Het Utrechts Mediatiemodel Een samenwerkingsmodel om basisconflicten op wijkniveau op te vangen Ontwikkeld in het kader van het project Vreedzame Veilige Publieke Taak
Janny Dierx en Caroline Verhoeff
In opdracht van Doenja Dienstverlening en de gemeente Utrecht, uitgevoerd door jannydierx.nl en devreedzamewijk.nl
Utrecht, 20 april 2013
Eindrapportage april 2013
1
Deze rapportage gaat over de versterking van de mediatorenaanpak van de Vreedzame Wijkaanpak naar een volwaardig wijkmediatiemodel. Het is de opbrengst van het project Vreedzame Veilige Publieke Taak. Het project is tussen maart 2012 en februari 2013 uitgevoerd in de wijk Kanaleneiland.1 Uitgevoerd door Caroline Verhoeff, coördinator Vreedzame Wijkaanpak en Janny Dierx, projectleider en adviseur Veilige Publieke Taak van de gemeente Utrecht. In opdracht van Doenja Dienstverlening en de gemeente Utrecht. Voorzitter van de projectgroep was Annemiek van Vliet, directeur/bestuurder Doenja Dienstverlening.
1
Er zijn afzonderlijke rapportages over de manier waarop in het kader van dat project is gewerkt.
Eindrapportage april 2013
2
INHOUD 1. Samenvatting en leeswijzer ................................................................................................................. 4 2. Vreedzame Veilige Publieke Taak ...................................................................................................... 7 3. Op weg naar een Vreedzame Wijk ...................................................................................................... 9 4. Kiezen voor focus: het oplossen van conflicten ................................................................................ 11 5. Toepassen van herstelrecht .............................................................................................................. 14 6. Basisafspraken verwijzing naar bemiddeling door politie .................................................................. 17 7. De basisconflicten in de wijk ............................................................................................................. 19 8. Vreedzame Veilige Publieke Taak: de opbrengsten ......................................................................... 23 9. Op weg naar een Utrechts Mediatiemodel ........................................................................................ 28 9.1. Vreedzame interventies .................................................................................................................. 29 9.2. Formelere herstelrechtelijke interventies ........................................................................................ 31 9.3. Mediation in strafzaken .................................................................................................................. 31 9.4. Introductie van nieuwe werkwijzen ................................................................................................. 32 10. De meerwaarde van het verbinden van 'veilig' met 'vreedzaam' ..................................................... 34 11. Randvoorwaarden voor realisatie .................................................................................................... 38 Literatuur ............................................................................................................................................... 41 Bijlage 1
Afspraken rondom speeltuin Anansi .................................................................................. 42
Bijlage 2
Relatie met afspraken project Kanaleneiland 12- .............................................................. 44
Bijlage 3
Werkbezoek Minister aan Vreedzame Veilige Publieke Taak ........................................... 47
Bijlage 4
Kernteam VVTP................................................................................................................. 48
Eindrapportage april 2013
3
1. Samenvatting en leeswijzer Samenvatting Het project Vreedzame Veilige Publieke Taak is een Utrechtse vernieuwing van het programma Veilige Publieke Taak dat in 2012 in gang is gezet. Het is een uniek samenwerkingsproject dat laat zien dat breed samenwerken op wijkniveau op het gebied van bejegening en veiligheid werkt: het project gaat over samenwerken dwars door de schotten van de beroepsgroepen en organisaties heen. De Vreedzame Wijkaanpak is een programma dat zijn oorsprong vindt in de Vreedzame School, een aanpak die is ontstaan om toenemend probleemgedrag van kinderen op scholen terug te dringen, vanuit de gedachten dat de geïndividualiseerde samenleving sociale verbondenheid nodig heeft en de basisschool een goede plek is om daaraan te bouwen. De effecten bleken zo positief, dat het concept van de Vreedzame School is doorgetrokken naar het voortgezet onderwijs en het middelbaar beroepsonderwijs en in een aantal wijken naar de wijk: de Vreedzame Wijkaanpak. Er is nu sprake van een breed programma dat concreet invulling geeft aan democratisch burgerschap en het op vreedzame wijze hanteren van conflicten. Dit programma wordt gevolgd door de onderzoeksgroep van prof. Micha de Winter van de Universiteit Utrecht. De Vreedzame Wijk werkt met het gegeven dat veiligheidsgevoel niet alleen afhankelijk is van feitelijke onveiligheid, maar ook van de competentie om ermee om te gaan. De Vreedzame Wijkaanpak gaat over gedeelde opvoedingsverantwoordelijkheid. Dit is een complexe opdracht. Het kan alleen als men in contact is met elkaar en vergelijkbare waarden en verwachtingen deelt. In het project Vreedzame Veilige Publieke Taak ligt de focus op transfer van competenties en het oplossen van conflicten. Dit maakt dat kinderen, jongeren, professionals, bewoners - kortom, alle mensen in de wijk - zich aanpassen aan een vreedzame sociale norm. En daarmee zorgen zij ervoor dat de norm wordt: altijd en gezamenlijk reageren op grensoverschrijdend gedrag. In een Vreedzame Wijk worden alle jongeren, uiteindelijk bijna alle medewerkers in de openbare en maatschappelijke dienstverlening en inmiddels ook vele ouders getraind. Meedoen en participeren is een belangrijke voorwaarde voor burgerschap. Dat wordt door deze aanpak geactiveerd. Iedereen krijgt ʻvreedzameʼ training en daardoor ook vreedzame verwachtingen. In Utrecht heeft de samenwerking tussen Veilige Publieke Taak en de Vreedzame Wijk geleid tot het vergroten van de samenwerking tussen organisaties op het gebied van veiligheid en tot het vergroten van het 'intentionele pedagogisch handelen'. Het project Vreedzame Veilige Publieke Taak laat zien dat de oproep die minister Plasterk van BZK deed om in het kader van agressie tegen publieke dienstverleners juist ook aandacht te geven aan de opvoeding van kinderen en jongeren hout snijdt. We kunnen de oplossingen niet alleen verwachten van meer regels en hogere straffen. In het project Vreedzame Veilige Publieke Taak werken de professionals in een wijk samen met ouders, bewoners en jongeren zelf aan vreedzame oplossingen en prettiger omgangsvormen. Minister Plasterk bracht in januari 2013 een werkbezoek aan het project in Kanaleneiland. In dit project in Kanaleneiland wordt samengewerkt door de gemeente, het wijkbureau, DMO, de Stedelijk Coördinator Vreedzame Wijkaanpak, Veilige Publieke Taak Utrecht/Programma Veiligheid, de politie en het OM met stedelijke organisaties als Doenja (wijkwelzijn), JoU (Jongerenwerk Utrecht), de vrouwenvereniging Al Amal en verschillende onderwijsinstellingen in de wijk.
Werkwijze De werkwijze is deze: tussen maart 2012 en februari 2013 werd ingezoomd op incidenten die zich voordeden in Kanaleneiland op het gebied van grensoverschrijdend gedrag en agressie tegen publieke dienstverleners. Daarbij werden de betrokkenen gecoacht bij hun reactie op deze incidenten. Dit werd gedaan door het inzetten van herstelrecht door alle betrokkenen (jongeren, professionals, ouders en vrijwilligers uit de zelforganisaties zoals de vrouwenvereniging Al Amal), het trainen van vaardigheden en het inschakelen van buurtbemiddelaars en mediators. Herstelrecht betekent dat -
Eindrapportage april 2013
4
soms nadat aangifte is gedaan - een veroorzaker van grensoverschrijdend gedrag de kans krijgt om de gevolgen te herstellen en de zaak recht te zetten. Deze consequente werkwijze heeft geleid tot verbetering van de samenwerking tussen professionals van organisaties in de wijk en de ouders, bewoners en jongeren. Voor dit project is een analyse gemaakt van de veel voorkomende basisconflicten in de wijk; vervolgens is een schaal met oplopende interventies ontwikkeld. Die wordt consequent toegepast.
Enkele resultaten: • Een vader is agressief geweest tegen een aantal medewerkers. Er wordt een gesprek georganiseerd waarin duidelijk wordt dat hij zich realiseert dat hij te ver is gegaan. Hij vraagt begrip voor het feit dat hij zich niet gehoord en begrepen voelde. De professionals realiseren zich dat zij de gang van zaken beter hadden kunnen uitleggen en dat het belangrijk is om altijd even contact te zoeken met de ouders voordat een kind te maken krijgt met een sanctie. • Tijdens een gesprek met een groepje 12-jarigen dat een medewerker van een wijkwelzijnsorganisatie op straat uitscheldt, betuigen drie van de vier jongens oprecht spijt. Ze hebben zich niet eerder verdiept in de consequenties van hun gedrag voor de medewerker. De relatie wordt hersteld en de jongens en de medewerker groeten elkaar daarna normaal. De ouders van deze jongens kunnen nu via de school een compliment ontvangen over het gedrag van hun kinderen. De vierde jongen is geslotener. Het blijkt dat de school deze jongen ook extra aandacht geeft. Hierover kan met de school nu gemakkelijker contact worden gelegd en de school voelt zich in de richting van de ouders gesteund in het uiten van zorgen. • Een moeder die de observaties van de leerkracht over haar zoon in eerste instantie niet gelooft, reageert positief op het verzoek om dit 'vreedzaam op te lossen'. De moeder toont tijdens het gesprek dat ze meer begrip heeft gekregen voor de positie van de leerkracht, die ook last heeft van het gebrek aan vertrouwen dat ouders soms laten zien. De moeder realiseert zich dat zij niet de enige ouder is die zich zo opstelt en dat vertrouwen in elkaars oprechte betrokkenheid met het welzijn van haar zoon van twee kanten moet komen. • In een gesprek met een groep moeders wordt duidelijk dat ouders zich wel degelijk zorgen maken over de gevolgen van groepsgedrag van jongeren in de wijk. Zij willen graag betrokken worden bij oplossingen, maar zien daar individueel en incidenteel geen kans voor. Ook over de eigen bijdrage van ouders wordt gesproken. Een moeder zei: 'In Kanaleneiland is veel groen en weinig kleur. Ik heb groene vingers en zou daar best iets mee willen doen. Dan is betrokkenheid van de hangjongeren wel nodig, anders is een bloemperk dat je met jongere kinderen kunt aanleggen binnen de kortste keren weer kapot.'
Wijkmediatie De verbreding tot Vreedzame Veilige Publieke Taak heeft ook de uitwerking van het zogenaamde 'wijkmediatiemodel' opgeleverd. Dit geeft handvatten om problemen met allerlei vormen van grensoverschrijdend gedrag in wijken door samenwerking effectiever en prettiger op te lossen, zowel op scholen als in organisaties en in de publieke ruimte. Dit model wordt in de Vreedzame Wijkaanpak opgenomen en in 2013 in het kader van de viering van 300 jaar Vrede van Utrecht gepresenteerd. Nieuw is ook: het uitvoeren van herstelgesprekken en een proefperiode met afspraken van politie en OM over verwijzing naar bemiddeling na aangifte. Bij agressie tegen publieke dienstverleners is het mogelijk dat de aangifte twee weken wordt aangehouden in afwachting van de resultaten van een bemiddelingsgesprek. De positieve resultaten van dit project blijken uit gesprekken met de mensen die eraan hebben gewerkt, de jongeren en de bewoners van de wijk. Het project staat overigens nog in de kinderschoenen. De komende jaren moet nog hard gewerkt worden om de resultaten vast te houden en herhaalbaar te maken.
Eindrapportage april 2013
5
Leeswijzer Dit rapport bevat een beschrijving van de voornaamste resultaten en opbrengsten van het project. Er is een afzonderlijke beschrijving van de casussen die aan de orde kwamen tijdens het project. Deze rapportage gaat eerst in op de achtergrond van het project Vreedzame Veilige Publieke Taak. Daarna wordt het ontstaan van het Vreedzame School-programma, de doorontwikkeling naar de Vreedzame Wijkaanpak en de vervlechting met het beleid dat is ontwikkeld in het kader van Veilige Publieke Taak toegelicht. Vervolgens worden de achtergronden van het focussen op conflicthantering en burgerschapsontwikkeling in de Vreedzame Wijkaanpak uiteengezet, en de aanvulling daarop door middel van het toepassen van herstelrecht. Daarna komt aan de orde welke afspraken vooraf zijn gemaakt over de herstelrechtelijke principes en over doorverwijzing van zaken door de politie. Tijdens de looptijd van het project zijn zogenaamde basisconflicten geanalyseerd. Deze analyse blijkt te helpen bij het zichtbaar maken van wat zich voordoet aan grensoverschrijdend gedrag en wat daarvan de onderliggende oorzaken kunnen zijn. Zo kan op meta-niveau beter worden herkend welke conflicten vaker voorkomen en in feite deel uitmaken van het werken en leven in een wijk, inclusief de normale interactie tussen professionals en anderen. Het begrijpen van basisconflicten is een aangrijpingspunt om de vaardigheden van alle betrokkenen te vergroten. De interventies zijn ondergebracht in het Utrechtse mediatiemodel: gerelateerd aan de mate waarin conflicten geëscaleerd zijn dan wel mogelijk ook strafbaar zijn. Deze opbrengst van het project wordt gepresenteerd in hoofdstuk 9. Daarin worden ook nieuwe ontwikkelingen genoemd, zoals de mogelijke komst van een jongerenrechtbank en het verwijzen van lopende strafzaken naar mediation. In hoofdstuk 10 wordt de meerwaarde van het verbinden van de 'vreedzame' met de 'veilige' aanpak beschreven en in hoofdstuk 11 worden de randvoorwaarden voor verdere realisatie in kaart gebracht.
Eindrapportage april 2013
6
2. Vreedzame Veilige Publieke Taak Utrecht werkt op wijkniveau sinds 2009 met de Vreedzame Wijkaanpak, waarin scholen, wijkwelzijnsorganisaties, politie, HALT, jeugdzorg, gebiedsmanagers veiligheid en de in de wijken aanwezige organisaties en (zo mogelijk ook) bedrijven samenwerken aan het bouwen van een gezamenlijk pedagogisch klimaat en een gemeenschappelijke houding bij veel voorkomende situaties in het dagelijkse reilen en zeilen in de wijk. De Vreedzame Wijkaanpak is een programma dat zijn oorsprong vindt in de Vreedzame School, een aanpak die is ontstaan om toenemend probleemgedrag van kinderen op scholen terug te dringen, vanuit de gedachten dat de geïndividualiseerde samenleving sociale verbondenheid nodig heeft en de basisschool een goede plek is om daaraan te bouwen. Het programma is dus begonnen met de invoering van vreedzame beginselen op de basisschool. De effecten van de Vreedzame School bleken zo positief, dat de aanpak is doorgetrokken naar het voortgezet onderwijs en het middelbaar beroepsonderwijs. In een aantal wijken is tevens gestart met het toepassen van de basisbeginselen daarvan in de gehele wijk: de Vreedzame Wijkaanpak. Er is nu sprake van een breed programma dat concreet invulling geeft aan democratisch burgerschap en het op vreedzame wijze hanteren van conflicten. In de wijken waar het wordt toegepast zien we op dit moment een pedagogische infrastructuur ontstaan die in toenemende mate in staat is om de eigen kracht aan te boren van niet alleen de kinderen, maar van de hele omgeving waarin zij wonen en leven. Eveneens sinds 2009 voert de gemeente Utrecht het Project Veilige Publieke Taak Utrecht (VPTU) uit. Het overheidsbeleid in het kader van het programma Veilige Publieke Taak is gericht op het verhogen van de aangiftebereidheid en het in werking brengen van het strafrecht als oplossing bij agressie-incidenten. Veel publieke dienstverleners hebben te maken met agressie, bedreiging en erger. De aangiftebereidheid is tegelijkertijd laag: gemiddeld doet 1 op de 5 van de publieke dienstverleners en publieke ambtsdragers aangifte na incidenten. Kenmerkend aan de Utrechtse VPTU-aanpak is dat het project ook is gericht op onderlinge samenwerking van gemeentelijke diensten, lokale organisaties, politie en Openbaar Ministerie, en op het gezamenlijk uitdragen van een norm over het omgaan met agressie in de publieke ruimte. De doelstelling van het project is te komen tot een globaal eenduidige attitude van publieke dienstverleners in Utrecht bij grensoverschrijdend gedrag en agressie. Daarbij maakt het niet uit of de publieke dienstverlener een ambtenaar in dienst van de gemeente is aan de balie bij de sociale dienst, een toezichthouder op straat, een buschauffeur, een leerkracht of een jongerenwerker. Het streven is dat de burger overal min of meer dezelfde bejegening tegenkomt en dat de burger merkt dat ook van hem bepaalde omgangsvormen mogen worden verwacht. Organisaties in de publieke dienstverlening blijken een gemeenschappelijk probleem te hebben: er is nog te weinig sprake van een eenduidige attitude bij grensoverschrijdend gedrag. Het leidt in de praktijk bij publieke dienstverleners tot een zichtbaar onduidelijke houding, een zwalkende grens en onzekerheid, handelingsverlegenheid of zelfs onverschilligheid over hoe te handelen bij grensoverschrijdend gedrag. Er bestaan verschillende drempels die de bereidheid beïnvloeden om na grensoverschrijdend en agressief gedrag handelend op te treden: • aarzeling om bij agressieve bejegening aangifte te doen, omdat de publieke dienstverlener (de organisatie) schade aan de relatie zoveel mogelijk wil voorkomen; • onvoldoende wisselwerking tussen eigen interventies, politie-interventies en het strafrecht. De lik-op-stuk reacties uit het strafrecht helpen wel op korte termijn, maar vaak niet op langere termijn. Het onderliggende conflict blijkt niet opgelost of is niet uitgepraat; bij overlast veroorzakende jongeren kan een kat-en-muisspel ontstaan dat jaren doorgaat; • het is in de praktijk (nog) niet vanzelfsprekend dat professionals gezamenlijk optrekken bij grensoverschrijdend gedrag of elkaar aanspreken op de gewenste interventies.
Eindrapportage april 2013
7
Het VPT-project heeft in beeld gebracht dat er weliswaar bereidheid bestaat om aangifte te doen bij grensoverschrijdend gedrag, maar toont ook dat er gebrek aan vertrouwen is over de mate waarin aangifte doen daadwerkelijk iets oplost. Dat vertrouwen kan toenemen als de wisselwerking tussen eigen interventies, politie-interventies en het strafrecht wordt verbeterd. Er blijkt zowel sprake van een behoefte aan een straf die markeert dat een grens is overschreden, als aan interventies die tot werkelijk herstel van de schade en het geschonden vertrouwen leiden. Betrokkenen zijn vaak bereid een rol te spelen bij het uitvoeren van een interventie die zinvol wordt geacht. Dat kan bijvoorbeeld het snel organiseren van een gesprek zijn (eventueel met de politie erbij), en daarna een gesprek tussen dader en slachtoffer voordat de dienstverlening weer op gang komt. Het vergroten van de betrokkenheid van zowel de veroorzakers als degenen die last hebben van grensoverschrijdend gedrag is een invalshoek die de VPT-aanpak en de Vreedzame Wijkaanpak gemeen hebben. Zodoende is het project Vreedzame Veilige Publieke Taak in het leven geroepen. Het project Vreedzame Veilige Publieke Taak heeft als doel om de handelingsverlegenheid van publieke dienstverlening te verminderen, samenwerking tussen organisaties te vergroten en de positieve ervaringen van de Vreedzame Wijkaanpak en VPT met elkaar te verbinden. Er is voor gekozen om hieraan te werken door te experimenteren met eigen interventies van organisaties in de wijk, in het grijze gebied tussen gedrag op en over de grens en (mogelijk) strafbaar gedrag.
