Verschijnt maandelijks, uitgez. juli en aug.
Tijdschrift - toelating gesloten verpakking
Afgiftekantoor 2099 Antwerpen X
2099 Antwerpen X n° BC 6379
erkenning: p303221
PB-nr. B-4883
2 3 ok t obe r 2 0 13 | nr 2 | 2 5 s t e j a a r g a ng | w w w. k ul e u v e n . be / c k /
t i jdschrif t va n de k u l eu v en
“Doe nog maar eens zot!” le ven na Leuven: wouter torfs, jurist en ceo van ‘schoenen torfs’ [14]
Wat oogsten we in 2050? (© KU Leuven | Rob Stevens)
CSI Junior
Met hun witte labojassen, handschoenen en geconcentreerde blikken lijken deze kinderen wel een piepjong forensisch team à la CSI, maar het zijn deelnemers aan de negende editie van de Kinderuniversiteit, die op 19 oktober van start ging in de Leuvense binnenstad. Met een mix van colleges en workshops kregen honderden studenten in spe een voorsmaakje van de universiteit. Ook Kulak (26 oktober) en Campus Arenberg (2 november) verwelkomen leergierige kinderen. In Kortrijk zijn er nog plaatsen: www.kuleuven.be/kinderuniversiteit
Nooit meer bladeren met tabletpartituur Het Leuvens Alumni Orkest (LAO) gidst de klassieke muziek de 21ste eeuw in. Een netwerk van tabletcomputers leidt de muzikanten door de partituur. Bladeren wordt overbodig, want elke tablet volgt automatisch de console van de dirigent. Bedenker is alumnus en LAO-trombonist Jan Rosseel: “SCORA is met geen enkel ander bestaand systeem te vergelijken.” Ines Minten
gin Elisabethwedstrijd kunnen ten gegeven met tablets”, legt werken. Maar nog meer dan om LAO-voorzitter Jan De Vilder Vrijdagavond. De muzikanten de muziek zal het concert Noor- uit. “Maar dan ging het om parvan het Alumni Orkest druptituren die waren ingescand tot pelen de Ensemblezaal van het pdf-files, dus louter foto’s die op STUK binnen. Ze klikken hun een tablet worden weergegeven. tablets op een speciaal daarvoor SCORA is veel meer dan gedigitaontworpen staander en schakeliseerd papier.” len hem in. Eén na één floepen Het volledig gesynchroniseerde schermen vol notenbalken de systeem bestaat uit een diriaan. Op het programma staat het gentconsole – die eruitziet als fenomenale derde pianoconcereen gigantische tablet – en voor to van Rachmaninov, een van de elke muzikant een aparte tablet stukken die het orkest op 14 en in A4-formaat. Via de speciaal 15 december zal brengen in Aula ontworpen software en een wifiPieter de Somer. verbinding wisselen console en “Heeft iedereen Rachmaninov tablets informatie uit. Het juiste voor zich?” vraagt dirigent Hans stuk klaarzetten, door de partiCasteleyn. Hij wil erin vliegen, tuur bladeren en navigeren naar want over veertien dagen sluit de precieze maat waarmee de pianist Liebrecht Vanbeckevoort dirigent de repetitie wil starten: zich bij de repetities aan. De mu- derlicht draaien om de wereld- alles gebeurt automatisch. zikanten zijn in de wolken dat ze première van de tabletpartitumet een finalist van de Konin- ren. “Er zijn al eerder concer pagina 5
Het juiste stuk klaarzetten, bladeren, navigeren naar een specifieke maat: alles gebeurt automatisch.
Verschijningsdata Campuskrant jaarganG 25
nr. 3 – 20 nov 2013
nr. 4 – 18 dec 2013
de ge volgen van klima at ver andering voor de vl a amse akkers [3]
“De campus is groter dan Leuven” van bulgarije tot br a zilië: vier studenten over hun ervaringen in het buitenl and [6-7]
“Maar dat is niet éérlijk!” doctor a at: percepties van favoritisme en opvoedingsverschillen in gezinnen [9]
Schoon kind, mijn kind? Hoe erva ar je ouderschap als je een kind krijgt via een z a adcel- of eiceldonor? [13]
Hoe chronisch is de tricolore koorts? ‘de r a ad’: overstijgt de rode duivel-gek te het 90-minuten-nationalisme? [17]
nr. 5 – 29 jan 2014
nr. 6 – 26 feb 2014
nr. 7 – 26 ma a 2014
2 Nieuws
campuskrant
Column: veerle draulans
colofon Maandelijks tijdschrift van de KU Leuven
hoofdRedactie Sigrid Somers Reiner Van Hove
Redactie Tine Danschutter, Ilse Frederickx, Ludo Meyvis, Julia Nienaber, Sarah Somers, Rob Stevens, Ine Van Houdenhove, Wouter Verbeylen, Inge Verbruggen
Redactieadres Oude Markt 13 – bus 5005 3000 Leuven T 016 32 40 13
[email protected]
Adreswijzigingen Alumni Lovanienses Naamsestraat 63 – bus 5601 3000 Leuven
[email protected]
medewerkers Ines Minten, Jaak Poot, Katrien Steyaert, Luc Vander Elst
Grafisch ontwerp Catapult, Antwerpen
Lay-out en zetwerk Wouter Verbeylen
Fotografie Rob Stevens
Cartoons Joris Snaet
Reclameregie Inge Verbruggen T 016 32 40 15
[email protected]
Oplage 36.700 ex.
Drukwerk Eco Print Center, Lokeren
(© KU Leuven | Rob Stevens)
Campuskrant
Een broodnodig mirakel
Na een lange werkdag op weg naar een lezing. Raymond van het Groenewoud vrolijkt de radio-interviews op. Het melodietje zet zich onweerstaanbaar vast in mijn geheugen. File. Stroom van gedachten stilgezet. Hopelijk ben ik nog op tijd. Een YouTube-filmpje vormt het fundament van mijn verhaal straks. Sinds ik het voor het eerst zag, heeft het zich op mijn netvlies vastgezet, met een hardnekkigheid vergelijkbaar met Van het Groenewouds’ melodietje. 4 minuten en 25 seconden gedroomd didactisch materiaal, over empathie, gevoelens en zorgverlening. Een camera dwaalt door Cleveland Clinic en registreert 27 situaties. Beklijvende beelden van patiënten, familie en personeel, met veel aandacht voor diversiteit. Er wordt geen woord gesproken. Subtiele informatie schetst welafgewogen wat de mensen in beeld meemaken. Een man in een wachtzaal is zichtbaar geïrriteerd. Waiting 3 hours. Een vrouw op neonatologie bij een (haar?) kleintje: Hoping to hold her today. Twee zorgverleners in dezelfde lift: de ene net gescheiden, de andere hoorde net dat hij vader zal worden … De slotvraag van het filmpje: “Mocht je in de schoenen van anderen kunnen staan … Zien wat zij zien. Horen wat zij horen. Voelen wat zij voelen. Zou je hen anders behandelen?” Perspectiefwissel als cruciale methode om goed in te schatten wat mensen meemaken. Wat betekent het voor deze persoon, met déze sociale omgeving en context, dat dit gebeurt? En wat betekent dit voor mijn professionele aanpak? Sommige mensen beschouwen de oproep om in iemand anders schoenen te staan, onterecht als wollig en soft, alsof een dergelijke aanpak kordate beslissingen en duidelijk beleid in de weg zou staan. De slotvraag is een uitnodiging om op élk niveau van een organisatie na te denken over de wijze van omgaan met elkaar of over de impact van een beslissing op alle betrokkenen. Welke beelden zou een vergelijkbaar filmpje over de universiteit tonen? Twee studenten samen achter de pc, die hun examenresultaten oproepen in KU Loket? De ene geslaagd, de andere niet? De
poetsvrouw die ’s avonds een aula binnenkomt, rijkelijk bezaaid met de oogst aan blikjes, waterflesjes en papier van één dag? De onderzoeker die ’s nachts aan een projectaanvraag werkt en zich zorgen maakt om zijn dementerende vader? De hoogzwangere secretariaatsmedewerker die voor haar vertrek
“Mocht je in de schoenen van anderen kunnen staan, zou je hen anders behandelen?” absoluut nog een aantal dossiers wil afwerken? De doctoranda, zichtbaar opgelucht omdat haar onderzoekspresentatie goed ging? Twee collega’s op de trap, de ene net bevorderd, de andere net op de hoogte gebracht dat een bevordering er dit jaar niet inzit? Iemand die al een tijdje wacht op een mail met feedback over een ingezonden tekst of over een beleidsbeslissing? “Could a greater miracle take place than for us to look through each other’s eyes for an instant?”, zo luidt het citaat van Henry David Thoreau aan het begin van het filmpje. De universiteit is een omgeving die, naar zeggen en denken, de ratio centraal stelt. Terwijl emoties overal aanwezig zijn. Gevoelens geven te denken, hebben letterlijk ken-kracht. Die ken-kracht ontdekken en de informatie ervan analyseren, vergt perspectiefwissel. Het ‘mirakel’ van Thoreau is broodnodig voor wie werk wil maken van een andere organisatiecultuur. Veerle Draulans doceert genderstudies aan de Faculteit Sociale Wetenschappen van de KU Leuven en ‘Management & Cultural Diversity: care’ aan de Universiteit van Tilburg.
Joris steekt de draak Campuskrant wordt gedrukt met milieuvriendelijke waterloze druktechnologie.
Verantwoordelijke uitgever Jos Vaesen Naamsestraat 22 – bus 5000 3000 Leuven
Copyright artikels Artikels kunnen overgenomen worden mits toestemming.
‘Droomjob: brouwer’: student Niels ontmoet meesterbrouwer Freddy Delvaux. Lees het artikel op p. 19.
23 oktober 2013
Nieuws 3
Het jaar 2050: warmere aarde, vollere akkers? Dát het klimaat verandert durft nog slechts een enkeling te betwijfelen. Maar welk scenario ligt er klaar voor het Vlaanderen van 2050? Bioingenieur Eline Vanuytrecht: “De Vlaamse akkers kunnen meer opbrengen, maar de stabiliteit van de oogst is in groot gevaar.” Wouter Verbeylen De klimaatverandering haalt vaak het nieuws met smeltend poolijs en een grotere kans op natuurrampen: al bij al een ver-vanmijn-bed-show. “Dat is het nochtans niet”, zegt Eline Vanuytrecht. “Mijn doctoraatsonderzoek toont net aan dat we ook in Vlaanderen heel concreet getroffen zullen worden door de klimaatopwarming. De impact op de landbouwproductie en het bodemwater zal niet gering zijn.” “Even vooraf: ik pretendeer niet de toekomst te voorspellen. Ik maakte gebruik van 24 verschillende regionale en mondiale klimaatmodellen, en de onzekerheid die in die verschillende scenario’s schuilt, zit ook in mijn impactstudie. Maar ik vond toch een aantal duidelijke trends voor de oogst en de waterbeschikbaarheid voor de landbouw.” Je maakt de vergelijking tussen nu en 2050. Wat was er tot nu al geweten? Vanuytrecht: “In het verleden hielden onderzoekers vaak geen rekening met de stijgende CO2concentraties in de atmosfeer. CO2 is één van de belangrijkste bouwstenen voor planten: planten halen CO2 uit de atmosfeer en zetten die via fotosynthese om in biomassa. De concentratie ervan heeft dus een impact op de groei van onze landbouwgewassen. Vroeger ging men er simpelweg van uit dat die CO2-concentratie altijd constant zou blijven. Inmiddels weten we wel beter: we spreken nu van een verdubbeling van de CO2 tegenover pre-industriële tijden. En daar blijft het niet bij.
“Wanneer zouden de studenten moeten revolteren? Ze zijn het hele jaar druk bezig met projecten en examens. Ze weten niet waar hun hoofd staat. Wij moesten eigenlijk niets doen tot de paasvakantie, genoeg tijd om andere dingen uit te richten.” Emeritus professor filosofie Herman De Dijn verklaart waarom de Facebookgeneratie niet te porren is voor een nieuw mei 68. (De Standaard, 1/10)
Een veld met wintertarwe in Huldenberg waarop Eline Vanuytrecht veldwerk deed. “Door de klimaatverandering kan de oogst van wintertarwe tegen 2050 met 10 tot 15 procent toenemen.” (© Eline Vanuytrecht)
In 2000 werd wereldwijd een concentratie van 370 ppm (‘parts per million’ of deeltjes per miljoen – red.) gemeten, tegen 2050 verwachten we concentraties rond de 550 ppm. Bijna de helft meer dus.” “Verder mogen we verwachten dat de temperatuur in Vlaanderen zo’n 1 tot 3 graden stijgt ten gevolge van toenemende broeikasgasconcentraties. En waar-
te staan tijdens de droge zomers. Dat is vooral nefast voor de lentegewassen. Door die droogtestress kunnen de oogsten in droge jaren dus lager liggen.” “Maar ik moet dat beeld meteen ook nuanceren: in ‘goede’ jaren, wanneer droogtestress geen grote slachtoffers maakt, profiteren veel gewassen – waaronder aardappelen, wintertarwe en suikerbiet – van de verhoogde CO2-
“De oogsten kunnen in droge jaren lager liggen, maar in goede jaren profiteren veel gewassen van de verhoogde CO2-concentraties.” concentraties en zal hun oogst net toenemen. Voor wintertarwe bijvoorbeeld kunnen de gemiddelde oogstcijfers met zo’n 10 tot 15 procent stijgen. Bij maïs niet: Je keek naar de gevolgen daarvan daar is de optimale CO2-concenvoor de landbouw in Vlaanderen. tratie nu al bereikt, en zal tegen 2050 het negatieve effect van En die blijken niet min. Vanuytrecht: “Ik bekeek de op- warmte en droogte doorwegen.” brengst van de vier belangrijkste gewassen op onze Vlaamse ak- Al bij al toch geen slecht vooruitkers – wintertarwe, maïs, aardap- zicht voor onze regio? pelen en suikerbiet. Eerst keek Vanuytrecht: “Dat weet ik nog ik naar de huidige opbrengst, en zo niet. Boeren zijn niet gediend daarna deed ik met een gewas- met die instabiliteit en kwetsgroeimodel simulaties voor het baarheid. Die zorgen ook voor jaar 2050. En die geven op zijn een onzeker inkomen. Maar we zachtst gezegd een onrustwek- moeten niet bij de pakken neerkend beeld. De kwetsbaarheid zitten: landbouwers kunnen die van onze landbouw zal toene- hogere temperaturen benutten men, onder meer doordat de wa- en vroeger op het jaar zaaien, om tervoorraden onder druk komen de drogere zomers voor te zijn. Of schijnlijk valt er in 2050 in onze regio meer neerslag tijdens de winter en minder tijdens de zomer.”
ze zaaien variëteiten die langer groeien om grotere oogsten te krijgen. Je zou ook kunnen denken dat we de droogte kunnen opvangen door overal irrigatiesystemen aan te leggen, maar dat is heel duur, en vooral: waar halen we vervolgens het water vandaan om al die velden te bevloeien?” Of we gaan andere gewassen kweken, die beter aarden in het nieuwe klimaat? Vanuytrecht: “Dat kan. Ik denk dan niet meteen aan nieuwe variëteiten, want het duurt jaren voor die ontwikkeld zijn. Maar we kunnen wel gaan gluren bij onze buren. Variëteiten of gewassen die nu groeien in landen ten zuiden van ons, kunnen bij ons beter gedijen als de temperatuur hier stijgt. En gewassen die nu bij ons groeien, kunnen opschuiven naar het noorden, zoals maïs naar Scandinavië.” “Maar ik denk toch eerst aan eenvoudige beheersmaatregelen. Boeren gaan niet zomaar aannemen wat iemand achter een bureau hun vertelt. Een relatief kleine ingreep, zoals het bijstellen van zaaidata, dat kan wel. Boeren doen dat nu intuïtief al.” Samengevat: als we actie ondernemen, redt Vlaanderen het misschien wel in 2050. Wat met de rest van de wereld? Vanuytrecht: “Wij komen er met ons gematigd klimaat inderdaad relatief goed vanaf. In veel gebieden rond de evenaar zullen de nadelen van de ontregelde temperatuur en neerslag vele malen groter zijn dan de eventueel positieve effecten van een verdere CO2-stijging.”
“Je kan je tuin niet laten onderhouden door een klusjesman die even komt overvliegen uit Bombay, en ‘s avonds nog snel een restaurantje meepikken in Peru.” Professor Joep Konings verklaart de toegenomen werkgelegenheid in bepaalde sectoren: sommige jobs kunnen nu eenmaal niet uitbesteed worden naar goedkopere landen. (De Standaard, 19/10)
4 Nieuws
campuskrant
Zestien Leuvense studenten hebben er maandenlang hard aan gewerkt en nu is het zover. Ze gaan naar de finale van iGEM – een internationale wetenschappelijke wedstrijd voor synthetische biologie, van 1 tot 4 november in Boston. Ze stellen daar hun bladluisverschrikker voor: een bacterie die bladluizen van planten verdrijft en de natuurlijke vijanden van de bladluis – zoals lieveheersbeestjes – aantrekt.
