Het goede zoeken Ds. D.W. Tuinier – Psalm 122:9
Zingen: Lezen: Zingen: Zingen: Zingen:
Psalm 122: 1 Psalm 122 Psalm 132: 9, 10 Psalm 27: 5 Psalm 4: 4
Gemeente, we vragen in deze dienst uw aandacht voor Psalm 122 vers 9. Daar lezen we: Om des huizes des HEEREN onzes Gods wil, zal ik het goede voor u zoeken. Het thema van de preek is: Het goede zoeken. Wij werken dit uit in drie gedachten: 1. De persoon van de zoeker 2. De reden van zijn zoeken 3. De inhoud van zijn zoeken 1. De persoon van de zoeker Psalm 122 is een opgangslied; een pelgrimslied dat de feestgangers zingen als zij gezamenlijk de reis maken naar Jeruzalem. U ziet ze in gedachten gaan, een steeds groeiende groep mensen die, overal vandaan, naar de heilige stad afreizen. Op een gegeven ogenblik zien ze in de verte Jeruzalem liggen. Het zal niet lang meer duren of hun voeten betreden de poorten van de stad van God. Ze zingen uit de volheid van hun gemoed, zoals we lezen in de verzen 1 en 2: Een lied Hammaäloth, van David. Ik verblijd mij in degenen die tot mij zeggen: Wij zullen in het huis des HEEREN gaan. Onze voeten zijn staande in uw poorten, o Jeruzalem! Wat zal dat mooi hebben geklonken uit die duizenden monden! Wat zal dat een schoon gezicht geweest zijn, als daar Jeruzalem, omringd door de bergen, in zicht komt! Daar is de stad! Daar is het huis van de Heere, daar is het heiligdom van onze God. Dat is hun reisdoel en men zingt uit volle borst uit liefde tot de stad. U leest dat in vers 3: Jeruzalem is gebouwd, als een stad die wel samengevoegd is. Jeruzalem is een heerlijke stad. In vers 5 lezen we dat Jeruzalem de stad is van het hooggerechtshof: Want daar zijn de stoelen des gerichts gezet, de stoelen van het huis van David. De stammen gaan op tot de getuigenis Israëls, om de Naam van de Heere te danken. Jeruzalem is vooral de stad van de sjaloom, de stad van de vrede. Maar die schoonheid, heerlijkheid en grootheid heeft Jeruzalem niet van zichzelf. Alles in de stad gaat om het huis van de Heere, Gods heiligdom. Het gaat om de tent die koning David www.prekenweb.nl
1/10
Ds. D.W. Tuinier – Het goede zoeken
onder het Oude Testament gespannen heeft over de ark des verbonds, de tent der samenkomst. Het gaat om Gods huis, de tempel, die koning Salomo heeft gebouwd. Alles daar is een zichtbare preek van de Verbondsjehova. Hij wil daar wonen onder een onheilig volk. Hij openbaart daar Zijn heerlijkheid. Zijn Naam wordt daar grootgemaakt. Daar, in Gods huis, in het heilige, wordt het goede gezocht, begeerd en ontvangen. Daarvan weet de dichter, de zoeker van het goede, van deze psalm ook. Wie is de zoeker in onze tekst? Het is David. We weten dit uit de aanhef van de psalm: Een lied Hammaäloth, van David. En in vers 9 zegt hij: Om des huizes des HEEREN onzes Gods wil, zal ik ─ dat is David ─ het goede voor u zoeken. Waarom is hij een zoeker? Wel, dat is zijn opdracht. Hij is immers de gezalfde des Heeren. Hij is door Samuël gezalfd met olie. Die olie ziet op de Heilige Geest. David is ambtsdrager in bijzondere zin. Hij is door God afgezonderd om koning te zijn over zijn volk. Maar David is niet alleen koning. Wij kennen hem toch ook als profeet uit zijn psalmen? David is bijzonder verlicht en geleid door God de Heilige Geest