Eindrapportage april 2013
8
3. Op weg naar een Vreedzame Wijk
De Vreedzame Wijkaanpak is gebaseerd op het uitgangspunt dat een 'gezonde' samenleving een zekere mate van onderlinge verbondenheid veronderstelt. De kwaliteit van de sociale bindingen die jongeren onderhouden met hun omgeving (gezin, familie, buurt, school en maatschappij) bepalen of jongeren zich ontwikkelen tot verantwoordelijke en betrokken burgers. 'It takes a village to raise a child', zo luidt het van oorsprong Afrikaanse gezegde. Het is bekend dat het met jeugdigen die in verbindende omgevingen opgroeien in elk opzicht beter gaat dan met hun leeftijdgenoten bij wie het daaraan juist ontbreekt. Het gaat dan om omgevingen waarin jeugdigen zich welkom, gerespecteerd en niet gediscrimineerd voelen, waarin ze merken dat er positieve verwachtingen over hen bestaan en waarin ze ondervinden dat ze 'ertoe doen'. Die verbindingen vormen een belangrijke buffer tegen probleemgedrag, zoals criminaliteit. Onderzoek leert dat vooral de meest kwetsbare jongeren te maken hebben met omgevingen die steeds minder verbindingskracht ontwikkelen: probleemgezinnen, anonieme of als onveilig bekend staande buurten, en meer in het algemeen een samenleving die deze groep jongeren eerder als probleem dan als potentieel beschouwt. In de Vreedzame Wijk wordt getracht daaraan een tegenwicht te bieden door een klimaat van sociale verbondenheid - en de pedagogische village - te creëren. Dit gebeurt met name door volwassenen (leerkrachten, professionals in welzijn en kinderopvang, ouders, vrijwilligers, winkeliers en burgers in het algemeen) toe te rusten, zodat ze met zelfvertrouwen kunnen handelen. Hiermee wordt niet alleen de balans tussen steun en toezicht weer hersteld, die zo belangrijk is voor een goede opvoeding van onze jeugd, maar wordt ook gewerkt aan het bevorderen van sociale cohesie in de wijk. De verbreding van de Vreedzame School naar de Vreedzame Wijk die nu in Utrecht aan de gang is, leidt ertoe dat er een eenduidige pedagogische aanpak wordt ingevoerd in alle organisaties die in de wijk met kinderen en jongeren werken. Kinderen leven in sommige wijken in te veel van elkaar gescheiden werelden (school, thuis, straat). Het streven is erop gericht overal meer vergelijkbare verwachtingen te hanteren, dezelfde regels en afspraken toe te passen, dezelfde begrippen te gebruiken en in te spelen op de geleerde vaardigheden. De Vreedzame Wijk staat haaks op de straatcultuur. In de evaluatie van de krachtwijken in Utrecht wordt de Vreedzame Wijkaanpak genoemd als succesvol uitvoeringsconcept. Het concept is succesvol omdat het naast zakelijke 2 afspraken ook een 'bindend' concept is, gericht op samenwerking en samenhang. De Vreedzame Wijkaanpak werkt met het schillenmodel: eerst de organisaties betrekken die dicht bij school liggen (voorschool, ouders, tussenschoolse opvang), dan de organisaties die iets verder weg liggen (verlengde schooldag, kinderopvang, wijkwelzijnsorganisatie). En zo verder uit te breiden naar andere organisaties in de wijk, inclusief het bedrijfsleven (winkels, supermarkten in de buurt verenigd in een KVO).
2
Zie rapport Evaluatie Krachtwijken Utrecht, Berenschot, 29 april 2011 en o.a. Micha de Winter. Democratieopvoeding versus de code van de straat, Nederlands tijdschrift voor jeugdzorg, jaargang 9, september 2005, p. 225-237 en M. de Winter, De 'Survival of the Fittest Child': over Rust, Reinheid, Regelmaat en Rouvoet. In W. Koops, B. Levering & M. de Winter (Eds.), Darwin, geschiedenis en opvoeding. Amsterdam (pp. 129-142). Amsterdam: SWP en Micha de Winter, Verbeter de Wereld. Begin bij de opvoeding, Amsterdam: SWP, 2011.
Eindrapportage april 2013
9
!"#$%""&'()"#*+,-# #
! ! !
!
!
!
!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!!"#!$%##&'()#!/012 !!!"#!$%##&'()#!*+,--. !!!!
De schillen van de Vreedzame Wijk De Vreedzame Wijkaanpak wordt ondersteund door een Vreedzaam Wijkoverleg. De coördinatie daarvan ligt in Kanaleneiland in handen van de directeur van de wijkwelzijnsorganisatie, die inmiddels al haar werknemers 'vreedzaam' heeft getraind. Deze directeur is tevens de voorzitter van de projectgroep van Vreedzame Veilige Publieke Taak. Het Vreedzame Wijkoverleg functioneert als een platform voor uitwisseling en voortdurende afstemming van gemeenschappelijke visies, en het ondernemen van acties om de Vreedzame Wijkaanpak te realiseren en te versterken. Er wordt gewerkt aan het opzetten van een structuur waarin zo veel mogelijk organisaties een Vreedzame Wijkcoördinator aanstellen die de voortgang bewaakt, met de andere coördinatoren in de wijk een band opbouwt en die op een intervisie-achtige manier kan werken aan het versterken en internaliseren van de aanpak in de eigen organisatie en de intensivering van de samenwerking met de wijkorganisaties. Ook dit is een work in progress. De overlegstructuren worden ook weer gemakkelijk veranderd of aangepast aan nieuwe ontwikkelingen.
Eindrapportage april 2013
10
4. Kiezen voor focus: het oplossen van conflicten
Een vernieuwing heeft meer kans van slagen als het voor alle betrokkenen helder is waar de vernieuwing over gaat en wat de gewenste opbrengst moet zijn. Dat werd ruim een decennium geleden bij de start van de Vreedzame School onderkend. Om die reden is het basiscurriculum van de Vreedzame School opgebouwd rond het thema 'conflictoplossing'. Door in te zoomen op het oplossen van conflicten wordt de aandacht van leerlingen, schoolleiding, personeel en ouders op één doel gericht. De focus op het constructief en vreedzaam leren oplossen van conflicten heeft een aantal voordelen: • Het is een antwoord op agressie en probleemgedrag van leerlingen. • Het draagt er toe bij dat de kostbare tijd die een school heeft zo effectief mogelijk besteed wordt: zo min mogelijk tijd kwijt zijn aan het moeten oplossen van conflicten. Bovendien ontstaat er een prettiger leer- en werkklimaat, doordat er steeds minder conflicten optreden, en doordat - als er conflicten zijn - deze op een constructieve manier worden opgelost. • Eigen verantwoordelijkheid nemen draagt bij aan een gezonde ontwikkeling van de leerlingen en aan het voorkomen van probleemgedrag. • Door te leren hoe conflicten constructief kunnen worden opgelost komen allerlei 'sociale competenties' aan bod en maken kinderen zich verschillende sociale, emotionele en communicatieve vaardigheden en attitudes eigen. Zo levert het programma een bijdrage aan de sociaal-emotionele vorming van kinderen. • Het is zinvol om kinderen te leren hoe je met altijd aanwezige meningsverschillen en belangentegenstellingen kunt omgaan. Conflicten zijn er altijd en overal. Ze horen bij het (samen)leven. Door conflicten op een positieve manier op te lossen, vinden er ontwikkelingen plaats die anders niet zouden hebben plaatsgevonden. Hierbij fungeert het oplossen van conflicten niet als doel op zich, maar als middel om de hogere doelstelling van de Vreedzame School (en in het verlengde daarvan inmiddels ook de Vreedzame Wijk) dichterbij te brengen. Het programma van de Vreedzame School en van de Vreedzame Wijk is geen programma voor conflicthantering, maar heeft zich ontwikkeld tot een breed burgerschapsprogramma voor het onderwijs. Het Vreedzame School-programma beantwoordt aan de burgerschapsopdracht die voor het primair onderwijs, voortgezet onderwijs, speciaal onderwijs en voortgezet speciaal onderwijs vanaf 2006 als deugdelijkheidseis vastgelegd is in de sectorwetten voor primair en voortgezet onderwijs en de Wet op de expertisecentra. Deze wetgeving geeft het onderwijs de taak actief burgerschap en sociale integratie te bevorderen. Daarnaast geeft deze wetgeving aan dat het onderwijs leerlingen dient voor te bereiden op hun deelname aan de pluriforme samenleving. Het Vreedzame School-programma omvat meer dan 'iets doen' aan burgerschapsontwikkeling: burgerschapsontwikkeling van, met en door jonge kinderen in de omgeving waar zij deel van uitmaken is de intentie van waaruit met conflicthantering aan de slag wordt gegaan. In een recent advies wijst de Onderwijsraad op het belang daarvan: bij burgerschapsontwikkeling is het nodig om het verband te leggen tussen de levensbeschouwelijke of pedagogische overtuiging van de school (het aanbieden van een bepaald waarden- en normenkader), de vormende taak van het onderwijs (iemand helpen zijn 3 persoonlijke zingeving te ontwikkelen en te verhelderen) en burgerschapsonderwijs. Democratie in brede zin - democratische rechtstaat, democratische spelregels, enzovoort - hoort volgens de raad tot de kern van het burgerschapsonderwijs. Het onderwijs moet leerlingen kennis bieden over de democratie en moet werken aan de ontwikkeling van bijbehorende vaardigheden en gedrag. Het gaat om het ontwikkelen van een democratische gezindheid; de bereidheid (houding) om de democratische rechtstaat overeind te houden en democratisch te willen handelen. Het hoort ook bij de aard van een democratie dat het elk individu op zich vrij staat (moet staan) om zich al of niet door de gezamenlijke waarden te laten leiden in zijn opvattingen en gedrag. Diversiteit in waarden is een belangrijk kenmerk van een pluriforme en geïndividualiseerde samenleving en is daarmee ook een belangrijke gemeenschappelijke waarde.
3
Verder met burgerschap in het onderwijs, Onderwijsraad, Den Haag:
Eindrapportage april 2013
27 augustus 2012.
11
Het programma gaat ervan uit dat in een democratie conflicten tussen mensen (burgers met verschillende waarden, normen en opvattingen) onvermijdelijk zijn. Het streven is steeds om op vreedzame wijze om te gaan met deze verschillen ('agree to disagree') en conflicten op te lossen. Democratie is dus zowel een gemeenschappelijk inhoudelijk kader, gebaseerd op idealen als gelijkheid en rechtvaardigheid, als een manier om waardenconflicten op een vreedzame wijze op te lossen en iedereen in de gelegenheid te stellen aan de samenleving deel te nemen.
!"#$#%&'(%&!#&)*##+,(-#&./0""$& :#,(-#%$289#& >#5$?237 '"*-2%:!
.$'('/),$55$') &%/1.$'!$%$') *$%2#&&!0$')(') .$'('/)&'-$%) 3".2%".(00$') 0#1(!$') %$02$3!)*""%) .('-$%,$(-) 8%(!(03,)-$'8$'!
/"%12/3#%& "4$"55#%!
7('67('6"2#"00('/) "'-$%,&'-$#$') .$-(&!($) *&')2$%02$3!($:) 7(00$#$') "./&&').$!) 5""0,$(-)
& '#*(%36""*7 +#$2890#2+& '""*& :#-##%7 5/0(4!
*$%&'!7""%-$6 #(+8,$(-)*""%) $#8&&%) 9"%/9&&.) 5$,1#29&&.,$(-) ('(!(&!($:)'$.$') 2&%!(3(2&!($) 0&.$'7$%8$')
"4#%&53((%& '""*& '#*5/02$$#%!
!"#$%&'!($) *%(+,$(-)*&') .$'('/01(!('/) %$02$3!)*""%) &'-$%$)31#!1%$'4) #$*$'05$03,"16 7('/$'4)%$#(/($0)
+#-"/*(7 325/0&;<=!
2%('3(2$0)*&') -$."3%&!($) *$%8($9('/$') *$%!$/$'7""%-(6 /('/) -$."3%&!(03,$) ('0!(!1!($0)
!
!"#!$%##&'()#!*+,--./!)-+%(01#!)-#0!2#!.#%#34!!!
De doelstellingen van de Vreedzame School
De Onderwijsraad concludeert dat het Vreedzame School-programma in een systematische methode voor burgerschapsonderwijs voorziet en dat het scholen in staat stelt de burgerschapsopdracht met 4 anderen te delen. De ervaringen met het leggen van nadruk op het ontwikkelen van positieve vaardigheden om de dagelijkse conflicten op te lossen zijn positief. De nadruk op het constructief en zonder geweld leren oplossen van conflicten heeft meerdere effecten: terugdringen van agressie en geweld, verbetering van het sociale klimaat, kinderen leren hoe je met altijd aanwezige meningsverschillen en belangentegenstellingen kunt omgaan, én kinderen leren om verantwoordelijkheid te dragen voor het sociale klimaat. Bovendien biedt een curriculum dat kinderen leert om conflicten constructief op te lossen ze tevens de kans om zich een breed scala aan sociale competenties eigen te maken: kinderen krijgen kennis aangeboden op sociaal, emotioneel en communicatief terrein, leren en oefenen vaardigheden op die terreinen en ontwikkelen een positieve en zorgzame attitude ten opzichte van elkaar.
4
De aanpak van de Vreedzame School is ook erkend door de Erkenningscommissie Interventies Deelcommissie ontwikkelingsstimulering, onderwijsgerelateerd en jeugdwelzijn d.d. 25/05/2012; zie http://www.nji.nl/smartsite.dws?id=12523.
Eindrapportage april 2013
12
Jongeren leren onder andere om meningsverschillen te overbruggen en de belangentegenstellingen in een conflict zó op te lossen dat beide partijen tevreden zijn. In het programma worden vaardigheden aangeleerd en wordt een aantal leerlingen gecoacht om daadwerkelijk op te treden als bemiddelaar of mediator bij conflicten. Gedrag wordt voor een groot deel bepaald door de attitude, de wil. Attitudes worden sterk beïnvloed door de context, door de dominante sociale norm van de omgeving waar iemand deel van uitmaakt. De Vreedzame School realiseert een cultuur waarin de sociale norm bepaald wordt door de hiervoor omschreven doelen: constructief omgaan met meningsverschillen en conflicten, actieve participatie, kinderen een stem geven, zorgzaam en pro sociaal gedrag. Ouders hebben een belangrijke invloed op de persoonlijke vorming van hun kinderen, maar anderen ook. De Vreedzame School benut de kracht van de invloed van leeftijdgenoten op elkaar. Kinderen zijn gevoelig voor de norm die in de 'peer group' gehanteerd wordt. Ze proberen dat gedrag te imiteren, en ontwikkelen zo hun persoonlijkheid. Onderzoek laat zien dat de invloed van leeftijdgenoten op de persoonlijke vorming van kinderen groot is. Kinderen identificeren zich sterk met de groep mensen die zij als gelijkwaardig aan zichzelf zien, en leren gedrag van mensen die zij als net iets verder gevorderd dan zichzelf beschouwen. Dat zijn, naarmate kinderen ouder worden, niet de volwassenen om hen heen, maar eerder de leeftijdgenoten of iets oudere kinderen: uit de buurt, van school, van de hobbyclub, vriendinnetjes, vriendjes, zusjes, broertjes, nichtjes, neefjes. Kinderen passen hun gedrag aan het gedrag van deze 'peer group' aan, proberen dat gedrag te imiteren, en ontwikkelen zo hun persoonlijkheid. De Vreedzame Wijkaanpak benut de rol van de 'peer group' in de persoonlijke vorming van kinderen. De Vreedzame School-aanpak heeft laten zien dat het belangrijk is dat iedereen concreet ervaring opdoet en de nieuwe attitude en werkwijze echt uitvoert. De mediatoren zijn er op elke school en zijn elke dag aanwezig en zichtbaar. Voor de leerlingen die als mediator optreden is deze functie belangrijk, maar ook voor de kinderen in hun omgeving die zien dat ze zowel kunnen vertrouwen op de aanwezigheid van andere kinderen, als leren hoe ze zelf conflicten kunnen oplossen. De schoolomgeving helpt bij en faciliteert deze zelfstandige manier van conflictoplossing. Leerkrachten rapporteren dat zij minder tijd hoeven te besteden aan de dagelijkse conflicten in de onderlinge omgang en dat de sfeer op een Vreedzame School als geheel verbetert. Bij de overgang naar de Vreedzame Wijkaanpak is het logisch om het mediatiemodel naar de scholen in het voortgezet onderwijs en het middelbaar beroepsonderwijs uit te breiden, en naar de organisaties e e in de '2 en de 3 schil'. Een voorbeeld van het laatste is het initiatief om mini-mediatoren in te stellen in speeltuinen. Mini-mediatoren zijn middenbouwleerlingen van de basisschoolleeftijd die samen met de kinderwerkers in de speeltuin 'kleine' conflictjes oplossen, bijvoorbeeld als er geen wijkmediatoren in de buurt zijn. De praktijk wijst uit dat de wijkmediatoren van de scholen na een bepaalde leeftijd niet meer in de speeltuinen komen (of niet meer mogen komen omdat ze te oud zijn). Er ontstaat dan een 'gebrek' wat heel concreet opgevuld kan worden door de wat jongere kinderen. Op diezelfde leest is het uitbouwen van het mediatiemodel naar een wijkmediatiemodel geschoeid. Het gebruik maken van 'de dagelijks voorkomende conflicten' is hierbij eveneens een belangrijk middel. Ook bij de ontwikkeling van het wijkmediatiemodel moet steeds voor ogen worden gehouden dat het gaat om het bevorderen van actief burgerschap en sociale cohesie, vanuit een gedeelde pedagogische visie. Daarvan is nu weliswaar in de praktijk nog niet altijd sprake, maar het is wel 'de stip op de horizon' waarnaar wordt gestreefd.
