HET VOORKOMEN VAN BESCHERMDE SOORTEN IN DE ZUIDELIJKE STADSUITBREIDING TE ABCOUDE
HET VOORKOMEN VAN BESCHERMDE SOORTEN IN DE ZUIDELIJKE STADSUITBREIDING TE ABCOUDE
augustus 2008 In opdracht van:
Gemeente Abcoude Postbus 5 1390 AA Abcoude Adviesbureau Mertens B.V. Bureau voor natuur, ruimtelijke ordening en ecotoxicologie Bezoekadres: Dr. Willem Dreeslaan 1 te Bennekom Postadres: Postbus 367, 6700 AJ te Wageningen
T: 0317-428694 M: 06-29458456 E:
[email protected] I: www.adviesbureau-mertens.nl
© Adviesbureau Mertens BV, Wageningen, 2008. Deze rapportage mag zonder schriftelijke toestemming vrij worden vermenigvuldigd. De verzamelde data zijn alleen te gebruiken voor het hier geschetste onderzoek en mogen niet voor andere doeleinden worden gebruikt.
Het voorkomen van beschermde soorten in de zuidelijke stadsuitbreiding te Abcoude. Eindrapport augustus 2008
INHOUDSOPGAVE
1 INLEIDING ............................................................................................................................................................ 2 1.1 ACHTERGROND ......................................................................................................................................... 2 1.2 HUIDIGE SITUATIE EN PLANSITUATIE ........................................................................................................... 3 1.3 DOELSTELLINGEN EN UITVOERING .............................................................................................................. 4 1.4 OPBOUW RAPPORT ................................................................................................................................... 4 2. METHODE EN AANPAK ..................................................................................................................................... 5 2.1 PLANTEN .................................................................................................................................................. 5 2.2 BROEDVOGELS ......................................................................................................................................... 5 2.3 AMFIBIEEN ................................................................................................................................................ 5 2.4 REPTIELEN................................................................................................................................................ 6 2.5 VISSEN ..................................................................................................................................................... 6 2.6 VLEERMUIZEN ........................................................................................................................................... 6 3 RESULTATEN ..................................................................................................................................................... 8 3.1 PLANTEN .................................................................................................................................................. 8 3.2 BROEDVOGELS ......................................................................................................................................... 8 3.3 AMFIBIEEN ................................................................................................................................................ 8 3.4 REPTIELEN................................................................................................................................................ 9 3.5 VISSEN ..................................................................................................................................................... 9 3.6 VLEERMUIZEN ........................................................................................................................................... 9 4 BEOORDELING EFFECTEN ............................................................................................................................. 11 4.1 OVERZICHT WARNEMINGEN ..................................................................................................................... 11 4.2 BROEDVOGELS ....................................................................................................................................... 11 4.3 VISSEN ................................................................................................................................................... 11 4.4 VLEERMUIZEN ......................................................................................................................................... 12 4 CONCLUSIE ....................................................................................................................................................... 13 LITERATUUR ........................................................................................................................................................ 14
Adviesbureau Mertens
1
Wageningen
Het voorkomen van beschermde soorten in de zuidelijke stadsuitbreiding te Abcoude. Eindrapport augustus 2008
1 INLEIDING 1.1 Achtergrond De gemeente Abcoude is gestart met de voorbereidingen voor de procedure wijziging voor de uitbreiding van Abcoude. In figuur 1 wordt de globale ligging weergegeven. Om eventuele nadelige effecten op de natuur te onderzoeken, heeft Adviesbureau Mertens BV een verkennend onderzoek verricht naar aanwezige natuurwaarden in dit gebied (Adviesbureau Mertens, 2008). Uit deze verkenning bleek dat het plangebied mogelijk van waarde is voor planten, ontheffingsplichtige vogelsoorten, amfibieën, reptielen, vissen en vleermuizen. Op grond hiervan heeft de gemeente aan Adviesbureau Mertens BV te Wageningen gevraagd om een veldinventarisatie uit te voeren naar deze soort(groep)en zodat bij de planuitwerking rekening kan worden gehouden met deze soorten en eventuele effecten kunnen worden ingeschat. In onderhavige rapportage worden de resultaten van de inventarisatie gepresenteerd. Voor ruimtelijke projecten is het namelijk van belang in het kader van de Flora- en faunawet om te weten welke wettelijk beschermde diersoorten voorkomen en wat de effecten hierop zijn.
Figuur 1. Globale ligging van het plangebied te Abcoude.
