www.studiolabas.nl
Geschreven door Bart Lalleman
het startsein voor een opstand Hoofdstuk 2 Het startsein voor een opstand (2:1-3:6)
2.1 Jezus geeft uitleg over het koninkrijk van God
De oproep van Jezus om hem te volgen was geslaagd. Heel Galilea wist nu dat het hem om het komende koninkrijk van God ging. Nu was hij terug in Kapernaüm, een stadje dat we rustig de uitvalsbasis van Jezus en zijn volgelingen kunnen noemen.
Vers 1-12 ‘En na dagen kwam hij opnieuw in Kapernaüm. Direct nadat bekend werd dat hij in huis was, kwamen daar zovelen samen dat zelfs de ruimte voor de deur uitpuilde van de mensen. Terwijl hij tot hen het woord sprak droegen vier man een lamme mee om bij hem te brengen. Maar vanwege de schare konden ze niet bij hem komen. Ze ontdekten dat het dak wel bereikbaar was. Ze braken het open en lieten het rustbed daardoor neer waar de lamme op lag. Jezus zag hun vertrouwen en zei tegen de lamme: ‘kind, je zult bevrijd zijn van je dwalingen.’ Sommigen van de schriftgeleerden zaten daar en overlegden in hun hart: ‘wat spreekt deze godslasterlijk. Wie alleen kan bevrijden van dwalingen dan God.’ Jezus herkende direct in zijn geest dat zij zo in zichzelf overlegden. Hij zei tegen hen: ‘wat overleggen jullie deze dingen in je hart? Wat is lichter, te zeggen tegen de geraakte: je zult bevrijd zijn van je dwalingen, of te zeggen: richt je op, neem je bed op en wandel. Maar opdat jullie mogen weten dat de zoon des mensen het gezag heeft op aarde om te bevrijden van dwalingen zeg ik tegen jou (dat zei hij tegen de lamme): ‘richt je op, neem je bed op en ga heen naar je huis.’ Direct richtte hij zich op, nam zijn bed op en ging uit voor het oog van alle aanwezigen, zodat zij uitzinnig werden en God verheerlijkten. Ze zeiden: ‘wij hebben nog nooit zoiets gezien’.
De inwoners stroomden toe. Zij hadden waarschijnlijk al gehoord dat de oproep geslaagd was en zijn nu benieuwd wat de volgende stap zal zijn. Zij hadden als eersten hun bereidheid getoond en meldden zich opnieuw als eersten. Zij zijn er klaar voor. Inplaats dat Jezus gaat vertellen hoe het nu verder moet gaan sprak hij tot hen ‘het woord’. Wij zitten hier gelijk met de vraag wat dat woord is, wat het inhoudt en wat de bedoeling daarvan is nu het er toch meer op lijkt dat iedereen zit te wachten op instructies. Maar die gedachten kunnen bij ons opkomen omdat we even vergeten voor wie Markus sprak, aan wie hij zijn boodschap gericht had. De Joodse luisteraar in zijn gemeente wist precies wat bedoeld werd als de uitdrukking ‘het woord’ viel. Het woord, logos in het Grieks en dabar in het Hebreeuws, was voornamelijk gereserveerd voor het woord van God. Dat is bij Markus niet anders en aangezien alles nu gericht was op het koninkrijk van God, wisten de luisteraars dat het daar over ging. Een bevestiging daarvan zullen we nog krijgen als Jezus de gelijkenis van de zaaier gaat vertellen (4:1-20). Het is een gelijkenis over het koninkrijk van God en tien keer wordt daarin over het woord gesproken.
We weten inmiddels dat Markus dit niet hardop en direct kon zeggen, maar ook dat hij het niet kan en wil verzwijgen. Weer doet hij dat heel uitgesproken door aan deze korte mededeling het verhaal van een genezing vast te knopen. De keuze van een verlamde zou best wel eens een strategische keuze geweest kunnen zijn. Carotta merkt op dat dat het genezen van kreupelen en blinden bij het charisma van een keizer hoorde. Door dit charisma aan Jezus toe te kennen laat Markus zien voor wie God gekozen heeft. Tegelijkertijd verwijst hij weer naar de Tenach. Dat zal zijn grote inspiratiebron blijven voor het uitspreken van zijn geloof.
1/9
www.studiolabas.nl
Geschreven door Bart Lalleman
Twee keer wordt in de Tenach gesproken over de genezing van verlamden. De eerste keer in een visioen van Jesaja. In hoofdstuk 35 beschrijft hij de vreugde van degenen die terug zullen keren in Sion, dat we gelijk kunnen stellen met de terugkeer naar Jeruzalem. Enkele passages wil ik daaruit aanhalen, allereerst vers 3-6 waarin JHWH aan Jesaja het volgende opdraagt: ‘geef kracht aan trillende handen, maak knikkende knieën sterk. Zeg tegen het moedeloze volk: wees sterk en vrees niet, want jullie God komt met zijn wraak. Gods vergelding zal komen, hijzelf zal jullie bevrijden’. Dan worden blinden de ogen geopend, de oren van doven worden ontsloten. Verlamden zullen springen als herten, de mond van stommen zal jubelen’.
