1
het grote
poppodium
onderzoek Analyse van de ontwikkelingen in de bedrijfsvoering van de Nederlandse poppodia Vreeke & Van Dalen
2
3
colofon Het Grote Poppodium Onderzoek 2008 Analyse van de ontwikkelingen in de bedrijfsvoering van de Nederlandse poppodia Auteurs Thomas van Dalen Harmen van der Hoek Frans Vreeke Vreeke & Van Dalen, Bussum / Amsterdam, januari 2009 Eindredactie André Nuchelmans, Boekmanstichting Fotografie Michiel Mees (www.michelmees.com) DigiDaan (www.digidaan.nl) Jannes Linders (
[email protected]) Bart van Overbeeke (www.bvof.nl) Ilse Lambert (www.foxyroses.com) Anna van Kooij (www.annafotografie.nl) Christian Richters Bas Jongeleen Danijel Mihajlovic En vele anderen Dit onderzoek is gefinancierd door het VSBfonds. Uitgave VNPF (www.vnpf.nl) Bestellen
[email protected] of tel: 020-4215005 Vormgeving Inpetto | visuele communicatie, Helma Timmermans Grafisch Ontwerp Druk Drukwerkfabriek, Oosterhout Oplage: 2000 exemplaren Dank Grote dank gaat uit naar het VSBfonds en de leden van de begeleidingscommissie en alle deelnemers aan de focusgroepen en aan de individuele interviews. Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
Het Grote Poppodium Onderzoek 2008
Het Grote Poppodium Onderzoek 2008
4
5
Het onderzoek is mogelijk gemaakt dankzij een financiële bijdrage van:
Het VSBfonds is een van de grootste sociale investeerders van Nederland. Jaarlijks steunt het VSBfonds meer dan 2.000 initiatieven op een breed maatschappelijk terrein: Mens & maatschappij, Natuur & milieu, Kunst & cultuur en Sport. In 2007 heeft het VSBfonds voor 60 miljoen euro projecten ondersteund die verbetering van de samenleving tot doel hebben. Ook verschaft het fonds jaarlijks meer dan 200 beurzen aan studenten, die voor een post graduale studie naar het buitenland gaan. Het hoofdkantoor van het VSBfonds is in Utrecht gevestigd. Daarnaast heeft het VSBfonds vier regionale kantoren. De publicatie is mede mogelijk gemaakt door een financiële bijdrage van: Muziek Centrum Nederland (MCN) is hét kennis- en promotiecentrum voor de professionele Nederlandse muziekwereld. MCN is een nieuwe organisatie, gehuisvest in het centrum van Amsterdam, waarin per 1 januari 2008 zeven muziekinstellingen zijn opgegaan: Donemus, Gaudeamus, De Kamervraag, Dutch Jazz Connection, de Jazzorganisatie, het Nederlands Jazz Archief en het Nationaal Pop Instituut.
Dit onderzoek is uitgevoerd door: Vreeke & Van Dalen is de netwerkorganisatie onder leiding van onderzoekers en adviseurs Thomas van Dalen en Frans Vreeke. Zij hebben in verschillende rollen en functies jarenlange ervaring in de volle breedte van de cultuursector. Vreeke & Van Dalen werkt in opdracht van decision makers van culturele instellingen, wethouders, ambtenaren van rijk, provincies en gemeenten en ondernemers in leisure en entertainment. De organisatie wordt ingeschakeld voor onder meer: doorlichtingen, businessplanning, sector- en marktonderzoek, planvorming en conceptontwikkeling, haalbaarheidsonderzoek en interim-management.
[email protected] In opdracht van: De Vereniging Nederlandse Poppodia en -Festivals (VNPF) behartigt de collectieve belangen van de poppodia en -festivals van Nederland. Daarnaast streeft het naar bevordering van popmuziek als podiumkunst, professionalisering van de popsector en de ontwikkeling en verbreding van de programmering van poppodia en –festivals. De VNPF bestaat sinds 1993 (opgericht onder de naam Vereniging Nederlandse Poppodia - VNP en sinds november 2005 VNPF) en heeft 96 leden.
Vastgoed Cultuurfonds • Ontstaan uit de cultuurwereld • Belegt alleen in haalbare projecten • Minimale overheadkosten, tastbare resultaten • Aantrekkelijk fiscaal voordeel voor particuliere beleggers Muzyq • Eerste muziekmakerscentrum ter wereld • 80 repetitie- en opnamestudio’s en 2 zalen • Uitstekende akoestiek, prima materialen, betaalbare tarieven • Bedrijfsruimten voor muziekondernemers en –organisaties • Vanaf medio 2009 in Amsterdam 7 dagen per week open • Een nieuwe standaard voor muziekmakers
Het Grote Poppodium Onderzoek 2008
Het Grote Poppodium Onderzoek 2008
6
7
inhoud Inhoud Voorwoord Samenvatting
6 9 10
1
Aanleiding, opdracht en onderzoeksaanpak 1.1 Aanleiding 1.2 Opdracht 1.3 Onderzoeksaanpak 1.4 Begeleidingscommissie 1.5 Leeswijzer voor dit rapport
12 13 13 14 14 15
2
Verantwoording 2.1 Afbakening van het onderwerp 2.2 De belangrijkste definities 2.3 Bronnen, populatie en respons 2.4 Eerdere, relevante, grote publicaties 2.5 Zeggingskracht van dit onderzoek
16 17 17 20 22 23
3
Poppodia in Nederland anno 2008 3.1 Popmuziek is kunst, identiteitsdrager en vermaak 3.2 Poppodia als steunpilaar en bron voor vernieuwing 3.3 Poppodia verspreid over heel Nederland 3.4 Van overlastremedie tot gewaardeerde culturele spelers 3.5 Nieuwe gebouwen 3.6 Nog lang niet klaar met bouwen en verbouwen 3.7 Beleidsmatige inbedding nog steeds tamelijk zwak 3.8 Hoge mate selfsupporting 3.9 Verhouding tussen de verschillende soorten uitgaven stabiel 3.10 Meer professionele medewerkers 3.11 Het aantal bezoeken met de helft gestegen
24 25 25 26 27 28 29 30 31 33 34 35
4
Ontwikkelingen in vraag en aanbod 4.1 Groeiende publieke belangstelling voor popmuziek 4.2 Meer mensen kunnen zelf popmuziek maken en doen dat ook 4.3 Cultuureducatie in het aanbod van de poppodia 4.4 Hoe groter de naam, hoe verder het publiek wil reizen
38 39 39 40 40
Het Grote Poppodium Onderzoek 2008
4.5 Binding met meerdere leeftijdsgroepen 4.6 Stijging gages en (dus) ook ticketprijzen 4.7 Incidenteel bezoek neemt toe 4.8 Veranderende wensen en eisen 4.9 Een meer divers aanbod 4.10 Nederlandse popmuziek steeds belangrijker 4.11 De internationalisering van popmuziek 4.12 Internet en het publieke imago van poppodia
41 43 44 45 45 46 47 48
5
De poppodia als professionele organisaties 5.1 Groeistuipen onvermijdelijk bij ontwikkeling 5.2 Exogene factoren dwongen poppodia tot professionalisering 5.3 Endogene factoren van invloed op zichtbare groeistuipen 5.4 Formalisering van organisatievormen en leiderschap 5.5 Opstellen, toetsen en vernieuwen van beleid, strategie en processen 5.6 Belang van een goede marketingstrategie 5.7 Het gebruik van internet voor marketingdoeleinden 5.8 Marketing binnen de poppodia 5.9 Het management van middelen 5.10 Bedrijfsmiddelen 5.11 Management van medewerkers 5.12 Resultaten bij stakeholders 5.13 Professionalisering en nieuwbouwpodia
50 51 51 53 55 57 59 59 61 63 66 67 69 72
6
Hoofdconclusies en aanbevelingen 6.1 De maatschappelijke betekenis van poppodia is anno 2008 groter 6.2 Ontwikkelingen dwingen verdere professionalisering af 6.3 Adviezen aan overheden 6.4 Adviezen aan directies en bestuurders van poppodia 6.5 Toekomstige issues met betrekking tot de poppodiumsector
76 77 79 79 81 82
Bijlage 1 Gesprekspartners en focusgroepen Bijlage 2 Overzicht van de onderzoekspopulatie Bijlage 3 Literatuurlijst
86 88 90
Het Grote Poppodium Onderzoek 2008
8
9
Voorwoord Trots is een woord dat professionals in de poppodiumsector niet snel in de mond nemen. Terugkijkend op de afgelopen tien jaar en dit rapport doorbladerend, is dit toch het woord dat direct in me opkomt. Er is alle reden om blijdschap te tonen over de gemaakte sprongen. Er is ook aanleiding om opgetogen te zijn over het feit dat de popsector lokale overheden steeds vaker weet te overtuigen dat het financieren van goede faciliteiten en organisaties zich ruimschoots terugbetaalt. Anno 2009 is het meer dan verstandig om te investeren in poppodia die als geen ander in staat zijn jong publiek en ‘jonge kunst’ samen te brengen. Wethouders die werk willen maken van cultuurbereik moeten ook bij de popsector aankloppen. Het is de moeite waard om je nek uit te steken voor poppodia die het ondernemerschap in hun DNA hebben. Veel cultuurproducenten en -spreiders die studeren op de kansen van ‘cultuurprofijt’ kunnen leren van de poppodia. Dat en meer wordt in het onderliggende onderzoek hard gemaakt. Tegelijkertijd is dit rapport bepaald geen verkooppraatje. De onderzoekers brengen een aantal wezenlijke verbeterpunten aan het licht. Dit rapport bepaalt de ‘noodzakelijke kansen’ voor de komende jaren. Investeren in bedrijfsvoering, medewerkers, marketing en programma zijn de onmisbare vervolgstappen op de successen van de afgelopen jaren. Deze stappen moeten hand in hand met de overheid worden gemaakt. Ik ga er van uit dat dit document een belangrijke rol kan spelen in de dialoog tussen poppodia en lokale overheden en de verdere professionalisering van de podiumorganisaties. Berend Schans directeur VNPF
Het Grote Poppodium Onderzoek 2008
Het Grote Poppodium Onderzoek 2008
10
11
Samenvatting De afgelopen jaren vond een stormachtige ontwikkeling plaats in de Nederlandse poppodiumsector. Er was een golf van verbouwingen en nieuwbouw en organisaties ontwikkelden zich. De wereld van de popmuziek is ook vandaag nog volop in verandering en het is de vraag hoe poppodia en overheden zich in deze veranderende wereld moeten opstellen. Deze ontwikkelingen vormen de belangrijkste aanleiding voor dit onderzoek dat in het bijzonder aandacht besteedt aan het proces van professionalisering. Het onderzoek richt zich op de gespecialiseerde poppodia in Nederland. Met een enquête is gedetailleerde informatie verzameld over ongeveer de helft van deze podia. Naast een uitgebreide eigen enquête is gebruikt gemaakt van de jaarlijkse publicaties van de VNPF In-sight. Ook is een groot aantal gesprekken gevoerd met sleutelfiguren en focusgroepen. Waar mogelijk vergeleken de onderzoekers de uitkomsten met de resultaten van het laatste brede sectoronderzoek, om zo een historische dimensie toe te voegen. De poppodia in Nederland zijn zich in de loop der jaren steeds sterker gaan manifesteren. Ze zijn volwaardige spelers geworden in de gemeentelijke cultuursector. Ze hebben mooie gebouwen kunnen betrekken en wisten een groter aantal professionals en vrijwilligers aan zich te binden. Het succes van deze ontwikkeling blijkt uit de forse groei van het gemiddelde aantal bezoeken per poppodium. Daarnaast trekt de gemiddelde omzetstijging de aandacht. In twaalf jaar is de gemiddelde omzet van de poppodia meer dan verdubbeld. Het meest opvallende is dat de poppodia ondanks deze schaalvergroting op verschillende vlakken in staat zijn gebleven om het aandeel van de subsidie op een stabiel (relatief beperkt) niveau te houden. De vraag naar popmuziek is mede als gevolg van demografische ontwikkelingen sterk toegenomen. Hierdoor, maar ook door de enorm grote invloed van internet, is de vraag ook meer divers geworden. Dezelfde ontwikkelingen tekenen het aanbod dat eveneens in omvang en diversiteit is gegroeid. Globalisering is een ander belangrijk sleutelwoord. Door internet en de lage vliegtarieven is de wereld het speelveld van veel acts geworden. Gages zijn verdubbeld en de prijzen voor de tickets zijn mee gestegen. Dit complex van ontwikkelingen is van grote invloed op het functioneren van poppodia. Het meest opvallende is dat marketing aan belang heeft gewonnen omdat het publiek meer divers is samengesteld en omdat de poppodia vaker op incidentele basis worden bezocht. De meeste Nederlandse poppodia zijn in de afgelopen 10 jaar sterk gegroeid en hebben een serieuze ontwikkeling doorgemaakt richting verdergaande professionalisering. Deze groei ging gepaard met groeistuipen. Uit dit onderzoek blijkt dat de benarde situaties, die daar op volgden, een opmaat vormden tot versterking van de bedrijfsvoering; meer subsidie maar ook meer professionalisering. De mate van professionalisering, gemeten op
Het Grote Poppodium Onderzoek 2008
basis van een aantal indicatoren toont aan dat de verbouwde en nieuwbouwpodia meer geprofessionaliseerd zijn, dan de andere poppodia in Nederland. Het proces van nieuw- en verbouw van de hardware van poppodia ging hand in hand met de nieuw- en verbouw van de interne organisatie. De steun van gemeentelijke overheden bij nieuw- en verbouw van poppodia was groot. Tegelijkertijd hadden zij minder aandacht voor de organisatie en de exploitatie. Dit terwijl daarin juist de kwetsbaarheid – ook in politieke zin – schuilde. Het is nu tijd om de subsidievoorwaarden te verruimen en om middelen vrij te maken voor investeringen in de organisatie van poppodia. Daarbij is het nodig dat overheden een serieus en visionair popbeleid ontwikkelen dat verder strekt dan uitsluitend subsidies verdelen. Voor directies van poppodia wil dit onderzoek een aanmoediging zijn om werk te maken van kwaliteitsmanagement. De verdere verfijning van de marketing en de versterking van de koppeling tussen marketing en programmering zijn de belangrijkste opgaven voor de toekomst. Tot slot geldt dat directies meer zullen moeten investeren in hun medewerkers.
Het Grote Poppodium Onderzoek 2008
12
13
1 Aanleiding, opdracht en onderzoeksaanpak
1.1 Aanleiding De afgelopen 15 jaar hebben de poppodia een belangrijke ontwikkeling doorgemaakt. Er was sprake van verbouw en nieuwbouw en er werden nieuwe podia opgericht. Poppodia werden geleidelijk professionele organisaties en geziene partijen binnen het gemeentelijk cultuurbeleid. Deze ontwikkeling is niet onderzocht. Het eerste en tevens laatste brede sectoronderzoek dat ook op nationaal niveau uitgebreid aandacht besteedde aan de bedrijfsvoering van poppodia was het rapport Van uitschot tot boegbeeld. (Bureau Martine van der Blij 1996) De titel van het rapport gaf al blijk van de veranderende positie van poppodia in Nederland. Het onderzoek is echter gebaseerd op gegevens van 13 jaar geleden terwijl de poppodiumsector in de tussentijd niet heeft stilgestaan. In 2007 waren de Nederlandse poppodia minder positief in het nieuws. De meeste aandacht trok een artikel in De Volkskrant van 15 maart 2007 onder de alarmerende kop ‘Wankele tempels’. (Gijssel 2007) De strekking van het artikel was dat de poppodia in Nederland aan amateurisme ten onder dreigden te gaan. ‘Als de sector niet snel wordt geprofessionaliseerd, zal zich een reeks faillissementen aandienen’, luidde de kop van het bijbehorende webdossier. Het betoog in het betreffende artikel – en in enkele andere publicaties uit die tijd – correspondeerde niet met de kennis en ervaring van bestuur en directie van de Vereniging Nederlandse Poppodia en -Festivals (VNPF). Hoewel het bestuur zich bewust was van het feit dat de groeistuipen van de poppodia niet altijd zonder pijn waren, was men er van overtuigd dat de sector zich de laatste jaren juist in een gestaag proces van professionalisering mocht verheugen. Dit vormde voor het bestuur van de VNPF de voornaamste aanleiding om met het VSBfonds in gesprek te gaan over de mogelijkheid om een representatief onderzoek te laten uitvoeren waarin de ontwikkelingen in de poppodiumsector centraal staan. Aan Vreeke & Van Dalen werd gevraagd om een voorstel te doen voor een onafhankelijk onderzoek naar de recente ontwikkelingen in de sector. Het onderzoek moest in het bijzonder aandacht geven aan het proces van professionalisering. Het bestuur vond het vooral van belang dat de studie een handvat zou bieden voor de verdere ontwikkeling en versterking van de sector. De aanbevelingen moesten niet alleen bedoeld zijn voor de besturen en directies van podia, ook de lokale overheden moesten hierin worden betrokken. Het VSBfonds verklaarde zich bereid het onderzoek te financieren.
1.2 Opdracht In overleg met Pierre Ballings, toenmalig penningmeester van de VNPF, en Berend Schans, directeur van de VNPF zijn drie hoofdvragen voor het onderzoek geformuleerd. Hoe staan de poppodia in Nederland er anno 2008 voor? Wat zijn de belangrijkste ontwikkelingen die de positie en het functioneren van de poppodia beïnvloeden en hebben beïnvloed? Wat moet er gebeuren om de bedrijfsvoering van de poppodia verder te professio naliseren?
• • • Het Grote Poppodium Onderzoek 2008
Het Grote Poppodium Onderzoek 2008
14
15
Bij de beantwoording van deze vragen zijn onder meer de volgende aspecten van belang: huisvesting, bedrijfsvoering, bestuurlijke organisatie, personeel en organisatie, financiën, programmering (kwaliteit en kwantiteit), publieksbereik (kwaliteit en kwantiteit) en waardering.
1.3 Onderzoeksaanpak Figuur 1.
Onderzoeksopzet in drie fasen
Verkenning
Diepteanalyse
Ontwerp en advies
Stap 1 Stap 2 Stap 3 Stap 4
startgesprek opdrachtgever deskonderzoek beschikbare bronnen startbijeenkomst begeleidingsgroep interviews met sleutelfiguren
Stap 5 Stap 6 Stap 7 Stap 8
enquête onder leden VNPF (poppodia) verwerking uitkomst enquête bijeenkomst begeleidingsgroep bijeenkomst thematische focusgroepen
Stap 9 Stap 10 Stap 11 Stap 12
conceptrapportage en advies bijeenkomst begeleidingsgroep en opstellen definitief rapport eindgesprek opdrachtgever presentatie aan de leden
Het onderzoeksproces bestond uit drie fasen. De eerste was de verkenningsfase. Aan de hand van een breed deskonderzoek en een gesprek met zowel de opdrachtgever individueel als met de complete begeleidingsgroep is de definitieve onderzoeksopzet bepaald en konden de vervolgstappen worden voorbereid. In deze fase is ook een aantal gesprekken gevoerd met belangrijke sleutelfiguren. De diepteanalyse vormt het hart van het onderzoek. In deze fase is de grootschalige digitale enquête opgesteld. Deze is vervolgens uitgezet onder de poppodia. De voornamelijk kwantitatieve gegevens die dit opleverde zijn gedeeltelijk getoetst en aangevuld met de kwalitatieve gegevens uit vijf thematische focusgroepen (zie het overzicht in bijlage 1). Daarnaast zijn de gegevens uit het Poppodium Analyse Systeem (PAS, zie ook paragraaf 2.3) over alle jaren voor dit onderzoek bewerkt. Na analyse van de gegevens in de laatste fase (ontwerp en advies) volgen aanbevelingen aan de poppodia en aan de lokale overheden.
1.4 Begeleidingscommissie Een breed samengestelde commissie begeleidde dit onderzoek. Deze commissie bestond naast bestuur en directie van de VNPF, uit vertegenwoordigers van podia van verschillende grootte uit verschillende delen van het land. Daarnaast maakten een ervaren onderzoeker op popgebied en een boeker van het grootste boekingskantoor van Nederland deel uit van de commissie. De commissie kwam in totaal drie keer bij elkaar. Ze speelde een belangrijke rol bij de bepaling
Het Grote Poppodium Onderzoek 2008
van de te interviewen sleutelfiguren, de opzet van de enquête en de discussie over de belangrijkste conclusies en aanbevelingen. Dit met het doel om zowel in de opzet en de uitvoering van het onderzoek als ook bij de verwerking van de onderzoeksgegevens te zorgen voor een nauwe aansluiting met de praktijk van de podia. De commissie functioneerde tevens buiten de drie vergadermomenten als een vraagbaak voor de onderzoekers. Zo hebben de leden van de commissie de eerste tests van de digitale enquête uitgevoerd. De leden van de begeleidingscommissie: Pierre Ballings, directeur Paradiso Robert Bangma, algemeen coördinator Vera Ron Euser, senior boeker Mojo Concerts Margriet van Kraats, directeur Tivoli André Nuchelmans, stafmedewerker Boekmanstichting Dick Pakkert, directeur Rotown en Stichting What’s Live Berend Schans, directeur VNPF
1.5 Leeswijzer voor dit rapport Naast de eerste twee hoofdstukken waarin de aanpak wordt toegelicht en verantwoord, volgen drie inhoudelijke hoofdstukken. Hoofdstuk 3 geeft een beeld van de positie van de poppodia in Nederland anno 2008 en de feitelijke omvang van de poppodiumsector, afgezet tegen de situatie van enige tijd geleden. Hoofdstuk 4 bevat de belangrijkste actuele ontwikkelingen in vraag en aanbod die van invloed zijn op de poppodia en hun (mogelijke) implicaties voor de toekomst. De professionalisering van de poppodia komt aan de orde in hoofdstuk 5. Dit hoofdstuk laat zien in hoeverre de poppodia en hun bedrijfsvoering anno 2008 de reguliere kenmerken van professionaliteit in zich dragen. Hoofdstuk 6 sluit de rapportage af met de belangrijkste conclusies en aanbevelingen.
De afgelopen jaren vond een stormachtige ontwikkeling plaats in de Nederlandse poppodiumsector. Er was een golf van verbouwingen en nieuwbouw en organisaties ontwikkelden zich. De wereld van de popmuziek is ook vandaag nog volop in verandering en het is de vraag hoe podia en overheden zich in deze veranderende wereld moeten opstellen. Deze ontwikkelingen vormen de belangrijkste aanleiding voor dit onderzoek dat in het bijzonder aandacht besteedt aan het proces van professionalisering.
Het Grote Poppodium Onderzoek 2008
16
17
2 Verantwoording
2.1 Afbakening van het onderwerp Het hoofdonderwerp van dit onderzoek betreft de poppodia in Nederland anno 2008. Het begrip professionalisering en de betekenis hiervan binnen de bedrijfsvoering van de poppodia krijgt daarbij bijzondere aandacht. Voor zover mogelijk maakt ook de historische dimensie deel uit van het onderzoek, om zo uitspraken te kunnen doen over de mate waarin bij de podia een proces van verdere professionalisering plaats heeft gevonden. Het onderzoek gaat daarbij niet verder terug dan 1995, het tijdstip van het laatste echte sectoronderzoek. (Bureau Martine van der Blij 1996)
2.2 De belangrijkste definities Poppodium Waar in dit onderzoek wordt gesproken over een poppodium is dat een gespecialiseerd poppodium.. Een gespecialiseerd poppodium is een organisatie met als een van de belangrijkste doelen de programmering van popmuziek. De organisatie heeft daarbij zelf het initiatief in handen en beschikt over een zaal van ten minste 150 plaatsen. De programmering dient te bestaan uit meer dan 25 popconcerten op jaarbasis. Deze definitie is geënt op twee bronnen. Het begrip gespecialiseerd poppodium komt uit het Onderzoeksverslag Popmuziek in Nederland uit 1985. Dit onderzoek, uitgevoerd in opdracht van het ministerie van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur, presenteert een onderverdeling van de locaties waar popmuziek voor publiek wordt gebracht. 1. Stadions en grote festivals 2. Evenementenhallen en grote concertzalen 3. Gespecialiseerde poppodia 4. Jeugd- en jongerencentra, buurthuizen, culturele centra, cafés en discotheken 5. Scholen (Graaff 1985) De harde criteria uit de definitie (aantal plaatsen en aantal popconcerten) komen uit de criteria die de VNPF hanteert voor lidmaatschap. (VNPF criteria voor lidmaatschap. Bron: www.vnpf. nl, oktober 2008). Professionalisering Er is veel literatuur verschenen over professionalisering van organisaties, maar er is geen literatuur te vinden die specifiek uitspraken doet over de professionalisering van poppodia. Voor dit onderzoek is daarom teruggegrepen op algemene literatuur. Om in de metingen en in de advisering zoveel mogelijk aan te sluiten bij de praktijk is in het bijzonder gekeken naar het INK-model (Instituut Nederlandse Kwaliteit). Dit model wordt immers veel gebruikt, ook binnen de culturele sector. Ook veel overheden zijn er mee bekend. De onderstaande aandachtsgebieden van het INK-model zijn om die reden een inspiratiebron voor de enquête. Dit wil niet zeggen dat de voor dit onderzoek gebruikte enquête een volwaardige INK-toets is. Het zeer uitgebreide INK-model is ontwikkeld voor zelfevaluatie en ontwikkeling van individuele organisaties. Het vergt grote inspanningen om op basis van dit model tot een goede
Het Grote Poppodium Onderzoek 2008
Het Grote Poppodium Onderzoek 2008
18
19
positiebepaling te komen. Dit onderzoek wil allesbehalve de suggestie wekken dat de vragen over professionalisering in de enquête de waarde van een individuele toetsing evenaren. Het model vormt slechts een basis om ervoor te zorgen dat de verschillende dimensies van het begrip professionalisering in de enquête zijn terug te vinden. Per podium kwam een aantal zaken aan bod, op basis waarvan een serieuze indicatie gegeven kan worden van de mate van professionalisering voor de sector als geheel. De uitkomsten zijn zo veel mogelijk naar grootte van de podia (groot, middel en klein) gespecificeerd. Paragraaf 5.13 belicht specifieke verschillen tussen podia die in nieuwbouw gehuisvest zijn en podia die dat niet zijn. Begripsbepaling In het kort betekent professionalisering de vragen uit de omgeving, maar ook uit de eigen organisatie, beter kennen en daar vervolgens ook beter op antwoorden. Gestructureerde informatieverzameling is hiervoor essentieel. Op basis van gestructureerd onderzoek kan de huidige positie van de instelling worden bepaald. Dit biedt vervolgens weer het uitgangspunt om doelen of targets voor de toekomst te bepalen. De professionele organisatie onderzoekt op regelmatige basis de vragen uit de omgeving en uit de eigen organisatie, bepaalt de eigen positie en vergelijkt de uitkomsten met de gestelde doelen of targets. Afwijkingen worden verklaard en beleid en processen worden op basis van de gevonden verklaringen aangepast. Tabel 1.
