Overgangstijd Door: Hans Korteweg ___________________________________________________________________________ Het is een interessant thema dat vanavond aan de orde komt. Ik zal een stukje voorlezen: We leven in een overgangstijd. Op veel van wat er in deze tijd gebeurt, kunnen we geen invloed uitoefenen. Maar we kunnen wel degelijk heel veel doen. Daarover wil ik het in deze lezing hebben. We hebben om te beginnen het vermogen om voor onszelf de keuze te maken tussen gevangenschap en vrijheid. Niemand bepaalt voor ons of we wel of niet creatief, liefdevol en waarheidsgetrouw kunnen zijn. Dat doen we of doen we niet. En als we het niet doen gaan we ons na enige tijd benauwd en opgesloten voelen. Ons bestaan wordt een gevangenis en van de gevangenis zijn we zowel de gevangene als de cipier. Wij weten in ons hart dat de argumenten om in de tredmolen te blijven drogredenen zijn. En we weten dat het gevangenisbestaan niet alleen onbevredigend is maar ook uiterst onaangename consequenties heeft voor onszelf en anderen. In het klein en in het groot. De zwarte longen van de roker, de eenzaamheid van de machthebber, het broeikaseffect, de kredietcrisis. Alles wat tegen het leven ingaat, leidt tot negatieve consequenties. Aan alles wat voortkomt uit egoïstische motieven hangt in het verborgene een prijskaartje. Die rekening moet eens betaald worden. Daar is geen ontkomen aan. Dat is geen doemdenken, zo zit het bestaan in elkaar. Mijn lezing gaat over dezelfde staat van gevangenis maar vooral gaat hij over de weg uit gevangenschap en over het liefdeswerk in vrijheid. Dit is op zich al een lezing. Als een kleurplaat die je alleen nog hoeft in te kleuren. En dan moet ik waarschijnlijk antwoorden geven op de eventuele bezwaren die er in jullie of in sommigen van jullie leven en dan heb je een echte lezing. Daar ga ik nu op in. Ruim 30 jaar geleden kreeg ik van een vriend het boek “Still life with Woodpecker” In dat boek trof mij de uitspraak: “Het is nooit te laat om een gelukkige kindertijd te hebben”. Ik vind dat een fantastisch goede uitspraak omdat het zicht geeft, meteen, op de creatieve vermogens van de mens. En dat niets vaststaat. Daar wil ik het vanavond ook over hebben. Ik citeer een stuk uit dat boek, een stuk dat goed aansluit bij dat waar ik nu over wil spreken: Het was het laatste kwart van de twintigste eeuw. Een tijd waarin de westerse beschaving in verval raakte. Dit gebeurde zo snel dat je er wel verontrust door moest raken en tegelijk zo langzaam dat het geen echte opwinding veroorzaakte. Een groot deel van de wereld zat op het puntje van zijn stoel, een steeds duurder wordende theaterstoel en wachtte in allerlei combinaties van afgrijzen, hoop en verveling op iets wat werkelijk ernstig zou worden. Het kon niet anders of iets werkelijk ernstigs zou spoedig plaatsvinden. Het hele collectieve onbewuste kon het wat dat betreft toch niet mis hebben? Maar wat zou het zijn en zou het apocalyptisch zijn of juist een totale vernieuwing? Een remedie voor kanker of een kernexplosie? Een verandering in het weer of een verandering in de zee? Aardbevingen in Californië, Arabieren die zich meester maken van de effectenbeurs, leven ontwikkelen in een laboratorium of een vliegende schotel op het gazon van het Witte Huis; wat zou het zijn? Kreeg de Mona Lisa een snor, zou de dollar zakken? Christusaanhangers van het wederkomstscenario waren ervan overtuigd dat na een spannende pauze van 2000 jaar nu de tweede en definitieve klap zou worden uitgedeeld. Ik wil even dieper ingaan op wat hij daar zegt. 1
Hij zegt het was het laatste kwart van de twintigste eeuw. Het is nu het eerste kwart van de eenentwintigste. Wat hij schrijft gaat voor deze tijd op. Hij zegt een tijd waarin de westerse beschaving in verval raakte. Onze beschaving verkeert in ieder geval in een crisis. Wat ik heel goed getypeerd vind is: dit gebeurde zo snel dat je er wel verontrust door móest raken en tegelijk zo langzaam dat het geen echte opwinding veroorzaakte. En dat vind ik kenmerkend voor waar we in zitten. Dat je je elke keer niet gemakkelijk voelt met hoe het gaat in de wereld maar ook niet met hoe het gaat in ons land en hoe het gaat met de grotere vragen in de wereld en tegelijkertijd dat het niet zo‟n crisis is als bijvoorbeeld het uitbreken van de tweede wereldoorlog. Waar je scherp werd gesteld en een keuze moet maken omdat het zo scherp is. Tegelijk is het niet een echte crisis, niet een echte grote opwinding maar iedereen die zijn ogen niet in zijn zak heeft, iedereen die enigszins goedwillend is, blijft verscheurd worden