Adviesbureau Mertens
2
Wageningen
Het voorkomen van beschermde soorten in de zuidelijke stadsuitbreiding te Abcoude. Eindrapport augustus 2008
1.2 Huidige situatie en plansituatie Het plangebied bestaat overwegend uit weilanden met omliggende landschapselementen als watergangen en boerderijen. In figuur 2 wordt een foto-impressie gegeven van het plangebied.
Figuur 2. Beeld van het plangebied te Abcoude.
De plannen bestaan uit de realisatie van een woonwijk met groen en in meer of mindere mate vrij liggende woningen. In figuur 3 wordt een beeld gegeven van de plannen. Ten behoeve van de realisatie van de plannen wordt het terrein integraal opgehoogd met zand. De boerderij aan de Winkeldijk wordt geïntegreerd in de plannen; rondom komt een groene zone en de erfbeplanting blijft behouden.
Figuur 3. Beeld van de plannen te Abcoude.
Adviesbureau Mertens
3
Wageningen
Het voorkomen van beschermde soorten in de zuidelijke stadsuitbreiding te Abcoude. Eindrapport augustus 2008
Momenteel vindt langs de snelweg A2 een uitbreiding plaats naar het oosten. Als gevolg hiervan is er grond gestort nabij de afslag en loopt er door het gebied een pijpleiding.
1.3 Doelstellingen en uitvoering Het doel van dit onderzoek is tweeledig: • Het vaststellen van het voorkomen van: - planten (dotterbloem, zwanenbloem), - ontheffingsplichtige vogelsoorten (buizerd, steenuil, roek, ooievaar, grote bonte specht, kerkuil), - amfibieën (heikikker), - reptielen (ringslang), - vissen (bittervoorn, grote en kleine modderkruiper), - vleermuizen (alle soorten). • Het vaststellen van ecologisch waardevolle gedeelten van het plangebied, gelet op de in punt één weergegeven soort(groep)en.
1.4 Opbouw rapport De indeling in dit rapport is steeds per soortgroep. Hoofdstuk 2 beschrijft de aanpak van de inventarisatie. Hoofdstuk 3 geeft de resultaten van de inventarisatie en toont welke gedeelten een hoge natuurwaarde hebben. Vervolgens worden in hoofdstuk 4 conclusies gegeven.
Adviesbureau Mertens
4
Wageningen
Het voorkomen van beschermde soorten in de zuidelijke stadsuitbreiding te Abcoude. Eindrapport augustus 2008
2. METHODE EN AANPAK Ten behoeve van de inventarisatie naar het voorkomen en het eventuele terreingebruik van planten, ontheffingsplichtige vogelsoorten, amfibieën, reptielen, vissen en vleermuizen zijn totaal acht veldbezoeken uitgevoerd op 17, 29 pril, 22, 26 mei, 18 juni, 8 en 9 juli 2008. 2.1 Planten Op basis van de quick scan is bepaald dat dotterbloem en zwanenbloem voor kunnen komen binnen het plangebied. Deze soorten zijn gezocht door het gebied integraal te onderzoeken op deze soorten. 2.2 Broedvogels De inventarisatie richtte zich op ontheffingsplichtige vogelsoorten (buizerd, steenuil, roek, ooievaar, grote bonte specht, kerkuil). Er is derhalve gericht geïnventariseerd op het voorkomen van deze soorten. Gedurende alle dagbezoeken en voor aanvang van het vleermuisonderzoek is er geluisterd naar geluiden van dagactieve soorten (buizerd, roek, ooievaar, grote bonte specht). Gedurende de dagbezoeken is er tevens gelet op zichtwaarnemingen. Er is daarnaast gericht gezocht naar nesten. Hiertoe zijn alle bossages en bomen afgezocht. Voor het waarnemen van uilen is er in het vroege voorjaar geluisterd naar de roep van uilen. Daarnaast is er tevens geluisterd naar roepende jongen gedurende het vleermuisonderzoek. Geluiden van uilen zijn gestimuleerd door het afspelen van geluiden vanaf cassette. Roofvogels en uilen produceren daarnaast kenmerkende sporen. Zowel roofvogels als uilen spuwen kalkresten uit. Deze kalkstrepen zijn een duidelijke indicatie voor het voorkomen. Uilen, en in mindere mate roofvogels, produceren daarnaast braakballen. Deze ballen, indien zij in een aardig aantal voorkomen, zijn een duidelijk bewijs dat een roofvogels of uil in het gebied voorkomt of kwam. 2.3 Amfibieen Het inventariseren van amfibieën (gericht op de heikikker) vond plaats met behulp van zes methoden die gedurende het seizoen worden toegepast: 1. Het zoeken naar eiklompen van kikkers en paddensnoeren in het vroege voorjaar. 2. Het vangen m.b.v. een schepnet van larven en adulten. 3. Het ‘s nachts afzoeken van wateren met een sterke lamp. 4. Er werd tevens geluisterd naar de koorzang van kikkers. De roepactiviteit werd gestimuleerd aan de hand van het afspelen van geluiden (vanaf een cd). 5. Het uitzetten van een drietal fuiken (in de periode van 11 – 13 april 2008). De methode voor het inventariseren van amfibieën sluit aan bij de beschreven methode door Lenders e.a. (1993) en Diepenbeek & Delft (2006). Figuur 4. Beeld van een fuik.