Negen stappen van het INK model (INK 2008)
Het principe van dit continue proces is simpel: Stap 1 Waar sta ik? Stap 2 Waar wil ik naar toe? Stap 3 Hoe ga ik dat bereiken? Stap 4 ACTIE Stap 5 Waar ben ik uitgekomen? Stap 6 Wat verklaart de afwijkingen ten opzichte van de gestelde doelen? Stap 7 Hoe stuur ik bij? Stap 8 Wat is mijn volgende aankomstplaats? Stap 9 ACTIE Hierna worden stap 5 tot en met 9 steeds herhaald. Het begint met plannen. De leiding van het poppodium, directie, bestuur of managementteam, ontwikkelt vanuit een duidelijke visie en missie, doelen en beleid voor de komende periode en de strategie om de gestelde doelen te bereiken. Vervolgens gaat het om het management van medewerkers en middelen en de inrichting van bedrijfsprocessen. De focus ligt in deze fase op de organisatie. Daarna, of daarnaast, zijn de resultaten onderwerp van aandacht. Het resultaat van handelen wordt gemeten, bij publiek of consumenten, maar ook bij de belangrijkste stakeholders, medewerkers, partners, bestuur en subsidiënten.
Het Grote Poppodium Onderzoek 2008
Het INK-model onderscheidt zo negen aandachtsgebieden, waarvan er vier ook resultaatgebieden worden genoemd (2, 4, 7 en 9 in de hierna volgende lijst). Per gebied moet alle relevante informatie voorhanden zijn om het beleid te kunnen richten, de organisatie vervolgens adequaat te kunnen inrichten en aansluitend met die organisatie goed te kunnen verrichten. Per aandachtsgebied kan de ontwikkelingsfase van de betreffende organisatie worden vastgesteld. De kwaliteit en de hoeveelheid van de beschikbare informatie en de inrichting en de uitvoering van het beleid zijn hiervoor bepalend. Het gaat bij het INK-model in het kort om de volgende negen aandachtsgebieden: 1. De processen staan centraal, niet de structuur. Het primaire proces is het bieden van aanbod/programma aan het publiek. Er zijn daarnaast ondersteunende en besturende processen. Belangrijke vraag daarbij is: hoe worden de processen gemanaged? 2. De belangrijke volgende vraag is wat het effect van handelen op klanten en partners is. Wat is het resultaat van de organisatie? Het gaat hierbij niet alleen om het financiële resultaat. Hiermee wordt natuurlijk indirect ook de vraag gesteld: wordt het effect überhaupt gemeten en zo ja, hoe goed? 3. Strategie en beleid vormen de basis voor alle handelen. Ze worden in het INK-managementmodel als gegeven beschouwd. Het INK-model is er niet om strategie en beleid te beoordelen. Het is een bedrijfsvoeringmodel en beoordeelt dus alleen of alle elementen aanwezig en goed gemanaged zijn, om het effect op klanten en partners en alle andere stakeholders te optimaliseren. 4. Oog voor het eindresultaat wordt met name bij non-profit of not-for-profit organisaties vertaald in tevredenheid van bestuur en financiers, of bestuur en subsidiënten. De tevredenheid van publiek, medewerkers en samenwerkingspartners is uiteraard minstens zo belangrijk. 5. Het management van middelen (geld, materiaal, kennis, samenwerking met partners etc.) is sterk bepalend voor het resultaat. Worden alle noodzakelijke middelen op een adequate wijze ingezet, niet te veel, niet te weinig? 6. Het management van medewerkers. Zij zijn tenslotte de organisatie. Hieronder valt het hele P&O beleid, maar ook de vraag of alle medewerkers volledig op de hoogte zijn van de strategie en het beleid van de organisatie en of zij weten welke middelen beschikbaar zijn en hoe die ingezet worden. 7. Daarnaast zijn de medewerkers belanghebbenden. De tevredenheid van de medewerkers is dan ook een resultaat(gebied). Goed onderzoek geeft inzicht in de wensen en verlangens van medewerkers en als daar beleid op volgt, bewijst het eveneens, dat de mening van de medewerkers er toe doet. 8. Leiderschap staat hier bijna als laatste, terwijl het daar voor velen mee begint. Leiderschap moet inspirerend zijn. In Amerika doelt men hierbij vooral op de top, in Europa gaat het om ieders leiderschap in de organisatie of nauwkeuriger: het je verantwoordelijk voelen voor het gedrag van je collega’s. De top moet zingeving en motivatie bieden. 9. Tot slot de maatschappij, of het maatschappelijk verantwoord ondernemen. Wat doet de organisatie voor de maatschappij als geheel (in de stad, de provincie of daarbuiten)
Het Grote Poppodium Onderzoek 2008
20
21
op het gebied van milieu, welzijn en politiek? Ook voor dit aandachtsgebied moeten organisaties concrete doelstellingen formuleren. Op basis van bovenstaande gedachtegang en genoemde aandachtsgebieden zijn vragen gesteld in de enquêtes, de interviews en de gesprekken met de focusgroepen. Langs dezelfde aandachts- en resultaatgebieden van het INK komen in hoofdstuk 5 de resultaten van dit deel van het onderzoek aan bod en worden die gerelateerd aan informatie uit andere bronnen. Zo is het mogelijk de mate van professionalisering bij Nederlandse poppodia en mogelijkheden om deze op een hoger plan te brengen te bespreken. Cultureel ondernemerschap Het begrip cultureel ondernemerschap doet de laatste tien jaar opgeld in de Nederlandse cultuurdebatten. Het grote belang dat de overheid aan dit begrip toekent wordt manifest in het rapport Meer draagvlak voor cultuur van de Commissie Cultuurprofijt van 31 januari 2008 (Sanders 2008) en de plannen van Minister Plasterk die hierop (gaan) volgen. De commissie citeert in haar rapport de uitgangspunten voor het cultuurbeleid 2001-2004 van Rick van der Ploeg: ‘Cultureel ondernemerschap is een houding, die erop gericht is zoveel mogelijk kunstzinnig, artistiek-cultureel, zakelijk en maatschappelijk rendement te halen uit culturele voorzieningen. De cultureel ondernemer opereert vanuit de eigen artistieke ambities maar houdt tegelijkertijd rekening met de verkoopbaarheid, toegankelijkheid en publieksvoorkeuren’. (Ploeg 1999) De vraag is of het zinnig is om een onderscheid te maken tussen de het brede begrip ondernemerschap en cultureel ondernemerschap als verbijzondering daarvan. Het toevoegen van het bijvoeglijk naamwoord cultureel aan het begrip ondernemerschap heeft vermoedelijk vooral als reden dat beleidsmakers niet de indruk willen wekken dat het bij cultureel ondernemerschap uitsluitend te doen is om een gerichtheid op het vergroten van de verdiencapaciteit. Hier valt tegen in te brengen dat ondernemerschap buiten de culturele sector ook niet per definitie gericht is op financiële winst. Dit onderzoek gebruikt om die reden bij voorkeur het begrip ondernemerschap. Hiermee wordt voorkomen dat al in de begripsbepaling een schijntegenstelling ontstaat tussen de wereld van de (gesubsidieerde) kunsten en de commerciële sector. Zeker in de popsector is dit onderscheid niet erg behulpzaam.
2.3 Bronnen, populatie en respons De drie belangrijkste bronnen van dit onderzoek zijn respectievelijk: de uitgebreide eigen enquête die is uitgezet onder meer dan de helft van de gespecialiseerde poppodia in Nederland; de jaarlijkse publicaties van de VNPF In-sight die geënt zijn op het Podium Analyse Systeem (PAS); de individuele interviews met sleutelfiguren, de gesprekken met de begeleidingscommissie en de bijeenkomsten met de verschillende focusgroepen, die in het kader van dit onderzoek zijn uitgevoerd. De namen van de deelnemers aan de verschillende groepen en de individueel geïnterviewden zijn te vinden in bijlage 1.
• • •
Het Grote Poppodium Onderzoek 2008
Naast de uitgangspunten van het INK-model waren de individuele interviews en de gesprekken met de begeleidingscommissie mede bepalend voor de opzet van de enquête. Daarnaast is de enquête benut om uitspraken te kunnen doen over de gegevens, waar het PAS-systeem niet in voorziet. Tot slot moet worden opgemerkt dat de opstellers van het rapport – met name voor hoofdstuk 5 – gebruik hebben gemaakt van de kennis en ervaring uit hun uitgebreide beroepspraktijk. Onderzoekspopulatie enquête Het onderzoek richt zich op alle gespecialiseerde poppodia in Nederland (zie definitie onder 2.2). In Nederland voldoen maximaal 100 podia aan deze definitie. Voor de enquête zijn directeuren, coördinatoren of leidinggevenden van in totaal 65 Nederlandse poppodia benaderd. De basis voor deze lijst vormen de 58 podia die lid zijn van de VNPF, aangevuld met de 7 podia die zich voor een subsidie in het kader van Het Nederlands Popmuziek Plan1 aan hebben gemeld (en daarvoor in aanmerking komen) en die geen lid zijn van de VNPF. 48 Respondenten vulden de vragenlijst tussen 29 april 2008 en 26 mei 2008 in. Een respons van 74 procent is een goed resultaat voor een digitale enquête van 120 vragen. Van de 48 respondenten vertegenwoordigen er zeven de grote poppodia met een capaciteit van 1000 bezoekers of meer en 19 de middelgrote poppodia met een capaciteit van 400 tot 1000 bezoekers. De kleine poppodia met een capaciteit tot 400 bezoekers worden door 22 respondenten vertegenwoordigd. Deze verhoudingen zijn te beschouwen als een evenwichtige verdeling over de verschillende typen podia. Aangezien met de enquête gedetailleerde informatie is verzameld van de helft van alle gespecialiseerde podia, kunnen de antwoorden van de respondenten worden beschouwd als representatieve cijfers voor de gespecialiseerde poppodia in Nederland. Populatie Poppodium Analyse Systeem (PAS) De VNPF lanceerde in 2003 het Poppodium Analyse Systeem. Dit databaseprogramma verzamelt de belangrijkste kengetallen van de bij de VNPF aangesloten poppodia, zoals aantal concerten, bezoek, inkomsten, subsidie, uitgaven, personeel en huisvesting. De VNPF hanteert hiervoor een vragenlijst die de podia elk jaar invullen. Deelname aan het systeem is sinds 2005 verplicht gesteld. Niettemin lukt het, als gevolg van onder meer verbouwingen en daarmee gepaard gaande tijdelijke sluitingen, niet altijd om gegevens van alle podia te verzamelen. Daarom worden de cijfers van de individuele podia opgeteld en door externe statistische experts onder verantwoordelijkheid van de VNPF bijgeschat. Waar mogelijk worden de prestaties van individuele podia op basis van historische gegevens gereconstrueerd. Voor podia waarvan de gegevens over meerdere jaren ontbreken, wordt een gemiddelde berekend op basis van de prestaties van vergelijkbare podia om een zo realistisch mogelijk totaalbeeld van de situatie van alle leden van de VNPF te bieden. Deze gegevens worden jaarlijks gepresenteerd in de publicatie VNPF in-sight. Deze publicaties vormen de belangrijkste bron voor de exploitatie en de prestaties van de poppodia over de afgelopen jaren in dit onderzoek. Waar een andere bron is gebruikt, is dit aangegeven.
Het Grote Poppodium Onderzoek 2008
22
23
Mede door wisselingen in het ledenbestand van de VNPF en de geleidelijke groei van het aantal deelnemers, is de respons over de verschillende jaren wisselend. Dit geldt voor meer dan de helft van de jaren waarover gegevens zijn verzameld. Dit onderzoek is daarom terughoudend met het gebruiken van de absolute getallen. Daarnaast ontbreken de gegevens over de zeven niet bij de VNPF aangesloten, maar wel voor de enquête benaderde poppodia in het PAS. Omwille van de betrouwbaarheid is bij de vergelijking van de ontwikkeling over meerdere jaren gebruik gemaakt van de gemiddelde score van alle deelnemende podia op jaarbasis. Door de absolute cijfers per jaargang te delen door de respons, wordt het mogelijk om betrouwbare trendanalyses te maken. De bedragen in guldens zijn omwille van de vergelijkbaarheid omgerekend naar euro’s. Er is geen indexering toegepast. Opgemerkt dient te worden dat in enkele tabellen in het rapport de opgetelde percentages net onder of net boven de 100% komen. Dit is het gevolg van afronding van de cijfers uit VNPF In-sight of uit het PAS. Tabel 2.
De respons op het Poppodium Analyse Systeem afgezet tegen het aantal leden van de VNPF (VNP en VNPF 2004a - 2008) 2002
2003
2004
2005
2006
2007
Respons
46
31
53
54
52
43
Totale populatie
64
64
75
69
70
56
2.4 Eerdere, relevante, grote publicaties Onderzoek naar de bedrijfsvoering van poppodia in Nederland op landelijk niveau is niet eerder gedaan. Het eerste en laatste brede sectoronderzoek dat marginaal aandacht besteedt aan de bedrijfsvoering van poppodia op nationaal niveau is uitgevoerd in 1995. (Bureau Martine van der Blij 1996) Het onderzoek is door karakter en schaalgrootte van grote betekenis voor het onderhavige onderzoek. Het kent een vergelijkbare populatie. Aan de enquête van Van der Blij namen 47 poppodia deel, waarvan de populatie in grote mate gelijk is aan die van dit onderzoek. Bij de opzet van de enquête voor het Grote Poppodium-onderzoek is tevens rekening gehouden met de vraagstelling in het sectoronderzoek uit 1995, waardoor onderlinge vergelijking op een groot aantal punten mogelijk is. Omdat het onderzoek uit 1995 weinig aandacht besteedt aan professionalisering van de poppodia, kan op deze punten niet gerefereerd worden aan de situatie in 1995. Met name in de eerste hoofdstukken is een vergelijking met het eerdere sectoronderzoek mogelijk.
1
Het Nederlands Popmuziek Plan is een regeling die sinds 1 november 2007 wordt uitgevoerd door het Nederlands Fonds voor Podiumkunsten+. Daarvoor was het Fonds voor Podiumprogrammering en Marketing verantwoordelijke voor de regeling en daarvoor het Nederlands Pop Instituut.
Het Grote Poppodium Onderzoek 2008
Bijna gelijktijdig aan dit onderzoek verscheen de publicatie Wat kan er beter in de podiumkunsten? (Wils 2008) Dit onderzoek naar knelpunten en oplossingen in de bedrijfsvoering van instellingen in de podiumkunsten is echter slechts in beperkte mate relevant voor de poppodia. Zowel de signalering van knelpunten als de gesuggereerde oplossingen zijn met name van betekenis voor de theatersector. Dit zal te maken hebben met het feit dat de Vereniging van Schouwburgen- en Concertgebouwdirecties (VSCD) de opdrachtgever was van dit onderzoek. Alleen waar de analyse en de uitkomsten daadwerkelijk van toepassing lijken te zijn voor de poppodia zijn deze betrokken bij dit onderzoek. Op het gebied van popbeleid zijn twee publicaties van betekenis voor dit onderzoek. Het onderzoek naar popmuziek en overheidsbeleid tussen 1975 en 2001 van André Nuchelmans, Dit gebonk dient tot het laatste toe te worden bestreden (Nuchelmans 2002), geeft een goed beeld van de manier waarop de overheden door de jaren heen zijn omgegaan met popmuziek. De zeer geleidelijk veranderende houding van de overheden ten opzichte van de popmuziek die in Nuchelmans beschrijft, is nog steeds goed herkenbaar in het gedrag en het beleid van overheden. Een tweede belangrijke publicatie op beleidsgebied is het rapport Pop met beleid: handreiking voor gemeenten. (Lagendijk 2006) Deze handreiking voor gemeenten laat zich lezen als een algemene inleiding op de popsector inclusief een inspirerende instructie voor beleidsmakers en bestuurders met popambities.
2.5 Zeggingskracht van dit onderzoek Zoals eerder aangegeven, is sinds het laatste sectoronderzoek van Bureau Van der Blij in 1996 geen representatief onderzoek meer verschenen naar de bedrijfsvoering van poppodia op landelijke schaal. De jaarlijkse publicaties VNPF in-sight laten het beeld van een individueel jaar zien. Veel andere publicaties binnen of buiten de culturele sector zijn maar in beperkte mate relevant voor de poppodia. Het is daarom lastig om gefundeerde uitspraken te doen over de ontwikkelingen en de professionalisering van de poppodia over meerdere jaren. Dit onderzoek wil in dit hiaat voorzien. Het toont aan dat de poppodiumsector inmiddels zo is gegroeid dat de sector niet meer met een familiekiekje af kan.
Het onderzoek richt zich op de gespecialiseerde poppodia in Nederland. Via een enquête is gedetailleerde informatie verzameld van ongeveer de helft van deze podia. Naast een uitgebreide eigen enquête is gebruikt gemaakt van de jaarlijkse publicaties van de VNPF In-sight. Daarnaast vond een groot aantal gesprekken plaats met sleutelfiguren en focusgroepen. Waar mogelijk zijn de uitkomsten vergeleken met de resultaten van het laatste brede sectoronderzoek, om zo een historische dimensie aan het onderzoek toe te voegen.
Het Grote Poppodium Onderzoek 2008
24
25
3 Poppodia in Nederland anno 2008
3.1 Popmuziek is kunst, identiteitsdrager en vermaak Geen kunstdiscipline is zo sterk verweven met het leven van alledag als popmuziek. Popmuziek duikt overal op en laat niemand koud. De consumptie beperkt zich niet tot de pure vorm (live, via de media of op CD, Mp3 of vinyl), maar ook via de grote rol die popmuziek speelt in games, in films, op televisie (in documentaires, dramaseries en commercials) en in kranten en tijdschriften. Popmuziek is meer dan alleen een consumptieartikel. Het maakt deel uit van een way of life en is medebepalend voor de identiteit van mensen: ‘wat je luistert is wat je bent’. Het belang van popmuziek blijkt uit de plek die popmuziek inneemt in de vrijetijdsbesteding van mensen. Het aantal passieve (bezoekers en luisteraars) en actieve beoefenaars van popmuziek is enorm. Bezoek aan popconcerten Pop/rockconcerten waren in 2007 na musicals de meest bezochte voorstellingen; gemiddeld 35% van de bezoekers van podiumkunsten ging in 2007 naar pop/rockmuziek. (TNS NIPO 2007) Onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) laat zien dat het aantal bezoeken aan populaire muziek (pop, jazz en musicals) tussen 1979 en 2003 van 33 naar 62 bezoeken per 100 inwoners is gestegen. (Broek 2005) Opvallend is dat de groep die popconcerten bezoekt voor een steeds groter deel uit ouderen bestaat; liefhebbers van popmuziek blijken bij het ouder worden vast te houden aan de voorkeuren van hun jeugd. Voor veel jongeren is een bezoek aan een poppodium de eerste stap over de drempel van een cultuurgebouw. In termen van cultuurbereik en cultuurparticipatie lopen poppodia voorop. Beoefenaars van popmuziek Uit het onderzoek 395 minuten: amateur-popmuziek in Nederland blijkt dat de amateurpopmuziek alleen al 500.000 actieve beoefenaars kent. Daarmee staat de beoefening van popmuziek na koorzang op de tweede plaats van de amateurkunst top 5 in Nederland. Hetzelfde onderzoek laat zien dat deze beoefenaars van alle leeftijden zijn: van zeer jong tot oud. Zo maken 25.000 Nederlanders van 55 jaar en ouder popmuziek. (Bork 2008)
3.2 Poppodia als steunpilaar en bron voor vernieuwing De poppodia bezetten een cruciale plek in de keten van beginnende amateur tot professionele popmuzikant. Juist de gesubsidieerde poppodia bieden ruimte voor de nieuwe aanwas. Lokale, beginnende bandjes maken vaak in het poppodium hun debuut, al dan niet in het voorprogramma van hun voorbeelden. Ook is het poppodium vaak een plek waar gerepeteerd en geëxperimenteerd kan worden. Gemiddeld biedt 44% van de podia popoefenruimte aan waar bands kunnen repeteren. (enquête 2008) Poppodia in Nederland zijn dus ook een bron voor vernieuwing. Met 3,2 miljoen bezoeken in 2007 bij de VNPF-podia (VNPF 2008) zijn de poppodia anno 2008 een onmisbare steunpilaar voor een van de belangrijkste vormen van vrijetijdsbesteding.
Het Grote Poppodium Onderzoek 2008
Het Grote Poppodium Onderzoek 2008
26
27
De economische waarde van poppodia De afgelopen jaren is er meer aandacht voor de economische betekenis van de podiumkunsten. Deze aandacht beperkt zich niet alleen tot de omzet en de werkgelegenheid van het podium. Ook de indirecte werkgelegenheid blijkt van belang. Het gaat daarbij niet uitsluitend om de werkgelegenheid van artiesten, maar ook om alle afgeleide werkgelegenheid, zoals medewerkers van poppodia, technici, managers, vormgevers en uitbaters van opnamestudio’s. Een poppodium is daarnaast indirect van economische betekenis voor een stad of een gemeente. Er bestaat een aantoonbaar verband tussen de aanwezigheid van podiumkunsten (voorstellingen) en de aantrekkingskracht van een stad. (Marlet 2007a) De aantrekkingskracht van de kunsten geldt vooral voor hoogopgeleide mensen, die ook een belangrijke potentiële bron van werknemers zijn voor bedrijven. Podia ‘in de esthetisch aantrekkelijke omgeving van een historische binnenstad’ dragen bij aan de voorraad human capital en vormen daarmee de context waarin creatieve hoogopgeleiden elkaar graag ontmoeten. Daarmee ontstaat een broedplaats voor nieuwe ideeën, die van belang zijn voor de economische ontwikkeling van een stad. (Marlet 2008)
3.3 Poppodia verspreid over heel Nederland De poppodia in Nederland maken deel uit van de lokale culturele infrastructuur. Gemeenten zijn de belangrijkste subsidiegevers. Er zijn anno 2008 ongeveer 100 gespecialiseerde poppodia. Die bevinden zich door heel Nederland. Noord-Holland en Zuid-Holland kennen het grootste aantal poppodia. Verdeling poppodia Poppodia worden ingedeeld in drie categorieën: grote podia met een capaciteit van 1000 of meer bezoekers; middelgrote podia met een capaciteit van 400 tot 1000 bezoekers; kleine podia met een capaciteit tot 400 bezoekers. Het aantal kleine podia is met 46 procent het grootst. Daarna volgen de middelgrote podia met 40% en tot slot de grote podia met 15%. (enquête 2008) Het overgrote deel (77%) van de kleine podia heeft één zaal. De meeste grote podia beschikken over drie zalen (43%). De meeste middelgrote podia beschikken over twee zalen.
• • •
Tabel 3.
Aantal zalen per podiumcategorie (enquête 2008)
Aantal zalen
Grote podia
Middel podia
Kleine podia
1
14%
42%
77%
2
29%
53%
23%
3
43%
5%
0%
4
14%
0%
0%
Het Grote Poppodium Onderzoek 2008
Voorzieningen van poppodia Anno 2008 beschikken de meeste podia over veel voorzieningen. Een aantal voorzieningen zijn te vergelijken met de informatie uit het onderzoek uit 1996. (Bureau Martine van der Blij 1996) In 1996 beschikte nog maar de helft van de poppodia over een invalidentoegang, tegenwoordig is dit vier op de vijf. Tabel 4.
