Het gepekelde lijk Anneke Kruit
Colofon Titel: Het gepekelde lijk Coverontwerp: Eric van Dijk © Anneke Kruit ‘Het Gepekelde Lijk’ van Anneke Kruit is voor het eerst in druk verschenen in 2006 onder het pseudoniem Anneke Feenstra. ISBN nummer 90-70886-66-9 www.anneke-kruit.nl Dit e-book is gratis te downloaden op www.vrouwenthrillers.nl. Kopieren van dit complete e-book is toegestaan. Delen mogen niet gekopieerd worden, en ook is het niet toegestaan om wijzigingen in het e-book aan te brengen.
PROLOOG Het was koud en mistig op deze nog donkere donderdag, 2 februari 2006 om kwart over zeven. De monotone lage toon van de misthoorn om de schepen op de Waddenzee te waarschuwen kon je in de hele stad horen. Drie stoten en dan even stil, alsof de solist van Harlingen even adem haalde voor de volgende uithaal. Zo kon het uren doorgaan. De mannen van de Zoutfabriek waren aan het geluid gewend en hoorden het al niet meer. Er lag een 'Spits' met bestemming België in de haven, een vrachtschip van 38 meter lang en 5 meter breed. Met een grote slurf werd het zout nauwkeurig in het schip geladen, want het was belangrijk dat de lading evenredig over het ruim verdeeld werd om het schip niet verkeerd te belasten. Aan de andere kant van het terrein van de fabriek lagen twee grote bergen strooizout. Het zout zag er minder wit uit dan je zou verwachten. Er was een werknemer bezig het zout met een grijper in de strooiwagen te laden. Zijn collega stond naast de wagen en hield toezicht. Het strooien tegen gladheid op de wegen in en rond Harlingen was om half zes begonnen en dit was de voorraad voor de laatste rit. Plotseling klonk er een schreeuw: "Hé, stoppen!" De man naast de strooiwagen zwaaide wild met zijn armen om zijn collega te waarschuwen. "Wat is er, waarom schreeuw je zo?" "Stop met die grijper man, er zit iets tussen het zout!" brulde hij. "Wat is er nou zo belangrijk, ik ben bijna klaar!" "Stop alsjeblieft, er ligt een grote klont in het zout, er klopt iets niet!" De mensen in de directe omgeving kwamen toegesneld en bleven verschrikt staan. Uit de berg stak een arm. De man begon eraan te trekken. Er kwam een lichaam tevoorschijn, helemaal wit van het zout. Geschrokken keken ze elkaar aan. "Wie missen we, mannen?"
Wie was er zo ongelukkig in de zoutberg terecht gekomen? Viel er nog iets te redden? De werknemer boog zich over het lichaam. Zijn snelle ademhaling was zichtbaar door de witte wolkjes die zijn mond verlieten. Hij veegde het zout van het gezicht en zag dat de oogleden op een vreemde manier naar binnen waren gezakt. Onthutst keek de werknemer zijn collega's aan en zei: "Het is niet iemand van ons, godzijdank. Vreemd dat het lichaam naakt is. We moeten de politie waarschuwen!"
1 Het was een zonnige zondagmiddag, negen maanden voor de lugubere vondst in de zoutberg. Journalist Tjalle de Vries zat aan de eettafel in zijn huis aan de Zoutsloot in het centrum van Harlingen. Hij had het naar zijn zin in het gerestaureerde arbeidershuisje, dat hij met financiële steun van zijn ouders had gekocht. De gevel van het huis was gemetseld in verschillende kleuren bakstenen: rood, roze en geel, wat het geheel een vrolijke uitstraling gaf. Er waren vier zestienruits schuifvensters met witgeverfde kozijnen. Op de stoep stonden drie ijzeren palen met kettingen ertussen. De huizen op de Zoutsloot bevonden zich aan weerskanten van een kleine gracht en zagen er stuk voor stuk verzorgd uit. De straat zou niet misstaan in een historische film. Tjalle vond Harlingen een fijne plek om te wonen. Er waren voldoende gelegenheden om uit te gaan, sportclubs, de Waddenzee binnen handbereik en hij had veel vrienden. Vooral 's zomers was het een gezellige stad, met veel toeristen en diverse evenementen. Tjalle was door zijn chef bij de 'Leeuwarder Courant' aangewezen om verslag te doen van de evenementen die in en rond Harlingen plaatsvonden van mei tot en met september. Afgelopen vrijdag was hij aanwezig bij de start van de HarlingenTerschelling sloepenrace, die zoals gebruikelijk veel publiek trok. De roeiwedstrijd van 6 mei 2005 zou als een van de zwaarste de geschiedenis in gaan en Tjalle zou er een mooi verhaal voor de krant van maken. Op zaterdagavond sprak hij bij de prijsuitreiking een deelnemer uit Zaandam, die met zijn sloep de 'Ver Gaan' voor de tiende keer had meegedaan. "Hoe is het je deze keer ver-gaan?" glimlachte TjalIe. De man, Wim van Zaane, antwoordde: "Het was wel vreselijk zwaar
hoor. Achteraf gezien zijn we ongeveer een uur te laat gestart, waardoor de vloedstroom ons overviel. De golven waren die dag zo hoog dat ze de boot in sloegen. We zagen de boei van het Schuitengat liggen en die kwam maar niet dichterbij. Onze stuurman bleef ons aanmoedigen en we roeiden als gekken, maar we bleven op hetzelfde punt." "Hoe ver was dat vanaf de boei?" "Ongeveer twee kilometer. Als we niet roeiden dreven we achteruit. Het was heel frustrerend dat we niet verder kwamen en Harlingen niet kleiner zagen worden." "Werden jullie niet ontzettend moe?" "In eerste instantie raakten we geïrriteerd, onze stuurman moest het verkeerd hebben, de boei blééf op twee kilometer afstand. Onze armspieren begonnen te verzuren, onze ellebogen protesteerden, we kregen steeds ruwere bovenbenen en billen, en de blaren kwamen op onder onze leren handschoenen!" Wim toonde zijn gehavende handen. "Hadden jullie nog reserveroeiers aan boord?" vroeg Tjalle vol bewondering. "Ja, we hadden een man reserve, maar dat was bitter weinig. Normaal gesproken ging het altijd wel. Bij andere races dreef je bijna vanzelf richting Terschelling. Dit hadden we nog nooit meegemaakt. De reddingsbrigade kwam al naar ons toe." "Hebben jullie overwogen om je naar Terschelling te laten slepen?" "Ha, nee hoor, dat was onze eer te na. Maar het was gekkenwerk. We zagen wel in dat het niets zou worden. De reddingsbrigade adviseerde ons om de boei niet te ronden en voorlangs richting Terschelling te gaan. We hadden geen keus. Toen ging het beter en konden we weer lachen," grijnsde Wim trots. "Jullie werden natuurlijk gediskwalificeerd?" informeerde Tjalle. "Ja, we hoopten nog even dat de organisatie het niet had gezien, maar helaas. We waren toch heel blij dat we na zes uur Terschelling bereikten en dat we niet gesleept hoefden te worden." "Gefeliciteerd hoor, ik vind het knap," zei Tjalle. "Doen jullie volgend jaar weer mee?"