Ook over de weg die zij te gaan hebben wordt in dat visioen iets gezegd (vers 8-10): ‘Daar zal een gebaande weg lopen, heilige weg genaamd, geen onreine zal die betreden. Over die weg zullen zij gaan, maar dwazen zijn er niet te vinden……. Alleen zij die verlost zijn zullen daar gaan. Zij die de Heer heeft bevrijd keren terug. Jubelend komen zij naar Sion’.
Jeremia spreekt over het vernieuwen van het verbond dat hij gesloten had met zijn volk Israël en daarin zegt hij hoe dit zal gebeuren (vers 8): ‘Ik laat hen uit het noorden terugkeren en breng hen samen van de einden der aarde. Ook blinden en lammen komen mee’.
Het refereren aan deze visioenen maakte voor de luisteraars duidelijk wat er zou gaan gebeuren. Ze gaan zich opmaken om naar Jeruzalem te trekken, want God is met hen en zal hen voorgaan. Dat er geen onreine geesten mee zullen gaan hebben we in het vorige hoofdstuk al gezien. Zij kunnen het bij Jezus niet uithouden. Nu is het de beurt aan de lammen, zij zullen opspringen en Jezus volgen, maar eerst moeten ze bij Jezus zien te komen. Dat gebeurt hier omdat vier man hem met bed en al bij hem brengen en zich door niets laten weerhouden. Jezus zag het vertrouwen van de vier mannen dat het goed zou komen en zegt dan tegen de verlamde dat hij bevrijd zal zijn van zijn dwalingen. Dit lijkt op het eerste gezicht vreemd want je zou verwachten dat hij hem van zijn verlamming zou genezen.
Maar het is niet zo vreemd als we beseffen dat Jezus het vertrouwen van de vier zag. Daarmee is ook gezegd dat de verlamde er zelf geen vertrouwen in had. Hij werd dus niet alleen belemmerd door zijn verlamming maar ook door zijn wantrouwen. Verlamming en ongeloof vallen hier samen en daarom begint Jezus de verlamde te zeggen dat hij bevrijd zal zijn van zijn dwalingen. Door deze vertaling te kiezen inplaats van het geijkte ‘vergeving van zonde’, wordt duidelijk waar het echt om gaat: ‘de goede weg bewandelen’. Zonde is een te algemene term om het goed te duiden en vergeven laat te weinig zien dat het om een totale omkeer van de mens gaat. Dat wordt gevraagd om je te kunnen richten op het koninkrijk van God.
Het volgen van Jezus te is in eerste instantie geen ethische eis. Het gaat om de vraag waar we ons vertrouwen op stellen, op God of op wereldlijk machthebbers, hoe machtig ook. Daarom reageert Jezus op het vertrouwen van de vier. Zij gaven met hun daad aan op God te vertrouwen.
Ook bij deze tweede grote genezing in Kapernaüm zijn weer schriftgeleerden aanwezig. Er is geen enkele reden om aan te nemen dat zij daar niet ter goeder trouw zaten. Zij waren de herders van het volk en voelden zich verantwoordelijk voor wat er gezegd werd in de synagogen. Zij zullen er ook bij de uitdrijving van de bezetene bij gezeten hebben. Hoe ze daar over dachten wordt niet gezegd maar hier waren enkele schriftgeleerde die Jezus te ver vonden gaan. Voor we hen veroordelen moeten we ons wel bedenken dat volgens het Joodse denken in die
2/9
www.studiolabas.nl
Geschreven door Bart Lalleman
tijd een zonde of misstap uiteindelijk altijd tegen God gericht was. Hem vroeg je dan ook om vergeving. Een voorbeeld van de grote koning David staat in Psalm 32:5-6 ‘Toen beleed ik u mijn zonde, ik dekte mijn schuld niet toe, ik zei: ‘Ik beken de Heer mijn ontrouw’, en u vergaf mijn zonde, mijn schuld. Laten uw getrouwen dus tot u bidden als zij in zichzelf een zonde vinden’.
Jezus ziet ze denken en vraagt wat volgens hen gemakkelijker is, iemand bevrijden van dwalingen of hem genezen van zijn verlamming. Jezus wacht niet op antwoord maar zegt dat ze mogen weten waarom de zoon des mensen het gezag heeft om te bevrijden en vervolgens zegt hij tegen de verlamde: ‘richt je op, neem je bed op en ga heen naar je huis’. Tijdens het eerste optreden van Jezus in Kapernaüm was er verbazing over het gezag waarmee Jezus sprak en de onreine geest uitdreef. Dat was toch wel anders dan ze van hun eigen schriftgeleerden gewend waren. Jezus geeft hier nu antwoord op die vraag. Hij bekend dat hij de zoon des mensen is. Dat is een titel die niet in opschrift voorkwam en die we nog niet tegen kwamen. Jezus geeft hem hier voor de eerste keer aan zichzelf. Het is een titel die zijn gezag moet verklaren zodat het de schriftgeleerden kon geruststellen.
