Het versterken van de leefbaarheid in dorpen succesfactoren van het interactieproces tussen gemeenten en dorpsbelangenorganisaties in Nederland
Scriptie status: eindversie januari 2011
Jackelien Geerts (reg. nr. 871117001) Plattelandsvernieuwing: major Regional Development and Innovation Hogeschool Van Hall Larenstein, Wageningen
Supervisie Erik Arkesteijn • Koninklijke Nederlandsche Heidemaatschappij Josien Hissink • Vereniging Kleine Kernen Gelderland Marco Verschuur • Van Hall Larenstein
Abstract
In Nederland worden inwoners gestimuleerd om zelf de leefbaarheid in het dorp te verbeteren. De Vereniging Kleine Kernen Gelderland wil dat ook realiseren met haar project ‘Rivierenland in eigen hand’. In het dorpenbeleid zijn twee partijen actief de gemeente en dorpsbelangenorganisaties. Maar hoe werken deze twee partijen samen om het dorpenbeleid vorm te geven? Wat zijn hun ervaringen? En welke factoren dragen bij tot de versterking van de leefbaarheid in dorpen. Door het afnemen van interviews in drie gemeenten in Nederland is gekeken naar de succesfactoren van het interactieproces tussen gemeenten en dorpsbelangenorganisaties in het versterken van de leefbaarheid in de dorpen. Opvallend is dat beide partijen met verschillende doelstellingen deelnemen in het dorpenbeleid. De gemeenten richten zich vooral op de relatie en communicatie met de dorpen. Daarentegen zijn dorpsbelangenorganisaties juist gespitst op het realiseren van projecten die het dorp doet verbeteren. De succesfactoren van het interactieproces zijn het hebben van een afsprakenkader maar vooral dat deze moet worden nagekomen. Financiële middelen geven het dorpenbeleid inhoud en de mogelijkheid om de doelstelling vanuit de dorpen te realiseren. Met personele ondersteuning wordt het dorpenbeleid ondersteund en krijgt het een aanspreekpunt voor beide partijen. De Vereniging Kleine Kernen Gelderland moet deze succesfactoren meenemen in de realisatie van haar project en ook andere dorpen en gemeenten hiervan op de hoogte brengen, zodat leefbaarheid vanuit gemeentelijk- en dorpsperspectief wordt versterkt.
2 Het versterken van de leefbaarheid in dorpen. Succesfactoren van het interactieproces tussen gemeenten en dorpsbelangenorganisaties
Voorwoord Deze scriptie is de afsluiting van mijn opleiding Plattelandsvernieuwing aan Hogeschool Van Hall Larenstein, maar ook van een lange periode onderzoek doen. Het is een periode geweest waarin ik veel heb geleerd: over het onderwerp van mijn thesis, het onderzoek doen en over mijzelf. Zonder de gemeenten en dorpsbelangenorganisaties was het niet gelukt om deze bachelor thesis te schrijven. Ik wil hen bedanken voor de tijd die zij hebben besteed aan het onderzoek en het vertellen over de samenwerking tussen beiden en het dorpenbeleid. Het was erg leuk om nieuwe mensen te ontmoeten, te spreken en nieuwe plekken in Nederland te ontdekken. Bovenal, wil ik mijn begeleiders bedanken voor hun supervisie en hun geduld. En natuurlijk, bedank ik iedereen die mij heeft geholpen – op welke manier dan ook – met mijn thesis. Het lezen van mijn werk, samen koffie drinken, samen lunchen, en samen op het Forum of de Leeuwenborgh te werken. Veel leesplezier! Jackelien Geerts januari 2011
3 Het versterken van de leefbaarheid in dorpen. Succesfactoren van het interactieproces tussen gemeenten en dorpsbelangenorganisaties
Inhoudsopgave Abstract ................................................................................................................................................. 2 Voorwoord ............................................................................................................................................ 3 Lijst van afbeeldingen, kaarten en tabellen ........................................................................................... 6 1.
Introductie tot het onderzoek ........................................................................................................ 7 1.1 Probleemstelling ................................................................................................................................ 7 1.2 Doelstelling ........................................................................................................................................ 7 1.3 Onderzoeksvragen ............................................................................................................................. 7 1.3.1 Hoofdvraag ................................................................................................................................. 7 1.3.2 Deelvragen .................................................................................................................................. 7
2.
Methodologie ................................................................................................................................ 8 2.1 Onderzoekstappen ............................................................................................................................. 8 2.1.1 Inhoudelijke oriëntatie................................................................................................................ 8 2.1.2 Selectie van case studies ............................................................................................................. 8 2.1.3 Datacollectie ............................................................................................................................... 9 2.1.4 Dataverwerking ......................................................................................................................... 11 2.2 Beperkingen tijdens het onderzoek .................................................................................................. 11
3.
Inhoudelijke oriëntatie ................................................................................................................ 12 3.1 Begripsverkenning............................................................................................................................ 12 3.1.1 Leefbaarheid ............................................................................................................................. 12 3.1.2 Participatie ................................................................................................................................ 12 3.1.3 Dorpenbeleid ............................................................................................................................ 14 3.1.4 Interactie ................................................................................................................................... 14 3.1.5Succesfactoren ........................................................................................................................... 14 3.2 Het Proces-Analyse Model ............................................................................................................... 15
4.
Introductie tot de drie gemeenten ............................................................................................... 16 4.1 Ligging van de drie gemeenten in Nederland .................................................................................. 16 4.2 De zes dorpsbelangenorganisaties .................................................................................................. 17 4.3 Statistische gegevens van de drie gemeenten ................................................................................. 19
5.
Het dorpenbeleid in de drie gemeenten ...................................................................................... 20 5.1 Gemeente Bergen ............................................................................................................................ 20 5.1.1 Een kijk in het verleden ............................................................................................................. 20 5.1.2 Aanleiding tot verandering en het begin van het ontwikkelingsproces ................................... 20 5.1.3 Doelstelling van de gemeente met het dorpenbeleid .............................................................. 20 5.1.4 Dorpsbelangenorganisaties in de gemeente Bergen ................................................................ 20
4 Het versterken van de leefbaarheid in dorpen. Succesfactoren van het interactieproces tussen gemeenten en dorpsbelangenorganisaties
5.1.5 Dorpsontwikkelingsplannen ..................................................................................................... 20 5.1.6 Opbouw en onderdelen van het dorpenbeleid ........................................................................ 21 5.1.7 Succesfactoren volgens de gemeente Bergen .......................................................................... 21 5.1.8 Ervaringen van de gemeente Bergen en de dorpsbelangenorganisaties ................................. 22 5.1.9 Het ideaalbeeld ......................................................................................................................... 22 5.2 Gemeente Steenwijkerland .............................................................................................................. 22 5.2.1 Een kijk in het verleden ............................................................................................................. 22 5.2.2 Aanleiding tot verandering en het begin van het ontwikkelingsproces ................................... 22 5.2.3 Doelstelling van de gemeente met het dorpenbeleid .............................................................. 22 5.2.4 Dorpsbelangenorganisaties in de gemeente Steenwijkerland ................................................. 22 5.2.5 Dorpsontwikkelingsplannen ..................................................................................................... 23 5.2.6 Opbouw en onderdelen van het dorpenbeleid ........................................................................ 23 5.2.7 Succesfactoren volgens de gemeente Steenwijkerland............................................................ 25 5.2.8 Ervaringen van de gemeente Steenwijkerland en de dorpsbelangenorganisaties ................... 25 5.2.9 Het ideaalbeeld ......................................................................................................................... 25 5.3 Gemeente Winsum........................................................................................................................... 25 5.3.1 Een kijk in het verleden ............................................................................................................. 25 5.3.2 Aanleiding tot verandering en het begin van het ontwikkelingsproces ................................... 25 5.3.3 Doelstelling van de gemeente .................................................................................................. 26 5.3.4 Dorpsbelangenorganisaties in de gemeente Winsum .............................................................. 26 5.3.5 Dorpsontwikkelingsplannen ..................................................................................................... 26 5.3.6 Opbouw en onderdelen van het dorpenbeleid ........................................................................ 26 5.3.7 Succesfactoren volgens de gemeente Winsum ........................................................................ 27 5.3.8 Ervaringen van de gemeente Winsum en de dorpsbelangenorganisaties ............................... 27 5.3.9 Het ideaalbeeld ......................................................................................................................... 27 6.
Vergelijking van het dorpenbeleid in de drie gemeenten, een analyse ........................................ 28 6.1 Aanleiding tot verandering en het begin van het ontwikkelingsproces ........................................... 28 6.2 Doelstelling van de gemeente met het dorpenbeleid ...................................................................... 28 6.3 Dorpsontwikkelingsplannen in de drie gemeenten .......................................................................... 28 6.4 Opbouw en onderdelen van het dorpenbeleid ................................................................................. 29 6.4.1 Afsprakenkader tussen gemeente en dorpsbelangenorganisaties ........................................... 29 6.4.2 Financiële middelen .................................................................................................................. 30 6.4.3 Personele ondersteuning .......................................................................................................... 31 6.5 Succesfactoren ................................................................................................................................. 32
7.
Conclusies .................................................................................................................................... 33
8.
Aanbevelingen ............................................................................................................................. 36
Summary ............................................................................................................................................. 37 Referenties .......................................................................................................................................... 44 Bijlage A .............................................................................................................................................. 45 Excel Sheet Data Bestand ‘Het versterken van de leefbaarheid in dorpen’ .......................................... 45
5 Het versterken van de leefbaarheid in dorpen. Succesfactoren van het interactieproces tussen gemeenten en dorpsbelangenorganisaties
Lijst van afbeeldingen, kaarten en tabellen Afbeelding 1 Onderzoekstappen ................................................................................................................ 8 Afbeelding 2 Participatieladder van Sherry Arnstein .............................................................................. 12 Afbeelding 3 5 stappen van burgerparticipatie ...................................................................................... 13 Afbeelding 4 Het Proces-Analyse Model .................................................................................................. 15
Kaart 1 Locaties van de drie gemeenten weergegeven op Gemeentekaart Nederland ...................... 16 Kaart 2 Gemeente Bergen ....................................................................................................................... 17 Kaart 3 Gemeente Steenwijkerland ........................................................................................................ 18 Kaart 4 Gemeente Winsum ...................................................................................................................... 18
Tabel 1 Selectie case studies .................................................................................................................... 9 Tabel 2 Interviewoverzicht........................................................................................................................ 10 Tabel 3 Het coderingsysteem................................................................................................................... 11 Tabel 4 Typologie van participatie (Pretty, 1994) ................................................................................... 13 Tabel 5 De zes dorpsbelangenorganisaties ............................................................................................ 17 Tabel 6 Statistische gegevens van de drie gemeenten .......................................................................... 19 Tabel 7 Contactmomenten tussen gemeente en dorpsbelangenorganisaties ..................................... 30 Tabel 8 Contactambtenaar werkzaam per dorpsbelangenorganisatie per gemeente ......................... 31
6 Het versterken van de leefbaarheid in dorpen. Succesfactoren van het interactieproces tussen gemeenten en dorpsbelangenorganisaties
1. Introductie tot het onderzoek De Vereniging Kleine Kernen (VKK) Gelderland wil met het project ‘Rivierenland in eigen hand’ bewoners stimuleren om zelf de leefbaarheid van hun dorp te verbeteren. Dit project is in 2008 gestart en is in samenwerking met Koninklijke Nederlandsche Heidemaatschappij (KNHM), Plattelands Jongeren Gelderland (PJG) en Hogeschool Van Hall Larenstein (VHL). Om inwoners zelf zaken te laten verbeteren in de dorpen is volgens de VKK Gelderland eigen verantwoordelijkheid en zelfwerkzaamheid nodig. Daarnaast wordt in het project aandacht gegeven aan een openhouding van de gemeentelijke overheid, afspraken over samenwerking tussen gemeentelijke overheid en inwoners en wederzijdse communicatie, en het opzetten van een dorpenbeleid. Het project van de VKK Gelderland is afhankelijk van de participatie van inwoners en gemeentelijke overheid om de leefbaarheid van dorpen te verbeteren. Een dorpsbelangenorganisatie wordt door de VKK Gelderland beschouwd als samenwerkingsverband van bewoners waarmee eigen verantwoordelijkheid en zelfwerkzaamheid mogelijk worden gemaakt. Met een dorpsbelangenorganisatie zijn bewoners volgens de VKK Gelderland in staat om zelf aan de leefbaarheid van het dorp te werken. In Nederland zijn gemeenten bekend met het opzetten en uitvoeren van een dorpenbeleid. Het opzetten van het dorpenbeleid kan een stap vooruit zijn in het versterken van de leefbaarheid in Nederlandse dorpen. De VKK Gelderland kent gemeenten, in en buiten de provincie Gelderland met een dorpenbeleid.
1.1 Probleemstelling Voor de VKK Gelderland is het echter onduidelijk hoe het dorpenbeleid in de gemeenten in andere provincies wordt beleefd omdat zij daar niet werkzaam is. De VKK Gelderland wil graag leren van andere provincies en daarvoor voor hen onbekende gemeenten. Met de kennis die kan worden opgedaan vanuit gemeenten in andere provincies kan de VKK Gelderland haar project ‘Rivierenland in eigen hand’ versterken door lessen te trekken uit de invoering en uitvoering van het dorpenbeleid in andere delen van Nederland. Niet alleen de VKK Gelderland kan lessen trekken uit dit onderzoek, ook andere belangstellenden.
1.2 Doelstelling Het doel van dit onderzoek is succesfactoren van het interactieproces tussen gemeentelijke overheid en dorpsbelangenorganisaties te identificeren die bijdragen tot de versterking van de leefbaarheid in de dorpen in Nederland.
1.3 Onderzoeksvragen 1.3.1 Hoofdvraag • Wat zijn aangaande het versterken van de leefbaarheid in de dorpen in Nederland, de succesfactoren van het interactieproces tussen gemeentelijke overheid en dorpsbelangenorganisaties? 1.3.2 Deelvragen • Welke samenwerkingsvorm tussen de gemeentelijke overheid en dorpsbelangenorganisaties bestaan er, met als doel de versterking van de leefbaarheid in de dorpen? • Wat is de ervaring van de interactieprocessen tussen de gemeentelijke overheid en dorpsbelangenorganisaties? • Welke factoren van de interactieprocessen tussen gemeentelijke overheid en dorpsbelangenorganisaties dragen bij tot de versterking van de leefbaarheid in de dorpen?
7 Het versterken van de leefbaarheid in dorpen. Succesfactoren van het interactieproces tussen gemeenten en dorpsbelangenorganisaties
2. Methodologie De onderzoeksmethode is kwalitatief onderzoek. Kwalitatief onderzoek wordt verdeeld in twee stromingen (Boeije e.a., 2005). Dit onderzoek is gebaseerd op het gebruiken van de interpretatieve variant van het kwalitatief onderzoek namelijk door gebruik te maken van case studies om inzicht te verkrijgen in de interactieprocessen tussen gemeentelijke overheden en dorpsbelangenorganisaties.
2.1 Onderzoekstappen Het volgende schema geeft de stappen van het onderzoek weer.
Afbeelding 1 Onderzoekstappen
2.1.1 Inhoudelijke oriëntatie De inhoudelijke oriëntatie is de basis van het onderzoek. De inhoudelijke oriëntatie bestaat uit een verkenning om kennis te vergaren over de verschillende onderwerpen die in dit onderzoek worden aangehaald zoals leefbaarheid, participatie door gemeentelijke overheid en inwoners van dorpen, dorpenbeleid, interactie en succesfactoren. Naast de begripsverkenning is ook een model ontworpen dat een weergave geeft van het ontwikkelingsproces die de gemeentelijke overheid en dorpsbelangenorganisaties samen doorlopen. Het model is speciaal ontworpen voor dit onderzoek en berust op ervaring en inzicht van de onderzoeker en haar supervisie tijdens het onderzoekstraject. Het model wordt toegelicht in het hoofdstuk ‘Inhoudelijke oriëntatie’. Met het model zijn de interviews gecodeerd en als leidraad is het model gebruikt voor het analyseren van de ontwikkelingsprocessen binnen de drie gemeenten.