"Natuurlijk!" antwoordde Wim. "Ik hoop dat we volgend jaar eerder mogen starten, zodat iedereen een faire kans maakt om de race te winnen." Tjalle ging naar de keuken, pakte een mok en schonk koffie in. Hij zette zich achter zijn laptop aan tafel en bekeek de aantekeningen die hij had gemaakt tijdens het interview. Met dit materiaal kon hij absoluut een attractief redactioneel stuk schrijven, dat hij later op de dag zou emailen naar de redactie. Tjalle werkte nu een jaar bij de krant en begon het journalistieke vak steeds beter in de vingers te krijgen. Hij had veel interesse in de sportevenementen en schreef luchtig en doelgericht. Kennelijk zat het in zijn genen, want opa de Vries was ook journalist geweest. Zijn blonde haar, lichtblauwe ogen en zijn lange postuur had hij ook van zijn grootvader. Het verschil met opa was dat Tjalle vaak met een honkbalpet op liep, verder leken ze als twee druppels water op elkaar. In opa's jongere jaren dan, want de man was grijs geworden en een stukje gekrompen. 'Ik hoop ook eens verslag te mogen doen van een Elfstedentocht,' dacht Tjalle. Opa had geluk gehad, hij was er in 1963 bij toen de tocht buitengewoon zwaar was. Bij de eerstvolgende Elfstedentocht zou er een aparte wedstrijd voor dames gehouden worden, een primeur. Tjalle schonk het laatste beetje koffie uit de kan in zijn mok en nam een plak ontbijtkoek. 'Mijn kans komt nog wel,' dacht hij. 'En ooit schrijf ik een misdaadroman, als ik een geschikt plot kan verzinnen tenminste.' 's Middags besloot Tjalle een motorrit in de omgeving te maken. Voorzichtig haalde hij zijn Honda CB500F uit de schuur. De motorfiets was een cadeau geweest van zijn ouders, toen hij zijn diploma 'Communicatie' had behaald aan de Hogeschool van Leeuwarden. Hij gebruikte de motor voor zowel woon-werkverkeer als voor toeristische uitstapjes. Vorige week had hij met zijn vader, die zelf ook een motorfiets had, de Friese Woudenroute gereden, ten oosten van Heerenveen. Een prachtige rit langs idyllische dorpen zoals
Oranjewoud, Beetsterzwaag met zijn mooie bossen, Bakkeveen, Appelscha, Oldeberkoop en Wolvega. Het was nog een beetje fris geweest, maar Tjalle had genoten. Vandaag reed hij een korte tocht; hij nam de N393 tot Tzummarum en ging via Franeker weer naar Harlingen. Op de terugweg nam hij een kijkje bij een huis in de wijk die bekend stond als 'Het Rode Dorp'. Hij wist niet meer precies in welk huis ze woonde, bij daglicht zag het er anders uit. Tjalle reed stapvoets door de straat, maar gaf het al snel op. Thuisgekomen liet hij de motor even afkoelen in de ommuurde tuin alvorens hem in de schuur te zetten. 'Jammer dat ik niet meer weet in welk huis Annet woont', dacht hij, terwijl hij naar de badkamer ging om te douchen. Annet was een mooie dame die hij zaterdagavond in café ‘t Noorderke op de Noorderhaven had ontmoet. Ze had meteen zijn aandacht getrokken met haar knappe frisse gezicht. Ze was een stuk kleiner dan hij. Ze droeg een geel shirt op een spijkerbroek en had in verschillende kleuren geverfd haar met een rode lok. Ze waren met elkaar in gesprek geraakt, hadden wat gedronken en ontzettend gelachen. Het was Annet geweest die Tjalle uithoorde in plaats van andersom, zoals je van een journalist zou verwachten, maar dat vond hij juist leuk en ontspannend. Even na middernacht had hij Annet thuisgebracht. Hij zat achterop haar oude fiets en draaide de trappers rond, terwijl zij op het zadel zat en stuurde. "Hip fietsje Annet, er zit muziek in," had Tjalle plagerig gezegd. "Ja, die kettingkast zit los. Binnenkort sla ik mijn grote slag, dan koop ik een super-de-luxe hybride met 24 automatische versnellingen. En ga ik op vakantie naar de zon!" lachte ze. "Waarmee ga je dat verdienen dan, heb je aandelen?" "Dat verklap ik niet, je hoort het wel als het zover is." Ze namen afscheid bij de voordeur met een zoen op de wang. 'Jammer,' dacht Tjalle. 'Ik weet eigenlijk niet veel van Annet. Het is een heel leuke meid, precies mijn type. Als ik haar binnenkort weer zie, zal ik haar eens flink uithoren.'
Na het douchen vond Tjalle een pizza met peperoni in de vriezer, lekker pittig. Hij legde de pizza op de crispplaat van de magnetron en stelde het apparaat in op zes minuten. Hij legde een placemat, een bord en bestek op tafel en nam een groot glas water. Tijdens het eten las hij een motormagazine. Op de achtergrond zong Bono 'Sometimes you can’t make it on on your own'. Die avond dronk hij, zoals gebruikelijk op zondag, met zijn vriend Jurre een biertje in 't Noorderke. De jongens maakten het niet laat; Jurre moest de volgende dag om acht uur op kantoor zijn en Tjalle werd om half negen op de redactievergadering in Leeuwarden verwacht. Gedachten aan Annet spookten die avond door zijn hoofd, waardoor Tjalle moeilijk in slaap kwam.
