken. Wat nu de regen en de zon voor een bloem zijn, is een zachte gelaats-cream voor Uw huid. l^tnolta l'anijhinc) Cream is het veilige, heilzame schoonheidsmiddel voor moderne vrouw. Zij verleent zelfs de gevoeligste huid een frissche, blanke teint en is door haar uiterst fijne emulgeering een goede onderlaag voor poeder, i'inolia ColO Cream, de ideale nacht-cream, verjongt Uw huid, terwijl U slaapt.
VINOLIA CREAM VANISHING
COLD VC 127-OU1
dekken; het was voldoende, Indien zij voor de volgenden zwemmend of verdrinkend als vlot dienden, om hun den overgang te vergemakkelijken! Eenige bereden herders wachtten In de nabijheid van Leiningen op zijn bevelen. Hij stuurde een hunner naar de waterversperring; de rivier moes! slarker worden afgedamd, waardoor het geweld van het door de gracht stroomende water opgevoerd zou worden. Een tweede bode moest de schoffels en de petroleumpompen halen; een derde moest den mannen van den aangrenzenden, niet direct bedreigden kant der gracht met uitzondering van enkele waarnemers, opdracht geven als versterking naar de gevaarlijke zone te komen. De mieren zwommen sneller over dan Leiningen het voor mogelijk had gehouden. Door het opstuwen van de volgende massa's voortgedreven, kwamen zij steeds dichter bij den bedreigden oever; de aanval verliep zoo snel, dat noch de strooming, noch de diepte van de gracht volledig tot hun recht konden komen. Op de plaats van leder verdrinkend dier stortten zich dozijnen andere. Toen de eerste der tot versterking gehaalde mannen aankwamèiv hadden de mieren reeds meer dan de helft van hun weg over het water afgelegd. Zooals Leiningen zichzelf moest bekennen, was het een geluk, dat de mieren hun overgangs-manoeuvre op een naar verhouding kort front inzetten — waarschijnlijk om te zien, of het lukken zou. Indien zij allemaal tegelijk en over de geheele lengte van hel zuidelijke deel der gracht den overtocht hadden aangevangen, dan zou het er voor de belegerden heel slecht hebben uitgezien. Maar zelfs ook nü was hun toestand verre van rooskleurig. Maar Leiningen scheen, hoe
meer het naderde, des te minder het gevaar te beseffen, dat de dood In een afschuwelljken vorm steeds dichter op hem toedrong. De schaduwen van de dreigende vernietiging verbleekten In hel aangezicht van het feit, dat de strijd tusschen zijn hersens en de „catastrophe" een hoogtepunt naderde. De suggestieve kracht van zijn offensieve natuur was de oorzaak, dat zijn mannen hun instinctleven angst vergaten, dien zij bijna vanzelfsprekend bij den aanblik van het immer naderkomende doodsgevaar moesten ondervinden. De schoffels waren gehaald en verdeeld; op Leiningens aanwijzing begonnen de mannen den oever af te steken en de vijandelijke kolonnes met zand en, kluiten aarde te besloken. De petroleumpompen werden aangebracht: spullen, die lol dan toe gediend hadden om de planten van ongedierte te zuiveren, werden nu met petroleum gevuld. Dichte stralen van hel kwalijk riekende vocht gölen zich boven den door hel bombardement met aarde en zand in wanorde geraakten vijand uil. De mieren beantwoordden deze heftige en succesvolle afweermaalregelen door een verdere opvoering van hun aanvalskracht. Heele ballen van krabbelende Insecten Helen zich van den oever glijden; bovendien merkte Leiningen, dal het aanvalsfront breeder werd. Daar hel aantal mannen, evenals dat der pompen, beperkt was, lag in deze gestadige uitbreiding een bijzonder gevaar. Bovendien werden eenige deelen van het zwarte kleed, dal hel water bedekte, door de geworpen aardkluiten naar den verdedigden oever gedreven! Reeds klommen er hier en daar donkere strepen legen den begroeiden kant op. (Wordt
vervolgd)
■—■^^^^^^w™
ï<\ p
dochter van een kort tevoren overleden schilder. Zij woont in een berghut, heelemaal alleen. Heinz Is onder den indruk van deze romantische ontmoeting en heeft in ieder geval niet het tempo van z'n bediende Martin, die de knappe Burgl van het café'tje hevig het hof maakt, tot groote woede van Pepi, die met het meisje wil trouwen, zoodra hij opperjagermeester is geworden. Pepi drinkt te veel en stuurt .dan Burgls vader naar het meisje toe. Maar ook dat helpt niet, omdat de oude ook niet heelemaal helder is. Veel verdriet beleeft de opperhoutvester van Toni Mazegger, een donkeren, wilden jager, die verliefd is op Lo Petri en het meisje met z'n attenties voortdurend achtervolgt. Toni ziet, hoe meneer Wendthaus goede maatjes met Lo wordt en hij bemerkt eveneens, dat Lo behagen schept in diens gezelschap. De bediende Martin speelt echter een dubbel spel. Hij heeft Edith von Prankha, Ettingens vriendin, op de hoogte gehouden, waar Heinz zich bevindt en op zekeren dag
m vÉmA^ -f3i».
^-S
SM s« t^ •y*
\
. ^^: -
Een Ufa-film onder regie van Hans Deppe. Rolverdeeling: Lo Petri Heinz v. EHingen Pepi Burgl Toni Mazegger Opperhoutvester Edith Anni, dienstmeisje
Hans) Knoteck Paul Richter Gustl Stark-Gstettenbaur Käthe Merk Hermann Ehrhardt H. A. Schlettow Friedl Haerlin Hilde Schneider
^^^^mmm^amm
mmm
't,! 1 J
l «'
V..-
"■fili
^ Jm
1
Sfe :<"^
i%i^
staat de vrouw, die hij het liefst kwijt wilde zijn, voor hem en probeert met alle middelen de oude banden weer aan te kn jopen Maar Heinz is vastbesloten en buigt niet. Dan doet Martin nog een laatste poging. Hij verraadt Toni Mazegger, wie meneer Wendthaus eigenlijk is en zegevierend gaat de jager naar Lo om haar te vertellen, wie haar het hof heeft gemaakt en dat deze Heinz nu ook z'n vriendin uit de stad heeft laten komen. Razend van opwinding tracht hij Lo te omhelzen, maar deze roept om hulp. Heinz hoort het en gooit den jager het huis uit. Wild jaloersch tracht Mazegger den prins te dooden. Lo trekt Heinz nog tijdig terug, maar wil dan toch niets meer met hem te maken hebben. Intusschen jaagt men op Toni Mazegger. Ten slotte komt het zoo ver, dat deze het bosch rondom Lo's huis in brand steekt. Een vallende boom verplettert hem evenwel. Lo tracht zich door een gewaagde klimpartij langs de rotsen in veiligheid te brengen, maar zonder de hulp van Heinz en Pepi gelukt het haar niet en als Heinz haar in zijn armen heeft, is zij niet alleen gered, maar ook bereid om haar leven aan het zijne te binden.