tussen twee kanten. Van “zo‟n vaart loopt het niet” en “zo kan het niet goed gaan” die twee kanten tegelijkertijd. Dan kunnen we het hebben over armoede, over hoe er met dieren wordt omgegaan, over hoe er met arme landen wordt omgegaan, over Islam versus Christendom, allemaal knagende punten. De Twin Towers dat was iets wat opeens een klap in ieders bewustzijn betekende. Wat daar gebeurde en de hele rare nasleep daarna was veel meer, hoe ernstig het ook was, dan die klap waar de twee vliegtuigen in vlogen. Het was veel meer, het was een kentering waar we in zitten. Er gebeurt iets heel erg ernstigs en het was de herkenning die je er in kon hebben. Het gevoel van onbehagen dat opeens een bevestiging kreeg in die ene vorm. En toen ebde dat weg en de politiek werd aangewend, aangewend voor oorlog en het werd als het ware ingelijfd in het oude systeem. Maar het was een echte schok zoals waar de schrijver over spreekt in de volgende zin: “een groot deel van de wereld zit op het puntje van zijn stoel”, en dat noemt hij in dure woorden een theaterstoel. Want we betalen er steeds meer voor om toeschouwer te kunnen blijven en wachten af in vele combinaties van afgrijzen, hoop en verveling. Afgrijzen als je ziet hoe er ergens een aardbeving is en dat een jaar later mensen nog steeds in barakken leven terwijl er ontzettend veel geld voor betaald is. Dat roept afgrijzen op. Hoop omdat je ziet dat er op verschillende manieren kiemen boven de grond komen van goedwillende mensen die met goede dingen bezig zijn die proberen niet in de stroom mee te gaan. En verveling. Verveling is de ziekte van onze westerse beschaving. Verveling is een kenmerk van deze overgangstijd. En het is wat mij betreft een van de grootste vijanden waar we mee te knokken hebben, de verveling en het toegeven aan de verveling. En het proberen de verveling te vullen met prikkels die eigenlijk geen antwoord geven op de verveling. Verveling is volgens mij dat je niet bij het ene hoort en ook niet bij het andere. Je kunt je niet bevredigen met het oude en de vormen voor het nieuwe zijn nog niet gevonden. En daartussenin ga je je heel snel vervelen. Zoals kinderen, die dynamische wezens die de hele tijd door bewegen. Staan ze even stil zeggen ze: ik verveel me. Onze cultuur en onze amusementscultuur lijkt steeds meer gebouwd te worden op verveling en een surrogaatantwoord te willen bieden op verveling. Het kon niet anders of iets werkelijk ernstigs zou spoedig plaatsvinden. Het hele collectieve onbewuste, we voelen met zijn allen onder de huid dat er iets mis is ook al kunnen we het niet verwoorden, kon het wat dat betreft niet mis hebben maar wat zou het zijn, zou het apocalyptisch zijn of een totale vernieuwing? Dat is de grote vraag. Ik kwam bij een volgende pagina in het boek: dit kan worden gezegd van het laatste kwart van de twintigste eeuw: De gemeenplaats dat als wij een betere wereld willen, wij betere mensen moeten zijn, werd door een aanzienlijk grotere minderheid erkend als juist. De gemeenplaats dat als je een betere wereld wilt je een beter mens moet worden is door de mens in de laatste 40 jaar beaamd en is waar. Als ik een betere wereld wens moet ik niet denken dat die door politici of andere groten kan worden opgelost, dan moet ik in mijn eigen omgeving, mijn setting, een beter mens worden. Leven in overeenstemming met mijn eigen standaards. Die gemeenplaats is voor een toenemende minderheid iets waar je elkaar op kunt aanspreken. 2
Waardoor mensen je kunnen aanspreken, waardoor een soort weefsel is ontstaan door de samenleving heen. Die zie je ook in sommige winkels of bij de VPRO. Daar zie je dat er een weefsel is van mensen die het goede willen zoeken en daarvoor kiemen willen leggen en daarvoor ook risico‟s willen nemen. Dat is precies wat hier gebeurt. Dat is een goed voorbeeld. Niet tegenstaande de verveling en bezorgdheid waardoor die periode werd gekenmerkt, of niet tegenstaande de onbehaaglijke afstand die de seksen scheiden of juist daardoor, schenen duizenden tienduizenden mensen bereid om hun lichaam, hun geld en talenten in te zetten voor elementaire planetaire reddingsoperaties. Nu heb ik tussen de regels door gezegd, dat we in een overgangstijd leven. Dat we een kentering meemaken in de westerse beschaving en evenzo in de oosterse beschaving. Ga maar na wat in China, India en in Brazilie aan het gebeuren is. Overal zijn kenteringen en met elkaar zitten we in een kentering waar ook machtsverhoudingen verschuiven. Daarmee zitten we in een overgangstijd. Ik heb me heel lang verzet tegen dat beeld van de grote