2.1.2 Selectie van case studies Na een uitgebreide procedure zijn drie gemeenten in Nederland geselecteerd om als case studie deel te nemen in het onderzoek. Per gemeente zijn twee dorpsbelangenorganisaties benaderd om deel te nemen in het onderzoek. Het selecteren van de drie gemeenten heeft in overleg met de coördinator van de Landelijke Vereniging Kleine Kernen plaatsgevonden. Alle coördinatoren van de provinciale verenigingen van kleine kernen zijn benaderd om gemeenten aan te dragen conform de criteria: dat een gemeente een dorpenbeleid minimaal 2 jaar uitvoert of geen dorpenbeleid uitvoert. Deze criteria zijn nodig omdat in het onderzoek wordt gekeken naar de invoering en uitvoering van het dorpenbeleid. Een gemeente moet ervaring hebben en daarover kunnen vertellen. Zes provinciale coördinatoren, namelijk uit Zeeland, Limburg, Gelderland, Overijssel, Groningen en Noord-Holland hebben gereageerd op de vraag om geschikte cases aan te dragen. Na uitvoerig contact via e-mail en telefoongesprekken is gekozen om het onderzoek in de provincies Groningen, Overijssel en Limburg plaats te laten vinden. De redenen om het onderzoek niet in de provincies Gelderland, Noord-Holland en Zeeland te laten plaatsvinden zijn als volgt: De provincie Gelderland is bij voorbaat uitgesloten om als onderzoeksgebied te dienen omdat kennis vanuit andere provincies is gevraagd. In overleg met de coördinator van Noord-Holland is besloten, in verband met afwezigheid van de coördinator in de periode van de selectieprocedure, om Noord-Holland niet deel te laten nemen aan het onderzoek. Het niet kiezen van de provincie Zeeland heeft te maken gehad met praktische beredenering aangaande reisafstanden en bereikbaarheid vanuit de standplaats van de onderzoeker. De onderzoeker is van mening dat het doen van onderzoek in drie verschillende provincies een ruimer beeld schetst aangaande interactieprocessen in Nederland dan wanneer voor drie verschillende gemeenten in één provincie zou zijn gekozen. Hieronder is in de tabel een overzicht gegeven van case studies. 8 Het versterken van de leefbaarheid in dorpen. Succesfactoren van het interactieproces tussen gemeenten en dorpsbelangenorganisaties
Tabel 1 Selectie case studies
2.1.3 Datacollectie Data zijn verzameld door het afnemen van interviews bij de gemeentelijke overheid, dorpsbelangenorganisaties en provinciale verenigingen van kleine kernen in het voorjaar en zomer van 2010. Het schema hieronder geeft daarvan een overzicht. In het onderzoek worden burgers vertegenwoordigd door de plaatselijke dorpsbelangenorganisaties. Tijdens het afnemen van interviews met de dorpsbelangenorganisaties is elke keer met twee bestuursleden gepraat. De interviews gehouden met de personen die indirect betrokken zijn bij het interactieproces tussen de gemeentelijke overheid en dorpsbelangenorganisaties dienen ter ondersteuning zoals de consulenten van de provinciale vereniging van kleine kernen en de griffiers. Op de volgende bladzijde is een interviewoverzicht weergegeven. In de laatste kolom van het interviewoverzicht is aangeduid welke interviews wel of niet mee zijn genomen in de analyse van het onderzoek. Tijdens het afnemen van interviews is gebruik gemaakt van de interviewtechniek; semi gestructureerd interviewen. Kenmerkend voor deze interviewtechniek is dat er ruimte is om vragen te stellen die zich plotseling voordoen. Als leidraad tijdens de interviews, wordt gebruik gemaakt van een checklist van onderwerpen. Deze techniek is gebruikt om een informeel gesprek te kunnen voeren met de geïnterviewde(n) (Boeije e.a., 2005).
9 Het versterken van de leefbaarheid in dorpen. Succesfactoren van het interactieproces tussen gemeenten en dorpsbelangenorganisaties
Tabel 2 Interviewoverzicht
10 Het versterken van de leefbaarheid in dorpen. Succesfactoren van het interactieproces tussen gemeenten en dorpsbelangenorganisaties
2.1.4 Dataverwerking Alle interviews die gehouden zijn in de provincies zijn opgenomen met een voice-recorder en zijn geconverteerd in een tekstbestand. In de gemeente Winsum is het interview met de contactambtenaar niet met een voice-recorder opgenomen naar wens van de geïnterviewde. Het tekstbestand van het interview met de contactambtenaar van de gemeente Winsum is geschreven vanuit aantekeningen. Alle tekstbestanden zijn met het eigen ontworpen analyse model systematisch geanalyseerd en in een Excel bestand per codering verwerkt. In het coderingsysteem is nog een extra proces stap toegevoegd welke niet in het model is beschreven: evaluatie. Het Excel bestand met alle data van de interviews is terug te vinden in bijlage. Het coderingsysteem is als volgt:
Tabel 3 Het coderingsysteem
In het aan het begin genoemde schema onderzoekstappen is een stippellijn getekend tussen dataverwerking en dataverzameling. De stippellijn geeft weer dat bij mogelijke onduidelijkheid in de data opnieuw contact is gezocht met de geïnterviewde(n). Per gemeente is gekeken naar het interactieproces tussen de gemeentelijke overheid en de dorpsbelangenorganisaties. Hieruit is een beschrijving voortgekomen die een weergave geeft van de gemeentelijke overheid in samenwerking met de dorpsbelangenorganisaties aangaande het dorpenbeleid.
2.2 Beperkingen tijdens het onderzoek De volgende alinea’s beschrijven de beperkingen van en tijdens dit onderzoek. De uitkomsten van de interviews zijn een momentopname in een continuerend proces tussen gemeentelijke overheid en dorpsbelangenorganisaties. Dit kan invloed hebben op de uitkomsten van de interviews omdat de interviews zijn gebaseerd op meningen en ervaringen van de geïnterviewde(n) op een bepaald moment. De onderzoeker heeft getracht objectief te zijn tijdens het onderzoek maar kan niet uitsluiten dat meningen, gevoelens en ervaringen incorrect zijn geïnterpreteerd en of alomvattend zijn weergegeven. Tijdens het onderzoek is niet bij iedere gemeentelijke overheid gesproken met personen in dezelfde functie. Hierdoor is in de gemeente Winsum met minder mensen in functie gesproken dan in de andere twee gemeenten. Alleen in de gemeente Bergen is gesproken met een adjunct-directeur. De groep geïnterviewden per gemeente is slechts een klein deel van een totale gemeente.
11 Het versterken van de leefbaarheid in dorpen. Succesfactoren van het interactieproces tussen gemeenten en dorpsbelangenorganisaties
3. Inhoudelijke oriëntatie 3.1 Begripsverkenning 3.1.1 Leefbaarheid Volgens Noll (2002, p.53) kan de term leefbaarheid op twee manieren worden geïnterpreteerd. In eerste plaats als een ‘kenmerk van een goede samenleving’ en ten tweede als ‘de kwaliteit van het leven binnen een samenleving en dus gedefinieerd met een duidelijke verwijzing naar individuele kenmerken zoals behoeften en capaciteiten’. De Roo en Miller (2000, in Howley e.a., 2009, p. 850) beschrijven dat de leefbaarheid niet per se een synoniem is met duurzaamheid. In feite richt de term duurzaamheid zich op grote schaal aan ruimtelijke implicaties. De term leefbaarheid richt zich meestal op de voorwaarden van een dorp of buurtschap of een stedelijk gebied. De tien grootste plattelandsgemeenten (P10) in Nederland hebben in 2008 een samenwerkingsverband opgericht om met elkaar kennis uit te wisselen, leren van elkaar, samenwerken waar mogelijk is en gezamenlijk de aandacht te vestigen op onder meer thema leefbaarheid in kernen. Vanuit deze thema is een rapport gekomen over ‘leefbaarheid op het platteland’( P10, g.d.). Daarin wordt beschreven dat ‘leefbaarheid wordt vaak in één adem genoemd met begrippen als sociale samenhang, veiligheid, participatie, de bereikbaarheid en beschikbaarheid van voorzieningen en duurzaamheid’ (P10, g.d. p.2). De Koninklijke Nederlandsche Heidemaatschappij omschrijft de term leefbaarheid als volgt, ‘Leefbaarheid is de maat voor de manier waarop bewoners en/of gebruikers de sociale en fysieke leefomgeving waarderen’ (KNHM, g.d.). Ik ben van mening dat de verschillende opvattingen over het begrip leefbaarheid complexe situaties creëert, zeker als leefbaarheid een gemeenschappelijk goed is dat wordt nagestreefd door maatschappelijke organisaties, overheden en dorp- en wijkbelangenorganisaties.
3.1.2 Participatie Participatie betekent deelneming aan (delen van) het maatschappelijke leven. De participatieladder is een begrip die door Sherry Arnstein op de kaart is gezet. Haar participatieladder in 1969 was baanbrekend. De ladder kent acht stappen van burgerparticipatie. Jules N Pretty (1994) heeft de ladder van Arnstein aangepast en participatie verdeelt in zeven stappen. In de tekening zijn de stappen nogmaals neergezet waarbij een zesde stap – zelfbeheer – aan toegevoegd kan worden.
Afbeelding 2 Participatieladder van Sherry Arnstein
12 Het versterken van de leefbaarheid in dorpen. Succesfactoren van het interactieproces tussen gemeenten en dorpsbelangenorganisaties
Typologie
Componenten van elk type
1. Passieve participatie
Mensen participeren doordat ze verteld wordt wat er gaat gebeuren of wat er al gebeurd is. Het zijn mededelingen, zonder dat er geluisterd wordt naar wat de mensen te zeggen hebben.
2. Participatie door informatie te verstrekken
Mensen participeren door vragen te beantwoorden die onderzoekers of anderen gebruiken om informatie te extraheren. Mensen hebben geen mogelijkheid om procedures te beïnvloeden. De bevindingen worden nooit gedeeld met de mensen.
3. Participatie door consultatie
Mensen participeren door middel van consultatie en buitenstaanders luisteren naar hun verhaal. De buitenstaanders definiëren het probleem en de oplossing. Er is geen ruimte voor gezamenlijke besluitvorming.
4. Participatie door materiële prikkels
Mensen participeren door middelen beschikbaar te stellen in ruil voor andere materiële prikkels. Praktijkonderzoek valt vaak in deze categorie. Boeren stellen hun bedrijf beschikbaar, maar zijn verder niet betrokken bij de experimenten of het leerproces.
5. Functionele participatie
Mensen participeren door groepen te vormen om zo aan vastgestelde doelstellingen te voldoen. Dergelijke betrokkenheid vindt meestal niet plaats aan het begin van projecten, maar nadat de meeste belangrijke beslissingen al genomen zijn. De mensen kunnen op een gegeven moment wel zelfvoorzienend (onafhankelijk) zijn.
6. Interactieve participatie
Mensen participeren in gezamenlijke analyse, welke leidt tot actieplannen en informatie van nieuwe lokale instituten of de versterking van bestaande instituten. De mensen hebben het heft in handen en nemen beslissingen en op die manier hebben mensen zeggenschap in het onderhouden van structuren en praktijken.
7. Zelfmobilisatie
Mensen participeren door zelf initiatief te nemen om systemen te veranderen, onafhankelijk van externe instituten. Zulke zelf geïnitieerde mobilisatie en collectieve actie kan een uitdaging vormen voor bestaande ongelijkheid van rijkdom en macht.
Tabel 4 Typologie van participatie (Pretty, 1994)1
Afbeelding 3 5 stappen van burgerparticipatie2
1
Bron: http://transitwiki.wikispaces.com/Participatieladder
2
Bron: http://www.ziezozuid.nl/images/stories/burgerparticipatie.jpg 13
Het versterken van de leefbaarheid in dorpen. Succesfactoren van het interactieproces tussen gemeenten en dorpsbelangenorganisaties
Participatie is tegenwoordig een veelvuldig gebruikt woord en bewust of onbewust wordt naar de ladder van Arnstein of Pretty verwezen. In veel projectplannen, tijdens overleg over en bijeenkomsten die gerelateerd zijn aan het begrip leefbaarheid op het platteland of stedelijke gebieden, valt het woord menigmaal. Maatschappelijke organisaties, overheden en dorp- en wijkbelangenorganisaties proberen haast door het gebruik van het woord alleen al (burger)participatie te bewerkstelligen. Tegenwoordig zijn initiatieven om (burger)participatie te stimuleren een kernactiviteit op lokaal en nationaal niveau. Het lijkt erop dat het gebruik van de term burgerparticipatie een belangrijke essentie is tot de verbetering van de leefbaarheid van een gebied. Om de leefbaarheid te verbeteren is meer nodig dan alleen toespitsen op burgerparticipatie.
3.1.3 Dorpenbeleid Het dorpenbeleid wordt ook wel kernenbeleid genoemd. De VKK Gelderland noemt het beleid kleine kernenbeleid. In deze scriptie wordt het dorpenbeleid genoemd omdat het beleid in dorpen wordt toegepast. Onder het kopje leefbaarheid is al geschreven over het samenwerkingsverband van de tien grootste plattelandsgemeenten van Nederland. Waar leefbaarheid een complex begrip is, is ook voor het dorpenbeleid niet eenzelfde opvatting. Dat is terug te zien in het document ‘Leefbaarheid op het platteland’. Daarin is onder andere geschreven dat de gemeente Borger-Odoorn als doel met dorpenbeleid heeft: ‘Het doel is om te komen tot een betere verdeling en kwaliteit van de voorzieningen in de gemeente’ (P10, g.d., p. 4). Terwijl de gemeente Bronckhorst vertelt: ‘Het thema communicatie” tussen dorpsbelangenorganisaties (dbo’s) en gemeente over bestaand of nog te ontwikkelen beleid vormt hierin de rode draad. Het centraal thema vormt het instandhouden en of verbeteren van de leefbaarheid in de kernen’ (P10, g.d., p. 4). In de gemeente Opsterland benoemen ze het dorpenbeleid als volgt: ‘Het dorpenbeleid is vooral een manier van werken. Doel is om de dorpen in een vroeg stadium bij de gemeentelijke beleids- en planvorming te betrekken en om dorpen te stimuleren initiatieven te ontwikkelen die de kwaliteit van leven in de dorpen verbeteren. Dit komt voort uit het inzicht dat het behouden en verbeteren van de kwaliteit van leven in de Opsterlandse dorpen een gezamenlijke verantwoordelijkheid is van overheid (gemeente), instellingen en de dorpen zelf’ (P10, g.d., p5). Het dorpenbeleid is naar mijn mening een combinatie van wat hierboven is geschreven: De kwaliteit van het leven in dorpen instandhouden en of verbeteren in de dorpen, waarbij een communicatiestructuur tussen gemeente en dorpsbelangenorganisaties ontwikkeld is die als leidraad dient in het interactieproces tussen gemeente en dorpsbelangenorganisaties. Daaruit wordt samenwerking bewerkstelligd en dorpen gestimuleerd in het ontwikkelen van initiatieven en ook ruimte en middelen krijgen om deze te realiseren.