■-Vfc
De jonge prins von Ettingen ontvlucht de groote stad — en zijn vriendinnetje Edith von Prankha — om op zijn landgoed in de Beiersche bergen, waar niemand hem kent, tot rust te komen. Als „meneer Wendthaus", een vriend van den prins, betreedt hij z'n eigen huis, vergezeld door den steeds intrigeerenden bediende Martin. Dit incognito van den jongen edelman biedt voordeelen. Hij hoort niet alleen, hoe men over hem spreekt, maar kan ook de menschen in het landhuis en daar rondom beter bereiken als gewoon sterveling. Bij een van zijn eerste verkenningstochten ziet Heinz, zoo heet de prins, een knap meisje op een ezel voorbijrijden. Het is Lo Petri, de
Anni, het kamermeisje (Hilde Schneider) koketteert met Martin, den bediende (Rudolf Schneider).
De brandstichter.
: Heinz en Pepi komen Lo te hulp (Paul Richter, Hansi Knoteck en Gustl StarkGstettenbaur).
■ F .afi
4H S jft
j^H ^ ~^^^i fl ^^g| j fl
Een scène uit de film. (Foto's Ufa- Tannigtl)
I
!>..
i^-X
—
.
DE DANS VAN DE SLANG EEN COMPLEET VERHAAL Ik geloof niets van al die praatjes," iel de dikke mijnheer Andersen, terwijl hij den a'schkegel van zijn sigaar tikte. „Als men alle sprookjes wilde gelooven, die er over Indië verteld worden, zou men gevaar loopen, zijn verstand te verliezen." Sven Barlund kauwde nadenkend op een stroohalm. „Hebt u Jeff Sanders, den Amerlkaanschen
DOOR NIKLAS REUEL5BERG katoenspeculant, gekend?" vroeg hij als terloops. „Natuurlijk ken ik hem, maar ..." „Hij is een half jaar geleden gestorven. Sommigen zeggen, dat hij vermoord Is." Andersens verbazing en ontdaanheid waren zóó duidelijk, dat Barlund zonder meer direct begon te vertellen. „Een paar dagen voor zijn dood Hep Ik met
DE HOLLANDSCHE MOLEN
(Foto H. Nleuwanhuys)
Jeff Sanders door een drukke straat In hei Noorden van Bombay. Er heerschte de gewone bedrijvigheid van het late namiddaguur. Handelaars prezen met luider stem hun waren aan, bedelaars drongen om ons heen en goochelaars vertooixfen hun kunststukken, toen Sanders plotseling, hevig geschrokken, mijn arm greep en star naar een bepaalde plaats In het gewoel van de straat keek. Daar zat een magere fakir en deed een forsche cobra op de klanken van zijn fluit dansen ... als men ten minste het zachte heen en weer wiegelen van het slangenlichaam zoo noemen wilde. Sanders trok mij zonder een woord te zeggen in tegenovergestelde richting mee. Toen het gejammer van de fluit plotseling ophield, wierp Ik een vluchtlgen blik op den bruinen heilige en zag dat diens oogen met «en verterenden gloed op Jeff Sanders gericht waren. Toen doken wij in het gedrang onder. , Sanders was onder' de bruine kleur van zijn huid bleek geworden. Ik hoorde zijn tanden klapperen. „Hij zit me Weer achterna," fluisterde hij heesch. „Hij heeft me al overal gevonden." En Sanders vertelde mij een geschiedenis uit de noordelijke provincies, een geschiedenis, waarin een meisje voorkwam, en die Jaren terugging. „En toen is deze Singh er achter gekomen, dat zijn knappe zuster mijn geliefde was. Van dien dag af was ik mijn leven niet meer zeker. Overal ontmoette ik Singh met zijn cobra. En vandaag ... daarnet heb ik hem weer gezien/' Ik trachtte hem gerust te stellen, maar hij luisterde niet naar me en dook verscheidene keeren in elkaar alsof er een onafwendbaar gevaar op hem afkwam. Gedurende de volgende dagen leed hij onder angsttoestanden, werd verschrikkelijk mager en waagde zich nauwelijks meer buiten zijn huis. Eindelijk lukte het mij, hem in zooverre op te monteren, dat hij een eindje met me door de stad ging wandelen.Vaak dacht ik, dat zijn gedrukte stemming wat geweken was, tot wij in het gewoel der straat plotseling voor den Indiër stonden, die de oorzaak van zijn angst was. Weer speelde hij op zijn fluit en de cobra wiegde zich weer voor hem heen en weer. — Sanders hield zijn schreden in en bleef in een onnatuurlijke stramheid vlak bij de dansende slang staan. Duidelijk zag ik, hoe de cobra haar bek opensperde, duidelijk hoorde Ik den schrillen toon der fluit, die de melodie op afschuwelijke wijze door midden scheen te breken en het dier als een zweepslag scheen te treffen. Bliksemsnel strekte zich het lenige lichaam, de cobra schoot op .Sanders toe en plantte haar moorddadige kaken in zijn been. Er ontstond een kolossaal tumult. De menschen vluchtten naar alle richtingen. Sanders was op den grond gevallen. Zijn gezicht was door een afschuwelijker! angst verwrongen; hij probeerde Iets te zeggen, maar de starheid van den dood sneed zijn adem af. Ik riep om een dokter. Niemand scheen zin te hebben, den stervende te helpen. Toen er eindelijk een dokter verscheen, was Sanders reeds onder hevige krampen gestorven." Sven Barlund greep naar zijn glas en ledigde het in één teug. .„Dat Is verschrikkelijk," zei Andersen. „Doch ik' vind de geschiedenis nu niet zoo geheimzinnig. De Indiër heeft zijn cobra tegen Sanders opgehitst, om de eer van zijn zuster te wreken. Ik neem aan, dat de kerel daarvoor aan de galg Is gekomen?" „Neen!" zei Barlund, met een vreemd-harde stem. „Want het onderzoek toonde onomstootelijk aan, dat de slang reeds sinds langen tijd van haar giftanden was ontdaan en ongevaarlijk was..."
M^Éi«^'*"v
- T^ËSSËKSËi
'tf^MmjÊMÊjjfajÈÈSÈMjilM
Af en toe een slokje, zoo uit de hand. precies als andere kwajongens 1
Na gedanen arbeid is het goed rusten!