Met een bladluisverschrikker naar Boston Ilse Frederickx Het prestigieuze MIT (Massachusetts Institute of Technology) in Boston organiseert jaarlijks de competitie iGEM (‘international Genetically Engineered Machines’). Om één van de felbegeerde tickets voor de finale in Boston te bemachtigen, dompelen dit jaar 204 teams wereldwijd zich onder in de synthetische biologie: de biologie van de toekomst die levende cellen bouwt of verbouwt voor specifieke opdrachten, door te jongleren met DNA. Het Leuvense studententeam wordt gecoördineerd door professor Johan Robben en is interdisciplinair samengesteld, met bio-ingenieurs, ingenieurs, biomedici, medici, exacte wetenschappers en filosofen. Ze kozen voor een ecologisch thema. “De bladluis zorgt jaarlijks wereldwijd voor 250 miljoen euro schade aan voedselgewassen, en het gebruik van insecticiden is problematisch”, vertelt Aurelie Lenaerts, een studente biomedische wetenschappen. Het idee van het team is om een doorsnee bacterie extra genetische informatie te geven, zodat die twee feromonen – signaalstoffen – produceert. Daardoor nemen bladluizen de benen en tegelijk worden natuurlijke vij-
anden, zoals lieveheersbeestjes een biologische test, met planten en insecten in de labo’s van Bioen gaasvliegen, aangetrokken. best en PCFruit, bedrijven die het De bladluizen wijken team sponsoren. Op de video’s De bedoeling van de wedstrijd zie je de bladluizen uitwijken.” is ook om bij te dragen aan de BioSCENTer, het samenwerverzameling van artificiële DNA- kingsverband binnen de KU Leubouwblokjes – BioBricks – waar ven voor alle onderzoekers die de synthetische biologie gebruik actief zijn in bio(techno)logisch van maakt. “Met een concept als onderzoek, stimuleert en facilide bladluisverschrikker kan een teert de deelname aan iGem. Die doctoraatsstudent makkelijk een wedstrijd vraagt meer dan alleen Flore De Wit en Aurelie Lenaerts gaan in een test na of het feromoon de bladluizen (© iGEM KU Leuven 2013) paar jaren zoet zijn. Onze studen- labowerk: de studenten worden verjaagt. ten probeerden eigenlijk hetzelf- ook verondersteld na te denken de op een paar maanden tijdens over de grenzen van de synthetioptreden. Daarom bekijken we ‘environment’ en daar was de ook de optie om de bacteriën in concurrentie groot. Maar we zijn een zakje op de plant aan te bren- bij de eerste tien en gaan door gen: het zakje laat de feromonen naar Boston. De ontlading in de door, maar de bacteriën kunnen groep was groot, want we hebben niet weg. In het ideale scenario een zware week achter de rug. kan de bacterie afwisselend bei- We zijn nu ook een hechte groep de stoffen produceren, zodat er geworden: voor deze wedstrijd bij de bladluizen geen gewenning kenden we elkaar eigenlijk niet, ontstaat.” Het Leuvense team or- omdat we van verschillende stuganiseerde ondertussen ook een dierichtingen komen. Maar deze symposium over synthetische groep zal zeker nog afspreken na biologie voor het brede publiek Boston!” en bezoekt middelbare scholen Het team gaat nu nog een paar hun vakantie”, vertelt postdocto- sche biologie. Ingenieursstudent om workshops te geven. weken verder werken aan hun exraal onderzoeker Ingmar Claes, Bert Mortier legt uit dat in hun In de voorronde in het Franse perimenten, om dan van 1 tot 4 die het team samen met Veerle geval het ethische aspect belang- Lyon op 12 oktober kon het team november hun bladluisverschrikDe Wever begeleidt. “We zijn rijk is: “Je zou onze bacterie met een ticket voor Boston bemach- ker voor te stellen op de World heel blij dat onze studenten voor een spray op een plant kunnen tigen. Geneeskundestudente Jamboree. één feromoon een werkende Bio- aanbrengen, net als een insecti- Sabine Thieren vertelt dat het Brick hebben kunnen maken. De cide, maar dan is de bacterie vrij spannend was tot de laatste snik: www.kuleuven.be/bioscenter/ studenten deden een bioassay, en kan er onbedoelde besmetting “Ons thema viel in de categorie igem/2013/
“De bladluis zorgt jaarlijks wereldwijd voor 250 miljoen euro schade aan voedselgewassen.”
Wereldprimeur UZ Leuven
Donorlongen elf uur bewaard Het multidisciplinaire transplantatieteam van UZ Leuven is erin geslaagd om met behulp van een machine donorlongen meer dan elf uur te bewaren vóór transplantatie. Dat is de langste periode die ooit is gerapporteerd. Die lange bewaartijd was nodig omdat de patiënt vooraf ook nog een levertransplantatie moest ondergaan. Een patiënt die leed aan chronisch longfalen ontwikkelde plots ook acute leverproblemen en ging in coma. Wanneer een patiënt lijdt aan een terminale longziekte én aan een terminale leverziekte, kan alleen een gecombineerde long-levertransplantatie het leven redden. Maar zo’n dubbele transplantatie stelt artsen voor een timingprobleem, vertelt professor Dirk Van Raemdonck, die de transplantatie mee uitvoerde: “Normaal moet eerst de longtransplantatie uitgevoerd worden en daarna de levertransplantatie. Een donorlong is immers beperkt houdbaar buiten het lichaam, maximaal tien uur.
Anderzijds heeft een longtransplantatie maar kans op slagen als de leverwerking nog behoorlijk is. Dus bij deze patiënt moest de lever vóór de longen worden getransplanteerd. Daarom gebruikten de artsen een nieuwe bewaartechniek die de longen lang genoeg in goede toestand kon houden.” De donorlongen werden niet, zoals gewoonlijk, op ijs bewaard maar in een machine, OCS LUNG genaamd, die zorgde voor continue bevloeiing en beademing op kamertemperatuur. Professor Van Raemdonck: “De longen konden zo meer dan elf uur buiten het lichaam blijven zonder dat de
kwaliteit ervan werd aangetast. Tot nu toe is nergens melding gemaakt van een langere bewaarperiode, een primeur dus.” De gecombineerde long-levertransplantatie werd afgelopen juli uitgevoerd. De patiënt heeft ondertussen het ziekenhuis verlaten en stelt het wel.
Meervoudig nut
De OCS LUNG-machine zorgde voor continue bevloeiing en beademing van de donorlongen op kamertemperatuur. (© UZ Leuven)
Dankzij de nieuwe techniek kunnen longen niet alleen langer bewaard worden buiten het lichaam. De kwaliteit ervan kan ook permanent beoordeeld worden. Het is zelfs mogelijk om hun functie te verbeteren in afwachting van de transplantatie. Voor donornieren
bestaat al langer een dergelijke machine. In het verleden werd al aangetoond dat oudere nieren bewaard in zo’n machine – en niet op ijs – onmiddellijk na de transplantatie beter functioneren. De ziekteverzekering betaalt de
nieuwe bewaarmethode nog niet terug. Het gebruik ervan blijft voorlopig beperkt tot uitzonderlijke omstandigheden. UZ Leuven en de fabrikant van de machine staan dan volledig in voor de kosten.
23 oktober 2013
Nieuws 5
pagina 1
Passie + ervaring De eerste maten van het pianoconcerto vullen de zaal. Vooral de violisten hebben momenteel veel noten te slikken. Op hun tablets zien we de notenbalken naar boven glijden, als de ultratrage aftiteling van een film. De muzikanten hoeven zich met niets anders dan hun instrumenten te bemoeien. Alleen vooraan zien we Hans Casteleyn nu en dan met een vinger over het scherm vegen. “En nu mooi uitspelen!” roept hij de muzikanten toe. “En opnieuw! Crescendo! 2, 3, 4!” Met zijn trombone heeft Jan Rosseel in dit eerste deel van het concerto weinig werk, dus hij loopt heen en weer tussen zijn laptop en de verschillende tablets, om eventuele problemen op te vangen en nauwgezet toe te zien op het technische verloop van de repetitie. “Ik heb het idee aan mijn vrouw te danken”, vertelt hij. “Zij speelt ook trombone en ze opperde ooit dat een tablet toch handig zou zijn voor partituren.” Meer was het niet, maar het idee schoot kiem. Zijn passie voor muziek en zijn jarenlange ervaring als ingenieur micro-elektro- Met één swipe over zijn console stuurt dirigent Hans Casteleyn iedereen naar de juiste noot. nica in software-ontwikkeling en hardwaredesign vielen in één klap samen. Hij sloeg aan het denken en rekenen en zodra het idee haalbaar leek, vroeg en kreeg hij een IWT-subsidie waarmee hij aan het werk kon.
Testorkest Jan Rosseel vroeg onmiddellijk of het LAO geïnteresseerd was om testorkest te spelen. Een systeem als SCORA moet je immers grondig aan de praktijk toetsen voor het naar de commerciële markt kan. “Wij zijn een amateurorkest met een goed niveau”, legt Jan De Vilder uit. “Onze repetitieprocessen duren veel langer dan die van professionele orkesten, waardoor wij de ruimte hebben om feedback te geven en fouten te verbeteren.” Zulke feedback is voor de ontwikkeling van een product als SCORA van onschatbare waarde. “De muzikanten van het LAO wijzen me op dingen die anders, beter of vlotter kunnen”, zegt Jan Rosseel. “Zo heb ik een bug ontdekt omdat iemand een niet-alledaags
(© KU Leuven | Rob Stevens)
Nooit meer bladeren met tabletpartituur
karakter gebruikte bij zijn notities, waarop het systeem crashte. Zoiets achterhaal je natuurlijk het liefst in een testfase en niet wanneer er al professionele orkesten mee aan de slag zijn.”
Anders, maar snel Elke muzikant kan zijn eigen digitale aantekeningen maken, maar krijgt ook die van de dirigent of orkestmeester direct te zien. Je kunt een toonaard aanpassen wanneer dat nodig blijkt of zelfs partituren van andere instrumenten toevoegen wanneer die je kunnen helpen om zelf op het juiste moment in te vallen. Het is wennen, geven de meeste muzikanten toe. De ene is al wat
vervangtablets klaarliggen voor als er eentje niet mee wil, legt hij uit. De muzikant logt in op het nieuwe exemplaar en vindt ogenblikkelijk zijn gepersonaliseerde partituur terug. De draadloze internetverbinding wordt aangestuurd vanaf de console, dus het systeem hoeft niet te vertrouwen op de infrastructuur van de zaal waar het orkest die avond toevallig speelt. “En voorts is de elektronica behoorlijk stabiel”, verzekert Jan Rosseel ons. “Ik kan veel potentiële problemen en storingen opvangen in de software.” Zoals bij elk concert zal het LAO Stabiel er ook op 14 en 15 december Uiteraard anticipeert Jan Rosseel op aandringen om gsm’s uit te op problemen. Er zullen altijd schakelen, maar dat is meer uit
enthousiaster over de nieuwigheid dan de andere. Maar ze zijn zich er allemaal van bewust dat ze met iets unieks en compleet innovatiefs bezig zijn. “Het gaat ook effectief sneller”, horen we her en der. En dat is duidelijk. “We gaan naar de derde maat van acht!” zegt de dirigent. De schermen verspringen en binnen de twee seconden speelt het orkest de bewuste maat. Geen zenuwachtig geritsel van individuen die de juiste passage niet vinden. Met één swipe stuurt Hans Casteleyn iedereen naar de juiste noot.
muzikale overwegingen dan voor het netwerk. “Tegen storingen van mobiele telefoons zou het systeem perfect bestand moeten zijn.” “We gaan aan het slot beginnen, want daar zit het slagwerk al even op te wachten”, spoort Hans Casteleyn de muzikanten aan. De finale van het concerto dondert uit de instrumenten. Na afloop wijst Jan Rosseel naar de opstelling van de tablets. Het ziet er inderdaad strak uit. Je ziet de muzikanten ook veel beter zitten achter hun tablet dan vroeger achter hun grote staanders vol vellen papier. “Bovenop het gebruiksgemak voor de muzikant komt die sterk verbeterde zichtbaarheid voor het publiek. Ook dat is een meerwaarde”, pleit Jan Rosseel. “Het ziet er gewoon juist uit, zo.” Meer over SCORA: www.scora.net Meer over LAO en tickets: www.lao.be
Onze fotograaf Rob Stevens richt zijn lens op de mens achter de actualiteit aan de universiteit, en vuurt vrank en vrij vragen af.
Uitgelicht Het evenaart uiteraard het 20-jarig bestaan van Campuskrant enige jaren geleden niet, maar 40 jaar Veto is toch ook niet onverdienstelijk, dus breng ik een bezoekje. Ik word ontvangen door Jens Cardinaels, de hoofdredacteur die met milde vriendelijkheid en ijzeren discipline de nakende redactievergadering voorbereidt, en even later ook zal voorzitten. “Ons team bestaat uit zes redacteurs, mezelf inbegrepen, een fotoredacteur en een redactiesecretaris”, vertelt hij. “Daarbovenop is er nog een pool van vrijwilligers. We hadden al een groep van zo’n twintig mensen, dit jaar zijn er op de infosessies maar liefst vijfendertig extra kandidaten afgekomen. Volk genoeg dus. De vrijwilligers krijgen eerst de keuze, de vaste re-
dacteurs doen wat overblijft. Soms wel eens frustrerend ja”, lacht hij. “Dit jaar bestaan we 40 jaar, en dat gaan we vieren. Er komt een receptie met een academische zitting, er staat een boek op stapel over de geschiedenis van Veto, en een fototentoonstelling. We plannen ook nog een actie voor de studenten, maar die staat nog in de kinderschoenen, dus daar kan ik nog niet veel over kwijt.” Intussen is het Veto-lokaal flink volgelopen en verkast iedereen naar de blauwe vergaderzaal. Daar worden de artikels voorgesteld en verdeeld onder de geïnteresseerden. Een optreden en een theatervoorstelling gaan voorlopig onverkozen voorbij, maar het komt allemaal wel goed, weet ik, op weg naar de eigen redactie.
6 Studenten
campuskrant
Hallo buitenland? razili ë B n i a i l Emi Emilia Opdenacker (21) trok voor haar eerste master architectuur naar de universiteit van Sao Paulo in Brazilië: “Het is bijzonder interessant om kennis te maken met een heel andere kijk op architectuur. Al is het wel wennen, soms praten mijn medestudenten en ik gewoon naast elkaar heen. Voor wie hier is opgegroeid, betekent pakweg een ‘plein’ iets helemaal anders dan voor ons.” “Sao Paulo is een gigantische stad, om van de ene naar de andere kant te rijden heb je twee uur nodig. Het is ook een stad die ontzettend veel te bieden heeft – een jaar zal niet volstaan om alles te ontdekken wat er te ontdekken valt. De campus zelf is eigenlijk een stad op zich, groter dan Leuven, en met alle voorzieningen. Er rijden bussen van de ene faculteit naar de andere, je te voet verplaatsen is ondoenbaar.” “Ik huur met twee medestudenten uit Leuven een appartementje in een leuke buurt met veel uitgaansmogelijkheden. Met de bus zijn we op veertig minuten op de universiteit. We hadden ook vlakbij de campus kunnen logeren, daar wonen de meeste studenten, maar die buurt is niet zo veilig en er valt ook weinig te beleven.” “Eén van de eerste dingen die me hier opvielen: je vindt hier de meest heerlijke exotische vruchten, maar over het algemeen eten veel Brazilianen niet zo gezond: alles wordt gefrituurd en ze doen overal extra kaas op. Een typisch vieruurtje is bijvoorbeeld een gefrituurd broodje met vlees of kaas.” “Wat ook wennen was in het begin, was het weer! De seizoenen in Brazilië zijn omgekeerd aan die bij ons. De eerste weken is het hier behoorlijk fris geweest en daar zijn de huizen niet op voorzien: nergens centrale verwarming, overal enkel glas en zelfs kieren in de ramen … Ik heb het echt koud gehad! Gelukkig is het stilaan warmer – want zomer – aan het worden!”
Adriaan
Stijn
“De campus is groter dan Leuven”
Couple wear in Zuid-Korea, gefrituurde broodjes in Brazilië, amechtige bussen in Bulgarije en ballroom dancing in de VS. Een jaar in het buitenland studeren brengt niet alleen nieuwe kennis maar ook ongekende ervaringen. Dorien, Emilia, Adriaan en Stijn houden Campuskrant dit jaar via Skype op de hoogte van hun wedervaren.
Tekst: Ine Van Houdenhove
Het leren is MOOC! Eind 2011 ontwikkelden Sebastian Thrun en Peter Norvig van Stanford een cursus Introduction to Artificial Intelligence. Leuk, maar who cares. Alleen werd die cursus gevolgd door 160.000 studenten. Online, wel te verstaan. Wij stellen u voor: de massive open online course, kortweg MOOC, nu ook aan (of toch met) de KU Leuven. Ludo Meyvis Sinds het begin van dit academiejaar loopt in de opleiding culturele studies een MOOC rond Literature and Change in Europe. Professor Jan Baetens en professor Fred Truyen zien MOOC’s als een manier om vorm te geven aan
goed, eigentijds onderwijs, via de integratie van de mogelijkheden van de nieuwe media: “Je maakt dus gebruik van blogs, Twitter, online video en andere multimedia. Het geheel vormt dan een online cursus, met tal van vormen van interactie, peer-evaluatie en online examens. Zo’n MOOC is
Dorien
Emilia
even toegankelijk als de eerste de beste website, voor iedereen dus.” “Een reeks grote universiteiten en een aantal nieuwe bedrijven hebben zich op de mogelijkheden van de MOOC gegooid, met verbluffend succes. De kern van de technologie is niet nieuw, en
er is ook vroeger al geprobeerd online componenten te integreren in vernieuwd onderwijs. Er is één belangrijk verschil: het wérkt nu ook.” “We trekken deze MOOC vanuit KU Leuven, maar het is geen institutioneel en ook geen louter Leuvens initiatief. Dat berust bij docenten van zeven universiteiten. Voor ons is het belangrijk dat we ervaring opbouwen en dat we mee zijn met deze ontwikkeling, zonder blind te zijn voor het hype-aspect.”
Voordelen “MOOC’s hebben onmiskenbaar een reeks mooie mogelijkheden. Zo kan je de zichtbaarheid van jezelf, je vakgebied én je instelling wereldwijd vergroten. Je kunt ook nieuwe doelgroepen aanboren, bijvoorbeeld studenten uit landen waar geen samenwer-
kingsakkoorden mee bestaan. Je kunt een MOOC ook gebruiken als voorbereiding op studentenuitwisseling. Studenten uit sommige landen hebben wat moeite met ons referentiekader of met onze manier van lesgeven. Met een MOOC kan je hen een bijkomende voorbereiding meegeven, om eventuele cultuurverschillen bij te spijkeren. Je kunt ook bewust drempelverlagend werken. Een MOOC is immers in principe gratis. Alleen als je er credits mee wil halen, betaal je.” “Nog een mooi voordeel is dat je echt aan team teaching kunt doen, zonder je telkens te moeten verplaatsen. De docenten van de verschillende universiteiten leveren ieder hun deel, en dat wordt naadloos geïntegreerd.” “Onze MOOC maakt als keuzevak deel uit van onze reguliere Engelstalige master. Het is dus
23 oktober 2013
e VS Stijn i n d Stijn Koshari (22), tweede master chemische ingenieurstechnieken, studeert dit jaar aan de University of Delaware in Newark. “Alles valt hier geweldig mee, en ik ben al goed gesetteld. Ik huur een kamer even buiten de stad, bij een alleenstaande dame. Op tien minuutjes ben ik met de fiets op de campus. Die is heel mooi, allemaal witte gebouwen met zuilen rond een centraal grasveld – de zogenaamde green. Ook de omgeving is prachtig, met veel natuurreservaten. Ik heb al een aantal mooie fietstochten gemaakt. Newark is een town, geen city, en door de open bebouwing voelt het eerder als een dorp dan als een stad, ook al telt het toch bijna dertigduizend inwoners. Het is ook steeds meer een echte studentenstad aan het worden, met veel cafés en eetgelegenheden. Er zijn heel veel buitenlandse studenten hier, vooral uit Azië, Zuid-Amerika en het Midden-Oosten. Ik heb al veel mensen leren kennen. Amerikanen zijn ook ontzettend vriendelijk en open en van het cliché dat dat fake zou zijn, heb ik niets gemerkt.” “Klink ik erg enthousiast? Tja, ik heb dan ook niets om over te klagen (lacht). Zelfs het weer is schitterend, veel beter dan normaal voor de tijd van het jaar. De lessen vallen ook goed mee. En ik ben begonnen met ballroomdansen zodat ik mijn passie voor dansen kan voortzetten. En verder was het wel leuk om niet te hoeven wachten tot de finale van Breaking Bad thuis wordt uitgezonden: ik weet dus al hoe het afloopt! (lacht)”
“Ik weet al hoe ‘Breaking Bad’ afloopt!”
