HET NIEUWE PROVINCIEHUIS VLAAMS-BRABANT T IJDLOOS MODERNISME
In de tekst wordt regelmatig gesproken over het “Ontwerpteam Provinciehuis”. Concreet en volledig is dit de … Tijdelijke Vereniging Ontwerpteam Provinciehuis Vlaams-Brabant G ONCALO BYRNE A RQUITECTOS LDA BVBA W IT ARCHITECTUURVENNOOTSCHAP BUREAU VOOR ARCHITECTUUR EN STABILITEIT DIRK JASPAERT NV PARTNERS KERKSTRAAT 27 3321 OUTGAARDEN
Toen tijdens de wedstrijdfase van het nieuw te bouwen Provinciehuis één van de deelnemers - de Portugese architect Gonçalo Byrne - met de trein van Brussel naar Leuven spoorde, raakte hij gefascineerd door het silhouet van een frappant maar ietwat vervallen torengebouw aan de Brusselse skyline: het Martinigebouw. Deze toren - met het vermaarde Mercedessymbool bovenop - aan het Brusselse Rogierplein is zowat de enige hoogbouw in België die ooit de modernistische idealen realiseerde door meer te zijn dan een opeenstapeling van kantoren. Na jarenlang samen met alle andere torengebouwen verguisd te zijn, beseffen velen stilaan de specifieke waarde van dit gebouw. Het is geen simplistische toren, maar een building die een veelheid aan actoren in zich herbergde (waaronder de zaal van het belangrijke Théatre National) waardoor hij integraal deel uitmaakte van de stad. Het is geen toeval dat Gonçalo Byrne - de latere winnaar van de wedstrijd voor het provinciehuis - vanuit de trein precies dit gebouw opmerkte. Samen met vele andere architecten uit het Iberische schiereiland is hij namelijk mee verantwoordelijk voor de heropleving die het "uitgezuiverd modernisme" in de jaren '90 kende. Zij slaagden erin de historische fouten uit deze modernistische gebouwen (vaak simplisme in plaats van doordachte eenvoud) te filteren en de kwaliteiten ervan te versterken door o.a. het gebruik van nieuwe en "zuivere" materialen. Het “Ontwerpteam Provinciehuis” heeft het provinciehuis dan ook een soort tijdloze poëzie meegegeven. Wars van simplistische grandeur hebben ze toch een krachtige schoonheid ontworpen, zodat in samenspel met de gehele omgeving dit bouwwerk ook binnen vijftig jaar nog zijn discrete schoonheid zal uitstralen. Zo sterk dat ook een toekomstige architect die over enkele jaren langsheen het provinciehuis spoort, zich kan laten inspireren voor zijn eigen ontwerpideeën.
I NLEIDING : HET PROVINCIEHUIS IN EEN AMBITIEUZE STAD Het provinciehuis kan men onmogelijk los zien van de bredere evolutie van de stad waarin het gebouwd wordt. Leuven ontwikkelt zich namelijk tot de pionierstad in België voor stedenbouw en hedendaagse architectuur. Net als vele buitenlandse steden beseft deze middelgrote stad dat doordachte hedendaagse stedelijke en architecturale ingrepen noodzakelijk zijn om stand te houden in het aanstormende Europa der steden en regio’s. De ambitieuze plaatselijke politiek zag dit in en heeft een verstandshuwelijk met de (knowhow van de) universiteit gesloten. Hierdoor vloeiden twee schaarse vereisten om grootse stedenbouw en architectuur te verzoenen, samen: macht & kwaliteit. Het stationsproject was meteen een eerste grote en complexe test om de duurzaamheid en flexibiliteit van dit verbond te testen. De uitdaging was dan ook niet gering. De ruime stationsomgeving (+/- 1.5 km) moest het nieuwe ankerpunt van de stad worden en tegelijkertijd een deel van de mobiliteitsknoop oplossen. Door het knooppuntkarakter van deze plek was niet enkel het ontwerp uiterst complex, maar was er ook overleg nodig met een enorm palet van vaak tegenstrijdige belangengroepen. Vandaar dat in de beginfase terecht werd gevreesd voor een zwak compromis zonder echte kwaliteit of erger nog een totaal onbestuurbare chaos. De realiteit begint stilaan het tegendeel uit te wijzen. Op het terrein werken de verschillende participanten (het Vlaams Gewest - de stad Leuven - De Lijn - de NMBS) vrijwel naadloos samen om het uitgekiende stedenbouwkundig plan van het Projectteam Stadsontwerp uit te voeren. Terwijl de sterke architecturale ingreep van Manuel de Solà-Morales op en rond het Martelarenplein reeds een eerste aanzet geeft tot de unieke kwaliteit van dit project. Nu de opzet stilaan de verhoopte verwanten krijgt (naast het provinciehuis ook een nieuwe overkapping voor het treinstation, een Vlaams huis en een hotelen seminariegebouw) lijkt het er op dat de torenhoge inspanningen en moedige beslissingen de aanvankelijke scepsis overwonnen hebben. Het is anno 2000 nog te vroeg om een definitief oordeel over dit project te vellen. Toch toont de evolutie nu al onomkeerbaar aan dat de stationsomgeving haar intenties aan het realiseren is. Het provinciehuis van de jonge en ambitieuze provincie Vlaams-Brabant is daar een manifest voorbeeld van.