Eindrapportage april 2013
13
5. Toepassen van herstelrecht Dit gemeenschappelijke én gedeelde maatschappelijke doel sluit goed aan bij de onderliggende doelstelling van het Veilige Publieke Taakbeleid van de gemeente Utrecht: namelijk het aankweken van een gemeenschappelijke houding in de publieke ruimte. Eén van de inzichten uit het project Veilige Publieke Taak Utrecht is dat het in beweging krijgen van organisaties in de publieke sector en het bevorderen van echte veranderingen goed lukt door middel van concrete activiteiten en echte samenwerking - op het niveau van de (uitvoering in) organisaties. In Kanaleneiland berichtten voor de aanvang van het project veel publieke dienstverleners over grensoverschrijdend gedrag van jongeren, groepsgedrag in de publieke ruimte en moeilijkheden bij het betrekken van ouders bij oplossingen. Als het gaat om een Veilige Publieke Taak is de reflex vaak om publiekelijk schande te spreken van (het gebrek aan) normen en waarden bij de jeugd en aan te dringen op stevig aanpakken en aangifte doen. De Vreedzame Wijkaanpak bekommert zich ook om de vraag waar en van wie jongeren kunnen leren hoe ze op een verantwoorde manier met hun vrijheid om kunnen gaan en hoe je een conflict op een constructieve manier kunt oplossen. Deze aanpak sluit aan op de herstelrechtelijke basisprincipes die zijn toegepast in de Utrechtse VPT-aanpak, en die nu ook in het project Vreedzame Veilige Publieke Taak worden ingezet. De kern van herstelgericht werken is: het vergroten van de kring van belanghebbenden die meepraten over en meedoen aan de oplossingen. In plaats van focus op de veroorzakers en het probleem ligt de focus op iedereen die ermee te maken heeft (last van heeft) en het toewerken naar oplossingen. Restorative justice Restorative justice werkt met de visie dat het strafrecht weer moet worden toegepast zoals het ooit was bedoeld: als een laatste redmiddel en niet als een eerste impuls. Toepassing van restorative justice schept ruimte voor het ontwikkelen van alternatieve manieren om criminaliteit te bestrijden. De Nederlandse vertaling van restorative justice is herstelrecht. Herstelrecht stimuleert dat de betrokken partijen de oplossing van (potentieel) strafbare conflicten als dat kan zoveel mogelijk in eigen handen nemen. Herstelrecht gaat uit van het ontwikkelen en bij voorkeur éérst inzetten van overlegpraktijken, die eraan bijdragen dat de schade en het leed van het slachtoffer worden gecompenseerd, de onrust in het maatschappelijke leven vermindert en de kans op succesvolle maatschappelijke integratie van de daders toeneemt. Interventies zijn gericht op het verwerken van wat fout is gegaan en op het tot stand brengen van herstel en duurzame oplossingen. De restorative justice of herstelrechtbenadering gaat ervan uit dat een groot deel van de betrokkenen bij conflicten en 'incidenten' aanspreekbaar is op de gevolgen en verantwoordelijkheid wil nemen voor de toekomst. Het betrekken van allen die een belang hebben bij de gebeurtenis brengt evenwicht in de reactiepatronen. Het voorkomt dat ofwel wordt weggekeken uit handelingsverlegenheid, of omdat sprake is van 'minder ernstige' incidenten, en dat pas aangifte wordt gedaan als het echt uit de hand is gelopen. Het toepassen van een herstelgericht perspectief impliceert dat er zowel gewerkt wordt aan het versterken van de eigen kracht van degenen die bij ingrijpende gebeurtenissen of incidenten zijn betrokken, als aan de sociale kracht (het sociale weefsel) om die eigen kracht vast te houden en te kunnen herhalen.
Eindrapportage april 2013
14
De herstelmatrix
5
5
Overgenomen uit Jan Ruigrok en Hans Oostrik, In plaats van schorsen. Handboek herstelrecht in het onderwijs, Esch: Quirijn, 2007. Mede gebaseerd op Ted Wachtel, Real Justice. How we can revolutionize our response to wrongdoing, Pipersville, Pennsylvania: The Pipers Press, 1997 en Paul Mc Gold, Making sense of restorative practices research, paper XIII World Congress of Criminology, Rio de Janeiro, 2003.
Eindrapportage april 2013
15
Van te voren zijn de volgende basisprincipes besproken voor het project Vreedzame Veilige Publieke Taak: 1. Vóór alles geldt: de relatie in stand houden en herstel een kans geven. Markeren en straffen is goed, daarna volgt altijd een actie om 'het weer goed te kunnen maken'. 2. Inzoomen op oplossingen en versterken wat al goed gaat. 3. Duidelijkheid over wat dit betekent voor het handelen van professionals. Opvolging is niet organisatie- of individu-afhankelijk. 4. Het moet duidelijk zijn wie ervoor verantwoordelijk is dat iedereen de nodige vaardigheden kan verwerven. 5. Om succesvol te kunnen zijn is het leggen van verbindingen tussen de organisaties essentieel. Duidelijk was dat bij de aanvang (en ook nu) nog niet aan al deze randvoorwaarden wordt voldaan. Het project is er juist voor bedoeld om nadere invulling te geven aan deze randvoorwaarden en zicht te bieden op welke afspraken daarvoor nodig zijn. Hierop komen we terug in hoofdstuk 11.
Eindrapportage april 2013
16
6. Basisafspraken verwijzing naar bemiddeling door politie In het kader van het project Vreedzame Veilige Publieke Taak zijn met de politie afspraken gemaakt over aanhouding van de aangifte, in afwachting van de resultaten van een aanbod tot bemiddeling.6 De politie kon ten tijde van het project doorverwijzen naar bemiddelaars van de stichting Slachtoffer in Beeld (SiB), of bijvoorbeeld via jeugdzorg een Eigen Kracht-conferentie laten organiseren. De stichting Slachtoffer in Beeld is een dochterorganisatie van Slachtofferhulp Nederland en is sinds 2007 aangewezen om zogenaamde slachtoffer-dadergesprekken te begeleiden. De gesprekken van SiB vormden oorspronkelijk geen onderdeel van het strafproces. Inmiddels is het de bedoeling dat deze gesprekken ook bij lopende strafzaken worden uitgevoerd, en is sprake van het toepassen van deze mogelijkheid in het kader van de zogenaamde ZSM-projecten die ook in Utrecht door het Openbaar Ministerie worden uitgevoerd. Voorzien wordt dat de rechtbanken in Nederland op termijn zullen overgaan tot het aanbieden van volwaardige mediation in strafzaken, met professionele NMI-mediators, net zoals mediation op andere rechtsgebieden voorwerp is van verwijzing naar mediation door de rechtspraak. Deze ontwikkelingen sluiten aan op het nieuwe artikel 51h Wetboek van Strafvordering (WvSv). Per 1 januari 2011 is de Wet ter versterking van de positie van het slachtoffer in het strafproces, ofwel de zogenaamde nieuwe titel IIIA in het Wetboek van Strafvordering (Sv) in werking getreden. Deze bepaling is van belang voor het bevorderen van de communicatie tussen slachtoffers en daders, en de inzet van het strafrecht bij grensoverschrijdend gedrag in die gevallen waarin dat mogelijk blijkt te 7 zijn. Artikel 51h WvSv bevordert bemiddeling tussen slachtoffers en verdachten en slachtoffers en veroordeelden. Het artikel heeft de weg geopend naar het structureel inzetten van praktische toepassingen van restorative justice of herstelrecht, zoals mediation in strafzaken en het uitvoeren van herstelconferenties.
Artikel 51h Wetboek van Strafvordering:8 1. Het Openbaar Ministerie bevordert dat de politie in een zo vroeg mogelijk stadium het slachtoffer en de verdachte mededeling doet van de mogelijkheden tot bemiddeling. 2. Indien een bemiddeling tussen het slachtoffer en de verdachte tot een overeenkomst heeft geleid, houdt de rechter, indien hij een straf of een maatregel oplegt, daarmee rekening. 3. Het Openbaar Ministerie bevordert bemiddeling tussen het slachtoffer en de veroordeelde, nadat het zich ervan heeft vergewist dat dit de instemming heeft van het slachtoffer. 4. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld betreffende bemiddeling tussen het slachtoffer en de verdachte of tussen het slachtoffer en de veroordeelde.
6 7
8
In andere landen wordt dit wel preventieve mediation genoemd, als onderdeel van mediation in strafzaken. We spreken hier voor het gemak over daders en slachtoffers. Juridisch is dit echter niet helemaal correct. Bij mediation in lopende strafzaken heeft nog geen onherroepelijke veroordeling door de strafrechter plaatsgevonden. Er is dus (nog) geen sprake van een dader, maar van een verdachte. Als de politie naar bemiddeling doorverwijst zonder dat een aangifte is opgenomen, is zelfs niet eens sprake van een verdachte, maar van een conflict tussen personen waarin bemiddeling wordt bevorderd. Wet ter versterking van de positie van het slachtoffer in het strafproces, datum in werking treding 1 januari 2011 en Wet van 6 juni 2011 tot aanpassing van de Wet schadefonds geweldsmisdrijven en enkele andere aanpassingen, Stb. 2011, 276; artikel 51h Sv is per 1 januari 2012 in werking getreden.
Eindrapportage april 2013
17
In het kader van het project Vreedzame Veilige Publieke Taak is aan artikel 51h Sv concreet uitvoering gegeven door het opstellen van de navolgende basisafspraken voor doorverwijzing naar bemiddeling door de politie: a. De vertegenwoordigers van de politie, Openbaar Ministerie en de vertegenwoordigers van de organisaties die deelnemen aan het project Vreedzame Veilige Publieke Taak en aan het Vreedzame Wijkoverleg Kanaleneiland doen vanaf 1 juni 2012 mee aan de mogelijkheid om bij aangifte van grensoverschrijdend gedrag tegen de publieke dienstverleners die in de wijk werken, na te gaan of het mogelijk is een verwijzing naar mediation of bemiddeling tot stand te brengen. b. Het doel is om de veroorzaker van een incident, die verantwoordelijkheid wil nemen voor zijn gedrag, de mogelijkheid te bieden om het mogelijk strafbare conflict op vreedzame wijze op te lossen met het slachtoffer en eventueel met andere betrokken partijen. Met de bemiddeling kan het vrijwillig herstellen van eventueel aangerichte schade worden bevorderd, kunnen geschonden relaties worden hersteld en afspraken voor de toekomst worden gemaakt. c. Alle zaken, inclusief die met jeugdige verdachten/veroorzakers, komen in beginsel in aanmerking voor de verwijzing naar bemiddeling door de politie en/of door het slachtoffer en/of de organisatie waar het slachtoffer werkt. Bij de verwijzing let de politie op zaken als: de relatie tussen de verdachte en het slachtoffer, de mate waarin de verdachte in staat is zich in de positie van het slachtoffer in te leven, de bereidheid om de consequenties van het eigen gedrag onder ogen te zien en het voorkomen van antecedenten bij de veroorzaker. d. De bemiddelaar stelt vast dat het slachtoffer en de dader vrijwillig instemmen met de bemiddeling. Er worden van te voren en tijdens de mediation geen toezeggingen gedaan over de invloed van de bemiddeling op het mogelijke strafproces. Datgene wat wordt besproken is vertrouwelijk en daar stemmen alle deelnemers mee in (ook diegenen die op verzoek van de betrokkenen of van de bemiddelaar deelnemen). e. Als partijen een overeenkomst bereiken waarbij aan hun beider belangen naar tevredenheid wordt voldaan, wordt er een vaststellingsovereenkomst opgesteld waarin het registratienummer van de politie (of zaaknummer van het Openbaar Ministerie) wordt vermeld. De overeenkomst bevat geen verklaringen van de deelnemers, wel een opsomming van de resultaten en/of afspraken. De overeenkomst bevat, indien van toepassing, de vaststelling dat met deze overeenkomst verantwoordelijkheid wordt genomen voor de financiële claims (die claims worden dan expliciet opgenomen in de overeenkomst). De overeenkomst wordt door de mediator/bemiddelaar per omgaande naar de politie c.q. naar het OM gestuurd. Als er geen overeenstemming wordt bereikt, stelt de bemiddelaar een verklaring op waarin staat dat de bemiddeling is geëindigd zonder overeenstemming. Partijen ontvangen hiervan een kopie en een kopie gaat naar de politie c.q. in het strafdossier van het OM. f. De politie kan besluiten het insturen van de aangifte gedurende maximaal 2 weken aan te houden in afwachting van de resultaten van de bemiddeling. De politie kan de aangifte ook insturen naar het Openbaar Ministerie en in het proces van aangifte opnemen dat een mediator/bemiddelaar op verzoek van de dader een bemiddelingspoging heeft opgestart. De bemiddelaar laat zo spoedig mogelijk, bij voorkeur binnen 14 dagen na het opstarten van de bemiddeling, weten wat het resultaat is of binnen welke termijn een resultaat kan worden verwacht. Het slachtoffer moet in vrijheid en zonder (tijds)druk een beslissing kunnen nemen over deelname. g. Zowel de politie als het OM kan rekening houden met de uitkomst van de bemiddeling. Deze proef heeft tijdens de looptijd van het project nog geen verwijzingen opgeleverd naar bemiddelingen. Navraag bij twee betrokken wijkagenten leert dat zij deze mogelijkheid onvoldoende benut hebben, omdat ze niet goed op de hoogte waren van hoe dat zou moeten. Om die reden wordt voorgesteld de proef met de afspraken voort te zetten en opnieuw aandacht te vragen voor de mogelijkheid. Er is door de wijkagenten wel in een reeks van incidenten bemiddeld en er zijn in een aantal zaken afspraken gemaakt met de jeugdofficieren van justitie over sepot en voorwaardelijk sepot. Het ging om zaken waarin aangifte is gedaan van bedreiging en mishandeling (zie hierna ook bij de opbrengst).
Eindrapportage april 2013
18
7. De basisconflicten in de wijk
Tijdens de looptijd van het project Vreedzame Veilige Publieke Taak werden de professionals van een aantal organisaties in de wijk getraind in de Vreedzame Wijkaanpak door Caroline Verhoeff. Ook werd contact gezocht met organisaties die nog niet deelnemen aan deze aanpak, maar wel betrokken zijn bij de wijk en bij de conflicten die zich er voordoen. Er is tevens samengewerkt met Annemarie van Breugel van bureau IenB, die in opdracht van de Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling van de gemeente inzoomt op de conflicten die te maken hebben met het grensoverschrijdend gedrag van (groepen) jonge (tot ongeveer 12 jaar) kinderen in de wijk. Er zijn diverse workshops gehouden en bijeenkomsten georganiseerd, onder meer bij het MBO Utrecht (toen nog ROC Asa), ROC Midden Nederland en bij de Rechtbank Utrecht. De werkwijze was dat de projectleiders steeds actief coachten op conflicthantering, soms telefonisch, door mee te denken en zo nodig ook actief te interveniëren. De eigen interventies bestonden onder meer uit gesprekken, het begeleiden van bijeenkomsten en het uitvoeren van een bemiddeling. Steeds is gewerkt met inzet van de herstelgerichte basisprincipes: zo snel mogelijk en in ieder geval contact opnemen met de directe veroorzaker (de jongere en/of diens ouders), orde- en herstelgesprekken voeren, de kring vergroten van mensen die kunnen helpen met het oplossen (het vreedzame netwerk benutten), het versterken van de onderlinge contacten tussen de organisaties en de direct betrokkenen (de jongeren zelf, de ouders als regel, en als het nuttig is en kan ook de medebewoners) en het benutten van de contactpersonen in het netwerk van de Vreedzame Wijkaanpak. De politie heeft zelf actief bemiddeld. In het wijkagentenoverleg is de doelstelling van het project en het inzetten van herstelrecht besproken. In de pilotperiode is ingezoomd op zich voordoende incidenten, met het doel gebeurtenissen met impact voor de publieke dienstverleners in de wijk vreedzaam op te lossen. Het betrof onder meer: • ouders die verhaal komen halen over beslissingen van professionals (leerkracht, medewerker wijkwelzijnsorganisatie) met betrekking tot hun kind; • incidenten waarbij vechtpartijtjes in de speeltuin uitbreken tussen jonge kinderen, maar uiteindelijk een grote groep kinderen zich keert tegen de medewerkers van de speeltuin. Deze medewerkers zijn per definitie getalsmatig in de minderheid als zo'n situatie ontstaat; • een conflict over het naleven van huisregels, overgaand in schelden tegen een medewerker in de speeltuin. Het wordt een gebeurtenis die sluipenderwijs invloed krijgt op de verhouding tussen de medewerkers en een grotere groep ouders; • vernieling op een school; • onvrede over groepsgedrag van jonge kinderen in de wijk, in de speeltuin, bij het jongerenwerk en op straat; • gevoelens van onmacht over de aanpak van jeugdgroepen en de invloed die daarvan uitgaat op omstanders, buurtbewoners en gezinnen met jongere kinderen; • negatieve ervaringen met het betrekken van ouders van kinderen met grensoverschrijdend gedrag; • de soms nog gebrekkige onderlinge samenwerking tussen professionals; • de nog niet goed op elkaar ingespeelde bejegening tussen professionals en het nog uitblijven van voorbeeldgedrag van de organisaties in de wijk; • reageren op dreigende uitlatingen van kinderen via de sociale media tegen medewerkers van de wijkwelzijnsorganisatie; • onderlinge afstemming bij het aanpakken van (ernstig) grensoverschrijdend gedrag van jongeren in de wijk en het daarbij betrekken van de ouders en de vrijwilligers van de Marokkaanse vrouwenvereniging in de wijk.
Basisconflicten De pilotperiode laat zien dat er bepaalde 'natuurlijke' conflicten zijn die zich in verschillende hoedanigheden steeds weer voordoen. Het zijn structurele of basisconflicten die horen bij een kinderrijke wijk als Kanaleneiland, met een uitgesproken bevolkingssamenstelling en de aanwezigheid van een heel scala aan publieke dienstverleners en beroepsbeoefenaren met publieke taken.
Eindrapportage april 2013
19
Kanaleneiland is een zeer kinderrijke buurt: 28,4% van de inwoners is tussen de 0-17 jaar. 79,2% van de bewoners heeft een allochtone achtergrond, 42,2% een Marokkaanse. Het gemiddelde huishouden in Kanaleneiland is met 2,4 personen groot; aanzienlijk groter dan huishoudens elders in de stad. De leefoppervlakte in Kanaleneiland Noord is aanmerkelijk kleiner in vergelijking met die in de stad en andere wijken en buurten. De bevolkingssamenstelling laat zien dat met het ontstaan van vergelijkbare basisconflicten gewoon rekening moet worden gehouden. De conclusie is, dat de conflicten die zich voordeden tijdens de looptijd van het project, conflicten zijn die steeds opnieuw gebeuren en waarop dus in het kader van de Vreedzame Wijkaanpak kan worden geanticipeerd. Veel van deze conflicten zijn sociaal-emotioneel van aard en ze kenmerken zich door het grote belang van het erkennen en op waarde schatten van de psychologische aspecten van conflicten bij de betrokkenen. Het valt op dat al deze conflicten van invloed zijn op de beleving van de sfeer in de wijk door werkelijk alle betrokkenen (zowel degenen die er wonen als degenen die er werken). Ook blijkt dat ze niet gemakkelijk in algemene afspraken en protocollen te vangen zijn (terwijl daar onder de professionals wel behoefte aan is). In grote lijnen zien we de volgende basisconflicten in de wijk: • conflicten over verschillen in beleving; • taakgerelateerde conflicten; • zakelijke conflicten; • potentieel strafbare en daadwerkelijk strafbare conflicten.