•r
wÊ^^, '"'■■»
Ook boeken en schriften — met allerhande aanteekeningen over rollen, met crltieken en wat dies meer zij — heb je in je vrijen tijd te ordenen en tesorteeren, want gedurende de speeldagen komt daar niet veel van.
yp
M ■■BM^BHU. tiji-. aMHBÉ^HMO
4
%.*
MI
1
■
^
'm
U ■■ Een groot deei van Ingeborgs vrijen tijd wordt in beslag genomen door het sorteeren en lezen van haar filmpost en het verzenden van foto's aan bewonderaars! (Foto't UU)
J
P^aB
JK
«'^Éi
^
m
^^^^
——'
VOOR DE KNUTSELAARS
beeld ziet, is 125 cM. in het vierkant. Deze afmetingen zijn te wijzigen, naar gelang er ruimte beschikbaar is. De grootste hoogte is 50 cM., de kleinste 30 cM. Het deksel van den bak loopt dus aan weerszijden schuin af.
EEN ZANDBAK VOOR ONZE KLEUTERS
In en met zand spelen is een groot genoegen voor alle kinderen en bovendien is het spelen In droog zand zeer nuttig. We gaan daarom zelf een zandbak maken. Dit kan met weinig moeite gebeuren. De bak, dien u op deze pagina afge-
^
In het midden van de zijkanten bevestigen we aan de binnenzijde een stukje twee-endrie (7 cM. breed en 5 cM. dik) waarin aan. de bovenzijde een gleuf gemaakt is van 3 cM. breed (zie de constructie aan de linkerzijde van de pagina). In deze stukken komt een losse regel, die er uit genomen kan worden als de bak gebruikt wordt. Deze regel is 3 cM. breed en 4 cM. dik. Hierop rusten de twee deksels, zoodat de bak afgesloten is tegen regen, wind, enzoovoort. Onder aan de pagina vindt u het zij-aanzicht. Hieronder volgt 2 stukken van 2 stukken van 2 stukken^yan 2 stukken van 1 stuk van
nu het materiaal. 125 cM. lang, 30 125 cM. lang, 80 121 cM. lang, 80 50 cM. lang. 7 121 cM. lang, 3
cM. cM. cM. cM. cM.
breed breed breed breed breed
en en en en en
2 2 2 5 4
cM. cM. cM. cM. cM.
dik. dik. dik. dik. dik.
De planken zijn in de afmeting, die we noodig hebben, niet in den handel, daarom voegen we die aan elkaar door middel van een klamp. ^X^^~ ^
Het geheel wordt met gekleurd carbolineum geverfd.
„Wat is licht, Jansje?"
{ i
.
,^-,aflj]^^^^l^a|idm^^fe^ätS^fl
—
•':;^
'
.
■
■
flfln TÉ LÖflT z/e/3 Tusschen twee haakjes," zei de gepensionneerde ieeraar Fanen heel plotseling en wat driftig, „Ik heb gehoord, dat Tomkins weer in de stad is." Het duurde eenige seconden voordat Eef Fanen opkeek van den brief, dien zij zat te lezen. Ze was niets op haar gemak, want ze voelde heel duidelijk, dat haar man haar van den anderen kant van de ontbijttafel nauwlettend en onderzoekend gadesloeg. Ook voelde ze, dat, ondanks al haar pogingen om zich te beheerschen, een zwakke blos haar wangen en hals kleurde. Maar ze keek hem toch aan, toen ze onverschillig antwoordde: „O ja . . . dat weet ik." Fanen trok zijn wenkbrauwen op. „Weet je het? Zóó!! Wie heeft het je dan verteld?" ■ „Niemand," antwoordde ze rustig. „Ik ontmoette hem gisteren toevallig, toen Ik van de Zwarte Boerderij naar huis terugkeerde." Fanen vouwde langzaam zijn courant op en legde ze naast zich neer. „Daar heb je me niets van verteld, Eef. Waarom niet?" „Waarom zou ik het je hebben moeten vertellen. Jan? Tomkins is nooit een vriend van je geweest. Je kent hem nauwelijks. Ik heb niet kunnen vermoeden, dat het je interesseeren zou." Fanen bromde iets. „Dat doet hel ook eigenlijk nietl Maar in ieder geval had ik tóch verwacht, dat je het verteld had." Hij nam een grooten slok thee en zette zijp kop ruw op het schoteltje. „Niet, dat het iets geeft! Natuurlijk nietl Was . . . had hij zijn vrouw bij zich?" Eefs lippen maake een cynische beweging. „Hij vertelde mij, dat hij geen vrouw meer
had." „Lieve hemel!" riep haar man uil. ,,Wat is er met haar gebegrd? Is zij dood?" Eef schudde haar hoofd. „Er is méér dan één manier om van zijn vrouw af te komen. Jan," zei ze. „Hij vertelde me, dat ze een jaar geleden gescheiden zijn. Ze konden het niet met elkander vinden. Je weet, dat het onder bepaalde omstandigheden heel gemakkelijk is, een echtscheiding te verkrijgen." Fanen smeerde een sneetje brood en belegde het met kaas. „Je schijnt nogal een lang en intiem gesprek met hem te hebben gehad," merkte hij onderwijl op. ,,Mag ik vragen, of je al die interessante bijzonderheden vernam, terwijl jullie aan den kant van den weg stonden te praten?" Zijn vrouw maakte een beweging van ongeduld. „Toe, Jan, waartoe dient dat kruisverhoor? Als je de bijzonderheden wilt weten, zal ik ze je vertellen. Ik ontmoette Tomkins even voorbij de „Zwarte Boerderij" en hij is met me mee opgeloopen tot den molen. Hij blijft maar een paar dagen hier. Wil je nog meer weten?" Haar man richtte zich hooger op en een glimlach bracht een zachtere uitdrukking op zijn gezicht, dat soms een uiterst harden indruk kon maken. Hij keek zijn vrouw vriendelijk aan. „Neem me niet kwalijk, beste," zei hij. „Ik vrees, dat ik een beetje vervelend ben vaniM?.-gen. Het zal mijn maag weer zijn, denk ik. Ik zal maar een eind gaan wandelen. Dat lijkt me geen kwaad idee. Ik zal maar eens naar boer Janson gaan. Men heeft me verteld, dat hii een paard gekocht heeft, en paarden zijn nog altijd mijn zwak!" Eef keek hem glimlachend aan. „Ja, doe dat, Jan. Het is heerlijk weer, en een 'andeling za\ je goed doen. We drinken om één uur koffie, zooals gewoonlijk." r 5cor het breede raam van de ontbijtkamer ■| ^eg ze zijn rijzige smalle gestalte gade, terwijl I up Hen landweg liep.
