Het plan van God in de tabernakel (3) Gods ‘plaatjesalbum’ voor ons geestelijke groeiproces Jildert de Boer Hebr. 9:1-10 (HSV) “Nu had ook het eerste verbond verordeningen voor de eredienst en het aardse heiligdom. Er was immers een tabernakel ingericht en in het eerste gedeelte daarvan was de kandelaar en de tafel met de toonbroden. Dat werd het heilige genoemd. Maar achter het tweede voorhangsel was het gedeelte van de tabernakel dat het heilige der heiligen werd genoemd, met een gouden wierookvat en de ark van het verbond, die geheel met goud overtrokken was. In deze ark lagen de gouden kruik met manna en de staf van Aäron die gebloeid had, en de stenen tafelen van het verbond. En bovenop die ark waren de cherubs van Gods heerlijkheid, die het verzoendeksel overschaduwden. Over deze dingen zullen wij nu niet stuk voor stuk spreken. Dit alles was dus zo ingericht. In het eerste deel van de tabernakel gingen de priesters voortdurend binnen om de diensten te volbrengen. In het tweede deel echter ging alleen de hogepriester eenmaal per jaar binnen, niet zonder bloed, dat hij voor zichzelf offerde en voor de afdwalingen van het volk. Daarmee maakte de Heilige Geest dit duidelijk dat de weg naar het heiligdom nog niet open lag, zolang de eerste tabernakel nog in gebruik was. Deze was een zinnebeeld voor de tegenwoordige tijd. In overeenstemming daarmee werden er gaven en slachtoffers geofferd die niet in staat waren om hem die de dienst verrichtte, wat zijn geweten betreft tot volmaaktheid te brengen. Het betrof hier alleen voedsel en dranken en verscheidene wassingen, vleselijke verordeningen, die opgelegd waren tot op de tijd van de betere orde” (dat is de tijd van het herstel, NBG-vert. of tewel het Nieuwe Verbond). De schrijver van de brief zegt: “Hierover kunnen wij nu niet in bijzonderheden treden” (Hebr. 9:5, NBG-vert.). Hij gaat er dus maar beknopt op in. Wij willen er iets meer van aanreiken, waarbij er nog heel veel meer te zeggen valt.
HET HEILIGE (Deel A) 14.
Dan is daar na de voorhof: Gods huis, het heiligdom, bedekt door verschillende kleden. De poort is smal!
De tabernakelkleden Over alles wat heerlijk is, zal een beschutting zijn! (Jesaja 4:5): 4 kleden (van binnenuit: het tabernakelkleed van fijn, dubbeldraads linnen met de 4 kleuren, het geitenharen dekkleed, het roodgeverfde ramsvellenkleed en het dassen- of tachasvellenkleed van zeekoeien= afscheiding of afgezonderd zijn van de wereld in de schuilplaats, geborgen in de veilige hut van God, vergelijk Ps. 91:1). Binnenin is alles van goud: goddelijk! Voor ons kan deze verborgen heerlijkheid geopenbaard worden! (vergelijk 1 Kor. 2:6-16). De deur of smalle poort naar het heilige In het Oude Verbond kon men feitelijk niet verder komen dan bekering, hoewel de besnijdenis van het hart daar zeker vermeld werd. Wedergeboorte of opnieuw, of van boven geboren worden is een nieuwtestamentisch begrip waar Jezus mee kwam (Joh.3: 3,5,7). Daarom lezen we opmerkelijk in Matth. 11:11: “Voorwaar, voorwaar, Ik zeg u: Onder hen die uit vrouwen geboren zijn (in het Oude Verbond op aarde), is niemand groter dan Johannes de Doper, maar wie de minste is in het Koninkrijk der hemelen (van boven geboren in het Nieuwe Verbond) is groter dan hij”. De deur naar het heilige spreekt van de volle, hemelse wedergeboorte, of nog beter gezegd: de doop in de heilige Geest, waardoor de met olie gezalfde priesters het heilige in konden gaan. De doop in Geest en kracht heb je nodig voor een overwinningsleven, waar het heilige van spreekt. Wil jij de volle weg met God gaan? Mogelijk spreken de 5 pilaren in de deur van het heiligdom van de vijf apostelen die ons als steunpilaren (vergelijk Gal. 2:9) de brieven van het NT nalieten: Paulus, Jakobus, Petrus, Johannes en Judas. Zij roepen op tot heiliging van ons hele leven! Deze deur tot het heiligdom of enge poort is 10 el (de poort naar de voorhof is breder: 20 el), de smalle weg van het discipelschap (Luk. 14:26-27,33) die weinigen vinden (Matt. 7:13-14). De buitenste poort naar de voorhof was maar 5 el hoog en deze nauwe poort was hoger, namelijk 10 el. Wij geloven in een weg die nog veel verder omhoog voert (1 Kor. 12:31), de hoge weg door een wandel in de hemelen (Fil. 3:20), die ons dwars door veel strijd heen ( 1 Tim. 6:12; Ef. 6:12), naar de top van het hemelse Sion leidt (Hebr. 12:22; Openb. 14:1). Deze nauwe poort naar de smalle weg spreekt van een keuze voor christenen, niet voor wereldlingen. In de wereld leeft men immers ‘in het wilde weg’. Achter deze enge poort worden discipelen van Jezus verlicht en vervuld door de heilige Geest, verlangen zij naar het brood des levens van het levende Woord en naar reukoffers van aanbidding. Daar ligt de hele interesse van hun hart! Ben jij zo ‘heelhartig’ en gegrepen door Christus? Vleselijke christenen in de voorhof hebben doorgaans weinig belangstelling voor deze geestelijke dingen als Bijbelstudie, bidstonden, zich uitstrekken naar de
