Het Nieuwe Rijksmuseum: acht eeuwen Nederlandse geschiedenis Interview met Martine Gosselink Met jet Broers en Lynn Stroo Na tien jaar renovatie zal het Rijksmuseum op 13 april weer zijn deuren openen voor het publiek, niemand minder dan koningin Beatrix zal de honeurs waarnemen. Amsterdam krijgt zijn meest roemruchtige museum terug. Wat voor museum treffen de bezoekers aan? Skipt vroeg het aan Martine Gosselink, (kunst)historica en hoofd van de afdeling geschiedenis van het Rijksmuseum. Wat volgde was een gesprek over de renovatie, het spanningsveld tussen kunst en geschiedenis en de gevolgen van de gevreesde bezuinigingen. Sinds februari 2009 bent u als hoofd van de afdeling geschiedenis werkzaam voor het Rijks. Het museum was toen al ruim zes jaar dicht. Uw bijdrage aan de presentatie is dus in april voor het eerst te zien; hoe vindt u dat? Spannend. Toen ik ging solliciteren vroeg ik mezelf af of ik wel moest gaan werken voor een dicht museum. Ik dacht eerlijk gezegd dat alle belangrijke beslissingen al genomen waren en dat de selectie voor de objecten al lang gemaakt zou zijn. Maar er bleek nog veel werk aan de winkel. Er moesten nog hele zalen ingericht worden, de route moest nog bepaald worden en de begeleidende teksten moesten nog worden geschreven. Veel zalen hadden nog niet eens een thema. De functie bood mij dus nog genoeg uitdagingen. Wat is als hoofd van de afdeling geschiedenis precies uw taak? Als hoofd verricht ik eigenlijk dezelfde taken als de conservatoren, alleen dan op grotere schaal. Ik stuur een team van acht mensen aan, bestaande uit zeven conservatoren en één wetenschappelijk medewerker. We bedenken ideeën voor tentoonstellingen, werken deze uit en overleggen met andere musea over bijvoorbeeld de bruikleen van objecten. Daarnaast doen we onderzoek, organiseren we symposia en congressen, en schrijven we boeken en artikelen. Veel tijd gaat naar datgene wat misschien wel de meest onbekende taak van het Rijksmuseum is, namelijk het beantwoorden van vragen en verstrekken van informatie. We krijgen dagelijks veel vragen van studenten, verzamelaars, documentairemakers, collega-instellingen en antiquairs over de echtheid, de betekenis en de datering van objecten. Als het even kan beantwoorden we die allemaal.
58 35.1.indd 58
19-3-2013 11:44:11
Tijdens de renovatie hebben jullie geprobeerd om terug te keren naar het oorspronkelijke museumontwerp uit 1885 van Pierre Cuypers. In hoeverre is dat gelukt? Botst het conservatieve, nationalistische ontwerp van Cuypers niet met de tentoongestelde objecten? In de loop van de twintigste eeuw werd het Rijksmuseum vanwege ruimtegebrek in steeds grotere mate volgebouwd. Het oorspronkelijk door Cuypers ingerichte museum was daardoor in een onoverzichtelijk labyrint veranderd. Door de dichtbebouwde binnenhoven weer open te breken is de oorspronkelijke, heldere indeling van Cuypers weer in ere hersteld. Ook hebben we de muurdecoraties, beeldhouwornamenten en het gebrandschilderd glas teruggebracht in de voorhal, de Eregalerij, de Nachtwachtzaal en het trappenhuis. Wij beschouwen het gebouw en de decoraties van Cuypers als een kunstwerk op zich en laten ze daarom weer in hun volle glorie zien. Dat botst niet met de opgestelde kunstwerken, omdat we in deze zalen met de uitbundigste decoraties verder geen andere kunst laten zien. De wandschilderingen van de schilder Sturm in de voorhal verwijzen inderdaad naar de nationale geschiedenis, elders betreft het doorgaans versieringen met bloemmotieven. Het enige punt waarop het plan van Cuypers de opstelling heeft beïnvloed is de chronologie. De Eregalerij met verwijzingen naar de zeventiende-eeuwse schilderkunst heeft Cuypers in het midden van het museum laten bouwen. We moesten daarom de volgorde waarin de eeuwen elkaar opvolgen iets aanpassen. De looprichting op de verdiepingen zelf is wel helemaal chronologisch. Vanaf 1950 werd juist geprobeerd de museumruimtes zo