oUror»
Een zonderlinge, bijna verwonderde glimlach krulde haar lippen ... Die goeie, oude Janl Om zoo plotseling de rol van een jaloerschen echtgenoot te gaan spelen, was wel een beetje belachelijk! En bovendien, welke reden had hij om jaloersch te zijn? Er was Immers nooit sprake van liefde geweest, toen zij hun huwelijk sloten. Ze waren er allebei eerlijk voor uitgekomen, dat het een huwelijk uit berekening was en wie zou durven beweren, dat het niet goed gegaan was in de drie jaren, die er verloopen waren, sinds zij het gesloten hadden? Toen Fanen op veertigjarigen leeftijd weduwnaar geworden was, na zich jarenlang te hebben opgeofferd voor een teer, ziekelijk vrouwtje, had hij de behoefte gevoeld aan een nieuwe meestere» in zijn huis en . . . een vrouw voor zichzelf. Niet alleen een hulshoudster, maar een Intelligente vrouw, die een vriendin voor hèm en een goede gastvrouw voor zijn vrienden en kennissen zou zijn. In Eef Canto had hij. alle deugden gevonden, die hij verlangde — en bovendien een uiterlijke aantrekkelijkheid, die hem imponeerde. Wel is waar was zij nog jong — maar ze had een waardigheid over zich, die boven haar jaren uitging. Bovendien beschouwde zij, evenmin als hij, de liefde als een noodzakelijke voorwaarde voor een huwelijk . . Terwijl Eef voor het raam stond en haar man nakeek, kwam opeens de herinnering weer bij haar op aan den tijd, toen liefde wel degelijk een factor was geweest: den tijd van haar korte verloving met Tomkins — een heerlijke, romantische tijd . . . Het had slechts kort geduurd. Een nieuw en mooi gezichtje, het kwieke figuurtje van een stadsch meisje en de aanbieding van haar vader voor een mooie betrekking, waren de oorzaken geweest, dat Tomkins verdwenen was uit het leven van het meisje, dat eens de heele wereld voor hem had uitgemaakt. Twee jaar later was Eef met Fanen getrouwd en in dat huwelijk had zij alles gevonden, wat haar ontgoocheld hart had verlangd: comfort en veiligheid, een mooi huis en een echtgenoot dien zij in ieder geval achten en waardeeren kon. Maar nu was, plotseling en geheel onverwachts, Tomkins weer aan haar horizon verschenen . . . Ze had hem gezien, gesproken en met hem gewandeld. En ze kon eerlijk zeggen, dat deze vuurproef haar slechts een kleur had gekostl Ze had geen spoor van verlegenheid getoond, niet laten merken hoe het geluid van zijn stem en de uitdrukking in zijn oogen duizenden bitter-zoete herinneringen bij haar hadden opgeroepen ... Hij zou maar kort in het dorp blijven, had hij gezegd. Hij woonde in een hotel, vlak in de buurt, en hij was alleen maar gekomen om zijn ouders op te zoeken. Heel vormelijk hadden zij elkaar de hand gedrukt en afscheid genomen. Naar alle waarschijnlijkheid zou ze hem niet wèèr zien ... Hoe dwaas van Jan om zich plotseling zoo jaloersch, bijna wantrouwend aan te stellen! Ze zou haast gelooven, d^t hij haar niet vertrouwde . . . Hei geluid van de bel deed haar uit haar overpeinzingen opschrikken. Ze wierp een blik op de klok;'nauwelijks tien uur. Een bijzondere tijd voor bezoek! Het meisje verscheen, een visitekaartje in haar hand. „Er is een heer om u te spreken, mevrouw," zei ze. „Mijnheer Tomkins!" Bij het hooren van dien naam kreeg Eef opeens het gevoel, alsof haar hart tegen haar keel bonsde. „Goed," zei ze. „Je hebt hem zeker in de tuinkamer gelaten? Ik zal naar hem toegaan. Tomkins stond voor de open deuren en de wind deed zijn dikke, bruine haren even op en
,_____1|1__-L-__
m
neer waaien en ze zag opeens, hoe aantrekkelijk hij er uitzag. „Goeden morgen," zei ze, waardig. Met uitgestoken handen deed hij een stap naar haar toe; op zijn gezicht was weer die vriendelijke, verleidelijke glimlach, dien zij zoo goed kende. „Het Is wel een onvergeeflijk vroeg uur om een bezoek te brengen," begon hij, „doch Ik kwam hier langs en kon de verleiding niet weerstaan, even naar binnen te wippen en je te zien. Je vindt het toch niet erg?" „Het zou niet veel geven, «Is Ik zei, dat ik het wel erg vond. Is het wel?" vroeg zij, vaag glimlachend. „Ik kan toch niet zoo onbeleefd zijn. Je er uit te laten gooien? Het spijt me, dat mijn man niet thuis Is," voegde zij er vlug aan toe. „Hij Is Juist een ochtendwandeling gaan maken en . .." Tomkins wierp zijn hoofd achterover en lachte. Hoe bekend klonk die lach ... die jongensachtige, aanstekelijke lach ... „Mijn beste meisje, je gelooft toch niet, dat ik hier gekomen ben voor Je man?" Een diepe blos kleurde haar wangen. „Daar dit het huls van mijn man Is," zei ze koel, „moet Ik wel aannemen ..." Hij legde plotseling zijn hand op haar arm. „Eef, laten we eerlijk zijn! WIJ behoeven voor elkaar toch niet weg te kruipen achter allerlei voorwendsels? Begrijp Je niet, dat er heel wat herinneringen in mij zijn opgekomen, sinds ik je gisteren heb gezien?" „Ik geloof dat het 't beste is, zoo weinig mogelijk over herinneringen te spreken!" antwoordde ze kalm, met een klank van verwijt in haar stem. „Eef, wees niet zoo wreed! O, ik weet wel, dat Ik het verdien... maar, liefste, Je bent maar zoo weinig veranderd! Je ziet er nog zoo jong, zoo lief uit! Begrijp je dan niet, dat Ik hier móést komen, dat Ik Je weer zien móést?! Begrijp je dat dan werkelijk niet?" De streelende klank, dien zij zich zoo goed van vroeger herinnerde, was weer in zijn stem. Het maakte, dat zij opnieuw kleurde. Haar arm in de dunne zomerbloese trilde onder dan lichten druk van zijn vingers. Maar ze deed vlug een paar stappen achteruit en keek hem met groote, ernstige oogen aan. „Peter, ie moest begrijpen, dat Je niet langer het recht hebt zóó tegen mij te spreken!" „Ik weet het," antwoordde hij berustend. „Ik had het recht eens, maar ik heb er afstand van gedaan, stommeling, die ik was! Doch Ik heb er voor geboet, Eef. Mijn huwelijk was een ellendige mislukking. Vijf Jaar geleden heb ik mijn geluk weggegooid!" Ze maakte een beweging van protest. „Toe, spreek daar nu niet meer over! Begrijp je dan niet, dat het geen zin heeft, mij dat nu nog te vertellen? Het Is te laat nu ... vèèl te laat!" Hij deed een paar stappen naar haar toe en greep haar plotseling bij de schouders. Zijn gelaat was iets ruwer geworden in de vijf Jaar, dat zij hem niet gezien had . .. maar zijn oogen waren hetzelfde gebleven: groengrijs, klein en zonderling suggereerend. „Eef," zei hij, „ben Je er zéker van, dat het te laat is? Is het ooit te laat, wanneer twee menschen werkelijk van elkaar houden? Jouw huwelijk . . . heeft het je veel geluk gebracht? Je houdt niet van je man, Eef! Ik weet het; je hebt nooit zooveel voor hem gevoeld als voor mijl" „Peter . . . zég dat nietl" Ze worstelde zich los uit zijn greep, wierp zich in een diepen armstoel en bedekte haar gezicht met haar handen. Het was waar. . . wéér! Jan en zij hadden nooit echt van elkaar gehouden. Ze hadden naast elkaar geleefd. En plotseling werd ze er zich van bewust, wat ze