Voorzieningenniveau van poppodia (enquête 2008)
Het percentage van de poppodia dat beschikt over de volgende voorzieningen Invalidentoegang
79%
Invalidentoiletten
73%
Oefenruimtes voor bands
44%
Audiovisuele ruimte / regiekamer
30%
Café dat overdag geopend is
25%
Geluidsstudio voor (semi)professionele opnames
21%
Restaurant
17%
3.4 Van overlastremedie tot gewaardeerde culturele spelers De poppodia kennen een opmerkelijke achtergrond. In de jaren 50 en 60 van de vorige eeuw was popmuziek voor de overheid vooral een bron van overlast. Begin jaren 70 veranderde deze houding. Vanaf dat moment werd popmuziek juist gezien als een middel om mogelijke overlast van jongeren tegen te gaan. (Nuchelmans 2002, 20) De bestrijding van overlast vormde voor gemeenten dan ook het motief om jongerencentra, waar bands konden oefenen en optreden, te subsidiëren. Daarmee was de basis gelegd voor de ontwikkeling tot heuse poppodia zoals we ze vandaag tegenkomen. Leeftijd van poporganisaties Veel van de poporganisaties die deelnamen aan de enquête 2008 zijn opgericht in de jaren 70 van de vorige eeuw, maar lang niet allemaal. Van de huidige organisaties is 35% voor 1980 opgericht. De gemiddelde leeftijd van de organisaties in 2008 is 22 jaar. Voor 18% van de podia uit dit onderzoek geldt dat de organisatie na 2000 is opgericht. Hierbij moet worden aangetekend dat de leeftijd van de huidige rechtspersoon wordt bedoeld. Met andere woorden: het podium kan een voorgeschiedenis hebben die teruggrijpt op een andere (oudere) rechtspersoon.
Het Grote Poppodium Onderzoek 2008
28
29
Figuur 2.
Oprichtingsperiode van huidige poporganisaties (enquête 2008)
Tabel 5. Nieuwbouw en verbouw van poppodia naar jaar van oplevering (VNP en VNPF 2004b-2008)
20%
17%
15%
15%
15% 13%
12%
12%
10%
6%
5% 2%
6%
2%
2%
8
20
05
-2
00
5
0 20
00
-2
00
00
5
-2
95
19
99 19
90
-1
99
0
5
-1 85
19
98
-1 80
19
-1 75
19
98
0
5
0
97 -1
19
70
97
96
-1 65
19
-1
60
19
vo o
r1
96
0
5
0%
Poppodium
2003
Paard van Troje
Nieuwbouw
Paradiso
Verbouw
Rotown
Verbouw
2005
Dynamo
Verbouw
Effenaar
Nieuwbouw
Patronaat
Nieuwbouw
Donkey
Verbouw
2006
Waerdse Tempel
Nieuwbouw
P3
Nieuwbouw
Gigant
Verbouw
Het Kasteel
Verbouw
Nieuwe Nor
Verbouw
2007
013
Verbouw
3.5 Nieuwe gebouwen
De Oosterpoort
Verbouw
In de jaren 70 van de vorige eeuw vonden poppodia vaak huisvesting in oude gebouwen aan de randen van de stad. De achterliggende gedachte was dat ze op zo’n locatie het minste kwaad konden. Sindsdien hebben de poppodia een carrièresprong gemaakt. Overlast bestrijden is allang geen (primair) motief meer om podia te subsidiëren. Inmiddels horen de poppodia ‘erbij’. Dit blijkt vooral uit de opvallende nieuwe, vaak door gerenommeerde architecten ontworpen, utiliteitsgebouwen die de laatste jaren in verschillende plaatsen zijn verrezen. Stadsbesturen hechten aan mooie en stoere popgebouwen. In Hey ho, let’s go! (Jolles 2007) worden 17 opvallende resultaten van deze nieuwbouw- en verbouwingsoperaties getoond.
Vera
Verbouw
Melkweg
Verbouw
Onderstaande tabel geeft een overzicht van de nieuwbouw- en verbouwoperaties die plaatsvonden in de jaren 2003 t/m 2007. Alleen al in deze laatste vier jaar tekenden vijf leden van de VNPF voor nieuwbouw. Tegelijkertijd vonden bij 11 poppodia ingrijpende verbouwingen plaats. VNPF In-sight geeft geen informatie over de exacte aard en de omvang van de verbouwoperaties.
Het Grote Poppodium Onderzoek 2008
3.6 Nog lang niet klaar met bouwen en verbouwen In 1995 was maar 12% van de gebouwen waarin podia waren gevestigd daadwerkelijk voor dit doel gebouwd. (Bureau Martine van der Blij 1996,18) In 2008 ziet dat beeld er heel anders uit. Nu is 23% van de podia gehuisvest in accommodaties, die speciaal voor die functie zijn gebouwd. Daarnaast is 17% van de podia in de afgelopen 10 jaar grondig gerenoveerd. Van de grote podia behoort maar liefst 85% tot een van deze twee categorieën. De helft van de kleine podia is daarentegen gevestigd in een pand dat voorheen geen podiumfunctie had. Tabel 6.
Definitie huidige accommodatie van het podium (enquête 2008)
Aanduiding
percentage
Nieuwbouw speciaal gericht op de podiumfunctie
23%
Accommodatie die in de afgelopen 10 jaar grondig is gerenoveerd
17%
Herinrichting van een pand dat voorheen geen podiumfunctie had
38%
Anders
23%
Het Grote Poppodium Onderzoek 2008
30
31
Interessant is dat uit het onderzoek blijkt dat de sector nog niet klaar is met nieuw- en verbouwoperaties. In totaal heeft 40% van de poppodia een nieuwbouw, verhuizing of verbouwing gepland. 15% van de podia gaat binnen vijf jaar verbouwen en 8% zal binnen vijf jaar verhuizen naar een ander pand. Zes van de tien geënquêteerde grote poppodia hebben geen verhuizing of grote verbouwing gepland.
financiering. Gemeenten lijken gemakkelijker gelden vrij te spelen voor (incidentele) nieuwbouw of verbouw dan voor de (verhoging van de) structurele exploitatie of voor de bouw van een heuse popinfrastructuur.
Tabel 7.
Poppodia zijn in sterke mate verantwoordelijk voor eigen inkomsten. De eigen inkomsten van de VNPF-leden maakten in 2007 gemiddeld 74% van de totale inkomsten uit. (VNPF 2008) Van die eigen inkomsten kwam in dat jaar 31% uit kassa-inkomsten en ook 31% uit de horeca. De gemeentelijke subsidie bedroeg in 2007 gemiddeld 24% van de eigen inkomsten. Het verschil tussen grote en kleine podia is hier groot. Bij de grote poppodia is het aandeel van de totale subsidiebijdragen gemiddeld 13% van de totale inkomsten, bij de kleine podia is dit 47%. (PAS 2007).
Plannen met accommodatie te realiseren binnen 5 jaar (enquête 2008)
Plannen ten aanzien van de accommodatie?
Percentage
Ja, verhuizen naar nieuwbouw
15%
Ja, verhuizen naar een bestaand pand
8%
Ja, verbouwen van het huidige pand
17%
Er is geen verhuizing of grote verbouwingen gepland
60%
3.8 Hoge mate selfsupporting
Figuur 3:
Verhouding tussen de eigen inkomsten poppodia (VNPF 2008)
3.7 Beleidsmatige inbedding nog steeds tamelijk zwak Ondanks de leeftijd van de poporganisaties en de inmiddels indrukwekkende bouwactiviteiten in de afgelopen jaren, ervaart de sector de beleidsmatige inbedding van poppodia nog steeds als tamelijk zwak. Tijdens de interviews voor dit onderzoek werd de gebrekkige positie van de poppodia in het gemeentelijke beleid bij herhaling genoemd. Het lijkt erop dat popmuziek na vijftig jaar nog steeds niet tot het kerndomein van de gesubsidieerde kunsten wordt gerekend. In ieder geval ervaart de sector dit zelf zo. POPnl, het samenwerkingsverband van de twaalf provinciale popkoepels, liet het rapport Pop met beleid maken om gemeenten te stimuleren om onder meer de poppodia meer beleidsmatig in te bedden. De inventarisatie in het kader van deze studie wijst erop dat de aandacht van gemeenten voor popmuziek veelal incidenteel is. (Lagendijk 2006) Dit sluit aan op de constatering van Nuchelmans uit 2002 dat de gemeenten op het gebied van een structureel popbeleid nog altijd ‘de grote achterblijvers’ zijn. (Nuchelmans 2002) Inmiddels werken enkele gemeenten – al dan niet gestimuleerd door de genoemde notitie - aan een serieus popbeleid of een heuse popnota, zoals Den Haag in 2007 en Rotterdam in 2008. Het lijkt een begin, maar duidelijk is dat de popsector anno 2008 nog steeds worstelt met een vermeend gebrek aan erkenning. De verwoedde lobby om ook op landelijk niveau het popbeleid op een hoger plan te brengen strandde nog recent. Met name op initiatief van de SP is in de Tweede Kamer meermaals gepleit voor bijzondere aandacht voor de poppodia en de Nederlandse popmuziek. Niet met bijzonder veel succes. Minister Plasterk gaf in een Algemeen Overleg in het kader van de Cultuurnota op 8 april 2008 nog aan dat hij de popmuzieksector ‘in principe krachtig genoeg’ vindt ‘om op eigen benen te staan’. (Vaste Commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap 2008) Het is vermoedelijk datzelfde beeld dat ook veel lokale bestuurders ervan weerhoudt om een eigenstandig popbeleid te gaan voeren. Er is een parallel tussen de als beperkt ervaren beleidsmatige inbedding en de genoemde incidentele aandacht en de opmerkingen over de
Het Grote Poppodium Onderzoek 2008
Kassa Horeca Gemeentelijke subsidie Divers Verhuur Programmasubsidie Sponsoring
Historische vergelijking van het Poppodium Analyse Systeem leert dat er slechts kleine verschuivingen zijn waar te nemen in deze relatieve verdeling van de inkomsten. Zo groeien de gemiddelde inkomsten uit horeca en kassa (kaartverkoop) van 59% in 2004 via 61% in 2005 en 2006 tot 62% in 2007. De totale subsidies (inclusief loon- en programmasubsidies) die poppodia ontvingen variëren tussen 2004 en 2006 tussen 21 en 26 % van de totale inkomsten. De vergelijking wordt vertroebeld doordat de categorieën in PAS door de jaren heen iets zijn verschoven. Zo werd het onderscheid naar inkomsten uit verhuur pas in 2004 geïntroduceerd. Sponsoring en programmasubsidie deden hun intrede in 2007.
Het Grote Poppodium Onderzoek 2008
32
33
Tabel 8.
Ontwikkeling verdeling van de inkomsten (VNPF 2005 - 2008) 2004
2005
2006
2007
Kassa
29%
30%
31%
31%
Horeca
30%
31%
30%
31%
7%
7%
2%
Verhuur Sponsoring
2%
Divers
5%
6%
6%
7%
Gemeentelijke subsidie
24%
21%
22%
24%
Loonsubsidie
6%
Programma subsidie Overig subsidie
2% 5%
5%
5%
Bovenstaande tabel geeft de ontwikkeling in de verhoudingen tussen 2004 en 2007 weer. Afgezien van een relatief grotere bijdrage subsidie in 2004 bleven de verhoudingen in de jaren 2005 t/m 2007 stabiel. Dit duidt op stabiele verhoudingen in de ontwikkeling. Let op: het gaat hier om gemiddelde cijfers van alle podia in over de jaren wisselende populaties. Vergelijking met de schouwburgen en concertgebouwen Onderstaande tabel geeft een vergelijking tussen de poppodia die lid zijn van de VNPF en de schouwburgen en de concertgebouwen die lid zijn van de Vereniging van Schouwburg- en Concertgebouwdirecties (VSCD). De VSCD-podia zijn qua omzet grotere spelers. Ook hun totaalbedrag subsidie overtreft in hoge mate dat van de VNPF-podia. In 2007 bedroeg het totale subsidiebedrag (gemeenten, provincies, fondsen en het Rijk) van de 160 VSCD-podia en -festivals die deelnamen in het Theater Administratie Systeem (TAS) van de vereniging 257 miljoen euro. De 56 VNPF-podia die deelnamen in PAS kregen minder dan 10% van dit bedrag, namelijk 21 miljoen euro. Het gaat hier om het type instelling dat zich het best leent voor vergelijking. De schouwburgen en concertgebouwen zijn net als poppodia primair gemeentelijk gefinancierd en richten zich eveneens op de podiumkunsten. De vergelijking leert dat het maatschappelijke rendement bij de poppodia vele malen hoger is: voor elke 100 euro subsidie trekken poppodia 14,2 bezoekers tegenover schouwburgen en concertgebouwen 5,14 bezoekers.
In bovenstaande tabel zijn alle subsidiestromen meegerekend. Naast de gemeentelijke subsidies behoren ook bijdragen van provincies, fondsen en het Rijk tot de berekening. Het subsidiebedrag per bezoek aan een poppodium zoals dat in de bovenstaande tabel staat, kent een zeer brede bandwijdte. Bij de grote poppodia is het subsidiebedrag per bezoeker € 3,65 en bij kleine podia ligt dit bedrag op € 10,96. (PAS 2007). De VNPF-leden realiseerden in 2007 gezamenlijk een omzet van 80,5 miljoen euro. Dit bedrag ligt rond het langjaargemiddelde in de popsector vanaf 2002. Het totale ledenbestand van de VNPF vertoont de afgelopen jaren echter grote verschillen. Een zuiverder beeld van de omzetontwikkeling ontstaat wanneer de totale omzet wordt gedeeld door het jaarlijkse ledental. De gemiddelde omzet per poppodium laat bij deze berekening over de afgelopen jaren een aanzienlijke groei zien. In 2007 is ten opzichte van 2004 een omzetgroei gerealiseerd van 39%. Ten opzichte van 1995 is de gemiddelde omzetgroei in de popsector zelfs meer dan verdubbeld, van € 613.016 naar € 1.437.571. De gemiddelde omzet van een groot poppodium bedroeg in 2007 7,3 miljoen euro, de gemiddelde omzet van een klein poppodium bedroeg 0,4 miljoen euro. (PAS 2007). Dit onderscheid bewijst nogmaals de enorme diversiteit van de populatie in de poppodiumsector. Tabel 10. Gemiddelde omzet en percentuele groei ten opzichte van 1995 (VNPF 2005-2008; Bureau Martine van der Blij 1996) 1995
2004
2005
2006
2007
Gem. Omzet
613.016
1.032.000
1.210.145
1.294.286
1.437.571
Percentuele groei t.o.v. 1995
100%
168%
197%
211%
235%
3.9 Verhouding tussen de verschillende soorten uitgaven stabiel Het gemiddelde podium besteedde in 2007 36% van de uitgaven aan de directe programmakosten. Een vergelijkbaar percentage van 37% werd besteed aan personele lasten. Inkoop ten behoeve van de horeca (9%), huisvesting (10%) en de post divers (8%) vormden daarnaast de ongeveer gelijkwaardige laatste posten.
Tabel 9. Vergelijking subsidie en rendement gemiddeld poppodia 2007 (VNPF 2008; VSCD 2008) 2007
Gemiddeld VNPF-podium
Gemiddeld VSCD-podium
Subsidie in % van omzet
26%
46%
Subsidie per bezoek
€ 7,04
€ 19,47
Subsidie per activiteit
€ 1.845
€ 6.539
Het Grote Poppodium Onderzoek 2008
Het Grote Poppodium Onderzoek 2008
34
35
Figuur 4. Verhouding tussen de uitgaven van een gemiddeld podium in 2007 (VNPF 2008)
programma personeel huisvesting inkoop horeca divers
Uit de ontwikkeling over de verschillende jaren blijkt dat de gemiddelde programmakosten ongeveer stabiel blijven. Ditzelfde geldt voor de personele lasten. De gemiddelde huisvestingslasten lijken iets te dalen, maar dit kan ook te maken hebben met de veranderingen in de definiëring. Tabel 11. De ontwikkeling in de verhouding tussen de verschillende soorten uitgaven (VNPF 2005-2008) 2004
2005
2006
2007
Programma
38%
39%
41%
36%
Personeel
38%
36%
36%
37%
Huisvesting
14%
15%
12%
10%
Afschrijving
10%
10%
11%
-
Inkoop horeca
9%
Divers
8%
3.10 Meer professionele medewerkers Een analyse van de ontwikkeling van het aantal fte’s per podium leert dat de poppodia door de jaren heen steeds meer personeel in dienst hebben genomen. De cijfers uit 1995 spreken van een gemiddeld aantal voltijdbanen van tien per poppodium. (Bureau Martine van der Blij 1996) In 2007 is dat opgelopen tot gemiddeld 24 voltijdbanen per podium. Ook op dit vlak is dus sprake van beduidend meer dan een verdubbeling ten opzichte van 1995.
Tabel 12. Ontwikkeling van het gemiddeld aantal fte’s per podium (VNPF 2005-2008; Bureau Martine van der Blij 1996)
Voltijdbanen per podium
2004
2005
2006
2007
9,4
17,6
21,3
21,4
24,0
De verhouding tussen professionals en vrijwilligers blijft, zoals onderstaande tabel aangeeft, min of meer stabiel. Het gemiddelde percentage ‘voltijdbanen’ van vrijwilligers is door de jaren steeds rond de 30% gebleven. Het is dus zeker niet waar dat de vrijwilliger op z’n retour is. De toename van het aantal betaalde krachten heeft niet geleid tot een daling van het aantal vrijwilligers. Verhoudingsgewijs is het aantal vrijwilligers evenredig meegegroeid met het aantal betaalde krachten. Tabel 13. Verhoudingen tussen verschillende typen ‘banen’ van 40 uur (VNP en VNPF 2004a-2008; Bureau Martine van der Blij 1996) 1995
2002
2003
2004
2005
2006
2007
Loondienst
50%
50%
51%
49%
52%
58%
51%
Gesub. Baan
15%
15%
13%
14%
8%
7%
5%
0%
2%
Vrijwilliger
30%
30%
29%
35%
33%
29%
30%
ingeleend
5%
5%
5%
2%
7%
6%
9%
100%
100%
100%
100%
100%
100%
100%
Gemeente pers.
Overig Totaal
5%
3.11 Het aantal bezoeken met de helft gestegen Door de jaren heen is het aantal bezoeken bij poppodia fors gestegen. Een vergelijking tussen de gegevens uit 1995 en de gegevens van 2007 leert dat het gemiddelde bezoek per podium ongeveer met de helft is toegenomen, van 36.000 in 1995 tot 54.000 in 2007. De bandbreedte van deze bezoekersaantallen is zeer groot. De grote poppodia trokken in 2007 gemiddeld 254.020 bezoeken en de kleine poppodia gemiddeld 13.795 bezoeken. (PAS 2007). Tabel 14. Het gemiddeld aantal bezoeken per podium (VNPF 2005-2008; Bureau Martine van der Blij 1996)
Gem. bezoeken per podium
Het Grote Poppodium Onderzoek 2008
1995
1995
2004
2005
2006
2007
36.489
38.898
46.120
44.176
54.019
Het Grote Poppodium Onderzoek 2008
36
37
Het gemiddeld aantal bezoeken per activiteit steeg van 173 in 1995 tot 262 in 2007. De grootste gemiddelde groei (68%) is waar te nemen bij de categorie overige activiteiten. Het gaat hierbij om cabaret, stand-up comedy, poetry slams, debatten en dergelijke. Het gemiddeld aantal bezoeken per concert steeg van 148 in 1995 naar 280 in 2007. Het gemiddeld aantal bezoeken per dance avond bleef in vergelijking redelijk stabiel, met een lichte groei. Tabel 15. De ontwikkeling van het gemiddeld aantal bezoeken per activiteit (VNPF 2005-2008; Bureau Martine van der Blij 1996) 1995
2004
2005
2006
2007
Gem. bezoeken per activiteit
173
183
221
221
262
Gem. bezoeken per concert
148
204
233
258
280
Gem. bezoeken per dance avond
345
306
324
332
368
Gem. bezoeken per overige activiteit
72
74
86
92
121
De poppodia in Nederland zijn zich steeds sterker gaan manifesteren. Ze zijn inmiddels volwaardige spelers in de gemeentelijke cultuursector. Ze konden mooie gebouwen betrekken en wisten een groter aantal professionals en vrijwilligers aan zich te binden. Het succes van deze ontwikkeling is te lezen in de forse groei van het gemiddelde aantal bezoeken per poppodium. Daarnaast trekt de grote gemiddelde omzetstijging door de jaren heen de aandacht. De gemiddelde omzet van de poppodia is in twaalf jaar tijd meer dan verdubbeld. Het meest opvallende is het gegeven dat de poppodia met deze schaalvergroting op verschillende vlakken in staat zijn gebleven om het aandeel van de subsidie op een stabiel (relatief beperkt) niveau te houden.
Het Grote Poppodium Onderzoek 2008
Het Grote Poppodium Onderzoek 2008
38
39
4 Ontwikkelingen in vraag en aanbod
4.1 Groeiende publieke belangstelling voor popmuziek De publieke belangstelling voor popcultuur en popmuziek zit al jaren in de lift. Volgens het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP) steeg het deel van de bevolking dat minstens eenmaal per jaar een populair muziekevenement bezoekt van 18% in 1983 tot 31% in 2003. Eind jaren 70 was dat aandeel nog maar 12,5%. Het aantal bezoeken aan populaire muziek 2 is in de afgelopen kwart eeuw bijna verdubbeld, van 33 bezoeken in 1979 tot 62 bezoeken per honderd inwoners in 2003. (Broek 2005) De cijfers van de VNPF bevestigen dit beeld. De publieksomvang van de Nederlandse poppodia is de laatste tien jaar fors toegenomen. Een vergelijking van de meest recente cijfers van het Poppodium Analyse Systeem met de cijfers van het in 1995 uitgevoerde sectoronderzoek, laat zien dat in 12 jaar tijd de gemiddelde publieksomvang van de Nederlandse poppodia is gestegen van 36.489 naar 54.019 bezoeken per jaar. Dit is een gemiddelde stijging van 48%. Deze groei wordt niet alleen veroorzaakt door een groei van het aantal activiteiten. Zoals in het vorige hoofdstuk is aangetoond, nam het gemiddelde bezoekersaantal per activiteit in de Nederlandse poppodia jaarlijks toe. In 2007 werden meer dan 3 miljoen bezoeken gebracht aan de bij de VNPF aangesloten poppodia. (VNPF 2008) Kenmerkend voor de poppodiumsector zijn echter de grote verschillen tussen de individuele poppodia. Deze komen het sterkst tot uiting in de publieksaantallen. Op basis van PAS 2007, aangevuld met eigen onderzoek, blijkt dat van de 3 miljoen totale bezoeken aan poppodia maar liefst 1,95 miljoen bezoeken zijn toe te schrijven aan de volgende acht grote poppodia: Tivoli, De Oosterpoort, Effenaar, Melkweg, Paard van Troje, Paradiso, Patronaat en 013. Gemiddeld trokken deze podia een kwart miljoen bezoeken per jaar, waar een enkel podium zelfs meer dan een half miljoen bezoeken wist te realiseren. Golf van stadionconcerten Een andere belangrijke factor vormen de muziekfestivals, stadionconcerten, theaterconcerten, dance-evenementen en concerten in grote zalen als de Heineken Music Hall en Ahoy. TNS NIPO spreekt over een ‘golf’ van stadionconcerten en optredens in grote hallen van grote nationale en internationale sterren. Het aandeel van voorstellingen in stadions en sporthallen steeg in 2006 tot 15% van het totaal aantal voorstellingen. Duidelijk is dat pop/rock concerten het populairste segment vormen van de podiumkunsten in Nederland. Pop/rock concerten tekenen voor 40% van alle bezoeken aan de podiumkunsten. (TNS NIPO 2007)
4.2 Meer mensen kunnen zelf popmuziek maken en doen dat ook Populaire cultuur bereikt anno 2008 meer mensen en ook meer verschillende soorten mensen. Daarnaast is een enorme toename zichtbaar van actieve deelname aan populaire cultuur. Populaire cultuurcreatie onder jongeren beperkt zich niet meer tot het verenigingsverband. Met name het genre popmuziek wordt in belangrijke mate in losse verbanden beoefend. (Scholten 2008) 2
Het SCP verstaat onder populaire muziek ook jazz en musicals. De laatste categorie is verantwoordelijk voor een stevige bijdrage aan de verhoging van de bezoekcijfers.
Het Grote Poppodium Onderzoek 2008
Het Grote Poppodium Onderzoek 2008
40
41
Steeds meer mensen willen zich creatief ontwikkelen. Nieuwe technologische ontwikkelingen en de opkomst van internet hebben daarop een grote invloed. Popmuziek is een centrale factor in het succes van de iPod, en van internetsites als YouTube en MySpace en andere web2.0 toepassingen. Vooral bij jongeren spelen cultuurcreatie en cultuurparticipatie een belangrijk rol in hun lifestyle. Iemand die op een zolderkamer zijn liedjes opneemt heeft dezelfde kanalen voor handen om het publiek te bereiken als professionele popmusici. Hierdoor wordt de verhouding tussen amateurs en professionals steeds diffuser. (Scholten 2008) Voor de half miljoen Nederlanders die zich inmiddels actief bezighouden met de beoefening van popmuziek (Bork 2008) past dit binnen een lifestyle waarvan ook concertbezoek een belangrijk onderdeel vormt. Cultuurparticipatie en -creatie zijn hier onlosmakelijk met elkaar verbonden.
daarmee logischerwijs een belangrijke functie in het ondersteunen van de lokale popcultuur. De grotere poppodia functioneren daarentegen vooral als regionale en landelijke spelers.
4.3 Cultuureducatie in het aanbod van de poppodia
TNS NIPO concludeert dat het podiumkunstenpubliek het verst wil reizen voor pop/rockconcerten. Gemiddeld is een bezoeker van een pop/rockconcert 46 minuten onderweg voor een concert, tegenover een gemiddelde reistijd van 39 minuten voor de overige podiumkunsten. (TNS NIPO 2007) Ook dit heeft vermoedelijk te maken met de relatief sterke invloed op het gemiddelde van de bezoeken aan concerten van grote (inter)nationale sterren in stadions en grote hallen. De sleutel lijkt te zijn: hoe groter de artiest, en hoe unieker het optreden, hoe verder een bezoeker ervoor wil reizen. Voor een bezoek aan relatief onbekende lokale bands op de kleine podia kan een bescheiden fietstocht al een aanzienlijke barrière vormen.