neutraal mogelijk te maken. De zalen werden wit geschilderd en decoraties verwijderd. Waarom halen jullie nu de decoraties weer terug? De stijl van een museum verandert met de tijd en het is een illusie om te denken dat een museum altijd hetzelfde blijft. In Cuypers’ tijd was er trouwens al kritiek op zijn ontwerp. De meeste Nederlanders vonden het museum lijken op een katholieke kathedraal, koning Willem iii wilde daarom niet eens het gebouw binnengaan. In de jaren twintig werden de eerste zalen wit geverfd. Men vond de ornamenten toen al niet meer passen bij het museum. In de jaren zeventig werden alle ruimtes wit geschilderd. Nu willen we terugkeren naar het authentieke ontwerp. Ik vind het fijn om het gebouw eindelijk weer te zien zoals het ooit bedoeld is, in zijn authentieke vorm. Waarom culmineert de nieuwe opstelling nog steeds in de Nachtwacht, terwijl de meeste kunsthistorici dit een van de mindere werken van Rembrandt vinden? De Eregalerij leidt inderdaad nog steeds naar de Nachtwacht. Dit is logisch, want het museum is zo goed als om dat werk heen gebouwd en het zou dus raar zijn om dat nu niet te doen. Ongeacht of de Nachtwacht nu wel of niet het beste werk van Rembrandt is, betekende het schilderij wel een grote kentering in de kunstgeschiedenis. Voorafgaand aan de Nachtwacht werden schutterstukken op een zeer stijve manier vormgegeven. Rembrandt deed dat totaal anders. Hij maakte er een soort snapshot van en gaf iedereen in actie weer.
Skript Historisch Tijdschrift 35.1
35.1.indd 59
59 19-3-2013 11:44:11
Ook de opstelling is herzien. Wat is er veranderd en hoe zijn de objecten geselecteerd? Voorheen waren de objecten ingedeeld naar kunstdiscipline. Tijdens de renovatie zijn we de verschillende kunstvormen gaan mengen. Alle objecten zijn dus op een grote hoop gegooid en opnieuw ingedeeld. We hebben er daarnaast voor gekozen om een hele lange periode te laten zien, namelijk van de twaalfde tot en met de twintigste eeuw. De verdiepingen zijn ingedeeld per eeuw. Een chronologische indeling met een dergelijke tijdspanne is een unicum in de kunstwereld. Wij zijn wereldwijd het enige museum met zo’n diverse en uitgebreide collectie dat een dergelijke chronologische indeling mogelijk is. Aangezien het Rijksmuseum meer dan één miljoen objecten in bezit heeft was het wel een enorme puzzel om een selectie te maken. Daarbij moesten we rekening houden met de publiekslievelingen en hadden we een groot aantal nieuwe aanwinsten verworven. We hebben daarom eerst besproken welk verhaal we in welke zaal wilden vertellen. Als historicus wil je zoveel mogelijk de geschiedenis van Nederland laten zien, terwijl de kunsthistorici juist belangrijke kunsthistorische werken wilden opstellen. De historici en kunsthistorici hebben dus behoorlijk gediscussieerd, maar uiteindelijk zijn hieruit wel de beste keuzes voortgekomen. De samenwerking tussen kunsthistorici en historici is soms lastig maar je houdt elkaar wel scherp. Helaas is de collectie nooit volledig. Maar als je een compleet verhaal wilt vertellen, moet je een boek schrijven. Ontbreken er naar uw mening belangrijke stukken? Vanuit historisch oogpunt ontbreken er zeker een aantal belangrijke thema’s. We wilden bijvoorbeeld de Industriële Revolutie weergeven, maar de objecten die we daarvoor hadden, zoals schaalmodellen van telegraafpalen, de eerste Philipslampen en het schaalmodel van een baggermolen, voldeden voor sommige collega’s niet. Nu zullen we het verhaal van de Industriële Revolutie weergeven aan de hand van foto’s. Wat ik verder sterk mis is bijvoorbeeld een portret van Spinoza of Erasmus, de twee grote Nederlandse denkers, maar buitenlandse collecties doen geen afstand van zulke kunstwerken. Paradoxaal genoeg hebben we genoeg financiële bronnen om werken aan te schaffen. We hebben bijvoorbeeld het Rijksmuseum Fonds en de steun van de Bankgiroloterij. Maar er zijn eenvoudigweg niet meer zoveel van dit soort