D E UNIEKE ARCHITECTUURWEDSTRIJD Om tot het ontwerp van dit provinciehuis te komen werd er - geheel volgens de Europese richtlijnen - een Europese architectuurwedstrijd uitgeschreven. Hoewel een wedstrijdformule niet langer als zaligmakend wordt gezien, ervaarde men deze wedstrijd - zowel qua organisatie als qua resultaat - als een zonderling schot in de roos. In een eerste fase reageerden 28 inzenders op de vraag naar een rudimentair idee voor dit ontwerp. Uit deze 28 werden vijf genomineerden gekozen die het project in detail uitwerkten. Opvallend is dat de jury niet zozeer selecteerde op basis van het ontwerp zelf, maar wel op basis van de geloofwaardigheid van de deelnemende teams. Door de complexiteit en het internationaal karakter van de wedstrijd waren er namelijk enkele verdachte teams samengesteld die de jury of ongeloofwaardig achtte (de zogenaamde faxrelaties) of niet onderbouwd genoeg beoordeelde. De vijf resterende teams leverden in ieder geval zeer sterke voorstellen af. De teams van Chipperfield - Beel/De Geyter/Macken&Macken - Mecanoo - Popocini&Lootens/Christine Conix kwamen met intrigerende voorstellen. Na een lang beraad werd uiteindelijk unaniem voor het ontwerp van Gonçalo Byrne, WIT, Dirk Jaspers gekozen. De projecten werden voorgesteld in een tentoonstellingsruimte van KBC zodat ook de andere projecten veel publieke aandacht genoten. Daarmee kwam een einde aan een wedstrijd zonder partijpolitieke invloed of procedurefouten, geïntegreerd in een sterk stedenbouwkundig project. Een bijna unieke ervaring in de wereld van de grote openbare aanbestedingen die het geloof in kwalitatieve hedendaagse overheidsarchitectuur mee doet heropleven.
H ET PROVINCIEHUIS AN SICH INLEIDING In tegenstelling tot vele andere kantoorcomplexen is het nieuwe provinciehuis geen eiland in de stad maar een verlengstuk ervan. Het ontwerp zit volledig geïntegreerd in het stedelijke weefsel (cf. het provinciehuis in zijn context). Toch kan het gebouw ook op zich functioneren, los van de context. Een dubbele kwaliteit die het imago van het gebouw, de stad en de provincie ongetwijfeld ten goede zal komen. DE TOREN EN HET ACHTERLICHAAM Zoals het bijzonder plan van aanleg voorscheef bestaat het gebouw uit drie grote delen: een voorplein en een torenvolume aan de noordzijde (richting station), een lager en langer achterlichaam aan de zuidkant (richting Tiensepoort) en een park. Zowel omwille van de verhoudingen als omwille van de materiaalkeuze zijn de drie verschillende onderdelen van het ontwerp geen losse stukken die aan elkaar geplakt zijn, maar zijn het drie onderdelen van hetzelfde geheel die aan elkaar gelinkt worden via een gelijkvloerse "publieke gang" aan de vestzijde en een aluminium geluidsscherm aan de spoorzijde. Terwijl men nog op zoek is naar de precieze invulling van het voorplein heeft men het torenvolume wel reeds volledig uitgetekend. In deze ongeveer 50 meter hoge toren zijn buiten de grote ingang de meeste kantoorfuncties gevestigd. De resterende functies zijn in het achterlichaam ondergebracht. De ongeveer 160 meter lange publieke gang - die de ruggegraat vormt van het gebouw - start onder in de toren en verbindt de vier grote onderdelen van het achterlichaam: het halfrond, een grote seminariezaal, een tentoonstellingsruimte en een restaurantruimte. Tussen deze vier onderdelen zijn er grote binnenpatio's die de licht- en luchttoevoer naar de verschillende onderdelen bevorderen. Het geheel moet door zijn eenvormigheid en transparantie zowel voor de werknemers als de klanten van het provinciehuis makkelijk beheersbaar zijn, zodat niemand gefrustreerd in een bureaucratisch labyrint hoeft