1 Het Verdrag van Amsterdam in werking Prof. mr. R. Barents Kluwer - Deventer2 DEEL1. HET VERDRAG VAN AMSTERDAM Hoofdstuk 1. Van Maastricht naar Amste...
DEEL1. HET VERDRAG VAN AMSTERDAM Hoofdstuk 1. Van Maastricht naar Amsterdam 1. Inleiding 2. De Europese verdragen 2.1. De vijf Europese verdragen 2.2. Het verdrag van Amsterdam: een eerste karakterisering 3. De inhoud van de verdragen 3.1. De institutionele structuur 3.2. Het beleid 3.3. Het verdrag van Amsterdam: een tweede karakterisering 4. De pijlerstructuur van de Unie 4.1. Drie pijlers 4.2. Het acquis communautaire 4.3. Het verdrag van Amsterdam: een derde karakterisering 5. De politieke en economische context 5.1. De institutionele structuur 5.2. De uitbreiding van de Unie naar het oosten 5.3. Het vrij verkeer van personen 5.4. De economische en monetaire unie 6. Van Maastricht naar Amsterdam en verder 6.1. De wij zigingsprocedure 6.2. D e I G C ' 9 6 7. De inhoud van het Verdrag van Amsterdam 7.1. De eerste versie 7.2. De definitieve versie 8. De goedkeuring in Nederland 8.1. Het verloop van de goedkeuringsprocedure 8.2. De goedkeuringswet 9. De goedkeuring in de overige Lid-Staten 10. Literatuur
Hoofdstuk 2. De vereenvoudiging van de verdragen 1. Achtergronden en werkwijze 1.1. Het begrip 'vereenvoudiging' 1.2. Deaanpak 2. De vereenvoudigingsoperatie 2.1. Hetresultaat 2.2. De vereenvoudiging van het EG-Verdrag
39 39 39 40 41 41 42
VII
INHOUD
3. Inhoudelijke wijzigingen 3.1. De artikelen 44 (oud), 47 (oud), 190 en 314. 3.2. De fusiebepalingen 3.3. Het handhaven van de rechtsgevolgen 4. De hernummering van de verdragen
43 43 44 46 47
DEEL 2. DE WIJZIGINGEN IN HET ALGEMENE RECHT VAN DE EUROPESE UNIE Hoofdstuk 3. De doelstellingen en beginselen van de Europese Unie 1. De preambule van het Unie-Verdrag 1.1. Sociale grondrechten en duurzame ontwikkeling 1.2. De tweede en derde pijler 2. De grondslagen en doelstellingen 2.1. 'Zo groot mogelijke openheid' 2.2. De doelstellingen van de Unie 3. De institutionele structuur van de Unie 3.1. Het coherentiebeginsel 3.2. Overige institutionele wijzigingen 4. De uitblijvende rechtspersoonlijkheid van de Unie 4.1. Achtergrond 4.2. Voorstellen 4.3. De Unie en internationale overeenkomsten
51 51 51 52 53 53 54 55 55 56 57 57 58 60
Hoofdstuk 4. De Unie, de grondrechten en de nationale identiteit 1. Achtergronden 1.1. Democratie en grondrechten in de verdragen 1.2. Democratie en grondrechten in de rechtspraak 1.3. Naar een geschreven grondrechtenbescherming 2. De Unie en de grondrechten 2.1. Het nieuwe artikel 6 EU 2.2. De Lid-Staten en de grondrechten 2.3. De Status van de grondrechten in de Unie 2.4. De Unie en haar rechtsorde 3. De bevoegdheid van het Hof van Justitie 3.1. De Unie op weg naar een eigen systeem van grondrechtenbescherming 3.2. Artikel 46, letter c) EU 3.3. Mogelijke gevolgen 4. De politieke handhavingsprocedures 4.1. 'Een ernstige en voortdurende schending' 4.2. De besluitvorming 4.3. De schorsingsmaatregelen 5. De nationale identiteit
63 63 63 65 68 70
VIII
70
71 72 72 74 74 74 76 77 78 80 81 83
INHOUD