Conflicten over verschillen in beleving Dit zijn conflicten waarbij het draait om beleving van de gebeurtenis vanuit een verschillend perspectief, conflicten over wat dominante waarden zijn en over opvattingen over en het ervaren van macht. Veel van de conflicten waarin beleving, gedachten over (elkaars) motieven, waarden en opvattingen een rol spelen, gaan over de manier waarop de professionals en de ouders van de jongeren (en in het verlengde van hun ouders de jongeren zelf) in de wijk het contact over en weer ervaren en de mate waarin ze zich kunnen inleven in elkaars positie. Er zijn allerlei feitelijke verschijningsvormen van dit basisconflict: • De ouder die de professional (leerkracht, jongerenwerker) niet gelooft als die vertelt over gedrag van het kind onder schooltijd of in de publieke ruimte en die achter zijn/haar kind of familielid blijft staan. De professional die vindt dat de ouder de ernst van wat wordt besproken onderschat of niet geïnteresseerd lijkt in de opvoeding van de eigen kinderen. • De ouder die de handhaving van de orde op straat en de regels op school een taak vindt voor de professional en de professional die vindt dat de ouders hier een rol in moeten nemen. • De ouder die zich niet serieus genomen voelt, machteloos voelt en toegesproken voelt door de professional, de 'deskundige' professional die 'het' altijd beter lijkt te weten, de regels achter zich heeft staan en kan ingrijpen in het leven van de ouder, en de professional die het gevoel heeft niet te kunnen doordringen tot de ander. • De professional die een beeld heeft van de ouder of wijkbewoner die zich steeds als 'consument' opstelt en uitstraalt 'los jij dit maar voor mij op', en de ouder die dit aanvoelt en daar bijvoorbeeld gebruik van maakt of zelf ook moedeloos van wordt. • De professional die op basis van eerdere ervaringen scepsis heeft over de mogelijkheid van blijvende betrokkenheid van ouders, en ouders die op basis van eerdere ervaringen sceptisch zijn over de mogelijkheid dat professionals hen voor vol aan zien. Vaak spelen ook andere vormen van groepsdenken (bijvoorbeeld het toeschrijven van opvattingen aan culturele verschillen). • Ouders die de regels overtreden in het bijzijn van kinderen, soms stiekem, en geen oog lijken te hebben voor de effecten daarvan op de beleving van het gezag van de professional door de kinderen. • Conflicten over de betekenis van regels en over welke waarde zou moeten prevaleren, bijvoorbeeld over de vraag of huisregels in de speeltuin 'mogen' gaan over het eten en drinken dat de ouders meebrengen voor hun kinderen. • Groepsgedrag van (grote) groepen kinderen van 10 jaar en ouder die op een leeftijd komen dat ze zonder toezicht op straat spelen leidt tot verschil in opvatting over de verantwoordelijkheid van
Eindrapportage april 2013
20
individuele ouders voor dit groepsgedrag en de rol van professionals die in de wijk werken ('ouders moeten verantwoordelijkheid nemen' versus 'wat zou ik dan in mijn eentje moeten doen?'). • Onderlinge verschillen in operationele waarden (wat is proper, wat is beleefd en wat is druk gedrag, wat is lawaai, wat is 'je aan afspraken houden' - en heb je een eigen 'fluitruimte' en zo ja, wat is dat dan weer precies?) enzovoorts. Voorbeeld van een basisconflict over verschil in beleving Er zijn weer veel hangjongeren in de wijk. De jongere ouders in de wijk vinden dat echt een probleem en zij vinden dat er veel te weinig te doen is voor deze groep. De hangjongeren voetballen elke avond op het plein tot na middernacht en halen rotzooi uit met wat er daar voorhanden is. Er is ook scooteroverlast. De moeders van de jongere kinderen hameren erop: geef die jongens iets zinnigs te doen in de wijk. Ze voetballen de hele avond, ze willen dus sporten. Zorg voor een goede voorziening die niet midden in de woonwijk ligt. Een beetje begeleiding is wel nodig. Liefst iets zinnigs met perspectief. Niet alleen maar bezigheid. Van de Marokkaanse jongens wordt gezegd dat ze agressief zijn en dan mogen ze weer een hele tijd het jongerenwerk niet in. Gehoord: 'Mijn eigen jonge kinderen zien dit voorbeeld als ze uit het raam kijken. Dit wil ik niet voor mijn kinderen. Het is frustrerend als hulpverleners zeggen dat er al genoeg te doen is voor deze groep'. Deze groep ouders wordt door de professionals nog niet als bondgenoten tegen de problematiek van de hangjongeren gezien. Algemene observatie: deze ouders willen zowel spuien als meedenken. Spuien is belangrijk, dat moeten ze kwijt. Daarna ontstaat een positieve sfeer.
Taakgerelateerde conflicten Taakgerelateerde conflicten zijn de conflicten die vaak de onderlinge verhoudingen meekleuren. In een wijk als Kanaleneiland is er veel overleg en bestaan ketenafspraken over het signaleren, melden en doorverwijzen van zaken die inschakeling van professionals behoeven. Er is onderling onduidelijkheid en de betrokken ouders en jongeren ervaren het aanbod als een brei van hulpverlening. Het innemen van de posities 'professional' en 'hulpbehoevende' leidt ook tot overneemgedrag aan de ene kant en een afwachtende houding aan de andere kant. • Wie doet wat als een incident of conflict zich voordoet? Wie neemt als eerste actie? • Meningsverschillen over elkaars organisatiedoelstellingen worden nog niet altijd openlijk uitgesproken ('Wat ze eigenlijk zouden moeten doen, doen ze niet…'; 'Er zou veel meer aandacht moeten zijn voor ….'). Of: waarom worden groepen opgedeeld in 'de Marokkaanse' groep, 'de Turkse groep' en 'de Nederlandse groep'? • Onduidelijkheid over rollen en verantwoordelijkheden ('Ik heb de melding gedaan en hoor nooit wat terug.'). • Afspraken over afbakening (bijvoorbeeld over de aanwezigheid van jongere kinderen bij het jongerenwerk of oudere broers en zussen bij het kinderwerk). • Onderlinge conflicten over omgangsvormen, bijvoorbeeld als gevolg van ongevraagd feedback geven en meningen geven zonder eerst vragen te stellen.
Zakelijke conflicten • De onderlinge samenwerking tussen de organisaties in de wijk genereert zakelijke conflicten door onderlinge afhankelijkheid voor het boeken van resultaten en succes, en door overlap in (deel)taken of juist het vallen van gaten. Het elkaar daarop succesvol aanspreken loopt niet altijd goed. Het is onderdeel van de Vreedzame Wijkaanpak dat iedereen daarop aanspreekbaar is en er anderen op kan aanspreken.
Potentieel strafbare en daadwerkelijk strafbare conflicten • Grensoverschrijdend en agressief gedrag tegen publieke dienstverleners dat intern gemeld moet worden; soms ook meldenswaardig bij de politie of zelfs aangiftewaardig. • Groepsgedrag van jongeren in de gevarenzone en over de grens. • Vermoedens van strafbaar gedrag en risico op afglijden bij jongere kinderen. • Groepsgedrag van oudere jongeren in het jongerenwerk op en over de grens. • Melden van (kennis over) strafbare feiten door professionals en door bewoners zelf. • Afbakenen van eigen interventies in de Vreedzame Wijkaanpak en de strafrechtspleging.
Eindrapportage april 2013
21
Gehoord: 'De bejegening door de professionals in de wijk is ook niet altijd zo vreedzaam. Als je gewoon iets vraagt, krijg je soms een bot antwoord. Het is bijna onmogelijk om een professional daarop aan te spreken.' In het kader van het project is gericht gewerkt aan het samenwerken bij het reageren op problemen, grensoverschrijdend gedrag en het herkennen van conflicten (ook in de onderlinge samenwerking). Een deel van de voorbereiding om conflicten collectief aan te pakken bestaat uit het gezamenlijk trainen van de Vreedzame Wijkaanpak. Het is de bedoeling dat de wijk zo als geheel vaardiger wordt. Door het betrekken van alle belanghebbenden en het inzetten op herstel krijgen de betrokkenen bij de structurele conflicten meer informatie en komen gezamenlijke oplossingen eerder in zicht. Het toepassen van de aanpak van de Vreedzame Veilige Publieke Taak levert concrete handvatten op om mee aan de slag te gaan in de trainingen voor de Vreedzame Wijkaanpak. De voorbeelden lenen zich voor oefening in de training: het trainen van basisposities in conflicten levert inzichten op en het inzetten van mediationachtige vaardigheden vergroot de kans op positieve uitkomsten van gesprekken. Analyse Analyse van de basisconflicten in de wijk leert bijvoorbeeld dat er de komende jaren een aanhoudende stroom van opgroeiende kinderen is in de leeftijd van 10 jaar en ouder. Dat is de leeftijd waarop ze groepsgewijs en in grotere aantallen door de wijk gaan. Het roepen om toezicht door ouders is in de meeste gevallen geen oplossing. Op deze leeftijd gaan kinderen juist zonder toezicht van ouders opereren. Dat is in Kanaleneiland niet anders dan in andere wijken in Nederland. De aantallen en de betrokkenheid van nog jongere kinderen is wel bijzonder: het is een aangrijpingspunt om ouders te betrekken. Het is belangrijk om elkaar te helpen om normaal groepsgedrag van risicogedrag te onderscheiden. Na een groot incident met veel betrokken jongeren blijft het gevoel bestaan 'dat het zo weer kan gebeuren'. Dat klopt ook: het is goed om daar rekening mee te houden. Het is een gegeven dat er al gauw een overmacht aan jongeren in aantallen is. Daarom is het goed om te weten wat je van de politie kunt verwachten en zeker ook van jezelf als professional. Tegen een grote overmacht aan kinderen kun je namelijk meestal niet op. Je veiligheid vooropstellen is dan het beste. Zo spoedig mogelijk daarna beginnen met het herstellen van de schade en betrekken van de omgeving daarbij is dan een goede manier om ermee om te gaan.
Eindrapportage april 2013
22
8. Vreedzame Veilige Publieke Taak: de opbrengsten Het consequent en concreet in actie komen bij incidenten laat zien dat het meestal mogelijk is dat de professionals het initiatief nemen om in contact te treden met de veroorzaker en andere betrokkenen (ouders, omstanders, wijkbewoners, andere organisaties) en dat de structuur van de Vreedzame Wijkaanpak helpt om elkaar 'te vinden' en 'te helpen'. Daarbij is nodig dat professionals elkaar toelaten op elkaars terrein; dat vergt vertrouwen en ook het in de dagelijkse werkzaamheden erkennen dat professionals van verschillende organisaties elkaar nodig hebben om verder te komen. Er is een mediation uitgevoerd en deelnemers aan het project hebben ook zelf een aantal herstelgesprekken georganiseerd met betrokkenen bij incidenten. Bij enkele daarvan trad de politie op als bemiddelaar, als 'achterwacht', of was het politiebureau de locatie waar het herstelgesprek kon plaatsvinden. Ook werd een groepsgesprek met moeders in de wijk over veiligheid georganiseerd. Verder is gewerkt aan het versterken van de nieuwe samenwerking van de professionals en de vrijwilligers in de wijk, in het kader van het oplossen van de problemen op straat met jonge kinderen tot 12 jaar (in tamelijk negatief jargon ook wel aangeduid als '12-minners-aanpak'). Er is geïnvesteerd in het versterken van 'de wijkstructuur' die daarvoor nodig is: er zijn nieuwe contacten gelegd (bijvoorbeeld tussen de medewerkers van de speeltuin en de jeugdboa's) en bestaande banden zijn opnieuw verstevigd (met de wijkagenten en de allochtone vrouwenvereniging in de wijk). Deze inspanningen leveren resultaat op: dan blijkt het mogelijk om snel contact met elkaar op te nemen en bijvoorbeeld ook met jongeren die zich grensoverschrijdend gedroegen en met hun ouders. Via de vrouwenorganisatie kan zo nodig iemand uit het netwerk van de ouders worden betrokken. De boodschap 'dit is gebeurd en nu willen we het graag vreedzaam oplossen' blijkt goed over te komen bij alle betrokkenen. Het snel uitpraten zorgt ervoor dat men over en weer meer informatie verwerft en dat de verhoudingen veranderen. Door in de aanpak in te zoomen op de veiligheid van de publieke dienstverleners (degenen die in deze wijken vaak aanjagers voor vernieuwing zijn) en de manier waarop ze die samen met bewoners, passanten, ondernemers en ketenpartners vormgeven, ontstaat een steviger visie op het stellen van grenzen bij grensoverschrijdend gedrag. Informatie-uitwisseling over de conflicten levert extra kennis op over de wijk. Men komt meer met elkaar in contact en kan zo samenwerken aan verdere verbinding. Duidelijker wordt welke mogelijkheden benut kunnen worden.
•
Een aantal voorbeelden van resultaten: Er wordt een gesprek georganiseerd met een vader die agressief is geweest tegen een aantal medewerkers. In het gesprek wordt duidelijk dat hij zich realiseert dat hij te ver is gegaan. Hij vraagt begrip voor het feit dat hij zich niet gehoord en begrepen voelde. De professionals realiseren zich dat zij de gang van zaken beter hadden kunnen uitleggen en dat het belangrijk is om altijd even contact te zoeken met de ouders voordat een kind te maken krijgt met een sanctie. De angst bij de medewerkers is weg. 'Op weg naar huis hoef je niet meer over je schouder te kijken.'
•
De aanhouder wint (soms dan toch). Nadat de leidinggevende een aantal malen heeft aangedrongen op een ordegesprek is door bemiddeling van de politie alsnog een gesprek gearrangeerd op het politiebureau. Soms moeten medewerkers tot drie keer toe aandringen op een gesprek. In dit geval intervenieerde de politie om de betrokken veroorzaker van grensoverschrijdend gedrag aan te spreken op de urgentie om het uit te praten en op te lossen voor de toekomst. De betrokkenheid en vasthoudendheid van de politie heeft goed gewerkt. Ook na afloop van het gesprek is de politie nog een keer langs geweest.
•
Tijdens een gesprek met een groepje 12-jarigen die een medewerker van een wijkwelzijnsorganisatie op straat uitschelden, betuigen drie van de vier jongens oprecht spijt. Ze hebben zich niet eerder verdiept in de consequenties van hun gedrag voor de
Eindrapportage april 2013
23
medewerkers. De relatie wordt hersteld en de jongens en de medewerker groeten elkaar daarna normaal. De ouders van deze jongens kunnen nu via de school een compliment ontvangen over het gedrag van hun kinderen. De vierde jongen is geslotener. Het blijkt dat de school deze jongen ook extra aandacht geeft. Hierover kan met de school nu gemakkelijker contact worden gelegd en de school voelt zich in de richting van de ouders gesteund in het uiten van zorgen. •
Een moeder die de observaties van de leerkracht over haar zoon in eerste instantie niet gelooft, reageert positief op het verzoek om 'dit vreedzaam op te lossen'. De moeder toont tijdens het gesprek dat ze meer begrip heeft gekregen voor de positie van de leerkracht, die soms last heeft van het gebrek aan vertrouwen dat ouders kunnen tonen. De moeder realiseert zich dat zij niet de enige ouder is die zich zo opstelt en dat vertrouwen in elkaars oprechte betrokkenheid met het welzijn van haar zoon van twee kanten moeten komen.
•
Naar aanleiding van een voorval dat onbevredigend is afgehandeld wordt een overleg georganiseerd over wat de medewerkers zouden willen. De uitkomst is dat de medewerkers zich weer op hun gemak willen voelen op hun werk en af willen van de onderhuidse 'wij-zij' sfeer met een deel van de ouders. De medewerkers willen uit de 'toezichthoudersrol', omdat het niet werkt: alleen al vanwege het getalsmatige overwicht van ouders en kinderen ten opzichte van het aantal medewerkers. De medewerkers hopen op een situatie waarin het niet nodig is de bezoekers steeds opnieuw aan te spreken op de belangrijke regels, zoals: geen snoep en ijs in de speeltuin en kinderen onder de 7 jaar vallen onder toezicht en verantwoordelijkheid van een begeleidende volwassene. Men wil graag dat de ouders uit eigen beweging meewerken. Vervolgens zijn gesprekken georganiseerd waarin aan ouders is gevraagd zelf mee te denken over hoe het voor iedereen gezelliger kan worden. In de behoefte aan duidelijke regels van de organisatie en duidelijkheid over de back-up van de organisatie, van de leiding en van de politie bij incidenten, is onder meer voorzien door het uitnodigen van de wijkagenten voor een gesprek en het opschrijven van een aantal aandachtspunten. Het punt van betrokkenheid van bewoners, ouders en gebruikers bij de totstandkoming van huisregels is (nog) blijven liggen.
•
In één geval kon binnen 4 uur na het incident het commitment tot stand worden gebracht tot een gesprek met de vier veroorzakers, de schooldirecteur, de leerkracht en de twee medewerkers van de wijkwelzijnsorganisatie. Het groepje jongens schold de medewerker op de route naar zijn werk al geruime tijd met enige regelmaat uit voor 'neger' en 'zwarte'. Het aanspreken van de jongens had geen resultaat. Het inschakelen van het Vreedzame Wijknetwerk had wel effect. Er werd direct ingegrepen, een herstelgesprek georganiseerd en er was meteen een positief resultaat. De jongeren werden zich bewust van de impact van 'zo maar iets roepen'. Er werden excuses gemaakt en daarna groetten de betrokkenen elkaar normaal op straat. Door het gezamenlijk ingrijpen werd ook de band met de school versterkt en kon een link worden gelegd met het schoolprogramma; er was in de bovenbouw net aandacht besteed aan discriminatie. Een van de betrokken jongens reageerde redelijk gesloten en afstandelijk. Het blijkt dat hij ook op de school als een mogelijke zorgleerling wordt beschouwd. Het signaal van de wijkwelzijnsorganisatie was voor de school een reden om contact op te nemen met de ouders. Maanden later regelen betrokken ouders dat de medewerker op zijn verjaardag een cadeautje krijgt.
•
Nazorg en follow-up is ook: de jongeren complimenten geven als het goed gaat, en dat ook aan hun ouders laten weten! Vaak horen ouders alleen iets van professionals als het niet goed gaat.