IN
^^^^
■-
'
had gemist gedurende de drie eentonige Jaren van haar huwelijk. Hier, naast haar, was de eenige man, die haar kon geven, waarnaar ledere vrouw in het diepst van haar hart verlangt, liefde, liefde en nóg eens liefde! „Eefl" Hij zat nu naast haar op de leuning van den stoel. Zachtjes trok hij haar handen weg van haar gezicht. Hij zag, dat haar wangen vochtig waren, dat haar mond verraderlijk trilde. „Eef? Je houdt nog van mij? Je bént van mijl" Zijn armen waren om haar schouders. Hij boog zich voorover en drukte een kus op haar lippen . . . Zijn kus leek een vlam! Eén oogenblik lag zij bewegingloos, passief, in zijn armen, haar oogen half gesloten. Toen sprong ze overeind. En snikte. Aan den muur tegenover haar hing een spiegel in een ouderwetsche eiken lijst en, terwijl zij opstond, zag zij er de deur van de kamer in. De deur stond open en op den drempel stond de rijzige figuur van haar echtgenoot. . . Eén seconde stond zij absoluut bewegingloos en staarde krijtwit naar het beeld In den spiegel. Toen wendde zij haar gelaat naar haar man, terwijl hij langzaam de kamer binnenkwam en de deur achter zich sloot. Gedurende eenige seconden zei niemand een woord; toen hoorde Eef de stem van haar echtgenoot, zóó onnatuurlijk-beheerscht, dat zij ze nauwelijks herkende. „Ik maak niet graag in het bijzijn van mijn vrouw een scène," zei hij tegen den anderen man. „Ik zal u buitengewoon dankbaar zijn. Indien u onmiddellijk mijn huis wilt verlaten. Later zal ik te uwer beschikking zijn om naar u te luisteren Indien u mij een verklaring wilt geven." „Ik vrees, dat Ik geen verklaring geven kin, mijnheer; mijn gedrag is natuurlijk absoluut niet te verdedigen. Maar ik zou het op prijs stellen, Indien u wilde gelooven, dat ik de eenige ben, die de verantwoordelijkheid draag voor deze . . . eh . . . deze ellendige situatie. Uw vrouw is er het onwillige slachtoffer van geweest." Fanen hief zijn hand op,,Neemt u mij niet "kwalijk, maar ik geef er de voorkeur aan,, deze aangelegenheid op een ander tijdstip met u te bespreken." .Hij wendde zich Jm'en drukte op een schel. „Het meisje zal u uitlaten." Langzaam nam Tomkins zijn hoed en stok van het kleine tafeltje bij het raam, en, na een stijve buiging te hebben gemaakt, verliet hij de kamer zonder meer een woord te zeggen. Fanen wachtte zwijgend tot hij de voordeur in het slot hoorde vallen. Toen wendde hij zich tot zijn vrouw, die bleek en onbeweeglijk als een standbeeld nog op dezelfde plaats stond. „Ik geloof niet," begon hij, „dat ik onder deze omstandigheden een verontschuldiging behoef aan te voeren, omdat ik je bespionneerd
heb." ,,Dus je bent teruggekomen om . . . om mij te overvallen?" vroeg zij met trillende stem. Hij lachte grimmig. „Ja! Ik ontmoette dien onuitsprekelijk gemeenen ellendeling vlak bij huis, toen Ik wegging. Ik zag, dat hij rond bleef dwalen lot hij dacht, dat ik weg was. Toen zag ik, dat hij de laan naar het huis inging. Wat een schoft van een kerel!" Met een zonderling gevoel van minachting zag zij de harde, onmeedoogende uitdrukking in zijn oogen. „Jan, je mag';+iem niet te zeer verachten! Wat hij zei, was niet heelemaal waar. Ik .. . ik was niet heelemaal het onwillige slachtoffer.
Ik . .." Fanens mond vertrok zich pijnlijk. „Ik zag voldoende om dat te weten," zei hij barsch. „En als Ik werkelijk een „heer" was, zou ik je nu misschien beleefd je vrijheid moeten aanbieden. Maar ik ben niet van plan iets dergelijks te doen. En weet je waaróm niet?" Zijn krachtige handen grepen haar armen zoo stevig, dat zij bijna een kreet van pijn slaakte. „Ik wil je niet je vrijheid geven om naar zoo'n
ellendigen schurk als die Tomkins te gaan," zei hij bruusk. „Zie Je dan niet, hoe die kerel veranderd is, een hopelooze charmeur? Hij heeft je vroeger weggegooid ... pijn gedaan. Je beleedigd. Nu je buiten zijn bereik bent, nu je de vrouw van een ander bent, wil hij je weer terughebben ... en probeert hij je achter mijn rug af te nemen. Denk Je, dat ik hem de gelegenheid zal geven. Je leven voor een tweeden keer te verwoesten?" Ze slaakte plotseling een diepen zucht. „Maar na alles . . . wat Je gezien hebt, zul je mij niet langer noodig hebben . . . me hier niet willen houden..." Hij lachte; een afschuwelijken lach, die iemand pijn deed. „Lieve hemel, denk je dat ik van dit slag ben? Denk je, dat mijn liefde voor jou zóó armzalig is, dat ze In één oogenblik gedood kan worden?" Plotseling nam zijn gezicht een mildere uitdrukking aan., " „Ik heb nooit geprobeerd, je het hof te maken, Eef," zei hij vriendelijk. „Ik weet, dat Ik nooit mocht verwachten, dat je op dié manier om mij zou geven . . . om mij, een saaien, ouden man . . . vèèl ouder dan jezelf! Maar de hemel weet, hoeveel ik van je houd . . .■ en hoe ik getracht heb je leven zoo gelukkig te maken als het maar kon .. ." Ze haalde diep adem. Haar oogen hadden zich met tranen gevuld. „Jan ... dat. .. dat reeds wist ik nietl Ik heb nooit vermoed, dat je op dié manier om mij gaf! Ik dacht, dat de rkrijgbaar herinnering aan je eerste vrouw nog steeds de voornaamste plaats innam . . ." Hij glimlachte droefgeestig. „Ik hield van haar.. . héél oprecht! Maar jarenlang is zij invalide geweest. Ik hield meer van haar als van een ziekelijk, zwak kind. Sinds wij getrouwd zijn, ben jij het geweest, Eef, jij alleen die ik noodig heb gehad, naar wie ik verlangd heb ..." Beschroomd legde zij een hand op de mouw van zijn jas. „O, Jan, waarom heb je me dat nooit eerder verteld? Begrijp je dan niet, dat dit het is, waarnaar ik altijd heb verlangd . . . wat ik gemist heb, al die jaren van ons huwelijk . . . Dat je van mij hield, echt van mij hield! Het was, omdat ik me zoo alléén voelde, zoo verlaten van ieder verheven en mooi gevoel, dal ik zwak genoeg ben geweest om een oogenblik toe te geven aan de inblazingen van Tomkins..." Ze had haar smalle gezichtje, waarop tranen glinsterden, naar hem opgeheven. In haar oogen stond een smeekende blik. „Eef, Ik ben een groote idioot geweest! Een
~T:
f--:*
ü SUPERCHROM l DE ROLFILM IN HET BEKENDE FRISSCHE ORANJE DOOSJE.