2 In een stad als Harlingen ken je iedereen. Je krijgt inderdaad die indruk als je er al je hele leven woont, de scholen hebt doorlopen, lid van verenigingen bent, boodschappen doet, enzovoorts, maar het is natuurlijk onmogelijk om alle zestienduizend inwoners te kennen. Tjalle had bijvoorbeeld nog nooit van Peer Adema gehoord, hoewel deze man slechts op een steenworp afstand van het huis van Tjalle een dierenartsenpraktijk voerde. Peer kende enorm veel mensen vanwege zijn werk en was ervan overtuigd dat alle Harlingers op de hoogte waren van zijn goede reputatie. Op deze zondagmiddag liep hij met zijn hond Femke richting de haven en passeerde op de Zoutsloot de woning van Tjalle, die aan de eettafel op zijn laptop zat te rammelen. Bij de pier moest hij opletten dat hij niet in een drol trapte. 'Voor mensen die een studie naar hondenfeces doen is het een heel leerzame wandeling,' dacht hij cynisch. Het was eb en er liep een aantal strandlopers, scholeksters en tureluurs in het drooggevallen slib op zoek naar lekkere hapjes zoals kokkels, wadpieren en zeeduizendpoten. Het weidse uitzicht op de rustige zee waarin de zon fel weerspiegelde, bekoorde vele wandelaars. Kinderen liepen aan de hand van hun ouders op het muurtje op de pier. In de verte zag je de hoge, smalle catamaran 'Vlieland' snel kleiner worden en zo nu en dan hoorde je het krijsen van een meeuw. Peer was een lange, enigszins kalende man van tweeënveertig jaar. Zijn gezicht ging schuil achter een snor en een baard, die al enige grijze plukjes vertoonden. Als hij lachte, kneep hij zijn ogen tot spleetjes achter zijn ronde bril, wat hem een heel charmant uiterlijk gaf. Zijn gebit stond keurig recht en was opvallend wit. Peer was ijdel: hij douchte elke dag en gebruikte zeep, shampoo, deodorant en aftershave van hetzelfde dure merk, en ging elke zes weken naar de kapper om zijn haar en baard te laten knippen.
Femke was een aanhankelijke, vrolijke Friese stabij. Haar vacht was halflang, wit met zwarte vlekken en ze had lieve bruine ogen. Ze was sinds drie jaar Peer’s maatje geworden, die na zijn echtscheiding iemand nodig had tegen de eenzaamheid. Peer had zich als dierenarts - met tegenzin – gespecialiseerd in de behandeling van kleine huisdieren, voornamelijk honden en katten. Tijdens zijn opleiding in Utrecht werden regelmatig excursies georganiseerd en bij een van die uitstapjes bleek Peer allergisch voor koeien te zijn. Zijn ideaalbeeld van een James Herriot-achtige arts die in zijn stoere Landrover de boerenbedrijven langs ging, was in duigen gevallen. Het klikte niet erg met de honden van zijn cliënten, alsof ze instinctief aanvoelden dat Peer andere ambities had, en hij werd dan ook regelmatig gebeten. Aan het einde van de pier pauzeerde Peer even. Hij leunde tegen het met graffiti bespoten muurtje. De contouren van Terschelling waren duidelijk zichtbaar. Peer had weinig oog voor de schoonheid en zuchtte diep. Hij maakte zich zorgen. Hij overdacht wat hij tot nu toe met zijn leven had gedaan en wat hij in de toekomst zou kunnen verwachten. Hij had bijna twintig jaar gewerkt en realiseerde zich dat er nog wel vijfentwintig vrijwel dezelfde jaren zouden volgen als hij niets zou ondernemen. Zijn financiële situatie begon bovendien zorgwekkend te worden, zodat hij alle reden tot piekeren had. Hij liep terug over de pier en na ongeveer twintig minuten passeerde hij de bontgekleurde vissersboten en het station. Via de Grote Brede Plaats kwam hij in de Voorstraat, waar zijn goede vriend Sikko Hemminga de sigarenzaak annex kantoorboekhandel 'De Groenlandsvaarder' runde. Peer belde aan en meldde zich. "Kom maar boven Peer, de koffie staat klaar!" antwoordde Sikko in de intercom, terwijl de deur een zoemend geluid maakte. Peer duwde de deur open en ging de trap op. Femke kende de weg en ging hem voor. Hij hing zijn jas aan de kapstok en maakte Femke's riem los. Sikko was in de woonkamer bezig de koffiekopjes op tafel te zetten en zei vriendelijk: "Ga zitten, neem die gemakkelijke stoel."
Femke snuffelde even rond en ging naast haar baasje op de grond liggen. "Dank je Sikko, hoe gaat het met de zaak?" "Prima, hoewel het met de verkoop van sigaretten en sigaren achteruit loopt door die negatieve reclame. De Staatsloten en krasloten doen het heel goed, net als de stickers van tv-sterren die kinderen sparen voor hun verzamelalbums. Ik heb bovendien een nieuw product: Sudoku puzzelboekjes. Vraag me niet hoe het moet, maar het is een gigantische rage." Peer nam het kopje koffie aan en bedankte zijn vriend. "Wobke, de koffie is ingeschonken!" riep Sikko naar zijn vrouw in de keuken. "Goed, ik kom zo," antwoordde ze. "Hoe gaat het in de dierenkliniek, word je nog steeds zo vaak gebeten?" glimlachte Sikko. "Het gaat wel," zei Peer met een zuur gezicht. "Je brengt me wel op een idee: ik kan muilkorven gaan verkopen. Misschien is dat een gat in de markt." "Maak je je zorgen dan?" "Ja, aan jou kan ik het wel vertellen. Ik voel me de laatste tijd niet zo geweldig, ik prakkiseer veel en slaap slecht. De klanten blijven weg en ik weet niet of ik de energie heb om me volledig in te zetten voor de kliniek." Sikko keek hem rustig aan. Hij dacht dat Peer de scheiding verwerkt had, maar kennelijk had die verdrietige periode nog steeds invloed op zijn stemming. "Mis je Rina?" vroeg hij. "Ja, nee, dat is het niet, hoewel ik het natuurlijk niet leuk vind dat ze nu zwanger is van de tweede door die chat-freak," zuchtte Peer. "Ik vraag me af of ik het goede beroep gekozen heb. Misschien moet ik iets heel anders gaan doen, want als ik eraan denk dat er nog vijfentwintig jaar van hetzelfde in het verschiet ligt, dan krijg ik het al benauwd." Wobke kwam de kamer binnen, begroette Peer hartelijk en ging op de
bank naast haar man zitten. Femke liet zich door haar strelen en leunde tegen haar been. "Wat is het toch een aanhankelijk beestje, Peer," zei ze. "Een trouwe vriendin hè?" "Beter dan die vorige ja," mopperde Peer. "Sorry Peer," verontschuldigde Wobke zich. "Maar je bent nu toch wel over die scheiding heen?" "Ach, dat is ook zo Wobke, maar het valt soms niet mee om veel alleen te zijn," antwoordde hij somber. "Ik had het er net met Sikko over dat het met de zaak ook niet zo geweldig gaat. Maar vertel eens, hoe gaat het met Wietse?" Wietse was de zoon van Sikko en Wobke, vijftien jaar geleden geboren met het syndroom van Down. De zwangerschap verliep moeizaam, maar gelukkig werd het dit keer geen miskraam. Het was een grote schok toen ze erachter kwamen dat Wietse met een aantal geestelijke en lichamelijke gebreken moest leven. Zijn hartafwijking was desondanks niet zo erg dat hij geopereerd moest worden. Sikko en Wobke waren dolblij met hun zoon, maar hadden hun handen vol aan hem. Wietse ontwikkelde zich tot een heel vrolijk kind dat veel aandacht vroeg, wat moeilijk te combineren was met de winkel. Sinds een aantal weken woonde Wietse in een woongemeenschap met gelijkgestemde mensen en werd hij door professionals begeleid. "Het gaat prima, op wat aanpassingsproblemen in het begin na," antwoordde Wobke. "De eerste twee weken kon hij geen afscheid van ons nemen. Dan stond hij bij de deur te huilen: 'Mem, Heit, ik wil mee naar huis.' Dan breekt je hart." Sikko kneep even in Wobke's hand en vervolgde: "Het kon thuis niet langer. Wietse werd ontzettend aangetrokken door de winkel. Hij speelde met de kassa en maakte er een puinhoop van. Hij opende pakjes sigaretten en sigaren, zodat ik die zelf moest oproken omdat ze onverkoopbaar waren geworden." Sikko grijnsde, hij was al jaren verslaafd.