Hoofdstuk 5. De bepalingen over nauwere samenwerking 1. De begrippen 'eenvormigheid' en 'differentiatie' 1.1. De eenvormigheid van het gemeenschapsrecht 1.2. Mogelijkheden en grenzen van differentiatie 1.3. Vormen van differentiatie 2. De achtergrond van de flexibiliteitsbepalingen 2.1. Voorgeschiedenis 2.2. De politieke context 2.3. De onderhandelingen 2.4. Het model van de nauwere samenwerking 3. De algemene flexibiliteitsbepalingen 3.1. De positie van de Lid-Staten 3.2. Inhoudelijke voorwaarden 3.3. Institutionele en procedurele voorwaarden 4. Flexibiliteit in de communautaire context 4.1. Inhoudelijke voorwaarden 4.2. Institutionele en procedurele voorwaarden 5. Flexibiliteit in de context van de derde pijler 5.1. Inhoudelijke voorwaarden 5.2. Institutionele en procedurele voorwaarden 6. Rechtskarakter en mogelijke toepassingen 6.1. Het acquis communautaire als bepalende factor 6.2. Waardering en eventuele toepassing
DEEL 3. DE WIJZIGINGEN IN HET MATERIELE RECHT VAN DE EG Hoofdstuk 6. De doelstellingen, taken en algemene bepalingen van de EG 1. De doelstellingen en taken van de EG 1.1. De preambule van het EG-Verdrag 1.2. De doelstellingen van de EG 1.3. De taken van de EG 2. Milieubescherming 2.1. Overzicht 2.2. Het begrip'duurzame ontwikkeling' 2.3. De nieuwe milieu-integratiebepaling 2.4. Besluitvorming 2.5. Het protocol over dierenwelzijn 3. Diensten van algemeen economisch belang 3.1. Achtergrond 3.2. Inhoud 3.3. Het omroepprotocol 3.4. De verklaring over de Landesbanken 3.5. De kerkenverklaring
4. Het burgerschap van de Unie 4.1. Het aanvullende karakter van het burgerschap 4.2. Een recht op antwoord?
139 139 141
Hoofdstuk 7. De rechtsgrondslag voor algemene non-discriminatiewetgeving 143 1. De achtergronden van de bevoegdheidsattributie 143 1.1. Het gelijkheidsbeginsel in het gemeenschapsrecht 143 1.2. Gelijke behandeling als algemeen rechtsbeginsel 144 2. De werkingssfeer van artikel 13 146 2.1. 'Onverminderd de andere bepalingen van dit Verdrag' 146 2.2. 'Binnen de grenzen van' 147 3. De inhoud van artikel 13 148 3.1. Aard en doel van de maatregelen 148 3.2. Vormen en gronden van discriminatie 149 4. Besluitvormingsprocedures en toepassingsverwachtingen 154 Hoofdstuk 8. De interne markt en de gemeenschappelijke handelspolitiek 1. De ontsnappingsclausule van artikel 95 1.1. Achtergrond 1.2. Het 'hoge' beschermingsniveau 1.3. Bestaande en nieuwe maatregelen 1.4. De controleprocedure 1.5. Waardering 2. De gemeenschappelijke handelspolitiek 2.1. Het begrip'gemeenschappelijke handelspolitiek' 2.2. De Wereldhandelsorganisatie 2.3. Artikel 133, lid 5 2.4. Inhoud en procedure
157 157 !58 161 163 165 167 168 168 170 I71 172
Hoofdstuk 9. De sociale politiek en de werkgelegenheid De verdragstitel over werkgelegenheid 1. Achtergronden 1.1. Het EEG-Verdrag 1.2. Het Unie-Verdrag 1.3. Van Maastricht van Amsterdam 2. De bepalingen over werkgelegenheid 2.1. Werkgelegenheid als doel en als taak 2.2. Inhoudelijke aspecten 2.3. Procedurele aspecten 3. Betekenis en toepassing van de werkgelegenheidsbepalingen 3.1. Betekenis 3.2. Toepassing
175
X
175 175 176 176 179 179 180 183 187 187 187
INHOUD
De vernieuwde bepalingen over de sociale politiek 1. Achtergronden 1.1. De sociale politiek in het EEG-Verdrag 1.2. De sociale politiek van de Europese Akte 1.3. De sociale politiek na het Unie-Verdrag 2. De nieuwe bepalingen over het sociale beleid 2.1. Overzicht en achtergrond 2.2. Doelstellingen en beginselen 3. Gelijke behandeling van mannen en vrouwen
189 189 190 191 193 193 198 200