overgangstijd waar we in zouden zitten, want, zei ik en dat zeg ik nog steeds, elke tijd is toch een overgangstijd. Kenmerk van tijd is toch dat het een overgangstijd is. Als je mensen uit 1850 zou vragen of ze in een overgangstijd leefden zouden ze zeggen jazeker, die revolutie en al die veranderingen, niets is zoals het was, jazeker een overgangstijd. Waar je ook prikt in de geschiedenis is, denk ik, sprake van overgangstijd. Tijd is overgangstijd. En in deze tijd zijn de problemen inderdaad groter en wereldomspannend, ze zijn niet meer plaatselijk op te lossen. Er moeten in het grootse hele grote stappen gezet willen we het redden, en we zullen allemaal in het klein de meest belangrijke stappen moeten zetten. En dat is iets heel kenmerkends voor deze tijd. En dat kun je niet zo snel terughalen naar andere tijden. Dat het wereldomspannend was en dat er puur plaatselijke problemen zijn. Dan komt er bij en daar heb ik een broertje dood aan, dat er niet alleen gesproken wordt van een overgangstijd maar ook van een eindtijd. Daar zit een sensatie in dat de wereld op zijn einde loopt. Als je dat zeker weet geeft dat een enorm besef van “ik zit aan de goede kant”. Of “wat kan mij gebeuren ik zit aan de verkeerde kant”. Praten over de eindtijd geeft een enorme kracht aan de discussie, die de discussie over het echte gespreksonderwerp weghaalt. In 2012 is het afgelopen. Het valt me op dat je er in 2011 minder over hoort dan in 2009. Dat is me altijd opgevallen als het over eindtijd gaat. Mijn eerste ervaring met een eindtijd was toen ik in een Duits blad las dat de wereld zou vergaan in 1962. Ik was 16. Het was 1959. Een niet eerste de beste helderziende had het verklaard. Ik had een vriendin en ik werd voor het eerst bij haar ouders uitgenodigd, bij haar vader en ik was gewaarschuwd dat het een gevaarlijke man was. Hij was wiskundeleraar van een grimmig soort. Hij zat op een school waar kinderen naar toe gingen die nergens anders terecht konden en die kwamen dan onder andere bij hem terecht. Ik was gewaarschuwd dat hij erg charmant was maar in een volgend moment in grote woede kon uitbarsten. Dus ik was enigszins op mijn hoede. Maar ik had ook brutaliteit. Ik kwam er, hij keek mij aan en vroeg mij wat ik zou gaan studeren. Ik zei dat ik niet van plan was om te gaan studeren omdat de wereld zou vergaan in 1962. Hij rees op, hij boog zich over de tafel naar me toe en bulderde: “is dat de korte weg mijnheer Korteweg?” Hij zei: “weet je wat je moet doen in plaats van die nonsens uitkramen, je zou dit eens moeten lezen”. En dat was de Chinese I Tjing, “hier staat iets goeds in” zei hij “ga die boeken maar eens bestuderen!” En hij ging met mijn vriendin de hond uitlaten. Later werd de I Tjing een lijfboek van mij. Ik ben er gaan zitten aan die tafel en hij legde me uit hoe ik de I Tjing moest raadplegen. Ik vroeg me af of ik met die vriendin moest doorgaan, ik schreef het op een velletje papier en kreeg als antwoord: met dit meisje moet men niet trouwen. 15 jaar later ben ik van haar gescheiden. Dit is een zijspoor maar ook om aan te geven hoe hardleers ook ontwikkelde mensen kunnen zijn. Het was mijn eerste kennismaking met het einde der tijden en de onzin ervan. Het was volkomen terecht van die man dat hij me de I Tjing gaf, een wijsheidsboek in plaats van een vastpennend 3
einde der tijden. Een paar jaar later verhuisde ik van Den Haag naar Amsterdam. Ik kwam op kamers te wonen bij een echtpaar dat Jehova‟s getuige was. Al de eerste avond kwam de man boven en vertelde over het einde der tijden. Ik ging erover lezen in de bibliotheek, er was al een paar keer eerder een einde der tijden voorspeld. Nu was er over 10 jaar het einde der tijden. Hij probeerde stukken te schrijven voor de plaatselijke Wachttoren, ik kan goed schrijven en bood hem aan te helpen schrijven. Wat toen gebeurde was dat hij mij een kattebelletje gaf en daarvan maakte ik een artikel voor de Wachttoren. Zo ben ik dat einde der tijden ook doorgekomen. Later kwam er een nieuw einde der tijden. Velen van jullie hebben dat ook meegemaakt. Het was rond de wederkeer van de Maitreya verkondigd door Benjamin Creme. Overal kwam ik einden der tijden tegen, verschillende groepen, in 1980, 84, 86, overal. Er waren ook mensen die zeiden dat ze nooit meer dood gingen, dat trok veel mensen aan, totdat de betreffende goeroe van de trap afviel. Wat is er nou toch zo boeiend aan een einde der tijden? Dat het kan! We zien dat alles eindig is, de hond gaat toch ook dood, waarom zou een beschaving niet dood gaan, waarom zou de wereld niet dood gaan, het kan! Dus