•
De hulp van collega's is effectief ingeroepen: een sociaal makelaar benut haar contacten en verzamelt informatie over de toedracht rond een incident. Daaruit blijkt dat een aantal van de getuigen het ook naar vonden, maar ze niets gezegd hebben omdat ze niet wisten wat ze moesten doen. Wel was voor hen ook duidelijk dat er een probleem werd veroorzaakt. Dit was voor de bij het incident betrokken medewerkers goed om te weten: 'Ik dacht dat ze het er
Eindrapportage april 2013
24
allemaal mee eens waren'. •
In een gesprek met een groep moeders wordt duidelijk dat ouders zich wel degelijk zorgen maken over de gevolgen van groepsgedrag van jongeren in de wijk. Ouders willen graag betrokken worden bij oplossingen, maar zien daar individueel en incidenteel geen kans voor.
•
In een groepsgesprek over veiligheid vertellen moeders dat er andere oplossingen nodig zijn voor de jongeren die overlast veroorzaken in de wijk. Er zijn te weinig mogelijkheden voor zinvolle tijdsbesteding. De standaard reactie van hulpverleners is meestal 'Maar er is toch genoeg te doen voor jongeren in de wijk, we doen al zoveel' of 'Dat zal ook niet veranderen met al die bezuinigingen voor de deur.' De moeders ervaren het wonen in Kanaleneiland toch al als een stigma waar je moeilijk vanaf komt. Zij vinden dat jongeren betrokken zouden moeten worden in goede projecten die echt meer kans geven op werk en toekomstperspectief. Beïnvloeding via sport en sportieve activiteiten in de avonduren is misschien mogelijk.
•
Ook over mogelijke eigen bijdragen wordt vrij gemakkelijk gesproken. 'In Kanaleneiland is veel groen en weinig kleur. Ik heb groene vingers en zou daar best iets mee willen doen.' Dan is betrokkenheid van de hangjongeren volgens de moeders wel nodig, anders is een bloemperk dat je met jongere kinderen kunt aanleggen binnen de kortste keren vernield.
•
Via de Vreedzame Wijk-coördinator van de school wordt een bemiddeling opgestart met de ouders van een leerling die vernielingen heeft aangericht op school, de leerkracht en de schooldirecteur. De achterliggende redenen voor het gedrag van de leerling komen boven water en er worden afspraken gemaakt tussen de ouders en de leerling over hoe zij thuis de situatie kunnen verbeteren. Er wordt een overeenkomst gesloten over de vergoeding van de schade.
•
Een ouder die betrokken is bij een bemiddeling meldt zich aan voor de oudertraining van de Vreedzame Wijkaanpak.
•
De wijkagenten bemiddelen in een reeks incidenten met jeugdige verdachten. In één geval is het resultaat dat de jongere zijn excuses komt aanbieden aan de publieke dienstverlener. Daarna heeft hij een gesprek met de jeugdofficier van justitie en wordt de zaak voorwaardelijk geseponeerd. In een ander geval doet een leerling aangifte van mishandeling tegen een leerkracht, omdat deze hem geslagen zou hebben. Tijdens de bemiddeling blijkt dat de leerkracht de aangever en een medeleerling uit elkaar heeft gehaald nadat ze elkaar te lijf gingen. De ouder van de aangever besluit na het kennis nemen van de toedracht af te zien van de aangifte.
•
Als er sprake is van zakelijke of taakgerelateerde conflicten, moeten die eerst worden opgelost. Deze typen conflicten kunnen leiden tot onvermogen om tot vruchtbare samenwerking te komen en in het belang van bewoners, ouders en jongeren te handelen. In de projectfase is aandacht besteed aan het bespreekbaar maken van de manieren waarop medewerkers en teamleiders ruimte kunnen maken voor elkaar en elkaars organisaties om samen te werken. Hierbij zijn ook onconventionele middelen ingezet; er is bijvoorbeeld een bijeenkomst georganiseerd met toepassing van conflicthantering en oosterse vechtsport. De jongerenwerkers, de medewerkers van de wijkwelzijnsorganisatie en de vrijwilligers van de Marokkaanse vrouwenvereniging denken dat een dergelijke aanpak vaker bruikbaar is om onderlinge samenwerking een boost te geven en ook voor jongeren interessant te maken.
•
Inzet van herstelrecht helpt om het doel van de interventie van de professional af te bakenen en de uitvoering van oplossingen weer zo snel mogelijk over te laten aan de direct betrokkenen. In het kader van de nieuwe samenwerking rondom de aanpak van grensoverschrijdend gedrag van kinderen in de basisschoolleeftijd is het inzetten op herstel functioneel gebleken. Zo kan het bijvoorbeeld helpen dat het doel van een interventie is om de (delinquente) vader van een jongere nadrukkelijk aan te spreken als vader en uitsluitend de alertheid van de omgeving te mobiliseren, zodat meer mensen op de jongere gaan letten.
Eindrapportage april 2013
25
•
Tijdens de looptijd van het project VVPT is ook aandacht besteed aan de afbakening van de werkwijze ten opzichte van de zogenaamde Pilot 12-Kanaleneiland. In de VVPT-aanpak krijgen en nemen de professionals in de wijk de ruimte om herstelgerichte principes in te zetten bij grensoverschrijdend gedrag en signalen van zorgelijk gedrag. De uitkomst van het overleg en een teambuildingsdag was, dat de doorverwijzingsstructuur via een zorgmelding/VIR-melding en melding of aangifte bij de politie (zie stroomschema bijlage 2) pas wordt ingezet nadat de herstelgerichte basisinterventies van de Vreedzame Wijk niet blijken te werken. De analyse van de basisconflicten hielp om zichtbaar te maken dat het hier om complementaire werkwijzen gaat.
De ervaringen laten ook zien: • dat lang niet iedereen is 'ingetuned' en/of zijn of haar rol pakt; dit vergt ook in de proefwijk Kanaleneiland zeker nog een inspanning; • dat het nog niet vanzelfsprekend is om meteen in actie te komen via het netwerk van de Vreedzame Wijk; • dat het soms moeilijk is om iets echt 'af te maken'. Het vergt bijvoorbeeld doorzettingsvermogen om iemand drie keer te benaderen voordat hij of zij in actie komt, maar het werkt wel; • dat het herstelgericht in contact treden met ouders in de wijk nu nog geen vaardigheid is die iedereen grmakkelijk afgaat; • dat herstelrecht toepassen tijd kost. Daarover heeft de professional in eerste instantie soms het gevoel dat hij of zij die niet heeft (dat het eigenlijk niet bij de taak hoort). Pas later blijkt dat het een investering is die zich terugbetaalt in verbeterd contact; • dat het vooral lukt bij incidenten waarbij de neiging tot 'laten gaan' of 'wegkijken' aanwezig is: deze neiging kan gemakkelijker worden onderdrukt als er onderlinge steun is georganiseerd om toch in te grijpen (het vertrouwen in de eigen capaciteiten neemt toe); • dat het moeilijker wordt naarmate het conflict dat achter het incident schuilgaat of wordt vermoed 'groter' is. Hiervan is met name sprake als er een vermoeden is dat de incidenten worden beïnvloed door de aanwezigheid van grote groepen of van criminele jeugd(groepen) in de wijk (het vertrouwen dat het dan kan lukken is nog niet groot genoeg); • dat er binnen de organisaties en in de wijk gewerkt moet worden aan een netwerk van 'oproepbare' bemiddelaars, die kunnen inspringen als conflicten ontstaan of dreigen te escaleren; • en dat de oplossingen die nodig zijn om sommige onderliggende problemen aan te kaarten soms 'groter' zijn dan binnen de macht van de individuele organisaties ligt, zoals het organiseren van structurele voorzieningen en andere bezigheden voor jongeren in hun vrije tijd. Deze ervaringen duiden erop dat het toepassen van herstelrecht, het herstelgericht werken en het focussen op het oplossen van conflicten en het verbreden van de kring van betrokkenen belangrijke elementen zijn in de verbreding van het programma naar de Vreedzame Wijkaanpak. Het focussen op concreet in actie komen en kijken of je het samen kunt oplossen genereert positieve ervaringen, zelfvertrouwen, vertrouwen in elkaar, zicht op kansen en het versterkt wat al goed gaat. Uit de bemiddelingen die door de politie zijn gedaan, blijkt ook dat het inschakelen van het justitiële apparaat meestal achterwege kan blijven. Als iets misgaat kan meteen worden gekeken hoe het kan worden hersteld of alsnog beter kan worden gedaan. Ook positief is dat de Vreedzame Wijkaanpak een professional uitnodigt een bijdrage te leveren vanuit de eigen functie, de eigen positie. Dat hoeft vaak maar een beperkte bijdrage te zijn, en juist een beperkte bijdrage is dikwijls realiseerbaar en een goede stap (stapje) om uiteindelijk een groter doel te bereiken. Voorbeeld Een voorbeeld is de taakafbakening binnen het team van jongerenwerkers, kinderwerkers en vertegenwoordigers van Al Amal. Het doel van een herstelgerichte interventie is niet dat het met de jongere ineens veel beter gaat, maar bijvoorbeeld: • dat de jongere naar de locatie van het jongerenwerk of de speeltuin komt; • dat ook een vader met antecedenten niet gemeden wordt, of dat er over zijn 'activiteiten' alleen
Eindrapportage april 2013
26
maar wordt gesproken in de zin van: 'met de zoon zal het ook zo gaan'. Het is belangrijk dat de vader wordt aangesproken op zijn vaderrol zonder dat geprobeerd wordt hem te veranderen; • dat een jongen wiens vader in detentie zit juist in de speeltuin in aanraking kan komen met andere vaders; • dat advies of hulp gevraagd kan worden aan de vrouwenvereniging bij het benaderen van een gezin; • dat het netwerk of de kring rondom de jongere geactiveerd wordt, groter wordt en dat mensen in de omgeving beter opletten. Het resultaat van een mediation op een school was bijvoorbeeld dat de leerkracht regelmatig zou informeren naar het welzijn van de leerling. Dat kan voldoende zijn voor een leerling met problemen om zich 'gezien' te voelen.
Werkwijze Het oorspronkelijke plan om een kernteam te vormen rondom een incident met betrokkenen in de organisatie zelf en een persoon van daarbuiten was te hoog gegrepen. De structuur ontbreekt, terwijl snel handelen geboden is. Het blijkt wel een goede werkwijze dat iemand (in dit project vaak de projectleiders) even meedenkt over de volgende stap in een concrete situatie, uiteraard met de insteek om steeds terug te grijpen op de herstelgerichte uitgangspunten. Een paar keer werd kort telefonisch advies gevraagd: 'Dit is aan de hand. Wat zal ik nu doen? Hoe kun je het brengen?' Instant adviseren en soms ook instant ingrijpen, interveniëren, werkt goed. Dit is een rol/functie waaraan in de wijk behoefte bestaat. Daarin voorzien hoort duidelijk bij het op deze manier ontwikkelen van de Vreedzame Wijkaanpak. Dit brengt ons in hoofdstuk 11 tot de aanbeveling een soort 'Eerste Hulp Bij Conflicten'-helpdesk op te zetten. Het is belangrijk dat professionals het moment herkennen waarop ze als professional betrokken raken als partij bij een conflict. Vanaf dat moment kan een onafhankelijke gespreksleider en eventueel ook een mediator of bemiddelaar een belangrijke rol vervullen. Deze observaties hebben we gebruikt voor het ontwikkelen van het wijkmediationmodel: het Utrechts Mediatiemodel. Dit wordt toegelicht in het volgende hoofdstuk. De ervaring met Vreedzame Veilige Publieke Taak laat zien dat het kansrijk kan zijn om de structuur van wijkmediatoren op school uit te breiden over de hele Vreedzame Wijkaanpak. Dit zorgt ervoor dat professionals die veel signaleren snel een steuntje in de rug kunnen 'inhuren' om incidenten op een minder bedreigende manier ter sprake te brengen. Het inschakelen van een onafhankelijke wijkbemiddelaar impliceert immers dat de professional erkent dat hij of zij betrokken is bij een (basis)conflict en snapt dat hij door de ander als 'partij' of 'partijdig' kan worden ervaren. De voorbeelden van structurele conflicten leveren input voor de huidige, gezamenlijke training van alle professionals en ouders.
Eindrapportage april 2013
27
9. Op weg naar een Utrechts Mediatiemodel Idealiter is bij de reactie op grensoverschrijdend (en potentieel strafbaar) gedrag sprake van een continuüm, waarbij interventies er aan de ene kant op zijn gericht om grensoverschrijdend gedrag zo lang mogelijk met informele bemiddeling op te lossen (en buiten het strafrecht te houden), en aan de andere kant de personen die betrokken zijn bij grensoverschrijdend en strafbaar gedrag zo mogelijk ook weer uit het strafrechtsysteem te (bege)leiden. De interventies zijn bij voorkeur gericht op het zo veel mogelijk betrekken van de directe kring van belanghebbenden, en die kring is bij het toepassen van herstelrechtelijke uitgangspunten het liefst zo groot mogelijk. >>> van informeel (buiten strafproces) >>> >>> >>> Effect Vragen stellen (Spontane) van gedrag op die bewustbijeenkomst met anderen wording veroorzaker en benoemen of stimuleren van gedupeerde bespreken het gedrag en het effect op >>> >>> anderen Een Aandacht bepaalde voor >>> vorm van gespreksPeer bemiddeling vaardigheden mediation op en school/ >>> bejegening Vreedzame Wijkmediation School Vreedzame Wijk in actie
>>> naar formeler >>> Herstelgesprek of herstelbemiddeling >>> Gesprekscirkel of herstelconferentie
>>> Mediation in een strafzaak Door professionele NMImediators
>>> Strafrechtspleging
>>> Verwijzing door politie of door Openbaar Ministerie, bijvoorbeeld ZSM
>>> Herstelgerichte detentie
Formelere interventies met steun van de mediatoren uit de Vreedzame Wijk
>>> Slachtofferdader gesprek
>>> Uitwisseling tussen organisaties >>> Kan resulteren in afspraken vaststellingsovereenkomsten, herstelplannen en creatieve oplossingen >>> Ontdekken van nieuwe vormen: helpdesk Eerste Hulp Bij Conflicten / een jongerenrechtbank
>>> Aangifte is (mogelijk) aan de orde >>> Politie-onderzoek en 'restorative policing' is mogelijk ook de politie bemiddelt zelf >> politie heeft mogelijheden om 'wijkkracht' en 'wijkmediatiekracht' in te schakelen en om door te verwijzen als dat nodig is De brede basis van de Vreedzame Wijk = ouders, professionals, jongeren, kinderen, buurtbemiddelaars zijn getraind en werken samen, ook bij conflicthantering
Het Utrechts Mediatiemodel in de wijk
9
De herstelgerichte interventies lopen op in 'procedurele intensiteit' en gaan over in toepassing van herstelrecht als het conflict in het strafrecht terecht komt of dreigt te komen. Zodoende komt het strafrecht pas in beeld als het echt nodig is. Het idee van het mediatiemodel van de Vreedzame School is op vergelijkbare wijze door te voeren in de Wijkaanpak. In het kader van het versterken van de Vreedzame Wijkaanpak ligt het voor de hand het werken met bemiddeling door 'kindermediatoren' uit te breiden naar het werken met jongeren en volwassen in de rol van bemiddelaar en mediator. De conflicten beperken zich immers niet meer tot incidenten tussen kinderen onderling, maar ze ontstaan in alle dagelijkse situaties van het reilen en zeilen in de wijk. Ze kunnen iedereen die in de wijk woont en werkt raken: jongeren onderling, jongeren en professionals, ouders en professionals, en bewoners en bedrijven die er gevestigd zijn en die al dan niet zijdelings betrokken kunnen zijn. Zoals hierboven geschetst moet voor een deel van de basisconflicten die zich voordoen in een wijk niet zozeer worden gezocht naar manieren om ze 'gemakkelijk op te lossen' als
9
Zie ook Dierx en Van Hoek 2012.
Eindrapportage april 2013
28
wel om ze hanteerbaar te maken en als motor voor veranderingen te gebruiken. Het omgaan met conflicten en het aanleren van vaardigheden door iedereen in de Vreedzame Wijk is al onderdeel van de Vreedzame Wijkaanpak en wordt getraind. Het structureel opvangen van de basisconflicten in de wijk kan meer vorm krijgen door het versterken van de opvangfunctie van de Vreedzame Wijkaanpak. Bij conflicten die te maken hebben met waarden, sterke overtuigingen en groepsgedrag dat steeds opnieuw kan opkomen, is het van belang dat wordt gestreefd naar het normaliseren van het omgaan met het gedrag en het omgaan met de verschillen in perceptie, en dat betrokken partijen de validiteit leren kennen van de waarden die de andere betrokken partij voorstaan. Conflicthantering doet eerst een beroep op het inlevingsvermogen van alle betrokkenen en normaliseert veel voorkomende conflicten. Gelet op de leeftijdsopbouw in Kanaleneiland zal het bijvoorbeeld nog jarenlang zo zijn, dat groepen jongeren (jongens) van jonge leeftijd zonder toezicht spelen en dat verschillende andere partijen (andere ouders en bewoners, professionals) daar last van hebben en met argusogen naar kijken. Door de concrete gevolgen van dit gedrag bespreekbaar te maken en ouders en professionals allebei in een positie te brengen van bemiddelaar, wordt de betrokkenheid van de bewoners zelf bij dit structurele conflict vergroot en wordt het verwachtingspatroon over wie dit moet 'oplossen' geamendeerd. Alleen al het organiseren van betrokkenheid bij dit soort 'veel voorkomende conflicten' normaliseert de problematiek die aan de orde is en doet beseffen dat er verschillende perspectieven bestaan. Het is belangrijk om deze praktische en doelgerichte mediationaanpak uit te breiden, omdat de problematiek van de wijk vaak als groot wordt ervaren. Van professionals wordt een gecoördineerde ketenaanpak verlangd, terwijl niet regelmatig successen gemeld kunnen worden (en het soms lange tijd duurt voordat die er komen). Veel problemen blijven buiten beeld en situaties die als lastig worden ervaren blijven in stand. Samen 'doen' genereert energie, terwijl (te veel) overleggen kan leiden tot een zekere matheid. Door concrete voorvallen die dichtbij gebeuren op te pakken, ontstaan openingen. Kleine succesjes worden ervaren als stapjes vooruit, die energie geven voor 'meer'. Het past bij het Vreedzame Wijkmodel om ervan uit te gaan dat alle betrokkenen belangen hebben bij deze conflicten en de manier waarop ermee wordt omgegaan. Iedereen zou op een vergelijkbare wijze in staat moeten worden gesteld om snel in actie te komen bij conflicten en bij gedrag dat als grensoverschrijdend wordt ervaren. Door deze situaties snel aan te kaarten worden de conflicten niet groter dan nodig is en wordt verdere escalatie voorkomen. De Vreedzame Wijkaanpak leent zich voor de basisafspraak dat degene die het gedrag ervaart als grensoverschrijdend de eerste actie onderneemt. In beginsel niet door 'doorverwijzen', maar door anderen die kunnen helpen 'erbij te vragen'. Dat betekent niet dat degene die 'veel ziet' altijd in actie moet komen. De Vreedzame Wijkaanpak impliceert ook collegialiteit bij het opvangen van conflicten. Het uitgangspunt ondervangt wel het probleem van 'ik heb het doorverwezen en er nooit meer iets van gehoord'. Het uitgangspunt levert ook nieuwe problemen op, want wat als je je niet capabel voelt om je te bemoeien met het oplossen van het onderliggende probleem? Daarom moet het wijkmediatiemodel versterkt worden met hulp en ondersteuning. Doordat het mediatiemodel gebaseerd is op de inzet van bewoners, vrijwilligers en professionals van de wijkorganisaties, kan tijdige doorverwijzing en inschakeling van jeugdzorg en gespecialiseerde hulpverlening zo nodig toch plaatsvinden.