Hoofdstuk 10. Volksgezondheid, consumentenbescherming en overige onderwerpen 1. Achtergronden 2. De nieuwe bepaling over volksgezondheid 2.1. Het 'optreden' van de EG 2.2. Bevoegdheden en procedures 3. Consumentenbescherming 3.1. Het'bijdragen'van de EG 4. Overige onderwerpen 4.1. Cultuur 4.2. Fraudebestrijding 4.3. Statistiek 4.4. Diversen 4.5. Wat niet gewijzigd is
DEEL 4. DE WIJZIGINGEN IN HET INSTITUTIONELE RECHT VAN DE EG Hoofdstuk 11. De doeltreffendheid van de instellingen 1. Overzicht 2. De institutionele structuur van de EG en de Europese Unie 2.1. Het quadri-partite grondpatroon 2.2. Intergouvernementele elementen 2.3. Communautaire elementen 3. De institutionele agenda van de Conferentie 3.1. De werking van de instellingen 3.2. De besluitvormingsprocedures 3.3. Het democratievraagstuk 4. De resultaten van Amsterdam 4.1. De verdragsrechtelijke prioriteiten 4.2. De gedeeltelijke doorschuifoperatie
Hoofdstuk 12. De Commissie en de Raad 1. De Commissie 1.1. De benoeming van de Commissie en haar voorzitter
233 233 233
XI
INHOUD
1.2. De positie van de voorzitter 2. Het protocol over de instellingen 2.1. De omvang van de Commissie 2.2. Het voorwaardelijke compromis 3. Overige veranderingen in de positie van de Commissie 4. De Raad 4.1. Samenstelling en organisatie 4.2. Besluitvormingsprocedures 4.3. De stemmenweging
235 236 236 238 239 239 240 242 248
Hoofdstuk 13. Het Europees Parlement 1. Samenstelling 2. Verkiezingsprocedure 3. Statuut van de leden 4. De uitbreiding van de medebeslissingsprocedure 4.1. De parlementaire participatie in de besluitvorming 4.2. Achtergronden van de uitbreiding 4.3. Waardering 5. De hervorming van de medebeslissingsprocedure 6. De verhouding met de Europese Commissie
251 251 252 254 254 254 258 262 268 270
Hoofdstuk 14. Het Hof van Justitie, de Rekenkamer en de Comite's 1. De positie van het Hof van Justitie 1.1. Achtergronden 1.2. De gevolgen van het Verdrag van Amsterdam 2. De uitbreiding van 's-Hofs rechtsmacht 2.1. De economische en monetaire unie 2.2. Intellectuele eigendom 2.3. Overeenkomsten in het kader van de derde pijler 3. De wijzigingen door het Verdrag van Amsterdam 3.1. De rechtsmacht op grond van de communautaire verdragen 3.2. De rechtsmacht op grond van het Unie-Verdrag 4. Samenstelling en werkwijze van het Hof 5. De Rekenkamer 5.1. De positie van de Rekenkamer als instelling 5.2. Nieuwe taken en bevoegdheden 6. Het Comite van de regio's en het Economisch en Sociaal Comite 6.1. Achtergrond 6.2. Wijzigingen
Hoofdstuk 15. Transparantie, subsidiariteit en overige onderwerpen 1. Transparantie 1.1. Begrip en achtergrond 1.2. De bestaande transparantieregels
295 295 295 296
XII
INHOUD
2. De nieuwe transparantieregels 2.1. De artikelen 207 en 255 2.2. Omvang en inhoud van de transparantieverplichtingen 3. Subsidiariteit 3.1. Enkele achtergronden 3.2. Het subsidiariteitsprotocol 4. Overige onderwerpen van institutionele aard 4.1. Bescherming van persoonsgegevens 4.2. Het zetelprotocol 4.3. Het protocol over de nationale parlementen 4.4. De kwaliteit van de communautaire wetgeving 4.5. Wat niet is gewijzigd
297 297 300 302 302 304 309 309 310 311 312 312