Adviesbureau Mertens
5
Wageningen
Het voorkomen van beschermde soorten in de zuidelijke stadsuitbreiding te Abcoude. Eindrapport augustus 2008
2.4 Reptielen Voor de temperatuurregulatie zijn reptielen aangewezen op een externe warmtebron. De meeste reptielen zijn dan ook regelmatig openlijk zonnend aan te treffen op relatief koude dagen of in de vroege ochtend. Reptielen zijn geïnventariseerd door het afzoeken van randen en richels langs houtwallen en bossages en langs de spoorrails. Hiertoe werden reptielen gedurende de vroege ochtenduren geïnventariseerd. Het zoeken naar reptielen vond plaats gedurende alle bezoeken. Gedurende deze momenten was het (matig) zonnig en niet of beperkt bewolkt. De methode voor het inventariseren van reptielen sluit aan bij de beschreven methode door Lenders e.a. (1993) en Diepenbeek & Delft (2006). 2.5 Vissen Gedurende methode twee van paragraaf 2.3 (het vangen van amfibieën met een schepnet) worden vaak kleine vissen gevangen die voor kleinere wateren een representatief beeld geven van de aanwezige vissenfauna. 2.6 Vleermuizen Vleermuizen zijn geïnventariseerd gedurende een tweetal verschillende perioden. Vleermuizen hebben namelijk een complex seizoensgebonden gedrag dat is afgestemd op de voedselsituatie. Zomer In de zomer leven vrouwtjes apart van de mannetjes in grote kraamkolonies. Deze kolonies worden tussen april en mei gevormd en vallen pas weer uitéén als de jongen vliegvlug worden (augustus, september). Een kolonie bewoont één of meer verblijfplaatsen. Een kolonie kan worden opgespoord door een gebied systematisch te doorkruisen, waarbij goed gelet moet worden op vleermuisactiviteiten. Een kolonie vleermuizen vertoont 's ochtends een opmerkelijk gedrag, waardoor de dieren op dat moment vrij gemakkelijk zijn op te sporen. Dit gedrag wordt zwermen genoemd. De bewoonsters van de kolonie zwermen, voordat ze hun verblijfplaats binnenvliegen, eerst een groot aantal keren rond hun kolonieplaats. Vanuit de kolonieplaatsen vliegen de vleermuizen naar hun foerageergebieden. Soms gebeurt dit via een vaste route; men spreekt dan van een vliegroute. In de foerageergebieden verspreiden de vleermuizen zich en foerageren dan op vaste plaatsen; foerageerplaatsen. Vleermuizen kunnen grofweg worden ingedeeld in gebouw- en boombewonende soorten. Er is gezocht naar zwermende dieren en verhoogde vleermuisactiviteit rondom bomen en gebouwen op 26 mei, 8 en 9 juli 2008. Herfst In de herfst vindt voor vleermuizen het paarseizoen plaats. Er zijn dan paar- en foerageerplaatsen. Er is, gedurende onderhavig onderzoek, niet gekeken naar paarplaatsen e.d.. Vroege voorjaar Zoals reeds aangegeven vindt voor de meeste soorten vleermuizen de paartijd in de herfst plaats. Een uitzondering hierop vormt de grootoorvleermuis (gewone en grijze grootoorvleermuis). De paartijd voor de grootoorvleermuis vindt in het zeer vroege voorjaar (april) plaats. In met name oude bosgebieden kunnen dan baltsende grootoorvleermuizen waargenomen worden. Ondanks dat er geen oud bos is, is er in het vroege voorjaar één onderzoeksronde uitgevoerd op 17 april 2008. Onderzoeksmethode Het vleermuisonderzoek vond plaats met behulp van een batdetector. Vleermuizen maken namelijk ultrasone geluiden die met een batdetector kunnen worden opgevangen en vertaald in, voor de mens, Adviesbureau Mertens
6
Wageningen
Het voorkomen van beschermde soorten in de zuidelijke stadsuitbreiding te Abcoude. Eindrapport augustus 2008 hoorbaar geluid. Door interpretatie van ritme, klank en hoogte van het door het apparaat uitgezonden geluid kunnen de meeste soorten vleermuizen worden onderscheiden en op naam gebracht. De methode voor het inventariseren van vleermuizen sluit aan bij de beschreven methode door Helmer e.a. (1987), met dien verstande dat sinds de zomer van 2008 ook een herfstronde noodzakelijk wordt geacht (Netwerk Groene Bureaus, 2008).