De titel zoon des mensen wordt alleen door Jezus zelf gebruikt om zijn eigen missie mee aan te duiden. Hij doet dat in het Markusevangelie veertien keer. Als deze bekentenis bedoeld was om de schriftgeleerden gerust te stellen dan moet de titel zoon des mensen een duidelijk beeld bij hen oproepen en dat deed het ook. Markus refereert namelijk met deze titel aan een visioen van de profeet Daniël. Sinds de nationale opleving onder de Makkabeeën bleef dat visioen tot de verbeelding spreken omdat het verlangen naar een eigen Joodse staat onder leiding van God bleef.
Het visioen luidt als volgt (Daniël 7:13-14): ‘In mijn nachtelijk visioen zag ik dat er met de wolken van de hemel iemand kwam die eruitzag als een mens. Hij naderde de oude wijze en werd voor hem geleid. Hem werden macht, eer en het koningschap verleend, en alle volken en naties, welke taal zij ook spraken, dienden hem. Zijn heerschappij was een eeuwige heerschappij die nooit ten einde zou komen, zijn koningschap zou nooit te gronde gaan’. Deze mensenzoon zou tegelijkertijd koning zijn, een door God gezalfde koning. Deze titel, zo kunnen we concluderen, viel eigenlijk samen met gezalfde. Maar dat was een titel die Markus voor Jezus nog even achter de hand houdt omdat die voor de Romeinen te provocerend zou werken.
Alle aanwezigen reageerden uitzinnig van blijdschap en verheerlijkten God. We weten, omdat er over alle aanwezigen gesproken wordt, dat ook de schriftgeleerden die bij aanvang nog zo hun twijfels hadden over het optreden van Jezus, nu ook overtuigd waren. Ook zij erkenden het gezag van Jezus want ook zij hadden zoiets nog nooit gezien.
2.2 Jezus maakt zich op
Vers 13 ‘En hij ging opnieuw naar de zee waar de hele schare tot hem kwam. Daar gaf hij hen onderricht’. Dat Jezus ‘opnieuw’ naar de zee gaat mogen we wel opvatten als een verzoek om even terug te gaan naar de keer ervoor dat Jezus naar de zee ging. Toen heeft hij vier van zijn getrouwen opgehaald. Die waren erop voorbereid want ze gingen direct mee. Nu gaat hij er heen om zijn volgelingen onderricht te geven. Weer laat Markus zich niet
3/9
www.studiolabas.nl
Geschreven door Bart Lalleman
uit over de aard van zijn onderricht maar inmiddels mogen we ervan uitgaan dat het allemaal te maken had met het koninkrijk van God. Zijn oproep had door heel Galilea geklonken en de groep die hem gevolgd was, door Markus consequent schare genoemd, verzamelde zich rondom hem. Er zal zeker een beleid uitgestippeld zijn en instructies gegeven. Tenslotte moesten ze niet te veel opvallen en uit handen van Herodes en de Romeinen zien te blijven. Het is goed om ons dat te blijven realiseren als we verder lezen.
Vers 14 ‘en toen hij daarna voortging zag hij Levi van Alfeüs zitten in het tolhuis en hij zei tegen hem: ‘volg mij’. En hij stond op en volgde hem’. Hadden we de eerste keer al bemerkt dat de vier die Jezus riep getrouwen waren en voorbereid waren op zijn oproep, dit keer lijkt het niet anders. Levi reageert ook weer direct alsof hij er op had zitten wachten. Heeft dit tolhuis aan de zee gestaan om eventueel tol van de vissers te heffen of in de grensplaats Bethsaïda, waarvan bekend is dat er verschillende tolhuizen waren? We weten het niet maar het laatste is het meest voor de hand liggend. Gezien de haat die er was tegen tollenaren moesten hun huizen goed beschut liggen om niet regelmatig geplunderd te worden. Het waren vooral rondzwervende Galileeërs die uit principe weigerden tol te betalen aan de Romeinen en er geen probleem in zagen geweld te gebruiken tegen hen die het wel deden. Jezus begeeft zich met deze daad dan ook in het hol van de leeuw want er zullen zeker Romeinse soldaten gelegerd zijn geweest die de tollenaren hielpen met hun werk aan de grens en die ze als het nodig was beschermde.