om profeet te zijn! Wat heeft hij veel profetisch licht van boven ontvangen om zijn volk voor te gaan in de wegen van de Heere. Wat ontvangt hij veel zegen om met zijn volk te spreken over de genade van de Verbondsjehova! Over Hem, Die Zich in Jeruzalem van boven het verzoendeksel openbaart en Zijn Naam groot maakt, en Die Zich verheerlijkt te midden van Zijn volk. David is de zoeker van het goede voor Jeruzalem. Het is zijn opdracht om het goede voor Jeruzalem te zoeken. Als de koning op zichzelf ziet ─ de Heere geeft hem zelfkennis – dan heeft hij geen hoge gedachten van zichzelf. David voelt zich juist onbekwaam en onwaardig. Wat is het dan voor hem een verwaardiging om van Godswege afgezonderd te zijn in Zijn dienst, ondanks de onmogelijkheden en de bezwaren. Naar menselijke berekening is het voor hem onmogelijk om het goede voor Jeruzalem te zoeken. Maar toch, de Heere roept hem. Hij is de Getrouwe en daarom ervaart ‘de man naar Gods hart’ zijn verantwoordelijkheid. Hij voelt het als zijn dure plicht en roeping om het goede voor Jeruzalem te zoeken. Bovendien is het is niet alleen zijn opdracht, maar ook de begeerte van zijn hart. Dat verlangen heeft de Heere al heel jong in zijn ziel gelegd. Het belang van de stad gaat hem bijzonder aan het hart. De man Gods is hartelijk en met zielenbanden aan Jeruzalem verbonden. In één van zijn psalmen roept hij uit, en in dat licht moet u ook Psalm 122 zien: Eén ding heb ik van de HEERE begeerd, dat zal ik zoeken: dat ik al de dagen mijns levens mocht wonen in het huis des HEEREN (Ps.27:4). En dat verlangen is nu ook levend. We hebben gezien: David is de zoeker, en de dichter van deze psalm. Nu komt de vraag op ons af: zijn wij ook zo’n zoeker, een zoeker van het goede? Want als de Heere in uw leven komt, als Hij met Zijn Geest zaligmakend werkt, worden deze woorden van David op uw hart gebonden, ook al bent u geen koning.
www.prekenweb.nl
2/10
Ds. D.W. Tuinier – Het goede zoeken
We zijn namelijk allemaal ambtsdrager. Wij worden allen geroepen om een zoeker van het goede te zijn. Zingt u het David na: Om des huizes des HEEREN onzes Gods wil, zal ik het goede voor u zoeken? Bent u zo’n zoeker? Hoe vaak hebben we deze psalm al niet meegezongen. Misschien gezongen zonder er bij na te denken. Dan zijn het alleen maar klanken zonder inhoud, zonder betekenis. Wat is dat erg! U moet heel persoonlijk zo’n zoeker worden en zo’n zoeker blijven, ook na ontvangen genade. Waarom is David zo hartelijk verbonden met Jeruzalem? Omdat de Heere door Zijn Geest een geloofsband heeft gelegd. De band die de Heilige Geest werkt en in stand houdt, is een band die met Christus verenigt. Als we met Hem één worden, dan worden we ook met zielenbanden verbonden aan Zijn Woord en Zijn gezegende instellingen. Zijn dienst is dan een liefdedienst voor u. Zegt u het de dichter na: Ik verblijd mij in degenen die tot mij zeggen: Wij zullen in het huis des HEEREN gaan? Hoe bent u naar de kerk gekomen? Zijn we net als de stammen des Heeren in deze psalm? Dragen we die naam? Doorleven we dat: Tot de getuigenis Israëls, om de Naam des HEEREN te danken? Zijn we ook zulke zoekers van het goede? Heeft de Heere u zoekende gemaakt? Van nature zoeken we iets anders. Wij zoeken onszelf. Vanuit