9.1. Vreedzame interventies De interventies in de linker kolommen van de bovenstaande figuur kunnen worden ondernomen door iedereen die deel uitmaakt van de Vreedzame Wijk. Het is dus belangrijk dat er in de vreedzame organisaties niet alleen een coördinator Vreedzame Wijkaanpak actief is, maar dat er ook wordt aangestuurd op het collegiaal helpen bij het oplossen van problemen en het zo nodig inzetten van Vreedzame Wijkmediatoren uit de bij deze conflicten betrokken partijen zelf. In dit kader besteedt de algemene training van de Vreedzame Wijkaanpak aandacht aan bewustwording bij professionals over het waardensysteem waarmee zij naar bewoners kijken - en omgekeerd, hoe zij zelf worden gezien door ouders of door bewoners.
Eindrapportage april 2013
29
De mediatoren moeten leren hun rol te pakken. Terwijl ze de basisconflicten (her)kennen en begrip ontwikkelen voor de verschillende posities, belangen en drijfveren, moeten ze ook leren die empathie tijdens de bemiddeling juist niet zo duidelijk te ventileren. Bij het toepassen van herstelrecht is het belangrijk om alles erop te richten dat betrokkenen hun problemen zelf uitpraten en zelf oplossen. Zodra mensen de erkenning van de bemiddelaar krijgen, neemt de motivatie om die van de ander te vragen af. Dit ervoeren de betrokkenen in de pilot Vreedzame Veilige Publieke Taak soms zelf ook; dan ontstaat het gevoel dat je te veel begrip voor de ander moet tonen, terwijl je zelf op de een of andere manier ook geraakt bent door het gedrag van de ander. Op dat moment ervaart een professional in feite dat zij of hij ook partij is in het conflict en dat een bemiddelende houding dan beter van een derde betrokkene kan worden gevraagd. Al deze vaardigheden kunnen worden getraind en in het 'bijspringen' van derden kan worden voorzien door - op termijn - bemiddelaars uit de diverse geledingen in de buurt te trainen. Pool van wijkmediatoren Een pool van wijkmediatoren is afkomstig uit: • vreedzame organisaties (leerkrachten, jongerenwerkers, kinderwerkers en andere medewerkers bij de wijkwelzijnsorganisaties, functionarissen van de gemeente, et cetera); • ouders in de wijk; • jongeren (deels reeds opgeleide leerling- en wijkmediatoren die ouder zijn geworden, deels nieuw aan te werven jongeren, deels via scholen, via het jongerenwerk, via de relevante opleiding van de ROC's in de wijk, via sportverenigingen en vrijwilligersorganisaties, via ouders); • zelforganisaties van bewoners, bijvoorbeeld de buurtbemiddeling, bemiddeling van de woningbouwcorporaties, sportverenigingen, de vrouwenorganisaties en organisatie van vaders; • mensen die werken bij bedrijven en instellingen in de wijk en die ervoor voelen op deze manier betrokken te zijn bij de wijk (actief werven); • en liefst ook een aantal professionele mediators (of coördinatoren van Eigen Krachtconferenties) die ter ondersteuning, als het nodig is, kunnen worden ingehuurd. Degenen die zich (gaan) toeleggen op conflicthantering kunnen worden geworven tijdens de trainingen die de organisaties organiseren om de vreedzame principes aan te leren, en via contacten met buurtbemiddelings- en vrijwilligersorganisaties in de wijk.
Zichtbaarheid Het is nodig om in de wijk een zichtbare pool van wijkmediatoren te vormen en die op te leiden met extra training, onderling contact en intervisie. Bij voorkeur zou moeten worden gewerkt in comediation, waarbij twee mediatoren uit verschillende 'geledingen' met elkaar samenwerken. Zo'n samenwerking leidt ook tot meer inzicht en begrip voor de verschillende perspectieven. Voor spoedgevallen moeten goed ingewerkte mediatoren beschikbaar zijn die ad hoc bereikbaar zijn. De zichtbaarheid van de leerlingmediatoren in school is belangrijk en relatief gemakkelijk te regelen. Voor het mobiliseren van de nieuwe groepen wijkmediatoren moeten nieuwe vormen van zichtbaarheid worden gevonden. Te denken valt aan bepaalde locaties en werkwijzen. Zo zou wellicht Twitter gebruikt kunnen worden voor het oproepen van mediatoren; iemand die snel beschikbaar is kan direct op zo'n oproep reageren. Het is belangrijk dat conflicten zichtbaar worden opgelost en dat betrokkenen en omstanders er kennis van nemen. Daaraan kan worden bijgedragen door - net als nu in de scholen al het geval is - in de wijkgebouwen of scholen ruimtes beschikbaar te stellen (en als zodanig herkenbaar te maken) voor wijkmediation. De totstandkoming en het draaiend houden van een dergelijke pool heeft enige ondersteuning nodig van een coördinator wijkmediation tijdens de opbouwfase. Bij de reguliere uitvoering wordt gezorgd voor het organiseren van onderlinge intervisie, contact en uitwisseling met het Vreedzame Wijkoverleg en met contactpersonen in de wijk over wat er speelt.
Eindrapportage april 2013
30
Tijdens mediations of bemiddeling moet het gemakkelijk zijn ondersteuning, advies en dergelijke te vragen aan collega's en/of collega-organisaties in de wijk. Onderdeel van de Vreedzame Wijkaanpak wordt zodoende een zekere mate van verondersteld 'improvisatietalent'. Het is bekend uit andere landen dat het inzetten van herstelrecht een zekere rommeligheid veroorzaakt en minder goed in eenduidige afspraken en protocollen is te vangen. Wat het betekent om zo te werken kan ook in de Vreedzame Wijktrainingen aan bod komen. De resultaten van de bemiddelingen worden zo mogelijk vastgelegd in afspraken of overeenkomsten, net als bij 'echte mediations'. Dat schept de gelegenheid om het netwerk van de betrokkenen te activeren en als het om jongeren gaat 'steunpersonen' te betrekken en daar afspraken mee te maken. Dan kunnen door middel van de mediations ook weer 'vangnetten' in het leven geroepen worden, mocht het toch weer fout dreigen te gaan. (Ook dat is een normaal onderdeel van structurele conflicten: er bij voorbaat rekening mee houden dat er een terugslag kan komen.)
9.2. Formelere herstelrechtelijke interventies Als de interventies uit de rechter kolommen van de figuur nodig zijn is bijvoorbeeld sprake van een ingewikkelde context of een grote groep betrokkenen. Dan zullen al gauw bemiddelaars uit de pool worden ingeschakeld. Deze kunnen behoefte hebben aan het betrekken van een professionele mediator of bemiddelaar. Bij groepsconflicten met veel betrokkenen is het in beginsel gewenst een professionele bemiddelaar in te schakelen. Dat kan iemand zijn uit de bemiddelingspool, maar ook een externe professionele mediator. Het organiseren van groepsgesprekken en groepsconflictbemiddeling vergt bijzondere vaardigheden. Deze kunnen onder meer worden geleverd door professionele NMI-mediators of de begeleiders van de Eigen Kracht Centrale bij een Eigen Kracht-conferentie. In het kader van het project Vreedzame Veilige Publieke Taak zijn wel contacten gelegd met de Eigen Kracht Centrale, maar het middel van een Eigen Kracht-conferentie is gedurende de looptijd van het project nog niet ingezet. Bij de interventies in de uiterst rechtse kolommen van de figuur is er inmiddels een relatie met het strafrecht: een melding bij de politie of aangifte is mogelijk aan de orde. In die gevallen heeft de politie of de officier van justitie de regie over verwijzing naar bemiddeling.
9.3. Mediation in strafzaken De volgende formele stap in het model is het toepassen van mediation in lopende strafzaken: als aangifte is gedaan. Mediation heeft als doel een slachtoffer buiten de setting van het strafproces of de strafzitting aan het woord te laten komen en hem of haar perspectief te bieden op genoegdoening voor emotionele en psychische belasting. Mediation in een strafzaak is een bemiddelingsproces dat in het kader van de strafrechtspleging wordt gefaciliteerd. Door de justitiële autoriteiten kan met de 10 uitkomsten van de mediation rekening gehouden worden. Artikel 51h Sv bepaalt dat de rechter rekening houdt met de uitkomsten van een geslaagde bemiddeling. Deze mediations worden begeleid door een onafhankelijke en neutrale bemiddelaar, bij voorkeur een NMI-mediator. De Rechtbank Amsterdam voerde tussen oktober 2010 en mei 2011 een pilotproject uit waarbij het Openbaar Ministerie voor in totaal 61 strafzaken een voorstel heeft gedaan voor bemiddeling door een
10
In het interventiemodel is ook een kolom opgenomen die wijst op de mogelijkheid van herstelbemiddeling tijdens detentie (na afloop van het strafproces en bijvoorbeeld gericht op terugkeer in de samenleving). Dit laten we in het kader van deze notitie verder buiten beschouwing. Het moge duidelijk zijn dat dit in de context van de Vreedzame Wijk wel een toekomstig aandachtspunt voor ontwikkeling is: bijvoorbeeld door het meewerken met de reclassering aan het opvangen van wijkbewoners na detentie.
Eindrapportage april 2013
31
11
mediator. Vanwege de positieve evaluatie krijgt dit Amsterdamse project een breder vervolg: in 2013 worden bij 4 tot 6 (andere) rechtbanken vergelijkbare pilots 'mediation naast rechtspraak' uitgevoerd. Dat betekent dat ook Utrecht op termijn vaker te maken gaat krijgen met verwijzing naar mediation in strafzaken.
9.4. Introductie van nieuwe werkwijzen De Vreedzame School werkt sinds de invoering in het basisonderwijs met de positieve invloed van peer pressure. Nu de Vreedzame Wijkaanpak zich uitbreidt naar grotere scholengemeenschappen in het voortgezet onderwijs is gekeken welke mogelijkheden in het leven geroepen kunnen worden om jongeren te betrekken bij conflicthantering in de Vreedzame Wijk. Een van de opties is het benutten van het idee achter het Amerikaanse voorbeeld van zogenaamde jongerenrechtbanken. In de 12 Verenigde Staten bestaan deze 'teen courts' of 'youth courts' al jaren. Meestal zijn zij verbonden aan lokale rechtbanken, aan community centers en scholen. De eerste jongerenrechtbanken werden opgericht in wijken die te boek stonden als kinderrijke achterstandswijken met veel overlast van criminele jongeren en jeugdgroepen. Inmiddels functioneren in de Verenigde Staten ruim 1.100 van deze youth courts. Jongerenrechtbanken komen ook in verschillende Europese landen voor. Jongeren die zich voor het eerst schuldig maken aan overtredingen met een zekere impact op hun directe omgeving (bijvoorbeeld de school), krijgen de kans - om te voorkomen dat zij onmiddellijk in het strafrechtelijk circuit belanden - zich eerst te verantwoorden voor een door jongeren bemenste jongerenrechtbank. Op die manier wordt het perspectief van dader, slachtoffer en directe maatschappelijke omgeving bij elkaar gebracht en versterkt, door de nadruk op verantwoordelijkheid voor en betrokkenheid van de gemeenschap; het biedt alle betrokkenen ook zicht op een 13 betekenisvolle afdoening gericht op herstel. Tevens worden binnen de betrokken gemeenschap de vaardigheden vergroot met betrekking tot het zelf op een constructieve manier behandelen en verwerken van conflicten. De leeftijd van de jongeren die meewerken aan en terecht komen bij deze rechtbanken ligt tussen de 12 en 18 jaar. De zaken die zich lenen voor behandeling in een jeugdrechtbank zijn: belediging, bedreiging, seksuele intimidatie, lichte vormen van geweld, diefstal en vernieling, beginnend spijbelgedrag, ernstig overlast gevend groepsgedrag en ander grensoverschrijdend gedrag dat binnen de context van de gemeenschap die een school of een wijk vormt problematisch is. In deze projecten: • nemen jongeren verantwoordelijkheid voor hun handelen en herstellen zij zoveel mogelijk zelf de daardoor veroorzaakte schade en het leed van het slachtoffer (verantwoordelijkheid & herstel); • leren jongeren op een actieve en positieve manier het rechtssysteem en zijn deelnemers kennen (kennis & rolmodellen); • leren ze sociale vaardigheden, zoals organiseren, presenteren, motiveren en beslissen (leren & groeien); • en ontwikkelen jongeren commitment ten aanzien van de gemeenschap waarin zij leven (sociale cohesie & gemeenschapszin). Tijdens de looptijd van het project VVPT is contact gelegd met een initiatiefgroep van rechters, criminologen, herstelrecht- en onderwijskundigen, die onderzoekt of en in welke modaliteiten
11
12
13
Zie Dierx en Hogenhuis 2012 en Verberk 2011. Een ander voorbeeld van een mediationpraktijk (die ruim een decennium bestaat) is de bemiddelingspraktijk van een aantal parketsecretarissen van het Openbaar Ministerie in Maastricht. http://en.wikipedia.org/wiki/Teen_court De Nederlandse onderzoeker Suzan Verberk deed in 2004 in opdracht van de Raad voor de Rechtspraak onderzoek naar het functioneren van een youth court in de V.S. In een literatuurstudie van het WODC over mogelijke preventiemethoden tegen jeugdcriminaliteit werden de teen courts toen al als een 'waarschijnlijk effectieve' interventie gekwalificeerd. Wegen naar het rechte pad; N.J. Baas, WODC, cahier 2005-10, 2005. Dit is ook een vorm van restorative justice of herstelrecht. Zie ook de website van de Stichting Restorative Justice Nederland: www.restorativejustice.nl.
Eindrapportage april 2013
32
jongerenrechtbanken in Nederland haalbaar zouden kunnen zijn. Deze initiatiefgroep wordt gesteund door PvdA Kamerlid en ambassadeur van de Vreedzame Wijkaanpak Ahmed Marcouch. Hij bracht het idee van de youth courts bij de begrotingsbehandeling van het ministerie van Veiligheid en Justitie 14 door middel van een motie onder de aandacht, met steun van mede-indieners CDA en Groen Links. Staatssecretaris Teeven liet in een reactie daarop weten dat hij een proef met een jongerenrechtbank aan een publiek-privaat initiatief overlaat.
In en om Kanaleneiland is met een reeks contactpersonen van organisaties gesproken en is draagvlak ontstaan om te onderzoeken of het realiseren van betrokkenheid van jongeren bij conflicthantering in de Vreedzame Wijk via een Eerste Hulp Bij Conflicten-project zou kunnen worden gerealiseerd. Daarbij is belangrijk dat jongeren eerst de 'linker' interventies van het wijkmediatiemodel kennen en kunnen toepassen, en dat zij zich ook verdiepen in de formelere interventies van het wijkmediatiemodel. Het (op termijn) incorporeren van een jongerenrechtbank sluit mogelijk aan bij de Vreedzame Wijkaanpak, die uitgaat van het stimuleren van zelfredzaamheid bij conflictoplossing en het creëren van plaatsen waarin learning by doing mogelijk is. In wijken met veel jongeren, grote scholengemeenschappen en problematiek die te maken heeft met de aanwezigheid daarvan, past de positionering van een Eerste Hulp Bij Conflicten-helpdesk als eerste stap om jongeren van deze leeftijd via de onderwijsinstelling te betrekken bij het concept van het Utrechts Wijkmediatiemodel. Het concretiseren van nieuwe werkwijzen zal nader uitgewerkt moeten worden.
14
Tweede Kamer 2011-2012, kamerstuk 33 000 VI: motie van de leden Marcouch (PvdA), Van Toorenburg (CDA) en Dibi (Groen Links).
Eindrapportage april 2013
33
10. De meerwaarde van het verbinden van 'veilig' met 'vreedzaam' In het kader van het programma Veilige Publieke Taak heeft de minister van BZK op 31 mei 2008 een landelijke norm voor een veilige publieke taak vastgesteld. De vier punten van deze landelijke normstelling zijn: • Agressief of gewelddadig gedrag tegen werknemers met een publieke taak wordt nooit getolereerd. • Geef de professional de ruimte om zijn werk te doen. • Volg de aanwijzingen van de professional op. • Verstoor de (bedrijfs)orde niet. Het algemene beleid van het ministerie van BZK/programma VPT is richtinggevend en heeft veel invloed op de aanpak in het land. Uit de praktijk van de gemeente Utrecht en die van de Intensiveringsregio Midden Nederland blijkt dat het om een complex beleidsveld gaat met vele actoren, belanghebbenden en toeschouwers. VPT valt vanuit vele invalshoeken te bekijken. Cruciaal bij de normstelling is een actieve rol van de werkgevers van functionarissen met een publieke taak. Zij zijn (wettelijk) verantwoordelijk voor het beschermen van de uitvoering van de publieke taak en haar werknemers. Daarnaast is de werkgever verantwoordelijk voor de bedrijfsorde. Hieronder valt ook dat elk van zijn werknemers op een correcte manier wordt bejegend, respectvol en in een veilige omgeving. In eerste instantie is de werkgever verantwoordelijk voor het treffen van maatregelen ter voorkoming en beheersing van mogelijke agressie en geweld tegen functionarissen met een publieke taak. De werkgever dient dit vorm te geven door duidelijke normen en heldere procedures vast te stellen voor ondersteuning, begeleiding en opvang van werknemers. In de Handreiking Agressie en geweld van het ministerie van BZK/Programma VPT wordt een achttal maatregelen genoemd voor een effectief veiligheidsbeleid. De context rond VPT wordt op dit moment als urgent beleefd, terwijl tegelijkertijd de praktijk weerbarstig is. Organisaties kunnen niet als 'eilandjes' vormgeven aan VPT-beleid: het werkt alleen als álle partners in de omgeving - lokaal, regionaal, in de buurt - min of meer dezelfde uitgangspunten hanteren en vergelijkbare doelstellingen nastreven. In het reguliere VPT-beleid is de rode draad die in alle activiteiten terugkomt het belang van het hebben van een norm en dus het stellen van grenzen. Voor medewerkers met een publieke taak moet duidelijk zijn waar de grens ligt bij agressie en geweld. Wat is gedrag over de grens; wat moet ik intern melden en wanneer meld ik bij de politie en doe ik aangifte? Het verhogen van de aangiftebereidheid en het ook doen van aangifte zijn in het reguliere beleid steeds belangrijke doelstellingen geweest. Dankzij dat reguliere beleid is duidelijk een verschuiving op gang gebracht van 'de werknemer beslist wat er gebeurt' naar 'het is een organisatiebelang, dus we beslissen op zijn minst samen wat er gebeurt bij agressie'. Het daadwerkelijk invullen en oppakken van VPT-beleid is intensief en vraagt om dialoog. De norm is in de dagelijkse praktijk uiteindelijk niet zo zwart-wit. Er zitten ook heel wat gedragingen in het grijze gebied. Het is daarom goed om daarover met elkaar te discussiëren. In de Utrechtse aanpak is er daarnaast altijd aandacht geweest voor preventie en het ontwikkelen van interventies gericht op het voorkómen van herhaling door veroorzakers. In het kader van het regionale VPT-beleid is het beleid getypeerd als 'de versnellingsbak' van een auto.