Wat heeft Markus willen verbergen en wat heeft hij willen zeggen in deze ene zin. Het eerste dat opvalt is dat het om een tollenaar gaat die met name genoemd wordt, zelfs zijn vaders naam. Dat gebeurt in een verhaal nooit zonder reden. De enige aanwijzing die we hebben is, dat de naam overeenkomt met de derde zoon van Jakob, maar daar komen we niet veel verder mee. Markus noemt hem ook verder niet. Alleen zijn vadersnaam komen we nog een keer tegen en dat is wel opvallend. Bij de twaalf die Jezus om zich heen verzameld is ook Jakobus, zoon van Alfeüs.
Vergeer merkt op dat de opstand van de Makkabeeën nog steeds in ere werd gehouden en droomde men nog van deze dappere strijders. Het ging om Mattathias met zijn vijf zonen: Johannes, Simeon, Judas, Eleazar en Jonathan. Stel dat het niet toevallig is dat Levi de vijfde is die erbij geroepen wordt. Dat Markus daarmee aangeven wil dat er nu opstand plaats gaat vinden die vergelijkbaar is met die van de Makkabeeën. De naam Levi mag dan in eerste instantie niet veel zeggen maar als we bedenken dat Mattathias, priester en zoon van Levi was wordt dat misschien toch anders. Markus kon de naam Mattathias waarschijnlijk niet laten vallen maar op deze manier verwijst hij wel naar hem. De evangelist Mattheüs, die later schreef, noemt hem Mattheüs. Dat is de Griekse vorm van Mattathias. Het zou zo maar kunnen dat deze Levi onder de naam Jakobus bij de twaalf is opgenomen.
Vers 15-17 ‘En het gebeurde toen hij aanzat in zijn huis dat ook vele tollenaren en ontspoorden aanzaten met Jezus en zijn volgelingen. Zij waren met velen en waren hem gevolgd. De schriftgeleerden en de farizeeën die hem zagen eten met de tollenaren en de ontspoorden zeiden tegen zijn volgelingen: ‘wat is het dat hij met tollenaren en ontspoorden eet en drinkt.’ Jezus hoorde dat en zei tegen hen: ‘De krachtigen hebben de medicijnmeester niet nodig maar zij die zwak zijn. Ik ben niet gekomen om oprechten te roepen maar ontspoorden tot inkeer’.
Levi was Jezus gevolgd naar zijn huis, het inmiddels bekende huis in Kapernaüm, zo mogen we aannemen. Vele tollenaren en ontspoorden hadden het voorbeeld van Levi aangegrepen en waren hem gevolgd. Deze groepen worden hier gescheiden aangeduid maar in veler ogen waren tollenaren ontspoorde mensen, zij heulden immers met de vijand. Ze waren dan ook algemeen bekend en werden zoveel mogelijk gemeden. Mee omgaan betekende
4/9
www.studiolabas.nl
Geschreven door Bart Lalleman
besmet raken. Voor de ontspoorden zal het niet anders geweest zijn. Men herkenden ze zonder enige aarzeling. Dit in minder vreemd dan het lijkt. Het Griekse woord voor zondaar of ontspoorde kan ook opstandeling betekenen. Die roerden zich voortdurend.
Gezien de explosieve situatie in die tijd zou die laatste betekenis wel eens actueel geweest kunnen zijn. Er waren nogal wat opstandelingen in die tijd en dat zij als ontspoorden gezien werden door gematigden of door mensen die zich afzijdig wilden houden van de politiek is niet vreemd. Dat onder hen ook schriftgeleerden en farizeeën waren dat wordt hier duidelijk. Zij hielden niet van politieke acties en hielden zich dan ook verre van speculaties over de komst van het koninkrijk van God. Daarbij komt dat het ook gevaarlijk kon zijn om met opstandelingen om te gaan. Voor je het wist werd je zelf ook als opstandeling gezien en daar gingen de Romeinen niet zachtzinnig mee om. Dat niet alleen Levi, maar vele andere tollenaren met hem, Jezus volgde zal bij Herodes niet in goede aarde zijn gevallen. Dat er represailles zouden volgen was onvermijdelijk
Het woord gezag dat al meerdere malen voor Jezus was gebruikt valt hier niet en voor zijn Joodse luisteraars hoefde dat ook niet. Ze wisten allemaal dat hier iets zeer bijzonders gebeurde. Jezus had kans gezien om mensen die met de Romeinen heulde over te halen om hem te volgen. Mensen die bekend waren bij de Romeinse overheid en wisten dat ze door hun keus vogelvrijen zouden zijn. Dit konden en zouden de Romeinen niet over hun kant laten gaan en het is dan ook niet vreemd dat de schriftgeleerden zich zorgen begonnen te maken over het optreden van Jezus.