Op aandringen van Wobke bezocht hij een therapeute die hem kon helpen, maar hij was niet gemotiveerd om zijn rookverslaving de baas te worden, ondanks zijn hartproblemen. "We gaan zo vaak mogelijk bij Wietse op bezoek en langzamerhand begint hij zich daar thuis te voelen," zei Wobke. Ze stond op om naar de keuken te gaan en vroeg: "Wil je blijven eten, Peer?" Peer sloeg het aanbod niet af: een gezonde - en gratis - maaltijd: wortels, doperwten, gebakken aardappels en een biefstukje. Toen Peer zout op zijn vlees wilde strooien viel het dekseltje van het vaatje af en werd zijn biefstuk bedolven onder een grote berg zout. "O wat erg, Peer," zei Wobke geschrokken. "Ik heb het zoutvaatje net bijgevuld en het dekseltje zeker niet goed vastgedraaid! Gooi wat zout over je linkerschouder, anders brengt het ongeluk!" "Daar geloof ik niet in hoor," antwoordde hij. "Het geeft niet, ik veeg het er wel af. Ik houd wel van pittig." "Maak je nog wel eens iets leuks mee in de praktijk?" vroeg Sikko. "Even denken," zei Peer terwijl hij het zout van zijn biefstuk schraapte. "Ja, afgelopen vrijdag op het telefonische spreekuur. Er belde een mevrouw om te vertellen dat haar papegaai een ei had gelegd! De grap was dat ze altijd dachten dat het een mannetje was. Ik adviseerde haar om Frederik voortaan maar Frederika te noemen!" Wobke en Sikko lachten hartelijk en waren blij dat hun vriend weer een beetje vrolijker was. Na het eten nam Peer afscheid en ging naar huis. Thuisgekomen nam hij een blikje bier uit de koelkast, hij had een verschrikkelijke dorst.
3 De volgende morgen werd Peer wakker met een droge mond. Hij was er die nacht een paar keer uit geweest om wat te drinken, waarna hij steeds moeite had om opnieuw in slaap te komen. Hij miste Rina, die nu al drie jaar weg was. Hij had haar ontmoet tijdens zijn opleiding diergeneeskunde in Utrecht. Zij werkte op de administratie en was twee jaar ouder dan hij. In de beginjaren van hun huwelijk hielp Rina hem zoveel ze kon in de kliniek. Na een jaar nam Peer een assistente aan die, als het rustig was, ook de administratie voor haar rekening nam. Voor Rina was er niet veel meer te doen, behalve het schoonhouden van het huis en de praktijkruimte. Ze wilde geen baan buitenshuis omdat ze hoopte dat ze gauw een baby zou krijgen, maar het lukte niet om zwanger te worden. Ze ontdekte internet en ontmoette tijdens het chatten een gescheiden man uit Dokkum. Na een rendez-vous met deze man volgden er meer afspraken. Dat was het begin van de verwijdering tussen Peer en zijn vrouw. Anderhalf jaar later werd het huwelijk ontbonden, omdat ze niets gemeenschappelijks meer hadden. Peer vond het vreselijk. Hij had het wel zien aankomen, maar wilde of kon er niet mee om gaan. De relatie was gewoon doodgebloed. Dat nam hij zichzelf nog steeds kwalijk, want zijn gevoelens voor haar waren nauwelijks veranderd sinds ze een stel vormden. Hij was ervan overtuigd dat het huwelijk stand had gehouden als er kinderen waren geweest. Rina was hertrouwd en had een dochtertje van twee. Financieel gezien was de scheiding ook geen succes geweest. Ze waren in gemeenschap van goederen getrouwd en Peer had Rina moeten uitkopen, zodat hij het huis en de praktijkruimte kon houden. Er was nauwelijks spaargeld overgebleven. Sinds de invoering van de euro leek zijn portemonnee sowieso sneller leeg. Peer's lichtpuntje in deze moeilijke dagen was zijn trouwe viervoeter Femke, die hij met liefde verzorgde. Als Femke hem begroette, pakte ze een pantoffel onder de kapstok vandaan en liep kwispelend op hem af.