Studenten 7
u l garije B n i n a a Adri Adriaan Wauters (21), derde bachelor handelswetenschappen (marketing management) op de Campus Brussel (HUBrussel), studeert dit jaar aan de University of National and World Economy in Sofia. “Ik wou naar een land met een heel andere sfeer en heb daarom voor Oost-Europa gekozen. Mijn universiteit is gelegen in Studentski Grad, letterlijk ‘studentenstad’. Dat is één van de vierentwintig districten van Sofia, op vijf kilometer van het centrum. De meeste studenten van de universiteiten en hogescholen in de stad verblijven hier, ruim 40.000. Velen huren een kamer in één van de vele gebouwen die stammen uit het communistische tijdperk – huurprijs zo’n 40 euro per maand, maar je moet de kamer wel met één of twee anderen delen. Zelf huur ik een appartementje op vijf minuten van de campus. Om naar het centrum te gaan, neem ik meestal de bus – vaak ontzettend krakkemikkige voertuigen. Vreemd genoeg is er dan weer wel een gloednieuwe metro in de stad. Fietsen wordt hier vrijwel niet gedaan, er zijn geen fietspaden en het is levensgevaarlijk. Gelukkig kan je voor een paar euro ook een taxi nemen.” “Het centrum van Sofia is heel bruisend, veel jonge mensen en veel trendy bars, clubs en restaurants. Een bruine kroeg zal je hier niet vinden. Wat overal op straat enorm opvalt, zijn de vele zwerfhonden. En je ziet hier toch ook wel veel armoede, mensen – meestal zigeuners – die in vuilnisbakken op zoek zijn naar voedsel. Ik heb de indruk dat hier niet echt een middenklasse is, mensen zijn ofwel rijk ofwel arm.” “Voor ons is het leven hier heel goedkoop. Een grote pizza kost nog geen vijf euro, mét pint. Ik kook dus zelden mijn eigen potje, ook al zijn de supermarkten hier dag en nacht open. Op de lokale keuken ben ik wel niet zo dol: veel salades, yoghurt, witte kaas … Mijn Bulgaarse ervaring valt tot nog toe goed mee, op het eten na!”
“fietsen is hier levensgevaarlijk”
zeker geen infotainment of een lightversie. Wie echt aan de cursus deelneemt en meer wil dan zomaar wat grasduinen, zal er ook voor moeten werken – al is grasduinen niet verboden.” “We houden de aansluiting bij de klassieke onderwijsvormen bewust vrij nauw. Zo maken video’s van een uurtje monoloog van de prof, hoorcolleges dus, gewoon deel uit van ons pakket. Niet meteen flitsend of revolutionair, maar wel bewust zo gekozen. Ook houden we wat controle op het tijdsverloop binnen de cursus, in die zin dat we het discussieforum bij een bepaalde les twee weken na de geprogrammeerde lesdatum afsluiten.”
Kore a d i u Z n Dori e n i Dorien Dockx (21), derde bachelor japanologie, zit sinds augustus in Seoul: “Ik ben japanologie gaan studeren met de bedoeling om Koreaans te leren – dat kan vanaf het derde jaar. Toen ik de kans kreeg om een jaar naar Zuid-Korea te gaan, heb ik natuurlijk niet geaarzeld. De KU Leuven heeft een overeenkomst met Ewha Womans (sic) University, de meest prestigieuze van de negen vrouwenuniversiteiten – het hoger onderwijs is hier nog grotendeels gescheiden. Mannelijke buitenlandse studenten zijn toegelaten op Ewha, maar Koreaanse jongens mogen alleen binnen tussen zes uur ‘s morgens en tien uur ‘s avonds, en dat enkel in de gezamenlijke ruimtes.” “De campus is reusachtig. Na bijna twee maanden heb ik nog steeds niet alles verkend. Er is een postkantoor, een zwembad, er zijn restaurants en coffeeshops … De universiteit heeft zelfs een eigen bankkantoor, waar we de huur voor onze dorm moeten gaan betalen. Ik deel in de graduate dormitory een slaap- en een badkamer met Lauri, een studiegenote uit Leuven. Op de gang is er een keuken en op de benedenverdieping liggen onder meer een fitnessruimte, een gebedsruimte, en een kruidenierswinkel.” “Ik wist al een beetje wat ik van het land kon verwachten van de vele Koreaanse films die ik kijk. Maar wat me bij aankomst toch trof, was dat het meestal oudere mensen zijn die de straten vegen of de metro schoonmaken. Ook opvallend: als de zon schijnt, zie je veel mensen met een paraplu, om hun huid te beschermen, en de meeste vrouwen dragen daarom ook steeds nylons, zelfs als het snikheet is. En nog iets heel typisch op kledinggebied: couple wear, waarbij partners of hele gezinnen dezelfde kleding – tot schoenen en gsm-hoesje toe – dragen om te tonen dat ze samen horen.”
“Koreaanse jongens mogen alleen overdag binnen”
line asynchroon onderwijs. Dat betekent dat het ‘rechtlijnige’ element van een klassieke cursus minder aanwezig is. Studenten kunnen immers naar believen van les 1 naar les 8 springen, of ze kunnen les 3 een paar keer herhalen, om maar iets te noemen. Ook de feedback, van de docenten én de studenten, maakt een wezenlijk deel van het pakket uit. Je kunt eventuele vroegere presentaties, teksten of video’s wel recycleren, maar het is toch wel iets complexer dan even je cursus wat herschrijven.” “Daarom ook zijn we blij dat we beroep hebben kunnen doen op Stephanie Verbeken van DOeL (Directie Onderwijs en Leren – red.), die de nodige technischSpek voor uw bek didactische expertise aanbracht. “In principe kan iedereen een Als platform kozen we voor CanMOOC opzetten, maar dat vergt vas. Het voordeel vergeleken met wel de nodige ervaring met on- grote marktleiders zoals Course-
ra of edX is dat Canvas ook werkt met de individuele docent als gesprekspartner, niet alleen met de instelling. Dat laatste heeft toch heel wat meer voeten in de aarde.” “Het belangrijkste lijkt ons dat we ervaring opbouwen. MOOC’s nemen uiteraard niet het onderwijs over, maar ze zullen er wel een substantieel deel van gaan uitmaken, zeker wanneer buitenlandse topuniversiteiten er uitgebreid gebruik van zullen maken. En dat is aan het gebeuren. Je tijdig oriënteren in die internationale omgeving, uiteraard zonder de lokale situatie uit het oog te verliezen, is dan van evident belang.” Ervaar zelf wat een MOOC is op www.canvas.net/courses/ literature-and-change-in-europe
8 Onderzoek Dag van de Wetenschap Op zondag 24 november wordt voor de tweede keer de Dag van de Wetenschap georganiseerd. Onderwijsinstellingen, bedrijven, onderzoeksinstellingen, zorgcentra, musea en bibliotheken tonen hun wetenschappelijk onderzoek en technologische innovaties. Ook de KU Leuven organiseert workshops, interactieve demonstraties, lezingen en tentoonstellingen. De bedoeling is om bezoekers inzicht te geven in de ontwikkelingen en praktische toepassingen van wetenschap en technologie in ons dagelijks leven. Zo kunt u in de Universiteitshal een wetenschapsmarkt bezoeken of bijvoorbeeld de lezing over wiskunde en computersimulaties van professor Giovanni Samaey bijwonen. In het Museum voor Dierkunde kunt u zich vergapen aan het skelet van een Groenlandse walvis. In het STUK organiseert EOS-magazine een wetenschapsquiz. In Heverlee kunt u 3D-printen in het FabLab en op UZ Leuven Campus Gasthuisberg kunt u uw gehoor laten testen. Ook in Museum M, het Radiohuis en Imec zijn er activiteiten. Meer info: www.stadvandewetenschap. be
De Gouden Pipet Ook tijdens de Dag van de Wetenschap reikt EOSmagazine ‘De Gouden Pipet’ uit, een prijs voor een verrassende wetenschappelijke prestatie van het afgelopen jaar van een wetenschapper die verbonden is aan een Vlaamse universiteit, kennisinstelling of bedrijf. Twee van de vijf genomineerden zijn KU Leuven-onderzoekers: sterrenkundige Paul Beck en biochemicus Isabel Beets (zie interviews op deze pagina). Naast de Gouden Pipet, door een vakjury gekozen, wordt ook een publieksprijs uitgereikt. U kunt stemmen op de website van EOS-magazine. Daar kunt u ook een videoportret van de laureaten bekijken. Meer info: www.eoswetenschap.eu
campuskrant
De hersenkronkels van lerende wormpjes Het hersencircuit van een minuscuul wormpje is het onderzoeksonderwerp van biochemicus Isabel Beets. Zij doctoreerde over nematocine, een signaalmolecule dat er in het zenuwstelsel van de worm voor zorgt dat die kan leren uit ervaring. Nematocine is verwant aan twee hormonen bij de mens en dat biedt perspectieven. Ilse Frederickx Waarover gaat uw onderzoek? “Begrijpen hoe de hersenen associatief leren, met andere woorden: hoe ze verbanden leren leggen tussen gebeurtenissen of prikkels in de omgeving. Neuropeptiden zijn kleine eiwitten die in het zenuwstelsel als chemische boodschappertjes fungeren en zo ons gedrag beïnvloeden. Maar hoe? We bestuderen dat bij de worm Caenorhabditis elegans: met exact 302 zenuwcellen is die heel geschikt om leermechanismen te ontrafelen. Bij die worm gebeurt het leergedrag via het neuropeptide nematocine. Als wormen zout detecteren, zullen ze dat opzoeken in de hoop voedsel te vinden. Tenzij ze vooraf geleerd hebben dat er in de buurt van zout geen eten te vinden is. Als je het gen voor nematocine uitschakelt, leert de worm slechter. Als je het
gen weer inbrengt in specifieke zenuwcellen, kan je in kaart brengen welke cellen betrokken zijn bij leren. Het kan ons ook iets bijbrengen over onze hersenen: nematocine is de tegenhanger van oxytocine en vasopressine, twee neuropeptiden die bij de mens al
“Uit ervaring weet je dat als het bliksemt, de donder volgt. Dat is associatief leergedrag.”
gelinkt zijn met leergedrag.” Hoe legt u op café uit waar uw onderzoek over gaat? Isabel Beets (© KU Leuven | Rob Stevens) “Uit ervaring weet je dat als het bliksemt, de donder volgt. Dat is associatief leergedrag. Het dig verlopen als bij de mens.” klassieke voorbeeld is de hond Wat heeft de maatschappij hiervan Pavlov: die leerde dat het bel- aan? letje samenging met eten. We “We leren bij over de werking proberen te begrijpen hoe de her- van de hersenen: veel van wat we senen al die verbanden leren en doen in het dagelijkse leven is opslaan.” gebaseerd op associatief leren. Wat is het grootste misverstand Meer inzicht in de manier waarover uw branche? op neuropeptiden leergedrag re“Ik krijg vaak de vraag of dat on- guleren, biedt perspectief op het derzoek bij wormen wel nuttig begrijpen van leerstoornissen en kan zijn. We werken met een mi- mogelijke therapieën. Er wordt nuscule rondworm – geen regen- veel onderzoek gedaan naar oxyworm – van amper één millimeter tocine als therapeutisch middel groot. Het is moeilijk om voor te voor leerstoornissen. Maar er is stellen wat er allemaal geweten is nog veel onderzoek nodig om de over die worm. En dat er bij deze genetische basis van leergedrag kleine worm processen gelijkaar- te begrijpen.”
De hartkloppingen van stervende sterren Oude sterren die men rode reuzen noemt, werden tot voor kort als saai beschouwd. Met de gegevens van een nieuwe generatie satellieten, zoals CoRoT en Kepler, kwam daar verandering in. “Dit is even spannend als nieuwe planeten ontdekken”, zegt Paul Beck, een enthousiaste sterrenkundige die de laatste hand aan zijn doctoraat legt. Ilse Frederickx Waarover gaat uw onderzoek? “Rode reuzen zijn sterren die zich in een stadium bevinden dat onze zon over ongeveer vijf miljard jaar zal bereiken. We ontdekten – onverwacht – dat er golven helemaal tot in het centrum van de ster reiken. Op basis van die golven konden we afleiden dat de kern van rode reuzen tot minstens tien keer sneller roteert dan het oppervlak van de ster.” Hoe legt u op café uit waar uw onderzoek over gaat? “Sterren vertonen heel de tijd minimale veranderingen; ik bedoel dan op een tijdschaal van een minuut tot een jaar. Het oppervlak van onze zon varieert bijvoorbeeld elke vijf minuten. Net zoals seismologen aardbevingen gebruiken om de kern van de Aarde te bestuderen, zo gebruiken wij stertrillingen om het binnenste van een ster te onderzoeken.
Vandaar astroseismologie. De Kepler-satelliet meet die stertrillingen door de veranderingen in de helderheid van het oppervlak van sterren te meten. Het zijn echo’s uit de diepte.” Wat is het grootste misverstand over uw branche? “Ik word dikwijls gevraagd of ik de toekomst kan voorspellen. Helaas is het verschil tussen astronomie – sterrenkunde – en astrologie – sterrenwichelarij – nog niet duidelijk voor veel mensen. Dat is toch wel wat teleurstellend.” Wat heeft de maatschappij hieraan? “Sterren zijn de bouwstenen van onze melkweg en van andere sterrenstelsels. Ze kunnen ook de gastheren zijn van planeetsystemen zoals dat van onze zon. Dat maakt sterren waardevolle studieobjecten. Bovendien zijn ze gigantische laboratoria, waarin situaties voorkomen die op Aarde niet mogelijk zijn:
bijvoorbeeld qua temperatuur, druk, energie. Wij bestuderen de fysica in die extreme labo’s. Dat maakt de astrofysica interessant. Ten slotte moeten we
qua instrumenten steeds grenzen verleggen en een aantal van die innovaties vinden ook hun weg in de technologie van het dagelijks leven.”
Paul Beck voor de Mercator-telescoop van de KU Leuven op het Canarische eiland La Palma. (© ingezonden)
23 oktober 2013
Onderzoek 9
Beeldige wetenschap Ingeslikte knikkers? Vetogen in de soep? Fotograaf: Maarten Van Geel
We zien de sporen of voortplantingscelletjes van de schimmel Rhizophagus intraradices, die zich thuis voelen in en tussen de wortels van landplanten. Een schimmel die bij de good guys hoort, vertelt bioloog Maarten Van Geel van de Afdeling Ecologie, Evolutie en Biodiversiteitsbehoud. Hij doctoreert over arbusculaire mycorrhizaschimmels: die zijn genoemd naar de arbuscules of miniatuurboompjes die ze in wortelcellen vormen. “Deze soort groeit met draden rond en in de wortelcellen. De schimmel vergroot het contactoppervlak tussen de wortels van de plant en de bodem. Dat vergemakkelijkt de opname van voedingsstoffen voor de plant. In ruil daarvoor krijgt de schimmel fotosyntheseproducten. Het gaat dus om een vorm van symbiose, die als resultaat heeft dat de gastheer beter bestand is tegen droogte, tekort aan voeding of ziekteverwekkende schimmels en rondwormen.” Maarten Van Geel onderzoekt die voordelen van arbusculaire mycorrhiza-schimmels specifiek bij appelbomen: “Daar zie je vaak problemen met bodemmoeheid en droogte. Bodemmoeheid is ook gekend als de
herinplantingsziekte: bij nieuwe aanplantingen op bodems waar al appelbomen hebben gestaan, ziet men een verminderde groei. Vermoedelijk is dat het gevolg van rondwormen en schimmels. Daarnaast zien we langere droogteperiodes in de zomer en hebben de planten het moeilijk om water te vinden. Voor beide problemen zouden arbusculaire mycorrhiza-schimmels kunnen helpen.” “Om zich voort te planten, kloont de schimmel zich. De ‘bolletjes’ zijn de sporen. Het unieke aan deze soort is dat de sporen zich kunnen ontwikkelen in de wortels van de plant.” De schimmels bestaan al 400 miljoen jaar, maar toch zijn er nog niet zoveel soorten arbusculaire mycorrhiza-schimmels beschreven. “Je kan ze moeilijker kweken dan bijvoorbeeld bacteriën of andere groepen van schimmels, net omdat ze alleen maar op de wortels van planten kunnen overleven. En qua uiterlijke kenmerken zijn er weinig verschillen waar te nemen. Wij gebruiken moleculair onderzoek om de schimmels te identificeren: op basis van DNA kunnen we detecteren welke soort in een bodemstaal zit. Op dat vlak valt er nog veel te ontdekken.” (if)
Niemand behandelt zijn kinderen gelijk “Dat is niet éérlijk!” moet één van de meest gehoorde kreten zijn in gezinnen met meer dan één kind. “Een kind voortrekken mag niet”, zegt pedagoge Rozemarijn Jeannin, “maar ouders moeten niet krampachtig proberen om hun kinderen identiek te behandelen. Gelijkwaardig is al goed genoeg.” Ine Van Houdenhove Hoe ervaren kinderen het wanneer ze zien – of denken – dat hun ouders hen anders behandelen dan hun broer of zus, kortweg brus? Voor haar doctoraatsonderzoek ging Rozemarijn Jeannin (Onderzoekseenheid Gezins- en Orthopedagogiek) het na in bijna vijfhonderd gezinnen. “Iedereen voelt intuïtief aan dat het verkeerd is om het ene kind beter te behandelen dan het andere. Dat is zonder meer schadelijk voor de ontwikkeling. Maar tegelijk zal elke ouder beamen dat je niet met elk kind op dezelfde manier omgaat, bijvoorbeeld vanwege een verschil in leeftijd of vanwege de specifieke aard en noden van elk kind. Je kan daarom beter spreken van gelijkwaardig opvoeden – gelijke kansen geven – dan van al dan niet gelijk opvoeden.” “In de vakliteratuur wordt echter nauwelijks onderscheid gemaakt tussen dat differentieel opvoeden – dat volstrekt legitiem en zelfs noodzakelijk is – en favoritisme. In mijn doctoraat heb ik geprobeerd meer duidelijkheid te scheppen. Er wordt ook te snel van uitgegaan dat voorgetrokken worden iets positiefs is voor een kind. Terwijl uit ons onderzoek blijkt dat het kan leiden tot schuldgevoelens en angst om de bevoorrechte positie te verliezen.”
