Het kunstmatig overnemen van de ademhaling (IC)
Eén van de behandelingsmogelijkheden op de IC is het kunstmatig overnemen of ondersteunen van de ademhaling. Dit wil zeggen dat de ademhaling wordt geregeld door een beademingsapparaat. Het beademen van een patiënt is nodig als deze, om uiteenlopende redenen, niet in staat is om zelf voldoende te ademen. Als hiertoe moet worden overgegaan heeft dit een aantal gevolgen voor de patiënt en zijn familie/naasten. Deze folder geeft u hier informatie over. Waarom beademen? Ademhalen gebeurt normaal gesproken onbewust en lijkt weinig energie te kosten. Wanneer iemand ernstig ziek is of een grote operatie heeft ondergaan, blijkt de kracht die nodig is om goed te ademen (te) veel energie van het lichaam te vragen. Wanneer de ademhaling tijdelijk wordt overgenomen door een beademingsapparaat kan de patiënt al zijn energie gebruiken om te genezen van zijn ziekte of aandoening. Hoelang is beademing nodig? Hoe lang beademing nodig is, is geheel afhankelijk van de individuele situatie van de patiënt. Een rol hierbij speelt o.a.: de reden van beademing de (medische) voorgeschiedenis van de patiënt de lichamelijke conditie van de patiënt het wel of niet optreden van complicaties de mate van behandelbaarheid van de aandoening of ziekte de mate waarin de gestarte behandeling succesvol is Op deze IC varieert de beademingsduur van één dag tot enkele weken. Het uitgangspunt hierbij is om de beademing niet langer toe te passen dan strikt noodzakelijk is. De verpleegkundigen en artsen op de afdeling bewaken en evalueren daarom voortdurend de toestand van de patiënt. Het aansluiten van het beademingsapparaat Een flexibel kunststof buisje (ook wel tube genoemd) verbindt de luchtpijp met het beademingsapparaat. De anesthesist/intensivist plaats dit buisje via de mond in de luchtpijp. Het uiteinde van het buisje blijft uit de mond steken. Voordat deze handeling plaatsvindt brengt de anesthesist de patiënt in slaap.
Na het inbrengen van het ademhalingsbuisje kan de patiënt zijn stembanden niet bewegen. Dit betekent dat de patiënt niet kan praten. De verpleging en de artsen hebben ervaring met deze situatie en kunnen de patiënt en zijn familie ondersteunen als hij iets wil vragen of meedelen. Als er na 10 tot 14 dagen nog langere tijd beademing nodig is, besluit de intensivist tot het plaatsen van een zogenaamde tracheacanule. De tracheacanule is een kunststof pijpje dat direct in de luchtpijp wordt geplaatst, via een operatief gemaakt gaatje in de keel. De patiënt moet hiervoor naar de operatiekamer en wordt onder narcose behandeld.
Na het plaatsen van de tracheacanule: gaat de mond- en tandverzorging van de patiënt beter is de patiënt beter te begrijpen, door de verbeterde beweging van het gezicht en/of door liplezen ziet de patiënt er normaler uit (zonder buisje in zijn mond) is eten en drinken weer mogelijk, als de patiënt voldoende wakker is en kan slikken raakt de patiënt het beademingsapparaat eerder ontwent, omdat het ademen door een tracheacanule minder energie kost.