Adviesbureau Mertens
7
Wageningen
Het voorkomen van beschermde soorten in de zuidelijke stadsuitbreiding te Abcoude. Eindrapport augustus 2008
3 RESULTATEN
3.1 Planten Binnen het plangebied zijn de licht beschermde dotterbloem en zwanenbloem niet aangetroffen. 3.2 Broedvogels Bij de boerderij Landlust zijn steenuil en grote bonte specht enkele malen gesignaleerd. In bomen rond de boerderij bevinden zich ook oude nestplaatsen. Naar verwachting zijn steenuil en grote bonte specht niet tot broeden gekomen.
Legenda = Steenuil = Grote bonte specht Figuur 4. Beeld van de waarnemingen van ontheffingsplichtige vogelsoorten in en rond de zuidelijke stadsuitbreiding te Abcoude.
3.3 Amfibieen Er zijn alleen licht beschermde amfibieën vastgesteld (bruine kikker, gewone pad, middelste groene kikker en kleine watersalamander). De zwaar beschermde heikikker is niet waargenomen.
Adviesbureau Mertens
8
Wageningen
Het voorkomen van beschermde soorten in de zuidelijke stadsuitbreiding te Abcoude. Eindrapport augustus 2008
3.4 Reptielen Er zijn geen reptielen waargenomen. Er zijn tevens geen aanwijzingen gevonden van het voorkomen. 3.5 Vissen Kleine modderkruiper is op een drietal plaatsen met vijf vangsten vastgesteld. Blijkbaar komt de kleine modderkruiper derhalve in lage dichtheid voor in het plangebied. In figuur 6 worden de waarnemingen weergegeven.
Legenda = Kleine modderkruiper Figuur 6. Beeld van de waarnemingen van kleine modderkruiper in en rond de zuidelijke stadsuitbreiding te Abcoude.
3.6 Vleermuizen Vroege voorjaar In het vroege voorjaar zijn enkele gewone dwergvleermuizen foeragerend vastgesteld rond de boerderij Landlust. Er zijn geen grootoorvleermuizen waargenomen. Zomer Gedurende de zomer zijn drie soorten vleermuizen foeragerend aangetroffen. Het betreft: gewone dwergvleermuis, watervleermuis en laatvlieger. Er zijn geen aanwijzingen gevonden van het voorkomen van kolonieplaatsen. In figuur 7 worden de foerageerplaatsen weergegeven. Adviesbureau Mertens
9
Wageningen
Het voorkomen van beschermde soorten in de zuidelijke stadsuitbreiding te Abcoude. Eindrapport augustus 2008
Legenda = Gewone dwergvleermuis = Watervleermuis = Laatvlieger Figuur 7. Beeld van de waarnemingen van de foerageerplaatsen van vleermuizen in en rond de zuidelijke stadsuitbreiding te Abcoude.
Adviesbureau Mertens
10
Wageningen
Het voorkomen van beschermde soorten in de zuidelijke stadsuitbreiding te Abcoude. Eindrapport augustus 2008
4 BEOORDELING EFFECTEN
4.1 Overzicht warnemingen Onder de broedvogels zijn steenuil en grote bonte specht vastgesteld die beide in meer of mindere mate voorkomen op het erf van boerderij Landlust. Beide soorten zijn in 2008 niet tot broeden gekomen. Van de vissen komt kleine modderkruiper in de grotere wateren in lage dichtheid voor. Voor vleermuizen vormt het plangebied, met name op plaatsen waar een opgaande begroeiing te vinden is, foerageergebied. Tabel 1. Overzicht van de matig en zwaar beschermde soorten in en rond de zuidelijke stadsuitbreiding te Abcoude Soort(groep) FF-wet Rode lijst Functie Broedvogels Grote bonte specht Zwaar Leefgebied Steenuil Zwaar Kwetsbaar* Leefgebied Vissen Kleine modderkruiper Matig Marginaal leefgebied Vleermuizen Gewone dwergvleermuis Zwaar Leefgebied Watervleermuis Zwaar Marginaal leefgebied Laatvlieger Zwaar Gevoelig** Marginaal leefgebied * volgens de Rode lijst 2004. ** naar verwachting volgens de Rode lijst 2008.