Ze vonden het heerlijk om samen te wandelen en te spelen met een bal. Femke liet zich graag aaien; dan stootte ze met haar natte neus tegen Peer's arm om zijn aandacht te trekken. Hij moest regelmatig stofzuigen, want ze verhaarde flink. Tijdens het wandelen keek Peer goed naar andere honden en hun baasjes. Het kwam zo nu en dan voor dat iemand hem gedag zei en hij diegene niet herkende zonder hond. Dat vond hij onattent en hij probeerde daar op te letten. Femke was graag in de tuin. Peer had een hek rondom zijn erf laten plaatsen en er coniferen voor gezet. Langs het gazon had hij een aantal hortensia's en groenblijvende struiken geplant en in een hoek stond een schuur waar hij onder meer zijn fiets, gereedschap en de motormaaier stalde. Peer at een geroosterd broodje met jam en dacht terug aan het gesprek met Sikko, die de gemoedstoestand van Peer wel herkende. Sikko had gezegd dat er meer mensen van rond de veertig rondliepen met een vergelijkbaar gevoel. Velen maakten tegenwoordig een nieuwe start in het buitenland, volgens Sikko het gevolg van die onvrede. Was dit nou een midlifecrisis, als je het idee had dat alles wat je deed een herhaling was van vroeger en er niets nieuws te beleven viel? Dat je dag in dag uit hetzelfde saaie werk moest doen tot je pensioen en het zweet je al uitbrak bij de gedachte? Hij dacht altijd dat mensen pas rond hun vijftigste levensjaar een dergelijke crisis te verwerken hadden; kennelijk was hij er vroeg bij. Sommige mannen keken op die leeftijd naar een jonge bloem en startten een nieuw leven. 'Ik geloof niet dat er ergens een jonge vrouw zit te wachten op een gescheiden dierenarts zonder geld,' dacht Peer. 'Zal ik dan naar het buitenland verhuizen? Alleen, platzak, en zonder de taal te spreken? En na een jaar keihard werken met hangende pootjes terugkomen zeker. Dat lijkt me geen goed plan. Ik moet eerst zorgen dat ik meer geld om handen heb.' Sikko adviseerde een reclamecampagne om de kliniek onder de aandacht te brengen: 'Adverteren en de klanten korting geven of een cadeautje, daar zijn mensen gevoelig voor,' had hij gezegd. Het was het
proberen waard. Peer besloot een advertentie te laten maken en een paar dagen later keek hij trots naar de voorpagina van de 'Harlinger Courant' waar zijn bericht geplaatst was:
Diezelfde vrijdagmiddag belden diverse cliënten om een afspraak te maken. 'Het werkt,' dacht Peer triomfantelijk. 'Sikko had gelijk!' Maandagochtend zat de wachtkamer voller dan gewoonlijk. Peer trok zijn witte jas aan en deed de deur tussen de spreekkamer en de wachtkamer open. Er zaten vier honden naast hun baasjes te hijgen. Drie mensen hadden een kartonnen doos of een kattenmand naast zich op de bank staan. Mevrouw Polman mocht als eerste naar binnen. "Dag mevrouw Polman, hoe gaat het met u en uw lieve hondje Boo?" vroeg Peer vriendelijk terwijl hij zijn mooie tanden tevoorschijn
toverde. "Goed meneer Adema, maar schiet u alstublieft op met die prik, ik vind het vreselijk," antwoordde ze terwijl ze haar Beagle op de behandeltafel zette. Het hondje rilde. "Ik pak even de spuit, een ogenblikje graag," zei Peer terwijl hij naar het kleine keukentje naast de behandelkamer liep. Hij pakte een injectiespuit en opende de koelkast waarin hij de 'cocktails' bewaarde. De koude lucht kwam hem tegemoet. Hij pakte het flesje en sloot de koelkast. Wacht eens even... Hij opende de deur opnieuw en zag wat zijn aandacht getrokken had: het speekselmonster van de hond met kennelhoest dat hij vorige week had afgenomen. Hij was van plan om te experimenteren met de bacterie die deze aandoening bij honden veroorzaakte. De bacterie was vrij onschuldig, met ziekteverschijnselen zoals hoesten, kokhalzen en overgeven. In de meeste gevallen was dat met een paar dagen weer over. Door het grote besmettingsgevaar kon binnen een week de hele hondenpopulatie van Harlingen worden geïnfecteerd, want het snuffelen aan besmet gras leidde al tot de ziekte. Peer hoefde zijn cliënten niet te vertellen dat hun huisdieren ook zonder medische hulp snel herstelden. Hij zou consulten kunnen berekenen, en dat betekende inkomsten die hij nu zo hard nodig had. 'Niemand zal mij verdenken. Een beetje research, en nog aftrekbaar ook', dacht hij trots. "Meneer Adema, waar blijft u?" vroeg mevrouw Polman ongeduldig. "Ik kom zo, mevrouw." Peer voelde zijn hart sneller kloppen, Met een vlugge beweging pakte hij het monster, doopte de naald van de injectiespuit in het flesje en deed de koelkast weer dicht. Hij haastte zich terug naar de behandelkamer. "Ik moest nieuwe steriele naalden pakken," verontschuldigde hij zich terwijl hij het hondje de prik gaf. "Dank u, meneer Adema. Ik neem deze flitsende tennisbal als geschenk. Hoeveel krijgt u van me?"
"Dat is vijfendertig euro alstublieft," zei Peer. Nadat hij mevrouw Polman gedag had gezegd liet hij de volgende patiënt binnen. De rest van de dag dacht Peer niet meer aan zijn 'research-project'. Op zijn vroegst zou hij het hondje van mevrouw Polman volgende week vrijdag weer zien; als de bacterie zijn werk zou doen waren de verschijnselen pas dan waarneembaar.
4 Het zat Tjalle niet mee. De afgelopen twee weken was Annet niet in 't Noorderke geweest. Hij informeerde bij het barmeisje, maar zij kon hem niets vertellen. De zaterdagavond na hun eerste ontmoeting was Tjalle tot ongeveer twaalf uur in 't Noorderke gebleven, daarna ging hij naar de Spoorstraat waar de groep van de Step-Elfstedentocht zou passeren. De deelnemers waren op 15 mei, Eerste Pinksterdag, om middernacht gestart in Bolsward en moesten 230 kilometer steppend afleggen langs de Friese Elfsteden. Een heel pittige rit, vooral omdat het dit keer flink waaide. Rond half een kwamen de eerste steppers Harlingen binnen, daarna hadden ze nog 224 kilometer voor de boeg! De Friese Elfsteden Rijwieltocht startte diezelfde dag om 5.00 uur, ook in Bolsward. De Rijwieltocht, daar wilde Tjalle nog wel een keer aan meedoen. Steppen of schaatsen, dat was niets voor hem. Hij had overigens wel al twee keer meegedaan aan de Elfstedentocht voor motorrijders. Op een zondagmiddag, eind mei, zag hij Annet skeeleren met een paar vriendinnen. Tjalle was op de motor en ze passeerden elkaar zonder dat zij hem zag. Jammer, weer een gemiste kans. Ze hadden elkaar al bijna een maand niet meer gezien of gesproken, en zo groot was Harlingen toch niet! Het werd tijd voor actie. Tjalle kreeg een simpel en grappig idee: hij zette gewoon een 'omroepertje' in de 'Harlinger Courant'! Hij grijnsde bij de gedachte dat Annet het zou lezen. Nu maar afwachten...
"Hee journalist je, wat een leuke oproep!" Annet was door een vriendin getipt waar ze de krant mee deelde en belde meteen nadat ze het 'omroepertje' had gelezen. "Ik heb je gemist, Annet," zei Tjalle. Hij stelde zich wel meteen heel kwetsbaar op, misschien waren zijn gevoelens niet wederzijds, en hij kreeg een beetje spijt van zijn opmerking. "Ik jou niet, maar ik wil je graag weer eens zien hoor, Tjalle," lachte ze. Gelukkig, ze wees hem niet direct af. "Zie ik je aanstaande zondagavond rond 9 uur in café ’t Noorderke? Daar ga ik 's zondags altijd wat drinken met vrienden. Dan kunnen we het over Oerol hebben." "Goed, tot dan," antwoordde Annet. Tjalle haalde opgelucht adem. Hij had eindelijk een afspraak met Annet. Bovendien had hij nu haar mobiele nummer. Het duurde Tjalle veel te lang voordat het zondagavond was, dus stuurde hij Annet een sms'je. Ze antwoordde snel, ze was hun afspraak niet vergeten. Zondagavond zat Tjalle aan de bar te praten met zijn vriend Jurre, toen Annet binnenkwam. Ze zag er weer hip uit en hij liep meteen op haar af. "Leuk dat je er bent Annet, wat wil je drinken?" "Een Bacardi-breezer graag. Waarom draag je altijd die baseballpet?"