Eindrapportage april 2013
34
Schematische weergave van de Utrechtse VPT-aanpak. Tot stand gekomen in het kader van de Intensiveringsregio Midden Nederland/ Bureau Regionale Veiligheidsstrategie Utrecht Voor het reguliere VPT-beleid worden regelmatig convenanten en protocollen ingezet als manieren om het beleid uit te voeren. Deze worden meestal aangevuld door huisregels (de Inspectie SZW let daar ook op: VPT-beleid is voor een deel uitvoering van wettelijke voorschriften). Bureau Regionale Veiligheidsstrategie heeft een basisprotocol ontwikkeld. Een goed protocol bestaat uit deze elf elementen: 1. De standaard voor goed gedrag van de medewerkers. 2. De spiegelbeeldige verwachting van de gemeente of organisatie over gedrag van de burger/bezoeker. 3. Onderscheid tussen emoties en agressief gedrag. 4. Voorbeelden van grensoverschrijdend gedrag en agressief gedrag. 5. Uitgangspunten bij grensoverschrijdend en agressief gedrag. 6. Mogelijke gevolgen van grensoverschrijdend gedrag. 7. Gevolgen van grensoverschrijdend gedrag dat ook strafbaar kan zijn. 8. De hulpmiddelen die de organisatie inzet. 9. Follow-up bij incidenten. 10. Referentie aan het wettelijk kader. 11. Contactpersonen die behulpzaam kunnen zijn. Tijdens de looptijd van het project is in aansluiting op deze basis van het VPT-beleid ook de invulling van de Vreedzame Veilige Publieke Taak schematisch in beeld gebracht. Vergelijking van deze twee 'versnellingsbakken' laat zien dat ze grote overeenkomsten vertonen en dat de Vreedzame
Eindrapportage april 2013
35
Wijkaanpak aan de basis al bij voorbaat een verbetering oplevert. Het programma focust immers op het eigen gedrag als eerste aangrijpingspunt. Het eigen voorbeeldgedrag is cruciaal. Als professionals het goede voorbeeld geven (consequent en solidair) mogen ze vervolgens ook een vergelijkbare houding vragen van kinderen, jongeren, hun ouders en van elkaar. De Vreedzame Wijkaanpak werkt ook met het duidelijk stellen van regels en het altijd reageren op grensoverschrijdend gedrag, maar wel eerst of zo veel mogelijk de kans biedend om het zelf op te lossen. Het verschil zit hem in het inzetten van bemiddelaars 'uit eigen kring'. In de reguliere VPT-aanpak worden conflicten eerder geëxternaliseerd met protocollen, papieren sancties en aangifte. De Vreedzame Wijkaanpak stimuleert publieke dienstverleners daadwerkelijk om vroegtijdig zelf in te grijpen, en dat ook succesvol te doen. Daardoor raken conflicten niet onnodig geëscaleerd en wordt meer onderlinge solidariteit gegenereerd. Het herstel na incidenten wordt eerder door de betrokkenen zelf ter hand genomen. De aanpak is vergelijkbaar, het verschil zit hem in de acties die door de betrokkenen zelf worden ondernomen en de alertheid die bij de ketenpartners, zoals politie en OM, is gegenereerd voor verwijzing naar bemiddeling als tussenstap in de afdoening.
Eén van de nog niet afgeronde onderdelen van het project is het harmoniseren van de vele varianten aan huisregels en voorschriften die de organisaties in de wijk hanteren. Op onderdelen zijn ze soms vergelijkbaar, maar vaak ook niet, terwijl de doelgroepen van deze regelgeving van de ene naar de andere locatie bewegen. Zelfs als organisaties gebouwen delen, zijn de huisregels die ieder hanteert niet uniform (bijvoorbeeld in Nieuw Welgelegen).
Eindrapportage april 2013
36
Aan het begin van het project ontstond een conflict over het toepassen van huisregels in de speeltuin. Met de gevolgen van dit conflict zijn we aan de slag gegaan, maar een van de oorzaken (de huisregels zelf en het feit dat de bewoners zich niet betrokken hebben gevoeld bij de totstandkoming ervan), is niet opgelost. Onder meer dit onderwerp zou alsnog kunnen worden opgepakt om de Vreedzame Wijkaanpak sterker te maken. Bij de aanvang van het project is vastgesteld dat het goed zou zijn om de basisregels van de Vreedzame Wijkaanpak te vatten in niet meer dan drie - gouden - regels. In een van de bijeenkomsten is besproken wat 'de' basisregel is die alles zegt. De conclusie was dat de beste basisregel zou zijn: 'Dit is een vreedzame organisatie'. Deze ene regel herbergt alle uitgangspunten, maar kan als volgt verbijzonderd worden: 1. 2. 3.
Dit is een vreedzame organisatie. Conflicten lossen we samen op. De gevolgen van fouten worden altijd hersteld.
Eindrapportage april 2013
37
11. Randvoorwaarden voor realisatie Kanaleneiland is een Vreedzame Wijk 'in wording'. Een Vreedzame Wijk ontstaat niet van de ene dag op de andere. Daar is een lange adem voor nodig en de inzet van velen. Het komt neer op alle mensen in de wijk. Of ze er nu zijn omdat ze er wonen, opgroeien, naar school gaan, werken of een bedrijf runnen. Iedereen - jong en oud - kan een bijdrage leveren. Het gaat bij de Vreedzame Wijk niet alleen om het perspectief van de professionals en ook niet alleen om dat van de bewoners. De boodschap van het programma is 'we zijn allemaal opvoeders' en 'we kunnen allemaal een bijdrage leveren'. Dit sluit naadloos aan bij het inzicht dat bij grensoverschrijdend gedrag de oplossingen niet alleen kunnen worden verwacht van zwaarder straffen. Wij bevelen aan dat er een inspanning wordt verricht om de opbrengsten van het project VVPT overdraagbaar te maken en op te nemen in de Vreedzame Wijkaanpak. Het toepassen van herstelgerichte principes past in het concept van de Vreedzame Wijk. Het vraagt vaardigheden die niet als iets 'erbij' moeten worden beschouwd, maar als onderdeel van de gereedschapskist van de gemiddelde professional en bewoner van de wijk. De overdracht van deze competenties gebeurt deels door de 'vreedzame trainingen', en via een coachende rol door een aantal voortrekkers. Het gaat om het aanleren van een manier van kijken en het herkennen van veel voorkomende basisconflicten, waarbij bewoners en professionals vanuit een verschillend perspectief denken en opereren. Een voorbeeld Het is nog niet vanzelfsprekend dat gesprekken tussen bewoners/gebruikers en professionals automatisch worden opgepakt of goed verlopen. Een van de bevindingen van het project is dat het contrast tussen huisregels overdag en 's avonds groot is. Bewoners zien dat er 's avonds 'andere regels' gelden dan overdag, namelijk de regels van de straat. De regels van de speeltuin doen in deze context soms een beetje lachwekkend aan, zegt een deel van de bewoners. Zij hebben het gevoel dat het echte probleem niet wordt aangepakt. Tegelijkertijd vinden de bewoners het wel belangrijk dat er regels zijn en dat die worden gehandhaafd. Ze willen best meedenken over oplossingen en denken daarbij aan andere oplossingen dan de professional. Die komt vaak met: melden en doorverwijzen. Over het vuil rondom de speeltuin zeggen bewoners bijvoorbeeld al jaren dat de containers bijna altijd te vol zitten. Mensen zetten hun vuilniszakken toch neer en dan gaan jongeren er 's avonds mee spelen. De ouders zien het uit hun huiskamerraam gebeuren. Een enkele keer gaan ze er wel op af om in gesprek te gaan, maar als individu lukt ze dat niet; het heeft weinig effect. Het perspectief van de ouders is interessant: het levert een spiegel op voor de professional die daar in wil kijken. Valkuil is: ontkennen dat het klopt wat de ouders zeggen. Gehoord: 'Dan stokt het gesprek. Dan praat ik wel mee met de professional, maar ik sluit me dan ook af.' De herstelgerichte werkwijze is vragen naar de zorgen van mensen en naar ideeën over oplossingen. Wij bevelen aan te gaan bouwen aan een structuur met een netwerk van mediatoren, en in de reguliere werkwijze het omgaan met basisconflicten en herstelgericht interveniëren op te nemen. In de projectfase was het cruciaal dat Doenja Dienstverlening als eigenaar van het project fungeerde. Het project kon worden uitgevoerd doordat de top van deze organisatie de vreedzame aanpak heeft geïncorporeerd in de eigen werkwijzen en zich in de doelstellingen van het project VVPT herkent. De Vreedzame Wijk-coördinatoren zullen in toenemende mate een brug- en schakelfunctie kunnen vervullen. Met name voor de zakelijke en de taakgerelateerde conflicten is het belangrijk dat professionals vaardig zijn om deze aan te kaarten en elkaar erop te kunnen en durven aanspreken. In dit verband doen wij de volgende aanbevelingen: • opname van de opbrengsten in de reguliere vreedzame trainingen; • verbreden (en deels nog een keer herhalen) van de competentie-overdracht door een training in Kanaleneiland; • het daadwerkelijk realiseren van de mediatiestructuur van het wijkmediatiemodel in Kanaleneiland, inclusief werving van volwassen mediatoren onder leerkrachten, professionals in de wijk en ouders, en het onderling uitwisselen van bemiddelaars van verschillende organisaties; • zorgen voor het zichtbaar oplossen van conflicten;
Eindrapportage april 2013
38
• zorgen voor een plek waar mediatoren kunnen leren van elkaar en stoom kunnen afblazen als het nodig is; • evalueren van de afspraken over doorverwijzing naar bemiddeling door politie en OM en het voortzetten van deze afspraken; • ontwerpen van een route die leidt tot besluitvorming over de Vreedzame Wijkaanpak binnen de organisaties die onderdeel uitmaken van de Vreedzame Wijk; • benoemen van de rollen van de diverse aanwezigen in de wijk. Met name de rol van de Vreedzame Wijk-coördinatoren in de organisaties in de wijk en hun relatie met de gebiedsmanager veiligheid is cruciaal. De gebiedsmanager veiligheid kan fungeren als verbinding tussen de justitiële ketenpartners en de diverse overleggen die aan de slag gaan met de 'zware zaken' enerzijds, en anderzijds met de professionals die in de fase daarvoor met de inzet van herstelgerichte principes zoveel mogelijk zaken oplossen en preventief ingrijpen bij vroege signalen; • borging van de verbinding tussen 'vreedzaam' en 'veiligheid' op ambtelijk niveau. Dit lijkt door de nieuwe structuur voor veiligheid binnen de gemeente gemakkelijker te worden; • besluitvorming over het toewerken naar een conferentie over het Utrechts Mediatiemodel in 2013; • het uitvoeren van concrete projecten, zoals het incorporeren van de uitgangspunten van de vreedzame training in de e-learning training voor de publieke dienstverleners van de gemeente Utrecht, die door het onderhouden van contact met het gemeentelijke Platform Veilige Publieke Taak kunnen worden vormgegeven.
Wijkmediation: een oplopend interventiemodel en ruimte voor 'echte oplossingen'. De opbrengsten van de gesprekken die in het kader van het project zijn gevoerd laten zien dat er een min of meer sluitend opvangnet kan worden gecreëerd op wijkniveau, door het focussen op conflicthantering en het versterken van de reeds bestaande mediatorenaanpak. Conflicten kunnen in een zo vroeg mogelijk stadium worden 'afgevangen' en zo mogelijk opgelost. Naarmate het ingewikkelder wordt en de betrokkenen meer als partijen tegenover elkaar komen te staan, kunnen bemiddelaars worden opgeroepen als hulptroepen. Het model leent zich voor het uitbreiden met nieuwe initiatiefnemers voor bemiddeling en nieuwe initiatieven die de principes van de Vreedzame Wijk benutten. In de overgang naar een echte Vreedzame Wijkaanpak komt er nog een belangrijk aandachtspunt bij. De conflicten die binnen de Vreedzame School door de kinderen zelf kunnen worden opgelost, zijn meestal conflicten die ook letterlijk binnen de muren van de school kunnen worden opgelost. Voor een deel van de conflicten is het commitment van de betrokkenen genoeg om bevredigende afspraken voor de toekomst te maken. Voor een deel van de conflicten die op wijkniveau ontstaan, geldt dat de oplossing soms ook op wijkniveau zal moeten worden gevonden (of zelfs daarbuiten). Nodig is dus ook dat er aandacht wordt geschonken aan het daadwerkelijk mogelijk maken van oplossingen die als resultaat van een wijkmediation wenselijk worden geacht. Als de bewoners wordt gevraagd mee te doen aan wijkmediation, moet echt naar hen geluisterd worden en moet er gehoor zijn voor de zaken die men concreet van belang acht (bijvoorbeeld het gevoel van veiligheid vergroten). Uit het evaluatie-onderzoek van de Vreedzame School en de Vreedzame Wijkaanpak blijkt, dat de bevraagde professionals en bewoners aandacht vragen voor de economische en maatschappelijke 15 follow up van deze aanpak.
15
Horjus, B, van Dijken, M.W. en De Winter, M, Van school naar huis door een Vreedzame Wijk, Overzichtsrapportage 2012 en Achtergrondreportage 2010-2011, Utrecht, Universiteit Utrecht.
Eindrapportage april 2013
39
Te denken valt aan: • het samenwerken bij het verwerven van stageplaatsen voor jongeren van wie in een bemiddeling duidelijk is geworden dat zij extra hulp nodig hebben om afglijden te voorkomen; • het structureel betrekken van bedrijven in de wijk bij het coachen van jongeren; • het ontwerpen van structuren waarbij ouders, die zich eerst inzetten als vrijwilliger in de Vreedzame Wijkaanpak, worden geholpen om door te stromen naar betaald werk; • het onderzoeken en benutten van nieuwe ontwikkelingen die economische activiteiten van en door wijkbewoners kunnen bevorderen, zodat er gevarieerder voorzieningen in de wijk kunnen komen. In vergelijkbare wijken in andere steden wordt bijvoorbeeld al urban farming ingezet, die nieuwe werkgelegenheid in de buurt kan genereren. Door het zich verbinden aan het tot stand brengen van oplossingen worden de professionele wijkorganisaties ook uitgenodigd om hun activiteiten af te stemmen op die zaken die door de bemiddeling boven komen drijven als behoeften van de wijkbewoners. In andere woorden: dan ontstaat een Vreedzame(re) Wijk die functioneert voor iedereen die er leeft en werkt. Gehoord in de groepsgesprekken over veiligheid: 'Hoe zit het eigenlijk met het eigenaarschap van de gebouwen? Alle mooie overheidsgebouwen gaan in het weekend vaak dicht. Er is in Kanaleneiland heel weinig te beleven ('veel groen, weinig kleur'). Waarom zijn de ruimtes van die mooie gebouwen in de wijk niet veel toegankelijker voor de bewoners eromheen?'
Eindrapportage april 2013
40
Literatuur Dierx, Janny en Stijn Hogenhuis, 'Rechtbank Amsterdam draait proef met mediation in strafzaken', Tijdschrift voor Herstelrecht, 2012, nr. 1, p. 46-56. Dierx, Janny en Anneke van Hoek (m.m.v. John Blad, Stijn Hogenhuis en Suzanne Jansen), Mediation in strafzaken. De praktische toepassing van restorative justice en herstelrecht, Den Haag: Sdu, 2012. Hoek, Anneke van, Gert Jan Slump, Maria Leijten en Anne Ochtman, De toepassing van herstelrecht in Nederland: toekomstvisie en advies, Amsterdam: Stichting Restorative Justice Nederland, in opdracht van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, 2011. Pauw Leo, 'Van Vreedzame School naar Vreedzame Wijk', Praxis-bulletin, nr. 2, jrg. 27, oktober 2009. Pauw, Leo, 'Leerlingmediation op De Vreedzame School', Tijdschrift Conflicthantering, nr. 7, jrg. 4, november 2009. Wachtel, Ted, Real Justice. How we can revolutionize our response to wrongdoing, Pipersville, Pennsylvania: The Pipers Press, 1997. Wolthuis, Annemieke, Herstelrecht, een kinderrecht, Den Haag: Boom Lemma Uitgevers 2012.
Eindrapportage april 2013
41
Bijlage 1
Afspraken rondom speeltuin Anansi
VOORZORG * Inzichtelijke structuren: we werken met een agenda. Ook voor de bezoekers: wat gebeurt er vandaag, wie zijn er, wat gaan we doen en wanneer? * Afspraken over samenwerking en dagdeelindeling altijd toepassen. Bijvoorbeeld gezamenlijk om 15.30 beginnen en om 17.45 samen afronden en speeltuin afsluiten. Vaste rituelen vergroten voorspelbaarheid voor deelnemers en veiligheid voor iedereen. * Invallers en nieuwe mensen altijd meenemen in de afspraken over samenwerken. * Basisafspraak = degene die niet direct betrokken is bij een incident neemt de leiding over met als doel orde herstellen. * Allebei betrokken? Zeg hardop: ik praat verder met u/jou en zij hier gaat zich nu om de omstanders bekommeren. Zoiets fungeert als codewoord voor de onderlinge taakverdeling. 'Ik de veroorzaker, jij de omstanders.'
* Goed contact onderhouden met de wijkagenten is onderdeel van het werk. De coördinator Vreedzame Wijk Anansi houdt dit in de gaten. * Vragen of wijkagenten af en toe langskomen, juist als er geen incident is. * Ken bezoekers bij naam, begroet iedereen die binnenkomt en weer weggaat; laat geen anonimiteit toe, dat vergroot onveiligheid, onzekerheid, de kans om je niet te verbinden.