voor: “Het gebeurt dat ouders een voorkeur hebben voor één van hun kinderen, bijvoorbeeld omdat ze er zichzelf of een geliefd persoon in herkennen. Maar de meeste ouders doen hun best om hun kinderen desondanks gelijk te behandelen. Anderzijds interpreteren sommige kinderen opvoedingsverschillen sneller als voortrekken of benadelen, ook al is dat niet terecht. Daar moeten ouders alert voor zijn omdat zo’n kind een laag zelfbeeld kan ontwikkelen of jaloers kan worden op de ‘bevoordeelde’ brus als de perceptie niet wordt bijgestuurd.”
opvoedingsverschillen binnen het gezin als eerlijk ervaren. Verschillen die te maken hebben met leeftijd – zoals taakjes moeten opknappen of later mogen opblijven – of met de noden van een kind – meer aandacht naar een kind met een beperking of met bepaalde onzekerheden – worden vrij goed aanvaard. Maar een brus complimentjes of cadeautjes zien krijgen, of een ouder die met één van de kinderen iets leuks onderneemt, dat ligt gevoeliger. Ik raad ouders aan om kinderen wat dat betreft toch zo gelijk mogelijk te behandelen en anders hun gedrag te compenseren of minstens toe te lichten.” Verschillen op vlak van straffen en strengheid gaan nog sterker gepaard met percepties van favoritisme. “Het is daarom beter om een moeilijker kind niet zozeer strenger aan te pakken, maar wel Voor haar onderzoek bevroeg meer positieve aandacht en steun Rozemarijn Jeannin zowel ou- te geven.” ders als kinderen, uit 467 gezinnen met minstens twee kinderen Partij kiezen tussen acht en dertien. “Daaruit “Bij gezinnen waarin melding bleek dat perceptie van favori- werd gemaakt van favoritisme Complimentjes tisme veel minder voorkomt dan zagen we minder goede gezinsPuur favoritisme komt volgens perceptie van opvoedingsverschil- relaties, zowel tussen ouder en Rozemarijn Jeannin niet vaak len, en dat kinderen de meeste kind als tussen de brussen on-
“Opmerkelijk én geruststellend: de meeste volwassenen zien zichzelf als het favoriete kind van hun ouders.”
derling. De gezinsrelaties blijken optimaal als kinderen zich gelijk behandeld voelen of een klein beetje bevoordeeld. Als een kind zich benadeeld voelt, worden de gezinsrelaties negatiever. Dat gebeurt ook bij kinderen die zich sterk bevoordeeld voelen – zij ontwikkelen vaak een negatief beeld van de ‘benadeelde’ brus om hun eigen positie te rechtvaardigen, met negatieve impact op de onderlinge relatie.” Rozemarijn Jeannin ging ook na welke factoren de ‘eerlijkheidspercepties’ van kinderen voorspellen. “Oudste kinderen en meisjes vinden de manier waarop hun ouders de aandacht verdelen doorgaans iets eerlijker dan later geboren kinderen en jongens. En jongere kinderen lijken meer belang te hechten aan gelijkheid en minder dan oudere kinderen rekening te houden met mogelijke verklaringen voor opvoedingsverschillen, omdat zij daar cognitief ook nog minder toe in staat zijn. Daarnaast ervaren sociale, extraverte kinderen en nauwgezette, consciëntieuze kinderen de behandeling van hun ouders als eerlijker dan gesloten en minder plichtsbewuste kinderen.”
Ze benadrukt hoe belangrijk het is om met elk kind een zo goed mogelijke relatie op te bouwen. “Een positieve, steunende en niet al te straffende benadering leidt ertoe dat opvoedingsverschillen als eerlijker worden ervaren. Ook op één lijn staan als ouders is een belangrijke factor.” En dan nog een heel concrete tip voor ouders: “Iets wat kinderen vaak ervaren als een uiting van favoritisme, is een ouder die partij kiest bij een conflict tussen brussen. Bij kleine kinderen of wanneer er een groot machtsonevenwicht is, moet je natuurlijk ingrijpen. Maar het is beter om kinderen vanaf de lagere school zoveel mogelijk zelf het geschil te laten oplossen – als ouder kan je natuurlijk wel helpen om hen elkaars perspectief te laten begrijpen.” “Onze voornaamste conclusie is dat ouders zich niet in bochten hoeven te wringen om hun kinderen identiek te behandelen. Gelijkwaardig is al goed genoeg. En opmerkelijk én geruststellend: uit onderzoek blijkt dat de meeste mensen zichzelf op volwassen leeftijd zien als het favoriete kind van hun eigen ouders …”
10 Beleid
campuskrant
Team Torfs stelt Wie zijn de acht gezichten in het team van Torfs? In vorig nummer stelden we de vicerectoren van de groepen en Kulak voor, in dit nummer maakt u kennis met hun vier collega’s.
Liliane Schoofs vicerector onderzoeksbeleid
Didier Pollefeyt vicerector onderwijsbeleid
“Liever wat risico dan helemaal niets beslissen”
(© KU Leuven | Rob Stevens)
“Studeren is meer dan alleen punten verzamelen”
(© KU Leuven | Rob Stevens)
Hoe zou u zichzelf typeren?
“Ik ben bioloog, vooral bezig met fundamenteel onderzoek, maar altijd met oog voor eventuele toepassingen. Mijn labo is tamelijk uitgebreid, en ik heb er dus heel wat managementwerk te doen. Die ervaring extrapoleer ik nu als vicerector onderzoeksbeleid. Het verschil is dat het allemaal een flinke dimensie groter is nu, en dat er
een raderwerk van commissies bij komt kijken. De overgang is vlekkeloos verlopen. Dat kan ook moeilijk anders, met de zeer professionele bevolking van de Dienst Onderzoekscoördinatie.”
“Ik publiceerde over de holocaust, met thema’s als onverdraagzaamheid, antisemitisme en misdaden tegen de mensheid. Mijn tweede onderzoekslijn ligt op het vlak van (inter) levensbeschouwelijke communicatie. Ik trek al dertien jaar de lerarenopleiding voor het vak godsdienst, en besteed daarnaast veel aandacht aan de
manier waarop ICT kan bijdragen tot de vorming van jonge mensen. De Thomas-website is daarvan een bekende concretisering. Ten slotte doe ik ook empirisch onderzoek naar de identiteit van katholieke instellingen. Ik geef heel graag les, en ik wil dat ook in mijn nieuwe functie blijven doen.”
Aan welke beleidsdoelen wilt u bijzondere aandacht geven?
“Ik wil zeker inzetten op jong talent. Zij hebben recht op een betere omkadering om een vliegende start te kunnen nemen bij de uitbouw van hun academische carrière. Ik zou ook het high risk - high gain onderzoek meer kansen willen bieden.” “Daarnaast zou ik sommige aspecten van onze onderzoeksfinanciering willen herbekijken, zeker met het oog op het aantal loketten, en om meer transparantie te bereiken. Zo zou ik onze onderzoekers de mogelijkheid willen geven om te reageren op de commentaren van de experts die de onderzoeksvoorstellen beoordelen. Dat lijkt me ook gezond om mogelijke frustratie bij geweigerde financiering te voorkomen.”
“En verder wil ik me inzetten om de wetenschappelijke integriteit op hoog niveau te houden. Dat kan onder meer door onze onderzoekers expliciet te wijzen op wat kan en wat niet. Ook de doctoraatsopleiding kan daar een belangrijke rol in spelen. Meer dan 90 procent van onze doctors bouwt een loopbaan uit buiten de universiteit. Dat betekent dat onze universiteit een niet te onderschatten bijdrage levert aan de kenniseconomie, juist dankzij het doctoraatsonderzoek. Het is dus belangrijk dat we kwaliteitsvolle doctoraten afleveren en dat het wetenschappelijk onderzoek de essentie is en blijft in een doctoraatsopleiding.”
“Ik wil bijdragen tot meer activerend onderwijs. Studeren aan de universiteit is meer dan in je eentje achter je computer een aantal studiepunten verzamelen en daarvoor een diploma krijgen. Het is een persoonlijkheid ontwikkelen als arts, als ingenieur enzovoort. Engagement, kritische zin, samen leren en creativiteit zijn daarbij kernbegrippen, die doorslaggevend zijn voor de waarde van een diploma op de arbeidsmarkt en in de samenleving. De KU Leuven zou een actieve verzameling van interagerende learning communities kunnen worden ten dienste van die vorming van de persoon van de student, in de breedte en in de diepte.”
“Proffen moeten echt prof kunnen zijn. In de loop der jaren zijn er talloze extraatjes bijgekomen, waardoor de kerntaken onder druk zijn komen te staan. Alles wat aan onderwijs, onderzoek en dienstverlening toegevoegd wordt, is potentieel een hypotheek op die kerntaken en moeten we dus heel nadrukkelijk op zijn veronderstelde onmisbaarheid beoordelen.” “Een derde actiepunt: de onderwijsondersteuning dichter bij de faculteiten brengen. Als je die te centraal houdt, riskeer je begrijpelijke tegenkanting en ben je dus contraproductief bezig. Directere aansluiting bij de werkvloer kan dat voorkomen.”
Waaraan kunnen we uw stijl herkennen?
“Ik ben luisterbereid, maar tegelijkertijd ook kordaat in de besluitvorming. Ik wil vooruitgaan en liefst zo snel mogelijk. Liever snel beslissen, soms met enig risico, dan helemaal niets
beslissen. Ik heb ook het gevoel dat ik goed kan inspelen op opportuniteiten die zich aandienen.”
”Ik combineer van nature be- een sterke band, en de ervaring dachtzaamheid en resultaats- leert dat het ook resultaten én gerichtheid. Dat kan veeleisend arbeidsvreugde creëert.” zijn, in de eerste plaats voor mezelf, maar ook voor mijn medewerkers. Maar zo smeed je wel
“Er zijn de evidente dingen waar ik niet naar uitkijk, zoals de notoire administratieve belasting. Wat ik erger zou vinden, is dat de overheid in een kortzichtige bui zou knippen in onze onderzoeksmiddelen, of die gevoelig anders verdelen. Maar in het algemeen kijk ik erg uit naar mijn werk. Ik heb ook heel veel vertrouwen in de samenwerking met de hele ploeg en vooral met
LRD (KU Leuven Research & Development, de dienst voor kennisen technologietransfer – red.). Wat die voor de vertaling van ons onderzoek doet, hoort bij de absolute wereldtop. Daaruit mag je dan weer besluiten dat de kennis die onze onderzoekers creëren, ook intrinsiek bijzonder waardevol is. Daaraan mogen meewerken vind ik een voorrecht.”
“Je zal het van mijn collega’s vast ook wel gehoord hebben, maar het is wel een feit: in deze job heb je af te rekenen met véél vergaderingen. Ik ben in één klap lid geworden van 35 raden en vergaderingen. Zou trop niet te veel zijn?” “Ik kijk er anderzijds echt naar uit om samen te werken met mensen die goed zijn in hun job en hun specialisme,
Waar kijkt u naar uit? Waar ziet u tegenop?
om samen te bouwen aan een krachtige universitaire leeromgeving voor kritische en creatieve denkers.”
23 oktober 2013
Beleid 11
zich voor (deel 2) Rik Gosselink vicerector studentenbeleid
Katlijn Malfliet vicerector cultuur-, diversiteitsen duurzaamheidsbeleid
“onze studentenbegeleiding kan nog beter”
“Wetenschap en cultuur moeten naar elkaar toe groeien” Tekst: Ludo Meyvis Foto’s: Rob Stevens
(© KU Leuven | Rob Stevens)
(© KU Leuven | Rob Stevens)
“Ik ben in Rotterdam geboren, woon al eenentwintig jaar in België, en dit is mijn thuis. Ik ben kinesitherapeut en bewegingswetenschapper, gespecialiseerd in de revalidatie van patiënten met acute en chronische respiratoire aandoeningen. Ik ben acht jaar decaan van FaBeR geweest (Faculteit Bewegings- en Revalidatieweten-
schappen – red.). Ik was verrast toen de rector me vroeg om mee aan boord te komen als vicerector studenten- en sportbeleid, maar ik ben erg blij dat ik ja gezegd heb.”
“Ik ben vicerector cultuur-, diversiteits- en duurzaamheidsbeleid, een portefeuille met heel uiteenlopende bevoegdheden dus. Maar ik herken me er volledig in, meer dan in de andere bevoegdheidspakketten. Die hebben meer administratieve aspecten, en dat ligt me toch minder. Als de rector me daarvoor aangesproken zou
hebben, zou ik wellicht decaan van Sociale Wetenschappen gebleven zijn, en was ik me verder blijven toeleggen op mijn onderzoek rond Oost-Europa. Ik voelde me daar perfect gelukkig in, maar dit aanbod was te mooi om te weigeren.”
Hoe zou u zichzelf typeren?
“Onze studentenbegeleiding is goed, maar kan nog beter. Bij aanvang van de studie moeten we zorgen voor een degelijke oriënteringsproef, niet bindend, maar wel glashelder, om latere teleurstellingen te voorkomen. Ook tijdens de studie moeten we zorgen voor betere trajectbegeleiding.” “Bij de centrale diensten voor onderwijs en studentenvoorzieningen werken mensen met enorme inzet en met veel goede ideeën. Die ideeën kunnen in de faculteiten echter niet altijd ten volle worden benut, omdat de middelen daarvoor ontbreken. Samen met de vicerector onderwijsbeleid wil ik me inzetten om daar verandering in te brengen. We moeten ook meer
werk maken van een ‘career office’, een goede ondersteuning bij de uitstroom van studenten naar de arbeidsmarkt.” “Ik ben ook bevoegd voor het sportbeleid. Uit ervaring weet ik hoe goed onze infrastructuur is – al kan die, zeker voor topsporters, nog uitgebreid worden. Van de samenwerking met de stad, FaBeR en Bakala Academy verwacht ik heel veel. Naast de topsport komt het er ook op aan meer studenten en personeel in beweging te krijgen. UniefActief is een project dat daarbij moet helpen.”
“Wetenschap en cultuur moeten naar elkaar toe kunnen groeien. Daarvoor moet je ruimte en middelen zoeken. Ik denk bijvoorbeeld aan de Centrale Bib als cultuurruimte. Of het aantrekken van middelen uit fondsenwerving met specifiek culturele bedoelingen.” “De KU Leuven heeft een taai gender-onevenwicht. Dat is voelbaar in de beoordelingscommissies. Ik streef ernaar om die tegen 2017 voor 30 % van vrouwelijke leden te voorzien. Voor de hele unief moet een aangroei met 50 % vrouwelijke professoren het streefdoel zijn, niet noodzakelijk in elke geleding, maar wel over het geheel van de instelling.” “Duurzaamheid mag niet ver-
engd worden tot wat ik maar de ‘ecologische invulling’ zal noemen. Die is belangrijk – en we doen mee aan ‘Leuven Klimaatneutraal’ – maar het is veel méér. Duurzaamheid is bijvoorbeeld anders gaan denken over groei. Het heeft facetten die tot nu toe te weinig aandacht kregen. Ik denk hier aan ontwikkelingssamenwerking, aan de verzoening van werk- en privésfeer, aan datgene wat van onze organisatie weer een universitas of gemeenschap kan maken, waar het goed leven is, leven met wat meer zout.”
Aan welke beleidsdoelen wilt u bijzondere aandacht geven?
“Ik mag hopelijk zeggen dat ik een teamplayer ben, en dat ik open communicatie sterk op prijs stel. Ik geef graag verantwoordelijkheid, en laat mensen groeien, om zo te komen tot een
aanzienlijk niveau van participatief leiderschap. Ik ben ‘weegschaal’: ik wik en weeg soms wat veel, waardoor ik mezelf er wel eens toe moet bewegen om een knoop door te hakken.”
“Ik ben ‘wild en ontembaar’, in gevoelig maken voor een hoger de woorden van de rector. Soms doel.” moet ik me inhouden, maar dat leer je wel met ouder worden. Ik denk dat ik goed ben in het enthousiasmeren van mensen, ze
Waaraan kunnen we uw stijl herkennen?
“Ik heb altijd veel belang gehecht aan de combinatie van onderzoek, onderwijs en patiëntenzorg. Op dat vlak zal ik heel wat moeten laten schieten en dat zal ik wel missen.” “Bij mijn taken hoort ook het reageren op ingrijpende gebeurtenissen, zoals het overlijden van studenten. De gesprekken met de nabestaanden zijn niet makkelijk, maar de steun
wordt sterk gewaardeerd.” “Ik kijk ernaar uit om eindelijk eens werk te maken van een grote feestzaal voor de studenten, ongetwijfeld een stap naar het wegwerken van kleine en grote pijnpunten in de uitgaansbuurten.”
“Ik kijk er heel erg naar uit om te kunnen werken aan de dingen die ik opsomde en die we de afgelopen jaren gemist hebben. Als dat kan leiden tot een groter engagement, christelijk geïnspireerd en met grote openheid voor wat er leeft in de samenleving, zal ik me geslaagd voelen, omdat het juist die dingen zijn die bijdragen tot een rijkere identiteit van onze universiteit.