onszelf zoeken we de zonden en zijn we gericht op het aardse leven. Alleen door Gods genade, door het eenzijdige genadewonder van de wedergeboorte, wordt u een zoeker van het werkelijk goede. En… zoekers worden vinders! Gemeente, wat is dat nodig: het goede zoeken. Allereerst voor uzelf. We staan heel persoonlijk in het leven, we moeten er zo persoonlijk weer uit. Bent u een zoeker van uw persoonlijk zielenheil? Toen Maria hongerend en dorstend, heilbegerig en uitziend om onderwijs te ontvangen, een plaats ontving aan de gezegende voeten van de Heere Jezus, heeft Hij gezegd: Doch Maria heeft het goede deel uitgekozen ─ zij heeft het goede deel ontvangen ─ hetwelk van haar niet zal weggenomen worden (Luk.10:42). David is ook zo’n zoeker geworden. Hoewel hij mens was en bleef. Dat heeft hij tot zijn grote verdriet moeten inleven. In Psalm 32 en Psalm 51 lezen we dat Gods Geest hem opnieuw als schuldenaar, als zondaar, diep in het stof aan Zijn voeten brengt. Daar leert hij zijn schuld opnieuw eigenen, belijden en bewenen. Niets menselijks en zondigs is David vreemd. Van hem is ook geen enkel goed te verwachten. Daarom wijzen wij van David af naar Hem, Die uit zijn lendenen is voortgekomen: de grote Davidszoon. Het gaat om Hem, de Heere Jezus Christus, Die reeds in de stilte van de eeuwigheid het goede voor Zijn Vader zocht en ook het goede voor Zijn Kerk, het geestelijk Jeruzalem, heeft gezocht. De Heere Jezus zocht het goede voor Zijn Vader. Het was Zijn spijze de wil van Zijn Vader te doen. Hij beloofde in de raad des vredes: ‘Vader, Ik kom om Uw wil en Uw welbehagen te doen.’
www.prekenweb.nl
3/10
Ds. D.W. Tuinier – Het goede zoeken
Hij zocht voor Zijn hemelse Vader het goede toen Hij de weg van lijden en sterven ging. In het bijzonder in Gethsémané en op Golgotha zocht Hij de eer van Zijn Vader te verheerlijken. Daar verdiende Hij de zaligheid voor Zijn Kerk. Dat is het goede voor Jeruzalem. Hij is echter niet in de dood gebleven. Hij is opgestaan. Hij is de Middelaar van toepassing en de Middelaar van verdienste. Hij heeft het goede gevonden. Jesaja profeteert van Hem: Als Zijn ziel Zich tot een schuldoffer gesteld zal hebben, zo zal Hij zaad zien, Hij zal de dagen verlengen; en het welbehagen des HEEREN zal door Zijn hand gelukkiglijk voortgaan (Jes.53:10). Dat is het goede voor de Vader en voor Jeruzalem. Daarom ligt het geestelijke Jeruzalem in Zijn handen. Niet in de handen van koning David, maar in de doorboorde, doornagelde handen van de Meerdere van David. Hij is de grote Zoeker, met een hoofdletter, Die zit aan de rechterhand van Zijn Vader. Gemeente, Hij zoekt nog steeds, ook vandaag, het goede voor Jeruzalem. En wat is dat? Het welbehagen van Zijn Vader zal door Zijn doorboorde, bebloede en borgtochtelijke middelaarshanden, doorgaan. Hij is de grote Voorbidder van Zijn Kerk. Hij onderwijst het geestelijke Jeruzalem. Hij bidt voor hen en Hij regeert hen door Zijn Geest. Hij vergadert als de Koning van de Kerk door Woord en Geest Zich een gemeente tot het eeuwige leven. Hij zoekt ook vandaag nog het goede! Wat is het goede? Dat God aan Zijn eer komt in uw leven. Het goede is: dat u behouden wordt. De grote Davidszoon wil niet dat u verloren gaat, maar wil dat u zich bekeert en leeft. Het goede, jongelui, is dat je je hart niet geeft aan de wereld. Je moet niet achter de afgoden van deze tijd aangaan. Dat is het slechte… God zoekt het goede voor jullie als Hij klopt op de deur van je jonge hart: ‘Doe Mij open, doe Mij open!’ Hij zoekt het goede voor ons allemaal, als Hij ons toeroept: Wendt u naar Mij toe, wordt behouden, alle gij einden der aarde; want Ik ben God en niemand meer (Jes.45:22). Hij is de goede Herder, Die het verlorene zoekt. Hij is gekomen om te zoeken en zalig te maken dat verloren was. Hij heeft gezegd: Ik heb nog andere schapen, die van deze stal niet zijn; deze moet Ik ook toebrengen; en zij zullen Mijn stem horen, en het zal worden één kudde en één Herder (Joh.10:16). Het goede zoeken… We zagen de persoon van de zoeker. We letten nu op onze tweede gedachte: 2. De reden van Zijn zoeken Er zijn verschillende redenen voor David om het goede voor Jeruzalem te zoeken. Ik denk aan het belang van de stad. Handelsbelangen, de schoonheid, de ligging, de grootheid van de stad of de strategische ligging van Jeruzalem zijn belangrijk. Wellicht zijn er nog andere redenen om het goede voor de stad te zoeken.
www.prekenweb.nl
4/10
Ds. D.W. Tuinier – Het goede zoeken
Toch wordt dit alles hier niet genoemd. Voor aardse belangen is geen ruimte. Over zelfzucht, hoogmoed of eigenbelang lezen we niets. Twee redenen noemt David hier in deze Psalm 122 om het goede voor Jeruzalem te zoeken. De eerste heb ik al genoemd, die leest u in vers 9: Om des huizes des HEEREN onzes Gods wil. De tweede reden leest u in vers 8: Om mijner broederen en mijner vrienden wil, zal ik nu spreken: Vrede zij in u. Wie zijn dat, die broeders en vrienden van David? De kanttekeningen zeggen: ‘Dat is het ganse volk van Israël. Want ze hebben allemaal één God en Vader en ze zijn allemaal (naar het vlees) afkomstig van Abraham, Izak en Jakob.’ Calvijn twijfelt er niet aan of David doelt hier op de ware gelovigen, zijn geestelijke broeders en zusters. Het zijn Davids broeders in de genade, aan wie hij met zielenbanden verbonden is en waarvan de dichter zingt: Ik ben een vriend, ik ben een metgezel Van allen die Uw Naam ootmoedig vrezen. Calvijn zegt: ‘Het ziet op de geestelijke band. Het gaat hier om zijn geestelijke broeders en vrienden. Want het is zijn verlangen om voor hen het goede te zoeken.’ De liefde tot de Heere drijft David. De liefdesband tot God is er. Het geloof is in oefening, Gods eer is op zijn hart gebonden en de liefde tot de Meerdere van David vervult zijn ziel. Die liefdesband geeft ook een liefdesband tot zijn broeders en vrienden. En nu is het zijn begeerte om samen met hen de gunst, de liefde en de tegenwoordigheid van de Heere te mogen ervaren. Het is zijn verlangen om met elkaar de gemeenschap der heiligen te beoefenen. Waarom? Om de Naam des HEEREN te danken (vers 4). Gemeente, het gaat David om de eer van God. Het gaat hem erom dat de Naam van de Heere gedankt, geëerd en geloofd wordt. Het is noodzakelijk dat de grote Davidszoon benodigd, gekend en bemind wordt. Hij moet worden omhelsd door het geloof, opdat Hij alle waarde krijgen mag. Opdat Hij gestalte krijgen mag in het hart van Zijn Sion. Opdat Zijn kinderen Zijn beeld gelijkvormig mogen worden. En