Het beademingsapparaat Sterk vereenvoudigd kan het technisch geavanceerde beademingsapparaat worden gezien als een blaasbalg die lucht in de patiënt blaast en weer laat ontsnappen. Het apparaat kan op de behoefte van de patiënt worden ingesteld. Het kan de ademhaling volledig overnemen, maar kan ook slechts een geringe ondersteuning geven aan de eigen ademhaling van de patiënt. De intensivist bepaalt hoe het beademingsapparaat moet worden ingesteld en/of bijgesteld. Hij doet dit aan de hand van de situatie van de patiënt. Het beademingsapparaat kent een aantal alarmen, die de verpleegkundige waarschuwt wanneer er iets afwijkt van de ingestelde waarden. Het is niet meteen ernstig wanneer er een alarm gaat. De verpleegkundige hoort aan het soort alarm hoe snel hij/zij moet reageren. Het kunstmatig in slaap houden van de patiënt Als de patiënt aan het beademingsapparaat ligt wordt deze in de eerste fase van de behandeling kunstmatig in slaap gehouden. Dit kunstmatig in slaap houden wordt ook wel sedatie genoemd. Het in slaap houden van de patiënt is nodig om de ademhaling volledig te kunnen controleren en niet te laten beïnvloeden door eventuele eigen ademactiviteit, die op dat moment juist een tegenwerkend effect heeft. De patiënt wordt niet langer in slaap gehouden dan strikt noodzakelijk is. Het contact met de patiënt Omdat de patiënt in eerste instantie in slaap wordt gehouden is contact met de patiënt niet mogelijk. De patiënt kan niet bewegen en niet praten. Toch is het mogelijk dat de patiënt iets opneemt vanuit zijn omgeving. Verpleegkundigen en artsen maken daarom altijd aan de patiënt kenbaar dat ze aan het bed zijn en leggen uit wat ze gaan doen. Als de patiënt ontwaakt, kan dit weer andere problemen opleveren. De patiënt kan nog niet praten vanwege het ademhalingsbuisje in de luchtpijp. Dit kan leiden tot onrust en angst wanneer de patiënt iets wil zeggen. Ook is het mogelijk dat de patiënt na het ontwaken wat verward is. Het is dus van groot belang, om de patiënt herhaaldelijk uitleg te geven over waar hij is en wat er gebeurd is. Wanneer de patiënt wakkerder en helderder is, dan zijn er tips om het contact met de patiënt te bevorderen, namelijk; geef de patiënt informatie over zaken waarvan u denkt dat die hem bezighouden als u iets aan de patiënt vraagt, doe het dan zo dat hij met ja/nee kan antwoorden. als de patiënt iets wil zeggen, vraag hem dan “kernwoorden” duidelijk te articuleren of (zo mogelijk) op te schrijven. U weet dan waarover het gaat.
U kunt gebruik maken van een alfabetplankje, waarop de patiënt letters kan aanwijzen en zo een (kern)woord kan vormen Een verpleegkundige van de afdeling kan u desgewenst altijd ondersteunen of advies geven. Beschermende maatregelen Soms is het nodig om tijdens de opname van de patiënt op de IC te besluiten tot beschermende maatregelen, zoals het vastmaken van de armen van de patiënt aan het bed met behulp van polsbandjes. Dit om te voorkomen dat de patiënt zelf zijn ademhalingsbuisje uit zijn mond trekt. Ervaring leert dat de neiging hiertoe groot is, omdat het buisje soms erg kan irriteren. Wanneer deze beschermende maatregelen nodig zijn, legt de verpleegkundige aan de patiënt uit waarom dit nodig is. Ook de familie/naasten van de patiënt licht hij/zij hierover in. Wanneer verpleegkundigen of bezoek bij de patiënt aanwezig zijn kunnen de polsbandjes, na overleg met de verpleegkundige, worden losgemaakt. Ook hier geldt weer de patiënt wordt niet langer extra beschermd dan strikt noodzakelijk is. Schoonhouden van luchtpijp en longen De verpleegkundige zorgt ervoor dat er regelmatig slijm wordt weggezogen uit de luchtpijp en de longen. Het is nodig, omdat patiënten slijm, dat in de longen ontstaat, niet uit het gesloten beademingssysteem kunnen hoesten. Afbouwen van de kunstmatige beademing Wanneer de patiënt zover is dat de ondersteuning van het beademingsapparaat kan worden afgebouwd, dan gebeurt dit volgens een zeer individuele benadering. De intensivist besluit dit aan de hand van de gegevens over hartslag, bloeddruk, zuurstofgehalte in het bloed, conditie van de patiënt, mate van slijmproductie, enz. Bij de één gaat het afbouwen sneller dan bij de ander. Wanneer de intensivist inschat dat de patiënt weer op eigen kracht kan ademen, verwijdert de verpleegkundige het ademhalingsbuisje. Ervaringen van patiënten die beademd zijn geweest Patiënten kunnen zich in de meeste gevallen niets meer herinneren van de periode dat ze kunstmatig in slaap zijn gehouden. Het feit dat ze een bepaalde periode niet bewust hebben meegemaakt wordt vaak wel als vreemd en beangstigend ervaren. Het wakker zijn en niet kunnen praten benoemen patiënten achteraf vaak als moeilijk en frustrerend.
Tot slot Als u vragen heeft naar aanleiding van deze folder of naar aanleiding van een bepaalde situatie op de afdeling, kunt u zich altijd wenden tot één van de verpleegkundigen. Zij zijn graag bereid de situatie op de afdeling toe te lichten en/of een antwoord te geven op uw vragen.