Waar kijkt u naar uit? Waar ziet u tegenop?
En dáár streef ik naar. Ik weet wel dat ik de universiteit niet in mijn eentje van koers kan doen veranderen, maar ik zou mezelf verloochenen als ik niet zou blijven proberen.”
12 Portret
campuskrant
Het emeritusevangelie: Frans Van de Werf
Ludo Meyvis “Toen ik in 1972 arts werd, wilde ik me specialiseren in de orthopedie, bij professor Mulier. Ik had een afspraak met hem, maar hij was te laat. Professor De Geest van cardiologie was wel op zijn kantoor, en na een kort overleg werd duidelijk dat ik cardioloog zou worden. Soms speelt toeval een rol in een mensenleven.” “De Geest was een echte clinicus, en van hem heb ik ‘het vak’ geleerd. Ikzelf heb me vanaf het begin toegelegd op klinisch onderzoek, waarbij je niet alleen in het labo maar ook aan het ziekbed actief bent, al is de afstand tussen beide soms groot.” “De cardiologie is enorm geëvolueerd sinds het begin van de jaren 70. Nu zijn katheterisaties een routine-ingreep, gangmakers en defibrillatoren zijn haast alomtegenwoordig, er is medicatie voor tal van cardiale aandoeningen, noem maar op. Veertig jaar geleden stond dat nog in de kinderschoenen.”
Magisch moment “Eind jaren 70 kwam ik in contact met collega Collen, die onderzoek deed naar het oplossen van bloedklonters. Met zijn tPA had hij een veelbelovend spoor ontdekt. Ik heb toen een model gemaakt om bij proefdieren een infarct in de kroonslagader te induceren, om tPA verder uit te testen. Ik was ook betrokken bij de klinische studies met meer dan honderdduizend patiënten, ook uit het buitenland. En ik was erbij toen we tPA voor het eerst toedienden aan vijf patiënten die een infarct hadden als gevolg van een trombose. Een halfuur later stelden we vast dat de bloedklonter aan het oplossen was. Dat was een magisch moment.”
“Ik ben een gelukzak geweest.” “Trombosebehandeling met medicatie heeft wel aan belang ingeboet, omdat er tegenwoordig meer gewerkt wordt met mechanische middelen om een bloedklonter te verwijderen. Maar hoe dan ook is de ziekenhuismortaliteit als gevolg van een hartinfarct heel sterk gedaald: van 16 naar 4 procent. Natuurlijk ben ik blij en trots dat ik daaraan heb kunnen
bijdragen.” “In tegenstelling tot professor Collen ben ik niet in het bedrijfsleven gestapt. Daar ben ik te ongedurig voor, zelfs een beetje allergisch. Zeker als er marketingtechnieken gebruikt worden, die ertoe kunnen leiden dat onderzoeksresultaten beter voorgesteld worden dan ze in werkelijkheid zijn. Anderzijds heb je in ons vakgebied samenwerking met een bedrijf nodig, alleen al om die mastodonten van klinische studies te financieren. Daar heb ik geen moeite mee, zolang alles correct en wetenschappelijk verloopt.”
Drukte “Van 1994 tot 2010 was ik diensthoofd van hart- en vaatziekten. Je moet dan allerlei brandjes blussen, soms tijdrovend, maar onvermijdelijk. Lesgeven deed ik ook graag, al was het aantal uren relatief beperkt. Daarnaast heb ik ook altijd patiënten gezien, ook nu nog, mensen die ik soms al jarenlang begeleid. Maar éérst en vooral ben ik onderzoeker.” “Het werk aan de universiteit is veel complexer geworden. Vroeger kon een decaan zich beperken tot nu en dan eens binnenspringen op het faculteitssecretariaat. Het viel prima te combineren met onderzoek of klinisch werk. Nu is het een meer dan fulltime opdracht. De regelgeving is zó complex geworden en de administratieve taken zijn enorm toegenomen.” “Maar er zijn ook veel meer
tijdschriften moeten volgen. Wie kan dat? Anderzijds kan je je niet veroorloven van de een of andere nieuwe aanpak niet op de hoogte te zijn. Moeilijk.”
Fonds (ingezonden)
Sinds jaar en dag is professor Frans Van de Werf synoniem met de Leuvense cardiologie. Nu wordt hij emeritus. “Het zal zeker geen leeg gevoel veroorzaken.”
de regel van drie Raad aan uw opvolger “Sluit je niet op in je bureau of je labo. Blijf patiënten zien en toon je op de internationale scène.” Grootste lacune “Ik heb wat te weinig buitenlandse opleiding kunnen volgen.” Vraag aan de rector “Doe iets aan de druk en de complexiteit van de administratie.”
mogelijkheden voor docent én onderzoeker. Daar staat tegenover dat men ook veel meer moét doen. Om als cardioloog een beetje bij te blijven, zou je eigenlijk tientallen erg gespecialiseerde
“Voor mij zou het nu wat rustiger moeten worden. Ik houd nog wat eigen patiënten. En ik word emeritus met opdracht en blijf bestuurder van de European Society of Cardiology. Ik heb nog wat PR-taken, vooral bij de Europese administratie. En verder blijf ik het onderzoek volgen. Ik bén onderzoeker, en dat blijf ik. Het emeritaat zal dus zeker geen leeg gevoel veroorzaken.” “Ik ben een gelukzak geweest. Ik ben binnen mijn werk altijd financieel onafhankelijk geweest, vooral via mijn klinische onderzoeken in samenwerking met de farma-industrie. Als privé-specialist had ik ongetwijfeld veel meer kunnen verdienen, maar dat gaat dan wel een beetje ten koste van je intellectuele vrijheid. Ik heb met die klinische studies een redelijk spaarpotje kunnen opbouwen, via mijn divisie bij LRD, en daar wil ik nu wat van teruggeven via het Frans Van de Werf Fonds, dat op 18 april ingehuldigd werd. Daarmee bekostigen we voortaan twee mandaten of scholarships per jaar, om klinisch cardiovasculair onderzoek te doen, in Leuven of in het buitenland, met als enige voorwaarde dat er een link met de KU Leuven moet zijn. Eigenlijk vind ik dat wel een mooie erfenis.”
Paul goossens
Journalist en oud-studentenleider (© solidair.org | Salim Hellalet)
Geachte Rector, Beste mijnheer Torfs, Tot de televisie u ontdekte, was u, alle academische titels ten spijt, een intellectueel aan de zijlijn. In het publieke debat werd u nauwelijks gehoord. Toen verscheen u op de buis en veel veranderde. U werd bekend, haast wereldberoemd en behoorlijk populair. Zo werd u senator van CD&V. Meer dan één partij probeerde uw electoraal kapitaal te verzilveren, want even mysterieus als het scheppingsverhaal was uw politieke overtuiging. U had het talent om veel te spreken, maar uw politieke ideeën buiten het debat te houden. Nu bent u rector van de KU Leuven. Hoewel ik de K van katholiek veel liever door de P van pluralistisch zou vervangen en me nog altijd erger aan de resten van het Rooms “ancien régime”, heb ik een band met die universiteit. Die heeft minder met mijn Leuvens diploma en mijn bijdragen als belastingbetaler te maken, dan wel met een engagement voor die universiteit. Als student stonden we reeds op de barricaden voor een sociaal bewogen en kritische universiteit, één die op de lange tenen van het beleid en het Vlaamse ego durfde trappen. Kortom, een onafhankelijke universiteit, die zich niet door bisschoppen, ministers, partijvoorzitters of CEO’s liet bevoogden. Een universiteit ook die zich scherp bewust was dat ze de samenleving veel verschuldigd was.
Excellent onderwijs en vorming, dus, maar evengoed deskundigheid en impulsen om de nieuwe onrechtvaardigheden in de maatschappij te detecteren en te bestrijden. Als de politiek zich al te gemakkelijk door de waan van de dag en de korte termijn laat leiden, moet een universiteit meer zijn dan een diplomafabriek. Als het ertoe doet, moet ze dwarsliggen en tegen de stroom ingaan. Met argumenten en alternatieven. Eerlijk gezegd heb ik mijn twijfels of dat uw ambitie is. Uw politieke carrière en geschriften voeden die twijfel. Ook al gelooft u (in beperkte mate) in eeuwige waarheden en wetten, in aardse zaken doet u me erg denken
“Waarom richt u geen leerstoel ‘Lampedusa’ op?” aan het wondere dier dat op Vlaamse kerktorens boven het kruis prijkt. Schitterend in het klatergoud, zeer zichtbaar en altijd meedraaiend met de wind. Ik en vele anderen, vermoed ik, hebben nog altijd het raden naar uw “red lines” in de grote maatschappelijke vragen van deze tijd. Over veel liet u uw licht schijnen, maar ik heb er geen idee van wat u over migratie en Fort Europa en
over de groeiende ongelijkheid denkt. Dat de politicus Torfs die controversiële dossiers niet opneemt, tot daaraan toe, dat rector Torfs ze zou negeren, zou op schuldig verzuim lijken. Uw voorganger Piet De Somer kan u misschien inspireren. Hij ging ooit in de clinch met paus Johannes Paulus II en verzette zich – zeer tot ongenoegen van de toenmalige CVP-top, de Amerikaanse ambassade en een deel van de publieke opinie – met bravoure tegen de installatie van de kernraketten. Bijna dertig jaar later is de behoefte aan een universiteit die de fundamenten van de solidaire samenleving bewaakt, groter dan ooit. Bewaken is meer dan praten of een column schrijven. Een universiteit kan en moet meer doen dan de “schande” van Lampedusa verbaal aanklagen. Ze kan aantonen dat er een alternatief voor de huidige, egoïstische aanpak is. Een beleid bovendien dat humaner en allicht christelijker is. Waarom richt u geen leerstoel “Lampedusa” op, mijnheer de rector? Paul Goossens Elke maand deelt een betekenisvolle binnen- of buitenstaander in een brief aan de rector zijn of haar visie op de rol van de KU Leuven. Deze keer: Paul Goossens, oud-studentenleider en Europajournalist.
23 oktober 2013
Onderzoek 13
Schoon kind, mijn kind? Wat als je kind biologisch niet van jou is? Hoe ervaar je ouderschap als je je kinderwens vervult met hulp van een eicel- of zaadceldonor? En zal je ooit vertellen dat je genetisch niet de vader of moeder bent? Psychologe-seksuologe Astrid Indekeu vroeg het – voor het eerst in België – aan heteroseksuele paren die een kind kregen via een zaadcel- of eiceldonor.
Wouter Verbeylen “In onze westerse cultuur hechten we veel belang aan de biologischgenetische band tussen gezinsleden. Het beeld dat de biologische vader of moeder de ‘echte’ ouder is, is heel dominant. Daarom wordt fertiliteitsbehandeling met donormateriaal soms gezien als een minderwaardig alternatief voor biologisch ouderschap”, vertelt Astrid Indekeu. “Hoe geef je in zo’n context betekenis aan je ouderschap als je kind niet genetisch verwant aan je is?” Indekeu nam voor haar doctoraatsonderzoek ruim 100 interviews af van heteroseksuele paren die voor hun kinderwens een beroep deden op een zaadcel- of eiceldonor. Ze sprak hen op verschillende momenten: voor de start van de vruchtbaarheidsbehandeling, in het laatste trimester van de zwangerschap, kort na de geboorte en toen de kinderen ongeveer anderhalf jaar waren. “Zo kon ik ouders zien evolueren van de worsteling met hun eigen onvruchtbaarheid, over angsten rond de band met hun kind, tot een nieuw zelfvertrouwen als het kind wat ouder is.”
norsperma wordt niet eens bijgehouden, al moeten het er inmiddels vele duizenden zijn.” “Ook de media focussen meestal op de moeders en op eiceldonatie. Dat blijkt een veiliger thema, met een sereen, medisch aura. Conceptie met donorsperma zit nog veel meer in de taboesfeer door seksuele connotaties: het zaad wordt verkregen door masturbatie; de vrouw is zwanger door het zaad van een andere man; en er is de – onterechte – link tussen mannelijke onvruchtbaarheid en impotentie.”
“Mannen die een beroep doen op donorsperma, hebben een lager zelfbeeld.”
In den beginne In eerste instantie wilde Indekeu vooral meer te weten komen over de beleving van onvruchtbaarheid en de ouderschapsmotivaties van mannen, en óf en hoe ze praten over de fertiliteitsbehandeling bij start van de behandeling. Indekeu: “We weten ontstellend weinig over de beleving van onvruchtbare mannen en de maatschappelijke draagwijdte van donorinseminatie in België. Het aantal inseminaties met do-
“Het onderzoek toonde aan dat mannen die een beroep doen op donorsperma, een lager zelfbeeld hebben en meer schuldgevoelens dan wie een behandeling met eigen sperma kan starten. Ze worstelen met de vraag of ze nog wel volop ‘man’ zijn.” Tegelijk hebben ze ook hogere verwachtingen bij het ouderschap. “Dat is niet zo verrassend”, legt Astrid Indekeu uit. “Voor je een behandeling met donormateriaal start, heb je een
gesprek met de fertiliteitscounsellor. Je wordt dus verplicht je wensen en dromen op een rijtje te zetten. Plus: pas als je kans op een biologisch kind van je afgenomen lijkt te worden, besef je hoe graag je het wou. Vergis je niet: ook bij mannen leeft wel degelijk die kinderwens.”
Proficiat, papa! Hoe wordt ouderschap na donorconceptie nu ervaren? Indekeu: “Sommige ouders minimaliseren van bij het begin het genetisch verschil: hun zwangerschap verschilt, buiten de donorconceptie, in niets van een gewone zwangerschap. Andere ouders voelen zich dan weer meer verwant met alternatieve gezinsvormen zoals lesbische koppels met een kinderwens.” Vóór de zwangerschap is vooral de onzekerheid erg groot, stelde Indekeu vast. “Je weet pas dat je onvruchtbaar bent en je je gezin op een andere manier zal moeten vormen. Ouder worden zonder een genetische band met je kind roept veel onzekerheid op: ‘Ga ik het kind graag zien?’, ‘Gaat het kind mij als ouder zien?’ Sommigen zijn ervan overtuigd dat de liefde bij een biologisch kind onvoorwaardelijk is, en dat het bij sociaal ouderschap maar afwachten is. En er spelen nog andere angsten: dat de baby als twee druppels op de donor zal lijken. En de angst om geen ouderlijk gezag meer te hebben als je kind weet dat je niet de biologische – ‘echte’ – vader bent: ‘Ga ik nog kunnen zeggen: niet naar die fuif, geen brommer, enzovoort?’” Maar dan wordt je zoon of dochter geboren, en je wordt plots erkend als ouder. Indekeu: “Plots
Donorfamilies vzw Uit het onderzoek van Astrid Indekeu groeide de vzw Donorfamilies. “Er is een groot gebrek aan informatie rond het thema. Voor zoiets als een nieuwe auto kan je bij familie, vrienden, in folders terecht. Maar voor de belangrijkste beslissing in je leven – een gezin vormen met hulp van een eicel-, zaadcelof embryodonor – sta je met lege handen: hierover vind je in België zelfs geen folder. Via Donorfamilies komen ouders en koppels die nadenken over een behandeling met donormateriaal een paar keer per jaar samen om informatie en ervaringen uit te wisselen. Het helpt als je kan praten met mensen die hetzelfde doormaken.” Surf naar www.donorfamilies.be of mail naar
[email protected]
dochter de donor als ‘vader’ gaat zien, neemt af. Er is een band opgebouwd, en die zal niet plots verdwijnen. Voor sommige ouders blijft die donor niet relevant, niet voor hen en niet voor hun kind. Andere ouders zouden graag meer informatie willen, niet zozeer voor henzelf, maar om het later door te kunnen geven aan hun kind.”
Vertellen in schijfjes Kiezen om een beroep te doen op een donor is één stap, beslissen of je dat ook vertelt aan je kind – en anderen – is een tweede stap. Beide zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Helemaal aan niemand iets vertellen is meestal geen optie, zegt Indekeu: “De meeste koppels hebben nood aan steun om met al die intense gevoelens om te gaan. Ze praten er dus over met naaste familie en vrienden, ook al is er tegelijkertijd de angst om niet als ‘echte’ ouder gezien te worden. Niettemin zeggen veel wensouders voor de start van de behandeling: ‘Nee, we gaan ons kind niet informeren over de donorconceptie.’ Daardoor vergroot je het risico dat je kind het op een dag ongewild en onvoorbereid verneemt.” Maar volgens Indekeu gaat het meestal niet ‘zwart-wit’ om vertellen of niet, eerder een ‘vertellen in schijfjes’: “Koppels evolueren ook vaak in hun standpunt. Ouders die meer vertrouwen kregen, gingen geleidelijk meer mensen inlichten over de donorconceptie en voelden zich meer overtuigd van hun beslissing om hun kind ook te vertellen over de donor.”
zeggen mensen je: ‘Proficiat, papa!’ Je voelt ook die intuïtieve reactie als je je kind voor het eerst in je armen neemt: de emoties, de tranen. Naarmate het kind ontwikkelt, groeien de gezinsbanden en toont het kind dat je een belangrijk persoon in zijn leven bent: Je komt thuis van je werk en je kind loopt je tegemoet. Je onzekerheid kalft langzaam af.” En ebt de angst voor de donor ook volledig weg? “Die neemt bij velen toch een andere vorm aan: van een bedreiging naar een deKom naar de Kinderuniversiteit en ontdek alle GROTE HELDEN Wie vragen heeft, kan terecht bij tail, al is het dan een belangrijk Krijg les van echte proffen én ga zelf aan de slag tijden detail. De angst dat hun zoon of
[email protected]
Gluren? Observ Experimentere
Ontdek het programma en schrijf je in voor een hele dag gratis plezier!
14 Leven na Leuven
campuskrant
jurist en CEO Schoenen Torfs
Wouter Torfs
Wild at heart als student, good at heart als bedrijfsleider. Wouter Torfs beleeft en bevraagt het leven waar mogelijk. In een openhartig gesprek roept hij de universiteit op om meer bezig te zijn met de persoonlijke ontwikkeling van mensen, en de studenten om niet al te netjes te worden. “Doe nog maar eens zot!”