rond te dolen. Het lijkt er zelfs op dat het “Ontwerpteam Provinciehuis” bij de ontwikkeling voor dit ontwerp Goethes' "in der Beschränkung zeigt sich der Meister" als grondbeginsel hanteerden. Zo is het tekenend voor hun vakmanschap dat zelfs een architecturale leek de plattegrond makkelijk afleest en er tegelijkertijd de ruimtelijke kwaliteiten van inziet. MATERIAALGEBRUIK Een rechtlijnig ontwerp als het provinciehuis staat of valt bij de materiaalkeuze. Een "verkeerd" materiaal zou de eenvoud van het gebouw herscheppen tot de saaiheid en lelijkheid die menig bureaucomplex kenschetst. De ontwerpers van het provinciehuis bezitten gelukkig wel het juiste “materiaalgevoel”. Door hun keuzes verbannen ze de banaliteit en versterken ze de natuurlijke sierlijkheid en rust van het ontwerp. Het hoofdmateriaal van het gebouw is blauwe hardsteen die in horizontale lijnen gesculpteerd is. Deze steen - die ook gebruikt wordt op het nabijgelegen Martelarenplein - zal het gebouw typeren. De sokkel, die enkel zichtbaar is vanuit Kessel-Lo, wordt uitgevoerd zwarte baksteen. Verder wordt er uiteraard ook zeer veel doorzichtig glas (geen spiegelglas) gebruikt om de beoogde transparantie te bereiken. Tenslotte moeten metaalkleurige aluminium "lamellen" de zuidelijke wanden van het gebouw automatisch beschermen tegen te grote lichtinval op warme dagen. Deze materialen worden zowel voor het torenvolume als voor het achterlichaam gebruikt zodat beide delen onmiskenbaar deel uitmaken van hetzelfde geheel. De eenvormigheid moet het duidelijk maken dat dit gebouw meer is dan een opvallende toren. Het achterlichaam maakt integraal deel uit van de constructie zonder dat het dezelfde monumentaliteit heeft als de toren. Binnenin wordt het gebouw veelvuldig uitgerust met gezandstraalde inoxplaten en "warmere" materialen als hout. De combinatie van deze warme binnenzijde, de vrij sobere buitenkant en het copieuze glasgebruik, geeft het gebouw vooral 's nacht een warme uitstraling. Het is typerend voor dit ontwerp dat het zich niet presenteert met op kilometers afstand zichtbare lasers, maar met een subtiele warme gloed die van binnen in het gebouw naar buiten lijkt te stromen.
H ET INTERIEURONTWERP Eén van de grote uitdagingen bij dit ontwerp was de flexibiliteit. Het gebouw is in staat zich steeds aan te passen aan nieuwe interne ontwikkelingen. Het verouderingsproces dat gepredestineerde, onherwerkbare gebouwen zo kenmerkt is hierdoor nagenoeg uitgesloten. De moduleerbare ruimten zorgen ervoor dat iedere verdieping inwisselbaar is en men de evoluties in de structuur van de provincie continu ruimtelijk kan vertalen, zonder het ontwerp op zich aan te tasten. De souplesse gaat zelfs zo ver dat een mogelijke uitbreiding van het gebouw nu reeds voorzien is in de sokkel. De precieze inrichting van het gebouw wordt verder ontworpen door WIT en de bevoegde provinciale diensten. Ze zal in ieder geval versterkt worden met kunstwerken die in het beste geval in overleg met de architecten ontworpen worden. CONCLUSIE VAN HET GEBOUW OP ZICH De architectuur van het provinciehuis vertaalt de nieuwe dynamische en open bedrijfscultuur van de jonge provincie VlaamsBrabant. Daarenboven werkt dit mooie gebouw mee aan de prille identiteit van de provincie. Door zijn ligging, grootte en constructie zal vrij snel iedere Leuvenaar of passant vertrouwd zijn met de instelling 'Provincie Vlaams-Brabant'. Een organisatie die nu een enigszins verdoken leven leidt in verschillende vrij onaantrekkelijke gebouwen. De wat on-Vlaams aandoende sobere en poëtische kracht van dit complex is meteen een enorme identiteitsverwekker voor de nog prille provincie.