3.1.4 Interactie Interactie betekent wederzijdse werking op elkaar (Van Dale Groot woordenboek, n.d.). Interactief betekent elkaar wederzijds beïnvloedend, op elkaar inwerkend (Van Dale Groot woordenboek, n.d.). De gemeente en dorpsbelangenorganisaties hebben, ter bevordering van de leefbaarheid en het dorpenbeleid, te maken met interactieprocessen. Ook op het gebied van beleid wordt gesproken aangaande interactie namelijk interactief besturen of interactieve beleidsvorming. Het dorpenbeleid kan onderdeel zijn van interactieve beleidsvorming. Van Woerkom (2000, p.1) verstaat onder ‘interactieve beleidsvorming’ een ‘proces waarin door de overheid de ontwikkeling van (nieuw) beleid wordt georganiseerd in samenwerking met betrokken burger’. ‘Interactie (…) is de meest voor de hand liggende activiteit om tot een meer geaccepteerd beleidsproduct te komen, en om het imago van overheidsorganisaties te versterken. Door interactie ontstaat beter afgestemd beleid en groeit bij burgers het inzicht in problemen en oplossingen. Door interactie worden burgers staatsburgers die leren mee te denken, ook buiten het eigen hofje’ (Van Woerkom, 2000. P. 79).
3.1.5Succesfactoren Een factor is een omstandigheid die invloed op de uitslag van iets uitoefent, medebepalend element (Van Dale Groot woordenboek, n.d.). In dit onderzoek kijken we naar de succesfactoren; factoren die bijdragen tot het succes van het interactieproces tussen de gemeentelijke overheid en dorpsbelangenorganisaties.
14 Het versterken van de leefbaarheid in dorpen. Succesfactoren van het interactieproces tussen gemeenten en dorpsbelangenorganisaties
3.2 Het Proces-Analyse Model Het Proces-Analyse Model3 geeft een weergave van hoe het proces tussen gemeentelijke overheid en dorpsbelangenorganisaties verloopt. Situatie 0 is het startpunt van het proces waarna gekeken wordt. Vervolgens begint de ontwikkeling tussen de gemeentelijke overheid en dorpsbelangenorganisatie. Tijdens de ontwikkeling zijn een aantal deelstappen te onderscheiden. Deze deelstappen noemen we Aanleiding, Doel, Resultaat en Procedure. Met Aanleiding wordt ingegaan op wat de aanleiding was om de ontwikkeling in te stappen. Doel geeft weer wat de doelstelling om tot verandering te komen. Onder de deelstap Resultaat wordt gekeken naar methodes en afspraken die gemaakt worden. En Procedure legt uit hoe deelstap Resultaat is verlopen. Na de deelstappen wordt gekeken de huidige situatie en dat benoemen met Situatie 1. Raad, bestuur en ambtenaren laten zien hoe de gemeentelijke overheid is opgesplitst. Met het Proces-Analyse Model zijn de interviews gecodeerd en als leidraad is het model gebruikt voor het analyseren van de ontwikkelingsprocessen binnen de drie gemeenten.
Afbeelding 4 Het Proces-Analyse Model
Het Proces-Analyse Model is ontworpen voor dit onderzoek en berust op ervaring en inzicht van de onderzoeker en haar supervisie.
3
15 Het versterken van de leefbaarheid in dorpen. Succesfactoren van het interactieproces tussen gemeenten en dorpsbelangenorganisaties
4. Introductie tot de drie gemeenten De drie gemeenten Winsum (Provincie Groningen), Steenwijkerland (Provincie Overijssel) en Bergen (Provincie Limburg) in Nederland zijn na een selectieprocedure gekozen om in onderzoek te doen. In de gemeenten is gesproken met ambtenaren, wethouders en burgers. Burgers worden in het onderzoek vertegenwoordigd door de plaatselijke dorpsbelangenorganisaties. Om een indruk te krijgen van de drie gemeenten wordt in dit hoofdstuk elke gemeente globaal beschreven en aangewezen op de kaart.
4.1 Ligging van de drie gemeenten in Nederland Op de kaart4 hieronder zijn de locaties weergegeven van de drie gemeenten.
Kaart 1 Locaties van de drie gemeenten weergegeven op Gemeentekaart Nederland
4
Bron: www.kaartenatlassen.nl 16
Het versterken van de leefbaarheid in dorpen. Succesfactoren van het interactieproces tussen gemeenten en dorpsbelangenorganisaties
4.2 De zes dorpsbelangenorganisaties In alle drie de gemeenten is in twee dorpen gesprokken met de dorpsbelangenorganisatie. Hieronder staat een tabel met de namen van de zes dorpsbelangenorganisaties in de drie gemeenten. En daarna volgen drie kaarten5 waarop te zien is waar de dorpen in de desbetreffende gemeente liggen.
Tabel 5 De zes dorpsbelangenorganisaties
Kaart 2 Gemeente Bergen
5
Bron: Google Map data via http://www.cbsinuwbuurt.nl 17
Het versterken van de leefbaarheid in dorpen. Succesfactoren van het interactieproces tussen gemeenten en dorpsbelangenorganisaties
Kaart 3 Gemeente Steenwijkerland
Kaart 4 Gemeente Winsum
18 Het versterken van de leefbaarheid in dorpen. Succesfactoren van het interactieproces tussen gemeenten en dorpsbelangenorganisaties
4.3 Statistische gegevens van de drie gemeenten De tabel hieronder geeft een overzicht van een aantal statistische gegevens van de drie gemeenten.
Tabel 6 Statistische gegevens van de drie gemeenten
19 Het versterken van de leefbaarheid in dorpen. Succesfactoren van het interactieproces tussen gemeenten en dorpsbelangenorganisaties
5. Het dorpenbeleid in de drie gemeenten In dit hoofdstuk leest u drie beschrijvingen over de drie gemeenten aangaande het dorpenbeleid. Per gemeente is gekeken naar het interactieproces tussen de gemeentelijke overheid en de dorpsbelangenorganisaties.
5.1 Gemeente Bergen 5.1.1 Een kijk in het verleden De gemeente Bergen geeft aan dat zij in het verleden zelfstandig het beleid ontwierp en oplegde aan de dorpen. Dorpsbelangenorganisaties hebben een historie in de gemeente Bergen. Niet alle dorpen hebben altijd een dorpsbelangenorganisatie gehad. In het verleden bestonden dorpsbelangenorganisaties in de gemeente Bergen meestal uit een selecte groep mensen die voor hun eigen belang opkwamen en zaken die zich voordeden ad-hoc gingen oplossen. 5.1.2 Aanleiding tot verandering en het begin van het ontwikkelingsproces In 2004 is de gemeente Bergen gestart met interactief besturen. De aanleiding tot verandering kwam doordat inwoners vragen stelden en wensen bekend maakten aan de gemeente Bergen. Hierop anticipeerde de gemeente door bij haar zelf na te gaan of zij niet een andere methodiek moest gaan gebruiken voor het contact met de inwoners van de dorpen. 5.1.3 Doelstelling van de gemeente met het dorpenbeleid Als doel heeft de gemeente Bergen voor ogen dat inwoners zelf mee zullen gaan denken over de ontwikkeling van hun dorp en directe leefomgeving. Ook wil de gemeente Bergen haar communicatie naar de burgers toe verbeteren. Tevens werd nadruk gelegd dat elk dorp een dorpsbelangenorganisatie moet gaan hebben. 5.1.4 Dorpsbelangenorganisaties in de gemeente Bergen In de gemeente Bergen hebben alle zeven dorpen een dorpsbelangenorganisatie opgericht. De dorpsbelangenorganisaties zijn het aanspreekpunt voor de gemeentelijke overheid in de dorpen. In het dorp Afferden is de dorpsbelangenorganisatie opgericht in 1983. Het dorp Well is een dorp wat niet altijd een dorpsbelangenorganisatie heeft gehad. In het dorp Well is een dorpsbelangenorganisatie ontstaan in de tijd dat een groep inwoners zich hadden ingezet voor de realisatie van een multifunctionele accommodatie in het dorp. De dorpsbelangenorganisatie houdt zich ook bezig met de uitvoering van projecten die voortkomen uit de dorpsontwikkelingsplannen en niet alleen met de realisatie van de multifunctionele accommodatie in het dorp. 5.1.5 Dorpsontwikkelingsplannen Elk dorp kreeg vanuit de gemeente Bergen de opdracht om een dorpsontwikkelingsplan te schrijven. Het college van de gemeente Bergen is in een dorpenronde – met het thema leefbaarheid - bij alle dorpen in de gemeente langs geweest om uitleg te geven over het maken dorpsontwikkelingsplannen. In het boekwerk ‘Samen aan de slag’ heeft de gemeente alle dorpsontwikkelingsplannen van de dorpen bij elkaar gevoegd. Schematisch worden daarin alle voorgestelde projecten van de dorpen weergegeven per thema. Daarbij heeft de gemeente elk voorgesteld project voorzien van een reactie. Het maken van een dorpsontwikkelingsplan was en is geen verplichting voor de dorpsbelangenorganisaties. Het schrijven van dorpsontwikkelingsplannen is door de gemeente Bergen gestimuleerd, waarbij de contactfunctionaris als intermediair fungeerde tussen de gemeente en dorp. De welzijnsorganisatie Synthese was ingeschakeld na een aanbestedingsprocedure voor integraal wijk- en dorpsbeheer, om het proces betreffende de dorpsontwikkelingsplannen te begeleiden. De gemeente vindt het prettig dat in elke dorp van de gemeente Bergen een dorpsontwikkelingsplan is gemaakt. ‘Dorpsontwikkelingsplannen zijn unieke producten en elk dorp heeft haar eigen methodiek gebruikt en de plannen zijn realistisch in de uitvoering’, aldus de contactambtenaar van de gemeente Bergen (Bijlage A, pagina 1). Dorpsbelangenorganisatie Well is van mening dat wanneer gepraat wordt over leefbaarheid ‘je niet ontkomt aan een dorpsontwikkelingsplan’ (Bijlage A, pagina 10).
20 Het versterken van de leefbaarheid in dorpen. Succesfactoren van het interactieproces tussen gemeenten en dorpsbelangenorganisaties
5.1.6 Opbouw en onderdelen van het dorpenbeleid Het dorpenbeleid in de gemeente Bergen bestaat uit een aantal onderdelen. Hieronder zijn deze onderdelen beschreven. 5.1.6.1 Afsprakenverband tussen de gemeente Bergen en dorpsbelangenorganisaties Elke twee jaar wordt een convenant getekend tussen een dorpsbelangenorganisatie en de gemeente. Het document kent vier hoofdlijnen: wat de gemeente nastreeft; de verhouding tussen de gemeente en dorpsbelangenorganisatie; functie van de dorpsbelangenorganisatie in het dorp; en de ondersteuning door de gemeente. Aan het convenant is een prioriteitenlijst van tien projecten toegevoegd welke de gemeente en desbetreffende dorpsbelangenorganisatie voor die twee jaar belangrijk vinden om aan te gaan werken in het dorp. 5.1.6.1.1 Participatieniveau dorpsbelangenorganisaties In de gemeente Bergen heeft de dorpsbelangenorganisatie de functie om advies te geven. Voorbeelden waarbij de dorpsbelangenorganisaties vraagstukken van de gemeente ontvangen zijn bijvoorbeeld: de ontwikkeling van bestemmingsplan, bouwplannen en ruimtelijke ontwikkelingsplannen. Dit gebeurt volgens de gemeente in het beginstadium waarbij de gedachten van de gemeente en dorpsbelangenorganisaties met elkaar worden besproken. Bij bouwplannen is de hier bovengenoemde lijn moeilijk te hanteren omdat het beginstadium gaat over kopen van land en daar wil de gemeente Bergen zo weinig mogelijk ruchtbaarheid aan geven, dit in verband met het oplopen van landprijzen. 5.1.6.1.2 Contactmomenten De gemeente Bergen organiseert contactmomenten tussen de gemeente en dorpsbelangenorganisaties. Elk jaar komen de besturen van de dorpsbelangenorganisaties en het college en betrokken ambtenaren twee tot driemaal bij elkaar om te praten over de voortgang en actuele zaken in de dorpen. Iedere twee jaar bezoekt het college elk dorp. Tijdens deze bijeenkomsten vindt een inleiding plaats over een onderwerp, er is ruimte voor discussies en het dorp mag vragen stellen aan het college. 5.1.6.2 Financiële middelen Het beleid van de gemeente Bergen wordt ondersteund door financiële middelen. Elk jaar wordt in de begroting opgenomen dat dorpsbelangenorganisaties vijftienhonderd euro aan organisatievergoeding ontvangen. Daarbij ontvangen de dorpsbelangenorganisaties vijfendertighonderd euro aan projectgeld per jaar voor kleinschalige projecten in het dorp. Dorpsbelangenorganisatie mogen het projectgeld vrij besteden, maar er moet wel verantwoording voor worden afgelegd. Daarbovenop heeft de gemeente Bergen in 2009 een krediet ter beschikking gesteld van driehonderdvijftig duizend euro waarmee de dorpsontwikkelingsplannen de uitvoer van projecten mee worden gefinancierd. Het is niet door de gemeente vastgelegd of wanneer het krediet volledig besteed is, de gemeente wederom een krediet beschikbaar stelt voor het beleid. 5.1.6.3 Personele ondersteuning De gemeente Bergen heeft een contactambtenaar aangesteld. Hij is het aanspreekpunt voor de dorpsbelangenorganisaties in de gemeente Bergen. De contactambtenaar werkt 20 uur als coördinator leefbaarheid en daarnaast voor 16 uur als projectmanager aan leefbaarheidsprojecten. Onderdelen van het dorpenbeleid zijn binnen de gemeente Bergen onderverdeeld bij de burgemeester en één wethouder. 5.1.7 Succesfactoren volgens de gemeente Bergen Volgens de contactambtenaar van de gemeente Bergen hebben de volgende factoren bijgedragen tot het succes van het dorpenbeleid: • • • • • • •
Intensief in gesprek zijn met dorpsbelangenorganisaties Dorpsbelangenorganisaties serieus nemen Dorpsbelangenorganisaties in vroeg stadium betrekken Dorpsbelangenorganisaties deelgenoten maken Dorpsbelangenorganisaties zelf dingen laten ontwikkelen Dorpsbelangenorganisaties krachtig maken Dorpsbelangenorganisaties als gesprekspartners aanzien
21 Het versterken van de leefbaarheid in dorpen. Succesfactoren van het interactieproces tussen gemeenten en dorpsbelangenorganisaties
5.1.8 Ervaringen van de gemeente Bergen en de dorpsbelangenorganisaties De gemeente Bergen zegt dat het proces van een aantal jaren ervoor gezorgd heeft dat anno 2010 interactief gewerkt wordt met de dorpen. Daarbij vindt de gemeente dat het managen van verwachtingen van de betrokken partijen een belangrijke factor is in het realiseren van interactief besturen. Als de gemeente een dorp iets vraagt dan creëer je verwachtingen. Dorpsbelangenorganisaties zijn, volgens de gemeente, actiever gaan functioneren. De gemeente Bergen is van mening dat de relatie tussen de gemeente en de dorpsbelangenorganisaties is veranderd na de invoering van het dorpenbeleid. De gemeente en de dorpsbelangenorganisaties zijn elkaars gesprekspartners geworden en de dorpsbelangenorganisaties fungeren als vraagbaak voor de gemeente. En bovenal dat de communicatie en samenwerking tussen de gemeente en de dorpsbelangenorganisaties is verbeterd, nu het gestructureerd is doordat het is vastgelegd in een convenant. De geïnterviewde dorpsbelangenorganisaties bekrachtigen dit door te zeggen dat de houding van de gemeente ten opzichte van hen beter is geworden namelijk door dat zij merken dat zij worden gerespecteerd, erkend en herkend worden door de gemeente. De gemeente Bergen doet veel informatie op tijdens alle gesprekken die jaarlijks tussen de gemeente en dorpsbelangenorganisaties plaatsvinden en neemt dit mee in haar eigen organisatieontwikkelingen. Een kritiekpunt van de gemeente Bergen naar zichzelf toe is dat het ambtelijk apparaat gelijk mee had moeten worden getrokken in het proces van interactief werken met de dorpen. De dorpsbelangenorganisatie Well ziet zichzelf als spin in het web tussen de inwoners van het dorp en de gemeente Bergen. In de ogen van de gemeente Bergen worden de dorpsbelangenorganisaties meestal gezien als intermediair tussen dorp en de gemeente, maar er zijn uitzonderingen. 5.1.9 Het ideaalbeeld De huidige situatie in de gemeente Bergen voldoet voor de gemeente aan haar ideaalbeeld. Echter, volgens de mening van de contactambtenaar, zou het een verbetering kunnen zijn wanneer dorpsbelangenorganisaties administratieve ondersteuning krijgen. Verval van de huidige aanpak van het dorpenbeleid in de gemeente zou kunnen plaatsvinden wanneer: de gemeenteraad niet akkoord gaat met plannen vanuit de dorpen; het financieel niet meer haalbaar is; de gemeente Bergen niet aan een reële vraag kan voldoen of er te weinig inzet is van de inwoners van de dorpen.