Die zorgen waren er al eerder want ze hadden de farizeeën erbij gehaald. Zij vormden naast de hogepriesterlijke familie de bovenklasse van de Joodse maatschappij. Ze waren de geestelijke leidslieden en hadden, als we Josephus mogen geloven, de meeste invloed op het volk. Naar hen werd geluisterd als het om het naleven van wetten en gebruiken ging. Zij waren verbaasd dat Jezus met tollenaren en ontspoorden omging en dat was niet geheel onterecht. Zij spraken hun zorg uit naar de volgelingen en dat ving Jezus op. Zonder aarzelen reageert Jezus en geeft hen een antwoord waar geen enkele boosheid of ergernis in doorklinkt. Eerder lijkt het naar hen toe ook een oproep om hem te volgen. Opnieuw verbergt Markus de ware bedoeling van dit antwoord door over een medicijnmeester te spreken. Dat zou dan als vanzelfsprekend op Jezus slaan. Daarmee verdoezeld hij de ware bedoeling van Jezus, maar uit het vervolg is het toch weer op te maken.
Door over een medicijnmeester te spreken suggereert Markus dat het om gezonden en zieken zou gaan en die gedachte vinden we dan ook in veel vertalingen terug. Krachtigen en zwakken is een vertaling die hier meer voor de hand ligt. De krachtigen zijn zij die hun keuze reeds gemaakt hebben maar de zwakken zijn zij die aarzelen. die moeten overgehaald worden en dat ziet Jezus als zijn taak. De afsluitende zin van zijn antwoord is dan ook van een prachtige dubbelzinnigheid. Wie behoort tot de oprechten, wie tot de ontspoorde, daar ging menig discussie in die tijd over. De Farizeeën en de schriftgeleerden beschouwden zich met hun naleving van de wet als de ware oprechten of rechtvaardigen en ieder die daar van afweek als een ontspoorde. Voor Jezus is dat duidelijk niet genoeg. De nadruk op die strenge naleving van de wet onttrekt aan het zicht waar het werkelijk om gaat, de komst van het koninkrijk van God. Zij die daar niet voor kiezen, zoals de farizeeën zelf, zijn in zijn ogen de zwakken en de ontspoorden. Op dat punt staan ze lijnrecht tegenover elkaar. Om dit te onderstrepen geeft Markus een voorbeeld over het vasten.
2.3 Jezus in conflict met de farizeeën
5/9
www.studiolabas.nl
Geschreven door Bart Lalleman
Vers 18-22 ‘De volgelingen van Johannes en van de Farizeeën vastten. Zij kwamen en zeiden tegen hem: ‘waarom vasten de volgelingen van Johannes en van de farizeeën en vasten uw volgelingen niet.’ Jezus zei tegen hen: ‘hoe kunnen bruilofskinderen vasten terwijl de bruidegom bij hen is? Al de tijd dat zij de bruidegom bij zich hebben kunnen zij niet vasten. Maar de dagen zullen komen dat de bruidegom hen ontnomen zal zijn en dan, in die dagen zullen zij vasten. Niemand naait een lap ongebruikt laken op een oud kleed anders vernietigt die nieuwe aangenaaide lap het oude kleed en zal er een ergere scheur ontstaan. Niemand doet nieuwe wijn in oude zakken, anders doet de nieuwe wijn de oude zakken barsten en de wijn doen wegvloeien terwijl de zakken verderven. Nieuwe wijn moet men in nieuwe zakken doen’.
In de Tenach komen we de uitdrukking bruid en bruidegom regelmatig tegen voor de verhouding tussen God en het volk Israël. Om de sprong te kunnen begrijpen is het goed om de meest uitgesproken tekst over die verhouding tussen God en zijn volk eerst te lezen want die zal bij dit stuk zeer waarschijnlijk opgekomen zijn bij de toehoorders van Markus. Het gaat om een tekst waarin de profeet Jesaja het heeft over het komende herstel van Jeruzalem (62:1): ‘Omwille van Sion zal ik niet zwijgen, omwille van Jeruzalem ben ik niet stil, totdat het licht van haar gerechtigheid daagt en de fakkel van haar redding brand’. Als dat gebeurt zal het volk opnieuw de bruid van God zijn vervolgt hij (62:4-5): ‘Men noemt je niet langer verlatene en je land niet langer troosteloos oord. Maar je zult heten mijn verlangen en je land mijn bruid. Want de Heer verlangt naar jou en je land wordt ten huwelijk genomen. Zoals een jongeman een meisje tot vrouw neemt, zo zullen jouw zonen jou ten huwelijk nemen, en zoals de bruidegom zich verheugt over zijn bruid, zo zal God zich over jou verheugen’.