werken op de markt. We zouden graag een aantal topstukken willen verwerven, waaronder een prachtig portret van Desiderius Erasmus, geschilderd door Hans Holbein de Jonge. Er zijn een paar verschillende versies van, maar de beste is in de National Gallery. Zulke ontbrekende werken zijn hiaten in ons verhaal. Aan mijn collega’s en mij ligt de taak om die lacunes op te vullen. We hebben bijvoorbeeld wel prenten van Erasmus, maar omdat de prenten te kwetsbaar zijn om in de vaste collectie op te nemen, stellen we ze af en toe tentoon in de tijdelijke prentenkabinetten. Zodoende kunnen we toch aandacht besteden aan bepaalde historische onderwerpen die we in de vaste collecties niet kunnen laten zien.
60 35.1.indd 60
19-3-2013 11:44:11
Skript Historisch Tijdschrift 35.1
35.1.indd 61
61 19-3-2013 11:44:11
Uw specialisme is de beeldcultuur van het overzeese en koloniale verleden. Zien we dit terug in het nieuwe Rijksmuseum? En is er ruimte voor kritiek op dit verleden? Ja, het overzeese verleden is een van de verhalen die in het Rijks sterk zijn vertegenwoordigd. Op dit gebied is de combinatie van kunst en geschiedenis naar mijn mening het meest geslaagd. Per eeuw wordt weergegeven wat Nederland op het gebied van overzeese expansie in de Oost en de West heeft meegemaakt. Met uitzondering natuurlijk van de Middeleeuwen, waarmee onze collectie begint. In onze teksten, bijvoorbeeld over Jan Pieterszoon Coen, brengen we wel naar voren dat de expansie met agressie gepaard ging. Het probleem is alleen dat we maar zestig woorden per object hebben, waarin we allereerst moeten uitleggen waar de bezoeker precies naar kijkt. Er is dus weinig ruimte voor een betoog over de zelfverrijking van de Compagnieën. Maar het is natuurlijk niet zo dat we het doen voorkomen dat er ‘daar iets groots werd verricht’. Als museum proberen we neutraal te zijn, het is geen plek om excuses aan te bieden. Tijdelijke tentoonstellingen bieden de ruimte om het achterliggende verhaal, inclusief de zwarte bladzijden, duidelijk maken. Is de Gouden Eeuw nog steeds het zwaartepunt van het museum? Ja, de meeste bezoekers zijn toeristen en die komen voor de Hollandse meesterwerken. Als museum moet je naar je publiek luisteren. Zij komen dus vooral voor de Nachtwacht en de werken van Vermeer en Hals. Nederlandse bezoekers willen natuurlijk ook bekende objecten als het stokje van Johan van Oldenbarnevelt en de kist van Hugo de Groot zien. Wij hopen wel een aantal nieuwe publiekslievelingen te creëren. Bijvoorbeeld het Koolhovenvliegtuig uit 1918, het oudste en grotendeels intact gebleven vliegtuig van Nederlands ontwerp, en de marine-modellenzaal met verschillende scheepsmodellen zal ook de bezoeker die niets van schepen en vliegtuigen weet bekoren. Mijn favoriete historische object is de duikboot van Lipkens uit de marinemodellenzaal. Dit koperen model is heel klein en verfijnd, en prikkelt de fantasie. In de negentiende eeuw hebben wij een grote verzameling scheepsmodellen geërfd. Deze verzameling is lang in het depot bewaard. Nu is de hele verzameling te zien in de special collections. In dit gedeelte van het museum worden speciale verzamelingen getoond die te bijzonder zijn om op te splitsen. We wilden deze collectie intact houden en als geheel aan de bezoeker laten zien. In de special collections is ook een wapenkamer opgenomen. Deze unieke verzameling Nederlandse wapens wordt voor het eerst sinds 1940 weer getoond. Er zijn daarnaast nog talloze andere collecties te zien: glas, ceramiek, zilver, maar ook een verzameling vaderlandse relieken. In deze verzameling is bijvoorbeeld het harnas van Piet Hein, een vlecht van Jacoba van Beieren en een zeilsteen van Peter de Grote opgenomen. Ik ben benieuwd hoe het publiek daarop gaat reageren. Zo’n verzameling voorwerpen van grote namen uit de vaderlandse geschiedenis zou een nationalistisch gevoel kunnen oproepen, maar ook een historische sensatie kunnen opwekken.