5.2 Gemeente Steenwijkerland 5.2.1 Een kijk in het verleden Voordat de gemeentelijke herindeling in 2001 plaatsvond met de gemeenten Brederwiede, IJsselham en Steenwijk, hadden zij al vormen ontwikkeld om met dorpsbelangenorganisaties om te gaan. In de gemeente Steenwijk was een stuurgroep kleine kernen actief. Deze stuurgroep was een gesprekspartner van de gemeente en werd aangestuurd door een welzijnsorganisatie. Een andere vorm vond plaats in de gemeente Brederwiede. Elke dorpsbelangenorganisatie in die gemeente had een contactpersoon binnen de gemeente. De rol van contactpersoon binnen de gemeente werd vervuld door de leidinggevenden van afdelingen. 5.2.2 Aanleiding tot verandering en het begin van het ontwikkelingsproces De gemeente Steenwijkerland heeft na de gemeentelijke herindeling in 2002 een dorpenbeleid ontwikkeld en ingevoerd. De volgende twee pijlers hebben bijgedragen aan de ontwikkeling van het dorpenbeleid. Ten eerste is de herindeling aanleiding geweest. De gemeente Steenwijkerland wilde door middel van het beleid mensen aan de nieuwe gemeente binden. In de aanloop naar de herindeling toe waren de meningen van dorpsbewoners over de herindeling verdeeld. De gemeente Steenwijkerland heeft met het beleid willen voorkomen dat dorpsbewoners gaan zeggen dat alles naar de hoofdkern Steenwijk gaat. De nieuwe gemeente was ook groter geworden waarbij de afstand tussen burger en bestuur ook groter werd. Ten tweede is de maatschappelijke ontwikkeling aanleiding geweest tot het dorpenbeleid. Deze maatschappelijke ontwikkeling houdt in dat een gemeente niet meer alles zelf kan oplossen. De verantwoordelijkheid moest ook bij de burgers neer worden gelegd namelijk dat de gemeente niet alles voor hen kon gaan oplossen. 5.2.3 Doelstelling van de gemeente met het dorpenbeleid Als doel van het dorpenbeleid heeft de gemeente Steenwijkerland voor ogen de relatie tussen dorpsbelangenorganisaties en de gemeente te versterken. Tevens wil de gemeente de dorpsbelangenorganisaties in sterkere posities brengen en haar als partner beschouwen. 5.2.4 Dorpsbelangenorganisaties in de gemeente Steenwijkerland Reeds een lange tijd zijn in de gemeente Steenwijkerland al dorpsbelangenorganisaties actief. 22 Het versterken van de leefbaarheid in dorpen. Succesfactoren van het interactieproces tussen gemeenten en dorpsbelangenorganisaties
Bijvoorbeeld, de dorpsbelangenorganisatie in Steenwijkerwold dateert al vanaf 1954. Het dorpenbeleid is nadrukkelijk toegespitst op het hebben van dorpsbelangenorganisaties in de gemeente en hen aan te zien als partner. Dorpsbelangenorganisaties Scheerwolde en Steenwijkerwold zijn, samen met de andere dorpsbelangenorganisaties, door de gemeente meegenomen in het proces betreffende de invoering van het dorpenbeleid. Beide dorpsbelangenorganisaties hebben doelen voor ogen die zij willen gaan realiseren. Deze doelen zijn specifiek voor hun eigen dorp. In het dorp Scheerwolde heeft de dorpsbelangenorganisatie een doel voor zichzelf gesteld om ervoor te zorgen dat het dorp weer leefbaar wordt. De redenen voor hen waren als volgt: de sociale cohesie was, volgens de dorpsbelangenorganisatie Scheerwolde, zo goed als weg. Het dorp was aan het doodbloeden omdat niets nieuws werd gebouwd. Daarbij was het bestuur van de dorpsbelangenorganisatie in Scheerwolde vastgeroest en bracht het weinig vernieuwing in en naar het dorp. Het had verfrissing nodig omdat het bestuur al een lange tijd uit dezelfde mensen bestond. Een vernieuwd dorpsbelangenorganisatiebestuur is aan de slag gegaan om het doel – het dorp moet weer leefbaar worden – te realiseren. In het dorp Steenwijkerwold heeft het bestuur van de dorpsbelangenorganisatie als prioriteit gesteld om meer activiteiten in het dorp te gaan organiseren. Dorpsbelangenorganisatie Steenwijkerwold is van mening dat door het organiseren van meer activiteiten in het dorp meer betrokkenheid van de mensen in het dorp wordt verwezenlijkt. 5.2.5 Dorpsontwikkelingsplannen In de periode 2001-2006 heeft de gemeente Steenwijkerland een Leefbaarheidsmakelaar parttime in functie gehad. De leefbaarheidsmakelaar ondersteunde de dorpen in de periode van 2001-2006 bij het maken van de dorpsontwikkelingsplannen. In die periode is heeft de gemeente dorpsbelangenorganisaties gestimuleerd om dorpsontwikkelingsplannen te maken. De verdwijning van de leefbaarheidsmakelaar in 2006 is gekomen doordat de gemeente vindt dat dorpen en wijken zelf hun dorp- of wijkontwikkelingsplan moeten maken. Het achteroverleunen van dorpsbelangenorganisaties in het proces van het maken van dorp- en wijkontwikkelingsplannen moet worden ontweken. Dorpen en wijken kunnen aanvraag doen bij de gemeente voor ondersteuning in het maken van dorpsontwikkelingsplannen. Tevens heeft de gemeente Steenwijkerland geld beschikbaar gesteld voor dorpen en wijken voor het maken van dorp- of wijkontwikkelingsplannen. De contactambtenaren van de gemeente Steenwijkerland vinden dat het bevorderen van de leefbaarheid kan door het maken van dorpsontwikkelingsplannen. De dorpsbelangenorganisaties Scheerwolde en Steenwijkerwold hebben beide, door het initiatief van de gemeente Steenwijkerland, een dorpsontwikkelingsplan gemaakt. ‘Het dorpsontwikkelingsplan heeft bijgedragen aan het activisme in het dorp’, vindt de dorpsbelangenorganisatie Steenwijkerwold (bijlage A, pagina 24). 5.2.6 Opbouw en onderdelen van het dorpenbeleid Het dorpenbeleid in de gemeente Steenwijkerland bestaat uit een aantal onderdelen. Hieronder zijn deze onderdelen beschreven. 5.2.6.1 Afsprakenverband Tussen de dorpsbelangenorganisaties en de gemeente Steenwijkerland zijn afspraken gemaakt over de communicatie naar elkaar toe, de taakverdeling en welke posities beide partijen innemen. Dat is vastgelegd in een communicatieprotocol. Vier hoofdlijnen omschrijven het communicatieprotocol: gestructureerd beheren van verwachtingen over en weer; participatieniveau dorpsbelangenorganisaties; taakverdeling tussen gemeente en dorpsbelangenorganisaties; spelregels tussen beide partijen. De gemeente is van mening dat een dorp of wijk snel moet worden betrokken bij de ontwikkeling van een project, het liefst in het stadium dat het idee gaat ontstaan. “Er is niets zo dodelijk als er eens een sjofel staat in de straat en plaatselijk belang weet niet wat er aan de hand is,” aldus de contactambtenaren van de gemeente Steenwijkerland (Bijlage A, pagina 13). 5.2.6.1.1 Participatieniveau dorpsbelangenorganisaties In het communicatieprotocol is ook vastgelegd in welk mate dorpsbelangenorganisaties mee mogen participeren. De gemeente Steenwijkerland heeft de mate van participatie verdeeld in drie lagen namelijk mee-ontwerpen, meepraten en informeren. De gemeente vindt dat niet alles met dorpsbelangenorganisaties kan worden besproken bijvoorbeeld landelijke wetgeving zoals de invoering van de wet maatschappelijke ondersteuning. 5.2.6.1.2 Contactmomenten De gemeente Steenwijkerland organiseert contactmomenten tussen de gemeente en 23 Het versterken van de leefbaarheid in dorpen. Succesfactoren van het interactieproces tussen gemeenten en dorpsbelangenorganisaties
dorpsbelangenorganisaties. Deze contactmomenten zijn door de gemeente niet vastgelegd in het afsprakenverband die zij hebben met de dorpsbelangenorganisaties. Sinds de invoering van het dorpenbeleid wordt tweemaal per jaar een informatieavond georganiseerd voor alle besturen van de dorpsbelangenorganisaties. Hierbij zijn de besturen van de dorpsbelangenorganisaties, contactfunctionarissen en het college aanwezig. Dorpsbelangenorganisatie Scheerwolde vertelt dat zij de informatieavond voor kernen en wijken heel belangrijk vindt. Naast de inhoud van de informatieavonden zegt de dorpsbelangenorganisatie Scheerwolde dat zij daardoor de andere dorpsbelangenorganisaties en het college leert kennen. Eén keer per vier jaar komt het college op bezoek bij alle dorpsbelangenorganisaties. Vanaf 2006 vindt ook elk jaar een voorzittersoverleg plaats. Tijdens het voorzittersoverleg zijn de voorzitters van de dorpsbelangenorganisaties, het college, de contactfunctionarissen en de direct betrokken ambtenaren aanwezig. 5.2.6.2 Workshopavond voor nieuwe bestuursleden Voor nieuwe bestuursleden van de dorpsbelangenorganisaties geeft de gemeente Steenwijkerland een workshopavond. Tijdens de workshopavond geeft de gemeente uitleg en informatie met betrekking tot het dorpenbeleid. De gemeente organiseert deze workshopavonden omdat zij belang heeft bij goed functionerende dorpsbelangenorganisaties. 5.2.6.3 Financiële middelen In 2006 – vier jaar na de invoering van het beleid – zijn structureel middelen in de begroting opgenomen die het dorpenbeleid ondersteunen. Elk jaar is een bedrag van honderdvijftigduizend euro begroot voor het dorpenbeleid dat doormiddel van verdeelsleutels naar de kernen en wijken gaan. De verdeelsleutels zijn kernengeld en ondersteuningsgeld. Het kernengeld is opgesplitst in koppengeld en organisatiegeld. Koppengeld wordt aan elke wijk en dorp uitgekeerd. Een dorp of wijk krijgt voor elke inwoner twee euro. Het koppengeld waar elk dorp en wijk recht op heeft, is in beheer van de gemeente Steenwijkerland. Dorpsbelangenorganisaties hebben de mogelijkheid om het koppengeld te sparen of in het vooruit op te nemen. Elke dorpsbelangenorganisatie krijgt van de gemeente Steenwijkerland dertienhonderd euro per jaar om hun eigen organisatie in stand te houden. De gemeente Steenwijkerland heeft door middel van ondersteuningsgeld voor de dorpsbelangenorganisaties geld beschikbaar voor professionele ondersteuning. Het geld hiervoor is voor vijftig procent co-gefinancierd door de provincie Overijssel. Professionele ondersteuning kan worden aangevraagd door de belangenorganisaties van de kernen en wijken in de gemeente. De gemeente Steenwijkerland beschikt ook nog over een reservepot voor de kernen en wijken waarmee projecten worden gefinancierd. In de reservepot zit geld dat in de afgelopen jaren niet is besteed maar wel beschikbaar blijft. De gemeente Steenwijkerland financiert de projecten in haar gemeente deels met eigen geld en deels met geld van het Oranje Fonds, het Europese subsidieprogramma Leader+ of het Investeringsbudget Landelijk Gebied. Dorpsbelangenorganisatie Steenwijkerwold heeft tijdens realisatie van projecten te maken gehad met subsidieaanvragen. De dorpsbelangenorganisatie Steenwijkerwold was zich niet bewust van het extra werk dat het meebrengt. Het proces om de subsidie te krijgen kost namelijk veel tijd en de dorpsbelangenorganisatie vindt het een grote verantwoordelijkheid. In de toekomst wil de dorpsbelangenorganisatie in Steenwijkerwold graag subsidieprojecten, maar dan zou de aanvraag voor subsidie moeten worden uitbesteed. Daarnaast stelt de gemeente Steenwijkerland elke twee jaar tweehonderd- tot tweehonderdvijftigduizend euro beschikbaar voor de uitvoering van de dorpenmatrix. De dorpenmatrix houdt in de dat de gemeente Steenwijkerland in een cyclus van vier jaar ongeveer zestig projecten vanuit de kernen en wijken probeert te financieren. Het opnemen van projecten in de dorpenmatrix gebeurd na overleg tussen de gemeente en dorpsbelangenorganisaties. 5.2.6.4 Personele ondersteuning De gemeente Steenwijkerland heeft twee contactambtenaren aangesteld. De contactambtenaren zijn het aanspreekpunt voor de dorpen en wijken. Eén contactambtenaar is fulltime aangesteld en de andere voor 0,75 FTE en doet daarnaast nog griffiewerkzaamheden. De functie van de contactambtenaar in de gemeente is gericht op communicatie en anderzijds gericht op de bevordering van leefbaarheid in de gemeente. In het ambtelijk apparaat van de gemeente hebben de contactambtenaren een bijzondere positie, zij staan namelijk los van de organisatiestructuur. Na de gemeentelijke herindeling heeft de gemeente Steenwijkerland iemand van het college specifiek aangesteld om op het dorpenbeleid toe te zien. Sinds 2006 heeft een wethouder de portefeuille kernen en wijken in beheer, daarvoor was het in het beheer van de burgemeester. De gemeente Steenwijkerland vindt dat, door de aanstelling van een wethouder kernen en wijken, het laat zien dat zij het beleid serieus neemt. Tevens zijn alle vier de wethouders van de gemeente Steenwijkerland
24 Het versterken van de leefbaarheid in dorpen. Succesfactoren van het interactieproces tussen gemeenten en dorpsbelangenorganisaties
contactpersoon voor een aantal dorpen en wijken in de gemeente. Een contactwethouder is het bestuurlijk aanspreekpunt voor een dorp of wijk. 5.2.7 Succesfactoren volgens de gemeente Steenwijkerland Volgens de wethouder en de contactambtenaren van de gemeente Steenwijkerland hebben de volgende factoren bijgedragen tot het succes van het dorpenbeleid: • • • • • • •
Dorpsbelangenorganisaties serieus nemen Dorpsbelangenorganisaties als gelijkwaardige gesprekspartner beschouwen Een portefeuillehouder Kernen- en Wijkenbeleid Contactwethouders Contactfunctionarissen Financiële middelen voor de dorpsbelangenorganisaties Goede relatie tussen gemeente en dorpsbelangenorganisaties (duidelijke communicatiestructuur)
5.2.8 Ervaringen van de gemeente Steenwijkerland en de dorpsbelangenorganisaties De gemeente Steenwijkerland geeft aan dat zij nog steeds in een proces zitten met de dorpsbelangenorganisaties maar dat zij al een eind op weg zijn. In het begin was het, volgens de gemeente Steenwijkerland, voornamelijk een periode om vertrouwen te krijgen tussen de nieuwe overheid/gemeente Steenwijkerland en de wijken en kernen. De wethouder van de gemeente Steenwijkerland vertelt dat dorpsbelangenorganisaties niet zullen worden gemotiveerd wanneer ze gevraagd zijn om energie steken in het maken van een plan waar de gemeente vervolgens niets mee gaat doen (Bijlage A, p. 20). De gemeente vindt zij aanwezig is voor de burger en moet luisteren naar de bevolking en waar het kan hen zoveel mogelijk tegemoet komen. De gemeente Steenwijkerland merkt dat wanneer zij ‘nee’ moet verkopen tegen de dorpsbelangenorganisaties en dat goed kan onderbouwen, het wordt geaccepteerd. Dit wordt beaamd door de dorpsbelangenorganisatie Steenwijkerwold, zij vindt dat de gemeente Steenwijkerland een goede onderbouwing geeft als iets niet kan worden gerealiseerd. De dorpsbelangenorganisatie in Scheerwolde ervaart dat de gemeente Steenwijkerland oprecht in hen is geïnteresseerd en serieus omgaat met wat de dorpsbelangenorganisatie bij de gemeente aankaart. 5.2.9 Het ideaalbeeld Op de vraag aan de gemeente Steenwijkeland of de huidige situatie hun ideaalbeeld is wordt geantwoord dat de huidige situatie voldoet aan hun ideaalbeeld is maar dat het een proces is en blijft. Een verandering van de huidige situatie zou kunnen zijn dat dorpsbelangenorganisaties zelf verantwoordelijkheid gaan krijgen. Dat hangt echter af van de spanwijdte van een dorp en dat is per dorp verschillend. Het zou per dorp maatwerk worden als dit gebeurd in de toekomst. In de toekomst kan het lastig gaan worden met het dorpenbeleid als het budget van het dorpenbeleid afneemt. Een tweede reden voor het verslechteren van het dorpenbeleid zou kunnen zijn als de bestuurlijke dekking minder wordt.