"O, lekker warm. Voor jou wil ik de volgende keer wel m'n skimuts opzetten, hoor!" "Nou nee, dan liever dit ding." "Ik zag je laatst nog skeeleren." "Ik ben aan het trainen voor de Elfstedentocht." "Wat geweldig Annet, denk je dat het er dit jaar van zal komen?" "Als het niet zo is, dan ga ik toch naar de Weissensee in Oostenrijk? Daar is het ook altijd oergezellig heb ik gehoord. Train je zelf niet?" Tjalle lachte zuur. Zou hij Annet nu al vertellen van zijn schaatsfobie? Ze zou hem waarschijnlijk uitlachen. Voorlopig had hij zich genoeg voor schut gezet door te zeggen dat hij haar had gemist. "Heb je die verhalen wel eens gehoord over de Elfstedentocht van januari 1963? Daar vielen bijna alle deelnemers uit door botbreuken, bevroren geslachtsdelen, afgevroren ledematen en ze raakten helemaal gedesoriënteerd. Leuk hè?" "Bah Tjalle, dat was wel extreem, hou alsjeblieft op," zei Annet terwijl ze haar mondhoeken naar beneden trok. "Er komt de volgende keer een wedstrijd voor vrouwen. Dat is een primeur, en die ga ik winnen, als ik word ingeloot tenminste." "Dan schrijf ik een prachtig verslag over jouw prestatie in de krant. Op de voorpagina, met een mooie foto," lachte Tjalle. "Vertel me eens over je plannen om naar het Oerolfestival te gaan. Leuk dat je me uitnodigt. Ik moet je bekennen dat ik nog nooit op Terschelling ben geweest." "Hè, hoe kan dat nou?" vroeg Tjalle verbaasd. Iemand die in Harlingen woonde en nog nooit op een Waddeneiland was geweest, dat was praktisch onmogelijk. "Ik hou niet van varen. En ik ben heus niet de enige Harlinger die nog nooit op een van de Waddeneilanden is geweest hoor," zei ze quasibeledigd. "Ik woon hier overigens nog maar een paar maanden." "Wil je dan wel mee naar Oerol?" "Het moet maar." Ze nipte van haar drankje en ontweek zijn blik.
Speelde Annet dat ze somber was, of voelde ze zich echt zo? Tjalle had de indruk dat het geen vrouw was die zich liet dwingen, ze zou het hem wel zeggen als ze het niet wilde. Om haar op te vrolijken besloot hij zijn schaatservaringen met haar te delen: "Nu ik weet wat jouw fobie is, kan ik die van mij ook wel vertellen." Annet lachte alweer. Nu kon hij niet meer terug. "Mijn vader was bezeten van schaatsen en wilde graag dat ik met hem meeging. Ik heb heel wat tochten gemaakt, maar vraag niet hoe. Ik deed het meer voor hem dan voor mezelf. Ik wilde veel liever in de sneeuw spelen of met vriendjes gaan Risken, maar mijn vader vond dat schaatsen bij mijn opvoeding hoorde. 'Een echte Friese jongen moet goed kunnen schaatsen,' hield hij me altijd voor." Annet keek geamuseerd en knikte. "Op mijn elfde verjaardag kreeg ik nieuwe schaatsen. De vorige waren te klein geworden. De garage die ik op mijn verlanglijstje had gezet kreeg ik niet. In plaats daarvan gaven ze me zwarte hoge noren. Niet eens nieuwe: mijn vader had de oude geruild op een schaatsbeurs. Ik was woest. Mijn ouders vonden dat ik ondankbaar reageerde, ze snapten niet dat ik de schaatskoorts niet met mijn vader deelde. De eerste keer dat ik op die rotdingen stapte kreeg ik na vijf minuten al kramp in mijn voeten. Ook dat nog. Steeds weer zitten in het koude gras. Veters opnieuw strikken. Zo ging het een aantal keren: veters strakker, veters weer losser." Als hij eraan terugdacht voelde hij bijna weer de pijn. Sinds de valpartij had Tjalle nooit meer geschaatst. "Na een poosje viel ik over een strootje, en wat denk je Annet, het ijzer van de rechterschaats was aan de voorkant afgebroken en stond helemaal scheef. "Ha! dacht ik. "Een geluk bij een ongeluk, nu zijn ze kapot en hoef ik nooit meer te schaatsen!" "Wat gebeurde er toen? Was je vader niet boos?" vroeg Annet, geboeid door zijn verhaal. "Nee, hij maakte er geen probleem van. 's Middags was hij in de schuur
bezig. Na anderhalf uur liet hij me triomfantelijk mijn oude schaatsen zien: gesoldeerd!" "Later heb ik ze in een plastic zak gedaan en in de vuilnisbak gegooid. Mijn ouders hebben ze nooit meer gezien, en ik heb ze niet wijzer gemaakt. Sindsdien heb ik geweigerd om te schaatsen en ze hebben me gelukkig nooit meer gedwongen." "Wat een vet verhaal Tjal, goed van je dat je ze hebt weggegooid. Wat een waardeloze schaatsen. Wel jammer hoor, want ik vind schaatsen juist heel leuk." Het gesprek verliep verder erg gezellig. Tjalle was blij dat Annet hem niet uitgelachen had. Op de ochtend dat Tjalle naar Oerol zou gaan met Annet, Jurre en nog drie vrienden en hun vriendinnen, kreeg hij een sms'je:
'Tsss... niet te geloven, wat een rotstreek,' dacht Tjalle teleurgesteld. Hij probeerde haar meteen te bellen, maar de voicemail stond aan. Er was geen tijd meer om langs haar huis te gaan, de boot vertrok om 11.00 uur. "Da's zuur, mattie," zei Jurre toen Tjalle hem vertelde dat Annet had afgezegd. "Ach, het laat me Siberisch," bromde Tjalle dapper. Hij had voldoende afleiding op Terschelling en probeerde niet te veel aan Annet te
denken. Toen Tjalle na twee dagen weer thuis was en hij Annet nog steeds niet gesproken had, probeerde hij haar opnieuw te bellen. Ze nam dit keer wel op: "Met Annet." Ze klonk schor. "Hoi, Tjalle hier." "Hoi. Leuk gehad op Terschelling?" “Ja en nee.” "Wil je koffie?" "Goed, ik kom eraan. Welk nummer woon je ook alweer?" "34, tot zo." Tjalle sprong op de fiets en reed hard weg. Zijn hart ging tekeer, ze had hem uitgenodigd in plaats van afgewezen! Ze had vast een goede verklaring voor het feit dat ze hem via een sms'je had laten zitten. Binnen vijf minuten was hij bij haar huis. Annet deed de deur open toen hij zijn fiets tegen het huis zette en zei: "Dat heb je snel gedaan." "Wat klink je schor?" vroeg Tjalle terwijl hij zijn fiets op slot zette. "Ik voelde me niet lekker, keelontsteking. Ik kon niet praten van de pijn. Nu ben ik alleen nog een beetje verkouden." Tjalle was meteen overtuigd. Even was het door hem heen geschoten dat ze misschien had afgezegd omdat ze niet wilde varen. Hij voelde zich schuldig door zijn boosaardige gedachte. "Gorgelen met zout water, dat werkt altijd." "Kom je nou mee aan, kon je dat niet eerder zeggen!" lachte Annet. Tjalle vertelde in geuren en kleuren wat hij allemaal gezien en gehoord had op Terschelling. Annet vond het heel jammer dat ze Oerol had gemist. "Volgend jaar moet je echt meegaan hoor, dan wordt het festival voor de 25e keer gehouden." "Oké, ik beloof het," grinnikte ze. "Je kunt het weer goed maken door mee te gaan naar de Harlinger Stadsfeesten die 21 juni beginnen," zei Tjalle. "Deal!" antwoordde Annet vrolijk.