62 35.1.indd 62
19-3-2013 11:44:11
Ligt de nadruk in het Rijks op kunstbeleving of op het meegeven van historische kennis aan de bezoeker? De discussie over het belang van historische kennis en het belang van de kunstbeleving tussen kunsthistorici en historici zal altijd blijven bestaan. Alle objecten horen sowieso iets met de bezoeker te doen. Sommige historische objecten hebben echt een bepaalde uitstraling. Het plaatsen van de oude boekenkist van Hugo de Groot tussen allerlei fraaie schilderijen trekt de aandacht. Maar ook objecten die op het eerste gezicht niet belangrijk lijken, kunnen tot leven komen door het achterliggende verhaal. We proberen dus de bezoeker kunstbeleving en kennis aan te bieden. Om Nederlandse bezoekers naar ons museum te trekken hebben we een heel toegespitst doelgroepenprogramma samengesteld. We hebben de luxe dat de toeristen toch wel komen. Het is het Nederlandse publiek dat we proberen te bereiken. Vooral ons educatieve aanbod voor schoolklassen wordt groot. Ons doel is dat elke scholier minimaal één keer in het Rijksmuseum is geweest. Maar natuurlijk is onze educatie niet alleen bedoeld voor kinderen. Ook volwassenen en gezinnen kunnen audio-rondleidingen volgen of themawandelingen maken. Er is ook een museum-app in de maak, waarmee interactieve routes gevolgd kunnen worden. De verbouwing heeft 325 miljoen euro gekost. Is dat moeilijk uit te leggen in crisistijd? Makkelijk uit te leggen is het zeker niet, maar ik denk eerlijk gezegd dat veel mensen vooral heel blij zijn dat het museum weer open is. Naar mijn mening weet men wel dat elk groot bouwproject in Nederland langer duurt en meer kost. Kijk maar naar de hogesnelheidslijn of de Amsterdamse metrolijn. We moeten ons als museum niet daarachter verschuilen, blijkbaar is er ook in onze plannen destijds een te optimistische inschatting gemaakt. Aan de andere kant hebben we het geluk dat we veel sponsoren aan ons hebben weten te binden die ons graag willen steunen. Ik vind het over het algemeen niet erg dat er in een economische crisistijd bezuinigd moet worden, al is 200 miljoen wel een kaalslag voor de sector. Wat ik het vorige kabinet wel kwalijk neem, is het gebrek aan visie waarmee de bezuinigingsplannen zijn doorgevoerd. Het is tot daaraan toe om 200 miljoen te bezuinigen, maar er is totaal niet gedacht aan alle freelancers en andere werknemers in de kunst- en cultuursector, die hun baan verliezen of door de kleinere budgetten minder opdrachten krijgen. Er is niet doorgerekend wat het kost als al die tekstschrijvers, grafisch ontwerpers of freelance (kunst)historici geen werk meer hebben. Bezuinigingen op zich zijn niet slecht, maar de gedachte die eraan ten grondslag ligt, stoort mij. De bezuinigingen raken ons museum maar ten dele. Het is een voordeel dat het Rijks een rijke nationale collectie heeft op het gebied van de Nederlandse kunst en geschiedenis. Sponsoren en particulieren die fondsen oprichten voor aankoop, onderzoek en educatieve projecten, verbinden zich graag aan deze rijke collectie. Die verzameling straalt eeuwigheidswaarde en daarmee eerbied uit die mensen graag koesteren. Het is voor het museum, en alle mensen die er werken, dan ook heel prettig om de zekerheid van een rijke collectie te hebben. Amsterdam is daarnaast voor toeristen een buitengewoon gewilde plaats om te bezoeken. Er komen jaarlijks alleen maar meer toeristen, en bij elk van hen staat de Nachtwacht op het to-do lijstje. Met het geld dat zij binnenbrengen, kunnen wij weer mooie tentoonstellingen maken.