“Ik kan de mayonaise doen pakken” Katrien Steyaert Zot doen betekende in zijn geval: tot het krieken van de dag in het Huis der Rechten blijven plakken, ’s nachts zingend door de straten trekken en één keer zelfs een kerstboom stelen. Wouter Torfs (55) moet er hartelijk om lachen. “Misschien moet ik dat niet vertellen, maar ach, die feiten zijn verjaard.” Hij krijgt een fonkel in de ogen. “Leuven … dat is puur jeugdsentiment! Ik was preses van De Dolfijnen in Lier en ik zat bij De Lange Wapper. Zware club, hoor. Ik zat ook vaker in het Huis der Rechten dan in De Valk”, glimlacht hij. “Ik heb het HDR mee verhuisd naar de Tiensestraat en heb er de toog helpen bouwen. Als ik er nu binnenkijk, vol nostalgie, ben ik verrast dat het allemaal veel chiquer en netter is geworden. Net als de stad. Met een pint op straat rondlopen of ’s nachts zingen? GAS-boete!” Hij zucht. “De samenleving is conformistischer geworden. Studenten hebben geen lang haar en gescheurde jeans meer zoals wij. Ze zien eruit als minivolwassenen en dan denk ik: Het grote leven duurt nog zo lang. Doe nog maar eens zot! Ik kan er geweldig van genieten als mijn kinderen pas om zeven uur ’s ochtends thuiskomen. Zolang ze maar stil zijn.” Maar als het slecht afloopt – zoals met de student die onlangs dronken van een brug in Louvainla-Neuve viel – treft hem dat vol in zijn vaderhart. “Het zal je maar overkomen … Maar moet je daarom zoals Ségolène Royal pleiten om de dopen af te schaffen? Ik denk het niet. Wild en onbezonnen zijn hoort bij het studentenleven. Ik hoop dat de dood van die jongen studenten van vandaag even doet slikken, maar ik vind
het geen reden om nog maar eens iets af te schaffen.”
Kwetsbaar Torfs is niet te beroerd om zijn stem te laten horen, ook als ondernemer. “Vandaag zwijgen we als bedrijfsleiders nog te vaak. Of we klagen. Ik erger me ook, bijvoorbeeld, aan het weinig stimulerende klimaat voor bedrijven in België, maar we moeten niet te beroerd zijn om met oplossingen en een positieve boodschap te komen.” Het heeft hem tot een veelgevraagd spreker gemaakt. Velen willen weten hoe hij erin geslaagd is Schoenen Torfs tussen 2007 en 2012 vier keer tot Beste Werkge-
(© KU Leuven | Rob Stevens)
den zorgzaamheid, voor de klant, de medewerker, maar ook de aandeelhouder en de samenleving. Dat zal uiteindelijk 360 graden winst opleveren, niet alleen financieel. Gelukkige werknemers geven ook iets positiefs mee aan de klanten, zelfs als die geen schoenen kopen. En als we als bedrijf aan ontwikkelingshulp doen (in hun geval voor 180.000 euro per jaar – red.) geven we iets terug aan de samenleving waarvan we al zo veel gekregen hebben. Nu is dat misschien nog vooruitstrevend, maar ik ben ervan overtuigd dat consumenten ons daar over tien jaar op zullen afrekenen. Ze zullen vragen: Whose side of the fence are you on?” “Het heeft iets kwetsbaars natuurlijk, want het is niet moeilijk om er cynisch over te doen. Als ik meedoe aan Topstarter of De Slimste Mens zeggen mensen ook: Flauwekul. Hij doet het alleen uit een investering. “Het is niet dat opportunisme, voor de publiciteit. de winstgevendheid van het be- Maar aan die verzuring doe ik liedrijf me koud laat – dat zou on- ver niet mee.” verantwoord zijn tegenover de meer dan 600 medewerkers en de Mediteren aandeelhouders – maar als het al- “Op elk moment probeer ik het leen daarrond zou draaien, weet zo goed mogelijk te doen, of dat ik niet of ik het nog zou doen. nu thuis is of op kantoor. Ik moet Holistisch kunnen werken is wat soms wel opletten dat ik niet te me motiveert, en mijn geloof erin veel geef, maar als ik toch eens is in al die jaren niet afgenomen, moe of leeg achterblijf, is er gelukkig mijn vrouw die zegt: Kom, integendeel.” “Onze nieuwe slogan is 360 gra- ga zitten en drink een glaasje.” Angezond koken, sporten of voetreflexologie is.” Het zorgt er mee voor dat Torfs’ personeelskost zes procent hoger ligt dan het markgemiddelde, maar dat beschouwt de CEO als
“Ik kan er geweldig van genieten als mijn kinderen pas om zeven uur ’s ochtends thuiskomen.” ver van het Jaar te maken. “Daar ben ik echt fier op. Het helpt me in mijn poging om met ons familiebedrijfje een bescheiden voorbeeld te zijn in Vlaanderen. Ik wil een werkplek creëren waar mensen plezier mogen maken en de kans krijgen om hun talenten te ontwikkelen. Al onze medewerkers mogen twee dagen per jaar op kosten van de werkgever aan hun persoonlijke ontwikkeling werken, of dat nu via yoga,
nemie en Wouter kennen elkaar al 38 jaar, van in de humaniora in Lier, en gingen samen naar Leuven. Het is in de schoot van diezelfde universiteit dat hij nu de VRG Alumniprijs 2014 krijgt omdat hij zich maatschappelijk bijzonder onderscheidde. “Ik denk dat ze gezien hebben hoe ik anderen kan mobiliseren. Misschien is dat wel wat ik het best kan: de mayonaise doen pakken. Deze prijs doet me iets, want het is de eerste officiële erkenning vanuit de academische wereld. Het bewijst voor mij ook dat de universiteit niet alleen oog heeft voor de grootste groei of de hoogste punten van de klas.” Al mogen ze wat hem betreft die lijn nog wat verder doortrekken. “Ik vind het zo spijtig dat ze studenten niet aanmoedigen om zich ook eens te verdiepen in zichzelf in plaats van altijd bezig te zijn met nog meer weten. Hup, kopke open en kennis naar binnen gieten. Het leven is toch veel meer dan dat? Vroeg of laat loop je tegen je eigen grenzen aan en móet je jezelf wel leren kennen.” Bij Torfs gebeurde dat halfweg de dertig. “Ik ben van nature niet zo’n gelukkig mens. Ik ben eerder zwartgallig en stel me vaak de vraag naar het waarom van dingen. Ik had het misschien liever anders gezien, maar net dat heeft me gemotiveerd om aan mezelf
23 oktober 2013
te werken.” Hij verdiepte zich in mindfulness, boeddhisme en neurolinguïstisch programmeren. “Als de agenda het toelaat, doe ik nog elke ochtend Qigongoefeningen en een halfuurtje mindful mediteren. Het is de beste manier om aan de dag te beginnen.”
Is big beautiful? Het was grootmoeder Torfs die Wouter op de stoel van de baas wou zien. Bomma en bompa hadden in 1948 eigenhandig vier schoenwinkels uit de grond gestampt in Lier en bomma wilde dat het succesvolle familieverhaal bleef duren. “Ik stond dicht bij haar, dus toen ze me op haar sterfbed vroeg om in het bedrijf te stappen kon ik nauwelijks weigeren. Het had ook wel iets veiligs om geen zelfstandige meer te zijn. Mijn vrouw was beginnend tandarts, ik advocaat. Ik deed dat heel graag omdat het mij boeide hoe het recht de samenleving organiseert. Het was helemaal niet evident om dat op mijn 28ste al achter te laten.” Torfs startte in 1986 als assistent algemene directie. Drie jaar later, in 1989, werd hij CEO. “Mijn eerste jaren waren er echt niet gelukkig. Ik moet niet flauw doen, ik had er zelf voor gekozen, maar met je papa en nonkels samenwerken en beseffen dat het voor de rest van je leven is, daar word je in het begin een beetje depri van, hoor.” Tot hij de magie van de schoen ontdekt. “Ik heb pas de smaak te pakken gekregen toen ik zelf in de winkel ging staan en zo affiniteit met het product kreeg. Ik zag hoe schoon en speciaal het is dat een vrouw zichzelf met zoiets relatief kleins kan verwennen.” Een andere sleutel tot succes is kiezen. “In mijn boek De ziel zit in een schoenendoos (uit 2010 – red.) leg ik uit hoe je ook als kmo aan strategie moet doen, lees: niet de dingen goed doen, maar de goede dingen doen. In de jaren negentig hebben wij een hele moeilijke periode doorgemaakt omdat we absoluut blind waren voor het feit dat het concurrentiële veld veranderde, bijvoorbeeld met de komst van Brantano. Die openden win-
“Je moet niet de dingen goed doen, maar de goede dingen doen.” kels in de rand van de stad, terwijl wij in het centrum bleven. Als we toen het geweer niet van schouder hadden veranderd, dan zouden we nu niet meer bestaan. Maar stilaan loodsten we onze winkels naar de periferie en gingen we – heel on-Vlaams – synergieën aan met modemakers zoals JBC. Dát en onze klantgerichtheid hebben ons gered. Sindsdien doen we elke drie jaar aan tabula rasa en
Alumni 15 maken we een middellangetermijnplan. Dat is een hefboom geweest voor Torfs.” En wat voor één. Onder Wouter Torfs steeg het aantal winkels van 26 naar 72 en de omzet van 10 naar 115 miljoen euro. “The sky is the limit, zeggen ze. Of: big is beautiful. Akkoord, maar de laatste tien jaar vraag ik me af of groei altijd kwantitatief moet zijn. Misschien kan het ook betekenen dat je mensen beter worden, je bedrijf harmonischer wordt? Op vijf jaar tijd hebben we onze omzet verdubbeld. Dan kraakt je organisatie soms onder de druk. Ik denk dat het tijd is om te herademen en ons af te vragen waar het echt om draait.”
Familiebedrijf alumni is onderneming van het jaar
“We zijn een beetje overrompeld” “Het is niet de ‘Ondernemer van het jaar’, maar de ‘Onderneming van het jaar’. Een belangrijke nuance.” CEO Johan Willemen is blij dat de onderscheiding die hij op 8 oktober samen met zoon Tom in ontvangst mocht nemen het hele team van zijn Willemen Groep in de bloemetjes zet. Vader en zoon studeerden beiden in Leuven af als burgerlijk bouwkundig ingenieur.
Roddelen helpt Hij heeft nog maximum tien jaar tijd, tot zijn pensioen. “Onlangs heb ik daarover een wake-upcall gehad dankzij mijn vrienden-CEO’s, zoals Bart Claes van JBC en Frans Colruyt, met wie ik me regelmatig een paar dagen terugtrek om over zakelijke en persoonlijke vragen na te denken. We hielden een sessie waarbij iemand deed alsof hij sliep terwijl de anderen over hem mochten roddelen. Hij doet alsof hij nog altijd dertig is, maar hij zou toch eens moeten nadenken over zijn opvolging, zeiden ze over mij. Zeker omdat ik vrees dat hij de eerste zal zijn naar wiens begrafenis we zullen moeten. Hij leeft zo hevig, zo ongezond soms. Godverdomme, dat was hard, maar wel het mooiste cadeau dat ik kon krijgen. Niet gespaard worden. Sindsdien neem ik dat ter harte. Dankzij hen besef ik ook dat ik niet alleen, maar samen met de familie, een opvolger moet zoeken.” Er zijn dertig jonge Torfsen, maar zou hij niet liefst door één van zijn eigen telgen opgevolgd worden? “Ik weet het niet. Tineke, de jongste, windt er geen doekjes om dat ze graag in het bedrijf zou komen, maar dan eerder op de afdeling inkoop of mode. Mijn andere dochters hebben als ontwikkelingssamenwerker en orthopedagoog voluit gekozen voor een ander vak. Toon is handelsingenieur, maar hij wil eerst iets anders doen. We zullen wel zien.” Hij moet zijn kroost loslaten, willens nillens. Dat blijkt ook uit zijn verhaal over de zondagse traditie dat hij voor het hele gezin, inclusief de lieven, kookt. “Ik doe dat heel graag en heb een goede reputatie voor stoofpotjes allerhande. Maar nu ze alle vier het huis uit zijn, verwateren die zondagen. Ik heb me eerst in de slachtofferrol gewenteld – Vinden jullie mijn eten niet meer lekker misschien? – maar nu heb ik me ermee verzoend dat ze maar af en toe komen. Dan maak ik zo veel eten dat ze allemaal potjes moeten meenemen.” Hij lacht en zwijgt een tel. “Tja, aanvaarding is de sleutel tot zo veel in het leven.” Wouter Torfs ontvangst de 21ste VRG-Alumniprijs tijdens een academische zitting op vrijdag 14 maart 2014. Info: www.law.kuleuven.be/ vrgalumni/alumniprijs
luc vander elst De verkiezing van ‘Onderneming van het jaar’ is een initiatief van consultant EY, de krant De Tijd en BNP Paribas Fortis. Uit een paar duizend balansen bij de Nationale Bank selecteren zij tien bedrijven met een meer dan normale groei gedurende het afgelopen boekjaar. Vier van die tien mogen een dossier indienen en hun bedrijf voorstellen aan een jury. Op 8 oktober maakte baron Paul Buysse eerst bekend dat de keuze gevallen was op het bedrijf dat zich het meest onderscheiden had op het vlak van ondernemerschap, innovatie, strategie, doorzettingsvermogen, internationalisatie en verantwoord bestuur. Waarna Herman Van Rompuy Willemen Groep uitriep tot ‘Onderneming van het jaar’. Zowel vader Johan, CEO, als zoon Tom, gedelegeerd bestuurder van Aswebo en lid van de raad van bestuur van Willemen Groep, studeerden aan de KU Leuven af als burgerlijk bouwkundig ingenieur. Wat betekent de prijs voor u? Johan Willemen: “Ik ben een beetje overrompeld. De weerklank in de media is veel groter dan ik had verwacht. En de onderscheiding geeft al onze medewerkers een boost. Ze krijgen van overal felicitaties. Het is niet de ‘Ondernemer van het jaar’, maar de ‘Onderneming’ van het jaar. Een belangrijke nuance.” De Groep Willemen legt zich toe op aanneming, toelevering en projectontwikkeling. Waarom werden jullie bekroond?
Zoon Tom en vader Johan Willemen
“Wij zijn de laatste vijf jaar van een omzet van 220 naar 600 miljoen euro gegroeid en ons personeelsbestand ging van 800 naar 1.850. Dat is enerzijds te verklaren door organische groei van de bedrijven die al in de groep zaten, en anderzijds door overnames. We namen bijvoorbeeld het wegenbouwbedrijf Aswebo uit Gent over, op zich al goed voor 180 miljoen euro omzet.” “Elke onderneming die we overnemen, behoudt haar autonomie, haar eigenheid en een stuk van haar eigen cultuur. Wij nemen binnen de groep de ballasttaken van het management over: human resources, IT, boekhouding, materieel enzovoort. Zo geven wij de CEO’s van de overgenomen bedrijven de kans om zich volledig te concentreren op hun core business.” Wat zijn jullie belangrijkste verwezenlijkingen tot nu toe? “Het bekendste gebouw is zeker het MAS in Antwerpen. Ook de Balk van Beel in Leuven is intussen voldoende bekend. Verder noem ik de Westerscheldetunnel en de noord-zuidverbinding in de Kempen. In januari beginnen we aan de A24 in West-Vlaanderen. Daarnaast bouwen wij jaarlijks zowat 150 appartementen. We zijn actief in bijna alle Europese landen, waaronder Spanje, Italië, Frankrijk, Zwitserland, Duitsland en Nederland. Voor projectontwikkeling hebben we dochterondernemingen in Polen, Litouwen, Roemenië en Marokko.” Wat zijn de ingrediënten van jullie succes?
“Wij laten de passie voor bouwen van boven naar beneden doordringen zodat iedereen enthousiast aan de slag gaat. Dat de overgenomen bedrijven hun eigenheid behouden en een beheersbare schaal krijgen, is ook een stuk van het succes. En hard werken, natuurlijk, dat doet iedereen hier.” Hoe belangrijk is het familiale karakter van de onderneming? “Willemen Groep is inderdaad nog altijd voor 100% een familiebedrijf. Dat houdt in dat je als CEO de passie kan overbrengen op je mensen, maar je hebt ook heel korte beslissingslijnen en iedereen heeft heel vlot toegang tot de bedrijfsleiding.” Hoe kijken jullie terug op Leuven? “Met heel veel plezier. Ik ben er niet blijven hangen, omdat ik hier in het familiebedrijf moest beginnen. Tom heeft voor dezelfde studie gekozen, al ik heb hem daar zeker niet toe aangezet. Wij praten thuis wel voortdurend over ons werk – dat is eigen aan een familiebedrijf. Wellicht heeft dat hem geïnspireerd?” Hoe ziet u uw bedrijf verder evolueren? “De organische groei van onze bedrijven zal wat afnemen, omdat de bouwbedrijvigheid in België en de buurlanden afneemt. Ik zie ons ook niet meteen opnieuw grote overnames doen, of het zou in het buitenland moeten zijn. We hebben nu een vrij groot contract in Ivoorkust. Ik vind het wel een uitdaging om onze activiteiten in Afrika te stabiliseren.”
(© Dries Luyten)
16 Universiteitsfonds
campuskrant
Fonds en duolegaat voor onderzoek naar zeldzame lymfomen “Tijdens het Allerheiligenweekend was mijn man plots alle controle over zijn verstandelijke vermogens kwijt. Hij wist zelfs niet meer waar hij woonde”, vertelt Mieke Gaul. Professor Gregor Verhoef stelde de diagnose: zeldzaam hersenlymfoom. Via het ‘Fonds Jos en Mieke Vandevordt-Gaul’ krijgt hij nu middelen voor verder onderzoek. Jaak Poot Na dat weekend werd Jos Vandevordt met spoed opgenomen. Mieke Gaul: “De artsen startten al snel met chemotherapie. Maar toen kreeg hij er buikvliesontsteking bovenop. Professor Verhoef vertelde ons dat een tweede chemokuur meer nadelen dan voordelen zou hebben – ze was te toxisch voor zijn lichaam. Ik heb mijn man dan een paar maanden thuis verzorgd. Maar de aftakeling ging snel. Jos werd uiteinde-
kwaadaardige ziekten aan de lymfeklieren”, verduidelijkt professor Verhoef van het Laboratorium voor Experimentele Hematologie. “In de rangorde van de kankers staan lymfomen op de zesde plaats, wat frequentie betreft. Naar de grootste groep is er al veel onderzoek gebeurd en dat heeft geleid tot een relatief goede behandeling met 50 tot 60 % kans op genezing. Maar zo’n 10 % komt zelden voor. Een voorbeeld is het hersenlymfoom dat Jos Vandevordt trof.”