5.3 Gemeente Winsum 5.3.1 Een kijk in het verleden In 1990 zijn de gemeenten Adorp, Baflo en Ezinge gefuseerd met de gemeente Winsum. De gemeente Winsum stelt zelf in 2005 aan de orde dat ‘Het lijkt er op dat de gemeente dezelfde problemen heeft ten opzichte van de burgers als in het begin van de jaren negentig. De afstand tussen de burger en de politiek/ het bestuur is (te) groot, waardoor het voor de burgers soms aan helderheid en betrokkenheid ontbreekt. Voor de gemeente heeft dit als negatieve consequentie dat op het moment dat ze de burgers nodig heeft, zij hen niet altijd evengoed weet te bereiken en mee weet te krijgen.’ (Gemeente Winsum, 2005) 5.3.2 Aanleiding tot verandering en het begin van het ontwikkelingsproces In het begin van 2005 heeft de gemeente Winsum de notitie ‘Vernieuwingsimpuls communicatie met burgers’ geschreven. De notitie is ontstaan nadat de gemeente Winsum merkte dat het contact met de dorpen was vastgelopen. De commissie Bestuurlijke Vernieuwing werd door de gemeenteraad ingesteld om het toenmalige dorpenbeleid te analyseren.
25 Het versterken van de leefbaarheid in dorpen. Succesfactoren van het interactieproces tussen gemeenten en dorpsbelangenorganisaties
5.3.3 Doelstelling van de gemeente Met verschillende middelen wil de gemeente Winsum de communicatie tussen de gemeente en burgers verbeteren. 5.3.4 Dorpsbelangenorganisaties in de gemeente Winsum De dorpsbelangenorganisaties in de gemeente Winsum zijn voor de gemeente gesprekspartner aangaande dorpszaken. De gemeente Winsum telt negen dorpsbelangenorganisaties die gezamenlijk veertien dorpen vertegenwoordigen. De dorpsbelangenorganisatie Den Andel is al een aantal jaren bezig met het schrijven van een dorpsontwikkelingsplan. In het verleden is een toekomstvisie gemaakt maar het document is door de gemeenteraad van Winsum niet geaccordeerd. Met de gemeente Winsum zijn zij in een pilot opnieuw gestart met het ontwikkelen van een dorpsontwikkelingsplan. De herindeling gaf aanleiding tot de oprichting van de dorpsbelangenorganisatie Sauwerd/Wetsinge om in de heringedeelde gemeente op te komen voor de belangen van de dorpen Sauwerd en Groot- en Klein Wetsinge. De dorpsbelangenorganisatie Sauwerd/Wetsinge wil ervoor zorgen dat de dorpen leefbaarheid blijven. 5.3.5 Dorpsontwikkelingsplannen Beide dorpen, Den Andel en Sauwerd/Wetsinge, hebben een dorpontwikkelingsplan geschreven. Het dorp Den Andel heeft in pilot van de gemeente Winsum, met de gemeente een dorpsontwikkelingsplan gemaakt in 2010. De projectgroep Toekomstvisie Den Andel stond los van dorpsbelangenorganisatie maar bevatte wel een vertegenwoordiger van de dorpsbelangenorganisatie. Dorpsbelangenorganisatie Sauwerd/Wetsinge heeft op eigen initiatief in 2005 een dorpsontwikkelingsplan geschreven met ondersteuning van Vereniging Groninger Dorpen. De achterliggende gedachte om het dorpsontwikkelingsplan te schrijven was mede omdat volgens de dorpsbelangenorganisatie de gemeente Winsum weinig aandacht besteedde aan het dorp. Dorpontwikkelingsplannen in de gemeente Winsum worden gezien als dorpsvisies. De gemeente Winsum herkent drie soorten dorpsvisies. Ten eerste door de gemeente gerealiseerde plannen namelijk bestemmingsplannen en structuurvisie. Ten tweede een tussenvorm waarin de gemeente samen met een dorp een dorpsvisie maakt zoals in Den Andel. Ten derde een dorpsvisie die het dorp zelf heeft gerealiseerd zoals in Sauwerd/Wetsinge. Daarbij is het gewenste projectenlijstje ter kennisgeving voor de gemeente Winsum en wordt meegenomen in beleidsontwikkeling op verschillende terreinen. Type twee en drie worden niet door de gemeenteraad vastgelegd. 5.3.6 Opbouw en onderdelen van het dorpenbeleid Het dorpenbeleid in de gemeente Winsum bestaat uit een aantal onderdelen. Hieronder zijn deze onderdelen beschreven. 5.3.6.1 Afsprakenkader In 2008 zijn de dorpsbelangenorganisaties en de gemeente Winsum een afsprakenkader overeengekomen. Het afsprakenkader omvat de volgende onderwerpen; doel afsprakenkader; afspraken op het gebied van communicatie en participatieniveau; contact en overleg momenten; en gemeentelijke financiële ondersteuning. Vroeger werden tussen dorpsbelangenorganisaties en gemeenten convenanten gesloten. In hetzelfde document is vastgelegd hoe beide partijen met elkaar omgaan en beschouwen. Dorpsbelangenorganisaties worden door de gemeente gezien als middel om met het dorp te communiceren, maar het is geen voorwaarde om met dorpen te communiceren. 5.3.6.1.1 Participatieniveau dorpsbelangenorganisaties In de gemeente Winsum zijn de dorpsbelangenorganisaties adviesorganen. De gemeente schrijft in het afsprakenkader dat de gemeente Winsum kan besluiten om de dorpsbelangenorganisaties te vragen mee te laten participeren in een projectgroep dan wel klankbordgroep. Ook worden de dorpsbelangenorganisaties geïnformeerd over beleid, maar direct meebeslissen in beleidsvorming is niet van toepassing, aldus de gemeente Winsum. 5.3.6.1.2 Contactmomenten De gemeente Winsum wil dorpskernbezoeken meer gaan benutten door klachten over beheer en onderhoud niet te bespreken tijdens een bezoek van de gemeente aan de dorpen, maar bijvoorbeeld over de ontwikkeling van de wet maatschappelijke ondersteuning, woningbouw of onderwijs. Dorpskernbezoeken vinden plaats door het college en de gemeenteraad. Het college van burgemeester en wethouders brengt periodiek een bezoek aan de verschillende dorpskernen in Winsum. In de notitie ‘Vernieuwingsimpuls communicatie met burgers’ is opgenomen dat de gemeenteraad van de gemeente Winsum, in het kader van het dualisme waarbij de taken van het 26 Het versterken van de leefbaarheid in dorpen. Succesfactoren van het interactieproces tussen gemeenten en dorpsbelangenorganisaties
college en gemeenteraad zijn gescheiden, een rol heeft gekregen in het organiseren van de dorpskernbezoeken. Voor de dorpskernbezoeken door de gemeenteraad worden de dorpen uit de gemeente Winsum per vijf geclusterd. De delegatie-overleggen tussen de besturen van de dorpsbelangenorganisaties en de gemeente zijn voortgezet, waarbij nadruk werd gelegd dat dorpsbelangenorganisaties als autochtone gesprekspartners moeten worden beschouwd. 5.3.6.2 Financiële middelen Elke dorpsbelangenorganisatie in de gemeente Winsum krijgt een organisatievergoeding welke gerelateerd is aan het inwonersaantal van het desbetreffende dorp. In het verleden was een budget ‘projectensubsidies dorpsbelangenvereniging’ aanwezig, maar dit is te komen vervallen. In de notitie wordt geschreven dat in het verleden het budget niet veel werd aangesproken, wat niet simpelweg wil zeggen dat deze subsidies niet nodig waren. 5.3.6.3 Personele ondersteuning Een jaar na de aangenomen notitie heeft de gemeente Winsum een dorpencoördinator aangesteld. De dorpencoördinator fungeert als aanspreekpunt voor de dorpsbelangenorganisaties en andere (vrijwilligers-) organisaties in de dorpen binnen de gemeente Winsum. De dorpencoördinator speelt vragen van de dorpsbelangenorganisatie door naar het ambtelijk apparaat of naar de wethouder. 5.3.7 Succesfactoren volgens de gemeente Winsum Volgens de contactambtenaar van de gemeente Winsum hebben de volgende factoren bijgedragen tot het succes van het dorpenbeleid: • • • •
Goed luisteren naar de burgers Draai nergens om heen Wees duidelijk ook als de boodschap niet positief is Houdt het simpel
5.3.8 Ervaringen van de gemeente Winsum en de dorpsbelangenorganisaties De gemeente Winsum is van mening dat de verhoudingen tussen de dorpsbelangenorganisaties en de gemeente weer goed zijn. ‘In het begin was het veel werk om relaties op te bouwen en knelpunten weg te nemen,’ aldus de dorpencoördinator van de gemeente Winsum. Dorpsbelangenorganisaties Sauwerd/Wetsinge en Den Andel hebben tijdens het interview aangegeven dat de gemeente Winsum het delegatieoverleg een aantal keer niet heeft georganiseerd of op het laatste moment een delegatieoverleg niet door liet gaan (Bijlage A, pagina 33 en 39). De gemeente Winsum heeft jaren geleden gezegd zij bottom-up-beleid zou gaan voeren maar de dorpsbelangenorganisatie Den Andel vindt dat het niet zichtbaar is geweest in het proces met het dorpsontwikkelingsplan. De gemeente Winsum is in het pilot, om in Den Andel een dorpsontwikkelingsplan te realiseren, met een aantal vooropgezette ideeën begonnen. Dorpsbelangenorganisatie Den Andel is van mening dat het geen bottom-up benadering vindt. Dorpsbelangenorganisatie Sauwerd/Wetsinge krijgt de indruk dat de gemeente Winsum nog steeds moeite heeft met het afsprakenkader, en wel om gegevens uit te wisselen. 5.3.9 Het ideaalbeeld In de huidige situatie is de prioriteit het in stand houden van het afsprakenkader. Het is een proces dat de gemeente Winsum wil blijven continueren. In de komende tijd wil de gemeente Winsum gerichter bekijken hoe burgers en niet alleen dorpsbelangenorganisaties kunnen worden betrokken bij geïntegreerde beleidsontwikkeling.
27 Het versterken van de leefbaarheid in dorpen. Succesfactoren van het interactieproces tussen gemeenten en dorpsbelangenorganisaties
6. Vergelijking van het dorpenbeleid in de drie gemeenten, een analyse De analyse geeft een overzicht van belangrijke overeenkomsten en verschillen in de uitvoering van het dorpenbeleid door de gemeenten en dorpsbelangenorganisaties en voornamelijk tijdens de ontwikkeling. Om de drie gemeenten te analyseren is gebruik gemaakt van een eigen ontworpen model, Het Proces-Analyse Model. Uitleg over het model is te lezen in het hoofdstuk ‘Inhoudelijke oriëntatie’. De vergelijking is gebaseerd op de data verzameld tot aan het najaar van 2010. Situatie 1 van het Proces-Analyse Model is periode voorjaar en zomer 2010.
6.1 Aanleiding tot verandering en het begin van het ontwikkelingsproces Het dorpenbeleid is door de drie gemeenten elk op eigen initiatief ontworpen. De aanleiding om een dorpenbeleid op te zetten en uit te voeren zijn in de drie gemeenten verschillend. De aanleidingen van de gemeenten Steenwijkerland en Winsum om een beleid op te zetten komt voort uit hun eigen wil en wensen. Daartegenover heeft de gemeente Bergen het beleid opgezet naar aanleiding van vragen en wensen van de burgers. Gesproken kan worden van benadering die is opgelegd (top-down) en een benadering die komt vanuit de dorpen zelf (bottom-up).
6.2 Doelstelling van de gemeente met het dorpenbeleid De doelstellingen van de drie gemeenten aangaande het opzetten van het dorpenbeleid zijn verschillend van elkaar. Wel zijn alle doelstellingen in lijn met de aanleidingen van het opzetten van een dorpenbeleid. Onduidelijk is of in de doelstellingen – waarbij de aanleiding vanuit de gemeente kwam – ook de wensen van de dorpen worden gerepresenteerd. De gemeente Bergen heeft in haar doelstelling de wens van de inwoners vertaald naar dat bewoners zelf mee moeten gaan denken over de ontwikkeling van hun eigen dorp en directe leefomgeving. In het hoofdstuk ‘Inhoudelijke oriëntatie’ is een definitie geschreven voor het dorpenbeleid. De doelstellingen van de drie gemeenten zijn niet allen volledig in lijn met de geschreven definitie. De gemeenten Winsum en Steenwijkerland richten zich op het aspect communicatie en relatie. Ook wil de gemeente Steenwijkerland de dorpsbelangenorganisaties in sterkere posities brengen. Tevens geven de gemeenten Bergen en Steenwijkerland haar dorpsbelangenorganisaties ruimte en middelen om initiatieven te realiseren. Alvorens in te gaan op de opbouw en onderdelen van het dorpenbeleid bespreken we eerst de dorpsontwikkelingsplannen in de drie gemeenten.