daarom: Om mijner broederen en mijner vrienden wil, zal ik nu spreken. Dat is voor David de reden om het goede voor Jeruzalem te zoeken. Als genade in beoefening is, dan is er natuurlijk ook een uitzien dat het getal van de broeders en vrienden uitgebreid wordt. Daarnaar verlangt David. Dat hoort ook bij het goede zoeken. Als koning heeft hij het eeuwig welzijn van zijn onderdanen op het oog. Ja, hij zoekt het behoud van hun onsterfelijke ziel. Niemand heeft hij voor de rampzaligheid over. Daarom dringt hij des te meer aan om het goede voor Jeruzalem te zoeken. Hoe ligt dat nu bij u? Zit u biddend in de kerk: ‘O Heere, laat Uw Kerk onder ons gebouwd worden. Geeft U dat er nieuwe parels mogen worden gehecht aan de gezegende middelaarskroon van Koning Jezus. In de veelheid van Uw onderdanen is toch Uw heerlijkheid? Daarin wordt U toch groot gemaakt? U bent toch de God van Lydia? Wilt U harten openen, door het krachtdadige werk van Uw Geest? Opdat er nieuwe stenen mogen worden ingemetseld in het Godsgebouw. U zoekt toch het goede voor Jeruzalem? U zoekt www.prekenweb.nl
5/10
Ds. D.W. Tuinier – Het goede zoeken
toch het goede voor gevallen adamskinderen, die verloren liggen in zonde en schuld? Het getal van Uw uitverkoren Kerk is nog niet vol. Doe het om Uws Naams wil, opdat die verheerlijkt worde!’ Om mijner broederen en mijner vrienden wil. Voelt u het aan? David staat niet hoog boven hen. Hij ziet ze als zijn broeders en vrienden. Al de zielen waarover de Heere hem gesteld heeft, zijn mensen zoals hij. Hij verheft zich niet boven hen. Allen zijn immers van dezelfde lap gescheurd. Allen hebben hetzelfde nodig. Om mijner broederen en mijner vrienden wil. Voor hen zoekt hij het goede; datgene wat goed is in Gods oog. Hij zoekt datgene wat hen opnieuw brengt in Gods gunst en gemeenschap. Daarom zegt hij: Om des huizes des HEEREN onzes Gods wil. Daar hebt u de tweede reden: het huis des HEEREN. Ziet u de Naam van de Verbondsjehova met hoofdletters? Het huis des HEEREN, de tent der samenkomst, waar de ark des HEEREN is; de ark van het verbond, die David daar heeft gebracht. David wilde een huis voor de Heere bouwen, maar dat mocht niet. Dat was een werk voor zijn zoon Salomo. Maar wat was hij al blij dat de ark weer terugkwam in Jeruzalem, op de berg Sion. Hij heeft er een tent overheen gespannen. Dat is voor hem het huis des HEEREN. Daar staat de ark van het verbond. De dieren worden daar geslacht. De offers worden er gebracht. Daar vloeit het bloed. Daar doen de priesters hun werk. Op de ark ligt het verzoendeksel. Alles is een zichtbare preek over het borgwerk van Davids grote Zoon. Alles predikt dat er verzoening is door voldoening. Alles ziet op de volkomen Zaligmaker, Die volkomen kan zalig maken degenen die door Hem tot God gaan. Om des huizes des HEEREN onzes Gods wil. Daarin ligt het leven van David. Dat huis van de Heere is voor hem een Bethel, een huis Gods, een poort des hemels. Daar heeft hij zichzelf leren kennen als een Jakob; een alles verbeurd hebbende zondaar. Daar heeft hij ingeleefd onder een gesloten hemel te moeten omkomen. In het huis des Heeren heeft hij ook de liefelijkheid van de genadige God in Jezus Christus mogen aanschouwen. Kunt u begrijpen dat Gods huis hem dierbaar