Met de manier waarop Markus deze woorden in de mond van Jezus legt lijkt het erop dat Jezus zichzelf hier als die bruidegom presenteert. Dat zou betekenen dat hij zichzelf hier presenteert als God, of op zijn minst aan God gelijk. Het lijkt me dat we met zo’n conclusie erg voorzichtig moeten zijn. We hebben hier duidelijk te maken met een geloofsuitspraak gedaan veertig jaar na de dood van Jezus. Vanzelfsprekend moet er een relatie zijn tussen wie Jezus echt was, en hetgeen men daarover is gaan geloven. Juist dat maakt het zo goed als onmogelijk om die twee werkelijk uit elkaar te halen. Wel kunnen we de conclusie trekken dat Jezus’ optreden zoveel indruk moet hebben gemaakt dat men ook na zijn mislukte missie en afschuwelijke dood in hem is blijven geloven. Die indruk wil Markus aan zijn luisteraars doorgeven en die luidt hier: In het optreden van Jezus leek het wel alsof God in ons midden was. Voor we daar op doorgaan kijken we eerst naar de vraag waar dit stuk mee opent. Volgelingen van Johannes de Doper en van de farizeeën vastten. Vaak meer dan nodig is, daar stonden ze om bekend. Zij begrijpen niet waarom de volgelingen van Jezus dat niet doen want Jezus zette immers de zaak van Johannes de Doper voort? De eerste vraag die hier opkomt is waarom de volgelingen van Johannes de Doper hier ineens met de farizeeën optreden. Kiezen zij hun kant en maken zij zich inmiddels ook zorgen over het optreden van Jezus? Dat zou goed kunnen want uit wat we van hem weten wordt duidelijk dat hij zich liever terugtrok in de wildernis, net als de Essenen. Door ze hier samen te laten optrekken laat Markus zien dat Jezus een andere weg kiest dan Johannes de Doper en dat die weg regelrecht naar Jeruzalem leidt. Pas als de bruidegom hen ontnomen zal zijn zullen ze vasten. Maar dat hun missie daar zou eindigen konden Jezus en zijn volgelingen op dat moment niet bevroeden. Zij geloofden in hun zaak en gingen ervoor. God zou hen bijstaan.
In de afsluitende zinnen laat Jezus zien dat het koninkrijk dat zij verwachten en waarvoor zij op zullen trekken naar Jeruzalem geen herstel is, geen verlengde van het oude, maar iets geheel nieuws. Het is niet minder dan een revolutie en in dat teken moeten we het optreden van Jezus dan ook zien. Dat onderstreept Markus door een ogenschijnlijk onschuldige kwestie aan de orde te stellen namelijk of het geoorloofd is op de sabbat aren te plukken. Ook daarin lijkt het of het werkelijk om een twistgesprek gaat tussen de farizeeën en Jezus maar uit zijn antwoord blijkt dat het ten diepste om de kwestie gaat of Jezus de door God aangewezen persoon is om naar Jeruzalem op te trekken, of hij de Gezalfde is.
6/9
www.studiolabas.nl
Geschreven door Bart Lalleman
Vers 23-28: ‘En het gebeurde dat hij op een sabbatdag door het gezaaide ging en dat zijn volgelingen langs de weg aren begonnen te plukken. De farizeeën zeiden tegen hem: ‘kijk nu, waarom doen zij op de sabbatdag wat niet geoorloofd is.’ Hij antwoordde hen: ‘hebben jullie ooit gelezen wat David gedaan heeft toen hij in nood was en honger had, hij en degenen die met hem waren? Hoe hij ingegaan is in het huis van God ten tijde van Abjathar de hogepriester en de toonbroden gegeten heeft terwijl het niemand anders geoorloofd was die te eten dan de priesters? En dat hij daarvan ook gegeven heeft degenen die met hem waren?’ En hij gaf de volgende conclusie: ‘De sabbat is gemaakt omwille van de mens en niet de mens omwille van de sabbat. Om die reden is hij heer, de zoon van de mens, heer van de sabbat’.
Mocht er nog enige twijfel over zijn bedoelingen zijn, dan maakt Jezus dat hier duidelijk. Voor het eerst valt de naam van koning David. De belofte dat er ooit een zoon van hem op de troon zal zitten is nooit verdwenen en Markus laat hier in bedekte termen weten dat dit staat te gebeuren. Onder normale omstandigheden is het maar de vraag of Jezus zijn volgelingen aren had laten plukken maar gezien de te verwachtte reactie van de kant van de Romeinen zou het wel eens een bittere noodzaak geweest kunnen zijn. In een noodsituatie was ook David afgeweken van de regels en niet bestraft. Daarom mag Jezus, als opvolger van David dat ook. Hij heeft een Goddelijke opdracht te vervullen hij is aangewezen tot de komende mensenzoon. Zo noemt hij zich nu voor de tweede keer en hij geeft daarmee opnieuw aan dat hij zich die vrijheid niet zelf heeft toegeëigend maar dat hem die gegeven is, van boven. Het tweede hoofdstuk van Markus wordt met dit stukje afgesloten maar het verhaal waarin Markus de bedoeling van Jezus uiteenzet en wat de reacties daar op zijn nog niet. We hebben nog één voorbeeld te gaan waarin we te horen krijgen dat de farizeeën in hun bezorgdheid menen afstand te moeten nemen van Jezus. Dit afsluitende stuk staat dus aan het begin van hoofdstuk drie.