D E INTEGRATIE VAN HET PROVINCIEHUIS IN ZIJN OMGEVING Ondanks de sterke identiteit van het gebouw, is het onlosmakelijk verbonden met zijn context: zowel ten opzichte van de directe buurgebouwen, als ten opzichte van de gehele stationsomgeving als op macroschaal in de Vlaamse ruit. H ET RUIMTELIJK STRUCTUURPLAN VLAANDEREN De Vlaamse Gemeenschap is vastbesloten het weinig benijdbare imago van "lelijkste land ter wereld" van zich af te schudden. Hierdoor komen er stilaan enkele concrete projecten naar boven die de schijnbaar onophoudelijke en willekeurige uitdeining van gebouwen over de zeer schaars wordende grond een halt toeroept en een kwalitatieve verdichting teweegbrengt. Het Leuvense stationsproject is één van de meest zuivere voorbeelden hiervan. Zowel economisch als stedenbouwkundig werken verschillende participanten aan een kwalitatieve verdichting van een stadsbuurt. Het provinciehuis is één van de belangrijkste onderdelen hiervan. Door de ligging in de buurt van het trein- en busstation helpt het meteen mee aan de mobiliteitsproblemen die onze regio teisteren. Het gebouw verwekt geen stroom auto's aan één of andere stadsrand, maar zal integendeel dit stadsgedeelte mee helpen intensifiëren door zijn werknemers voornamelijk met bus- en treinvervoer naar zich te lokken. INTEGRATIE VAN HET PROVINCIEHUIS IN HET STATIONSPROJECT Het siert het Projectteam Stadsontwerp - dat het stedenbouwkundig plan van de gehele stationsomgeving uittekende - dat het zich bij de eerste plannen niet beperkte tot de zekerheden in dit gebied. Ze zochten - zoals hun naam het voorschrijft tegelijkertijd naar de potentiële ontwikkelingen. Vandaar dat o.a. het provinciehuis reeds min of meer ingeschreven werd in de omgeving, nog voor Vlaams-Brabant effectief een provincie was. Omdat het Projectteam Stadsontwerp schrik had dat een weinig consciëntieuze bouwpromotor het gebouw kon plaatsen, stelden ze zeer strenge bouwvereisten op voor deze plek. Zo was de idee van een kantorentoren met een achterliggend lichaam niet toevallig bij alle ingediende projecten van de wedstrijd aanwezig. De toren was noodzakelijk om de nieuwe stadslijn langsheen de sporen - vertrekkende vanuit het provinciehuis, over het nieuwe Martelarenplein tot aan het nog te bouwen Vlaams huis - te visualiseren. De spoorbedding tussen Leuven en Kessel-Lo is namelijk de as waarlangs het gehele project werd opgehangen. Door de subtiele plaatsing van de torens zullen ze enerzijds duidelijke landmerken zijn en anderzijds toch niemand in de schaduw plaatsen. Zeker de mensen die met de trein Leuven binnenkomen krijgen zo zeer duidelijke informatie over de oriëntatie in de omgeving. In praktijk loopt de link tussen deze verschillende gebieden via de heraangelegde vesten en via het centraal gelegen Martelarenplein. Opvallend is dat de grote en duidelijke toegang van dit gebouw dan ook honderd procent is afgesteld op deze stedenbouwkundige lijn. Het voorplein met de toegang maakt de koppeling tussen het provinciehuis en het station.