volheid van de heilige Geest en een lichtend getuigenis zijn. Ze vinden het vaak overdreven of overgeestelijk. Heiligdomschristenen jagen naar heiliging (Hebr. 12:14). “Weest heilig, want Ik ben heilig, wordt ook gijzelf heilig in Al uw wandel” (1 Petr. 1:15). “En Hij, de Gods des vredes heilige u geheel en al, en geheel uw geest, ziel en lichaam moge bij de komst van onze Here Jezus Christus blijken in allen dele onberispelijk bewaard te zijn. Die u roept is getrouw, Hij zal het ook doen” (1 Tess. 5:23-24). Velen kiezen de gemakkelijke, goedkope en lichtzinnige weg. Op de brede weg is het druk. De voorhof is beeld van een vleselijk en aards christendom: er is oppervlakkigheid, er valt niets te meten. Er ontstaat geen ontwikkeling van nieuw leven, maar de brede weg leidt tot verderf (niet per definitie eeuwig verderf, zoals velen menen, maar men leidt schade, als iemands werken verbranden, al kan men zelf als door vuur heen behouden worden, 1 Kor. 3:15). In de voorhof leeft men in partijschappen en verwarring, maar er is ook vertier en plezier en de mensen worden religieus bezig gehouden. Hun leven blijft helaas vleselijk en naar de (onveranderde) mens (1 Kor. 3:1-4). Natuurlijk moeten elke christen noodzakelijk eerst door de voorhof heen, om zondevergeving te ontvangen, maar als je daar blijft hangen en niet verlangt naar meer, wordt het op den duur een gevaarlijke plek om te bivakkeren. In het bijzonder in de tijd van het avondlicht (Zach. 14:7, vergelijk ook Rom. 13:11-12) is het absoluut noodzakelijk VOL te zijn van de heilige Geest, om weerstand te bieden op de dag van het kwaad en stand te houden (Ef. 6:13). De voorhof wordt in de eindtijd prijsgegeven (Openb. 11:1-2), of tewel het Babel van verwarring met al zijn partijschappen en twist wordt ingenomen door de heidenen (mensen die geleid worden door machten der duisternis). De smalle weg het heiligdom binnen spreekt van een geestelijke, hemelse christelijke wandel, die inhoud en diepte krijgt: “Sta op, meet de tempel Gods en het altaar en hen, die daarin aanbidden” (Openb. 11:1). Zij zijn uit op het doel van de mannelijke rijpheid, de maat van de wasdom der volheid van Christus (Ef. 4:13). Wie zingt hier het onbekende, nieuwe, minder populaire lied over de smalle weg? Deze weg is voor wijzen en verstandigen (in zichzelf) verborgen, maar aan kinderen geopenbaard (Matth. 11:25). “Ik zie een enge poort hier staan. Leg af, laat niets je hind’ren. De weinigen die binnen gaan. Zij geven zich als kind’ren. Laat los, doe weg, geef alles op, ga Jezus volgen naar Gods top Geef op en stop, houd met de zonde op”! Vlak achter het beeld van de nauwe poort dat Jezus geeft, lezen we: “Maar weest op uw hoede voor de valse profeten” (Matth. 7:15). Wat doen deze? Zij trachten
de enge poort breder te maken. Wat roepen deze in koor? ‘Ach, zo nauw en ernstig moet je het niet nemen’ en ze komen in schapenvacht naar je toe, maar van binnen zijn het roofzuchtige wolven. Ze proberen je te verleiden tot gemakkelijke compromissen en leven zelf ondertussen in bijv. geld- en eerzucht en plukken de wol van hun schapen. De deur of enge poort is de ingang in het heilige. De kracht die je nodig hebt om als discipel het heiligdom binnen te gaan is de doop in en de vervulling met de heilige Geest! Of blijf je toch nog liever rondjes draaien in de voorhof? (‘als ik maar vergeving heb en later naar de hemel ga’). Laten wij niet blijven hangen in ‘rotondechristendom’. Daar belijdt men: ‘ik ben en blijf een zondaar tot de dood’. Dat biedt geen enkele geestelijke ontwikkeling. Zelfverloochening en gehoorzaamheid zijn geen geliefde thema’s voor voorhofschristenen, tenzij men een verlangen naar meer van de Heere krijgt. 15.