als iemand met veel charisma en overtuigingskracht dat zegt: het kan! Dat betekent dat we in onszelf een besef hebben van dat het kan en je wilt de boot toch ook niet missen, je wilt er toch bijhoren als je tot de 10.000 uitverkorenen kunt behoren. Daar zit een heel sterke aantrekkingskracht en bovendien als het einde der tijden er aan komt hoef je niks meer te doen, hoef je alleen maar aan de goede kant te staan en de rituelen verrichten die horen bij de goede kant. En dat is iets heel anders dan het enge leven waarbij je morgen niet weet. Waarbij je steeds weer geconfronteerd wordt met vragen waar niemand een antwoord voor je op heeft en waar jij de enige bent die daar een antwoord op kan geven. Waarom? Omdat het jouw levensweg is en jouw levensweg door niemand gegaan kan worden. Dat is het engste dat bestaat. Terwijl als je een einde der tijden hebt, dan ligt dat vast, dat is er in ieder geval. En volgens mij is dat eigenlijk het belangrijkste punt. Het is een existentieel iets, het is eng en zo moeilijk om te leven. En zowel in het klein als in het groot is er niet een waarheid die je na kunt doen van een ander. Er is niet een waarheid die definitief ook voor jou kloppend is. De waarheid van 10 jaar geleden is niet de waarheid van nu. De vraag die eigenlijk steeds weer aan ons gesteld wordt is om totaal waarheidsgetrouw te zijn maar ook steeds weer volledig toevertrouwend, volledig in dynamiek dat wil zeggen dat je steeds weer flexibel bent zonder in compromissen te schieten. Dat is een moeilijke opgave die veel vraagt. Terug nog naar wat ik zo kenmerkend vind voor deze overgangstijd. Je kunt zeggen dat de verantwoordelijkheid steeds meer bij de mens komt en minder bij een hiërarchisch systeem. Buiten kijf is het zo dat we ons meer en meer hebben losgemaakt van horen bij een partij en daarom dit doen en zeggen. Het horen bij een bepaalde kerk en daarom dit doen en zeggen. Politieke beleving en geloofsbeleving is meer en meer vrij geworden en de religieuze mens, deel uitmakend van een kring verhoudt zich tot God in plaats dat hij dat doet op de manier zoals is voorgeschreven. Dat is een belangrijke ontwikkeling van de laatste 50 of 60 jaar. Ik ben 68 en ik heb die ontwikkeling precies kunnen meemaken. Ik zat op een tamelijk vrijzinnige protestants christelijke school. Dat zou nu zwarte-kousen worden genoemd. De ontwikkeling van autoriteit bijvoorbeeld. Als ik kijk hoe mijn kleinkinderen in de klas zitten zie ik een volkomen verschil met hoe ik in de klas zat. Maar er zijn ook andere verschillen en die zijn net zo leuk. Wat ik ook een leuk verschil vind is dat heel vroeger op belangrijke hoeken van de straat agenten met een bord aangaven of je moest stoppen of doorrijden. Het was een hiërarchisch systeem. Stoplichten zijn dat ook: er is rood er is groen en er is een tussengebied. En wat is er voor in de plaats gekomen? De rotonde. Nederland wordt platgegooid met rotondes. Een rotonde hoort typisch bij de overgangstijd. Wat gebeurt er op een rotonde, je weet wie voorrang heeft, meestal is dat degene die op de rotonde zit. En wat je doet is dat je invoegt. Geen hiërarchisch systeem dat het bepaalt maar je bent met elkaar en met elkaar voeg je in en ga je weer van de rotonde af. Het is een vloeiend systeem, een democratischer systeem dan dat van de stoplichten. En het is minder ergerlijk. Het is minder ergerlijk wanneer een persoon of een licht je tegenhoudt dan wanneer je 4
je bevindt in een soort weefsel waarin een bepaalde stroom is waar je in kunt voegen. En waarom roept het minder ergernis op? Omdat je behoort tot die mensen die daar al van houden. Want mensen die een stoplicht hebben gemaakt vinden een rotonde niks. Ze willen geleid worden; links, rechts zo vinden ze dat het duidelijk is en dat ze hun plek kunnen innemen in de hiërarchie: daar staat de herder en daar de schapen en daar de bok en het lam. Een ander beeld dat het duidelijk maakt is dat toen ik klein was er overal winkels waren. Kruideniers, stomerij, en overal was de klant koning. Er stond iemand achter de toonbank en de kruidenier pakte voor jou wat je nodig had. En waag het niet om achter de toonbank te komen want behalve dat er een dienstbare verhouding was, was er ook een hiërarchische verhouding. Dat is volkomen omgegooid. In een supermarkt pak je zelf iets uit de rekken, je kunt pakken wat je wilt en pas als je eruit wilt hoeft te betalen. Dat is een heel ander systeem met een heel andere denkwijze er achter. Volgens mij is die denkwijze de overgang van oude tijd naar nieuwe tijd. Met alle kwalijke bijverschijnselen