Op dat moment rinkelde de telefoon. "Met Annet." Ze begon heen en weer te lopen in de woonkamer, luisterde zonder iets terug te zeggen en streek herhaaldelijk met haar hand door haar haar. Ze keek zorgelijk uit het raam en zei met haar schorre stem: "Wat bedoel je precies?" Klonk er ook nog een lichte trilling in haar stem die niet door de verkoudheid veroorzaakt werd? Tjalle zag haar onzekerheid en voelde zich ongemakkelijk. Wat moest hij doen, weggaan of blijven? Naast de televisie lag een reisgids van Thailand, hij bladerde er snel en ongeïnteresseerd doorheen. "Ja goed, ik zie je morgen," zei Annet en drukte het gesprek weg. Tjalle keek haar vragend aan en vroeg: "Gaat het?" "Pfff," zuchtte ze. "Een fout die me duur kan komen te staan." Ze ging naast hem op de bank zitten en legde haar hand op zijn knie. "Ik zal je maar niet vermoeien met de details." Tjalle streelde voorzichtig haar vingers die losjes op zijn been trommelden. "Je maakt me wel nieuwsgierig." "Het is echt stom, hoor. Ik dacht een flinke slag te slaan met een sigarenboer, en nu blijkt bij de keuring dat zijn longen zo zwart zijn als basalt en dat hij een zwak hart heeft." Annet kroop dichter tegen Tjalle aan en legde haar hoofd op zijn schouder terwijl ze haar hand verplaatste naar de binnenkant van zijn dijbeen. "Wat heb jij dan verkeerd gedaan?" Teder streek Tjalle over Annet's onderarm. Hij wist nog niet wat voor werk ze deed, maar dat zou ze hem nu wel vertellen, vermoedde hij. "Gemeld dat hij niet rookte..." Er verscheen een grote grijns op Tjalle's gezicht. "Daar zou zelfs ik niet in getrapt zijn, een sigarenboer die niet rookt!" Beledigd wendde Annet zich van hem af. Wat een sukkel was hij toch, het intieme moment was volledig verpest. Hoewel hij vond dat Annet een kort lontje had, besloot hij zijn excuses te maken. "Sorry, ik bedoelde het niet zoals het klonk, ik weet ook niet wat dit
voor je werk betekent, maar je moet toegeven dat het wel een beetje grappig is," probeerde hij. Ze keek hem spottend aan. Maar opeens leek haar boosheid verdwenen, ze kroop bij hem op schoot en begon hem voorzichtig te kussen. Deze onverwachte aanhankelijkheid verraste Tjalle, maar op het moment dat hij haar warme, vochtige kus beantwoordde kon hij niet meer nadenken. Hij streelde haar zachte nekhaartjes en zijn linkerhand gleed langs de zijkant van haar borst terwijl ze elkaar hartstochtelijk zoenden. Proefde hij een zoute traan? Teder nam hij haar mooie gezicht tussen zijn handen. Was ze zo ontroerd door hun kus of was ze verdrietig door de blunder op haar werk? 'Laat me dit moment nu niet verpesten' schoot er door hem heen. Ze omhelsde hem, knabbelde aan zijn oorlel, wat hem nog meer opwond, en fluisterde hees: "Zullen we naar boven gaan?" Tjalle was geen groentje, maar deze directe benadering deed hem blozen: "Annet, ik..." Ze ging staan en pakte zijn hand. "Kom!" zei ze en trok hem overeind. Tjalle volgde haar naar de gang terwijl Annet de knoopjes van haar blouse los maakte. Hij ving een glimp van haar blanke borsten op, ze droeg geen bh. Plotseling werd het feestje ruw verstoord. De deurbel. 'Nee, niet nu!' dacht Tjalle wanhopig. "Kom nou, snel!" fluisterde Annet die al op de tweede trede van de trap stond. Maar er werd langdurig op de bel gedrukt en bovendien bonsde de bezoeker met een vuist op de deur terwijl hij riep: "Doe open Annet, ik weet dat je thuis bent!" zodat Annet met een diepe zucht van de trap afstapte, haar blouse dichtknoopte en de voordeur opende. "O, ben jij het." Voor haar stond een jongen die er onverzorgd uitzag: een baard van drie dagen, een spijkerbroek vol scheuren en loshangende veters in zijn gympen. Hij liep naar binnen en brieste: "Wie is die vent? Ik dacht al dat ik een herenfiets zag staan!" "Ho even, waar bemoei jij je mee?" vroeg Annet verontwaardigd. "Je moet je niet inlaten met elke gozer die je in de kroeg tegenkomt,"
schreeuwde de ongewenste bezoeker. Tjalle voelde zijn hart sneller kloppen. Wie dacht deze figuur wel dat hij was? Op het moment dat hij iets wilde zeggen, opperde Annet: "Tjalle, ik denk dat je beter kunt gaan, ik bel je nog." Ze pakte zijn jas en duwde hem naar de voordeur. Toen hij verbaasd op de stoep stond en naar zijn fietssleuteltje zocht, sloeg ze de deur met een harde knal achter hem dicht. Hij hoorde opnieuw geschreeuw. Even twijfelde hij of hij Annet niet moest beschermen tegen dit geweld. Als die vreemde vent haar maar niets aandeed. Ze leek echter erg zelfverzekerd toen ze hem wegstuurde, misschien was het beter dat hij zich er niet mee bemoeide. Hij sprong op zijn fiets en reed met gemengde gevoelens weg.