6.3 Dorpsontwikkelingsplannen in de drie gemeenten De dorpsontwikkelingsplannen hebben in de drie gemeenten een verschillende functie betreffende het dorpenbeleid. De gemeenten Bergen en Steenwijkerland gebruiken de dorpsontwikkelingsplannen als input om met de dorpsbelangenorganisaties af te spreken welke projecten (aangaande de uitvoering van het dorpenbeleid) in de dorpen worden gerealiseerd. Alle dorpen in de gemeente Bergen en een meerderheid van de dorpen in gemeente Steenwijkerland hebben een eigen geschreven dorpsontwikkelingsplan. Het schrijven van de dorpsontwikkelingsplannen is door beide gemeenten gestimuleerd, maar is niet een verplichting voor een dorp om betrokken te zijn bij de uitvoering van het dorpenbeleid. Daarentegen, in de gemeente Winsum heeft de meerderheid van de dorpen geen zelf ontwikkelde dorpsontwikkelingsplan. De gemeente Winsum classificeert drie soorten benaderingen voor het schrijven van plannen voor een dorp. Ten eerste: bestemmingsplannen en structuurvisies geschreven door de gemeente. Ten tweede, een tussenvorm: de gemeente schrijft samen met een dorp een dorpsvisie. En als derde vorm: het plan is enkel door het dorp zelf geschreven. In geen van de gemeenten worden de dorpsontwikkelingsplannen als geheel door de gemeenteraad vastgesteld. Echter kunnen de lijsten met projecten door een gemeenteraad worden vastgesteld. Het dorpsontwikkelingsplan is voor gemeenten een methode om inzicht te krijgen in de wensen van de bewoners. De gemeente Winsum benut deze mogelijkheid niet omdat in de gemeente weinig dorpsontwikkelingsplannen zijn gemaakt door de dorpen zelf. Voor de dorpen en daarbij ook voor de dorpsbelangenorganisaties zijn dorpsontwikkelingsplannen een hulpmiddel om collectief aan te kunnen geven wat de wensen zijn van een dorp. In Winsum hebben de dorpen Sauwerd en Den Andel een plan voor het dorp. Het dorp Sauwerd heeft deze op geheel eigen initiatief ontwikkeld. In
28 Het versterken van de leefbaarheid in dorpen. Succesfactoren van het interactieproces tussen gemeenten en dorpsbelangenorganisaties
Den Andel is samen met de gemeente een dorpsontwikkelingsplan geschreven. De andere dorpen kennen geen plan voor het dorp in de classificatie twee of drie.
6.4 Opbouw en onderdelen van het dorpenbeleid Het dorpenbeleid in de drie gemeenten kent veel overeenkomsten. De verschillen per gemeente zijn zichtbaar in de aanpak en invulling van de verschillende onderdelen uit het dorpenbeleid. De onderdelen die overeenkomen in het dorpenbeleid in de drie gemeenten zijn een afsprakenkader, financiële middelen en personele ondersteuning.
6.4.1 Afsprakenkader tussen gemeente en dorpsbelangenorganisaties De drie gemeenten hebben een afsprakenkader ontwikkeld met betrekking tot de omgang tussen de gemeente en dorpsbelangenorganisaties wat betreft het dorpenbeleid. Hieronder worden onderdelen van het afsprakenkader beschreven. 6.4.1.1 Participatieniveau dorpsbelangenorganisaties De drie gemeenten geven de dorpsbelangenorganisaties de ruimte om advies te geven. Als enige gemeente laat gemeente Steenwijkerland een driedeling zien in het participatieniveau betreffende reguliere beïnvloedingsmogelijkheden, namelijk mee-ontwerpen, meepraten en informeren. Over landelijke wetgeving wordt niet gesproken met de dorpsbelangenorganisaties. Deze driedeling is deels terug te zien in de gemeente Bergen maar zij beschrijft het niet expliciet in het afsprakenkader. Dorpsbelangenorganisaties in de gemeente Bergen worden geïnformeerd of gevraagd advies of een standpunt te geven over de ontwikkeling van bestemmingsplannen, bouwplannen en ruimtelijke ontwikkelingsplannen. In de gemeente Winsum worden dorpsbelangenorganisaties gevraagd om mee te participeren in een projectgroep of klankbordgroep en zij worden geïnformeerd over beleidsontwikkeling. 6.4.1.2Contactmomenten Contactmomenten zijn momenten waarop de gemeente en dorpsbelangenorganisaties met elkaar overleg plegen. Er zijn verschillende variaties in de contactmomenten zichtbaar namelijk: voorzitters van de dorpsbelangenorganisaties in overleg met de gemeente, besturen van dorpsbelangenorganisaties in overleg met de gemeente, dorpsbezoeken door het college en of de gemeenteraad, een workshop voor nieuwe bestuursleden en daarnaast het reguliere overleg tussen een contactambtenaar en dorpsbelangenorganisatie. De gemeente Bergen schrijft in het afsprakenkader dat het college minimaal eenmaal per jaar met dorpsbelangenorganisaties overlegt. De gemeente Steenwijkerland heeft ook contactmomenten met de dorpsbelangenorganisaties, maar dat is niet omschreven of vastgelegd in het afsprakenkader. De gemeente Winsum heeft haar contactmomenten uitgebreid omschreven in het afsprakenkader. De dorpsbelangenorganisaties in de gemeente Winsum zijn ontevreden over het nakomen van de afspraken aangaande contactmomenten die de gemeente met hen heeft gemaakt. De dorpsbelangenorganisaties in de gemeenten Bergen en Steenwijkerland spreken daarentegen hun tevredenheid uit over de contactmomenten die plaatsvinden tussen beide partijen. Daarover kunt u meer lezen in de tekst onder het kopje ‘succesfactoren’. Hieronder geeft een tabel een overzicht van de contactmomenten tussen gemeente en dorpsbelangenorganisaties per gemeente.
29 Het versterken van de leefbaarheid in dorpen. Succesfactoren van het interactieproces tussen gemeenten en dorpsbelangenorganisaties
Tabel 7 Contactmomenten tussen gemeente en dorpsbelangenorganisaties
6.4.2 Financiële middelen De drie gemeenten hebben financiële middelen beschikbaar gesteld om het dorpenbeleid te ondersteunen. Overeenkomst is dat alle drie gemeenten organisatievergoeding geven aan de dorpsbelangenorganisaties. De mate van de organisatievergoeding is per gemeente verschillend. Verschillen tussen de gemeenten komen naar voren in de beschikbaarheid van financiën om projecten die voortkomen uit het dorpenbeleid te financieren. De gemeente Winsum heeft naast de organisatievergoeding voor de dorpsbelangenorganisaties geen andere financiële middelen beschikbaar gesteld om het dorpenbeleid te ondersteunen. De raad van de gemeente Bergen heeft een krediet beschikbaar gesteld om projecten mee te financieren. De gemeente Steenwijkerland heeft in haar begroting opgenomen dat geld beschikbaar is voor het realiseren van projecten en het financieren van professionele ondersteuning voor de dorpsbelangenorganisaties. De dorpsbelangenorganisaties in de drie gemeenten weten van de aanwezigheid van financiële middelen die ter beschikking zijn gesteld. In de gemeente Winsum zijn geen financiële middelen beschikbaar gesteld voor de realisatie van projecten maar de gemeente Winsum kent ook geen projectenlijst zoals in de andere twee gemeenten. Een reactie van de dorpsbelangenorganisatie Sauwerd/Wetsinge: “Het is denk ik ook wel moeilijk voor het gemeentelijk bestuur om al het gejank 30 Het versterken van de leefbaarheid in dorpen. Succesfactoren van het interactieproces tussen gemeenten en dorpsbelangenorganisaties
en gezeur van die dorpsverengingen aan te horen. Want ze hebben allemaal wat te zeuren en alles kost geld. (…) Anders sterft zo’n dorp uit. Waar een wil is, is een weg. Ook politiek gezien. Het antwoord, er is geen geld is te makkelijk’ (Bijlage A, p.35).
6.4.3 Personele ondersteuning De personele ondersteuning in de drie gemeenten aangaande het dorpenbeleid wordt verricht door een contactambtenaar. In de gemeente Steenwijkerland zijn twee contactambtenaren aangesteld. De contactambtenaren hebben in alle drie de gemeenten als functie zaken vanuit de gemeente te coördineren en aanspreekpunt te zijn voor de dorpsbelangenorganisaties. De contactambtenaren hebben in de gemeenten wel neventaken naast contactambtenaar zijn. De gemeente Bergen heeft een contactambtenaar aangesteld welke deels werkt als projectmanager leefbaarheidsprojecten. De gemeente Steenwijkerland heeft twee contactambtenaren in dienst waarvan één ook deels griffiewerkzaamheden verricht. De gemeente Winsum heeft een beleidsmedewerker die deels contactambtenaar is voor de dorpen. Het schema hieronder geeft weer hoeveel uur een contactambtenaar gemiddeld werkzaam is per dorpsbelangenorganisaties in desbetreffende gemeente per jaar. In de drie gemeenten hebben
Tabel 8 Contactambtenaar werkzaam per dorpsbelangenorganisatie per gemeente
In vergelijking met de gemeente Winsum hebben de gemeenten in Bergen en Steenwijkerland meer uren te besteden aan de dorpen en hun dorpsbelangenorganisaties. Echter is hierbij op te merken dat het gemiddeld aantal inwoners in de gemeente Winsum per dorp aanzienlijk lager is dan in de andere twee gemeenten. In de gemeente Steenwijkerland wonen per dorp gemiddeld 70% meer inwoners dan in Winsum. Het verschil tussen het gemiddelde inwonersaantal van Winsum en Bergen is zelfs 92,9%. Om een beeld te schetsen is gemiddeld aantal uur contactambtenaar per dorpsbelangenorganisatie en gemiddeld aantal uur contactambtenaar per 1000 inwoners per jaar uitgerekend. Het gemiddeld aantal uur contactambtenaar per dorpsbelangenorganisatie ligt in de gemeente Bergen het hoogst, maar zij hebben ook het laagste aantal dorpsbelangenorganisaties dan de andere twee gemeenten. Het gemiddeld aantal uur contactambtenaar per 1000 inwoners per jaar is in de gemeente Steenwijkerland het hoogst terwijl de gemeente meer dan het dubbele aantal inwoners heeft dan de andere twee gemeenten. Tussen de gemeente Steenwijkerland (hoogst gemiddelde) en de gemeente Winsum (laagst gemiddelde) is een verschil van 21uur te noteren. De contactambtenaar heeft in de gemeente Steenwijkerland 21uur meer te besteden per 1000 inwoners per jaar dan de contactambtenaar in de gemeente Winsum. 31 Het versterken van de leefbaarheid in dorpen. Succesfactoren van het interactieproces tussen gemeenten en dorpsbelangenorganisaties
Onduidelijk is of het hebben van een projectenlijst, zoals in de gemeenten Bergen en Steenwijkerland, invloed heeft op het aantal uur waarvoor een contactambtenaar is aangesteld. De gemeente Winsum kent geen projectenlijst. In de gemeente Bergen wordt het dorpenbeleid onderverdeeld bij de burgemeester (portefeuille houder dorpsraden) en één wethouder (portefeuillehouder leefbaarheid). De gemeente Steenwijkerland heeft één wethouder in het college verantwoordelijk gesteld voor het dorpenbeleid door hem portefeuillehouder kernen en wijken te benoemen. Tevens zijn alle wethouders in de gemeente Steenwijkerland contactwethouder voor een aantal kernen en wijken in de gemeente. De gemeente Winsum kent geen specifieke portefeuillehouder voor het dorpenbeleid maar het beleid valt onder de portefeuille maatschappelijk ondersteuning.
6.5 Succesfactoren Vanuit de onderzoeksvraag is binnen de case studies gezocht naar succesfactoren van het dorpenbeleid. De drie gemeenten zeggen dat de factoren bijdragen tot het succes van het dorpenbeleid. Hieronder zijn een aantal genoemd. In het hoofdstuk ‘Beschrijving van de drie gemeenten’ worden alle succesfactoren genoemd. De gemeente Bergen noemt de onder andere volgende factoren: de dorpsbelangenorganisaties als gesprekspartner worden aangezien, de dorpsbelangenorganisaties serieus worden genomen en dat zij met elkaar intensief in gesprek zijn. De dorpsbelangenorganisatie in Well vertelt in het interview dat zij merken dat de gemeente hen serieus neemt: ‘We worden herkend en erkend door de gemeente’ (Bijlage A, pagina 10). De dorpsbelangenorganisatie in Afferden vindt dat zeker in de laatste jaren de houding van de gemeente ten opzichte van de dorpsbelangenorganisaties beter is geworden (Bijlage A, pagina 8). De gemeente Steenwijkerland vindt dat onder andere financiële middelen, de contactambtenaren en het hebben van een goede communicatiestructuur bijdragen tot het een goede uitvoering van het dorpenbeleid. De dorpsbelangenorganisatie in Steenwijkerwold vindt het prettig dat de gemeente hun als serieuze gesprekspartner ziet. En ‘ook de wijze waarop de gemeente communiceert, doen ze goed’(Bijlage A, pagina 25). Alleen ziet zij toch graag meer maatwerk van de gemeente tot het verkrijgen van organisatievergoeding (Bijlage A, pagina 25). De dorpsbelangenorganisatie in Scheerwolde zegt: ‘De contactambtenaren spreek je heel gemakkelijk aan’(Bijlage A, pagina 28) en ‘de gemeente Steenwijkerland, de wethouders die er zitten, die hebben het op dit moment zo goed in de vingers’ (bijlage A, pagina 29). Goed luisteren en duidelijkheid naar de dorpsbelangenorganisatie, zijn voor de gemeente Winsum belangrijke factoren tijdens de uitvoering van het dorpenbeleid. Alleen de dorpsbelangenorganisaties in Den Andel en Sauwerd laten blijken dat zij niet merken dat de gemeente goed luistert en duidelijk is. De dorpsbelangenorganisatie Sauwerd zegt: ‘Ze willen best hoor, geen enkel probleem, maar het gebeurt niet. En of de zaak wel zo gestructureerd in Winsum loopt als die moet lopen, daar heb ik toch wel grote twijfels bij’ (Bijlage A, pagina 35). ‘De gemeente is er eigenlijk voor het dorp en wat je ziet is dat je enorm moet trekken, duwen en sleuren om überhaupt iets helder te krijgen en laat staat iets geregeld krijgt. Terwijl eigenlijk de gemeente ervoor de burger moet zijn’, aldus de dorpsbelangenorganisatie Den Andel (Bijlage A, pagina 39).