natuurlijk. Want wat nieuw wordt gaat ook wringen. Tot slot wat betreft dit onderdeel: toen ik hiermee bezig was had ik had een droom die voor mij heel verhelderend was. Ik droomde dat ik een zaal inkwam waar ik een belangrijke opleiding ging volgen. Ik was eerder op die opleiding geweest en dat was 40 jaar geleden. En ik weet nog terwijl ik bij de deur sta, hoe ik daar verblijd en gesticht was. Ik ging voor herhaling en ik was verblijd dat ik weer aan de witte broederschap zou deelnemen. Ik doe de deur open en zie tafeltjes staan en mensen eraan zitten en ik kijk of iemand zie aan wie ik me kan voorstellen. Ik zie die niet en ik loop de zaal in en denk nou het zal zo wel beginnen dus laat ik maar aan een van de ronde tafels bijschuiven. Aan al die ronde tafels zaten zo‟n 8 a 10 mensen en allemaal zaten ze te wachten op wat er ging gebeuren. In afwachting van wat er zou gaan gebeuren raakte ik in gesprek met iemand aan mijn tafel. Het gesprek ging steeds dieper en werd steeds interessanter we waren allemaal medecursisten. Ik zag rond me heen overal interessante gesprekken. En opeens daagde het: dít is de opleiding; er komt helemaal geen leraar. Dit is het, zelf je plek zoeken en zelf spreken en zoekend doorgaan zonder dat er een vast programma is maar je eigen thema met je eigen kring uitdiepen. Dat is de opleiding van deze tijd. De droom was koren op mijn molen. Het was een les. Want ik dacht altijd nog dat mijn opleiding de beste was. En het was goed om te beseffen dat alle mensen die daar zaten leraren waren en ik merkte dat ik groot respect voor ze had. En zo ga ik er van uit dat jullie allemaal leraren zijn en zo spreek ik jullie toe. We zitten hier niet aan een ronde tafel en ik ben op dit moment aan het woord. Maar we zitten ook wel aan een ronde tafel want ik ben even aangeschoven en ik ga straks weer weg en ik hoop dat het gesprek zich voortzet en ik hoop dat jullie overal waar je aan de ronde tafel bent het gesprek voortzet op je eigen manier. En ik heb een bepaalde functie om gesprekken op gang te zetten. En ik heb een groep leerlingen maar dit wat ik hier en nu doe zie ik net zo zeer als mijn levenstaak. Om het gesprek op gang te brengen. Om te ontdekken, dit vind ik echt en hier sta ik echt voor. Dus wat mij betreft ik vind dat ik gelijk heb. Ik zeg niet “” ja het is maar een meninkje hoor”. Het is vanuit mijn optiek, vanuit mijn leven en met mijn psychisch en fysiek instrument. Iedereen is verschillend dus dat levert verschillende uitkomsten. Ik ben leraar, en ik zou kunnen zeggen we zijn allemaal boddhisatva‟s, we zijn er allemaal op gericht om geheel aanwezig te zijn alsook het goede te doen. Dat is een beginpunt en op een bepaald moment in je bestaan merk je dat het belangrijk is om een aanwezig levend mens te zijn. En niet egocentrisch te parasiteren maar een bijdrage te leveren. Het feit dat je dat ervaart betekent niet dat het klaar is want waar licht is, komt ook altijd schaduw. Dat gaat voor mensen ook op. Er is een vorm die zich daar tussen stelt, ervoor stelt. Het is wat mij betreft ontzettend belangrijk dat je datgene wat jou belemmert om het volledige leraarschap te kunnen aangaan gaat zien. Dat is mijn tweede boodschap. Dus ieder heeft een persoonlijke boodschap, een persoonlijk talent kun je ook zeggen een vorm die je kan uitdrukken in ruimte en tijd. En ieder heeft zaken die hem belemmeren, daar hebben we allemaal mee te maken. Als je, terwijl je het licht hebt gezien, je 5
door die zaken laat belemmeren krijgt je het veel benauwder dan wanneer je het niet hebt gezien. Adeldom verplicht. Op het moment dat je het weet en je gaat er tegenin, is de schade die je aanricht bij jezelf en anderen groter. En ontstaat er een worsteling. In het boek “De grote sprong” dat ik heb geschreven met Jaap Voigt en mijn vrouw Hanneke Korteweg, gaan we in op de belemmeringen. De eerste is “bezit” als belemmering. Een lokaas, de hypotheek moet betaald, ik moet toch geld verdienen, het gaat tegen mijn geweten in maar…. , dat is bezit. “Macht”, allemaal hebben we de behoefte de omgeving te controleren en te beheersen en de ander datgene te laten doen waarvan je wilt dat hij het doet. Omdat je denkt dat hij dat nodig heeft. Dat is ook macht uitoefenen. Dus ook manipuleren. “Seks” is de derde. Bezit, macht en seks. We weten toch allemaal hoe belangrijk en bepalend seks is. Of je eraan toegeeft of je ervan afwendt, dat maakt eigenlijk niks uit. In beide gevallen ben je speelbal. Het leren om een seksueel levend mens te zijn zonder dat je er door bezeten wordt is ook een heel grote