4.2 Broedvogels De grote bonte specht en de steenuil komen beide voor op het erf van boerderij Landlust. Steenuil foerageert naar verwachting ook binnen het plangebied. Met de realisatie van de plannen wordt de boerderij ingepast (groene zone rond boerderij, erfbeplanting behouden). Er zal echter een externe werking optreden waardoor het te verwachten is dat beide soorten zullen vertrekken. Een ontheffing van de flora- en faunawet is derhalve vereist. Om de gunstige staat van instandhouding te garanderen voor de steenuil (de soort staat op de Rode lijst) wordt aanbevolen om vervangende nestlocaties aan te bieden. 4.3 Vissen De kleine modderkruiper komt in lage dichtheid voor in de grotere wateren. Bij de realisatie van de plannen zal het gebied integraal worden opgehoogd en de sloten in meer of mindere mate vergraven. Van deze werkzaamheden gaat derhalve een negatieve werking uit. De soort komt echter in de omgeving algemeen voor en derhalve wordt de gunstige staat van instandhouding niet aangetast. Een ontheffing van de Floraen faunawet is echter vereist.
Adviesbureau Mertens
11
Wageningen
Het voorkomen van beschermde soorten in de zuidelijke stadsuitbreiding te Abcoude. Eindrapport augustus 2008
4.4 Vleermuizen De vleermuizen worden voornamelijk aangetroffen aan de rand van het plangebied, bijvoorbeeld bij de boerderij Landlust. Dit komt omdat het feitelijk plangebied vrij open is. Bij de realisatie van de plannen blijven de groenelementen zoals de erfbeplanting van boerderij Landlust in takt. Daarnaast zijn gewone dwergvleermuis en laatvlieger weinig verstoringsgevoelg. De watervleermuis is iets meer verstoringsgevoelig maar komt voornamelijk op grotere afstand voor. Bij de realisatie van de plannen komt er in het plangebied meer structuur en opgaande begroeiing. Een effect op de vleermuizen wordt derhalve niet voorzien. Een ontheffing van de flora- en faunawet wordt derhalve niet noodzakelijk geacht.
Adviesbureau Mertens
12
Wageningen
Het voorkomen van beschermde soorten in de zuidelijke stadsuitbreiding te Abcoude. Eindrapport augustus 2008
4 CONCLUSIE Voor de realisatie van de zuidelijke stadsuitbreiding te Abcoude zal een ontheffing van de Flora- en faunawet voor artikel 75c moeten worden aangevraagd voor: steenuil, grote bonte specht en kleine modderkruiper. Bij de aanvraag dient een projectplan te worden toegevoegd met mitigerende en compenserende maatregelen. Daarnaast dient: • Een zwaarwegend maatschappelijk belang te worden aangetoond. • Een zwaarwegend economisch belang te worden aangetoond. • De locatiekeuze te worden onderbouwd. Het is noodzakelijk om in het projectplan tevens inzicht te geven in het voorkomen van paarplaatsen van vleermuizen. Gegevens over paarplaatsen moeten worden verzameld met veldwerk in de periode eind augustus t/m begin september.
Adviesbureau Mertens
13
Wageningen
Het voorkomen van beschermde soorten in de zuidelijke stadsuitbreiding te Abcoude. Eindrapport augustus 2008
LITERATUUR Adviesbureau Mertens, 2008. Quick scan Flora- en faunawet zuidelijke staduitbreiding Abcoude. Wageningen, 1-12. Diepenbeek, A., van, 1999. Veldgids diersporen. Drukkerij Thieme, Nijmegen. Diepenbeek, A., van, Delft, J. van, 2006. Het waarnemen van amfibieën en reptielen. Stichting RAVON, Nijmegen. Helmer W., Limpens, H.L.G.A., Bongers, W., 1987. Handleiding voor het inventariseren en determineren van Nederlandse vleermuissoorten met behulp van batdetectors. Stichting Vleermuisonderzoek, Wageningen. Lenders, H.J.R., Marijnissen, C.C.H., Felix, R.P.W.H., 1993. Waarnemen en herkennen van amfibieën en reptielen in het veld. Stichting RAVON, Nijmegen. Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, 1998. Wet van 25 mei 1998, houdende regels ter bescherming van in het wild levende planten en diersoorten (Flora en Faunawet). Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden 402, 1-37. Netwerk Groene Bureaus, 2008. Vleermuisinventarisatie-protocol; Introductie, toelichting en tabel. Odijk.
Adviesbureau Mertens
14
Wageningen