3:1-6 ‘Na de woordenwisseling ging hij weer naar de synagoge en daar was een mens met een verdorde hand. Zij hielden in de gaten of hij hem op de sabbat genezen zou. Zo ja dan konden zij hem beschuldigen. Hij zei tegen de mens die de verdorde hand had: ‘Richt je op in het midden’. Tegen hen zei hij: ‘Is het geoorloofd op de sabbat goed te doen of kwaad; een ziel te redden of te doden?’ En zij zwegen. Terwijl hij boos rondkeek werd hij bedroefd over de verharding van hun hart. Hij zei tegen de mens: ‘Strek je hand uit’. En hij strekte haar uit en zijn hand was hersteld, gezond gelijk de andere. De farizeeën gingen weg om direct met de herodianen beraad te houden over hem, over hoe zij hem zouden verderven’.
Uit het voorgaande hebben we op kunnen maken dat het al sabbat was. We stellen ons zo voor dat toen Jezus en zijn volgelingen door het gezaaide gingen ze op weg waren naar de synagoge. Maar zo vloeiend volgen de verhalen van Markus elkaar meestal niet op. Hier laat Markus zien dat dit verhaal bij het vorige hoort door geen enkele naam te noemen maar te spreken over hij en zij. We hebben het dus nog steeds over Jezus en de farizeeën waar hij een discussie mee had over de sabbat. Hij gaat ‘weer’ naar de synagogen. Het gebruik van het woordje ‘weer’ dwingt ons naar de vorige keer te kijken. Dat was in Kapernaüm. Daar had hij een man met een onreine geest genezen op de sabbat. Nu is hij weer in de synagoge en we mogen aannemen in diezelfde synagoge in Kapernaüm.
De farizeeën zullen ook op weg geweest zijn naar de synagoge en samen met de schriftgeleerden zullen zij daarin de voornaamste stoelen bezet hebben. Die waren voorin, voor iedereen zichtbaar. Nu was daar ook een mens met een verdorde hand en de farizeeën rekenen erop dat Jezus die mens genezen zou, net als hij de eerste keer een
7/9
www.studiolabas.nl
Geschreven door Bart Lalleman
man bevrijdt had van zijn demonen. De eerste keer was er verbazing en verwondering over het gezag waar Jezus mee sprak en over de uitdrijving van de onreine geest. Die verwondering was er bij allen. De reactie van de farizeeën of de schriftgeleerden werd daar niet apart genoemd. Nu concentreert het verhaal zich rond de farizeeën. Zij hopen dat Jezus ook deze mens zal genezen, maar nu hopen ze dat om hem te kunnen beschuldigen.
De waardering voor Jezus is sinds de eerste keer dus radicaal veranderd. Dat hadden we in de voorgaande confrontaties al aan zien komen maar nu willen ze hem beschuldigen zodat ze hem zijn gezag af kunnen nemen. Het gaat hier helemaal niet meer om de man met de verdorde hand maar om het gezag. Ligt dat bij Jezus of bij de farizeeën? Blijkbaar heeft alle moeite die Jezus gedaan had om ook hen voor zijn zaak te winnen gefaald. Zij loeren op hem om hem te kunnen beschuldigen. Nu kon Jezus natuurlijk wachten tot na de sabbat met zijn genezing, de mens zou er niet direct dood aan gaan. Maar voor Jezus staat zijn hele missie op het spel en hij vraagt de mens dan ook zich op te richten zoals hij ook bij de verlamde man gedaan had.
Terwijl hij dat vraagt kijkt hij naar de farizeeën en vraag hen wat beter is op een sabbat goed te doen of kwaad, een ziel te redden of te doden. Dat is dus de inzet, dat staat er voor Jezus op het spel. Toen zij dan ook zwegen na zijn vraag keek hij rond. Niemand deed zijn mond open, dus blijkbaar ook de gewone aanwezigen niet. Niets was er meer terug te vinden van het enthousiasme dat geklonken had na het eerste optreden. Jezus keek toornig en bedroefd rond over de verharding van hun hart. Toornig en bedroefd. Twee woorden die Markus nergens anders gebruikt, gebruikt hij hier om de teleurstelling van Jezus uit te drukken. Zijn pogingen de farizeeën mee te krijgen hadden gefaald. Het was tot een definitieve breuk gekomen. Jezus geeft ze waar ze op gewacht hadden Hij geneest de hand van de mens terwijl die nog in het midden stond, zichtbaar voor alle aanwezigen.