opgave. Net zo‟n grote opgave als voor jezelf in te staan zonder onderdrukkend en machtsuitoefenend te zijn. Dit zijn manieren die we vroeger ontwikkeld hebben om je af te vragen wat je grote valkuilen zijn. In 1968 ben ik gaan werken voor de Jellinekkliniek en vanaf dat moment ben ik geïnteresseerd geraakt in het verschijnsel verslaving. Ik ben er zelf aan onderhevig geweest op vele mogelijke manieren. Wat is verslaving. Wanneer je praat over seks, over macht en bezit, praat ik eigenlijk over patronen van verslaving en gehechtheid. Dat wordt vaak niet zo gezien omdat we bij verslaving denken aan alcohol, heroïne en de laatste 50 jaar aan sigaretten, vroeger werd roken niet als verslaving gezien. Gaandeweg ben ik gaan merken dat het egoïstische ik van de mens bestaat uit patronen van gehechtheid en verslaving. Al wat zich tracht voort te zetten in de tijd, zonder dat het werkelijke bevrediging vindt en dat steeds weer naar nieuw voedsel zoekt om zich in de tijd voort te zetten, dat noem ik een patroon van gehechtheid en verslaving. Het is het negatieve ik, het niet-creatieve ik, het egocentrische ik, bestaat daar uit. En ik zeg ook, en dan heb je de boog van mijn betoog: de mens die een geestelijke roeping heeft, wordt meteen geconfronteerd met zijn patronen van gehechtheid en verslaving en die patronen zijn de grote opgave voor de mens die beseft dat hij een roeping heeft. En wat versta ik daar onder? In de eerste plaats versta ik onder een patroon van gehechtheid en verslaving niet iets wat anderen zeggen. Ik praat er niet over dat jij verslaafd ben aan sigaretten, daar bemoei ik me niet mee. Waar het mij om gaat is dat jij op een gegeven moment zegt: ik merk dat deze verslaving aan sigaretten mij belemmert om voluit aanwezig te zijn. En ik merk dat ik vanuit mijn liefdesaard, diep van binnen, weet, dat ik moet stoppen met roken. Heel veel mensen worden in hun liefdesaard helemaal niet belemmerd door hun roken. Zij moeten het niet doen in een kleine ruimte waar ik me ook in bevind, maar verder heb ik daar niets mee te maken en bemoei ik me daar niet mee. Wat mij betreft is dat heel belangrijk. De aanwezige zelf weet wat zijn of haar verslavingen zijn, die weet ten diepste „dit zit me eigenlijk dwars‟. En dan komt er een ris aan mogelijkheden. Vorige week bij een lezing noemde iemand een leuke verslaving: bumperkleven. Dat is een hele goeie. Ik ben altijd stomverbaasd en vind het belachelijk dat iemand zo dicht achter me komt rijden. Afgezien van dat ik het eng vind, hoe haal je het in je hoofd om dat te doen, iets wat elk moment tot je dood kan leiden. Het is mijn gehechtheid niet, maar die vrouw zei dat er dan adrenaline door haar lichaam heen vloeide en er een kick in zat. Als je dat nou elke dag moet doen, word je bevredigd? Nee je moét elke dag bumperkleven. Roddelen is een hele goeie, de kick die daar in zit. Het gesprek dat gevoerd had kunnen worden, de stilte die er had kunnen zijn, wordt overwoekerd door iets anders. Het is puur een verslaving. De kwade tong wordt gezien als een van de meest ernstige verstoringen van het maatschappelijk verkeer en staat bovenaan in de lijst van falingsneigingen. Maar op het moment dat je probeert ermee te stoppen merk je de kriebel dat er een bezetenheid in je zit dat je het nieuws dat in je zit niet naar buiten kan brengen. Dat is moeilijk om mee te stoppen, misschien moeilijker dan met sigaretten of alcohol te stoppen. Kwaad denken is er ook een. Altijd als je iemand ziet eerst iets 6
kwaads denken, bijvoorbeeld “rare schoenen heeft die aan, wel een mooi pak”. Kwaad denken als eerste gedachte. Dat is een belemmering voor leraarschap. Je moet eerst door de troep heen van het kwaad denken om te komen bij wat je werkelijke zicht is. Steeds maar weer. En probeer er maar mee te stoppen, dat is moeilijk. Liegen is er ook een. Er is een mooi verhaal van een joodse rabbi. Er is een leerling die zegt: “rabbi wijs mij de juiste weg”. “Begin maar te stoppen met liegen” zegt hij. ” O” zegt de leerling “als dat alles is, stop ik ermee”. “Maar” zegt de rabbi “dat is helemaal niet eenvoudig, ik heb er 7 jaar voor nodig gehad”. De rabbi is een rechtvaardige die 7 jaar heeft nodig gehad om niet te liegen, niet te overdrijven, om de dingen precies zo te zeggen als ze zijn. En precies zo te vragen als je ze wenst, om je gedachten met je woorden te laten samenkomen zodat je werkelijk spreekt zoals je denkt. Dat is heel moeilijk maar liegen is heel erg ver in ons bestaan doorgedrongen, we hebben het over een leugentje om bestwil ….. . Bijna iedereen heeft er mee te maken.