Zeker wanneer de nog te bouwen kantoren en appartementen tussen beide zullen gerealiseerd zijn, zal het groene lint van de vesten het Martelarenplein linken aan het provinciehuis. In realiteit kunnen de fietsers en voetgangers verder naar de Tiensepoort, maar door de lichte bocht zal het "natuurlijk" beeld het provinciehuis met het Martelarenplein verbinden en omgekeerd. Het gebouw is dus ondanks zijn grootte geen stedelijke burcht die de omgeving dictatoriaal domineert. Integendeel. Door zijn verschijning en werking intensifieert het juist de buurt en zorgt het voor een wisselwerking met de omgeving. Zo kan op termijn een nieuwe, levende stadswijk ontstaan. DE VERBINDING MET DE " SPOORRIVIER" EN KESSEL-LO Omwille van het grotere stedenbouwkundige geheel is het provinciehuis a.h.w. aangemeerd aan de "spoorrivier" die Leuven van Kessel-Lo scheidt. Vandaar dat het gebouw ook vanuit de overkant van de sporenbedding - gemeenzaam ietwat flatterend "den Boulevard" genoemd - ontworpen werd. Door de diepere ligging van het gebouw aan de kant van de sporen heeft men het daar op een soort sokkel geplaatst. Deze onderkant wordt gevisualiseerd door de donkere bakstenen die het onderscheid moeten maken met het niveau aan de vestzijde. Vanuit de kant Kessel-Lo bezit het gebouw onmiskenbaar een zekere oriënterende monumentaliteit. Gezien de zeer grote afstand is dat op geen enkele manier problematisch. Het provinciehuis zal samen met het station en het toekomstige Vlaams Huis zelfs een soort zeer voorzichtige maar duidelijk “skyline” geven in plaats van het huidige "wasteland". DE VERBINDING MET DE WOONOMGEVING KLEIN RIJSEL Het provinciehuis ligt op de belangrijke grens tussen de XL-schaal van de directe stationsomgeving en de S-schaal van de aangrenzende woonwijk Klein Rijsel met arbeiderswoningen. Vandaar dat zowel het Projectteam Stadsontwerp als “Ontwerpteam Provinciehuis” duidelijk rekening hebben gehouden met een dreigende schaalbotsing. Dit blijkt uit het hele ontwerp. De toren werd aan de noordzijde - de XL-kant - van het gebouw geplaatst terwijl het lage achterlichaam de woningenzijde tegemoet gaat. Het “Ontwerpteam Provinciehuis” tekende het achterlichaam zelfs twee verdiepingen lager dan toegestaan in het oorspronkelijk BPA, waardoor er nu slechts drie verdiepingen achter de toren doorlopen. De koppeling tussen beide gebieden wordt helemaal makkelijk door het nieuwe openbaar park. Het autoverkeer wordt via het nieuwe kruispuntje op de ring naar de parking het provinciehuis geleid.
A LGEMEEN BESLUIT Het nieuwe provinciehuis is een kind van zijn tijdperk. Het symboliseert de nieuwe transparantie en openheid die publieke instellingen sinds de grote constitutionele crisissen in de jaren'90 onmiskenbaar moeten afficheren. Een transparantie die aantrekkelijk uitgedrukt wordt in de poëtische ontwerpkunst van het “Ontwerpteam Provinciehuis”. Het is geen frivole uitbarsting maar een duurzame, subtiele geste waarvan zowel de provincie, als de stad, als de kwalitatieve hedendaagse architectuur in het algemeen, ongetwijfeld nog veel plezier van zullen hebben. Daarmee lijkt de ontwikkeling van deze buurt voorgoed gestart. Geert Antonissen Infohuis werken stationsomgeving
G EGEVENS Tijdelijke Vereniging Ontwerpteam Provinciehuis Vlaams-Brabant G ONCALO BYRNE A RQUITECTOS LDA BVBA W IT ARCHITECTUURVENNOOTSCHAP BUREAU VOOR ARCHITECTUUR EN STABILITEIT DIRK JASPAERT NV PARTNERS KERKSTRAAT 27 3321 OUTGAARDEN Promotor Tijdelijk vereniging: NV Artesia Banking Corporation / NV Maurice Delens / NV Van Rymenant / NV Antwerpse Bouwwerken In opdracht van Provincie Vlaams-Brabant Prijs 1.680.000.000 frank (incl.btw) Duur werken 850 kalenderdagen Bruto vloeroppervlakte 31.000m² Terreinoppervlakte 1.2 ha