Veel poppodia zijn begonnen als jeugdhonk en werden vanuit welzijnsoptiek gesubsidieerd. Jeugdwerk, maatschappelijke taken en cultuureducatie behoorden tot de dagelijkse activiteiten. Inmiddels zijn met name de grote poppodia uitgegroeid tot volwaardige culturele spelers die volledig onder het gemeentelijk cultuurbeleid vallen. Toch blijkt nog steeds 50% van alle poppodia geregeld activiteiten met een sociaal maatschappelijk doel te organiseren. Voorbeelden zijn jongerendebatten, benefietconcerten, buurtactiviteiten, maatschappelijke stages en activiteiten gericht op probleemgroepen en minderheden. Daarnaast stellen veel podia hun accommodatie beschikbaar voor maatschappelijke organisaties en goede doelen. De maatschappelijke functie van podia beperkt zich dus niet alleen tot kunst en cultuur, maar reikt verder. Poppodia staan met beide benen in de jongerencultuur en zijn zeer geschikt om de jongere doelgroepen te bereiken Zoals al eerder opgemerkt zijn passieve cultuurparticipatie en actieve cultuurcreatie bij popcultuur en popmuziek nauw verbonden. Zeer veel jongeren adopteren popcultuur als een lifestyle waarbij ze actief een kunstvorm beoefenen. Voorbeelden zijn onder andere breakdance, hiphop, multimedia, grafisch design en spelen in een band. In totaal organiseren maar liefst 7 op de 10 poppodia cultuureducatieve activiteiten. Bij de kleine en middelgrote podia ligt dit percentage op respectievelijk 74% en 79%. De nadruk ligt met name op CKV-activiteiten, workshops, cursussen en bandwedstrijden al dan niet in samenwerking met regulier onderwijs en muziekscholen. Zo komen jongeren al vroeg in aanraking met popmuziek en staat de weg open voor overige vormen van cultuurparticipatie. Poppodia staan dus in de voorhoede als het er om gaat jongeren geïnteresseerd te maken in kunst en cultuur.
Tabel 16. Herkomst publiek per podiumcategorie (enquête 2008) Grote podia
Middel podia
Kleine podia
Directe omgeving (eigen stad)
55%
53%
62%
Nabije omgeving (omliggende gemeenten)
19%
28%
26%
Van buiten de nabije omgeving (landelijk)
26%
20%
13%
4.5 Binding met meerdere leeftijdsgroepen De Nederlandse bevolking vergrijst. De gemiddelde leeftijd is in de periode 1980-2008 gestegen van 34,4 tot 39,7 jaar en de meerderheid van de Nederlandse bevolking anno 2008 is geboren tussen 1946 en 1970. (statline.cbs.nl) Figuur 5 toont hoe de bevolkingssamenstelling de laatste twee decennia is veranderd. In 1980 vormden jongeren tussen 15 en 25 jaar nog de grootste bevolkingsgroep, anno 2008 vormen deze jongeren de kleinste bevolkingsgroep. De leeftijdsgroep van 15-25 jaar is sinds 1980 afgenomen met 5,2%, terwijl de leeftijdsgroep 35-45 jaar een groei van 3,5% liet zien.
4.4 Hoe groter de naam, hoe verder het publiek wil reizen Gemiddeld komt 57% van het publiek in poppodia uit de directe omgeving, wat wil zeggen: uit dezelfde stad. In tabel 16 is een direct verband zichtbaar tussen de grootte van het podium en de reikwijdte. Hoe groter het podium hoe meer publiek het aantrekt van buiten de eigen omgeving. Dit heeft veel te maken met de grote acts die doorgaans alleen in de grotere podia optreden. Het publiek van de kleine podia heeft primair een regionale herkomst. Deze podia hebben – zoals we later zullen zien – ook een sterker lokaal gekleurd aanbod. Zij hebben
Het Grote Poppodium Onderzoek 2008
Het Grote Poppodium Onderzoek 2008
42
43
Figuur 5.
Percentage Nederlandse bevolking
20%
Ontwikkeling bij vier leeftijdsgroepen van de Nederlandse bevolking (statline.cbs.nl) 1980 2008
15%
4.6 Stijging gages en (dus) ook ticketprijzen
10%
5%
0%
beter en het serviceniveau is hoger. Ten slotte hebben de stijgende ticketprijzen ook een niet geringe invloed op de samenstelling van het publiek. De verbreding van het publiek lijkt geen problemen met zich mee te brengen. Reeds in 1995 bleek dat meer dan driekwart van de poppodia zeer tevreden was met deze toegenomen diversiteit van leeftijd bij het publiek. (Bureau Martine van der Blij 1996) Tijdens de interviews voor het onderhavige onderzoek is het meegroeien van het poppubliek meermaals een ‘teken van volwassenwording van de popcultuur’ genoemd.
15-25
25-35
35-45
45-55
Leeftijd
Deze veranderende samenstelling van de Nederlandse bevolking is zichtbaar in de publiekssamenstelling van de Nederlandse poppodia. Het geluk van de poppodia is dat de bevolkingsgroepen die relatief in omvang toenemen, zijn opgegroeid met popmuziek. Alles wijst er op dat concertbezoekers uit de beginjaren van de popmuziek, de jaren 60 en 70 van de vorige eeuw, hun oude liefde trouw blijven. Hoewel de Nederlandse poppodia geen structureel publieksonderzoek doen, is er voldoende basis om te concluderen dat de leeftijdsopbouw van het publiek bij de Nederlandse poppodia zich aanzienlijk heeft verbreed. Naast onderzoek van Letty Ranshuysen waarin deze ontwikkeling wordt gesignaleerd (Ranshuysen 2005), geven ook de in het kader van het onderhavige onderzoek geïnterviewden aan dat de gemiddelde leeftijd bij concerten is toegenomen. Toch behoeft de vergrijzing enige nuancering. Er is volgens vele geïnterviewden een onbetwistbare stijging van de gemiddelde leeftijd zichtbaar, maar vergrijzing is hier een te krachtige term voor. Jongeren blijven namelijk de primaire doelgroep bij de Nederlandse poppodia. Nog steeds verwacht 40,9% van de geënquêteerden dat over vijf jaar de belangrijkste publieksgroep zich in de leeftijdscategorie 20-25 jaar bevindt. In totaal verwacht maar liefst 72,7% van alle poppodia dat ze de komende jaren met name de leeftijdsgroep 20-30 jaar zullen bedienen. Dit is maar een kleine verschuiving ten opzichte van de primaire doelgroep uit de jaren 60 en 70. De verwachting van 59,1% van de geënquêteerde directeuren is dat de gemiddelde leeftijd de komende vijf jaar niet meer zal toenemen. Bij de verbreding van het publiek spelen naast de demografische ontwikkelingen ook enkele andere zaken een rol. De functie van poppodia is de laatste decennia veranderd. Waar het in de beginjaren echte jeugdhonken waren, zijn het nu volwaardige culturele spelers in het gemeentelijke cultuurbeleid met een dito aanbod. De gebouwen zijn mooier, de locaties
Het Grote Poppodium Onderzoek 2008
De interviews en focusgesprekken voor dit onderzoek wijzen op een aanzienlijke stijging van de gages voor bands en muzikanten. Deze zouden het afgelopen decennium zijn verdubbeld. Voor muzikanten moet de stijging van de gages de alsmaar dalende inkomsten van geluidsdragers compenseren. (Carvalho 2008) Waar live concerten tien jaar geleden nog dienden ter promotie van cd’s, zijn concerten tegenwoordig de primaire inkomstenbron van muzikanten. De poppodiumsector is genoodzaakt deze prijsstijging door te berekenen waardoor de ticketprijzen evenredig zijn gestegen. Slechts een zeer klein percentage van dit bedrag gaat naar de zaal. Deze ontwikkeling is het sterkst zichtbaar in het segment van de stadionconcerten. De categorie pop/rockconcerten is na musicals de duurste categorie van de podiumkunsten (de gemiddelde ticketprijs is € 38,10). (TNS NIPO 2007) Het aandeel stadionconcerten van grote acts is hier opnieuw zeer bepalend. Bij de VNPF-podia betaalde de bezoeker in 2007 gemiddeld € 8,31 voor een concert. Dit is een verschil van bijna € 30 euro per bezoek. Niettemin is ook bij de poppodia sprake van prijsstijgingen. De stijging van de ticketprijzen is volgens programmeurs en marketeers uit de popsector bepalend geweest voor de toename van de gemiddelde leeftijd van bezoekers aan de Nederlandse poppodia. Deze ontwikkeling is vooral de laatste tien jaar zichtbaar. Publieksgroepen van middelbare leeftijd hebben gemiddeld een hoger besteedbaar inkomen en kunnen dus gemakkelijker geld vrijmaken voor een duurder kaartje dan jongeren. In deze ontwikkeling schuilt echter een potentieel risico voor de hele popsector. Als de omvangrijke groep babyboomers te oud wordt voor het bezoek aan de poppodia moet er wel een nieuwe groep klaar staan om dit gat op te vullen. De poppodiumsector kan het zich niet permitteren om te afhankelijk te worden van deze groep. Een te hoge ticketprijs is op dit moment de belangrijkste reden voor de geïnteresseerde niet-bezoeker om niet naar een voorstelling te gaan. (TNS NIPO 2007) De consument kan zijn geld tenslotte maar één keer uitgeven. Als de prijs van concertkaarten blijft stijgen, zal de consument uiteindelijk minder vaak een concertkaartje kunnen kopen. Dit heeft tot gevolg dat het aandeel incidentele bezoekers bij de poppodia nog sterker toe zal nemen. Stijgende ticketprijzen zijn dus niet alleen van invloed op de leeftijdsopbouw van het poppubliek. Tijdens de gesprekken met de thematische focusgroepen is meermalen de invloed van de als hoog ervaren ticketprijzen voor de grote festivals aan de orde gekomen. Twee standpunten domineerden de discussies. Allereerst dat de hoge prijzen voor festivals een bedreiging
Het Grote Poppodium Onderzoek 2008
44
45
zijn voor de poppodia, omdat de bezoeker voor een relatief hoge eenmalige uitgave wel in een keer veel relevante bands kan zien. Dit kan bezuinigingen op concerten in het reguliere clubcircuit tot gevolg hebben. Het tweede standpunt is dat het publiek op festivals juist nieuwe bands ontdekt die men vervolgens in het clubcircuit weer terug wil zien. Festivals hebben zo juist een promotionele waarde voor poppodia. Aangezien er nog geen onderzoek is gedaan naar de effecten van programmering en prijsstelling van de grote festivals op de poppodia kan nog niet gezegd worden welk van deze standpunten het dichtst bij de waarheid komt.
4.7 Incidenteel bezoek neemt toe In 2004 bleek een kwart van de bezoekers nog niet eerder in het bezochte poppodium te zijn geweest. Nog eens 20% van de bezoekers was al meer dan een jaar niet in het betreffende podium geweest. (Ranshuysen 2005) De verschillende gesprekken met marketeers uit de popsector bevestigen dit beeld. Een aantal podia heeft een eigen publieksonderzoek uitgevoerd, waarin dit ook werd bevestigd. Steeds meer podia hebben te maken met het wegvallen van een vaste kern van bezoekers. Ook uit landelijk publieksonderzoek blijkt dat met name grote podia een steeds groter aandeel incidentele bezoekers trekken. Bij deze poppodia is dit deels terug te voeren op de aanzuigende werking op publiek van buiten de eigen regio. Dat het wegvallen van een vaste publieksgroep niet per se een negatieve ontwikkeling is, blijkt uit het feit dat de publieksaantallen bij de poppodia de afgelopen jaren flink gegroeid zijn. De verdubbeling van het poppubliek in de afgelopen kwart eeuw is voornamelijk toe te schrijven aan de groei van incidentele concertbezoeken. Deze zijn in aantal aanzienlijk sterker gegroeid dan de frequente bezoeken, zoals te zien is in onderstaande figuur.
Aandeel bezoeken als percentage van bevolking naar type bezoeker
Figuur 6. Bezoeken3 popconcerten in percentage van de Nederlandse bevolking (Broek 2005) 35%
Totaal aantal bezoeken Incidentele bezoeken Frequente bezoeken
30% 25% 20% 15%
4.8 Veranderende wensen en eisen De diversificatie van het publiek heeft de wensen ten aanzien van het poppodium sterk veranderd. Dit beperkt zich niet tot de programmering. Een puber van 16 die met een groep vrienden een heavy metal concert bezoekt, stelt hele andere eisen dan een vader van 48 die met zijn twee dochters naar een concert van een bekende singer-songwriter gaat. De marketingmedewerkers van poppodia constateren dat het publiek in de loop der jaren mondiger is geworden. De aard van de klachten laat een steeds grotere variatie zien, van de hygiëne in de toiletten tot het ontbreken van koffie. Deze klachten waren vroeger ondenkbaar. Publieksonderzoek uit 2004 toont aan dat, naast een interessant programma, vooral de goede sfeer in het gebouw, een hoogwaardig horeca-aanbod, de adequate informatieverstrekking over het aanbod, goed geluid, en de veiligheid binnen het poppodium de belangrijkste wensen zijn van het huidige poppubliek. (Ranshuysen 2005) Op het gebied van sfeer, veiligheid en geluid scoren de poppodia volgens het onderzoek hoog. Informatievoorziening en horecaaanbod zijn echter belangrijke verbeterpunten. Veel podia zijn de afgelopen jaren al adequaat ingesprongen op de veranderende wensen bij het publiek door hier bij renovatie, nieuwbouw of herinrichting van het gebouw rekening mee te houden. De poppodiumsector is zich ter dege bewust dat de veranderende publiekssamenstelling ook een ander wensenpakket met zich meebrengt. Service en dienstverlening zullen volgens maar liefst 95,5% van de geënquêteerden in de komende vijf jaar een nog groter belang gaan spelen voor het publiek.
4.9 Een meer divers aanbod
10% 5% 0%
Zoals gezegd, is de toename van incidentele bezoeken voor een deel toe te schrijven aan de stijgende ticketprijzen van de laatste tien jaar. De belangrijkste oorzaak lijkt de diversificatie van het poppubliek. Popmuziek is mainstream geworden. Steeds meer mensen uit verschillende leeftijdsgroepen en met verschillende achtergronden en muziekvoorkeuren zijn geïnteresseerd in popconcerten. Met een steeds bredere programmering bedienen poppodia al deze verschillende publieksgroepen. Volgens geïnterviewde marketeers uit de popsector wordt hierdoor ook de identificatie met een bepaald poppodium steeds minder belangrijk voor het publiek. Het publiek wordt meer aanbodgericht en minder podiumgericht. Het succes van de Heineken Music Hall, een popzaal zonder historisch gegroeide identiteit waar niet gewerkt wordt aan een consistente programmering of een specifiek imago, is in dit opzicht illustratief. Het bedienen van verschillende publieksgroepen heeft belangrijke gevolgen voor de marketing van poppodia. Het poppodium van 2008 moet zich verstaan met verschillende doelgroepen die alle via hun eigen kanalen moeten worden bereikt.
1979
3
1983
1987
1991
1995
1999
2003
Een frequente bezoeker is iemand die één keer per kwartaal of vaker een popconcert bezoekt. Een incidentele bezoeker gaat minder dan één keer per kwartaal naar een popconcert.
Het Grote Poppodium Onderzoek 2008
In 1995 bleek de programmering in de Nederlandse poppodia al lang niet meer uitsluitend uit gitaarbands te bestaan. Nieuwe genres zoals dance, hiphop en vele cross-overs tussen verschillende stijlen werden steeds vaker geprogrammeerd, terwijl deze muziekstijlen in die tijd nog maar enkele jaren bestonden. (Bureau Martine van der Blij 1996) Poppodia waren ook toen al zeer vooruitstrevend in het oppikken van nieuwe muziekstromingen en het bereiken van een cultureel divers publiek. Anno 2008 is deze diversificatie doorgezet. Focusgroepen en sleutelfiguren constateren een toenemende diversiteit in het aanbod. In de programmering
Het Grote Poppodium Onderzoek 2008
46
47
is niet alleen een toename van muziekstijlen zichtbaar maar ook een groei in aantallen bands en muzikanten die worden aangeboden. Internet is een belangrijke factor in deze ontwikkeling. Enerzijds groeit het aanbod omdat optreden een steeds belangrijkere bron wordt voor de inkomsten van muzikanten. Anderzijds raakt het publiek steeds meer bekend met verschillende muziekstijlen waardoor de vraag in diversiteit toeneemt en als gevolg daarvan ook het aanbod. Tenslotte geldt dat popmuziek zich als kunstvorm vernieuwt en meer dan andere kunstvormen zoekt naar cross-overs. Niet alleen met andere muziekstromingen maar ook met kunstvormen als beeldende kunst, audiovisuele kunst, multimedia, jongerencultuur, design en vormgeving. In de enquête is een aantal vragen opgenomen over de programmering. Hoewel popmuziek zich lastig in vakjes laat duwen, is er toch een algemeen beeld te produceren. De genres rock en pop nemen 50% van de programmering van de poppodia voor hun rekening. Binnen dit subgenre draait het echter allang niet meer alleen om gitaarbands. Dance en urban vormen samen een derde van de programmering in. Ook bij deze genres worden de grenzen steeds diffuser. Dance acts staan tegenwoordig live op een podium terwijl gitaarbands zich in toenemende mate laten beïnvloeden door dance muziek. Genres zoals Balkanbeats, dubstep, triphop, en lounge zijn verwant met dance muziek maar ook met Oost Europese popmuziek, hip hop en jazz. De onderstaande tabel, waarvoor de geënquêteerden een verdeling maakten van muzikale genres in de programmering, geeft dan ook slechts een ruw beeld. Tabel 17.
Schatting muzikale genres in de programmering per podiumcategorie (enquête 2008) Grote podia
Middel podia
Kleine podia
Pop/rock
42%
50%
50%
Dance
26%
23%
21%
Urban
7%
9%
12%
Wereld
7%
3%
3%
Jazz / Klassiek
8%
4%
2%
Overig
10%
12%
11%
4.10 Nederlandse popmuziek steeds belangrijker In 1995 verzorgden Nederlandse bands circa 60% van het totale concertaanbod op de Nederlandse poppodia. (Bureau Martine van der Blij 1996). Uit de enquête van dit sectoronderzoek blijkt dat Nederlandse bands anno 2008 verantwoordelijk zijn voor gemiddeld 72,5% van het totale concertaanbod. Bij concerten is dit percentage 66% en bij dance avonden maar liefst 83%. Het Nederlandse product maakt dus een belangrijk onderdeel uit van de programmering en heeft een constante verbinding met de Nederlandse poppodia. Uit de interviews kwam naar voren dat in de jaren 70 en 80 van de vorige eeuw nog maar een zeer
Het Grote Poppodium Onderzoek 2008
beperkt aantal Nederlandse acts in staat waren om een podium als Paradiso uit te verkopen. Tegenwoordig slagen meer dan 50 Nederlandse acts hierin. Het belang van Nederlandse popmuziek voor de poppodia is door de jaren heen enorm gegroeid, zowel in artistieke als in economische zin. Volgens sommige geïnterviewden heeft dit ‘de poppodia gered omdat buitenlandse artiesten zich juist terugtrekken. Een dergelijke krachtige uitspraak toont in ieder geval het belang van de sterke doorstroom van Nederlandse popmuziek op de nationale poppodia. De verdeling van regionale, nationale en internationale bands is zeer verschillend per soort podium zoals blijkt uit onderstaande tabel. Op grote podia spelen relatief veel meer internationale artiesten, meer dan het dubbele in vergelijking tot kleine podia. De middelgrote podia richten zich vooral op het nationale aanbod en, zoals te verwachten valt, spelen op kleine podia veel meer regionale artiesten. Dit bevestigt de regionale functie en het grote belang van de kleine podia voor de promotie van de lokale artiesten. In het algemeen geldt: hoe groter het podium, hoe meer internationaal de programmering en hoe kleiner het podium, des te belangrijker de regionale functie. Tabel 18. Schatting herkomst van de programmering per podiumcategorie (enquête 2008) Grote podia
Middel podia
Kleine podia
Regionaal
18%
27%
37%
Nationaal (niet uit de regio)
36%
45%
43%
Internationaal
46%
28%
21%
4.11 De internationalisering van popmuziek Internationalisering en globalisering zijn van grote betekenis voor popmuziek. Zowel vraag als aanbod zijn sterk veranderd. Mensen kunnen via het internet gemakkelijk en snel kennismaken met muziek uit de hele wereld. Omdat het internationale aanbod van popmuziek groot is, krijgen veel bands te maken met kleine fangroepen of marktniches die verspreid zijn over de hele wereld. Dit heeft tot gevolg dat het geografische speelveld van bands enorm toeneemt. Ook zijn geografische en culturele grenzen in steeds mindere mate bepalend voor muzikale subgenres. Een Nederlandse band kan via internet een fanschare opbouwen in Zuid Oost Azië, Zuid Amerika of Australië, terwijl een lokaal muziekgenre uit Burundi populair kan worden in West Europa. De tweede ontwikkeling die van grote invloed is op de internationalisering van popmuziek, zijn de dalende reiskosten. Hierdoor zijn de vele publieksgroepen die over de hele wereld ontstaan, voor bands en muzikanten steeds beter te bereiken tegen veel minder kosten. Optredens over de hele wereld bepalen de tourschema’s.
Het Grote Poppodium Onderzoek 2008
48
49
Dit heeft tot gevolg dat het aanbod buitenlandse bands dat in Nederland wil spelen sterk is toegenomen. Tegelijkertijd beperken grote acts die Nederland aandoen zich tot een enkel optreden op een van de festivals of grote podia. Dit omdat Nederland slechts een van de vele buitenlanden is die moet worden aangedaan. Tot nu toe lijkt Amsterdam vooral te profiteren van deze ontwikkeling vanwege de gunstige ligging en de aantrekkingskracht die het historisch gegroeide imago van de hoofdstad heeft op artiesten. De beschreven ontwikkelingen van internationalisering en het toenemend belang van de liveoptredens leiden tot een machtsverschuiving in de muziekindustrie. De positie van de agent wordt steeds belangrijker ten opzichte van die van het platenlabel. Agenten zijn tegenwoordig verantwoordelijk voor een efficiënt tourschema met een gunstige balans tussen kosten en baten. Waar vroeger platenlabels toursupport gaven en daarmee een bijdrage leverden in de kosten, zijn bands nu zelf verantwoordelijk voor alle gemaakte kosten. De druk op agenten is hierdoor enorm toegenomen. Programmeurs in de popsector constateren een verzakelijking in de omgang met agenten. De onderhandelingen zijn harder geworden. Festivals lijken van de genoemde ontwikkelingen te profiteren. Door het grote aantal festivals en de enorme vraag naar bands in het festivalseizoen, kunnen bands in een relatief korte periode veel verschillende landen en publieksgroepen bereiken. De efficiency van een tournee tijdens het festivalseizoen is zeer hoog en daarom aantrekkelijk voor de agent.
4.12 Internet en het publieke imago van poppodia Globalisering en de opkomst van het internet hebben ook een belangrijke invloed op het door het publiek gepercipieerde imago van de poppodia. Volgens de programmeurs en marketeers uit de poppodiumsector hebben de snelheid en de brede toegankelijkheid van het medium er toe geleid dat zowel programmeurs als publiek veel sneller nieuwe muziek ontdekken. Het grote aantal nieuwe bands dat in de afgelopen vijf jaar in zeer korte tijd van niets tot wereldsensatie uitgroeide illustreert dit. Gevolg is dat ook het publiek veel gemakkelijker met meer nieuwe muziek kennismaakt dan in het pre-internettijdperk. Waar vroeger de programmeur nog een grote kennisvoorsprong had op de bezoekers, is het huidige publiek bijna even goed geïnformeerd als de programmeur. Het is de kunst om het publiek net een stapje voor te zijn. Zoals uit verschillende interviews en gesprekken blijkt, is het echter steeds moeilijker om vernieuwend en verassend te programmeren. Publieksonderzoek door een aantal individuele poppodia toonde aan dat het hippe en vooruitstrevende imago van de desbetreffende poppodia van ondergeschikt belang is geworden aan het sociale aspect. Een significant deel van het publiek ziet een popconcert als een sociaal gebeuren. Van alle podiumkunsten gaat het poppubliek het vaakst in groepsverband naar een voorstelling. (TNS NIPO 2007) Landelijk publieksonderzoek onder poppodiumbezoekers laat zien dat de sociale context van een concertbezoek, vooral bij jongeren, erg belangrijk is. Zij gaan het liefst met een groep op stap, terwijl oudere publieksgroepen relatief vaker alleen of met één ander een concert bezoeken. (Ranshuysen 2005)
Het Grote Poppodium Onderzoek 2008
Hoewel internet het programmeurs lastiger maakt om het publiek voor te blijven, maakt het het voor programmeurs makkelijker om in te schatten welke bands het bij het publiek goed zullen doen. Internetsites als MySpace, Last.FM en YouTube zorgen er voor dat de smaakvoorkeuren van het publiek zeer inzichtelijk zijn. Daarnaast zijn de verschillende doelgroepen op internet goed afgekaderd. Zij organiseren zich op weblogs waar buitenstaanders gemakkelijk inzicht kunnen krijgen in wat er binnen een bepaalde stroming leeft. Zoals een van de geïnterviewden het verwoordt: ‘het contact tussen programmeur en het publiek is een essentieel onderdeel van het vak. Een programmeur moet een juiste balans kiezen tussen zijn artistieke ambitie en de wensen van het publiek. Dit spel vormt de essentie van het vak’. Door de ontwikkelingen op internet bij te houden kan de programmeur dit spel steeds beter spelen.