*****
Vraag: Wat is de eerste stap als je wilt stoppen met een verslaving? Hans: Het begint er mee dat je het beseft. De eerste stap is niet een stap die je kunt zetten. Dat is dat je beseft dat je iets doet wat tegen je liefdesaard in gaat of tegen het leven in Roken is een collectieve verslaving. Iedereen kent het roken, van zichzelf of vanuit zijn directe omgeving. Als je merkt dat roken je hindert, komt het besef dat je dat niet meer moet doen. Dat besef noemen we in ons werk waarin we met mensen werken die met veel van deze menselijke verslavingen te kampen hebben, een liefdesverlangen. Dat betekent dat je het ervaart en dat het knaagt. Het kan zijn dat het twee jaar knaagt, dat het vijf jaar knaagt. Dat kennen we. Dat je allerlei argumenten hebt en doorgaat tegen beter weten in. Dan komt er een moment dat het liefdesverlangen centraal komt te staan. En wat is dan de eerste stap. Op het moment dat je beseft dat je er echt mee wilt stoppen neem je een besluit om er mee te stoppen. Anders werkt het niet. En dat gaat op voor concrete vormen van verslavingen alsook voor alle andere vormen van geestbelemmerende verslaving. Als iemand tot het besluit komt om te stoppen is dat bij mij een handdruk of kus waard, het is of je gaat trouwen, het is een commitment. En natuurlijk komt er een strijd. Want als ik zeg ik hou van je lig ik vervolgens de hele nacht wakker en vraag ik me af is het wel zo en waar leidt dat toe. Dat kennen we allemaal, dat je iets vanuit je hart en je liefde en beste weten zegt en zegt: dat geld mag je van me hebben en dat je later denkt oef…. . Natuurlijk, daarna sluit de kringspier van het oude ik zich en probeert het af te dekken zodat het niet meer hoeft, waarom het wel op de lange baan geschoven kan worden naar over een maand of een jaar. Van een verslaving kom je zelden alleen af. Het kan dus dat je professionele hulp zoekt. Het kan ook dat je het iemand vertelt waar je van houdt. Dat je die je diepste wens vertelt en hem vraagt om jou daaraan te helpen herinneren. We hebben allemaal herinneraars want op het moment dat je een keuze maakt verlaat je je zekerheid en kom je in de woestijn, in de sfeer van verveling en wat nu en hoe. Daar heb je namelijk nooit vorm voor ontwikkeld, dat kun je nog niet, het is leeg. Dan heb je mensen nodig die je helpen herinneren. En wat je ook nodig hebt zijn plekken waaruit waarheid spreekt. Voor de een is dat een boek, voor een ander kunst, toneel. Het betekent dat je dingen gaat zoeken die aansluiten bij jouw geestelijke behoefte. Want je geestelijke behoefte komt vrij op het moment dat je stopt. De geest wil creativiteit. De geest wordt bezworen en lamgelegd door de verslaving en verliest levenskracht en vitaliteit. Op het moment dat de verslaving wordt afgelegd hunkert de geest naar schoonheid en waarheid. Dat hoort allemaal bij de volgende stap. Natuurlijk kun je terugvallen. Maar dan weet je dat je terugvalt en kun je ook weer opstaan. En dan wordt het allerbelangrijkste dat je dat niet geheim houdt. 7
Begrijp je dat. Geheimhouding is de grootste valkuil. Dus wanneer je terugvalt of bepaalde gedachtes hebt of wanneer je denkt ik red het niet en je probeert dat manmoedig of vrouwmoedig overeind te houden en niet te vertellen, word je een explosief iets. Het is belangrijk dat je waakt voor heimelijkheid. Het is hard werken. Nu komt er een stokpaardje van mij. Er is een prachtige tekst in het boek “Het geheim van de gouden bloem”. Een taoïstische tekst en die noemt dat de ommekeer van het licht. Hij zegt: de mens die verslaafd is zoekt het licht buiten zich en hoopt dat iets van buiten hem, licht kan brengen. Hij tracht zijn dorst te lessen met zeewater. En daarin vindt een ommekeer plaats waarin hij op een bepaald moment niet meer naar het licht kijkt maar vanuit het licht kijkt, dat noemt hij de ommekeer van licht. Niet dat je naar iets kijkt maar dat je beseft , dat is waar de verslaving eindigt. Dat je niet hunkert maar dat het licht in je is gekomen en dat je zo kijkt. En dan zegt hij waaraan kun je merken dat het zwarte geen macht meer over je heeft (verslaving kun je het zwarte noemen)? Doordat je binnen het witte het zwarte kan ervaren. Dat vind ik een mooie wijze opmerking die ik zal toelichten. Ik neem weer sigaretten roken omdat het een goed voorbeeld is. Als je stopt met sigaretten roken en je bent er echt mee gestopt dan vindt er eerst een detox plaats en daarna verdwijnt de nervositeit en na een dag of 10 is het lichaam het kwijt. Maar dan de psyche. De eerste tijd ben je gewend aan bepaalde handelingen, als je een ruimte binnenkomt, al die dingen die de psyche heeft, die de sigaret als een wandelstok gebruikt. Op een bepaald moment gaat die