DEEL 5. DE WIJZIGINGEN IN DE TWEEDE EN DERDE PIJLER VAN DE UNIE Hoofdstuk 16. De ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid 1. Begrip en inhoud 1.1. De ruimte 1.2. De minimale conceptie over de ruimte 1.3. Overzicht van de nieuwe bepalingen 2. Het vrije verkeer van personen 2.1. Regeling in het EG-verdrag 2.2. Het Schengen-recht 2.3. Het gemeenschapsrecht 2.4. De derde pijler 3. De derde pijler en de EG voor en na Amsterdam 3.1. De oude verdeling tussen de eerste en de derde pijler 3.2. De aanloop naar Amsterdam 3.3. De nieuwe verdeling tussen de eerste en de derde pijler 4. De incorporatie van het Schengen-acquis 4.1. De achtergrond 4.2. Het Schengen-protocol 4.3. Het algemene kader voor de incorporatie 4.4. Het incorporatieritme 5. De bijzondere positie van drie Lid-Staten 5.1. Het Verenigd koninkrijk en Ierland 5.2. Denemarken 5.3. Noorwegen en Usland 5.4. Diversen
Hoofdstuk 17. Het vrije verkeer van personen en aanverwante onderwerpen 349 1. Titel IV EG-Verdrag 349 1.1. Overzicht 349 1.2. Het verdragskader en het wetgevingsprogramma 349 2. Grenscontroles 351 2.1. Werkingssfeer van het vrije verkeer van personen 351 2.2. Controles aan de binnen- en buitengrenzen 353 3. Visa en reisvrijheid 355 3.1. Gemeenschappelijke visaregels 355 3.2. Reisvrijheid 356 4. Het vluchtelingen- en asielbeleid 357 4.1. Begrippen en achtergronden 357 4.2. De Overeenkomsten van Schengen en Dublin 358 4.3. Ontwikkelingen in de derde pijler 360 4.4. De communautaire asielbepalingen 362 4.5. Het asielprotocol 364 5. Immigratie 367 5.1. Begrip en afbakening 367 5.2. Bestaande regelingen 368 6. Justitiele en administratieve samenwerking 370 7. Besluitvormingsprocedures 371 7.1. Tijdens de overgangsperiode 372 7.2. Na de overgangsperiode 373 8. Rechtsbescherming 374 Hoofdstuk 18. Politiele en justitiele samenwerking in strafzaken 1. De nieuwe derde pijler 1.1. Structuur 1.2. Doelstellingen en middelen 2. Politiele samenwerking 2.1. Het gezamenlijk optreden 2.2. Europol 3. Justitiele samenwerking 3.1. Werkingssfeer en inhoud 3.2. Overige bepalingen 4. Procedurele bepalingen 4.1. Typen besluiten 4.2. Besluitvorming 5. Rechtsbescherming 5.1. Drie nieuwe procedures 5.2. De rechtsbescherming onder Titel IV EG en Titel VI EU
Hoofdstuk 19. Het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid 1. Achtergronden van de tweede pijler van de Unie 1.1. De Europese Politieke Samenwerking 1.2. Het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid 2. Het Verdrag van Amsterdam 3. De doelstellingen 3.1. De positie van de Unie en de Lid-Staten 3.2. De wijzigingen in de doelstellingen 4. De middelen van het gemeenschappelijk beleid 4.1. Een duidelijker Hierarchie 4.2. Richtsnoeren en strategieen 4.3. Gemeenschappelijke optredens 5. De nieuwe institutionele bepalingen 5.1. De Raad 5.2. Het voorzitterschap en de Hoge Vertegenwoordiger 5.3. De eenheid voor beleidsplanning 5.4. De overige instellingen 6. Veiligheid en defensie 6.1. Achtergrond 6.2. Doelstellingen en begrippen 7. De Unie, de NAVO en de WEU 7.1. De Unie en de NAVO 7.2. De West-Europese Unie 7.3. De WEU en de Unie 7.4. De nieuwe relatie tussen de Unie en de WEU
Hoofdstuk 20. Enkele reflecties 1. Plaats en karakter van het Verdrag van Amsterdam 2. Het pijlermodel van de Europese Unie 2.1. Het samenhangend karakter van het integratieproces 2.2. Het integratiekader van de Unie 2.3. De grenzen van het integratieproces 3. Het pijlermodel en het acquis communautaire 3.1. De verdeling van competenties tussen de pijlers 3.2. Communicerende vaten? 3.3. Het existentiele karakter van het acquis communautaire 4. De identiteit en de institutionele structuur van de Unie 4.1. Het begin van een constitutioneelrechtelijke kwaliteit 4.2. De institutionele structuur van de Unie 4.3. Naar een semi-bicamerale structuur?