De vraag naar popmuziek is mede onder invloed van demografische ontwikkelingen sterk toegenomen. In combinatie met de grote invloed van internet heeft dit tot een meer diverse vraag geleid. Dezelfde ontwikkelingen tekenen het aanbod dat ook in omvang en in diversiteit is gegroeid. Globalisering is een ander belangrijk sleutelwoord. Door internet en de lage vliegtarieven is de wereld het speelveld van veel acts geworden. Gages zijn verdubbeld en de prijzen voor de tickets zijn mee gestegen. Dit complex van ontwikkelingen is van grote invloed op het functioneren van poppodia. Het meest opvallende is dat marketing aan belang heeft gewonnen omdat het publiek meer divers is samengesteld en omdat de poppodia vaker op incidentele basis worden bezocht.
Het Grote Poppodium Onderzoek 2008
50
51
5 De poppodia als professionele organisaties
5.1 Groeistuipen onvermijdelijk bij ontwikkeling Terugkijkend op de ontwikkelingen in de poppodiumsector van de afgelopen 20 jaar wordt duidelijk dat de omgeving turbulent is en niet zonder onaangename verrassingen. Flexibiliteit en snelle ad hoc oplossingen hebben de poppodia vaak behoed voor grote problemen. Tegelijkertijd schudde met enige regelmaat menig podium op zijn grondvesten. De toekomst is per definitie onzeker. De enige zekerheid die poppodia daar tegenover kunnen stellen is een sterk geprofessionaliseerde organisatie. De afgelopen jaren kwam een aantal Nederlandse poppodia meer of minder ernstig in de problemen. Voor een deel was dit een gevolg van exogene factoren, zoals de vernieuwde ARBO- en milieuwetgeving en de afschaffing van de ID-banen. Daarnaast moet ook op een aantal tekortkomingen in de interne bedrijfsvoering gewezen worden. De combinatie van beide soorten factoren leidde bij een aantal poppodia tot serieuze existentiële problemen. Meestal zorgden extra financiële bijdragen van de overheid voor een oplossing. Het ging dan doorgaans om een incidenteel bedrag, om de balans weer in evenwicht te brengen, en een structureel bedrag om gelijksoortige problemen in de toekomst te voorkomen. De extra overheidsbijdragen volgden altijd op gedegen onderzoek, uitgevoerd door de organisatie zelf of door externe adviseurs. Deze onderzoeken determineerden niet alleen de oorzaken van de tekorten, maar ook de wijze waarop de organisatie versterkt diende te worden om herhaling van de problemen te voorkomen. De poppodia, die problemen kenden en deze met hulp van de overheid overwonnen, kwamen er daarom ook altijd sterker uit te voorschijn. In zekere zin zou men van groeistuipen kunnen spreken. Op basis van gedegen onderzoek kwam de overheid tot de conclusie dat haar subsidiebijdrage te laag was en corrigeerde dit. Het poppodium schoot tekort in zijn bedrijfsvoering, uitvoering en controle. Ook op dit vlak werd een verbeteringsslag gemaakt; het podium werd meer geprofessionaliseerd.
5.2 Exogene factoren dwongen poppodia tot professionalisering De vernieuwde milieuwetgeving in combinatie met hogere eisen van het poppubliek aan kwaliteit en service lag ten grondslag aan een hausse in nieuw- en verbouw bij de Nederlandse poppodia. Een aantal podia werd drastisch verbouwd, waarbij Vera in Groningen in 1997 de spits af beet. Daarnaast kreeg een groot aantal podia een nieuw onderkomen zoals in hoofdstuk drie is beschreven. Anno 2008 staat de teller van nieuwbouw poppodia in Nederland op 17. Van alle poppodia gaf 40% in de enquête aan gehuisvest te zijn in een nieuw pand, speciaal voor dat doel gebouwd, of in een pand dat in de afgelopen 10 jaar grondig is gerenoveerd. Gemeenten hebben soms heel diep in de buidel moeten tasten om poppodia betere huisvesting te bieden, die in ieder geval voldeed aan alle nieuwe wettelijke milieu-eisen. Hierbij was vooral goede geluidsisolatie een bepalende factor. Naast de milieuwetgeving leidde, vooral bij de grotere podia, met veel betaalde medewerkers, ook de ARBO-wetgeving tot hogere kosten. Maar ook de kleine en middelgrote podia zagen zich gedwongen tot investeringen in de veiligheid en gezondheid van hun medewerkers. Het
Het Grote Poppodium Onderzoek 2008
Het Grote Poppodium Onderzoek 2008
52
53
ging daarbij niet alleen om oordopjes voor de barmedewerkers, maar om zaken als veilige steigers in plaats van ladders, hijsinstallaties voor trussen en licht en ARBO-goedgekeurd kantoormeubilair. Daarnaast ging de arbeidstijdenwet ook voor de poppodia gelden. Voor de hiermee gepaard gaande extra kosten, waren de meeste podia in eerste instantie op de eigen exploitatie aangewezen. Dat laatste gold evenzeer voor de vervanging van de ID-banen. Ook hier was de bereidheid van gemeenten om financieel bij te springen in eerste instantie gering. Bij diverse podia leidde het wegvallen van deze banen tot een hogere inzet van vrijwilligers. Slechts weinige hadden de mogelijkheid Melkertbanen om te zetten in reguliere banen. Begin jaren 90 van de vorige eeuw waren de ID-ers met open armen binnengehaald. Officieel mochten ze alleen toegevoegde arbeid verrichten. In de praktijk werden ze vooral ingezet om de ambities van het podium te verwezenlijken en vervulden ze vaak belangrijke functies. In 2004 spande één poppodium de kroon met ruim dertig van deze fulltime werknemers op de loonlijst, op een totaal van 42 betaalde fte. Figuur 7.
15%
andeel gesubsidieerde banen bij poppodia t.o.v. totale A personeelsbestand (VNP 2004a-2008; Bureau Martine van der Blij 1996)
15%
15% 14% 13%
Gesubsidieerde banen
12%
9% 8% 7%
6%
5%
3%
0%
1995
Het Grote Poppodium Onderzoek 2008
2002
2003
2004
2005
2006
2007
5.3 Endogene factoren van invloed op zichtbare groeistuipen Opvallend bij de problemen die zich bij een groot aantal poppodia voordeden, was dat veel gemeenten, maar opmerkelijk genoeg ook veel poppodia zelf, er min of meer door verrast werden. Problemen werden vaak te laat onderkend en te laat aan de subsidiegever gemeld. Tot voor kort waren de meeste poppodia puur uitvoeringsorganisaties, geregeerd door de waan van de dag. Tijd en vermogen om afstand te nemen ontbraken. Een gedegen planning- en controlcyclus kenden de meeste kleine en middelgrote poppodia niet. Omgekeerd lieten veel gemeenten het lokale poppodium aan zijn lot over. Zolang er geen negatieve signalen waren en de jaarcijfers op tijd werden ingeleverd, was de subsidie voor het jaar er op bijna een automatisme. Poppodia zijn ondernemende instellingen, die altijd streven naar groei en kwaliteitsverbetering. Inhoudelijk is men er steeds op uit het interessantste programma te bieden en tegelijkertijd zo veel mogelijk publiek binnen te halen. Wat in de afgelopen decennia vaak ontbrak, was een heldere beschrijving van deze ambities, zowel kwalitatief als kwantitatief. Als de ambities wel kwantitatief vertaald werden in bijvoorbeeld aantallen concerten en aantallen bezoekers, ontbrak in de meeste gevallen alsnog een heldere en gestructureerde exploitatiebegroting waarin alle bedrijfsmatige consequenties van deze ambities volledig werden doorgerekend. Als gevolg daarvan heeft een aantal podia in het verleden te maken gehad met het fenomeen ‘over-eten’; de ogen waren groter dan de maag. Met name bij de nieuwbouwpodia, waar de organisatie vaak twee zalen tot de beschikking kreeg, boekten de programmeurs direct na de opening in veel gevallen meer dan de organisatie kon verwerken. Daar bovenop maakten alle nieuwbouwpodia een sprong in capaciteit, met grotere publieksstromen als gevolg. In paragraaf 4.1 is de enorme groei van het aantal bezoekers per activiteit inzichtelijk gemaakt. Meer publiek per activiteit en meer activiteiten per week stelden eisen aan de organisatie, die in veel gevallen, vooraf niet goed waren doorgerekend. Bij de meeste podia, die deze sprong niet meemaakten, was eveneens sprake van een hoger aantal activiteiten. Meest in het oog springende voorbeeld is Paradiso, dat in 14 jaar tijd van 250 naar ruim 900 activiteiten op jaarbasis ging. Ook buiten de hoofdstad zijn de poppodia er goed in geslaagd verschillende, zo niet alle avonden van de week, een programma te bieden of andere activiteiten in het pand te (laten) organiseren. In alle gevallen moet hier ook het belang van zaalverhuur genoemd worden. Bij de niet-nieuwbouwpodia ging het om een meer geleidelijke toename met minder ‘onbekende variabelen’. Poppodia zijn vanuit een interne drang tot groei in combinatie met beperkte middelen vanuit de overheid steeds inventiever geworden in het genereren van eigen inkomsten. Fysieke factoren als ligging en grootte van het podium bepalen voor een deel de grens van dit specifieke vermogen. Bij ligging gaat het niet alleen om de fysieke plek in een bepaalde gemeente, maar vooral om het aantal inwoners, de aanwezigheid van andere poppodia in de directe omgeving en de bevolkingsopbouw. Bij het laatste is vooral het percentage jongeren van belang, wat samenhangt met de aanwezigheid van een universiteit of HBO-opleiding. Groei in activiteiten en hogere publieksopkomst per activiteit leiden uiteraard tot hogere
Het Grote Poppodium Onderzoek 2008
54
55
eigen inkomsten uit entree en horeca. De praktijk leert echter dat de kosten navenant stijgen, zoals te zien is in onderstaande figuur. Dit leidt vervolgens tot de constatering uit hoofdstuk 3, dat het gemiddelde percentage exploitatiesubsidie in 12 jaar tijd nauwelijks is gewijzigd, terwijl de omzetten in dezelfde periode zijn verdubbeld. Schaalvergroting en omzetstijgingen leiden niet tot grotere marges en dus ook niet tot verlaging van het percentage subsidie. Er is bij de poppodia in de afgelopen jaren sprake van een gemiddeld ongeveer vaste verhouding tussen kosten en baten. Figuur 8. Gemiddelde omzet en kosten bij poppodia (VNPF 2005-2008) € 1.600.000,00 € 1.400.000,00
Gem. omzet Gem. totale kosten
€ 1.200.000,00
4 tot 45%. Zoals gezegd, werden poppodia steeds creatiever en bedrevener in het verwerven van eigen inkomsten. Deze kwaliteit werkt op gemeentelijk politiek niveau soms tegen de podia. Als een poppodium in financiële problemen komt, is met enige regelmaat de primaire reactie, dat het podium in staat moet worden geacht zelf voor een oplossing te kunnen zorgen. Dat daarmee alle ambities, zoals inhoudelijk sterke programmering en publieksverbreding, in de knel komen, lijkt in eerste instantie geen indruk te maken. Het subsidieniveau is per podium zeer verschillend. Als gevolg hiervan steekt met enige regelmaat het idee de kop op om voor heel Nederland tot standaard exploitatiemodellen en een eenduidige subsidiesystematiek te komen. Daarmee samenhangend zou er ook eenduidige normering voor de hoogte van het subsidiebedrag moeten komen op basis van factoren als de capaciteit van het poppodium, het aantal activiteiten en het aantal bezoekers. Deze wens gaat echter voorbij aan het feit dat de verschillen tussen poppodia groter zijn dan de overeenkomsten. Factoren als de kwaliteit van het gebouw, de plek waar het podium is gevestigd, de ambitie van podium en gemeente en de samenstelling van het publiek zijn sterk bepalend voor de hoogte van de subsidie.
€ 1.000.000,00 € 800.000,00 € 600.000,00 € 400.000,00 € 200.000,00 € 0,00 1995
2004
2005
2006
2007
Een belangrijke constatering is het gemiddelde aandeel van de eigen inkomsten van poppodia in 2007 (73%) en daarbinnen het relatief grote deel horeca-inkomsten (43%). De merkwaardige paradox doet zich voor dat het overheidsbeleid er op gericht is het alcoholgebruik onder met name jongeren terug te dringen, terwijl de poppodia als gevolg van beperkte financiering door diezelfde overheid genoodzaakt zijn een zo hoog mogelijke horeca-omzet te realiseren. Over het algemeen is de bereidheid bij de politiek voor het doen van incidentele uitgaven in nieuw- of verbouw, ook wel als ‘bakstenen’ aangeduid, vele malen groter dan die voor structurele toezeggingen ter ondersteuning van de exploitatie. In een aantal gevallen was op enig moment geen politieke meerderheid haalbaar voor een nieuw gebouw én hogere exploitatiesubsidie. In die gevallen werd de discussie over de hogere bijdrage, bewust of onbewust, uitgesteld tot na de oplevering van het nieuwe pand. Veel gemeenten subsidiëren het poppodium nog steeds beduidend minder zwaar dan bijvoorbeeld de lokale schouwburg. Landelijk is het gemiddelde percentage van de totale subsidie bij de VSCD-leden 46% van de totale omzet. Bij de poppodia was dit percentage de afgelopen drie jaar constant 26%. Dit percentage varieert echter sterk per podium. De bandbreedte loopt van
Het Grote Poppodium Onderzoek 2008
De afgelopen jaren wordt de positie van poppodia bij de lokale politiek sterker. Eigen bezoekers maken inmiddels deel uit van de gemeenteraad. Belangrijker is dat de poppodia er steeds beter in slagen om zichzelf te presenteren; niet alleen met de waarde van de inhoudelijke inbreng van poppodia in het culturele spectrum van een gemeente, maar ook de waarde in termen van city marketing, cultuurparticipatie, integratie en educatie. Minstens zo belangrijk is de presentatie van wezenlijke bedrijfsgegevens. Ook op dit gebied hebben de poppodia een grote slag gemaakt. De bedrijfsgegevens zijn steeds genuanceerder, inzichtelijker en van recenter datum. Doordat de poppodia meer inzicht in de eigen bedrijfsvoering hebben gekregen, kunnen ze een buitenstaander veel beter uitleggen welke keuzes mogelijk zijn en wat de consequenties van die keuzes zijn. Nog lang niet alle podia hebben echter dit stadium bereikt. Er zijn verschillen tussen grote en kleine podia en tussen podia die in nieuwbouw zijn gevestigd en podia die dat niet zijn. Van belang is daarbij vooral de mate van professionalisering, die afhankelijk is van een groot aantal factoren.
5.4 Formalisering van organisatievormen en leiderschap In hoofdstuk 2 zijn de INK-principes als maatstaf voor professionalisering kort uitgelegd. In de komende paragrafen worden de belangrijkste gegevens per aandachts- of resultaatsgebied van dit model belicht. Leiderschap en de daarbij horende organisatievorm vormen het eerste aandachtsgebied. Gelet op de rechtsvormen van de poppodia in Nederland heeft zich in de afgelopen tien jaar een lichte verschuiving voorgedaan. Ruim tien jaar geleden was 13% van de podia een vereniging. In 2008 komt deze rechtsvorm vrijwel niet meer voor. Van alle poppodia in de onderzoeksgroep wordt 75% geëxploiteerd door een zelfstandige stichting, De keuze voor
Het Grote Poppodium Onderzoek 2008
56
57
deze vorm lijkt meer een gevolg van de non-profit gedachte en de cultuursubsidiesystematiek, dan van de bedrijfsvoering van deze instellingen. Het ‘meewerkende’ bestuur is eveneens nagenoeg verdwenen. Bij een kwart van de zelfstandige stichtingen is inmiddels sprake van het zogenaamde Raad van Toezicht model. Hierbij is de directie tevens bestuurder en dus ook eindverantwoordelijk voor het gevoerde beleid. De Raad van Toezicht heeft, zoals de naam al aangeeft, vooral een controlerende rol. Deze constructie is een logisch gevolg van de groei van de ondernemingen. De directie, die het beleid uitstippelt, de dagelijkse bedrijfsvoering aanstuurt en controleert, is ook aansprakelijk voor de gevolgen van haar handelen. Grote podia hanteren daarom vaker een dergelijk bestuursmodel dan de kleinere podia zoals blijkt uit tabel 19. Tabel 19.
Bestuursmodellen per podiumcategorie (enquête 2008) Grote podia
Middel podia
Kleine podia
Raad van Toezicht-model
43%
16%
18%
Bestuur + directie-model
57%
79%
64%
(werk)Bestuur-model
0%
0%
9%
Anders
0%
5%
9%
De bestuurs- of Raad van Toezichtleden vergaderen in het beste geval een keer per maand. Zij kunnen alleen op hoofdlijnen controleren op basis van gegevens die de directie aanreikt. In feite zijn de verantwoordelijkheden die samengaan met de rol van bestuurder niet in verhouding met de omvang van de materie, onderwerpen en risico’s, en de hoeveelheid tijd die de gemiddelde bestuurder aan zijn taak kan besteden. Het onderzoek wijst uit dat de vergaderfrequentie van besturen van de Nederlandse poppodia sterk uiteen loopt. 15% vergadert slechts een tot twee maal per jaar, 35% vijf tot zes maal per jaar en 39% van de besturen komt meer dan zeven keer per jaar in vergadering bijeen. De principes of uitgangspunten van Cultural Governance zijn bij tweederde van de respondenten bekend. Bij ruim een kwart van de podia zijn de 23 aanbevelingen ook daadwerkelijk volledig geïmplementeerd en de helft van de geënquêteerden heeft de aanbevelingen gedeeltelijk omgezet in actief beleid. Zo heeft de helft van alle podia een schriftelijk directiereglement. Opvallend is dat de middelgrote podia het meest vooruitstrevend zijn in de volledige implementatie van de aanbevelingen zoals blijkt uit tabel 20.
Tabel 20. Implementatie Cultural Governance aanbevelingen per podiumcategorie (enquête 2008) Grote podia
Middel podia
Kleine podia
Volledig
17%
46%
18%
Gedeeltelijk
83%
31%
46%
Niet
0%
23%
36%
Een belangrijk onderwerp, als het om leiding gaat, is de werving en selectie van directeuren. Dit is de discretionaire bevoegdheid van het bestuur of de Raad van Toezicht. Gelet op de steeds zwaardere rol en verantwoordelijkheid van de directeur behoeft de keuze voor een nieuwe directeur een zeer zorgvuldige aanpak. De geschiedenis heeft geleerd dat de uitkomst van dit proces bij een paar podia niet gelukkig was. In het beste geval stokte de ontwikkeling van het betreffende podium voor bepaalde tijd, maar soms leidde het tot serieuze problemen. In het onderzoek zegt 92% van de respondenten, dat de werving en selectie van nieuwe medewerkers in het algemeen gebeurt op basis van vooraf opgestelde functieomschrijvingen, 83% heeft bovendien ook een profielschets van de beoogde kandidaat opgesteld en 72% heeft ook de selectieprocedure schriftelijk vastgelegd. Dit zijn zeer positieve cijfers. Zoals tabel 21 laat zien zijn met name bij de kleine podia deze percentages lager. Tabel 21.
Hulpmiddelen bij werving en selectie per podiumcategorie (enquête 2008) Grote podia
Middel podia
Kleine podia
Profielschetsen
86%
90%
75%
Functieomschrijvingen
100%
100%
80%
Procedures
86%
84%
55%
Bij leiderschap gaat het vooral om inspiratie en de wil om constant en continu te verbeteren. Dit is geen exclusieve eis aan de directie, maar aan alle leidinggevenden binnen de organisatie. Kwaliteitsmanagement moet standaard onderdeel uitmaken van het beleid. Gelet op de resultaten uit de enquête, en de indicatoren voor professionalisering en kwaliteitsmanagement is de conclusie dat dit onderwerp bij de poppodia in Nederland een steeds belangrijker plek krijgt, niet alleen bij de grote, maar ook bij de kleine en middelgrote podia.
5.5 Opstellen, toetsen en vernieuwen van beleid, strategie en processen Van alle ondervraagde podia heeft ruim 80% een uitgeschreven beleidsplan. De laatste versie dateert bij de meeste podia van 2008 (24%) of 2007 (51%). Een kwart is dus van eerdere datum. Op zich is dit begrijpelijk gezien de frequentie waarmee nieuwe beleidsplannen worden opgesteld. Een kleine 30% van de geënquêteerden doet dit jaarlijks. De helft
Het Grote Poppodium Onderzoek 2008
Het Grote Poppodium Onderzoek 2008
58
59
laat het afhangen van de data van de beleidsperiode van de overheid en 22% zegt het op onregelmatige basis te doen. Zoals in de inleiding van dit hoofdstuk gesteld, begint het maken van plannen met het opstellen van een duidelijke visie en missie. Negen van de tien podia hebben beide op papier staan. Van deze groep heeft 88% ze nog dit jaar of in 2007 tegen het licht gehouden. Bij het opstellen hiervan zijn voornamelijk de directie, het bestuur of de Raad van Toezicht en het hoofd programmering betrokken geweest zoals blijkt uit tabel 22. Tabel 22. Betrokkenen bij het opstellen van de visie en missie (enquête 2008). Het percentage geeft aan welk deel van de podia de genoemde functionaris betrokken heeft bij het opstellen. Percentage Directeur
93%
Bestuur / RVT
74%
Hoofd programmering
65%
Hoofd marketing
44%
Hoofd horeca
28%
Hoofd financiën
21%
Hoofd techniek
16%
Andere betrokkenen
19%
Bij driekwart van de podia met een uitgewerkte visie en missie zijn deze ook bekend bij de medewerkers. Acht op de tien poppodia heeft op basis van de visie en missie ook doelen en targets opgesteld. Hierbij gaat het om drie hoofdonderwerpen: publiek en publieksbereik, financiën, en programma. Minder genoemde aandachtsgebieden zijn publiekstevredenheid, maatschappelijk verantwoord ondernemen, medewerkertevredenheid en sponsoring. Om professionalisering vorm te geven, is het ook van belang de belangrijkste bedrijfsprocessen en procedures op papier vast te leggen. Het gaat daarbij om interne en externe processen. 75% van de podia geeft aan dit in ieder geval voor de interne processen gedaan te hebben, waaronder alle grote podia. Met enige regelmaat moeten processen en procedures kritisch worden onderzocht en zonodig veranderd of aangepast. Meer dan de helft van de respondenten zegt dit in 2008 of het jaar er voor gedaan te hebben. Daarentegen heeft 22% het niet, of heel lang geleden (voor 2001) gedaan. De toets leidde bij de helft van de podia tot een andere organisatiestructuur en bij 70% tot een gewijzigde inzet van medewerkers. De toets leidde bij 64% van de poppodia tot een gewijzigde inzet van middelen. Hierbij ging het altijd om een andere verdeling van de budgetten en ook bijna altijd om de zogenaamde hardware. Als voorbeelden noemden podia op dit punt: automatisering, horecatechniek, podiumtechniek en gebouw.
Het Grote Poppodium Onderzoek 2008
5.6 Belang van een goede marketingstrategie De opkomst van internet en de diversificatie van verschillende publieksgroepen zoals die besproken zijn in hoofdstuk 4, heeft de afgelopen tien jaar grote veranderingen met zich meegebracht in de interactie tussen poppodium en publiek. Poppodia bedienen steeds meer verschillende publieksgroepen. Dit heeft genuanceerdere communicatie met het publiek tot gevolg. Daarnaast neemt het belang van een specifiek communicatiebeleid per doelgroep toe. De communicatie richt zich immers niet meer op de oorspronkelijke min of meer vaste groep bezoekers, die relatief eenvoudig te bereiken was. Publiekssegmentatie is steeds belangrijker geworden. Marketing is tweerichtingsverkeer. De communicatie tussen publiek en poppodium is noodzakelijk om inzicht te verwerven in de behoeften van de consument, maar ook om het publiek te laten weten wat er bij het poppodium gebeurt. De opkomst van het internet biedt de marketingmedewerkers enorme mogelijkheden omdat verschillende publieksgroepen zich in de digitale wereld georganiseerd hebben. Deze digitale communities zijn sterk afgekaderd en gemakkelijk te bereiken voor geïnteresseerde buitenstaanders. In hoofdstuk 4 is al uitgebreid ingegaan op de groeiende groep incidentele bezoekers bij poppodia. In vergelijking tot frequente bezoekers is het lastiger om met incidentele bezoekers een klantrelatie op te bouwen; er zijn immers veel minder contactmomenten. Het is duidelijk dat de veranderingen in de publiekssamenstelling de poppodia dwingen anders om te gaan met hun communicatie. In 1995 gebruikten poppodia vooral subjectieve methodes om inzicht te krijgen in de wensen van het publiek. Persoonlijke ervaring van de medewerkers en de verkoopcijfers in de lokale platenzaak waren de belangrijkste input voor poppodia om de ontwikkelingen in het aanbod te peilen. De communicatie met het publiek gebeurde grotendeels door het verspreiden van posters, flyers en de agenda. (Bureau Martine van der Blij 1996) Het was de taak van de programmeur om trends in vraag en aanbod te ontdekken en te volgen via direct contact met het publiek en indirect via de media. De programmeur van nu moet van steeds meer muziekstromingen op de hoogte zijn. Bij veel podia is daarom meer dan een programmeur in dienst. Vroeger had een gemiddeld podium maar drie of vier avonden programmering, waarbij de programmeur het totale aanbod kon overzien. Nu zijn er bij de grote podia soms vier of zelfs meer programma’s per avond. De schaalvergroting en de sterke toename van het aantal activiteiten hebben binnen de podia tot meer specialismen geleid. De opkomst van specialismen stelt veel hogere eisen aan de onderlinge afstemming en coördinatie.