Was dit een laatste poging van Jezus om de farizeeën nog op andere gedachten te brengen? Dat zou goed kunnen. Niemand van de toenmalige luisteraar zal geloofd hebben dat de farizeeën Jezus alleen maar wilden beschuldigen van sabbatschending. Daarvoor stond inmiddels te veel op het spel. Bij de man met de verdorde hand was het ook geen kwestie van leven of dood. Hij zou er waarschijnlijk zeer goed mee verder kunnen leven. Gezien wat er reeds aan wonderen verricht waren door Jezus zal dit wonder dan ook niet zo tot de verbeelding gesproken hebben als het niet iets anders opgeroepen had.
Kijken we weer naar de grote inspiratiebron van Markus, de Tenach dan komen er twee situaties in voor die ons kunnen helpen in onze zoektocht naar de betekenis. De eerste is bij koning Jerobeam (1 K 13:4). Die bestraft wordt met een verdorde hand omdat hij die uitstrekt naar een profeet van JHWH en de tweede situatie is een waarschuwing naar leidslieden van het volk die hun plicht verzuimen, uitgesproken door de profeet Zacharia (11:17): ‘wee de nietsnut van een herder die de kudde in de steek laat! Moge het zwaard zijn rechterarm treffen en zijn rechteroog uitsteken. Moge zijn arm verdorren en het licht in zijn ogen doven’.
Zien we deze waarschuwing op de achtergrond van deze scene dan wordt duidelijk dat het inmiddels om een diep conflict gaat met de centrale vraag: wie is de ware herder van het volk. Het woordgebruik laat de scherpte van dit conflict duidelijk zien. De farizeeën houden Jezus ‘in de gaten houden’ om hem te kunnen beschuldigen. Dat woord gebruikt Markus alleen hier. Maar ook het woord beschuldigen is Markus zuinig mee. Het is niet toevallig dat alleen nog aan het eind van zijn verhaal voorkomt (15:3). Als Jezus opgepakt is en aan Pilatus overgeleverd wordt, beschuldigen zij hem van vele zaken. Opnieuw maakt Markus even een uitstapje naar het einde van zijn verhaal om wat er hier gaande is te duiden. De beschuldiging die hier begint wordt nog eens benadrukt aan het eind van Jezus leven. Het brengt hem aan het kruis. Het begin van die weg wordt daarmee aangegeven.
8/9
www.studiolabas.nl
Geschreven door Bart Lalleman
Met het genezen van de mens met de verdorde hand laat Markus zien dat niet Jezus de nietsnut van een herder is maar dat dat deze farizeeën dat zijn. Juist door hun beschuldiging laten zij het volk in de steek. Zij verlieten direct de synagoge om met de Herodianen te beraadslagen hoe zij hem zouden verderven. Het zal ons inmiddels niet meer verbazen dat het beraadslagen ook alleen nog maar in dezelfde scene voorkomt die we reeds eerder aangehaald hebben bij het woord beschuldigen. In 15:1 lezen we dat de overpriesters samen met de oudsten en de farizeeën beraadslaagden over Jezus. Daar leidde het ertoe dat ze hem aan Pilatus overleverde. Hier dat ze hem met hulp van Herodes willen vernietigen.
Ze wachtten met hun voornemen niet eens het einde van de sabbat af. Als we ons realiseren dat het overtreden van de wetten van de sabbat alleen dan mocht als er levens op het spel stonden dan kunnen we niet anders dan concluderen dat de farizeeën werkelijk meenden het goede te doen voor het volk. De vraag van de mens met de onreine geest aan Jezus (1:24): ‘Zijt gij gekomen om ons te verderven’, blijkt hier door de farizeeën beantwoord te worden met een: ‘Ja hij is gekomen om ons te verderven’. Dit zware woord valt dan ook in het beraad. Het gaat er niet om hoe zij Jezus gevangennemen of doden kunnen maar hoe zij hem verderven kunnen.
Verderven houdt een totale vernietiging in, niet alleen van de persoon maar van alles waar die voor staat. We kunnen het vergelijke met het Hebreeuwse woord Maghah dat voorkomt in het verhaal van Noach. ‘Toen JHWH de boosheid van de mensen op aarde zag berouwde het hem dat hij ze gemaakt had, en besloot hij hen te verderven’. (Gen. 6:7). We komen het woord ook tegen in het verhaal van de Amelekieten. Zij hadden het volk Israël op een lafhartige wijze aangevallen toen die door de woestijn trokken naar het beloofde land. JHWH zegt daarop tegen Mozes (Ex. 17:14): ‘Dat ik de gedachtenis aan Amelek geheel uitdelgen zal van onder de hemel’.
Het verhaal van de mens met de verdorde hand laat zien dat de inzet hoog is en dat Jezus niet meer ongestoord en veilig door het land zal kunnen rondwandelen. Noch de farizeeën noch de herodianen zullen hem met rust laten. In het volgende hoofdstuk zullen we zien hoe Jezus omgaat met deze bedreigingen en zijn missie met des te meer ijver doorzet.
Wilt u reageren op dit artikel? Stuur dan een e-mail naar
[email protected]
9/9 Powered by TCPDF (www.tcpdf.org)