“Is het niet zinvoller om wetenschappelijk onderzoek te steunen dan na mijn dood de staat te sponsoren via hoge erfenisrechten?” lijk opgenomen op de palliatieve afdeling van het Sint-Pieterziekenhuis en overleed daar op 21 juli 2009.” “Sinds de dood van Jos is die ziekte door mijn hoofd blijven spoken. Hoe is het in godsnaam mogelijk dat een verstandig man bijna van de ene dag op de andere elke controle over zijn hersenfuncties verliest?” “We zijn nu vier jaar verder. Ik ben zelf op leeftijd en we hebben geen kinderen. Dat zet je aan het denken. Is het niet zinvoller om wetenschappelijk onderzoek te steunen dan na mijn dood de staat te sponsoren via hoge erfenisrechten? Natuurlijk dacht ik meteen aan de ziekte van mijn man. Isabel Penne van het Leuvens Universiteitsfonds bracht me weer in contact met professor Verhoef. En die vertelde dat extra fondsen inderdaad meer dan welkom zijn om zijn multidisciplinaire onderzoek naar de oorzaak en behandeling van zeldzame lymfomen voort te zetten.”
“We zijn al jaren bezig met onderzoek naar die zeldzame lymfomen. We willen zo veel mogelijk karakteristieken bekijken, zoals immuun-histologische, chromosomale en genetische kenmerken, en de respons op therapie. We hopen zo nieuwe, minder toxische en efficiëntere behandelingen op het spoor te komen. Op dit ogenblik testen we moleculen uit op muizen om te zien of die behandelingswijze patiënten soelaas kan bieden.” “Maar het zijn inderdaad zeldzame lymfomen. We registreren maar tien tot twintig gevallen per jaar. Dan is onderzoek moeilijk omdat je te weinig data hebt. En weinig data betekent ook dat het moeilijk is om middelen te vinden voor onderzoek. Daarom ben ik ongelooflijk blij dat Mieke Gaul dit fonds start. Dat geeft ons werk een impuls: we kunnen nu meer data verzamelen en nieuwe onderzoekspaden verkennen. Die elementen zijn nodig om een dossier in te dienen voor financiering door het Fonds voor WetenschapVoortleven pelijk Onderzoek (FWO).” “Lymfoom is in feite een ver- Mieke Gaul: “Eerst wilde ik het zamelnaam voor een veertigtal onderzoek steunen met een duo-
Professor Gregor Verhoef, rector Rik Torfs en Mieke Gaul tijdens de inhuldiging van het fonds op 8 oktober (© KU Leuven | RS)
legaat na mijn overlijden. Maar toen dacht ik: ‘Eigenlijk doe ik dat liever nu al. Dan zie ik wat er gebeurt. Misschien zijn er al eerste resultaten.’ Nu start ik dus het ‘Fonds Jos en Mieke Vandevordt-Gaul voor de pathogenese van zeldzame lymfomen’. Zo lever ik mijn bijdrage aan het wetenschappelijk onderzoek, in de hoop dat andere mensen er straks de vruchten van plukken. En ja, wij hebben geen kinderen, maar zo blijven onze namen toch ook voortleven. Want na mijn dood zal het fonds blijven bestaan doordat het, via het duolegaat, samen met mijn andere erfgenamen begunstigd is in mijn testament.” Als u dit fonds wil steunen, kunt u een gift storten op IBAN-rekeningnummer BE45 7340 1941 7789; BIC-code: KREDBEBB van de KU Leuven met vermelding ‘EXS-FOGAUL-O2010’.
Wat is een duolegaat? Tussen januari en oktober van dit jaar stelden notarissen 30 procent meer testamenten op dan in dezelfde periode vorig jaar, zo meldde De Tijd onlangs. Ook het Leuvens Universiteitsfonds stelt die trend vast. Vooral het duolegaat zit in de lift. Dat is een speciaal type legaat dat voor bepaalde erfgenamen het maximum haalt uit de wetgeving op successierechten. De formule is zeer interessant wanneer men geen kinderen of andere erfgenamen in rechte lijn heeft en de erfenis dus naar broers, zussen, neven, nichten of vreemden gaat. Bij een duolegaat wordt de universiteit aangeduid als begunstigde met de opdracht een deel van de erfenis uit te keren aan verre familie of een derde
en de successierechten daarop te dragen. De universiteit betaalt immers slechts 8,8 procent successierechten op haar deel, terwijl de familieleden in de zijlijn en derden gemiddeld 50 procent moeten betalen. Deze formule biedt dus een dubbel voordeel: het nettodeel dat de andere erfgenamen overhouden is groter dan wanneer de nalatenschap rechtstreeks naar deze erfgenamen overgaat, én het is een belangrijke steun aan de universiteit. Meer info: Tinne Delbaen, Leuvens Universiteitsfonds, Minderbroedersstraat 5, 3000 Leuven,
[email protected] www.kuleuven.be/mecenaat
Advertentie
Davidsfonds Cultuurreizen
200 Reizen per jaar Vijf ijzersterke troeven 1. 2. 3. 4. 5.
Cultureel hoogstaand programma Uitzonderlijke reisbegeleiders Kleine, geïnteresseerde groep Kwaliteit voor de juiste prijs Tevreden reizigers, keer op keer
Ons reisaanbod is verrassend ruim! Klaar voor de reis? Meer weten en boeken? www.davidsfonds.be/cultuurreizen of www.facebook.com/davidsfondscultuurreizen
Liever de papieren brochure?
[email protected] of +32/16.310.600
2-reizen-WOI.indd 2
18/10/13 15:52
23 oktober 2013
Maatschappij 17
DE RAAD
een actueel vraagstuk belicht vanuit drie expertises
Hoe chronisch is de tricolore koorts?
(© KU Leuven | Rob Stevens)
Marc Hooghe Politicoloog “Als de Rode Duivels verliezen, zal dat tricolore gevoel even snel weer wegebben als het opgekomen is. Los daarvan: de hype rond hun successen herinnert ons eraan dat er effectief zoiets bestaat als een Belgische identiteit, en dat was een tijdje geleden.” “Sommige politieke partijen verkopen het graag als een of-of-verhaal: we voelen ons óf Vlaming óf Belg. Maar die Vlaamse en Belgische identiteit sluiten elkaar allesbehalve uit, we combineren ze juist probleemloos. Wint een echte Flandrien de Ronde van Vlaanderen, dan voelen we
“We combineren onze verschillende identiteiten probleemloos” ons Vlaming. Winnen de Rode Duivels, dan is daar meteen de Belgische reflex. En dan hebben we ook nog eens onze lokale identiteit van Antwerpenaar of Limburger. Dat is bijvoorbeeld helemaal anders in Spanje, waar de Catalaanse identiteit veel virulenter is: zowat de helft van de Catalanen wil er onafhankelijkheid van Spanje. Een Catalaan zal dan ook niet zo snel met de Spaanse vlag op straat komen als de nationale ploeg wint. In onze
peilingen maken de voorstanders van Vlaamse onafhankelijkheid al jaren 5 à 10 procent uit, nooit meer.” “Toegegeven: zo’n gebricoleerde identiteit als de onze is niet mooi overzichtelijk, zoals het unisono Oranjegevoel in Nederland. Maar dat heeft zijn voordelen: we zijn flexibeler, denken minder zwart-wit, we zijn makkelijker in staat tot verdraagzaamheid. Howard Gutman, de voormalige Amerikaanse ambassadeur, zei dat goed: ‘Jullie dénken misschien dat jullie een verdeeld land zijn, maar over alle belangrijke thema’s denken jullie min of meer hetzelfde. De VS, dát is pas een verdeeld land’.” “Het succes van de Duivels valt mooi samen met een nieuw vertrouwen op economisch vlak, dat zich ook voorzichtig vertaalt in de politieke peilingen. Ik zie het als een correctie op het gevoel in de periode 2010-2011, ten tijde van de marathon-regeringsvorming, toen alles met de stempel ‘België’ vierkant leek te draaien. De politiek recupereert dat sportsucces ook graag. Je moet daar als politicus verstandig weten mee om te gaan. Vlaams minister-president Kris Peeters doet dat heel slim, die twee identiteiten combineren. Hij vertegenwoordigt Vlaanderen, maar als de Duivels winnen, zegt hij: fijn voor ons, fijn voor België. Hij weet dat geen zinnig mens op basis van een voetbalhype gaat zeggen: hevel nu dat onderwijs maar weer over naar België. Bart Dewever pakt het minder handig aan: als je als burgemeester al geen sjerp in de driekleur wilt dragen tijdens de blijde intrede, dan kom je verkrampt over. Zijn verhaal, dat ‘Vlaanderen een radicaal andere samenleving dan Wallonië is’, lijkt dan ook op zijn retour.”
zich er goed bij, je moet ze dat ook niet willen afpakken.” “Wat ik wél geloof, is dat de voetbalhype een stuk minder zou zijn als het op andere vlakken geweldig ging met ons land. We komen uit een diep dal, waar we maar heel langzaam uit klimmen, en dan trek je je er extra hard aan op als er weer eens iets écht goed gaat.” “Je hoort ook dat dit gekleurde team symbool kan staan voor het nieuwe België, dat het de aanvaarding van etnisch-culturele minderheden in de hand kan werken. Ook daar plaats ik vraagtekens bij. Wie sowieso al positief stond tegenover minderheden, denkt nu misschien: ‘Kijk eens wat die jongens kunnen als ze maar de kans krijgen.’ Maar wie minder positief over minderheden denkt, beschouwt die voetballers als uitzonderingen op de regel. Ik sluit zelfs niet uit dat hun succes omgekeerd werkt: ‘Als ze zich hard inzetten, kunnen ze het blijkbaar wel, dus is het hun eigen schuld als het niet lukt.’ Laat je niets wijsmaken: we volgen meestal de gemakkelijke weg, de weg die onze sentimenten bevestigt of versterkt. Nuance vergt veel energie, zwart-witdenken niet.”
stens zoveel uitingen van verdelend sportnationalisme. Voorbeelden? Ierland grijpt sportprestaties aan om zich af te zetten tegen het Verenigd Koninkrijk. Kosovo zette zijn streven naar onafhankelijkheid kracht bij door nationale sportteams op te richten en aansluiting te zoeken bij internationale sportbonden zoals het IOC.” “Maar alles bij elkaar genomen overstijgt voetbal het negentig minuten-nationalisme niet. Het feestje duurt maar de lengte van de wedstrijd. ‘90 minute patriots’, zo noemde een Schot smalend zijn
Schotland. Het werd een geijkte term. Ok, in dit geval zal de koorts nog een opstoot kennen tijdens het WK in juni volgend jaar. Maar het waait even snel weer over, en een politiek verlengstuk moet je niet verwachten. Het mooiste voorbeeld daarvan is Zuid-Afrika, gastland van het WK voetbal in 2010: het land was euforisch zolang het WK duurde, het Rainbow Nationimago zou definitief komaf maken met de herinnering aan het Apartheidsregime. Maar niet lang na het WK was dat gevoel weg: er braken al snel massale stakingen uit. Zuid-Afrika hield er hooguit een fikse financiële kater aan over.” “Als de Rode Duivels iéts kunnen betekenen dat het louter sportieve overstijgt, dan is het door hun potentieel als rolmodel voor jongeren uit te spelen. Het is een prachtige ploeg met heel wat borderless athletes, slimme en mondige wereldburgers, die het verkrampte debat over integratie kunnen verfrissen. Bij de ‘Duivelsuitdagingen’ moesten de supporters voor de ploeg opdraven, nu mogen de Duivels ook wat meer terugdoen dan een marketingstunt.”
(© KU Leuven | Rob Stevens)
Wouter Verbeylen
vullers die niet kunnen sjotten.” “Ik geloof niet dat het voetbalsucces ook maar enigszins bijdraagt tot het bijeenhouden van België. Net zomin als het land uit elkaar valt als de Duivels in de eerste ronde van het WK verliezen. Sport is maar wat het is: entertainment, emotie die we samen beleven. Al Norbert Vanbeselaere die mensen die in stadions en sociaal psycholoog voor de televisiecamera’s uit de groepsfenomenen bol gaan, zouden zich zo niet ge“De tricolore koorts is een type- dragen als ze alleen in hun living voorbeeld van ‘basking in reflected zaten. Stemmen daarentegen is glory’, vrij vertaald: andermans succes tot je eigen succes maken. De Amerikaan Cialdini beschreef het fenomeen al eind jaren 70: het succes van je team straalt op je af. En dat is meer dan show alleen, je voelt je ook écht beter. Mijn collega Filip Boen en ikzelf deden er onderzoek naar: clubwebsites hadden na winst aanzienlijk meer bezoekers dan na verlies. Mensen zoeken die identificatie met suc- een privézaak, je doet het alleen en ces zoveel mogelijk op. Maar vergis in de beslotenheid van het stemje niet: het omgekeerde, ‘cutting off hokje. Dat zijn twee verschillende reflected failure’, je afsluiten van situaties, waarin we twee verschilde ploeg als die het slecht doet, lende rollen spelen. Anderzijds: je dat gebeurt net zo snel. Kortom: zou als anti-Belgisch politicus wel ‘wij’ zijn fantastisch als ze winnen, goed gek zijn om tegen deze hype maar na verlies zijn ‘zij’ zakken- te willen ingaan: mensen voelen
“Sport is maar wat het is: emotie die we samen beleven”
(© KU Leuven | Rob Stevens)
‘There is something in the air in België.’ Minister Magnettes woorden, niet de onze: het ééntweetje tussen voetbal en politiek is de voorbije weken vaak en vlot gemaakt. Ja, we hebben een nationaal elftal van wereldklasse. En nee, niemand wil harde politieke conclusies verbinden aan die plotse terugkeer van de tricolore Belg. Maar toch: dwarrelt er straks dan geen vlokje Belgisch sentiment in het stemhokje neer?
bart vanreusel sportsocioloog “De opstoten van nationalisme rond de Rode Duivels verrassen niet echt. De moderne sporten hebben altijd een voedingsbodem gekend in nationalisme. Niet toevallig zijn ze ontstaan ten tijde van de geboorte van onze natiestaten. Er is ook geen moment waar alle symbolen, hymnen en vlaggen van een land zo excessief gebruikt worden als bij sportmanifestaties. Nationale symbolen zijn nu de supporterskleuren voor een tijdelijke club.” “Sport spreekt snel onze emoties aan: we zijn in België in veel andere zaken top, maar enkel bij sport gaan we zo uit ons dak: het is makkelijk vertier, het is lekker zwartwit, we kunnen ons even superieur voelen aan een ander. En ja, sport kan kortstondig verenigen bij succes, maar vergis je niet: er zijn min-
“Er zijn minstens zoveel voorbeelden van verdelend sportnationalisme” landgenoten, die wel massaal hun nationale voetbalelftal steunden, maar niet op straat wilden komen voor de onafhankelijkheid van
18 Personalia
campuskrant
Frank Baert is academisch beheerder van KU Leuven@Groep T, KU Leuven@KAHO Sint-Lieven en KU Leuven@HUBrussel. Dat zijn veel apenstaartjes, en dus maakt hij ook lange dagen in het onderwijsbeleid. Kan iemand met zo’n functie nog tijd vinden om te lezen? Gelukkig wel, zo blijkt. In een vorig leven stond het boek zelfs centraal op zijn horizon. Hij is germanist en doctoreerde bij professor Piet Thomas aan Kulak, over de invloed van de Franse surrealisten op de Vijftigers. “Ik heb toen natuurlijk de klassiekers gelezen, oudere goden als Flaubert, maar ook modernere schrijvers als Márquez en Barnes. In 1985 heb ik de overstap gemaakt naar het beleid, eerst als directeur van het Postuniversitair Centrum West-Vlaanderen, dan op het kabinet van Vlaams cultuurminister Luc Martens, nog later als adviseur bij ererector Oosterlinck, en nu als academisch bestuurder. Daardoor is tijd vinden om te lezen een blijvend gevecht, maar ik geef de strijd niet op. En mijn verleden in de literatuurwetenschap heeft me wel bijgebracht hoe ik intens van een boek of gedicht kan genieten. Dat verleer je gelukkig nooit.” “Het boek zit in mijn genen. Mijn ouders hadden een boekhandel, en ook familiaal heb ik wel iets met de schone letteren, niet om zelf iets te wagen op dat vlak, maar wel als lezer. Thuis is het voortdurend woekeren met de beschikbare ruimte voor de altijd maar groeiende bibliotheek. Daarin vind je veel literatuur, maar ook heel wat non-fictie uit heel uiteenlopende sferen.” Iederéén die het boek liefheeft, worstelt met plaatsgebrek. Maar op uw nachtkastje is vast nog wel een plaats. “Ja, gelukkig wel. Twee weken geleden lag daar Lief leven van Alice Munro. Ik lees graag kortverhalen, en die van haar zijn natuurlijk meesterlijk. Dat vond het Nobelcomité blijkbaar ook, en zij
kreeg de hoogste literaire bekroning, net in de dagen toen ik haar bundel aan het lezen was. Dat vond ik wel een leuk toeval.” Welk boek heeft uw leven het meeste beïnvloed? “Dat is natuurlijk niet één boek, maar mijn hele leesverleden. Elk boek inspireert je, maakt iets los, verbreedt je visie, ontroert, wat dan ook, het doet iets met je. Nadat je een boek gelezen hebt, ben je niet meer dezelfde mens als ervoor. Daardoor heeft een goed boek een bevrijdende wer-
“Toen Alice Munro de Nobelprijs kreeg, was ik net een bundel van haar aan het lezen. Dat vond ik wel een leuk toeval.” king: het overstijgt eenzijdigheid of beperkte zienswijzen. Goede auteurs kunnen je via een boeiend verhaal vertrouwd maken met hun droom- of hun ideeënwereld, wat enorm verrijkend is. Auteurs uit mijn recente verleden die dat gekund hebben, zijn zeker Maxence Fermine of onze eredoctor Claudio Magris.” “Er is nog een andere eredoctor die me erg heeft aangesproken, namelijk David Grossman, vooral met Leeuwenhoning. Dat gaat over
Benoemd of onderscheiden Doctoraatsstudent Benjamin De Mesel (HIW) was één van de vijf genomineerden voor de Geert Grote Pen 2013, een prijs voor de beste masterscriptie filosofie in het Nederlands. Tijdens de uitreiking op 28 juni ontving hij de publieksprijs voor zijn uitstekende presentatie. Doctoraatsstudent Koen Torremans (Departement Aard- en Omgevingswetenschappen) ontving op het twaalfde biënnale internationale congres van de Society for Geology Applied to Mineral Deposits (SGA) in Uppsala de prijs voor de best student presentation. Professor Bert De Smedt (Gezins- en Orthopedagogiek) ontving de early career award van de European Association for Research on Learning and Instruction (EARLI). Deze award wordt tweejaarlijks uitgereikt aan jonge en beloftevolle onderzoekers uit het domein van leren en onderwijzen.