5.7 Het gebruik van internet voor marketingdoeleinden De drie belangrijkste promotiemiddelen van de poppodia anno 2008 zijn de eigen website, digitale nieuwsbrieven en de lokale media. De digitale promotiemogelijkheden, die in de afgelopen tien jaar zijn opgekomen, worden veelvuldig aangewend in de poppodiumsector. Zij hebben relatief lage kosten en een hoog publieksbereik als belangrijkste kenmerk. 50% van de podia ververst de inhoud van de eigen website dagelijks en 93% doet dit minimaal een keer per week.
Het Grote Poppodium Onderzoek 2008
60
61
Tabel 23. B elangrijkste promotiemiddelen die worden ingezet (enquête 2008). Het percentage geeft aan welk deel van de podia van genoemd middel gebruik maakt. Grote podia Internet banners op andere websites
2%
Papieren mailings
9%
Digitale nieuwsbrieven
45%
Agenda
23%
Eigen website
95%
Wildplakken
14%
Buitenreclame (posters, billboards, abri’s, reclame op OV)
27%
Flyers uitdelen
18%
Online marketing via community websites
25%
Lokale media
36%
Nationale media
5%
In totaal versturen de 48 geënquêteerde poppodia per jaar 6.611.466 digitale nieuwsbrieven naar bezoekers die zich daarvoor hebben opgegeven. Grote podia hebben een gemiddeld adressenbestand van 15.000 personen, die ze wekelijks benaderen. Middelgrote podia hebben een adressenbestand van gemiddeld 3.500 personen en kleine podia 1.200, die ze tweewekelijks of maandelijks benaderen. Poppodia spelen gretig in op de komst en de populariteit van muziekgerelateerde websites. 86% van de poppodia heeft maandelijks contact met deze nieuwe mediapartners, tweederde van de geënquêteerden heeft zelfs intensiever contact met deze groep. Zoals zal blijken zijn deze nieuwe media even belangrijk geworden voor poppodia als de traditionele mediapartners zoals kranten, radio en televisie. In de hele poppodiumsector speelt het gebruik van internet bij het publiek een steeds populairdere rol als inspiratiebron voor concertbezoek. In 2002 gaf 3% van het publiek aan internet hiervoor te gebruiken, in 2004 was dat 6% en in 2006 nam het toe tot 13%. (TNS NIPO 2007) Onderzoek wijst uit dat jongeren veel meer dan gemiddeld door internet en door mensen uit de directe omgeving tot een bezoek aan een podiumvoorstelling worden aangezet. Daarnaast maken de gemiddelde popconcertbezoekers veel meer gebruik van radio en internet als inspiratiebron dan bezoekers aan andere podiumkunsten. Opvallend is ook dat posters in de omgeving veel meer dan gemiddeld van invloed zijn. (TNS NIPO 2007) Hetzelfde beeld komt uit landelijk publieksonderzoek naar voren. De mond-op-mond reclame uit de directe omgeving speelt een zeer belangrijke rol, voor met name de kleine podia. Daarnaast is internet in 2004 voor een op de drie poppodiumbezoekers van doorslaggevend belang voor de beslissing tot concertbezoek. Voor grote poppodia ligt het percentage nog hoger. Podia tonen op de eigen website steeds vaker filmpjes van acts die zijn geprogrammeerd. (Ranshuysen 2005) Aangezien dit onderzoek vier jaar geleden is uitgevoerd, ligt het voor de hand te veronderstellen dat de invloed van internet anno 2008 nog groter is geworden.
Het Grote Poppodium Onderzoek 2008
Opvallend is dat vier van de vijf poppodia ook nog steeds intensief contact hebben met de traditionele, vooral lokale, media. Intensief contact wordt in dit verband gedefinieerd als meermalen per maand direct contact met medewerkers of journalisten van de lokale krant, radio of televisiezender. In totaal geeft maar 4,6% van de geënquêteerden aan, dat zij minder dan eens per maand contact hebben met de lokale media. Zij zijn dus nog steeds belangrijke partners van de Nederlandse poppodia. De grote podia hebben ook intensief contact met landelijke media, bij middelgrote en kleine podia is dit contact uiteraard minder frequent.
5.8 Marketing binnen de poppodia In het onderzoek is gevraagd voor welke aandachtsgebieden de poppodia anno 2008 targets bepalen. Het publiek werd verreweg het meest genoemd. In totaal geeft 95,5% van de respondenten aan dat ze uitgeschreven targets hebben op het gebied van publiek en publieksbereik. Om deze targets te halen heeft 70% van de geënquêteerde podia een marketingplan, dat maximaal vier jaar geleden is opgesteld. Opvallende uitkomst is dat negen van de tien poppodia een visie en missie hebben, maar dat slechts bij 44% van de respondenten de marketingafdeling betrokken was bij het opstellen van deze missie en visie. Een aantal jaar geleden luidde de titel van een seminarpanel op Noorderslag: ‘Programmeur of promotor’. De twee verschillende benamingen voor dezelfde functie benoemt de tweedeling in denken. Worden acts gekozen en geprogrammeerd om vooral een interessant affiche te realiseren of voelt de programmeur zich persoonlijk verantwoordelijk om de geboekte act en zijn optreden zoveel mogelijk te promoten. De publiciteit voor de act en het optreden gaat in het laatste geval veel verder dan de inzet om voldoende kaartjes te verkopen. Als gevolg van dit verschil in opvatting neemt de marketingafdeling bij poppodia niet altijd dezelfde plek in. Uit de verschillende interviews kwam duidelijk naar voren dat de nieuwe generatie programmeurs een centralere rol vervult in het hele proces van inkoop, productie, prijsbeleid en promotie. Daarmee schuiven zij steeds verder op richting promotor. Terwijl sommige podia nog spreken over de samenwerking tussen programmeurs en marketingmedewerkers, vervlechten de functies zich meer en is de programmeur zelf eindverantwoordelijke voor de marketing. In dit model ondersteunen de publiciteitsmedewerkers hem in zijn functioneren. De vele korte termijn boekingen in de poppodiumsector maken het voor marketingmedewerkers lastig om lange termijn marketingtrajecten uit te zetten. Het werk, met name bij de kleinere podia, wordt nogal eens gedomineerd door de waan van de dag, waardoor de poppodia vooral inzetten op PR en publiciteit en veel minder op marketing. PR omvat het genereren van publiciteit in de media voor bepaalde concerten en evenementen. Marketing bestaat uit een veel breder palet strategische activiteiten, zoals uitgebreid publieksonderzoek, publiekssegmentatie, doelgroepgericht communiceren, opbouwen van duurzame klantrelaties, opbouwen van een bepaald imago door langlopende marketingtrajecten en doelgroepgericht programmeren. Marketing biedt de mogelijkheid om op een hoger strategisch niveau te werken.
Het Grote Poppodium Onderzoek 2008
62
63
In totaal maakt 31,8% van de poppodia intensief gebruik van publiekssegmentatie bij de promotie van programma-activiteiten. De grotere podia zijn hier duidelijk verder in. Twee van de drie grote podia en de helft van de middelgrote podia zeggen intensief gebruik te maken van publiekssegmentatie. Uit de interviews kwam naar voren dat het werken voor gesegmenteerde publieksgroepen naar een hoger niveau getild kan worden, zodat het boven promotie alleen uitsteekt. Een belangrijke kans hiertoe is bijvoorbeeld het werken met user generated content en het systematisch opslaan van klantgegevens. Door te weten wat het publiek waardeert en verwacht van de programmering of van een evenement, kunnen marketeers en programmeurs gezamenlijk nieuwe concepten ontwikkelen. Daarnaast kan een goede samenwerking van programmeur en marketeer met bijvoorbeeld de bedrijfsleider of horecamanager er voor zorgen dat bij de inkoop en productie van een concert rekening wordt gehouden met het soort programma. Het publiek van een punkconcert heeft andere wensen en behoeften dan het publiek van een ingetogen akoestisch optreden. Dit voorbeeld laat zien hoe publiekssegmentatie verweven kan worden in de gehele bedrijfsvoering van een poppodium. Voor een groot deel van de poppodia is deze stap naar verdere publiekssegmentatie gemakkelijk te zetten, omdat zij deze weg reeds zijn ingeslagen. Gemiddeld verzamelt meer dan zeven op de tien podia zelf publieksgegevens door publieksonderzoek, via ticketverkoop en via de eigen website. Deze informatie beperkt zich niet tot NAW-gegevens (Naam, Adres en Woonplaats), 62% van de poppodia vraagt ook muziekvoorkeuren en interesses. Zoals in de tabel hieronder te zien is, zijn de verschillen in verzamelde publieksgegevens tussen grote en kleine podia groot.
creëren van een eigen overall profiel. De praktijk van de programmeurs is vaak ‘pakken wat je pakken kan’, zoals een geïnterviewde het verwoordde. Door de huidige ontwikkelingen in het aanbod is het doorgaans moeilijk om steeds grote acts of zogenaamde A-bands binnen een bepaald profiel te boeken. De programmeur is toch afhankelijk van hetgeen aangeboden wordt. Als voor sommige doelgroepen niets relevants wordt geprogrammeerd dan komt ook de marketing naar die groepen in de knel. De grote uitdaging voor marketeers in de popsector is dan ook doelgroepgerichte marketing bedrijven in een aanbodgerichte sector. In zekere zin is de grotere variatie in de programmering bij vooral de poppodia, die als enige in een bepaalde stad of regio opereren, een gevolg van betere marketing. Door beter in te spelen op de vraag of de smaak van de verschillende publieksgroepen kan verbreding in het aanbod niet uitblijven.
5.9 Het management van middelen Bijna 90% van de poppodia stelt jaarlijks een begroting op. Meer dan de helft evalueert tweemaal per jaar de strategie en het algemeen beleid. Op basis van de begroting vindt toekenning van budgetten plaats. Van alle podia heeft 83% een budget voor de afdeling programmering, 70% voor marketing, 54% voor de horeca en 61% voor techniek. Specificatie van deze gegevens voor kleine, middelgrote en grote podia, laat zien dat alleen de grote podia voor alle afdelingen budgetten afgeven. Tabel 25. Afdelingen met eigen budgetten per podiumcategorie (enquête 2008)
Tabel 24. Verzamelde publieksgegevens per podiumcategorie (enquête 2008)
Grote podia
Middel podia
Kleine podia
Programmering
100%
90%
76%
Alle podia
Grote podia
Middel podia
Kleine podia
Marketing
100%
74%
57%
NAW-gegevens
62%
100%
79%
32%
Horeca
100%
58%
38%
Telefoonnummers
45%
50%
58%
32%
Verhuur
57%
42%
14%
E-mail adressen
89%
100%
90%
84%
Techniek
100%
74%
43%
Aankoopgegevens
48%
67%
63%
26%
Muziekvoorkeuren en interesses
62%
67%
74%
47%
Het onderhouden van contact en het opbouwen van een relatie met het publiek kan niet beperkt blijven tot alleen het versturen van nieuwsbrieven en doelgroep gerichte promotieactiviteiten. Goede relatiemarketing houdt in dat de communicatie geen eenrichtingsverkeer blijft. Uit de enquête blijkt dat slechts 14% van de poppodia intensief gebruik maakt van de mogelijkheden van relatiemarketing. Ruim een kwart van de poppodia geeft aan hier niets mee te doen en de overige 60% maakt maar in beperkte mate gebruik van relatiemarketing. Van alle geënquêteerden blijkt gemiddeld nog geen 15% de eigen website als online ontmoetingsplaats te gebruiken, met bijvoorbeeld polls, fora en interactieve media. Een probleem waar programmeurs en marketingmedewerkers van podia mee kampen, is het
Het Grote Poppodium Onderzoek 2008
Bij management van middelen is de opbouw van een risicoreserve een belangrijk onderwerp. Sommige gemeenten hebben een beleidslijn over de toegestane hoogte van een eigen reserve. De meeste gemeenten hebben op dit onderwerp geen duidelijk beleid. Tot voor kort waren de poppodia überhaupt niet in staat om enige reservering te doen. Bij serieuze tegenvallers in de exploitatie, of onvoorziene investeringen in gebouw of bedrijfsmiddelen was de gang naar de gemeente snel gemaakt. Inmiddels bouwt iets meer dan 30% van de podia een risicoreserve op. Van de podia die reserveren zegt 11% (vijf podia) jaarlijks 10% van de omzet te reserveren, 11% doet dit met 5% van de omzet en de overige 8 % reserveert een lager percentage. Ruim de helft van de 69% die niet reserveert, voert als reden aan dat er nooit sprake is van een
Het Grote Poppodium Onderzoek 2008
64
65
overschot in de exploitatie. Ruim 33 % van de podia die niet reserveert geeft aan dat het op grond van de subsidievoorwaarden niet is toegestaan. Op basis van de uitkomsten van de enquête kan niet worden uitgesloten dat er ook in de groep zonder overschot podia zijn die gehinderd worden door hun subsidievoorwaarden. Ernstiger is dat een aantal podia in Nederland niet in staat is om hun afschrijvingen te dekken en dus in feite ieder jaar minder draagkracht hebben. Diverse nieuwbouwpodia namen roerende goederen a fond perdu in de bouwkosten mee. In de exploitatie kunnen vervolgens geen middelen worden vrijgemaakt om deze na verloop van tijd te vervangen. De directeuren gaven in de gesprekken aan dat de financiële weerbaarheid van de poppodia zorgelijk is. Van de podia in het onderzoek is zoals gezegd 69% niet in staat te reserveren. De dagelijkse inspanningen richten zich vooral op het sluitend houden van de exploitatie. De versterking van de balans komt nauwelijks in beeld. Het is in dit verband interessant om een parallel te trekken met recente ontwikkelingen in de welzijnssector. Rond de millenniumwisseling kwamen in Nederland veel welzijnsinstellingen in financiële problemen, een substantieel deel hiervan ging failliet. Er was in genoemde periode veelvuldig sprake van majeure fusieprocessen in de sector, die een goed zicht op de bedrijfsvoering belemmerden. Dit was voor Fiers en Wiendels, adviseurs van Berenschot, de reden om de golf van faillissementen en bijna-faillissementen in deze sector onder de loep te nemen. In hun artikel Grip op de Welzijnsinstellingen geven zij een instrument, dat gemeenten en instellingen kan helpen om financiële problemen tijdig te onderkennen en daar ook direct op in te springen. Welzijnsinstellingen wijken in veel opzichten af van cultuurinstellingen in het algemeen en van poppodia in het bijzonder. Dit geldt met name waar het het ondernemerschap betreft. Juist dat laatste verhoogt de risico’s bij poppodia ten opzichte van welzijnsinstellingen. Daarom is het voor poppodia nog belangrijker om te sturen op de balans, ter versterking van de weerbaarheid. Voor een juiste beoordeling van de financiële positie van instellingen formuleren Fiers en Wiendels een zestal indicatoren en geven aan wanneer het sein op groen, oranje of rood staat. Onderstaande tabel vat deze gegevens samen.
Het Grote Poppodium Onderzoek 2008
Tabel 26. Kwantitatieve indicatoren ter beoordeling van de financiële positie van poppodia Indicatoren
Formule
Toelichting
Groen
Oranje
Rood
Current ratio
Vlottende activa : kortlopende schulden
Indicator voor de liquiditeit. In hoeverre is het poppodium in staat te voldoen aan de financiële verplichtingen
>1,5
1- 1,5
<1
Financiële ruimte
Nettowerkkapitaal : maandelijkse kasstroom
Nettowerkkapitaal = vlottende activa -/- kortlopende schulden of (eigen vermogen + lang vreemd vermogen) -/- vaste activa
>1
Continuïteit op langere termijn
Eigen vermogen : totale lasten x 100%
Deze indicator geeft de mate weer, waarin lasten in enig jaar kunnen worden opgevangen door het eigen vermogen.
>25%
10-25%
< 10%
Financiële dekking
(de som van het resultaat van jaar n t/m jaar n +3) : (totale baten in jaar n+3)
De baten dienen de lasten over meerdere jaren te dekken, dus eenmalig een negatief resultaat is geen probleem. Dat wordt het pas als dit zich in een meerjarenperspectief voordoet
> 3%
0-3 %
<0%
Financiering vaste activa
Vaste activa : lang vreemd vermogen
De vaste activa moeten bij eventuele verkoop de schulden op lange termijn volledig dekken.
>1
Flexibiliteit
Vaste formatie : totale formatie x 100%
De formatie is anders dan voor welzijnsinstellingen bij de meeste poppodia opgebouwd uit vrijwilligers en betaalde krachten. De inzet van vrijwilligers geeft grote flexibiliteit. Voor de podia die uitsluitend werken met betaalde krachten zijn de percentages relevant, dit geldt vooral voor podia met geen of weinig reserve.
<75%
<1
<1
75-90 %
>90 %
Naast bovengenoemde kwantitatieve indicatoren noemen Fiers en Wiendels ook kwalitatieve indicatoren, zoals de organisatie van de financiële functie, management– en bestuursrapportages en een goede opzet van de daarmee samenhangende planning- en controlcyclus. Tot slot noemen ze nog voorzieningen ter versterking van het toekomstbewustzijn. Hierbij gaat het om liquiditeitsprognoses, investeringsbegrotingen, risicoparagrafen en onderzoek naar kredietfaciliteiten. (Fiers 2005) In het onderhavige onderzoek zijn deze kwantitatieve indicatoren niet onderzocht. Niettemin kan gezegd worden dat dit voor een groot deel van de Nederlandse poppodia en de betreffende gemeenten belangwekkende punten van aandacht zijn.
Het Grote Poppodium Onderzoek 2008
66
67
5.10 Bedrijfsmiddelen
5.11 Management van medewerkers
Bij bedrijfsmiddelen gaat het bij de poppodia vooral om automatisering. Het begon met de kantoorautomatisering, administratie- en planningsprogramma’s, en nam echt een vlucht met de opkomst van internet. In eerste instantie was het de marketingafdeling die hier zijn voordeel mee deed. Inmiddels benut nagenoeg iedereen op kantoor de mogelijkheden die de digitale snelweg biedt.
Bij professionalisering is de voor de hand liggende gedachte: hoe meer betaalde krachten, hoe meer professionals, hoe meer de organisatie dus geprofessionaliseerd is. Deze gedachtegang komt echter niet overeen met de werkelijkheid. Het is een te beperkte opvatting van het begrip professionalisering. Het blijkt dat onder vrijwilligers bij poppodia soms zeer hooggekwalificeerde krachten aanwezig zijn, die graag bereid zijn hun kennis en ervaring in te zetten voor het podium. Hierbij doelen we niet alleen op bestuursleden, maar ook op webbeheerders of automatiseerders. Daarnaast bepaalt opleiding en aansturing en niet alleen de materiële beloning in hoge mate de kwaliteit van het werk van medewerkers .
Automatisering manifesteert zich ook dominant op twee andere gebieden: horeca en kaartverkoop. Inmiddels heeft 34% van de Nederlandse poppodia delen van de horeca geautomatiseerd. Dit proces begint doorgaans met de automatisering van de biertap; een kelderbierinstallatie met een knop op de pomp, die exact de juiste hoeveelheid bier per glas geeft. Bij de grote podia beschikt 86% over deze vorm van automatisering. In tweede instantie gebeurt hetzelfde voor de meest verkochte frisdranken en als laatste voor wijn en de meest verkochte sterke drank. Behalve dat de installatie de exacte hoeveelheid per bestelling geeft, tellen de nieuwste systemen ook ieder getapt drankje en kunnen deze tapgegevens gekoppeld worden aan de kassa’s. Hierin wordt de totale hoeveelheid getapte drank direct omgezet in een theoretische omzet op de kassa achter de betreffende bar. Van alle podia beschikt nu 10 %, waaronder ook een klein en een middelgroot podium, over een dergelijk systeem . Alle kassa’s achter de bar kunnen bij dit systeem op hun beurt weer communiceren met een of twee centrale computers op kantoor. De gegevens van de kassa’s kunnen ook automatisch ingevoerd worden in de administratie. In termen van efficiency is deze vorm van automatisering een grote sprong voorwaarts. In het focusgesprek bedrijfsvoering en horeca benadrukten de podia die tot automatisering van de horeca zijn overgegaan dat niet alleen de marge maar ook de omzet daarna is gestegen. De automatisering op het gebied van ticketing vertoont parallellen met die van de horeca. Ook hier is bij veel podia een efficiency slag gemaakt en is het hele proces volledig beheersbaar geworden; 53% van alle podia beschikt over een geautomatiseerd kassasysteem en 52% geeft aan ook een systeem voor automatische kaartcontrole te hebben. Bij 86% van alle podia kunnen bezoekers via internet kaarten kopen. Van de totale verkopen van entreebewijzen gaat inmiddels 31% via internet. Het management van partners wordt in het INK-model ook onder de bedrijfsmiddelen geschaard. Belangrijk is om per podium na te gaan hoe met deze groep wordt omgegaan. Gaat de interactie verder dan het bedingen van de laagste prijs of de hoogste korting? Wordt er actief gezocht naar of deelgenomen in samenwerkingsprojecten? Denkt de organisatie na over wat zij kan betekenen voor haar belangrijkste partners om zo de band te verstevigen en daarmee ook de eigen positie te versterken. Bij poppodia zijn behalve de leveranciers van drank, apparatuur en andere producten en diensten vooral agenten en boekers uiterst belangrijk. De relatie tussen het betreffende podium en de belangrijkste aanbieders van talent bepaalt in belangrijke mate het succes van het poppodium.
Het Grote Poppodium Onderzoek 2008
In 2007 was de verhouding tussen betaalde en vrijwillige krachten bij alle Nederlandse podia 36% betaald en 64 % vrijwillig. Bij de grote podia is de verhouding 75% betaald en 25% vrijwillig en bij de kleine podia 15% betaald en 85% vrijwillig. Van alle podia die met vrijwilligers werken, maakt bijna 75% gebruik van vrijwilligerscontracten. Vrijwilligers zijn niet gratis; 013 berekende, dat een vrijwilliger bij dit podium € 2,80 per uur kost. Bijna de helft van de podia betaalt de vrijwilligers een kleine vergoeding. De overige tegenprestaties staan in de onderstaande tabel. Van alle podia werken er zes, waaronder vijf grote podia, uitsluitend met betaalde krachten. Tabel 27.
Geleverde tegenprestaties voor vrijwilligers (enquête 2008). Het percentage geeft aan welk deel van de podia de genoemde tegenprestatie levert. Percentage
Consumpties
85%
Vrijkaartjes
85%
Personeelsuitjes
81%
Vergoeding
46%
Bieden van cursussen
63%
Geen
5%
Slechts een kwart van de poppodia heeft vormings- en opleidingsplannen (V&O) voor de medewerkers op schrift gesteld. Het V&O-beleid heeft bij een kleine 40% van de poppodia een structureel karakter. Het overige deel van poppodia heeft geen uitgewerkt beleid en doet op incidentele basis iets aan vorming en opleiding. Uit het onderzoek blijkt dat het gemiddelde budget voor V&O-beleid 2,8 % van de jaarlijkse personeelskosten bedraagt. Dit cijfer is aan de lage kant, omdat uit dit bedrag ook de vrijwilligers moeten worden opgeleid. Bij professioneel P&O-beleid horen functionerings- en beoordelingsgesprekken. 78% van de poppodia geeft aan jaarlijks functioneringsgesprekken te voeren met stafleden en 76% met medewerkers. Bij 67% van de podia vindt jaarlijks een functioneringsgesprek met de directeur plaats; bij 43% van de grote podia gebeurt dit niet jaarlijks, maar op onregelmatige basis. 22%
Het Grote Poppodium Onderzoek 2008
68
69
van de podia bespreekt ook jaarlijks het functioneren met de vrijwilligers. Beoordelingsgesprekken worden minder frequent gevoerd dan functioneringsgesprekken. Iets meer dan de helft van alle podia doet dit jaarlijks met de staf en overige medewerkers. De directeuren hebben bij 42% van de podia jaarlijks en beoordelingsgesprek. Over de samenstelling van het medewerkersbestand leverde de enquête de volgende gegevens: 37% van de poppodia heeft inmiddels twee vrouwen in de top vijf functies van de organisatie. Daar staat tegenover dat bij ongeveer de helft van de podia dit aantal nog nul of een is. Nietwesterse allochtonen zijn nog slechter vertegenwoordigd in de top vijf functies. 91% van de podia heeft geen allochtoon4 in deze functies, drie podia hebben één, en een podium heeft twee allochtonen in de top van de organisatie. Bij het management van medewerkers en bij kwaliteitsmanagement in het algemeen gaat het om het inspireren van medewerkers. Daar valt ook het informeren over missie en visie van de organisatie als geheel en het betrekken van medewerkers bij het opstellen van plannen en begrotingen onder. Zoals eerder beschreven geven drie van de vier poppodia aan dat missie en visie bij de medewerkers bekend zijn. Bij het opstellen ervan zijn bij de meeste podia de directie, het bestuur of Raad van Toezicht en het hoofd programmering betrokken. Veel minder vaak wordt het hoofd marketing, het hoofd horeca, het hoofd financiën of het hoofd techniek genoemd als betrokkene. Beslissingen en beleidsstukken op bestuurs- en directieniveau zijn volgens de enquête bij 85% van de podia toegankelijk voor medewerkers. Een onwaarschijnlijk hoog percentage. Genuanceerdere vraagstelling is nodig om dit gegeven beter te toetsen. Tot slot moet ook het welzijn van de medewerkers voldoende aandacht krijgen. De afgelopen tien jaar heeft ARBO-wetgeving veel veranderd op dit gebied. 73% van de podia geeft aan een actief ARBO-beleid te voeren. Belangrijk voor poppodia zijn hierbij de maatregelen voor medewerkers in verband met versterkt geluid. Bijna 80% van de podia tolereert een maximaal geluidsvolume van 105 db(A) tijdens concerten en 95% van de podia laat medewerkers geluidsbescherming dragen. De verschillende maatregelen zijn hieronder onderverdeeld per podiumcategorie.