32 Het versterken van de leefbaarheid in dorpen. Succesfactoren van het interactieproces tussen gemeenten en dorpsbelangenorganisaties
7. Conclusies In dit hoofdstuk worden de onderzoeksvragen beantwoord aan de hand van de hoofdstukken ‘Het dorpenbeleid in de drie gemeenten’ en ‘Vergelijking van het dorpenbeleid in de drie gemeenten, een analyse’. In het hoofdstuk ‘Aanbevelingen’ wordt ingegaan op aspecten die in de conclusies naar voren zijn gekomen. De doelstelling van het onderzoek was: De succesfactoren van het interactieproces tussen gemeentelijke overheid en dorpsbelangenorganisaties te identificeren die bijdragen tot de versterking van de leefbaarheid in de dorpen in Nederland. Alvorens in te gaan op de hoofdvraag die geformuleerd is vanuit de doelstelling, worden eerst de drie deelvragen beantwoord. De samenwerkingsvorm in de drie gemeenten met de dorpsbelangenorganisaties is middels het gebruik van een dorpenbeleid. Aan het dorpenbeleid worden in de drie gemeenten verschillende invullingen gegeven, maar ook de interpretatie door de gemeentelijke overheden van het dorpenbeleid zijn niet eenzelfde. Dit komt het sterkst naar voren in het beleidsonderdeel financiële middelen en het gebruik maken van input uit de dorpsontwikkelingsplannen. De aanleiding tot verandering komt voort uit de wil van de gemeentelijke overheid (top-down benadering) of vanuit de wensen van de burgers (bottom-up benadering). Het verschil in de aanleiding tot verandering heeft in het onderzoek geen verschillen in resultaat opgeleverd. Dit betekent dat beide partijen (gemeentelijke overheid en dorpsbelangenorganisaties) het initiatief kunnen nemen tot verandering. Opmerkelijk is dat in de doelstellingen van het dorpenbeleid een tweedeling is van beide partijen. Vanuit de gemeenten zijn de doelstellingen van het dorpenbeleid zeer specifiek gericht op de relatie en contacten met het dorp en daarbij de dorpsbelangenorganisaties. Terwijl de dorpsbelangenorganisaties juist als doel heeft om (projectmatig) dingen in het dorp te willen verbeteren. Gemeenten zijn vatbaarder voor het argument relatie met inwoners, afstemming en interactie en niet zo zeer voor het aspect leefbaarheid verbeteren. En dorpen zijn veel meer vatbaarder voor het argument van projecten uitvoeren en dorpsverbeteringen. Het dorpenbeleid is voor beide partijen een goede uitkomst maar wel vanuit andere vertrekpunten. De ervaringen van het interactieproces tussen gemeentelijke overheid en dorpsbelangenorganisaties is per gemeente verschillend. De drie gemeenten zijn tevreden over de gang van zaken van het dorpenbeleid maar benoemen dat het een proces is en dat het een proces blijft. In het onderzoek zijn per gemeente twee dorpsbelangenorganisaties geïnterviewd en dat is te weinig om hun ervaringen als vertegenwoordiging te zien van alle dorpsbelangenorganisaties in desbetreffende gemeenten. Echter kenmerkt het zich wel dat in de gemeenten Bergen en Steenwijkerland de dorpsbelangenorganisaties positief zijn aangaande het dorpenbeleid en samenwerking met de gemeente. In de gemeente Winsum zijn de dorpsbelangenorganisatie minder positief gestemd over de gemeentelijke overheid en de uitvoering van het dorpenbeleid. De dorpsbelangenorganisatie in Scheerwolde (Gemeente Steenwijkerland) zegt: ‘De gemeente Steenwijkerland, de wethouders die er zitten, die hebben het op dit moment zo goed in de vingers’ (bijlage A, pagina 29). ‘De gemeente is er eigenlijk voor het dorp en wat je ziet is dat je enorm moet trekken, duwen en sleuren om überhaupt iets helder te krijgen en laat staat iets geregeld krijgt. Terwijl eigenlijk de gemeente ervoor de burger moet zijn’, aldus de dorpsbelangenorganisatie Den Andel(Gemeente Winsum) (Bijlage A, pagina 39).
33 Het versterken van de leefbaarheid in dorpen. Succesfactoren van het interactieproces tussen gemeenten en dorpsbelangenorganisaties
In de drie gemeenten in het onderzoek dragen factoren van de interactieprocessen tussen de gemeentelijke overheid en dorpsbelangenorganisaties bij tot de versterking van de leefbaarheid in de dorpen. Deze factoren van het interactieproces zijn: • • • •
Afsprakenkader tussen gemeente en dorpsbelangenorganisaties Financiële middelen Personele ondersteuning Dorpsontwikkelingsplannen
De eerste drie factoren omvatten de opbouw van het dorpenbeleid in de drie gemeenten zoals te zien is in de drie gemeenten in het onderzoek. De hoofdvraag van het onderzoek was: Wat zijn aangaande het versterken van de leefbaarheid in de dorpen in Nederland, de succesfactoren van het interactieproces tussen gemeentelijke overheid en dorpsbelangenorganisaties? Het dorpenbeleid is voor de gemeenten en dorpsbelangenorganisaties een manier om aan de slag te gaan in de dorpen. De doelstellingen voor beide partijen zijn verschillend. Het dorpenbeleid is de manier om die doelstellingen te bereiken. Voor de gemeenten is de doelstelling voornamelijk om de relatie te verbeteren met de dorpen en voor de dorpsbelangenorganisatie het voor elkaar krijgen dat projecten worden gerealiseerd in de dorpen. En daarbij worden de dorpsontwikkelingsplannen als input gebruikt om af te spreken welke projecten in de dorpen worden gerealiseerd. Succesfactoren van het interactieproces tussen gemeentelijke overheid en dorpsbelangenorganisaties aangaande het versterken van de leefbaarheid in de dorpen in Nederland gaan dieper dan enkel de factoren die omschreven zijn in de beantwoording van de derde deelvraag. Zij hebben ook weinig te maken met de inhoud van plannen. De succesfactoren van het interactieproces tussen gemeentelijke overheid en dorpsbelangenorganisaties zijn: Afsprakenkader tussen gemeente en dorpsbelangenorganisaties Het dorpenbeleid krijgt inhoud door het hebben van een afsprakenkader. Een afsprakenkader zorgt ervoor dat beide partijen rechten en plichten hebben, maar het realiseert niet gelijkwaardige bevoegdheid. Met een afsprakenkader komen beide partijen op één lijn met elkaar en werken op één lijn aan het dorpenbeleid. Om de gelijkwaardigheid van beide partijen in het dorpenbeleid te realiseren moet duidelijkheid worden gecreëerd in de volgende zaken: •
De posities
Heldere posities van beide partijen zorgt ervoor dat gemeente en dorpsbelangenorganisaties van elkaar weten wat ze te bieden hebben en wat de wensen zijn. ‘Het is heel prettig dat gemeente ons als serieuze gesprekpartners ziet. Serieus,’ aldus dorpsbelangenorganisaties Steenwijkerwold (Gemeente Steenwijkerland) (Bijlage A, p.25). •
De mogelijkheden, afspraken en regels
Het duidelijk voor ogen hebben en afspreken wat de mogelijkheden zijn voor beide partijen in het dorpenbeleid zal een sterke verstandhouding teweegbrengen. Juist het nakomen van gemaakte (heldere) afspraken (bijvoorbeeld de contactmomenten tussen elkaar, en afspraken gemaakt tijdens projecten) tussen beide partijen zal bijdragen aan de sterke verstandhouding. 34 Het versterken van de leefbaarheid in dorpen. Succesfactoren van het interactieproces tussen gemeenten en dorpsbelangenorganisaties
‘De gemeente is er eigenlijk voor het dorp en wat je ziet is dat je enorm moet trekken, duwen en sleuren om überhaupt iets helder te krijgen en laat staat iets geregeld krijgt. Terwijl eigenlijk de gemeente ervoor de burger moet zijn’, aldus de dorpsbelangenorganisatie Den Andel(Gemeente Winsum) (Bijlage A, pagina 39). •
Projecten
De gemeenten moeten beseffen dat wanneer zijn de relatie met de dorpen wil verbeteren binnen het afsprakenkader invulling moet worden gegeven hoe om wordt gegaan met initiatieven en projecten vanuit de dorpen. De invulling die hieraan wordt gegeven richt zich op de realisatie van de initiatieven en projecten, waar uit ontstaan de projecten (bijvoorbeeld door het schrijven van dorpsontwikkelingsplannen) en de omgang met elkaar in het wel of niet toezeggen van het realiseren van projecten. ‘Als je dat doet dan schep je ook verwachtingen bij de dorpen. Dorp gaat iets maken en dan verwachten ze ook van de gemeente dat daar wat mee gaat doen’ aldus contactambtenaar gemeente Bergen (Bijlage A, p. 2).
Financiële middelen De beschikbaarheid van financiële middelen zorgt ervoor dat projecten in de dorpen kunnen worden gerealiseerd. Het ontstaan van projecten komt voort uit de wensen van het dorp tijdens het interactieproces en daar moet je mee aan de slag kunnen. Worden deze financiële middelen niet beschikbaar gesteld dan wordt de doelstelling van de dorpen niet behaald. Het domino-effect daarop is dat het dorpenbeleid niet succesvol is. Ook moeten gemeenten organisatievergoeding geven voor de dorpsbelangenorganisaties. Met dit geld worden de dorpsbelangenorganisaties ondersteund in hun werkzaamheden ten behoeve van het dorpenbeleid. Personele ondersteuning Het dorpenbeleid moet ondersteund worden door een contactambtenaar. Door het hebben van een contactambtenaar wordt het beleid ondersteund en krijgt het beleid aanspreekbaarheid in de gemeente voor het ambtelijk apparaat en de dorpsbelangenorganisaties.
35 Het versterken van de leefbaarheid in dorpen. Succesfactoren van het interactieproces tussen gemeenten en dorpsbelangenorganisaties
8. Aanbevelingen Het project ‘Rivierenland in eigen hand’ van de VKK Gelderland zou haar initiatieven aangaande de invoering van het dorpenbeleid moeten onderbouwen de succesfactoren die in het onderzoek naar voren zijn gekomen. Tevens kan de VKK Gelderland de gemeenten waar al een dorpenbeleid aanwezig is adviseren over de succesfactoren welke in dit onderzoek naar voren zijn gekomen. Leefbaarheid heeft vanuit beide partijen (de gemeente en de dorpsbelangenorganisaties) een ander perspectief. Leefbaarheid in de dorpen kun je alleen verhogen als inwoners weten wat ze willen. En daarom is belangrijk dat een dorp haar eigen wensen op papier kan zetten. Een dorpsontwikkelingsplan leent zich daar goed voor mits het functie heeft gekregen binnen het afsprakenkader. Dorpsontwikkelingsplannen zijn voor de dorpen en daarbij ook voor de dorpsbelangenorganisaties een hulpmiddel om collectief aan te kunnen geven wat de wensen zijn van een dorp. Het dorpsontwikkelingsplan is de input waarover beide partijen kunnen overleggen over de wensen van het dorp. Het afsprakenkader tussen gemeente en dorpsbelangenorganisaties moet gezamenlijk worden overeengekomen. Het hebben van een afsprakenkader, maar nog meer het nakomen van een afsprakenkader zorgt ervoor dat geen frictie ontstaat tussen gemeente en dorpsbelangenorganisaties. Tijdens het onderzoek is het naar voren gekomen dat dorpsbelangenorganisaties accepteren wanneer een gemeente goed uit kan leggen waarom iets niet gerealiseerd kan worden. Financiële middelen zijn uiterst belangrijk om het dorpenbeleid inhoud te geven. Wanneer vanuit de dorpen gevraagd wordt om met initiatieven te komen is het belangrijk dat de gemeente middelen en ruimte creëert om de initiatieven te realiseren. Daarbij is van belang dat dorpsbelangenorganisaties een organisatievergoeding krijgen om financieel ondersteund te worden in de werkzaamheden die zijn uitvoert. Hierbij moet gedacht worden aan het ondersteunen van kosten die gemaakt worden om de organisatie draaiende te houden. De aanwezigheid/beschikbaarheid van financiële toezeggingen is belangrijk om dorpsbelangenorganisaties zekerheid te geven hun inspanningen. De gemeente zal eigen geld beschikbaar moeten stellen en ook kan gebruik gemaakt worden van Leader+ gelden, Het Oranje Fonds of van het Investeringsbudget Landelijk Gebied. De contactambtenaar fungeert als intermediair tussen de dorpsbelangenorganisaties en de gemeentelijke overheid. De contactambtenaar moet binnen het ambtelijk apparaat de mogelijkheden hebben om besluiten te nemen. Het hebben van één verantwoordelijke in het college (portefeuillehouder dorpenbeleid en dorpsontwikkelingsplannen) zorgt voor het goed toezien op het beleid en het gebruik van de financiële middelen die door de gemeentelijke overheid beschikbaar zijn gesteld. Deze persoon is bestuurlijke aanspreekpunt voor de dorpsbelangenorganisaties. Het doen slagen van het dorpenbeleid en de dorpsontwikkelingsplannen hangt af of beide partijen op één lijn komen tijdens het proces van de invoering en deze behouden tijdens het continuerend proces aangaande de uitvoering van het dorpenbeleid. En daarbij de dorpsontwikkelingsplannen als input gebruiken om af te spreken welke projecten in de dorpen worden gerealiseerd. Wanneer het leidt tot het initiatief om een dorpenbeleid op te gaan zetten moet gekeken worden naar de invulling en aanpak van het beleid. Dus, wat zijn de rollen van beide partijen in het geheel en wat zijn elkaars verwachtingen tijdens de verschillende momenten in het ontwikkelingsproces en uitvoeringsproces van het dorpenbeleid. Ook moet worden besproken wat het doel is van het dorpenbeleid.
36 Het versterken van de leefbaarheid in dorpen. Succesfactoren van het interactieproces tussen gemeenten en dorpsbelangenorganisaties
Summary In this chapter main parts of the thesis report are translated into English. Introduction of the research The organisation Vereniging Kleine Kernen (VKK) Gelderland want to stimulate with the project `Rivierenland in own hand’ inhabitants to improve by themselves the quality of life their village. This project has started in 2008, and is in association with Koninklijke Nederlandsche Heidemaatschappij (KNHM), Plattelands Jongeren Gelderland (PJG) and Hogeschool Van Hall Larenstein (VHL). To improve matters in the village by inhabitants themselves are according to the VKK Gelderland own responsibility and active approach needed. In the project attention is given towards an open attitude of the municipal government, appointments concerning cooperation between municipal government and inhabitants and reciprocal communication, and setting up a village policy. The project of the VKK Gelderland depends on the participation of inhabitants and municipal government to improve the quality of life of villages. A village-association is considered by the VKK Gelderland as a cooperation of inhabitant with which own responsibility and active approach are made possible. Inhabitants are with a villageassociation according to the VKK Gelderland able to work by themselves in improving the quality of life in villages. Dutch municipalities are familiar with setting up and implementations of village policy. Setting up the village policy can be a step forward in reinforcing the quality of life in Dutch villages. The VKK Gelderland knows municipalities, in and outside the province Gelderland, with a village policy. Problem definition However, for the VKK Gelderland is it unclear how the village policy in the municipalities in other provinces is being experienced because they are not working in other provinces. The VKK Gelderland wants to learn of other provinces and for them unknown municipalities. With the knowledge that can be acquired from municipalities in other provinces the VKK Gelderland can reinforce its project `Rivierenland in own hand’ to draw lessons from the setting-up and execution of the village policy in other parts of the Netherlands. Not only the VKK Gelderland can draw lessons from it, also other interested. Research objective The objective of this research is to identify success factors of the interaction process between municipal government and village-associations, which contribute to the reinforcement of the quality of life in villages in the Netherlands. Research questions Main question • What are concerning reinforcing the quality of life in villages in the Netherlands, the success factors of the interaction process between municipal government and villageassociations? Sub questions
37 Het versterken van de leefbaarheid in dorpen. Succesfactoren van het interactieproces tussen gemeenten en dorpsbelangenorganisaties
• Which types of cooperation between the municipal government and village-associations, with goal of reinforcing the quality of life exist in villages? • What is the experience of the interaction processes between the municipal government and village-associations? • Which factors of the interaction processes between municipal government and villageassociations contribute to the reinforcement of the quality of life in villages? Research Methodology The research method is qualitative research. Qualitative research is divided in two trends (Boeije e.a., 2005). This research has been based on using the interpretative variant of the qualitative research, as it happens, by use of case studies to obtain insight in the interaction processes between municipal governments and village-associations. Research steps The next diagram reflects the steps of the research.