Skript Historisch Tijdschrift 35.1
35.1.indd 63
63 19-3-2013 11:44:12
Werft het Rijks door de huidige bezuinigingen op kunst en cultuur meer sponsoren dan voorheen? We hadden altijd al veel sponsoren, maar door de bezuinigingen is hun belang wel toegenomen. De periode van je hand ophouden bij de overheid is echt voorbij, en de huidige tijd vraagt om meer ondernemerschap. Zo hebben we bierbrouwer Heineken onlangs geworven als sponsor. Heineken is een groot en belangrijk Nederlands bedrijf, en in die zin past het bij het Rijks, dat het grootste Nederlandse museum is. Bovendien wekt zo’n internationaal succesvol bedrijf interesse en vertrouwen. Ook het product sluit aan bij het Rijks. Bier is namelijk van alle tijden. In de Middeleeuwen dronk men bier in plaats van water. Bier is dus ook een historisch product. Het Wereldmuseum in Rotterdam overweegt een deel van zijn Afrika-collectie, voornamelijk afkomstig uit de koloniale periode van Nederland, te verkopen om financieel het hoofd boven water te kunnen houden. Worden jullie ondanks het grote aantal toeristen en sponsoren wel eens gedwongen tot verkoop van objecten? Absoluut niet. Gelukkig heeft het Rijksmuseum zulke inkomsten niet nodig, maar ethisch gezien vind ik dat ook geen vraagstuk. Enerzijds zou je kunnen denken dat verkoop misschien een optie is wanneer bepaalde objecten echt niet in de collectie passen. Anderzijds speelt dan de vraag of men het wel redt met dat geld, en voor hoe lang. Als je een object eenmaal hebt verkocht is het definitief weg. Als het bedoeld is om de lopende kosten te dekken, vind ik dat een riskante beslissing voor een museum. Afgelopen jaar werd De Nacht van de Geschiedenis in het Rijksmuseum gehouden, waarbij o.a. de Libris Geschiedenis Prijs voor het beste geschiedenisboek werd uitgereikt. Gaan er meer van dit soort activiteiten plaatsvinden? Ja, de Nacht blijven we zeker doen, dat was een groot succes. We hadden grote namen die kwamen spreken, zoals historicus Simon Schama. Ook de Museumnacht en de jaarlijkse Grote Geschiedenis Quiz staan op het programma. De vele grote zalen die het Rijksmuseum heeft bieden tal van mogelijkheden voor evenementen, en daar willen we ons ook op gaan richten. We zijn we heel blij dat de andere organisaties die deze evenementen mogelijk maken met ons willen samenwerken. Hoe zou u iemand die nog nooit in het Rijksmuseum is geweest overtuigen om het een bezoek te brengen? Het Rijksmuseum is het enige museum van Nederland dat vanaf 1200 de hele geschiedenis van Nederland in kunst en cultuur laat zien. Dit doen we door historische objecten met kunstobjecten gemengd op te stellen en door de invoering van een chronologische indeling in plaats van een indeling naar kunstuiting. Natuurlijk hebben we vele andere prachtige musea in Nederland, bijvoorbeeld het Nederlands Openluchtmuseum in Arnhem of het Rijksmuseum van Oudheden in Leiden, maar dat zijn meer toegespitste opstellingen op het gebied van dagelijks leven en archeologie. Het Rijks is de enige plek waar de Nederlandse kunst en cultuurgeschiedenis onder één dak te vinden is. We noemen het niet voor niets hét museum van Nederland.
64 35.1.indd 64
19-3-2013 11:44:12