4
In het onderzoek wordt de definitie voor niet-westerse allochtoon van het Centraal Bureau voor de Statistiek gehanteerd: Allochtoon met als herkomstgroepering een van de landen in Afrika, Latijns-Amerika en Azië (exclusief Indonesië en Japan) of Turkije. (www.cbs.nl)
Het Grote Poppodium Onderzoek 2008
Tabel 28. Maatregelen voor versterkt geluid ter bescherming van de medewerkers per podiumcategorie (enquête 2008). Het percentage geeft aan welk deel van de podia de genoemde maatregel heeft genomen. Grote podia
Middel podia
Kleine podia
Er geldt een maximale geluidssterkte van 105 db(A) tijdens concerten
71%
83%
75%
De luidsprekers staan niet gericht op de werkplekken
14%
39%
15%
Medewerkers dragen geluidsbescherming
86%
100%
95%
Er zijn voldoende ‘stille’ ruimtes voor de medewerkers
14%
72%
35%
Medewerkers moeten periodiek hun gehoor laten meten
71%
22%
5%
Geen maatregelen
0%
0%
5%
5.12 Resultaten bij stakeholders De effecten of resultaten van het handelen moeten op regelmatige basis gemeten worden en de uitkomsten vergeleken met de oorspronkelijke doelstellingen of targets. Hierbij gaat het om financiële resultaten en om de waardering door de belangrijkste stakeholders. ‘Het publiek is waar we het allemaal voor doen’, is een veelgehoord statement. Enige nuancering is hier op zijn plaats. Het publiek, de bezoekers of de klanten bepalen in hoge mate het succes van een poppodium. Het gaat niet slechts om absolute aantallen en kwalitatieve kenmerken als leeftijd, opleidingsniveau of afkomst, maar ook om spreiding over verschillende categorieën bezoekers en onderwerpen als bezoekfrequentie, binding met het podium en tevredenheid. De tevredenheid van het publiek over het programma van het podium is van wezenlijk belang. Deze tevredenheid moet met regelmaat gemeten worden. Kwantitatief kan dit in publieksenquêtes. Gesprekssessies met een representatieve groep bezoekers zijn echter ook een beproefd middel. 77% van de poppodia zegt gebruik te maken van eigen publieksonderzoeken. Ook de informatie uit de ticketverkopen geeft veel informatie over de NAW-gegevens van het publiek dat het podium bezoekt. 73% van de podia gebruikt deze informatie om zaken als spreiding en bezoekfrequentie vast te stellen. De verandering in de relatie met het publiek als gevolg van de komst van internet kwam in hoofdstuk vier uitgebreid aan bod. Ook de invloed van internet op het publiek kreeg daarin aandacht. Tot enige jaren geleden was het voor een programmeur vooraf veel minder bekend dan nu, hoe populair bepaalde acts werkelijk waren. Niet alleen MySpace of hyves, maar ook de fora op de eigen sites geven de afdeling programmering tegenwoordig veel meer inzicht in de smaak en de wensen van het eigen publiek. Dat maakt het mogelijk om het publiek veel beter te bedienen en daarmee ook de tevredenheid van het publiek te verhogen. Dit wil
Het Grote Poppodium Onderzoek 2008
70
71
echter niet zeggen dat er commerciëler geprogrammeerd wordt. Het ontdekken en vooral live presenteren van nieuwe bands blijft een belangrijke functie van een poppodium. Het gaat daarbij om de juiste match tussen aanbod en publiek. Welk aanbod, welk publiek en wat de juiste match is, wordt vooraf in het beleidsplan bepaald. De bezoekers en niet-bezoekers beoordelen de kwaliteit van die match. Dit oordeel moet structureel gemeten worden. Daarbij verdient niet alleen de kwaliteit van het resultaat de aandacht, maar ook de kwaliteit van de totstandkoming van het programma. Behalve de kwaliteit van het programma is een groot aantal andere factoren van invloed op de tevredenheid van de bezoekers. In hoofdstuk 4 zijn de belangrijkste genoemd: service van de medewerkers, sfeer, veiligheid, horeca-assortiment, hygiëne. Het is van belang om ook deze punten categorisch te meten en het beleid zo nodig aan te passen. Een tweede belangrijke groep stakeholders van het poppodium zijn de eigen medewerkers. In hoeverre zijn de medewerkers van de organisatie tevreden? Slechts 24% van de respondenten in het onderzoek geeft aan dat er structureel aandacht wordt besteed aan medewerkertevredenheid, anders dan tijdens functioneringsgesprekken (37%) of informeel (37%). Minder bekend is wat specifiek gedaan wordt om de medewerkers tevreden te krijgen en vervolgens ook te houden. Uit andere onderzoeken naar medewerkertevredenheid is bekend dat promotiemogelijkheden altijd een bepalende factor zijn. Uit de interviews en de focusgesprekken kwam het volgende beeld naar voren. Bij de poppodia zijn de promotiemogelijkheden beperkt. De arbeidsmarkt is niet zo groot. In totaal 1342 fte bij de 56 podia, die in 2007 het Poppodium Analyse Systeem invulden. De doorstroming is gering, net als de uitstroom vanuit de popsector naar andere sectoren. Soms is er sprake van zij-instromers. Het animo om bij poppodia te werken is groot, getuige de grote hoeveelheid sollicitatiebrieven voor een gemiddelde vacature. Het is waarschijnlijk hetzelfde sentiment dat verantwoordelijk is voor het betrekkelijke gemak, waarmee poppodia er nog steeds in slagen om grote groepen vrijwilligers aan zich te binden. Ook de maatschappij is een belangrijke stakeholder. Wat doet de organisatie terug voor de maatschappij en hoe wordt dat ervaren door de maatschappij? De actieve betrokkenheid bij de maatschappij is in dit aandachts- of resultaatsgebied van belang. Daarbij speelt maatschappelijk verantwoord ondernemen een rol. Het gaat dan onder andere om duurzaamheid en vermindering van het energiegebruik. 61% van de podia geeft aan in de afgelopen vijf jaar maatregelen getroffen te hebben om het energieverbruik te verlagen. Watt in Rotterdam is zelfs het eerste volledige duurzame poppodium van Nederland met bijvoorbeeld een sustainable dancefloor waarbij bezoekers stroom opwekken. Minstens zo belangrijk is de steeds aanwezige bereidheid bij de poppodia om gebouw en medewerkers in te zetten voor maatschappelijk relevante activiteiten en cultuureducatie. Tenslotte zijn de bestuurders en financiers belangrijke stakeholders. Ook in dit geval gaat het om financiële en operationele resultaten. De organisatie moet zich afvragen in hoeverre zij voldoet aan de verwachtingen van bestuur en financiers. Ook hier dienen de verwachtingen
Het Grote Poppodium Onderzoek 2008
vanzelfsprekend duidelijk vastgesteld te worden. Als het over de verwachtingen van de belangrijkste subsidiënt, de lokale overheid, gaat, zegt 87% van de podia over een prestatiecontract of subsidieovereenkomst te beschikken. Om te voldoen aan de verwachtingen van bestuur en financiers is het opzetten van een goede informatie-uitwisseling met de politiek, de verantwoordelijk wethouder en de gemeenteraad, maar ook met de lokale bevolking belangrijk. Communicatie over het podium moet verder gaan dan het promoten van de concerten en andere activiteiten. Het is van belang betrokkenen en geïnteresseerden een blik achter de schermen te bieden en de resultaten van het podium met enige regelmaat voor het voetlicht te brengen. Dit stelt het poppodium in staat de verwachtingen te managen en de waardering te verhogen. Het laatste aandachtsgebied is de terugkoppeling. Op ieder van bovengenoemde gebieden worden, in principe jaarlijks, de resultaten gemeten en vergeleken met de verwachte resultaten. De verschillen tussen werkelijke en verwachte resultaten worden verklaard en leiden vervolgens tot aanpassing van het beleid. Het INK-model spreekt van de PLAN-DO-CHECK-ACT-cyclus (PDCA-cyclus). Schematisch ziet die er als volgt uit: Tabel 29. PDCA cyclus (INK 2008) PLAN
‘Leiderschap’ en ‘Strategie en Beleid’
DO
Management van ‘medewerkers’ en ‘middelen’ en de inrichting van ‘processen’
CHECK
Wat is het effect op ‘medewerkers’, ‘klanten en partners’, ‘de maatschappij’ en ‘bestuur en subsidiegevers’?
ACT
Hoe wordt omgegaan met gemeten afwijkingen tussen de feitelijke resultaten en vooraf gestelde doelen/targets?
In het vernieuwde model uit 2008 is hier nog een tweede cyclus aan toegevoegd; die van Inspireren, Mobiliseren, Waarderen en Reflecteren (de IMWR-cirkel). Deze cirkel vertoont veel overeenkomsten met de PDCA-cyclus, maar stelt meer de mens – de mensen zijn uiteindelijk de organisatie – en sociaal culturele aspecten in de organisatie centraal. Tabel 30. IMWR circel (INK 2008) Inspireren
Het genereren van nieuwe ideeën, maar ook het creëren van betrokkenheid en uitdaging; het enthousiasmeren van de organisatie voor de missie en de doelstellingen.
Mobiliseren
Het benutten van de inspiratie om intern en extern mensen en partners te bewegen om de missie en doelstellingen van de organisatie te realiseren.
Waarderen
In deze fase wordt bepaald wat werkelijk van waarde is voor de realisering van de missie.
Reflecteren
In deze fase wordt teruggekeken op de behaalde resultaten, maar vooral ook op de manier, waarop die zijn bereikt.
Het Grote Poppodium Onderzoek 2008
72
73
Voor een goede implementatie en uitwerking van de IMWR-cirkel is een open cultuur binnen de organisatie van wezenlijk belang. Deze kenmerkt zich door een nieuwsgierige houding naar de ideeën en de mening van anderen en de vrijheid voor een ieder om ongeremd zijn of haar ideeën en mening te uiten. Het moge duidelijk zijn dat dit onderzoek zich niet leende voor vragen met betrekking tot de IMWR-cirkel. De cyclus vergt een onderzoek per individueel podium. Wanneer de vragen in dit onderzoek waren meegenomen, konden die moeilijk voor de sector als geheel geaggregeerd worden. Juist op dit onderwerp kunnen de meningen intern verdeeld zijn. Eén persoon, meestal de directeur beantwoordde de vragen in het onderzoek. De toevoeging van de IMWR cirkel maakt het nog relevanter om de individuele positiebepaling per poppodium met enige regelmaat uit te voeren.
5.13 Professionalisering en nieuwbouwpodia In de inleiding kwam al kort het beeld aan de orde, dat poppodia en nieuwbouwpodia in het bijzonder, ‘wankele tempels’ zouden zijn. Veel van de nieuwbouwpodia kwamen vrijwel direct na de opening in financiële problemen en dreigden om te vallen. In paragraaf 5.3 werd dit fenomeen toegelicht. Vergelijking van de onderzoeksresultaten van de 11 nieuwbouwpodia en de acht gerenoveerde podia, verder vernieuwde podia genoemd, met die van de 30 ‘overige podia’, laat een aantal opvallende correlaties zien. Juist de vernieuwde poppodia lijken namelijk op een aantal gebieden meer geprofessionaliseerd dan de overige poppodia. In deze paragraaf komen een aantal van de meest significante voorbeelden aan de orde.
Figuur 9: Vergelijking van vernieuwde en overige poppodia op het gebied van doorgevoerde professionalisering (enquête 2008) ORGANISATIE: Vernieuwde poppodia Overige poppodia
Tevreden met de hoogte van het subsidiebedrag Structurele samenwerking met culturele instellingen in de directe omgeving om de totale cultuurparticipatie te verhogen Minimaal eens per jaar wordt een nieuwe begroting opgesteld Aanwezigheid van een uitgeschreven beleidsplan Cultural Governance geheel of gedeeltelijk geïmplementeerd Bekend met Cultural Governance ACCOMODATIE: Accommodatie voldaan aan eisen van de wet milieubeheer Geautomatiseerd kassasysteem Geautomatiseerde biertaps Invalideningang Invalidentoilet MEDEWERKERS: Jaarlijks functioneringsgesprekken met staf- en managementteam Structureel aandacht voor vorming en opleiding van medewerkers (V&O) Verplichte gehoorbescherming voor medewerkers Periodieke gehoortest voor medewerkers Actief ARBO beleid
0%
20%
40%
60%
80%
100%
Zoals te zien is in figuur 9, is van de 19 vernieuwde poppodia 74% bekend met de principes van Cultural Governance, van de overige poppodia is dat 55%. Als het gaat om toepassing of implementatie van deze principes zegt 58% van de vernieuwde podia deze geheel of gedeeltelijk geïmplementeerd te hebben; voor de overige podia is dit percentage 41%. 95% van de vernieuwde podia beschikt over een uitgeschreven beleidsplan tegenover 75%
Het Grote Poppodium Onderzoek 2008
Het Grote Poppodium Onderzoek 2008
74
75
van de overige podia. Van de vernieuwde podia stelt 100% minimaal eenmaal per jaar een begroting op, bij de overige podia doet 75% dit minstens een keer per jaar. Zoals te verwachten was, voldoen de 19 vernieuwde volledig aan de eisen van de wet milieubeheer; bij de overige podia is dat 75%. De vernieuwde podia hebben allemaal een invalidentoilet en bijna 90% ook een invalideningang. Van de overige podia heeft ruim 70% een invalideningang en iets meer dan 50% een invalidentoilet. De gegevens over de mate van automatisering laat zien dat 84% van de vernieuwde en 38% van de overige podia een geautomatiseerd kassasysteem heeft. Waar het de barautomatisering betreft lopen de percentages verder uiteen: ruim 50% van de vernieuwde heeft de biertaps geautomatiseerd, bij de overige podia is dat slechts 10%. Bij de vernieuwde podia voert 89% een actief ARBO-beleid, bij de overige podia 52%. Beschouwing van de specifieke maatregelen voor versterkt geluid leert dat bij 95 % van de vernieuwde podia de medewerkers gehoorbeschermers dragen en bij 42% van deze podia de medewerkers periodiek hun gehoor moeten laten testen. Bij de overige podia zijn deze percentages respectievelijk 86% en 7%. Bij 42% van de vernieuwde podia is structureel aandacht voor Vorming en Opleiding, bij de overige podia is dit 14%. 84% van de vernieuwde en 65% van de overige podia houden jaarlijks functioneringsgesprekken met staf- en managementteamleden. Van de vernieuwde podia zegt 52% op structurele basis samen te werken met culturele instellingen in de omgeving om de totale cultuurparticipatie te verhogen. Van de overige podia is dit 24%. Verder is 24% van de vernieuwde podia tevreden met de hoogte van het huidige subsidiebedrag, tegenover 15% van de overige poppodia. Resumerend toont het onderzoek op een ruim aantal criteria aan dat de vernieuwde podia meer geprofessionaliseerd zijn dan de overige podia. Zoals verwacht kon worden, scoren de vernieuwde podia hoger op alle hardware gerelateerde criteria, zoals milieu- en ARBO-eisen, automatisering, horeca en ticketing, en voorzieningen voor gehandicapten. Daarnaast zijn het eveneens de vernieuwde podia die meer aandacht hebben voor Cultural Governance, voor een adequate planning- en controlcyclus en voor personeelsbeleid. Vernieuwde podia werken bovendien meer op structurele basis samen met culturele instellingen in de omgeving.
De meeste Nederlandse poppodia zijn in de afgelopen tien jaar sterk gegroeid en hebben een serieuze ontwikkeling doorgemaakt richting verdergaande professionalisering. De groei ging gepaard met groeistuipen. Uit dit onderzoek blijkt dat de benarde situaties die daar op volgden, een opmaat vormden tot versterking van de bedrijfsvoering; meer subsidie maar ook meer professionalisering. De mate van professionalisering, gemeten op basis van een bescheiden aantal indicatoren toont aan dat de nieuw- en verbouwpodia meer geprofessionaliseerd zijn dan de andere poppodia in Nederland. Het proces van nieuw- en verbouw van de hardware van podia ging hand in hand met de nieuw- en verbouw van de interne organisatie. Het Grote Poppodium Onderzoek 2008
Het Grote Poppodium Onderzoek 2008
77
76
6 Hoofdconclusies en aanbevelingen
6.1 De maatschappelijke betekenis van poppodia is anno 2008 groter Dit onderzoek toont aan dat de maatschappelijke betekenis van poppodia is toegenomen. De maatschappelijke betekenis van poppodia is het geheel van artistieke, sociale en economische functies die poppodia vervullen. Deze functies zijn versterkt. De toegenomen betekenis is niet los te zien van de ontwikkeling van popmuziek als vernieuwende kunstdiscipline, als belangrijke identiteitsdrager voor vooral jonge mensen en als bron van vermaak voor een steeds groter deel van de bevolking. Het feit dat maar liefst een half miljoen Nederlanders zich bezighoudt met de actieve beoefening van popmuziek toont het belang van popmuziek in termen van cultuurparticipatie en cultuurbereik. Vooral jongeren gebruiken deze kunstvorm zeer veel voor zelfexpressie en reflectie op de wereld. Daarnaast zien allochtone bevolkingsgroepen, met name in de grote steden, hun muzikale tradities steeds meer terug op de poppodia. Poppodia zijn een onmisbare schakel voor overheden die werk willen maken van de belangrijke maatschappelijke doelen van cultuurparticipatie en cultuurbereik. Anderzijds speelt de toename van het aantal podia en van de capaciteit van veel poppodia een rol. Het aanbod van de podia is in de afgelopen jaren sterk toegenomen. Ook wordt het aanbod steeds meer divers. Poppodia programmeren vooruitstrevend en nieuwe muziekstromingen vinden er vaak razendsnel hun weg. De wisselwerking tussen popmuziek en andere vernieuwende kunstdisciplines, zoals video, vormgeving en mode, is traditioneel sterk ontwikkeld, hetgeen op allerlei manieren tot uiting komt. Popgroepen uit eigen land en uit de directe omgeving van het betreffende podium vervullen een steeds belangrijker rol in de programmering. Het belang van poppodia als vernieuwer in het gemeentelijke kunstaanbod is groot. Opvallend is dat de poppodia anno 2008 met dit bredere aanbod steeds meer verschillende leeftijdsgroepen aan zich weten te binden. De poppodia blijken niettemin nog steeds met beide benen in de jongerencultuur te staan. Ze zijn beter in staat om specifiek jonge doelgroepen te bereiken dan de meeste andere culturele instellingen. Het poppodium is vaak de eerste culturele instelling die een jongere bezoekt. Het is dan ook logisch dat de poppodia een grote rol spelen in de cultuureducatie. De toegenomen maatschappelijke betekenis van poppodia hangt samen met de manier waarop gemeentelijke overheden de poppodia anno 2008 percipiëren. Waar de podia oorspronkelijk vooral werden gesteund met het doel om overlast tegen te gaan zijn de podia inmiddels gepromoveerd tot gewaardeerde culturele spelers. Dit is letterlijk zichtbaar in de vele mooie, nieuwe gebouwen die door gemeentelijke overheden vaak op centrale plaatsen in steden zijn neergezet. Anno 2008 geldt in Nederland de ongeschreven wet dat in ieder geval elke middelgrote gemeente een eigen poppodium behoort te hebben. Onderzoek toont aan dat ook de poppodia indirect een bijdrage leveren aan het vergroten van de aantrekkingskracht van gemeenten op nieuwe inwoners en als vestigingsfactor voor bedrijven. Gemeenten hebben de afgelopen jaren fors geïnvesteerd in de poppodia. Gebleken is dat zij het belangrijk vinden om een mooi poppodium te hebben. Niettemin is er nog een belangrijke volgende stap te zetten, want de beleidsmatige inbedding van poppodia wordt door de sector
Het Grote Poppodium Onderzoek 2008
Het Grote Poppodium Onderzoek 2008
79
78
nog als zwak ervaren. Dit blijkt onder meer uit het feit dat in veel steden nog amper sprake is van een samenhangend popbeleid dat de verschillende actoren in de popsector in samenhang bekijkt en waarin een degelijke agenda voor de toekomst wordt gevoerd. De relevantie van zo’n samenhangend popbeleid heeft anno 2008 niet aan waarde ingeboet. Bij veel poppodia vond nieuwbouw plaats en ook verbouwingen waren aan de orde van de dag. In alleen al de laatste vier jaar tekenden vijf leden van de VNPF voor nieuwbouw van meestal grotere podia. Tegelijkertijd vonden bij 11 poppodia ingrijpende verbouwingen plaats. Deze bouwgolf is nog niet ten einde. De belangrijkste aanleiding voor de bouwplannen in de afgelopen jaren vormen enkele drastische veranderingen in de omgeving van de poppodia, zoals opheffing van de ID-banen en strengere ARBO- en milieuwetgeving. Met name de strengere wetgeving op het gebied van ARBO en milieu waren voor veel gemeenten aanleiding om een nieuw poppodium te bouwen. Nieuwbouw betekende in alle gevallen toename van de capaciteit. Naast de capaciteitsgroei leidde ook de sterke toename van de omzetten van podia in de afgelopen tien jaar tot noodzakelijke veranderingen in de bedrijfsorganisaties. Het merendeel van de Nederlandse poppodia is als gevolg van deze ingrijpende veranderingen in versneld tempo geprofessionaliseerd. Ook het aantal betaalde medewerkers nam in de afgelopen 12 jaar fors toe. De hierboven geschetste ontwikkeling verliep menigmaal niet zonder groeistuipen. Podia en met name de nieuwbouwpodia, maar ook gemeenten werden vaak verrast door de gevolgen van deze groeistuipen. Dit leidde er toe dat veranderingen, waaronder extra ondersteuning, vaak te laat op gang kwamen om het beeld van wankele tempels te voorkomen. De terughoudende opstelling van gemeenten bij de subsidiëring van poppodia is een rem op verdere professionalisering. Het bleek in veel gevallen gemakkelijker om budgetten te verkrijgen voor de nieuwbouw dan voor de daaruit volgende stijging in de exploitatiekosten. Het imago van poppodia wordt ook bij de overheid gaandeweg beter. In vergelijking met schouwburgen en concertgebouwen is de waardering voor poppodia in financiële zin nog wel lager. Dit is oorzaak en gevolg van het feit dat poppodia in vergelijking met andere culturele spelers in hoge mate selfsupporting zijn. Cultuurprofijt zit als het ware in de poppodia ingebakken. Marketing, in al zijn facetten, is meer en meer leidend bij de totstandkoming van het inhoudelijk beleid en de programmering. De opkomst van internet heeft de oorspronkelijke werkwijzen van de programmeurs sterk verbeterd, dankzij de grote hoeveelheid beschikbare informatie, zowel over acts als over de wensen van het publiek. Deze ontwikkeling gaat gepaard met steeds verder toenemende publiekssegmentatie. De spreiding van aanbod en publiek over verschillende genres wordt steeds breder. De financiële positie is bij de meeste poppodia in Nederland nog niet sterk genoeg. Waar de exploitatie gaandeweg meer in balans komt is 69% van de podia nog niet in staat een risicoreserve op te bouwen. Hoe groter de maatschappelijke betekenis van de poppodia wordt, hoe belangrijker het is om ervoor te zorgen dat deze podia rusten op een degelijk financieel fundament (risicoreserve).