hel nat en tochtig is.beschermen meermalen perdag bijApothekers
Drogisten f-30en-.50
groote idioot! Ik heb het wel goed gemeend, maar het was toch vreeselijk stom. Ik had het moeten begrijpen. Doch als jij wilt. . . liefste, kunnen we dan niet weer opnieuw beginnen?" De blik in Eefs oogen zei hem méér dan woorden ooit zouden hebben vermocht. Na het diner zal Eef dien avond voor haar schrijfbureautje en las de weinige woorden nog eens over, die zij aan Tomkins had geschreven: „Mijn man is edelmoedig genoeg geweest om het betreurenswaardige incident van dezen morgen, dat ik alleen maar aan een dwaze opwelling van ons beiden kan toeschrijven, door de vingers te zien. , Sla mij toe, van deze gelegenheid gebruik te maken, om je vaarwel te zeggen. Je moet namelijk weten, dat je je totaal vergist hebt! Het is werkelijk te lèèt nu! I!< houd namelijk van mijn man!"
_^__
__
,
;
VODk ELKE
OPLOSSINGEN ZOEK EN VIND 18 JUNI 1941
KRUISWOORDRAADSEL LETTERGREEP-KRUISWOORDPUZZLE 50. dakbedekking 51. muzieknoot 52. met een kram vastmaken 56. vooroverbuigen 58. begeerig 59. eerstkomende (afk.) 60. en dergelijke (afk.)
OPLOSSING KRUISWOORDRAADSEL
T\
"
F
L
]T o TTL JTT| 6 M A T 1 c u s | c
E
rr C
H
E
C
K
■
6
B
0
1
L ■
M
L
E
E
D
/
L
Verticaal:
E ■ T
E
^ß
Jel
B
^ ij
1
E
D
IN
E
L [
1
GEH
|K
0
OPLOSSING HONINGRAATRAADSEL
Horiiontsali 1. 4. 7. 10. 11. 13.
OPLOSSING N-PU2ZLE draaien rumboon ■tchman genegen ontdaan mijmeren
ankeren naturen DRAGOMAN OPLOSSING INVULRAADSEL
OPLOSSING HARMONICAPUZZLE
G
Arn^
M
v" K L K 0 6 E L E N G G ß L E 6 E N D E M E L V E ß D E R F F h E
n n
n
1
OPLOSSING FILMSTERVERBINDINGSRAADSEL
E
E
1 j N | D
ge graf gat doof ge dag ver koren zang
l e e t 1 e i a k
ach lijk ven torn eer raad innen ar oor
LEO SLEZAK
■;■■ ;■
-,'
•
^
j.
i^êMèa^jj^^^^^^'^
kleedingttuk afval van vlas welbespraaktheid ontzagwekkend familielid afkorting op visitekaartjes 14. gebiedend 17. meisjesnaam 18. vrucht
19. 22. 23. 26. 27. 28.
familielid meisjesnaam speelgoed apil meisjesnaam inwoner van Groenland 30. afkorting van den naam van een gewicht 31. jongensnaam 32. persoonlijk voornaamwoord
33. afkorting van den naam van een geloof 35. voertuig 36. hij heeft het geschreven (afk.) (Latijn) 38. huishoudelijk artikel 39. familielid 41. omlijsting 44. bedenken 46. arm aan erts 48. muzieknoot 49. meisjesnaam
1. ordeoefening met zang 2. boom 3. de bruinroode kleur van zuiver koper 4. oogvormig snoer 5. kunst om den gehoorzin te versterken 6. deel van het gezicht 8. afschrift 9. door etsen verkregen plaat 11. gering 12. slotwoord 15. landgoed 16. bijwoord 19. voorzetsel 20. verhuizing 21. korengewas 24. voorzetsel 25. traafi 26. Bijbclschc naam 29. afkorting van den naam van een gewicht 34. regeerend vorst 35. met een ar rijden 37. afkorting van een titel 39. zijns inziens (afk.) 40. Nederlandsch (afk.) 42. spil 43. het wit aan de kanten eencr bladzijde 44. verhevenheid boven den grond 45.. grappenmaker 46. lengtemaat 47. kleine egge 48. afkorting van den naam van een geloof 53. voertuig 54. meterton' (afk.) 55. slot
El 1 Ta H Ni B m Ël O " El 1 B ■^ ?
Horizontaal:
J
R
2 3 k 5 6
letters zij«: a. a, W a, e, e, e, e, e, e, e, n, n, n, n, p, r, r, s, s, t, t, t, t,
IJ
"
16
■OH19
w'
Horizontaal: 1. slecht worden 3. boodschappenjongen
1
5. baan die een ster aan den hemel beschrijft 7. in het klein verknopen
INVULRAADSEL
het een in bet ander brengen titel van ministers mist die des avonds ontstaat naar gelang
DE
d, e, r, t,
r
VIERKANTRAADSEL
R R
R R
1.
fiets
2.
spreken
3.
eischen
4.
op één punt kijken
5.
geschikt tot bet verduren van ontberingen
6.
vervolgens
De te gebruiken letters.' a, a, a, d, d, e, e, e,.e, e,
R
e, e, e, g, g, h, i, I, n, n, n, p, r, r, r, r, r, r, r, a, t, t, v, v, w, ij.
■
vrouw verbleeken boodschapper iets aanvatten begrafenisplechtigheid een veld vol bloemen duidt gelijkheid aan (meervoud) gelukzaligheid Verticaal:
1. 2. 3. 4. 6. 8. 9. 12. 13. 15. 16. 17.
ondervinden raam met glasruiten levensloop veldwachter (Fransch) denkvermogen voorexamen direct ranggetal zich toeëigenen slavernij bloed laten vloeien opperbevelhebber
FILMSTERPAARDENSPRONGPUZZLE
M A A R N L 0 h
5. schelpdier 6. gedwongen oponthoud (sport) 7. thans
In de schuine randen komt, van boven links naar onderen van onderen naar boven rechts, een bekend gezegde. De gebruiken letters: a, a. a, a, a, b, c, d, d, e, e, e, e, e, e, e, e, e, e, e, g, i, i, i, I, I, m, m, m, m, m, n, n, n, n, n, n, n, n, n, n, o, o, p, r, r, r, s, s, t, t, t, t, t, u, v, x, ij, z,
Verticaal: 1. in zijn ijver verminderen 2. dringen 3. plant 4. boomtak 5. schoenmakerswerktuig 6. doodgaan 7. door verkeerd snijden bederven
9. 10. 11. 12. 14. 16. 18. 19.
n
it
1. 2. 3. 4.
beperken
De te gebruiken e, e, e, e, c. e, e, g, g, i, 1, n, n, n, r, r, r, s, s, s, v, v, v, v, ij.