Samson, die voorgesteld wordt als een mens van vlees en bloed, niet als de onbereikbare bijbelse held, maar als iemand die vooral op zoek blijkt naar de liefde van zijn ouders.” Zoekt u de droom op via de literatuur? “Niet echt de droom of de gratuite fantasie. Maar ik sta natuurlijk wel open voor boeken die een eigen mogelijke wereld creëren via de verbeelding en het verleggen van de grenzen van tijd en ruimte. Dat kan een harde verbeelding
Professor Chris Gastmans (Centrum voor Biomedische Ethiek en Recht) werd verkozen tot president van de European Association of Centres of Medical Ethics (EACME). Emeritus professor Hendrik Van Brussel (Departement Werktuigkunde) werd verkozen tot erelid van de Hongaarse Academie voor Wetenschappen (sectie ingenieurswetenschappen). Johan Verbeke, vicedecaan onderzoek aan de Faculteit Architectuur, werd benoemd tot voorzitter van eCAADe (Education and Research in Computer Aided Architectural Design in Europe). Professor Koen Binnemans (Afdeling Moleculair Design en Synthese) werd door het directoraat-generaal Ondernemingen en Industrie van de Europese Commissie aangesteld tot lid van de stuurgroep van het European Rare
zijn, zoals Herta Müller die toont in Vandaag was ik mezelf liever niet tegengekomen, of een verbeelding die iets moois oproept. Philippe Claudel schreef daar een prima voorbeeld van met La petite fille de Monsieur Linh.” “Het ándere tonen kan natuurlijk ook in non-fictie. Ik denk aan een boek van Patricia De Martelaere, Taoïsme – De weg om niet te volgen. Het is geen eenvoudig boek, maar het voert je wel stap voor stap binnen in een andere
(© KU Leuven | Rob Stevens)
Boek / delen manier van denken. Nu ik het toch over non-fictie heb: ook De wil van technologie van Kevin Kelly heeft me veel bijgebracht. De auteur stelt dat technologie een deel van ons leven is, een extensie van ons brein. Technologie evolueert op een manier die vergelijkbaar is met de biologie en naarmate de complexiteit toeneemt, heeft technologie ook een eigen wil. Dat kan bedreigend lijken, maar zijn boodschap is dat technologie ook groeit, daardoor de problemen van morgen zal aankunnen, en dus onze mogelijkheden uitbreidt.” Welk boek moet ik lezen om uw werkwereld te begrijpen? “Dan zou ik opteren voor Organiseren met kennis, van Matthieu Weggeman. In het hoger onderwijs werken we aan de kennismaatschappij. Dat kan alleen als onze eigen organisatie een lerende organisatie is. Hoe dat in zijn werk gaat, en hoe het leuk blijft, daarover gaat dit boek. Het is beperkt in omvang, maar heel uitdagend.” Iemand die zo begaan is met het boek, leest vast niet alleen maar érnstige dingen. “Nee, natuurlijk niet. Dat hoeft ook niet. Even voor het slapengaan lees ik graag een paar ontspannende pagina’s, eender wat, als het maar boeiend is. Of poëzie, al gaat dat met periodes. Maar een paar gedichten van Herman Gorter of van Karel van de Woestijne lezen kan me zeker tot
De Leeslijst van frank baert Lief leven Alice Munro Het werk van Maxence Fermine en Claudio Magris Leeuwenhoning David Grossman Vandaag was ik mezelf liever niet tegengekomen Herta Müller La petite fille de Monsieur Linh Philippe Claudel Taoïsme – De weg om niet te volgen Patricia De Martelaere De wil van technologie Kevin Kelly Organiseren met kennis Matthieu Weggeman Poëzie van Herman Gorter en Karel van de Woestijne Stoner John Williams Baziel Guido Depraetere
rust brengen. In de auto mag het ook een audioboek zijn, Stoner van John Williams bijvoorbeeld. En als het helemáál ontspannend moet zijn, kunnen de Bazielboekjes van Guido Depraetere me wel altijd bieden wat ik zoek. Keus genoeg.”
Earths Competency Network (ERECON). Dat stelt beleidsrichtlijnen op om de bevoorrading van zeldzame aarden binnen de Europese Unie te verzekeren.
In Memoriam
Vladimir Matic (Departement ESAT - STADIUS – iMinds Future Health Department) en zijn team hebben de eerste prijs gewonnen tijdens Hack for Health, de eerste hackathon rond gezondheidszorg in België, die van 20 tot 22 september plaatsvond in C-Mine in Genk en werd georganiseerd door Microsoft Innovation Center Vlaanderen en HealthStartup Europe.
Mevrouw Patricia Vermeulen Administratief medewerkster studentensecretariaat Faculteit Geneeskunde geboren op 20 december 1955 en overleden op 21 september 2013
Doctoraatsstudente Marian Dejaeger (Onderzoekscentrum voor Skeletale Biologie en Engineering) heeft één van de drie beurzen voor Women in Science gewonnen die L’Oréal België om de twee jaar uitreikt aan jonge wetenschapsters. De beurs heeft een waarde van 60.000 euro en wordt uitgereikt met de steun van de Unesco, het FWO en zijn Franstalige tegenhanger FNRS.
De universitaire gemeenschap neemt afscheid van:
De heer Jan Hinnekens Erebestuurder KU Leuven geboren op 16 mei 1927 en overleden op 5 oktober 2013 De heer Wim Verhaeghe Doctoraatsstudent in de ingenieurswetenschappen geboren op 8 april 1986 en overleden op 9 oktober 2013 Professor Antoon Vergote Emeritus gewoon hoogleraar aan de Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen geboren op 8 december 1921 en overleden op 10 oktober 2013 Mevrouw Martine Pieters Bibliothecaresse van de Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen geboren op 15 september 1961 en overleden op 15 oktober 2013
23 oktober 2013
Studenten 19
Droomjob:
brouwer Zijn de verwachtingen van studenten over hun droomjob realistisch? En hoe moeten ze die felbegeerde baan te pakken krijgen? Stap één: wij regelen een ontmoeting met een alumnus die de droom beleeft. In deze aflevering: Niels en de meesterbrouwer.
“Brouwen is poëzie: iets lekkers creëren uit scheikunde!” Ine Van Houdenhove Tijdens de week studeert Niels Langenaeken (21) uit Widooie bij Tongeren bio-ingenieurswetenschappen. In het weekend duikt hij in de garage van zijn ouders, die hij samen met zijn broer en een vriend tot huisbrouwerij heeft omgevormd. “Er staat een ketel van vijfendertig liter, afkomstig uit de slachterij van mijn grootmoeder. Daarin kunnen we bier brouwen voor drie bakken. En we hebben zelf een koeler en een filter in elkaar geknutseld – al is de koeler inmiddels vervangen door een beter werkend exemplaar. Op dit moment staat er een bier te gisten in de oude diepvriezer die we gebruiken om het op constante temperatuur te houden. Dit weekend gaan we bottelen en dus ook proeven – ik kijk ernaar uit!” Maar eerst gaan we naar brouwerij De Kroon in Neerijse, waar emeritus professor Freddy Delvaux samen met zijn twee zonen biercentrum Delvaux oprichtte. Dat verzorgt de productontwikkeling en kwaliteitsbewaking voor een twintigtal grote brouwerijen, en brengt zelf ook drie bieren uit.
Oregano Niels heeft een cadeautje bij voor de man die wordt beschouwd als dé bierexpert van België: een flesje zelfgebrouwen Bedeus Amarillo: “Amarillo is de naam van de hop, en Bedeus is de streeknaam voor Widooie, waar ik woon. Hopelijk vindt de professor het lekker.” Brouwer worden is zijn grote droom, maar Niels blijft met beide voeten op de grond: “In België zijn maar een handvol brouwers aan de slag. Onderzoek doen lijkt me zeker ook interessant.” Zijn eerste biertje brouwde Niels op de middelbare school, tijdens de uren ‘vrije ruimte’. “Daardoor geïnspireerd gingen Sven, Boris en ik aan de slag in de garage, kijken of we nog beter konden. In het begin waren we al blij als er schuim op ons brouwsel stond en het drinkbaar was. Maar je leert steeds bij. Sinds dit jaar volg ik ook het vak technologie van de
bierbrouwerij. Brouwen is één dag veel werk en vanaf dan is het voornamelijk wachten en af en toe proeven en overgieten in een ander vat. De minst leuke klus is de flesjes steriliseren. Vroeger kookten we ze uit – zes flesjes per keer –, nu hebben onze ouders gelukkig een stoomoven aangeschaft die we voor dat doel mogen gebruiken. Mensen denken altijd dat het aanbrengen van de kroonkurken het moeilijkste is, maar dat gebeurt met een handig toestelletje.” “We zijn nu aan ons twaalfde bier toe en een paar daarvan hebben we gebotteld, compleet met zelfgemaakt etiket. Enkel voor eigen gebruik weliswaar, anders moet je aan allerlei verplichtingen en voorwaarden voldoen. Op familiefeestjes haal ik gewoonlijk wel een paar flesjes van ons bier boven – ik kom uit een familie van bierliefhebbers. Maar ik ben er nog nooit zat van geweest – tenzij misschien vorig jaar een beetje op mijn verjaardag.” Het eerste doel voor de drie hobbybrouwers was om een bier te brouwen dat op Duvel leek. “Maar daarna moet je een eigen richting uitgaan en nieuwe dingen proberen. Wat gebeurt er als je een andere gist gebruikt of de hop wat later toevoegt? We hebben ook al geëxperimenteerd met zwarte peper, en met saffraan – dat bier werd wel érg geel. En met oregano – het resultaat was goed drinkbaar, lekker bij pizza!” En ons nieuwste bier, Bedeus Amarillo, lijkt in de verste verte niet meer op Duvel!”
Perzik Wat de meester-brouwer van de Bedeus Amarillo vindt, blijft nog even afwachten als we in Neerijse arriveren. “Hier wordt geen bier geproefd voor halftwaalf”, lacht professor Delvaux wanneer hij het flesje in ontvangst neemt. “Je kan maar beoordelen of iets lekker is als je dorst hebt.” In afwachting leidt hij ons rond in het laboratorium en in de historische brouwerij, opgericht in 1897 en weer nieuw leven ingeblazen in april
Brouwer in spe Niels op bezoek bij meesterbrouwer Freddy Delvaux. Niels: “We hebben al geëxperimenteerd met zwarte peper, en met saffraan – dat bier werd wel érg geel.” (© KU Leuven | Rob Stevens)
van dit jaar. “We krijgen veel bezoekers over de vloer, bier is een hype. Er zijn bierclubs, mensen gaan thuis aan de slag … Terwijl bier brouwen toch niet zo makkelijk is, een stuk moeilijker dan wijn maken in ieder geval: je hebt het aspect mouterij – enzymen maken dus – en dan het brouwen
net dat is wat brouwen voor hem zo speciaal maakt: “Uitzoeken wat nu precies verantwoordelijk is voor welk aspect van de smaak, experimenteren met kleine aanpassingen en kijken wat het resultaat is … Brouwen is poëzie: uit scheikunde iets creëren wat nog lekker is ook! (lacht) Voor mij was
iedereen zich brouwer noemen. Een bakker of slager moet een getuigschrift kunnen voorleggen, maar om brouwer te worden heb je geen diploma nodig. Toch was de brouwer vroeger één van de notabelen van het dorp.” En hoe bevalt de Bedeus Amarillo? Professor Delvaux haalt vier
Meesterbrouwer Freddy Delvaux:
“Hier wordt geen bier geproefd vóór halftwaalf. Je kan maar beoordelen of iets lekker is als je dorst hebt.” zelf, wat eigenlijk neerkomt op suiker maken.” Of de hype een blijvertje is, wil Niels weten. “Ik heb het gevoel van wel. De markt is ook volledig veranderd. Toen ik in ‘73 als biochemicus bij Artois begon als hoofd van kwaliteit en productontwikkeling, was 90% van de omzet pils. Nu is dat 60%. Er worden ook steeds meer exotische ingrediënten aan bier toegevoegd, al hoeft dat voor mij niet echt. Als je perziksmaak wil, eet dan een perzik bij je bier. Variëren met de basisingrediënten – mout, hop en gist – biedt je al zo’n speeltuin aan mogelijkheden …” Niels knikt instemmend als de professor-brouwer uitlegt dat het
het nooit een droom om brouwer te worden, maar bij Artois raakte ik snel bevlogen door de stiel. En ik ben er nooit meer uitgestapt.”
Zwart glas Heeft hij nog goede raad voor de brouwer in spe? “Je bent heel enthousiast, dat is al goed. Een stevige basis leggen in chemie, biochemie en microbiologie, zou ik zeggen, zodat je begrijpt wat er gebeurt en gericht kan ontwikkelen. En vergeet zeker ook niet de technische kant van de zaak: brouwen betekent ook met pompen en andere machines werken. En met computers. Wat economie is ook nooit weg natuurlijk. Vreemd genoeg mag
glazen tevoorschijn. Zelf drinkt hij uit een zwart exemplaar. “Anders kan je niet correct oordelen.” Hij snuift aan het bier, laat het even rondwalsen en neemt een slok: “Een bier van hoge gisting, pofgist – dat ga je nog leren dit jaar. Heel hoppig, serieus bitter. Een grote volmondigheid, moelleux zoals ze zeggen in het Frans. Ben je nog aan het experimenteren met gisten? Dat is goed, je zou het wat fruitiger moeten zien te krijgen. Nee, er zitten geen fouten in. Het is een goed bier. Lekker. Je mag hier altijd eens komen brouwen.” Ben jij een student die een droomjob voor ogen heeft? Laat het ons weten via
[email protected]
20 Buitenkant
campuskrant
(© KU Leuven | Rob Stevens)
Balcontact
Het Rondoufonds voor Duchenneonderzoek dompelde de Museumzaal van de Universiteitshal op 19 oktober onder in de sfeer van de jaren twintig. Deze ‘Chicago Night’ was het derde galabal van het fonds, dat in 2011 werd opgericht met het oog op het bevorderen van de kennis van ziektemechanismen en het ontwikkelen van behandelingen voor Duchenne spierdystrofie, wereldwijd de meest frequente spierziekte op kinderleeftijd. Info: http://rf4duchenne.org/
gevonden:
VOORWERP
Elke maand gaan we op zoek naar het verhaal achter een opmerkelijk voorwerp dat zich ergens binnen de muren van de universiteit bevindt. Of er net buiten, zoals in deze aflevering. We blijven staan voor het Departement Werktuigkunde in Heverlee, herkenbaar aan het reusachtige gietijzeren tandwiel. “Ja, bezoekers van ons departement staan zelden of nooit aan het verkeerde gebouw. Het is enorm handig als herkenningspunt”, beaamt emeritus professor Hendrik Van Brussel. “En het fleurt onze nogal desolate campus toch wat op. Voor mij had het zelfs in felle kleuren geschilderd mogen worden – collega en architectuurprofessor Paul Van Aerschot vertelde me ooit dat, als je een voorwerp zo uit zijn verband trekt, je dat beter nog benadrukt. Ik zie het ook echt als een kunstwerk.” Maar het tandwiel is geen luxebeest: het had, toen het in 1997 naar Heverlee kwam, een lange carrière in de mijn van Beringen achter de rug. “Professor Guido De Lepeleire had daar contacten en zo hebben we er de hand op weten te leggen. Het is eigenlijk een lier, gebruikt bij het vervangen van de liftkabel. Dat gebeurde hooguit één keer per jaar, of als de kabel versleten was. De mijnlift ging soms tot een kilometer onder de grond, dus je kan je wel inbeelden wat voor een gewicht dit tandwiel moest torsen. Het wiel weegt zelf ook een paar ton – er was een mobiele kraan voor nodig om het ter plaatse te krijgen.” Niet iedereen binnen het departement was meteen wild enthousiast over de nieuwe aanwinst: “Sommigen vonden dat we als ingenieurs werktuigkunde niet naar het verleden moeten kijken, maar enkel vooruit. Ik heb moeite moeten doen om middelen te vinden om sokkels te laten gieten en schijnwerpers te plaatsen. Er was geen geld voor betonnen steunen en daarom hebben
we spoorwegleggers gebruikt. Ik had in 1980 ook één van de allereerste robots gekocht, voor onderzoeksdoeleinden, en toen die eind jaren 90 werd afgedankt, wilde ik de twee naast elkaar zetten en le grand écart noemen – de oude en de moderne technologie verenigd in één installatie (lacht). Nu staat de robot om de hoek, aan de achterdeur.” “We hebben ook nog met de gedachte gespeeld om het tandwiel opnieuw te laten draaien. De oorspronkelijke aandrijfmotor zit er natuurlijk niet meer bij. Je zou er luchtlagers onder moeten zetten – iets waar we hier in gespecialiseerd zijn – maar dat bleek toch wat moeilijk en ook niet veilig.” Het tandwiel is zeker geen uniek exemplaar: er was een lier voor iedere mijnlift. Maar de meeste zijn vernietigd en het is voor zover professor Van Brussel weet het enige wat publiekelijk tentoongesteld wordt. “Het trekt toch wel de aandacht.” Inmiddels prijkt het tandwiel al jaren op de website als het symbool van het departement. “Doctorandi komen er na de verdediging steevast poseren voor een foto met hun ouders. Af en toe vraagt er nog weleens iemand wanneer we het bij het groot vuil gaan zetten (lacht). Nu, het is wel aan onderhoud toe. Het zou toch wat vaker geverfd moeten worden. En liefst in kleur! (lacht)” (ivh) Suggesties voor deze rubriek zijn welkom via
[email protected]
Het tandwiel is al jaren het (studentbestendige) symbool van het departement.
(© KU Leuven | Rob Stevens)