psyche loslaten en dan … na een jaar droom je dat je naast iemand zit en zegt : mag ik een trekje. Je wordt wakker en denk je o dat is wat, is het nog zó dichtbij?! Nee zegt de tao, het is een teken dat het heel goed met je gaat; je hebt ervaren dat de honger er is, en je hebt het niet gedaan. Je hebt het in je droom gedaan. Dat betekent dat het zwart herkenbaar is geworden voor jou temidden van het wit. Vraag: Flexibiliteit zonder compromis, kunt u daar wat meer over vertellen? Hans: Het compromis is ingeburgerd. De politiek, het huwelijk en de vriendschap kennen het poldermodel. Er wordt altijd gezegd, dat je daarmee relaties redt. Dat het het bindweefsel van relaties is. Ik geloof dat niet. Ik geloof niet en het is ook niet mijn ervaring, dat het geven en nemen waarbij je het een ruilt voor het ander, dat dat redt. Het gaat op in heel veel situaties maar hier hebben we het over fundamentele dingen, daar waar het je essentie betreft, daar waar het je zo zijn betreft, je talent en roeping. Daar kun je wel een offer brengen, dat bestaat. Je kunt zelfs iets dat heel nabij is, heel belangrijk is opofferen in de relatie. Maar een compromis, inruilen voor iets anders, voor de lieve vrede, brengt wat mij betreft nooit iets goeds op de langere termijn en je zult altijd teleurgesteld worden want het is maar heel tijdelijk lijmmiddel en vroeg of laat kan jij of de ander zich niet houden aan dat compromis en zul je je bedrogen voelen. Natuurlijk, we hebben een heleboel sociale inschikkingsmogelijkheden die wij hebben en het is menselijk dat we wensen kunnen uistellen, in die zin kunnen we van een grote flexibiliteit zijn. Maar er zijn een aantal zaken waar je niet flexibel in kunt zijn. Dat kun je wel maar als je dat doet dan degenereer je. Vraag: u had het over de gevangenis waarin je de gevangene en de cipier bent. Hans: In mijn boek Zonder einde schrijf ik dat hoe ernstig en zwaar de tegenslagen ook zijn en hoeveel ellende je ook beleefd kunt hebben, het geeft je nooit het recht om een hond een schop te geven. Het kan zijn dat je er geremd door wordt bijvoorbeeld, maar je kunt aan wat je hebt meegemaakt geen rechten aan ontlenen. Wat we steeds weer zien is dat mensen ervaringen gebruiken om te zeggen: ik heb dit en dat meegemaakt en daarom ben ik zus en zo geworden. Dat denken is heel erg ingeburgerd. Hoe vaak vraagt men op tv niet naar wat er in de jeugd is gebeurd, er wordt naar een situatie gegaan die oorzakelijk zou zijn voor het heden. Ik ga ervan uit dat ervaringen en gebeurtenissen in je leven effect hebben maar niet in die mate bepalend zijn voor hoe jij je afwendt van het leven, dat komt helemaal nergens door. Je lijdt, en je kunt openlijk 8
lijden, laten zien dat je verdrietig bent bijvoorbeeld, en afgesloten lijden in zelfmedelijden. Dat is iets dat jij er zelf mee doet, dat komt niet door je ouders, dat is hoe jij het doet. Er is lijden en hoe je ermee omgaat dat is voor jouw verantwoordelijkheid. Ik ga ervan uit dat niemand een makkelijk leven heeft. Het leven is niet makkelijk namelijk. Wat daar gebeurt, de boeddhist noemt dat karma, is dat je je afwendt van het leven en dat je dat vervolgens geheim houdt. Dus wat gebeurt er: iemand zeg iets tegen jou en jij voelt je daardoor beledigd. Je laat niet merken dat je beledigd bent want je vindt het stom om beledigd te zijn en je begrijpt het van die ander. En het beledigd zijn houd je binnen. Op dat moment ben je al cipier. Je houdt het binnen en je sluit het op. Tegelijkertijd zit daar binnen iemand die beledigd is, iemand die op een bepaald moment beledigd is. Als hij het had gezegd was zijn beledigd zijn mogelijkerwijs vervloeid en opgelost. Was er een antwoord op gekomen waar weer een reactie op had kunnen komen. waardoor er een gesprek had kunnen ontstaan. Je krijgt dus een controle en daarbinnen in de cel zit iemand die heel erg beledigd is, 20 jaar, 30 jaar, 40 jaar of 3 uur. Dat is ook al lang om in de cel te zitten. Dus al die tijd zit hij in de cel beledigd te zijn en er staat een cipier die zegt: en denk erom dat je het niet zegt. Denk erom dat je je mond houdt en die twee houden elkaar in stand. Elke verslaving heeft zo‟n soort aspect. Er zijn mensen die heel snel op hun teentjes zijn getrapt. Dat noem ik beledigd. Het is een verslaving om heel snel op je teentjes getrapt te zijn, om alleen gevleid te willen worden. Door dat in stand te houden ben je beledigd en ben je de cipier. Hoe kom je daar nou uit? Door vooral iets te zeggen door het luikje in de deur en wat je altijd merkt is dat als je een dingetje zegt begint het te lopen. Maar daarvoor moet je wel de cirkel doorbreken. Je kunt het op allerlei terreinen toepassen. Ik dank jullie hartelijk.
9