is? Waarom? Omdat hij met geloofsogen op de betekende zaak van de ceremoniële eredienst mag zien. Legt u uw hart en leven er maar naast. David weet van Gods heilig recht. Hij buigt er onder. God kan hem naar recht voorbijgaan. Toch kan hij Hem niet missen. In de weg van ontdekking heeft het bloed der verzoening, bloed van het Lam van God Dat de zonden der wereld wegdraagt, waarde voor hem gekregen. Door het geloof ziet David op de Heere Jezus Christus. Zijn bloed en Geest wast en reinigt van al zijn zonden. Zijn gerechtigheid redt van de dood. Christus is zijn leven geworden. Hij is zijn zaligheid geworden. In Hem mag ‘de man naar Gods hart’ alles zoeken en vinden wat hij tot zijn zaligheid nodig heeft. In het huis des HEEREN ervaart hij: Hier wordt de rust geschonken; Hier ’t vette van Uw huis gesmaakt; Een volle beek van wellust maakt www.prekenweb.nl
6/10
Ds. D.W. Tuinier – Het goede zoeken
Hier elk in liefde dronken. Daarom zoekt hij het goede voor Jeruzalem. Om des huizes des HEEREN onzes Gods wil. Onze God… Het is het huis van de Verbondsjehova, Die trouwe houdt tot in der eeuwigheid en nooit laat varen de werken van Zijn handen. Hij, de Onveranderlijke, de God van Abraham, Izak en Jakob. Maar Hij is ook ónze God. Dat is voor de koning, voor David, tot grote troost. Dat is voor hem een groot wonder. Want het goede van Jeruzalem ligt niet in zijn handen. Dan kwam er niets van terecht. Het goede van Jeruzalem is een zaak van de Heere, onze God. Het is immers het huis des HEEREN onzes Gods. Wat is dat bemoedigend! De zaak van de Koning van de Kerk ligt niet in onze handen. Gelukkig maar. Ons past ootmoed. Wij moeten buigen. Wij zijn afhankelijk. De Heere heeft ons niet nodig. God heeft David ook niet nodig. Wel werkt Hij middellijk en schakelt Hij mensen in tot opbouw van Zijn geestelijke Jeruzalem. Maar het blijft het huis van de HEERE, onze God. Als u van alles, van uzelf en van iedereen, af leert zien en het alleen van de Heere mag verwachten, verstaat u David. Dan is er ook uitzicht, verwachting en hoop, want de Kerk des Heeren, het geestelijke Jeruzalem, ligt in goede handen, ja, in de beste handen! Wat geeft dat dan een innerlijke rust! Wat geeft dat een overgave! Welk een troost voor Gods Kerk in het strijdperk van dit leven! De zaligheid is uit God en door God en alles zal weerkeren tot Hem. De zaligheid ligt vast en verankerd in Hem. De Heere zegt: Zie, Ik heb u in de beide handpalmen gegraveerd; uw muren zijn steeds voor Mij (Jes.49:16). De Heere Jezus heeft gezegd: In de wereld zult gij verdrukking hebben, maar hebt goede moed, Ik heb de wereld overwonnen (Joh.16:33). ‘De poorten van de hel zullen Mijn gemeente niet overweldigen.’ Het goede voor Jeruzalem. We hebben aandacht gegeven aan de persoon van de zoeker en de reden van zijn zoeken. We letten tenslotte op de inhoud van zijn zoeken. Maar we gaan eerst zingen, Psalm 27 vers 5: Mijn hart zegt mij, o HEER’, van Uwentwegen: Zoek door gebeên met ernst Mijn aangezicht; Dat wil, dat zal ik doen; ik zoek de zegen Alleen bij U, o Bron van troost en licht! Verberg toch niet Uw oog van mij, o HEER’! Ik ben Uw knecht, zie niet in toorne neer; Gij waart mijn hulp in al mijn zielsverdriet; O God mijns heils, begeef, verlaat mij niet. Onze derde gedachte is: 3. De inhoud van zijn zoeken Wat wordt er bedoeld met ‘het goede’? www.prekenweb.nl