Content orientation The content orientation is the basis of the research. The content orientation exists from an exploration to gather knowledge concerning the different subjects of this research such as quality of life, participation by municipal government and inhabitants of villages, village policy, interaction and success factors. Besides the term-exploration, a model has been created to give a reproduction of the development process in which the municipal government and village-associations passthrough together. The model has been created especially for this research and relies on experience and insight of the research worker and her supervision during the research. The model is commented in the chapter `content orientation’. With the model the interviews has been encoded and as a guiding principle the model has been used for analysing the development processes within the three municipalities. The Process analysis model gives a reproduction of how the process between municipal government and rural importance organisations goes. Situation 0 is the start point of the process whereupon is looked at. After that, the development process between the municipal government and village-associations. During the development a number steps can be identified. These are called Cause, Aim, Result and Procedure. With reason it is discussed what the reason was of starting the development. Aim reflects on the objective to change. By Result it is looked at the methods and agreements which are made. And Procedure explains how part Result went. Afterwards is looked at the current situation and appointed with situation 1. Council, governing board and civil servants show how the municipal government has been split up.
38 Het versterken van de leefbaarheid in dorpen. Succesfactoren van het interactieproces tussen gemeenten en dorpsbelangenorganisaties
Case study selection After a procedure three municipalities in the Netherlands have been selected to take part in the research as case study. In every municipality two village-associations have been approached to take part in the research. Selecting the three municipalities has taken place in consultation between the coordinator of Landelijke Vereniging Kleine Kernen (LVKK). All coordinators of the provincial VKK’s have been approached to bring up municipalities in accordance with the criteria: that the municipality carries out a village policy for a minimum of 2 years or does not have a village policy. These criteria are necessary because in the research it is looked at the setting-up and execution of the village policy. A municipality must experience it to talk about it. Six provincial coordinators, from the provinces, Zeeland, Limburg, Gelderland, Overijssel, Groningen and Noord-Holland have reacted to the question to bring up suitable cases. After contacting the provincial coordinators by e-mail and telephone conversations case studies have been chosen in the provinces Groningen, Overijssel and Limburg. The researcher believes that doing research in three different provinces a gives a broader picture concerning interaction processes in the Netherlands than when chosen for three different municipalities in one province. Below in the table an overview has been given of case studies.
39 Het versterken van de leefbaarheid in dorpen. Succesfactoren van het interactieproces tussen gemeenten en dorpsbelangenorganisaties
Data collection Data have been collected by holding interviews at the municipal government, villageassociations and provincial VKK’s in spring and summer of 2010. In the research inhabitants are represented by the village-associations. During interviewing with the villageassociations has been spoken with two board members. The interviews held with the persons who are indirectly involved in the interaction process between the municipal government and village-associations help for the support of the research. During interviewing an interview technique has been used; semi structured interview. Characterising for this interview technique is that there is space to ask question occurs suddenly. As a guiding principle during the interview, a checklist with subjects has been used. This technique is used to be able to hold informal conversations with the interviewees (Boeije e.a., 2005). Data processing All the interviews are recorded with a voice-recorder and have been converted in a text file. In the municipality Winsum the interview with the civil servant has not been recorded with a voice-recorder. The text file of the interview with the civil servant of the municipality Winsum has been written from notes. All text files have been systematically analysed with the process-analysis model and processed into an Excel Sheet by encoding. In the encoding system an extra process step has been added which in the model it has not been described: evaluation. See the appendix for the Excel Sheet. At every municipality has been looked at the interaction process between the municipal government and the village-associations. A description in Dutch, which gives a reproduction of the municipal government in association with the village-associations concerning the village policy, has been written. Limitations of the research The next subparagraph describes limitation of and during this research. The outcomes of the interview are a random indication in a continuous process between municipal government and village-associations. This could have influences on the outcomes of the interviews because interviews are based on opinions and experiences of the interviewees on a certain moment. The researcher has tried to stay objective during the research but cannot exclude that opinions, feelings and experiences have been interpreted incorrectly or have been comprehensively reflected. During the research at every municipal government it has not been spoken with persons in the same function. Because of this in the municipality Winsum has been spoken with less people in function than in the other two municipalities. Only in the municipality Bergen has been spoken with a deputy director. 40 Het versterken van de leefbaarheid in dorpen. Succesfactoren van het interactieproces tussen gemeenten en dorpsbelangenorganisaties
The group of interviewees by each municipality is only a small representation of the whole municipality. Conclusion In this part will be given answer to the research questions by means of the chapters 5 and 6. The next part of this chapter, recommendation will be given. The objective of the research was: To identify success factors of the interaction process between municipal government and village-associations, which contribute to the reinforcement of the quality of life in villages in the Netherlands. Before discussing the main question which is formulated from the objective, firstly, the three sub questions are answered. The cooperation in the three municipalities with the village-associations is by means of the use of a village policy. In the three municipalities several interpretations are given but also the interpretation by the municipal governments on the village policy is not the same. Particularly, this strongly comes forward in the policy component financial resources and the use of input from the village development plans. The cause to change originates from the intention of the municipal government (top-down approach) or from the wishes of the citizens (bottom-up approach). The difference in the cause to change has not reproduced differences in the result of the research. This means that both parties (municipal government and village-associations) can take the initiative to change. It is remarkable that in the objectives of village policy a split occurs of both parties. From the municipalities the objective of village policy has been aimed specifically at the relation and contacts with the village and thereby the village-associations. Whereas the village-associations aim is to improve matters (thematic) in their village. Municipalities are open to the arguments, relation with inhabitants, harmonisation and interaction and not particularly for the aspect to increase the quality of life. And villages are much more open to the argument of carrying out projects and village-improvements. The village policy is for both parties a good outcome but with different starting points. The experiences of the interaction process between municipal government and villageassociations are different by each municipality. The three municipalities are satisfied concerning the affairs of the village policy but appoint that it is a process and that it will remain as a process. During the research in the municipalities only two village-associations has been interviewed and that is too little to consider the experiences told as a representation of all village-associations in these municipalities. However it characterises that in the municipalities Bergen and Steenwijkerland the village-associations are positive concerning the village policy and cooperation with the municipality. In the municipality Winsum the village-associations have been spoken less positive concerning the municipal government and the execution of the village policy. Factors of the interaction processes between the municipal government and villageassociations in the three municipalities of the research contribute the reinforcement of the quality of life in the villages. These factors of the interaction process are: • • • •
Framework of agreement between municipality and village-associations Financial resources Staff support Village development plans
41 Het versterken van de leefbaarheid in dorpen. Succesfactoren van het interactieproces tussen gemeenten en dorpsbelangenorganisaties
The first three factors are the structure of the village policy as being learned from the three municipalities The main question of the research was: What are concerning reinforcing the quality of life in villages in the Netherlands, the success factors of the interaction process between municipal government and villageassociations? The village policy is for the municipalities and village-associations a way of to get started in the villages. The objectives for both parties are different. The village policy is the way to reach the objectives. For the municipalities the objective is mainly to improve the relation with the villages and for the village-association it to realising projects in the villages. And thereby the village development plans are used as an input to agree which projects in the villages are realised. Success factors of the interaction process between municipal government and village-associations concerning reinforcing the quality of life in the villages in the Netherlands go deeper than only the factors which are defined in the answer of the third sub question. They have also little to do with the contents of plans. The success factors of the interaction process between municipal government and villageassociations are: Framework of agreement between municipality and village-associations The village policy will receive content by having of framework of agreement. A framework of agreement ensures that both parties have rights and duties, but it does not realise equivalent competence. With framework of agreement both parties come on one line with each other and work on one line on the village policy. To have equivalence of both parties in the village policy clarity must be realised by the following matters: • The positions Clear positions of both parties ensure that municipality and village-associations know from each other what the other offers and what the wishes are. • The possibilities, appointments and rules Clear envision and agree what the possibilities are for both parties in the village policy will bring about a strong understanding. Fulfilling the obligations made between both parties will contribute to the strong understanding (for example the contact moments each other and agreements made during projects). • Projects The municipalities must realise that improving the relation with the villages within the framework of agreement interpretation must be given on initiatives and projects from the villages. The interpretation which is given to this aims at the realisation of the initiatives and projects, where from the projects (for example by writing village development plans) and the companionship with each other in promising or rejection of the realisation of projects that arise. Financial resources The availability of financial resources ensures that projects in the villages can be realised. The projects originate from the wishes of the village during the interaction process and that must be worked out. If these financial resources are not put available then the objective of the villages are not reached. If not, the domino effect appears and then is the village policy will not be successful. Also organisation compensation must be given by the municipalities to the village-associations. With this money the village-associations are supported in their activities. 42 Het versterken van de leefbaarheid in dorpen. Succesfactoren van het interactieproces tussen gemeenten en dorpsbelangenorganisaties
Staff support The village policy must be supported by a civil servant. By having a civil servant the policy is supported and gained accessibility in the municipality for the municipal administration and the village-associations. Recommendation The project `Rivierenland in own hand; of the VKK Gelderland should support its initiatives concerning the setting-up of the village policy with the success factors which have come forward in this research. As well, the VKK Gelderland can give advice to the municipalities with a village policy based on the outcome of this research. Quality of life has a different perspective from both parties (the municipality and the villageassociations). Quality of life in the villages can only be reinforced if inhabitants know what they want. And for this reason is important that a village can put its own wishes on paper. Village development plans will lend for that only if space have been given for it in the framework of agreement. Village development plans are for the villages and thereby also for the village-associations a tool to collectively represent the wishes of a village. The village development plan is the input on which both parties can discuss concerning the wishes of the village. The framework of agreement between municipality and village-associations must be agreed jointly. Having a framework of agreement, and moreover fulfilling the agreements ensures that friction does not occur between municipality and village-associations. During the research it has come forward that village-associations accepts when a municipality can explain if something cannot be realised. Financial resources are extremely important to give content to the village policy. When it is asked from the villages to come with initiatives it is important that the municipality creates resources and space to realise these initiatives. Thereby it is important that villageassociations receive organisation compensation to be financially supported in the activities which they carry out. The presence/availability of financial promises is important to give village-associations certainty of their given efforts. The municipality should put own money available and also can apply for subsidies. The civil servant acts as an intermediary between the village-associations and the municipal government. The civil servant must within the municipal administrative receive the possibilities to take decision. An alderman of the governing board of the municipality should supervise the policy and the use of the financial resources which have been put available by the municipal government. This person is governmental contact person. Succeeding of the village policy and the village development plans depends if both parties come on one line during the process of setting-up and preserve this line during the continuing process concerning the execution of the village policy. And thereby using the village development plans as an input to agree which projects in the villages are being realised. When it leads to the initiative to set up a village policy should be looked at to the interpretation and approach of carrying out the policy. Therefore it should know what the roles are of both parties in whole and what each other's expectations are during the different moments in the development process and execution process of the village policy. Also must be discussed what the aim is of the village policy.
43 Het versterken van de leefbaarheid in dorpen. Succesfactoren van het interactieproces tussen gemeenten en dorpsbelangenorganisaties
Referenties Arnstein, Sherry R. (1969) 'A Ladder Of Citizen Participation', Journal of the American Planning Association, 35: 4, 216 — 224 Bellamy, J., & Brown, A.J.; 2009 ‘Regional governance in rural Australia: An emergent phenomenon of the quest for liveability and sustainability?’ extract from the proceedings of the 53rd annual meeting of the International Society for the systems science. [online] beschikbaar op: http://journals.isss.org/index.php/proceedings53rd/article/viewFile/1289/450 [beoordeeld op 5 november 2009] Boeije, H. ’t Hart, H. en Hox, J., 2009. Onderzoeksmethode. 8e druk. Uitgever: Boom Lemma, Den Haag Centraal Bureau voor de Statistiek, 2009a. Gemeente op maat 2008 Steenwijkerland. [online document] beschikbaar op: http://www.cbs.nl/NR/rdonlyres/6664A82F-19E7-4E03-B796DA7BDDC66A80/0/Steenwijkerland.pdf Beschikbaar via: database http://www.cbsinuwbuurt.nl [beoordeeld op 3 november 2010]. Centraal Bureau voor de Statistiek, 2009b. Gemeente op maat 2008 Bergen (L.). [online document] http://www.cbs.nl/NR/rdonlyres/0D365057-8758-41A4-AFF1-6A43D64F421C/0/BergenL.pdf Beschikbaar via: database http://www.cbsinuwbuurt.nl [beoordeeld op 3 november 2010]. Centraal Bureau voor de Statistiek, 2009c. Gemeente op maat 2008 Winsum. [online document] http://www.cbs.nl/NR/rdonlyres/EE8390D3-39FC-49CE-99BA-4E839DA68B17/0/Winsum.pdf beschikbaar op: database http://www.cbsinuwbuurt.nl [beoordeeld op 9 november 2010]. Gemeente Bergen, 2010a. Bergen in cijfer [online]beschikbaar via: http://www.bergen.nl/index.asp?nmoduleid=2&wgid=6&sc=0&spagetype=21&nPageID=102&nCMSPageType =1 [beoordeeld op 9 november 2010] Gemeente Steenwijkerland, 2010a. Gebiedsprofielen. [online] (update 2 juni 2010) beschikbaar op: http://www.steenwijkerland.nl/Over_Steenwijkerland/Feiten_en_cijfers/Sociale_Atlas_Steenwijkerland/Gebied sprofielen [beoordeeld op 3 november 2010] Gemeente Winsum, 2005. Vernieuwingsimpuls communicatie met burgers. [online] beschikbaar op: http://www.winsum.nl/gemeente/winsum/navigatie.nsf/home!readform&fr=Web/50851BDE65F9C5D7C1257 0050062CB05 [beoordeeld op 10 november 2010] Gemeente Winsum, 2010a. Huis en omgeving. Dorpen. [online] beschikbaar op: http://www.winsum.nl/gemeente/winsum/Navigatie.nsf/home!readform&fl=(SubNavigatie)/004001.htm&fr= Web/35F0CE6F9EB5FAB8C1256F18002CD103 [beoordeeld op 9 november 2010] Howley, P., Scott, M., & Redmond, D.; 2009 ‘Sustainability versus liveability: an investigation of neighbourhood satisfaction’ in Journal of Environmental Planning and Management 52; 6: page 847-864 KNHM, N.D. ‘Wat is leefomgeving’. [online] beschikbaar http://www.knhm.Nl/hoofdmenu/over-knhm/wat-isleefomgeving- [beoordeeld op 2 november 2009] Noll, H.-H; 2002 ‘Towards a European system of social indicators: theoretical framework and system architecture’ in Social Indicators Research 58: page 47-87, 2002. (Kluwer Academic Publishers) P10, N.D. ‘Leefbaarheid op het platteland. 10 vragen over kernenbeleid en leefbaarheid aan de 10 grootste plattelandsgemeenten’. [online document] beschikbaar op: http://www.p10.nl/kennisoverdracht/leefbaarheid_platteland/status__voortgang/reacties_op_de_vragen_kg_leefbaarheid_. aspx [beoordeeld op 05 januari 2010] Pretty, J.N. & R. Chambers (1994). ‘Towards a learning paradigm: new professionalism and institutions for agriculture’. In: I. Scoones & J. Thompson (eds.), Beyond farmer First. Rural people’s Knowledge, Agricultural Research and Extension Practice, 99. 182-202. London: Intermediate Technology Publications. Van Woerkom, C., 2000. Communicatie en interactieve beleidsvorming. 2e druk. Uitgever: Samsom, Alphen aan den Rijn.
44 Het versterken van de leefbaarheid in dorpen. Succesfactoren van het interactieproces tussen gemeenten en dorpsbelangenorganisaties
Bijlage A Excel Sheet Data Bestand ‘Het versterken van de leefbaarheid in dorpen’
45 Het versterken van de leefbaarheid in dorpen. Succesfactoren van het interactieproces tussen gemeenten en dorpsbelangenorganisaties