INCIDENT EN GRENS STELLEN *Eerst proberen te de-escaleren door bij het gesprek van de ander te komen staan: Je kunt bijvoorbeeld zeggen: 'Ik hoor dat het volume hier toeneemt, gaat het nog goed hier?' (je kunt weggaan als het daarna overgaat). Gaat het vervolgens niet goed: zeg dan tegen je collega: 'Ik neem het even van je over' en tegen de veroorzaker van het incident: 'Ik zie dat u/jij boos bent, loop even met me mee, we praten er even samen over, (omdat … bijv. er veel mensen/kinderen staan te kijken'). Uitnodigen met een gebaar, je open hand in de gewenste looprichting. Niet aanraken. *Hanteer de basisregel: stop koel af. Conflicten uitspreken kan niet vanuit hoog oplopende emoties * Neem iemand mee naar een hoekje of bied een kopje thee aan of zoiets. Neem iemand mee naar de 'afkoelplek' als je inschat dat het veilig is om daar even uit het zicht te gaan zitten. Zo niet: dan niet te ver weg gaan of uit het zicht van de anderen. Erken dat je de boosheid ziet van de ander, zeg dat je dat betreurt, zeg dat je nu eenmaal ook op orde en veiligheid moet letten. Zeg dat je erover wilt praten, als het wat kalmer kan. * Achterblijver: vraag zo mogelijk omstanders om hulp. Wie wil even helpen opletten totdat zij klaar zijn? * Bindt de veroorzaker desgevraagd niet in, zeg dan zoiets als 'Ik wil graag dat u nu een stukje met me meeloopt die kant op, als we hier blijven staan wordt het te moeilijk voor ons om ons werk te doen. En dan: 'Als u niet meegaat om even rustig te praten, vraag ik u de speeltuin te verlaten.' Werkt dat ook nog niet: 'Ik herhaal het nu voor de tweede keer, u praat gewoon door, ik voel me nu bedreigd, u wilt niet gaan en dan moet ik de politie bellen.' * Als iemand dan nog niet doet wat je vraagt: politie bellen en melden dat je je bedreigd voelt door een bezoeker die je aanwijzingen niet opvolgt en weigert weg te gaan nadat je het 2x hebt gevraagd.
NAZORG * Samen analyseren wat er is gebeurd, waarom het gebeurde, hoe er is gehandeld, wat ging goed, wat kan geleerd worden voor een volgende keer? * Maak gebruik van het stappenplan van mediatie. Zorg ervoor dat iedereen zich gehoord voelt, de tijd krijgt om zijn kant van het verhaal te vertellen en hoe hij zich er bij voelt. * Na een voorval is er vrijwel altijd aanleiding om contact te zoeken met de betrokkene(n): namelijk om de regie weer terug te nemen, om duidelijk te maken dat het onacceptabel was en dat iemand weer terug kan komen als hij/zij belooft dat dit gedrag niet herhaald zal worden. Maak concrete afspraken: WAT gaat diegene doen, HOE, en is er HULP nodig om het te kunnen (vooral bij kinderen). * Blijf bij de grondhouding dat je het gedrag veroordeelt, maar niet de persoon (uitgangspunt is dat altijd een goede relatie mogelijk blijft). * Bekijk of de leidinggevende dat moet doen (eerst een ordegesprek) of kan er meteen een herstelgesprek worden georganiseerd (eventueel ook met leidinggevende of neutrale derde erbij)? * Denk ook aan de omstanders. Wat krijgen zij te horen over de afloop. Wie zijn er mogelijk nog meer geschrokken? Vraag het, kom erop terug. Beter laat dan nooit.
* Moet er aangifte worden gedaan? Als ja/nee niet acuut duidelijk is: bespreek je het met de leidinggevende. * Aangifte: altijd op het werkadres, nooit je privéadres. * Is het nodig dat de politie wordt gevraagd om nazorg te verlenen (terugkomen nadat de zaak is afgekoeld)? Meestal wel, dus vraag erom aan de wijkagenten. Let er zelf op dat het ook gebeurt. De coördinator Vreedzame Wijkaanpak bij Anansi kan hierbij helpen.
* Hanteer de basisregel dat je
Eindrapportage april 2013
42
* Opstekers geven: benoem het goede/gewenste gedrag positief. * Hardop constateren als dingen goed gaan; ouders laten weten dat hun kinderen het (weer) prima doen. Taakjes geven. * Taken en verantwoordelijkheden: maak kinderen medeverantwoordelijk en vergroot daarmee de verbinding met de speeltuin. * Wie heeft waar wat over te zeggen? Betrek bezoekers/kinderen zoveel mogelijk bij de besluitvorming. Beperk de hoeveelheid regels die vanuit de organisatie komen tot de grondwet: daar is geen discussie over mogelijk. De rest zijn afspraken en die maak je door met elkaar te bespreken wat goed is voor iedereen. Commitment krijg je door eigenaarschap. VOORZORG
Eindrapportage april 2013
kinderen niet aanraakt zonder van te voren aan te kondigen: 'Als je niet rustig wordt, moet ik je zo even bij je arm pakken.' * Tijdens incident: altijd doen wat collega met de leiding zegt. (Discussie mogelijk? Mooi, niet tijdens een incident, wel ACHTERAF!)
INCIDENT EN GRENS STELLEN
* Een melding bij de politie kan altijd: de politie ontvangt graag signalen van grensoverschrijdend gedrag. * JOS melding maken van grensoverschrijdend gedrag van jongeren. * Melding van vandalisme in de buurt en op het terrein: meld het ook aan het Wijkbureau (BRM-melding) * Denk ook aan de Overlasttelefoon tussen 15.00-22.00: directe 06 verbinding met de wijkagenten van dienst. Niet iedereen kan dit nummer bellen, dus zorg dat je weet wie bij Doenja het nummer van de Overlasttelefoon kan bellen!
NAZORG
43
Bijlage 2
Relatie met afspraken project Kanaleneiland 12-
Werkwijze aanpak ernstig grensoverschrijdend en delictgedrag twaalfminners Sinds een aantal jaren is het vreedzaam werken in Kanaleneiland geïntroduceerd. Het merendeel van de wijkpartners zijn of worden in 2013 getraind in de methodiek van de vreedzame school of wijk of in een vergelijkbare methodiek die uitgaat van positief pedagogisch handelen. Alle wijkpartners hebben de vreedzame visie onderschreven en de investeringen van de afgelopen jaren leiden tot steeds meer eenduidig pedagogisch handelen door partijen. Juist ook voor situaties waar sprake is van grensoverschrijdend gedrag is de vreedzame benaderingswijze van groot belang en zijn er steeds meer positieve ervaringen waarin het goed lukt om de situaties te bespreken en op te lossen met de betrokkenen (w.o. ouders). In situaties waarin kinderen volharden in grensoverschrijdend en/of delictgedrag en dit gedrag zich blijft herhalen of wanneer het gedrag ernstig van aard is en pedagogische correcties en begeleiding van de leerkracht, kinderwerker/jongerenwerk en gesprekken met ouders niet leiden tot positieve veranderingen in het gedrag van een kind, dan is het nodig om vervolgstappen te zetten en waar nodig samenwerking te zoeken met in ieder geval de ouders, maar wellicht ook met andere wijkpartners. Pas dan start de aanpak grensoverschrijdend gedrag twaalfminners. Is sprake van grensoverschrijdend en hinderlijk gedrag van groepjes kinderen op straat, dan is de aanpak meer groepsgericht van aard. Betreft het een individueel kind waarover zorgen zijn betreffende het gedrag, dan is een individuele aanpak nodig richting het kind en de ouders, zo nodig in samenwerking met andere wijkpartners. De groepsgerichte aanpak van hinderlijk gedrag op straat kan als resultaat hebben dat ook op enkele individuele kinderen wordt ingezet. Ook is het denkbaar dat een groepsgerichte aanpak niet aan de orde is en voor een bepaald kind een individuele aanpak wordt ingezet. In onderstaande overzichten is de werkwijze zoals partners in Kanaleneiland die hebben afgesproken, schematisch weergegeven. Het gearceerde gedeelte van het schema betreft de aanpak grensoverschrijdend gedrag twaalfminners. Het niet-gearceerde gedeelte betreft het reguliere pedagogische handelen van professionals in situaties waarin het gedrag niet ernstig van aard is of geen herhalend grensoverschrijdend gedrag betreft. In het kader van het pilot project is afgesproken dat het ʻopschaalschemaʼ in werking treedt als de Vreedzame Wijkaanpak en het herstelgericht werken geen soelaas bieden. Binnen het schema: vreedzame werkwijze en herstelrecht weer toepassen.
Eindrapportage april 2013
44
Individuele aanpak twaalfminners 1.
organisatie die signaal waarneemt
1. Incident / zorgsignaal gerelateerd aan grensoverschrijdend of delictgedrag
Overwegen raadplegen politie (melden/aangifte) 2.
Pedagogisch handelen richting betrokken kinderen / contact ouders
EINDE
2. Herhaling incident / aanhouden zorgsignaal VIR melding (m.u.v. politie)
3.
Overwegen raadplegen politie (melden/aangifte) Pedagogisch handelen richting betrokken kinderen / contact ouders
EINDE
JAT coördineert ism relevante partijen
3. Toewerken naar overleg ism JAT (coördinatie)
Overleg 4.
Uitvoeren afgesproken acties
EINDE
Nieuw incident / aanhouden zorgsignaal
5.
Een kind vertoont (ernstig) grensoverschrijdend of delict gedrag. > De organisatie die het gedrag constateert, treedt passend op richting kind, overige betrokkenen en richting ouders (methode vreedzaam). > Overweeg of het nodig is politie te raadplegen of een melding of aangifte bij politie te doen > Als het gesprek leidt tot positiever gedrag en afname van andere zorgsignalen is extra actie niet meer nodig (einde). Wanneer opnieuw grensoverschrijdend of delictgedrag aan de orde is, maakt de organisatie een VIR melding. Het is denkbaar dat het eerste incident dermate ernstig is, dat direct een melding in de VIR wordt gemaakt. > De VIR melding maakt duidelijk of en zo ja welke organisatie al betrokken is bij het kind en diens gezin. > Behalve de melding in de VIR volgt ook een gesprek met het kind, diens ouders en andere betrokkenen. > Ga ook na of het nodig is politie te raadplegen (informeren, melding doen of aangifte doen). > Motiveer ouders voor een zorgoverleg om samen met hen te kijken wat nodig is om het gedrag van hun kind positiever te krijgen. Wanneer de situatie NIET verbetert: Neem contact op met het JAT met het verzoek een overleg te organiseren. Overleg welke organisaties en personen bij dat overleg betrokken moeten zijn. Het JAT organiseert het overleg en is voorzitter met als resultaten: een gezamenlijk plan en benoemen v casushouder. > Afhankelijk van de casus bepalen JAT en de organisatie die het verzoek doet om het overleg te organiseren, welke partijen bij het overleg aanwezig zijn. > De partij die het verzoek doet, heeft instemming van ouders. Punt van aandacht: houdt het aantal deelnemers zo beperkt mogelijk. Denk aan het effect op ouders. > Doel overleg is acties afspreken om ouders weer in positie te krijgen en te versterken als verantwoordelijk opvoeders. En eenduidige contacten met kind en ouders op school en in vrije tijd (activiteiten na school / straatcontact) > Het JAT stuurt op de totstandkoming van een gezamenlijk plan met duidelijk afspraken over acties en welke organisatie casushouder is (‘vinger aan de pols’ & resultaten volgen & vervolgafspraak met ouders en andere betrokkenen). Wanneer de samenwerking niet leidt tot verbetering van de situatie van het kind (opgroeisituatie / gedrag), ook niet na het verder aanscherpen van afspraken en acties, dan wordt afgesproken welke organisatie een zorgmelding doet bij BJZ. Partijen maken ook afspraken over welke organisatie het contact met het kind en diens ouders behoudt in de periode dat de procedure bij BJZ loopt. BJZ of JAT is betrokken agv de zorgmelding. Doel van het zorgoverleg is dat BJZ ism betrokken wijkpartijen en ouders bepaalt wat vervolgacties zijn.
4. Zorgmelding
In het overleg afspreken hoe contact gezin behouden blijft
5. Zorgverleg ism BJZ of JAT
EINDE
Eindrapportage april 2013
45
Doenja coördineert Doenja, Politie, JoU, Al Amal ism relevante partijen
Groepsgerichte aanpak twaalfminners
Intensiveren ambulant werken in KEN
Incidenten / signalen van hinderlijk gedrag meerdere kinderen
Raadplegen Doenja (coördinatie)
Overleg om tot aanpak te komen voor groep kinderen Nagaan of ook individuele aanpak nodig is Uitvoeren afgesproken acties gericht op groep kids
Evaluatie & bijstelling acties
> Individuele aanpak
Zie schema ‘Individuele aanpak twaalfminners’
EINDE
EINDE
Eindrapportage april 2013
46
Bijlage 3 Werkbezoek Minister aan Vreedzame Veilige Publieke Taak Verslag van het werkbezoek van Minister Plasterk aan het project Vreedzame Veilige Publieke Taak op 30 januari 2013. Kanaleneiland was er op 30 januari trots op dat minister Ronald Plasterk zo snel na zijn aantreden de wijk bezocht. Kort daarvoor deed de minister een oproep in de media: ouders moeten hun kinderen beter opvoeden. In een groepsgesprek met wijkbewoners en professionals bleek dat men het daar wel mee eens was. Het klopt dat ouders veel invloed hebben op het gedrag van hun kinderen. In de Vreedzame Wijkaanpak wordt die invloed op een positieve manier geactiveerd. Maar met deze nuance: niet alleen de ouders zijn opvoeders, iedereen is een opvoeder. Ook de mensen uit de buurt en de toevallige voorbijgangers. De grote vraag achter de Vreedzame Wijkaanpak is: 'de openbare ruimte, van wie is die?' In het project Vreedzame Veilige Publieke Taak wordt ernaar gestreefd dat niemand meer wegkijkt bij grensoverschrijdend gedrag in de publieke ruimte. Iedereen kan een bijdrage leveren aan de veiligheid. In het project Vreedzame Veilige Publieke Taak worden kinderen, adolescenten, hun ouders en alle publieke dienstverleners geactiveerd. Iedereen verwerft competenties om beter met gevoelens van onveiligheid om te gaan. De minister ondervroeg de drie kindermediatoren die zowel op school als in de wijk (wijkmediatoren) opereren. De kinderen vertelden hem: 'Je hebt een rooster. Je bent in functie tijdens twee pauzes. Je gaat problemen oplossen als die er zijn. Je kunt gevraagd worden of er zelf op afstappen. Zowel bij kleinere kinderen als oudere kinderen. We hebben een opleiding gehad en een diploma. We hebben een methode geleerd hoe we problemen moeten aanpakken. Afkoelen, verhalen van de tegenstanders samenvatten, gezamenlijk zoeken naar creatieve oplossingen.' Gehoord Wijkteampolitiechef van Kanaleneiland, Toaufik Elfalah: 'Het gaat er vooral om dat we elkaar leren aanspreken bij conflicten. Ouders erbij betrekken, etc. Het gaat om een heel netwerk opbouwen dat vanuit eenzelfde opvatting opereert. Het gekke is dat onze gezamenlijke aanpak werkt en vooral ook van belang: het geeft energie. Terwijl alleen sancties opleggen demotiverend werkt en gewoon verloren energie is: ook voor ons. Het is een langzaam bewustwordingsproces. Als er iets is gebeurd, vragen we de omstanders: wat vonden jullie daar nou van? Het gaat met vallen en opstaan, maar het werkt. Als een jongen een straf heeft uitgezeten geef ik hem een hand en zeg: Een beetje dom van je, had je kunnen voorkomen, maar vergeven en vergeten, we beginnen weer opnieuw met elkaar.' Plasterk: 'Het lijkt wel een geestelijke beweging!' Toaufik Elfalah: 'Ja, je moet er ook in geloven!'.
Minister Plasterk maakte kennis met de betrokkenen in het project: de leerkrachten, de medewerkers van Doenja en al degenen die mee hebben gedaan aan het oplossen van conflicten in de wijk. Indruk maakten de vier wijkmediatoren uit groep 8 van twee basisscholen. Ook de bestuurders en professionals die het project steunen waren aanwezig: naast de burgemeester waren ook vertegenwoordigers van de rechterlijke macht, het Openbaar Ministerie en de politie aanwezig. De wijkteamchef van de politie is een van de dragende figuren van het project. De directeur van Doenja was de gastvrouw in speeltuin Anansi en Hart van Noord. Zij constateerde samen met de minister dat we er met alleen zwaarder straffen niet komen. Dat helpt mogelijk wel op de korte termijn, maar het toepassen van herstelrecht zoals in dit project is gebeurd helpt ook op de lange termijn! Het werkbezoek was een mooi begin van het jaar waarin Utrecht De Vrede van Utrecht herdenkt. Zie ook: http://www.utrecht.nl/images/DWS/Zuidwest/pdf/2013/Vreedzame-Veilige-Publieke-Taak.pdf
Eindrapportage april 2013
47
Bijlage 4
Kernteam VVTP
Dori Arends Hans van Beusekom Malou Blay Hasan Cenc Fatouch Chanaat Jessy Crul Esther Daals Janny Dierx Manon Elbersen Toaufik Elfalah Marianne Everhardt Erica Geertsema Bernadette Henraat Froukje Hoobroeckx Ans de Jong Maud van der Knaap Miriam Knepper Hedda van Lieshout Sandra van Luijk Yuksel Motorcu Ebby Pelsma Johan van Renswoude Carolina Saraleo Catharina Spannenberg Peter Tol Henriette van Unnik Caroline Verhoeff Annemiek van Vliet
Coördinator Vreedzame School/Vreedzame Wijkaanpak De Panda Contactpersoon Veilige Publieke Taak Openbaar Ministerie Sociaal Makelaar Hart van Noord Stichting JOU-Utrecht Al Amal Medewerker ambulant kinderwerk Doenja Gebiedsmanager Veiligheid Zuid-West Adviseur VPT Regio Utrecht en Stad Utrecht, mediator jannydierx.nl Slachtoffer In Beeld Wijkteamchef politie Kanaleneiland Contactpersoon Veiligheid/Vreedzame Wijk ROC Asa Voorzitter Platform Veilige Publieke Taak gemeente Utrecht Medewerker ambulant kinderwerk en coördinator Vreedzame Wijkaanpak Directeur Basisschool De Panda Stichting JOU-Utrecht Directeur Globe College Utrecht Contactpersoon Veiligheid, gemeente Utrecht Coördinator Eigen Kracht Centrale Schoolleider Globe College en coördinator Vreedzame Wijkaanpak Gemeente Utrecht, DMO/ accountmanager Vreedzame Wijk ROC Midden Nederland, directeur Welzijn College - agendalid Districtschef Stad Utrecht Al Amal Operationeel Manager Doenja Coördinator Hart van Noord Van Unnik Business Services, adm. ondersteuning Stedelijk Coördinator Vreedzame Wijkaanpak Directeur/bestuurder Doenja Dienstverlening
Eindrapportage april 2013
48