7/10
Ds. D.W. Tuinier – Het goede zoeken
Dat heeft u, denk ik, inmiddels wel begrepen. We hebben er al het een en ander over gezegd. Eigenlijk houdt ‘het goede’ alles in wat bij het tijdelijke en het geestelijke welzijn van de stad behoort. David heeft het tijdelijke en geestelijke welzijn van Jeruzalem op het oog. Anders gezegd: alle tijdelijke en alle geestelijke nooddruft. Alles wat we onmisbaar nodig hebben voor tijd en eeuwigheid, naar ziel en lichaam beide. Dat is het goede. Het goede kunt u samenvatten met één woordje. Wat zoekt David, wat zoekt elke ware pelgrim voor zichzelf en voor anderen? Wat zoekt elk kind van God voor het geestelijke Jeruzalem? Gemeente, dat is: vrede! Dat woord ‘vrede’ komt steeds weer terug. David zegt in vers 6: Bidt om de vrede van Jeruzalem. Hij bidt om welvaart: Wel moeten zij varen die u beminnen. Elke keer komt dat woordje ‘vrede’ weer terug; in vers 7, en ook in vers 8. Vrede, ware rust, en welvaart. Dat is het goede! Zoek de onderlinge vrede, de onderlinge rust, zegt David. Maar u begrijpt wel: hij bedoelt hier vooral de vrede met God. Wat is er beter voor de stad, wat is er beter voor Jeruzalem, dan de vrede, de gunst, de liefde en de genade van de Heere, die vrucht is van het zaligmakende werk van Gods Geest? Het is de vrede die vrucht is van de verdiensten van Hem, Wiens Naam Vredevorst is. Het goede zoeken… Dan gaat het om die vrede waarvan de apostel uitroept: Hij is onze Vrede (Ef.2:14). Immers, Hij heeft vrede aangebracht! De engelen hebben over Hem gezongen in de velden van Efratha: Vrede op aarde, in de mensen een welbehagen (Luk.2:14). Hij heeft vrede verworven toen Hij op Goede Vrijdag, de grote verzoendag, de grote betaaldag onder het Nieuwe Testament, aan het vloekhout van de schande hing. Toen Hij uitriep: Het is volbracht! (Joh.19:30). Toen heeft Hij het goede voor Zijn Vader en voor Zijn Kerk verworven. Buiten Hem is er geen vrede. Buiten Hem is het goede niet te vinden. Buiten Christus liggen wij onder het oordeel. Buiten Hem is alles onvrede. Buiten Hem kunnen wij voor God niet bestaan. Buiten de Vredevorst liggen wij onder de toorn van God. Maar in Hem, de grote Davidszoon, Die uit Davids lendenen voort zou komen, zal vrede zijn. In Hem, de Beloofde van de vaderen, Die in de volheid van de tijd komen zal en Die gepredikt wordt in de ceremoniële eredienst, in Hem is vrede. Hij spreekt op grond van Zijn offer tot Zijn jongeren en in hen tot het geestelijke Jeruzalem: Mijn vrede geef Ik u (Joh.14:27). Dat is het goede dat David zoekt. Hoe heeft hij dat gezocht? In de weg van het gebed, zegt vers 6. En David roept ook anderen op: Bidt om de vrede van Jeruzalem. Hij roept ook ons daartoe op: ‘Ga in uw binnenkamer. Zoek het verborgene, zoek de stilte, zoek de eenzaamheid en loop de Verbondsjehova aan als een waterstroom. Doe geweld op de troon der genade en bid om vrede voor Jeruzalem. Bid om het goede voor uzelf en voor Gods Kerk. Bid om die vrede, die alle verstand te boven gaat.’ www.prekenweb.nl
8/10
Ds. D.W. Tuinier – Het goede zoeken