Het Grote Poppodium Onderzoek 2008
6.2 Ontwikkelingen dwingen verdere professionalisering af De bedrijfsvoering van een poppodium is er niet gemakkelijker op geworden. De kern van ‘het spel’ van de poppodia is niet veranderd, maar het speelveld is tegenwoordig groter en daardoor minder overzichtelijk. Poppodia dienen nog steeds te zorgen voor de juiste balans tussen vernieuwing en herkenbaarheid; de artistieke visie van de programmeur is nog steeds leading. De verbreding van het publiek en de verbreding en globalisering van het aanbod hebben echter een grote invloed op deze balans. Geen enkel poppodium kan zich anno 2008 beperken tot een aantal genres en dus tot een beperkt aantal doelgroepen. Een verdere verfijning en professionalisering van de marketing is een noodzakelijke voorwaarde. Zelfs een klein lokaal podium kan zich niet meer tot een niche beperken, tenzij andere podia in de directe omgeving voor de verbreding zorgen. In zo’n geval kan een podium zich een meer specifiek profiel permitteren. Het publiek kent dankzij internet het internationale aanbod beter dan vroeger en verwacht dat het poppodium ook zijn of haar act programmeert. De kleine podia zullen zich hierbij per definitie meer op het lokale moeten richten, waar voor de grote podia eerder een focus op het grote internationale aanbod en de Nederlandse (sub) top geldt. Dit hangt samen met het feit dat het aanbod van internationale bands toeneemt. Als hun speelveld de hele wereld is, plannen ze echter tijdens een tour minder optredens in Nederland. Een andere ontwikkeling die van invloed is op de kwaliteit van poppodia zijn de hogere eisen van de bezoekers. Het publiek verwacht bij poppodia geleidelijk hetzelfde serviceniveau als bij andere uitgaansgelegenheden. De toekomst van de poppodia in Nederland laat zich niet simpel voorspellen. Sterke schommelingen in vraag en aanbod, kwalitatief en kwantitatief, waren in de afgelopen 10 jaar aan de orde van de dag. De gevolgen van de vernieuwde ARBO- en milieuwetgeving zijn nog niet overwonnen of de gevolgen van het rookverbod en de kredietcrisis dienen zich aan. Het enige mogelijke antwoord op deze onzekerheden is verregaande professionalisering. Een geprofessionaliseerde organisatie reageert snel en adequaat op veranderingen in de omgeving. Dit is ook de belangrijkste boodschap voor alle betrokkenen die in directies en besturen van podia, in politieke en ambtelijke functies of als onderzoekers en adviseurs in de sector gedurende korte of lange tijd verantwoordelijkheid voor een poppodium dragen. Goedkoop is in het Nederlandse poplandschap maar al te vaak duurkoop gebleken. Investeren in organisaties en dus in exploitaties heeft zich op vele plaatsen vertaald in organisaties die op een hoger professioneel niveau zijn gaan functioneren. Het afdekken van financiële risico’s voor de toekomst vergt in veel gevallen juist vandaag een financiële investering.
6.3 Adviezen aan overheden Besteed periodiek aandacht aan professionalisering Overheden hebben de afgelopen jaren vooral geïnvesteerd in de gebouwen van poppodia. Dit is van grote betekenis geweest voor de sector. Als gevolg daarvan zijn in veel gevallen exploitatiesprongen gemaakt die een noodzakelijke verhoging van de structurele subsidie
Het Grote Poppodium Onderzoek 2008
80
81
met zich meebracht. Dit was noodzakelijk. Door de jaren heen is ook het aantal betaalde medewerkers toegenomen. De impact van de podia (publieksbereik, financiën etc.) is gegroeid en er staat daardoor ook meer op het spel. Nu de omvang en het belang van de sector is toegenomen doen overheden er goed aan om meer aandacht te besteden aan de interne organisatie. Het is zaak om – met inachtneming van de eigen verantwoordelijkheid van het podium – nu structureel aandacht te besteden aan de verdere professionalisering.
reserveringen maakt een incidenteel probleem van een podium maar al te gauw een probleem van een wethouder. Een algemene risicoreserve zou minimaal 10% van de totale begroting moeten bedragen.
Er zijn verschillende instrumenten ontwikkeld die maken dat overheden het gesprek met instellingen op het juiste niveau kunnen voeren. Zo kan een systeem van zelfevaluatie door de instellingen een belangrijke rol spelen. Gecombineerd met een professionele doorlichting of een visitatie door experts kan zo in kaart worden gebracht welke professionaliseringsstappen een bepaald podium moet nemen. Verschillende (grote) steden laten hun grote culturele instellingen periodiek doorlichten, onder meer om in gesprek te blijven over de bedrijfsvoering. Het is verstandig om een dergelijke doorlichting systematisch – bijvoorbeeld eens per vier jaar – te laten plaatsvinden.
Houd rekening met de exploitatiesprong (en dus de subsidieverhoging) die steevast op nieuwbouw volgt Vergroting van een poppodium leidt niet alleen tot een verhoging van de omzet, maar ook tot een gelijke verhoging van de kosten. Lokale overheden moeten zich dus niet rijk rekenen. Het subsidiepercentage op een gemiddelde begroting, zo leert dit onderzoek – is door de jaren heen – ongeacht de schaalvergroting stabiel gebleven. De aanname dat vergrote podia verhoudingsgewijs met minder subsidie uit de voeten kunnen, is keer op keer een misvatting gebleken. Dit betekent dat overheden bij vergroting van een poppodium altijd rekening moeten houden met een in absolute zin hogere subsidie.
Hanteer zakelijke subsidiecontracten of prestatieovereenkomsten en voer geregeld overleg Het is voor de poppodia van belang zakelijke overeenkomsten te sluiten met de subsidiegever. Hoewel een aanzienlijk aantal podia zegt over dergelijke contracten te beschikken, kan het nuttig zijn om deze overeenkomsten nog eens goed tegen het licht te houden. Een goed contract bevat niet alleen de doelstelling van het podium in relatie tot de subsidie, maar ook concrete rapportageafspraken. Het is daarbij van belang om niet alleen aandacht te besteden aan feitelijke prestaties ten aanzien van bezoek, aanbod, omzet en dergelijke. Ook een toelichting op de belangrijkste actuele ontwikkelingen is noodzakelijk. Op die manier kunnen overheden en poppodia een inhoudelijk gesprek met elkaar voeren. De afspraken dienen zich tot de hoofdlijnen te beperken, zeker waar het gaat om de programmering. Daarin passen bijvoorbeeld geen voorschriften over bezoekcijfers per genre. Een poppodium dient de vrijheid te behouden om flexibel op ontwikkelingen te kunnen inspelen. Wel is het goed dat poppodia en overheden zich in een contract uitspreken over de algemene culturele en maatschappelijke doelstellingen die ze met het poppodium denken te realiseren. Tot slot dient in het subsidiecontract een afspraak te worden gemaakt voor periodiek overleg zowel op ambtelijk als op politiek niveau. Reserves (mogen) opbouwen is een voorwaarde voor het gewenste ondernemerschap Overheden besteedden de afgelopen jaren veel aandacht aan ondernemerschap binnen de culturele sector. Dat is een goede zaak, al geldt voor de poppodia dat zij vaak al met stip de grootste culturele ondernemers zijn onder de gemeentelijk gesubsidieerde culturele instellingen. De subsidievoorwaarden van de overheden moeten ondernemerschap niet in de weg zitten. Met name de regels die vaak in de subsidieverordeningen zijn vastgelegd over maximale reserveringen verhouden zich doorgaans slecht tot het gewenste ondernemerschap en de risico’s die daarmee samenhangen. Een beperking van de mogelijkheden voor
Het Grote Poppodium Onderzoek 2008
Naast de hoogte van de reservering moet de balans als geheel bij de meeste podia een veel beter aanzien krijgen. De standaard kwantitatieve indicatoren voor een gezonde financiële positie moeten op groen komen. (zie tabel 26)
Breng meer structuur aan in het gehele popmuziekbeleid in de gemeente Het popbeleid van de meeste gemeenten stelt helaas nog te weinig voor. De aandacht beperkt zich vaak tot de individuele podia. Dit doet geen recht aan de kansen die popmuziek op lokaal niveau te bieden heeft. Een goed popbeleid besteedt aandacht aan popmuziek in brede zin en positioneert het poppodium ten opzichte van het volledige popveld en aanverwante disciplines. POPnl heeft een prima handleiding voor lokaal popbeleid uitgebracht die aanwijzingen geeft voor een breed popbeleid dat recht doet aan de toegenomen maatschappelijke positie van pop.
6.4 Adviezen aan directies en bestuurders van poppodia Kwaliteitsmanagement is nooit af Zoals gezegd is het enige antwoord op de onzekerheden in de omgeving van poppodia vergaande professionalisering. Kwaliteitsmanagement moet een vaste waarde worden in het beleid van poppodia. Het is daartoe van belang om met grote regelmaat organisatie en beleid tegen het licht te houden. Dit is niet mogelijk zonder de juiste managementinformatie. Het begint echter met een breed gedragen gevoel van noodzaak tot kwaliteitsverbetering, in ieder geval bij bestuur en directie. Een hulpmiddel als het INK-model zorgt voor volledigheid in de analyse. Het model kan ook evenwichtigheid in het nieuwe beleid realiseren. Voor de meeste podia begint het met een volledige positiebepaling, op basis waarvan strategie en beleid bepaald kunnen worden. De code van Cultural Governance biedt nog steeds een goed handvat om het eigen bestuur periodiek door te lichten. Maak als bestuur en directie serieus werk van de relatie met de gemeente. Organiseer regelma-
Het Grote Poppodium Onderzoek 2008
83
82
tig overleg en houd politici en ambtenaren goed op de hoogte van relevante ontwikkelingen in de organisatie en in de omgeving van het poppodium. Manage de verwachtingen, maak helder welke problemen zich aandienen en wat reële mogelijkheden zijn om die het hoofd te bieden. Schets mogelijke scenario’s met bijbehorende keuzes en gevolgen. Investeer in medewerkers In de gesprekken in het kader van dit onderzoek kwam naar voren dat de aandacht voor opleidingen en trainingen voor medewerkers in de popsector te wensen overlaat. Er is genoeg reden om te constateren dat de sector meer moet investeren in the human capital. De VNPF organiseert op haar congressen regelmatig bijeenkomsten voor specifieke beroepsgroepen binnen de popsector. Ook blijkt de bereidheid bij poppodia om kennis te delen groot te zijn. Het wordt echter tijd om op een structurele manier en wellicht ook in samenwerking met onderwijsinstellingen te werken aan een programma van opleidingen en trainingen toegespitst op de sector. Hierbij is uitdrukkelijk een rol weggelegd voor de VNPF. Investeren in medewerkers betekent ook investeren in goede arbeidsvoorwaarden, reële salarissen en dito pensioenopbouw. De CAO voor de poppodia is inmiddels een feit. In juni 2010 zal naar verwachting ook het bijbehorende salarishuis worden vastgesteld. Voor zover dat nog niet gebeurd is, moeten de podia de gevolgen van deze CAO voor de begroting bij hun gemeentelijke overheid aankondigen. Verfijn de marketing en versterk de koppeling tussen marketing en programmering Het incidentele bezoek aan poppodia en de spreiding over genres zullen toenemen. Om aan deze ontwikkelingen tegemoet te komen moeten de banden met de verschillende publieksgroepen versterkt worden. Dit begint met bereik. Hiertoe moeten vertegenwoordigers uit de verschillende publieksgroepen meer bij de programmering en marketing betrokken worden. De specifieke programmering bepaalt de opkomst van het publiek. De tijd dat bezoekers, ongeacht het programma of zelfs zonder het programma te kennen naar het poppodium kwamen, ligt ver achter ons.
6.5 Toekomstige issues met betrekking tot de poppodiumsector Dit onderzoek heeft een breed beeld willen geven van de poppodia anno 2008. De uitkomsten van het onderzoek geven – zoals het een sectoronderzoek betaamt – aanleiding tot het stellen van vervolgvragen en tot een behoefte aan nadere verdieping op een aantal punten. Hieronder volgt een niet-uitputtende lijst van vervolgvragen die relevant zijn voor de poppodiumsector nu, of in de toekomst. Het zijn onderwerpen die nader onderzoek en studie behoeven. De positie van festivals en de gevolgen voor de poppodiumsector De festivals hebben in Nederland een sterke positie verworven. Betrokkenen in de sector schatten de gevolgen van deze ontwikkeling voor de poppodiumsector verschillend in. De effecten over en weer zijn een onderwerp dat een serieuze studie behoeft.
Het Grote Poppodium Onderzoek 2008
Eigentijds P&O-beleid voor poppodia: De poppodia hebben in relatief korte tijd een groter aandeel betaalde krachten in dienst kunnen nemen. Ook heeft een serieuze professionaliseringsslag plaatsgevonden. De gesprekken tijdens dit onderzoek geven aanleiding om het P&O-beleid van de poppodia systematisch door te lichten. Deelonderwerpen die daarbij onder meer aan de orde moeten komen zijn: scholing, doorstroming en pensioenopbouw. Specifiek financieel-economisch onderzoek bedrijfsvoering Dit onderzoek en ook de vragen die gesteld zijn in de enquête beperken zich tot de hoofdlijnen van het financieel-economisch functioneren van de poppodia. In de begeleidingsgroep is uitdrukkelijk aangegeven dat dit onderwerp relevant is voor vervolgonderzoek. De financieeleconomische huishouding moet systematisch tegen het licht worden gehouden. Structureel publieksonderzoek op landelijk niveau Het ontbreekt aan structureel publieksonderzoek op landelijk niveau. De poppodiumsector als geheel heeft er belang bij om gedetailleerde informatie over haar bezoekersgroepen te verzamelen. Jaarlijks onderzoek op landelijke schaal is daarom zeer wenselijk om in dit hiaat te voorzien. Ondernemerschap in relatie tot regeldruk In de gesprekken met de begeleidingsgroep is de regeldruk van overheidswege diverse malen in relatie gebracht met de wens van diezelfde overheden om ondernemerschap nog beter vorm te geven. De overheid lijkt zichzelf en de podia in de weg te staan bij de stimulering van ondernemerschap door een teveel aan soms tegenstrijdige regels. Het is daarom goed om de regeldruk waar een gemiddeld podium mee te maken heeft duidelijk in beeld te brengen. Op die manier kan bepaald worden hoe overbodige blokkades kunnen worden weggewerkt. De VNPF heeft onlangs een convenant afgesloten met de belastingdienst om de afspraken tussen de belastingdienst en de podia te uniformeren. Een ander interessant punt met betrekking tot regelgeving betreft de onduidelijkheid over de beste juridische en fiscale configuratie voor een poppodium. Een studie naar de optimale configuratie wordt node gemist. Effect van prijsbeleid op keuzes van consumenten De prijsstijging van concertkaarten zet door. Belangrijkste oorzaak hiervan is dat artiesten voor hun inkomsten nog meer afhankelijk worden van live optredens. Voor grote groepen bezoekers, waaronder vooral jongeren, wordt regelmatig bezoek aan poppodia daardoor wellicht onbetaalbaar. Dit heeft grote gevolgen voor de programmering en marketing. De effecten hiervan behoeven onderzoek.
Het Grote Poppodium Onderzoek 2008
84
85
De verschillen en overeenkomsten in programmering van poppodia en schouwburgen & concertgebouwen Schouwburgen en concertgebouwen gaan geleidelijk aan meer popmuziek presenteren. Het is goed om deze ontwikkeling nader in beeld te brengen. Is er sprake van overlap of concurrentie? Wat is wenselijk vanuit het perspectief van de poppodia en wat niet? Samenwerking tussen poppodia op het gebied van marketing, programmering en bedrijfsvoering. Samenwerking tussen poppodia op het gebied van marketing, programmering en bedrijfsvoering komt maar weinig voor. Er lijken wel degelijk grote voordelen te behalen bij structurele samenwerking. Wat zijn de mogelijkheden en hoe komt het dat het tot nog toe weinig gebeurt? Een onderwerp voor nader onderzoek.
De steun van gemeentelijke overheden is in de afgelopen jaren groot geweest bij nieuwen verbouw van poppodia. Tegelijkertijd was er van gemeentelijke zijde minder aandacht voor de organisatie en de exploitatie. Dit terwijl de kwetsbaarheid – ook in politieke zin – juist daarin schuilt. Het is nu tijd om de subsidievoorwaarden te verruimen en om middelen vrij te spelen voor investeringen in de organisatie van poppodia. Daarbij is het nodig dat overheden een serieus en visionair beleid voor het gehele popveld ontwikkelen dat verder strekt dan uitsluitend subsidies verdelen. Voor directies van podia wil dit onderzoek een aanmoediging zijn om werk te maken van kwaliteitsmanagement. De verdere verfijning van de marketing en de versterking van de koppeling tussen marketing en programmering zijn de belangrijkste opgaven voor de toekomst. Tot slot geldt dat directies meer zullen moeten investeren in hun medewerkers.
Het Grote Poppodium Onderzoek 2008
Het Grote Poppodium Onderzoek 2008
86
87
Bijlage 1
Gesprekspartners en focusgroepen
Begeleidingscommissie
Focusgroep directies
Pierre Ballings, Robert Bangma, Ron Euser, Margriet van Kraats, André Nuchelmans, Dick Pakkert, Berend Schans,
Directeur Paradiso Algemeen coördinator Vera Senior boeker Mojo Concerts Directeur Tivoli Stafmedewerker Boekmanstichting Directeur Rotown en Stichting What’s Live Directeur VNPF
Bais, Coen Iking, Mike Lohuis, Gerard Stecher, Rob Verstegen, Arie
Davidse, Arjen Ginkel, Martin van Haagsma, Jacob Mutsaers, Lambert Rutten, Paul Venema, Willem Weide, Siebe Zelfde, Juha van ‘t
Hoofd pop, wereldmuziek en jazz Muziek Centrum Nederland Algemeen directeur Stichting Kunst & Zaken (voormalig directeur FPPM) Popjournalist NRC Handelsblad en Leeuwarder Courant Programmaleider K&Z-Expertprogramma Stichting Kunst & Zaken Professor digitale mediastudies Universiteit Leiden Directeur The Alternative Directeur Museumvereniging (voormalig directeur VNPF) Freelance programmeur experimentele muziek
Individuele interviews
Metropool Het Burgerweeshuis P60 Patronaat Cultuurpodium Boerderij
Focusgroep marketing en publiciteit 1 (medewerkers poppodia) Heemsbergen, Jon Holter, Joris Jong, Arlette de Schippers, Tom
Melkweg Doornroosje Tivoli Patronaat
Focusgroep marketing en publiciteit 2 (zelfstandig marketeers in de popsector) Deleau, Luc Kroes, Ronnie Rompaey, Hans van
Bureau Deleau Rock & Ronnie FIRMA
Focusgroep programmering Dondorff, Bert Gijsen, Johan Hamelink, Harry Ruchtie, Joey Sligting, Jan Willem
Luxor Live Tivoli Motel Mozaïque Rotown, Noorderslag Paradiso
Focusgroep bedrijfsvoering en horeca Buys, Jan Krabben, Gerard Molenaar, Mark Stoks, Nard Verhagen, Harald
Het Grote Poppodium Onderzoek 2008
013 P3 Waterfront Paradiso Tivoli
Het Grote Poppodium Onderzoek 2008
88
89
Bijlage 2
Overzicht van de onderzoekspopulatie
013 Atak Baroeg Beest Bibelot Bolwerk, Het Brogum Buk Buk Burgerweeshuis, Het Buze, De CKB Underground Doornroosje Dynamo Effenaar Ekko Escape Fenix Gigant Groene Engel, De Haarhorst Hedon Iduna Kade, De Kasteel, Het Kelder, De Luxor Live LVC Manifesto Meester, De Melkweg Merleyn Metropool Mezz
Het Grote Poppodium Onderzoek 2008
Tilburg Enschede Rotterdam Goes Dordrecht Sneek Zierikzee Heiloo Deventer Steenwijk Bergen op zoom Nijmegen Eindhoven Eindhoven Utrecht Veenendaal Sittard Apeldoorn Oss Gorinchem Zwolle Drachten Zaandam Alphen aan den Rijn Amersfoort Arnhem Leiden Hoorn Almere Amsterdam Nijmegen Hengelo Breda
Mix Nieuwe Nor, De Nirwana Oosterpoort, De P3 P60 Paard van Troje Pakhuus, ‘t Paradiso Parkhof Patronaat Peppel, De Perron 55 Plato Podium Popcentrale Pul R17 Rotown Simplon So What! Tavenu, De Taverne Tivoli Ukien, ‘t Underground Vera W2 WaterFront Watt Willemeen Worm
Wolvega Heerlen Lierop Groningen Purmerend Amstelveen Den Haag Silvolde Amsterdam Alkmaar Haarlem Zeist Venlo Helmond Hoogeveen Dordrecht Uden Grootebroek Rotterdam Groningen Gouda Waalwijk Bergen Utrecht Kampen Lelystad Groningen Den Bosch Rotterdam Rotterdam Arnhem Rotterdam
Het Grote Poppodium Onderzoek 2008
90
91
Bijlage 3
Literatuurlijst
Anderson, C. (2007) The Long Tail: how endless choice is creating unlimited demand. London: Random House. Bork, R. van, M. Dicke en R. Bazuin (2008) 395 minuten: amateur-popmuziek in Nederland. Rotterdam: Kunstfactor/Popunie/&Concept. Broek, A. van den, F. Huysmans en J. de Haan (2005) Cultuurminnaars en Cultuurmijders. Trends in de belangstelling voor kunsten en cultureel erfgoed. Den Haag: SCP.
INK (2008) Handleiding Positie en Ambitie bepalen. Zaltbommel: INK. Jolles, A. en J. van Beusekom (red.) (2007) Hey ho, let’s go! Poppodia in Nederland. Rotterdam: NAi uitgevers. Lagendijk, E. en R. Zoutman (2006) Pop met beleid: handreiking voor gemeenten. Amsterdam: POPnl. Marlet, G., I.M. Tames en J.R. Rosen Jacobson (2002) Muziek in de stad. Breukelen: NYFER.
Brug, M. van der (eindred.) (2006) Code Cultural Governance: pas toe of leg uit. Rotterdam: Stichting Kunst & Zaken. Bureau Martine van der Blij (1996) Van uitschot naar boegbeeld: een sectoranalyse van de Nederlandse Poppodia. Amsterdam: BMB. Carvalho, H. (2008) ‘Touren tot je erbij neervalt: het liveconcert is belangrijker dan ooit’. In: NRC Handelsblad, cultureel supplement, 4 april. Deloitte & Touche Bakkenist (2001) Cultureel Ondernemerschap: een kwestie van balans: aanbevelingen voor een dynamischer relatie tussen culturele instellingen en de overheid. Amsterdam: Stichting Kunst & Zaken. Fiers, L. en M. Wiendels (2005) ‘Grip op Welzijnsinstellingen’ In: Overheids Management, nr. 9, 232-236. Gijssel, R. van (2007) ‘Wankele tempels’ In: De Volkskrant, 15 maart. Graaff, H. de en H.O. van den Berg (1985) Onderzoeksverslag Popmuziek in Nederland: podia en bands: een inventarisatie. Rijswijk: Ministerie van WVC. Haan, J. en A. Adolfsen (2008) De virtuele cultuurbezoeker: publieke belangstelling voor cultuurwebsites. Den Haag: SCP. Idema, J. en H.-J. Grievink (2007) Datascape Cultuur. Rotterdam: Veenman.
Het Grote Poppodium Onderzoek 2008
Marlet, G., J. Poort en F. Laverman (2007a) De kunst van investeren in cultuur. Amsterdam/ Utrecht: SEO/Stichting Atlas voor gemeenten . Marlet, G. en C. van Woekers (2007b) Atlas voor gemeenten 2007. Utrecht: Stichting Atlas voor gemeenten. Marlet, G. (2008) ‘Cultuur in de stad’. In: Boekman, jrg. 20, nr. 77, 83-88. Nuchelmans, A. (2002) ‘Dit gebonk dient tot het laatste toe te worden bestreden’: popmuziek en overheidsbeleid 1975-2001. Amsterdam: Boekmanstudies. Nuchelmans, A. (2007) ‘We want more!! De groeistuipen van de Nederlandse poppodia’. In: Boekman, jrg. 19, nr. 71, 21-27. Ploeg, R. van der (1999) Cultuur als confrontatie : uitgangspunten voor het cultuurbeleid 2001-2004. Zoetermeer: Ministerie van OC&W. Ranshuysen, L. en A. Elffers (2005) Het publiek van poppodia anno 2004. Amsterdam: VNP. Sanders, M. (voorz.) (2008) Meer draagvlak voor cultuur: advies Commissie Cultuurprofijt. Amsterdam: Commissie Cultuurprofijt. Scholten, D. en L. Jongmans (eindred.) (2008) Amateurkunstbeleid OK: een handreiking voor gemeenten. S.l.: Kunstfactor / VNG.
Het Grote Poppodium Onderzoek 2008
92
Vervolg
Literatuurlijst
Smithuijsen, C. (red.) (2007) Cultuurbeleid in Nederland. Den Haag/Amsterdam: Ministerie van OCW/Boekmanstudies. Solleveld, P. (voorw.) (2008) De entertainmentbranche in 2007/2008. Hilversum: NVPI. TNS NIPO (2007) Onderzoek marktbeschrijving podiumkunsten 2006: samenvatting en conclusies. Amsterdam: TNS NIPO. Vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (2008) Cultuurnota 2005-2008: verslag van een algemeen overleg. Den Haag: Sdu. (Kamerstukken II 2007/08, 28 989, nr. 70). VNP (2004a) VNP In-Sight: Facts & Figures. Amsterdam: VNP. VNP (2004b) VNP In-sight: Facts & Figures 2003. Amsterdam: VNP. VNPF (2005) In-sight Poppodia: Facts & Figures 2004. Amsterdam: VNPF. VNPF (2006) In-sight Poppodia: Facts & Figures 2005. Amsterdam: VNPF. VNPF (2007) In-sight Poppodia: Facts & Figures 2006. Amsterdam: VNPF. VNPF (2008) In-sight Poppodia: Facts & Figures 2007. Amsterdam: VNPF. VSCD (2008) Podia 2007: cijfers en kengetallen van de Vereniging van Schouwburg- en Concertgebouwdirecties (VSCD). Amsterdam: VSCD. Wils, J. en S.M. van Klaveren (2008) Wat kan er beter in de podiumkunsten? Onderzoek naar knelpunten en oplossingen in de bedrijfsvoering: eindrapport. Zoetermeer: Research voor Beleid.
Het Grote Poppodium Onderzoek 2008