1
Horizontaal woorden in te vullen van de volgende beteekenis:
HEKWERKRAADSEL 8.
4
3
6
10
A T
JLL D
T S
AP E
€
E||M||E
C!
Ef
^2I«L r
m m__ i
1
;
-w^;-..
en te e, n, z.
M A A L R 1 R H
H H R M T y
in
z
N E U E D E
M
A
Indien U, te beginnen bij de met 1 genummerde letter, met den paardensprong van het schaakspel, alle letters langs gaat, krijgt U de namen van drie filmsterren. Wij stellen een hoofdprijs van ƒ 2.50 en tien filmfoto's beschikbaar om te verdeelen onder de goede oplossers. Antwoorden in te zenden vóór 9 Juli aan Dr. Puzzelaar, Noordeinde 8, Leiden. Op enveloppe of briefkaart a.u.b. duidelijk vermelden: Filmpuzzle 9 Juli. Deze puzzle kan tegelijk met de andere ingezonden worden, doch liefst op een apart velletje papier.
DE PRIJSWINNAARS De hoofdprijzen werden deze week verworven door: den heer N. Huizing, 's-Gravenhage; den heer R. Burgs, 's-Gravenhage; den heer J. H. Ansems, Rotterdam; den heer C. Steenbakker, Beverwijk; den heer ' N. Kleiwegt, Voorburg. De troostprijzen werden toegekend aan: mevrouw M. Wertwijn, Amsterdam; mevrouw C. A. v. d. Zee, Rotterdam; mejuffrouw N. Devilee, Leiden; mejuffrouw D. J. de Knijff, 's-Gravenhage; mejuffrouw A. Hoogeveen, Leiden; mejuffrouw M. v. d. Tor, Rotterdam; den heer A. Lauwrier, Rotterdam; den heer P. de Jong, Schiedam; den heer B. Huizer, Rotterdam; den heer D. Krook, Schiedam; den heer N. v. Wijngaarden, Rotterdam; den heer J. P. Trimp, Hillegersberg; den heer J. Fopma, Groningen; den heer K B. Wieser, 's-Gravenhage; den heer L. J. v. d. Meer, Warmond; den heer A. F. van Voorst, Amsterdam; den heer C. van Dijk, Delft; den heer A. J. Kars, Amsterdam; den heer H. Keemink, Rotterdam; den heer W. J. Hes, Venlo. Den hoofdprijs van de filmpuzzle verwierf: mejuffrouw B. v. d. Meijden, Boxtel. De troostprijzen vielen ten deel aan: mejuffrouw R. Hesseling, Rotterdam; mejuffrouw G. de Haan, Amsterdam; den heer H. Hiemstra, Groningen; den heer J. W. A. v. d. Hart, Rotterdam; den heer J. M. Bosmeier, Leidschendam; den heer A. W. Melis, Helmond; den heer A. Poppema, Tilburg; den heer J. Reizevoort, Meppel; den heer M. D. v. Turen, Heemstede; den heer J. Wajer, Amsterdam.
ONZE PRIJZEN. Voor goede oplossingen van iedere puzzle, stellen wij een prijs van ƒ2.50 benevens vier troostprijzen beschikbaar. In totaal dus deze week 7 prijzen van ƒ2.50 elk, 22 troostprijzen en 10 filmfoto's.
AMATEUR-DETECTIVE
\A/ie van onze speurders kan ons ' ' zeggen, wat nevenstaand gedeelte van een foto voorstelt? Wij zullen weer een prijs van {2.50 benevens twee troostprijzen verdeelen onder hen, die ons een goed antwoord zenden. De verdeeling der prijzen geschiedt op een manier, waarbij alle inzenders van goede oplossingen gelijke kansen hebben op het verkrijgen van een der prijzen. U gelieve Uw antwoord in te zenden vóór 25 Juni aan Mr. Detective, Noordeinde 8, Leiden. Op briefkaart of enveloppe vermelden: Amateur-Detective 25 Juni. De oplossing van het voorlaatste foto-probleem. * Het als opgave geplaatste gedeelte van de foto is aangegeven. De hoofdprijs van f. 2.50 werd deze week toegekend aan: den heer A. Harinck te Rotterdam. De troostprijzen vielen ten deel aan: mej. E. Vermeer te Arnhem; den heer A. van Kleef te Delft.
(
DE OPLOSSINGEN op de in dit nummer voorkomende puzzles, enzoovoort, gelieve men vóór 9 Juli 1941 in te zenden aan Dr. Puzzelaar, Noordeinde 8, LeidAi. Op enveloppe of briefkaart vermelde men duidelijk: Oplossingen Zoek en Vind 9 Juli 1941
...