David bídt niet alleen om vrede. Hij spréékt er ook over. U leest dat in vers 8: Om mijner broederen en mijner vrienden wil, zal ik nu spreken: Vrede zij in u! Hij bidt als priester voor Jeruzalem, hij gaat zijn onderdanen voor als koning, maar hij is ook profeet. Want hij gaat spreken over het goede. Hij wijst de weg. Hij wijst op de grote Vredevorst en de vrede die bij Hem te verkrijgen is. Vrede! Dat is het goede. Zo stond die grote Davidszoon eenmaal voor de poorten van Jeruzalem en Hij riep: Och, of gij ook bekende, ook nog in deze uw dag, wat tot uw vrede dient (Luk.19:42). Ziet u de lijn, van David, de dichter van deze psalm, naar de grote David, waarvan de dichter zingt: ‘Maar eeuwig groeit de gloriekroon op het hoofd van Davids grote Zoon’? Het goede zoeken betekent: zoeken naar wat goed is in Gods oog. Wat is er goed in Gods oog? Alleen de volkomen genoegdoening en gerechtigheid van Jezus Christus, de Zoon van Zijn welbehagen. Dat is het goede! Het goede deel dat Maria ontving. Het goede waarvan Davids metgezellen spraken: Wie zal ons het goede doen zien? (Ps.4:7) In deze tijd vragen velen zich terecht twijfelmoedig af: Wie zal ons het goede doen zien? David bidt: Verhef Gij over ons het licht van Uw aanschijn, o HEERE! (Ps.4:7) Dat betekent niet dat uw weg altijd over rozen gaat. Dat houdt niet in dat uw weg aangenaam is voor het vlees. Juist niet! De weg achter de Koning aan, de voetstappen van Jezus Christus drukken, is niet vlees sparend, juist vlees kruisigend, maar… Gode verheerlijkend. In die weg krijgt de Middelaar alle waarde. Hij is het, Die het goede voor Zijn Vader en Zijn Kerk heeft gezocht. Het goede voor u, voor heel Jeruzalem, niemand uitgezonderd. We lezen van Nehemia dat hij iets goeds zocht voor de kinderen Israëls. Zijn er Nehemia’s onder ons die het goede voor Jeruzalem zoeken? Ja, er zullen altijd een Sanballat en Tobia blijven die hem tegenstaan. Maar het zoeken van de Heere Jezus Christus, de Meerdere van David, zal niet bij zoeken blijven. Deze Meerdere van David zal vínden. Zijn werk is niet vruchteloos. Zijn zoeken is een vinden, want dat is het loon op Zijn middelaarsarbeid. Gemeente, bent u als die zoeker die in deze psalm getekend wordt? Wordt ons leven gekenmerkt door missen, zoeken en vinden? Kennen wij iets van ‘de vrede die alle verstand te boven gaat’? Als u het nog mist, zoek het dan! Het is nog te verkrijgen. De God van de hemel zoekt het goede voor u. Hij heeft uw eeuwige welzijn op het oog. Zoek Hem dan terwijl Hij te vinden is en roep Hem aan terwijl Hij nabij is. Als u iets in uw ziel mag ervaren van dat goede, die vrede en rust in de Vredevorst, weet dan: het is hier in uzelf van klacht tot klacht, maar in Hém van kracht tot kracht! U reist naar het hemelse Jeruzalem, waar alles door de vrede zal bloeien, omdat Jezus Christus, de Vredevorst, alles zal zijn in allen. Amen. www.prekenweb.nl
9/10
Ds. D.W. Tuinier – Het goede zoeken
Slotzang: Psalm 4:4 Gij hebt m’ in ’t hart meer vreugd gegeven, Dan and’ren smaken, in een tijd Als zij, door aards geluk verheven, Bij koorn en most wellustig leven, In hunnen overvloed verblijd. Ik zal gerust in vrede slapen, En liggen ongestoord terneer; Want Gij alleen, mijn schild en wapen, Schoon ’t onheil schijnt voor mij geschapen, Zult mij doen zeker wonen, HEER’.
www.prekenweb.nl
10/10