Als je vanuit de tabernakel tegen het onderste kleed aankeek…
was het net of je in al de hemel was! Het hemelse goud straalt je tegemoet! Goud spreekt in de Bijbel van Gods heerlijkheid. Christus IN ons: de hoop der heerlijkheid (Kol.1:27). Bedrijf geen afgoderij met het goud van bijv. de jackpot van de wereld! Dat speelt in op de hebzucht en de geldzucht van de mensen, maar het maakt niet blijvend gelukkig. Bewieroken wij nog afgoden? Hier wil de ware discipel alles opgeven wat de zonde en het aardse betreft om Jezus radicaal te volgen. Het opgeven van zonde is de dure verplichting voor elke christen en het opgeven van aardse zaken is een vrijwillige zaak. Laten we opletten wat ons afleidt van de hemelse roeping. Het heiligdom is de “tempel Zijns lichaams” (Joh. 2:19-21): het eerste lichaam van Jezus werd afgebroken en stond op. In het tweede lichaam van Christus, de gemeente, gebeurt hetzelfde werk als in Jezus haar hoofd: de processen van sterven en opstaan in dezelfde kracht van de heilige Geest. Het doel is goddelijke heerlijkheid of Gods natuur. De weg is: “dat wij, door ons
in liefde aan de waarheid te houden, in alles (=in alle deugden of karaktereigenschappen) toe zouden groeien naar Hem Die het Hoofd is, namelijk Christus” (Ef. 4:15). 16.
Maar de planken waren van hout…
De houten planken met goud bekleed De houten planken zijn van acaciahout: zo bestaat de gemeente uit nog onvolmaakte mensen, die nog wel eens een ‘plank voor hun kop’ hebben. Kun je dat verdragen, terwijl je vaak dezelfde dingen bij jezelf tegenkomt? Nu mogen we de 100 % gezindheid aandoen om te jagen naar het volkomene! 17.
Overtrokken met goud. Een beeld van hoe God ons ziet!
God wil ons in Christus aanzien: we krijgen deel aan de goddelijke natuur! (2 Petr. 1:4). Dat wordt realiteit, werkelijkheid, het is niet maar ‘alsof’ we daar deel aan hebben. Ook in de praktijk mogen wij veranderen van heerlijkheid tot heerlijkheid door de Geest (2 Kor. 3:18). Wij kennen elkaar niet meer naar het vlees, of naar het uiterlijk, maar we zien elkaar in de gemeente als een nieuwe schepping (2 Kor. 5:16-17). Er is veel verborgen goud in de gemeente!
18.
Samen vormden ze Gods huis! Alle planken waren nodig.
Wij zijn de gemeente…Gods huis! Niemand kan gemist worden. “Niemand is minder, niemand is meer. Ieder is nodig bij de Heer”! (liedje van Elly en Rikkert). Weg met alle minderwaardigheidscomplexen, slechte zelfbeelden en geesten van afwijzing en verwerping in de gemeente. Eveneens: weg met ‘meerwaardigheid’: alle hoogmoed, eigendunk en trots in de gemeente! Niemand kan gemist worden! “Je mag er zijn, je hoort er helemaal bij”! (liedje van Herman Boon). In de gemeente groeit een hechte gemeenschapsband!