.^mm
■
'■■',-
EEN COMPLEET VERHAAL
•
;/'■?,■-,■'■ -■■■■;-.■
DOOR ERICH PFEIFFER-BELU
Men beweert, dat het ten gevolge van waarin zij verkeerde, doen gelooven, dat Mrs. W. eerste de beste niet meer jonge vrouw met een slechts een paar minuten was, dat Mrs.W., de eeuwige jeugd bezat - dank zij de bankpaar groote parels in haar ooren, eenige ringen de vrouw van een der grootste sfechthuisrekening van haar manl Spoedig had zij dan aan haar vingers, haar kostbare japon en wat eigenaren in Chicago, afscheid nam van haar ook vrienden en kennissen, die haar wenschen veldbloemen in haar arm . . . leven zooals zij dit tot dan toe geleid had, om begrepen en de veertigjarige behandelden alsof En nergens was er een mensch te bekennen! voortaan te gaan leven volgens haar leeftijd en zij pas haar bakvisschenleeftijd achter den rug Ze liep door hard, ruw gras - aanvankelijk een zeker menschelijk vernuft. had. Waar geld is en de genoegens van het zonder doel, toen langs de palen van telefoonOm te begrijpen wat hiermee bedoeld wordt, geld, daar zijn altijd jonge en oude vleiers bij draden. Eer men haar in den trein miste, zou er dient men te weten, dat Mrs. W. in het jaar de hand, als vliegen om den honingpot. al wel een uur verloopen kunnen zijn; ze was 1920 het mooiste, vaak met een prijs bekroonde, Op een reis naar Boedapest gebeurde het alleen, verlaten, op zichzelf aangewezen, en revue-meisje van de Vereenigde Staten was en evenwel, dat Mrs. W., daar de trein wegens een dat bood geen houvast in het Jeveiv-merkte zij als zoodanig mijnheer W. in Chicago óp- en defect aan de locomotief midden op de spoornu. Ze merkte het dubbel, toen zij een pracTrtig beviel - zóó zeer zelfs, dat hij met haar baan stilhield, haar afdeeling eerste klasse vergekleeden jongen herder tegenkwam, die haar trouwde. Hij omringde haar met alle luxe, die liet, uit den coupé klom ten einde op een slechts vluchtig opnam en toen aan zijn met zilhet slachten van eenige duizenden varkens per heuvel in de nabijheid bloemen en groen te ver beslagen pijp begon te trekken. Neen, dag veroorlooft. Hun huwelijk was gelukkig, tot gaan plukken. Ze had namelijk bij zichzelf overMrs. W. zei den bereden jongeling niets; hij Mrs. W. op een reis door Europa, te Parijs in legd, dat het aardig moest zijn met een ruiker wist niqf eens, wie zij was, hoeveel geld zij had hetzelfde hotel kwam te logeeren als een prinveldbloemen in haar arm in Boedapest aan te en dat zij aardige vleierijtjes van jonge menses van den zuiversten bloede, wier dure levenskomen: wat zouden de menschen wel zeggen, schen graag betalen wilde . . . wijze, wier kleeding en wier omgang met kunals zij, die anders de duurste orchideeën op Er begon nu een lang, woordenloos gesprek stenaars en renners Mrs. W. voortdurend één haar japonnen stak, korenbloemen en klaprozen groote verleiding was . . . tusschen de Amerikaansche en den Hongaar, droeg! dat ten slotte zóó eindigde, dat hij haar den Had zij, als de beeldschoone, arme Milly De conducteur had gezegd, dat het onvrijwilweg naar een landgoed wees, waarheen het Gordon vroeger in Amerika reeds boven haar lige oponthoud minstens een half uur zou dunog twee uur loopen wasl stand geleefd, nu veroorloofde zij zich, zonder ren. De weg naar de bloemen was kort, de ruiGedurende die twee uur op een stoffigen veel op de zuchten van haar man te letten, ker snel geplukt, de zon lachte over de poesta. landweg, terwijl de middagzon fel scheen, werd iedere denkbare extravagance. Over het geJuist toen Mrs.W. zicli omkeerde om naar den Mrs. W. weer geheel tot zichzelf teruggebracht. wicht van haar varkensleeren koffers kwamen trein terug te gaan, liet de locomotief een Niet alleen, dat haar kunstig-opgemaakt kapsel de kruiers van heel Europa niet uitgepraat; de schril gefluit hooren - de trein zette zich in losraakte en de eveneens kunstige kleuren haar duurste hotels wisten mee te praten van de uit beweging en was spoedig aan den horizon vergezicht verlieten; ze besefte ook, dat zij tot nu een ongeneeslijk spleen geboren grillen van dwenen. toe een dom, oppervlakkig leven had geleid en Mrs.W., die - zoo gaat het nu eenmaal in de Indien Mrs. W. zich vijf minuten vroeger had dat zij eigenlijk een onbeduidend wezen was wereld - na een vijftienjarig huwelijk niet meer omgekeerd, dan zou zij de ervaring hebben geals zij niet de aureool van haar geld bij zich zoo charmant en meisjesachtig mooi was als mist, die aan haar leven een geheel andere droeg en haar naam, die een reusachtig bankindertijd, toen zij vijf en twintig jaar teldel richting zou geven. Ze stond nu alleen midden conto beteekende, niets zei. Intusschen leefde en gedroeg zij zich nog in het van de hitte trillende Hongaarsche landToen zij het groote landgoed van baron Elmer wèl als een twintigjarige. Haar geverfde haren, schap; de trein voerde haar handtaschje, haar Körtösi betrad, klopte haar hart, want zij was haar cosmetisch strak gespannen, moede huid, kamenier en haar koffers mee. Ze kende de taal bang. Wat zou het moeten worden, als ze hier haar al te jeugdige kleeren moesten de wereld. van het land niet. Ze was niets meer dan de allemaal ook alleen Hongaarsch spraken? Andermaal verwenschte zij de vijf minuten, die het haar onmogelijk hadden gemaakt haar reis veilig en rustig (met een ruiker veldbloemen in den arm) voort te zetten. Toen nam ze echter het besluit haar gansche, schijnbaar zoo interessante verleden, te vergeten en als hulpzoekende vrouw aan te kloppen. Den ruiker, die half verwelkt In haar arm hing, wierp zij weg. En kijk, de baron sprak Engelsch. Zijn vrouw eveneens, en ook Desider, de twintigjarige, beeldschoone, goud-blonde zoon des huizes. Mrs.W. vertelde wat haar was .overkomen — en meer niets. Niets van Chicago, niets van het luxe hotel in Boedapest, niets van het verleden. Ze werd zoo gastvrij onthaald, als het alleen in Hongarije mogelijk is. Tegen den avond bracht Desider haar in den auto naar het dichtstbijzijnde station. Ze had zich op het landgoed verfrlscht, gewasschen en heur haar opgemaakt. Men zag, dat zij een paar grijze haren had, en de teere rose huidskleur van oudere dames. Toen de trein binnenreed, kon zij geen weerMfc*^ stand bieden aan de opwelling, haar begeleider als teeken van dank over zijn haren te strijken. Dat was een gunstbewijs, dat de jonge mannen, waarmede zij altijd verkeerd had, zeer op prijs hadden gesteld; hier was het echter een terugval in haar voorbije leven. Desider liet haar kalm de woorden van dank uitspreken, en antwoordde toen: „Maar mevrouw, de moeder van Papa en Mama zou ik toch óók naar den trein hebben gebracht..." Toen, en voor Mrs. W. op het meest juiste oogenblik, kwam de trein voor Boedapest binnen. Ze keerde in de beste stemming, geheel veranderd, naar Chicago terug. Al haar kennissen waren verbaasd, maar alleen z ij wist het: indien ik eerder naar den trein was teruggegaan, zou ik mijn leven lang een belachelijk mensch gebleven zijn! Een paar minuten hebben over mijn leven beslist. En zij was dl« paar minuten van harte dankbaar ... DRIE LANDELIJKE SCHOONEN
-1
m
(Foto Arehlmf Roto)
De jonge Ufa-actrice Lotte Koch, dia wij kannen uit de filmt „Das Herz der Königin" en „Anschlag auf Baku", is aan groote dierenvriendin an zooais U op bijgaande foto kunt zien, is da sympathie wederkaarig. Haar langoorige vriendjes voelen zich ten minste best op hun gemak bij Lotte 1 (Foto UM
^^^^MliLIUipi. JJI1N
il il Li
(Rl|IJLi,U« ii i
'
-
'
™^
cmgMAi
UETWEEK9LAD THEATER
IN EEN HOFJE