5 Peer hoopte dat de kennelhoestbacterie zijn werk had gedaan. Na de besmetting zouden de eerste ziekteverschijnselen zich binnen een week openbaren. Zou het lukken om een bacterie, die in het speekselmonster van een zieke hond had gezeten, te verspreiden via een injectienaald? Het was een gemene zet, maar nu kon hij niet meer terug. Tot zijn grote verrassing verscheen Boo zes dagen na zijn vorige bezoek opnieuw op het spreekuur. "Bent u daar weer, mevrouw Polman?" vroeg Peer en schudde haar hand. "Ja, meneer Adema. Ik weet niet wat het is, Boo blijft overgeven, wat is er toch met hem?" Peer pakte het hondje op en zette hem op de behandeltafel. "Au!" Boo had de pink van Peer's linkerhand in zijn bek en leek vooralsnog niet los te willen laten. "Boo, laat onmiddellijk los!" riep mevrouw Polman. "Sorry, meneer Adema, hij bijt anders nooit. Maar nu is hij zichzelf niet." "Het gaat alweer, mevrouw. Ik zal even naar zijn longen luisteren." Peer pakte een pleister om het bloeden van zijn pink te stelpen, zette daarna de stethoscoop op de borstkas van Boo en luisterde. "Ik denk," veinsde Peer, "dat hij last heeft van kennelhoest. Een vrij onschuldige bacterie, die wel erg besmettelijk is. Ik geef hem een klein prikje, dan is hij binnen twee dagen de oude. Mocht dit niet helpen dan zie ik u graag terug, maar Boo zal hier hoogstwaarschijnlijk van opknappen." Ondanks de beet in zijn pink voelde Peer zich opperbest. Het was dus gelukt, het kennelhoestbacterie-experiment! Jammer dat hij deze aparte ontdekking niet met zijn collega’s kon bespreken, ze zouden hem laten vervolgen! Tevreden en opgelucht verlieten de dame en haar hondje de praktijk: Boo een vitamineshot rijker, mevrouw Polman vijfendertig euro armer. Femke was die middag een beetje tam. Ze wilde niet veel lopen. Dat
kwam Peer goed uit, want hij had het erg druk. Femke keek hem meelijwekkend aan toen hij haar gebood om in de bijkeuken te gaan liggen. "Goed, voor deze keer dan", zuchtte het baasje. Ze mocht wel in de woonkamer blijven, Femke had in huis nog nooit iets kapot gebeten. Na een inspannende middag waardoor Peer weer vertrouwen kreeg in zijn praktijk, schrok hij zich wezenloos. Femke had overal hoopjes slijm opgehoest en lag als een verdrietig hoopje achter de bank. "Nee hè, wat ben ik toch dom geweest," jammerde Peer. "Wat een ellende!" Hij joeg Femke de tuin in, nam een borrel en ruimde de boel met keukenrol en een sopje op. De vlekken in het tapijt bleven echter zichtbaar. "Dat wordt een dure grap Femke, je wordt bedankt," mopperde hij. De volgende morgen was Femke bijna hersteld van de kennelhoestinfectie, ze gaf in elk geval niet meer over. Peer's pink zag daarentegen rood en gezwollen en gaf een kloppend gevoel. Peer belde zijn huisarts om een afspraak te maken. Hij kon om acht uur terecht, zodat hij om half negen terug zou zijn om de praktijk te openen. Peer was die morgen de eerste patiënt. Tryn Plantinga, zijn arts, begroette hem hartelijk: "Hallo Peer, hoe gaat het ermee? Ben je weer gebeten?" Hij verwijderde de pleister en antwoordde: "Ja, wat denk je Trynke, is het erg?" Ze bekeek de wond aandachtig en zei: "Nee, het valt deze keer wel mee. Maar houd het in de gaten, je weet nooit wat je aan een hondenbeet kunt overhouden." Ze ontsmette de wond en deed er een schone pleister op, waarna ze op het toetsenbord van haar computer rammelde en het dossier van Peer bijwerkte. "Ik geef je voor de zekerheid een tetanusprik," zei ze. "Dat is volgens mijn gegevens alweer een poosje geleden. Laat je broek maar zakken." Tryn vond Peer een aantrekkelijke man. De manier waarop hij haar naam uitsprak gaf haar een warm gevoel. Hij zag er verzorgd uit en genoot
een goede reputatie. Ze wist van zijn scheiding, en dat er sindsdien geen andere vrouw in zijn leven was geweest. Het was niet professioneel voor een huisarts om bijzondere gevoelens te koesteren voor een patiënt, maar Tryn kon het niet helpen. Elke keer als ze deze man op haar spreekuur kreeg, voelde ze haar hart sneller kloppen. Toen Peer zich had aangekleed trok ze de stoute schoenen aan en vroeg: "Peer, ik weet dat het eigenlijk niet gepast is, maar ik zou het heel leuk vinden als je met mij een keer iets wilt gaan drinken in de stad. Wat zeg je ervan?" "Een leuk idee, Trynke!" zei Peer verrast. "We kennen elkaar nu al een poosje, dus onze relatie kun je niet meer zuiver zakelijk noemen. Ik ga graag met je mee." Ze spraken af dat Peer haar die avond om acht uur zou ophalen. Peer liep naar huis en was tevreden. Eindelijk was er weer een lichtpuntje. Hij had voldoende klanten en nu werd hij ook nog eens door een leuke vrouw gevraagd om mee uit te gaan. Het was jammer dat hij een aanzienlijk bedrag kwijt zou zijn aan nieuw tapijt omdat Femke erop gespuugd had, maar de woonkamer zou er van opknappen. Het was een goed idee van Sikko geweest om te adverteren. Bij thuiskomst belde hij de krant voor een nieuwe advertentie die er zo uit zou zien:
Voordat Peer die avond naar Tryn ging, liet hij Femke uit op de Zeedijk. Femke was loops en verspreidde voor honden een aantrekkelijke geur. De niet-gecastreerde reuen zouden heel vervelend worden: rijden op andere dieren en op de benen van mensen, agressief naar andere reuen en misschien bij gevechten wonden oplopen die door een capabele, aardige dierenarts gehecht zouden moeten worden. Allemaal het gevolg van geslachtshormonen, heel natuurlijk. Zijn advertentie zou zeker de aandacht trekken. 'Het is wat vergezocht,' dacht Peer, 'maar nu heb ik de smaak van het experimenteren te pakken. Wie weet waar dit toe leidt.' Op de terugweg ging hij naar de winkel van Sikko en bond Femke voor vijf minuten aan de wegwijzer op het trottoir. "Hallo Sikko, een Staatslot graag," zei Peer. ''Alsjeblieft Peer, ik hoop dat je deze keer wel wat wint," antwoordde zijn vriend. "Zie ik je zondag nog op de kaatsclub?" "Natuurlijk! En Sikko, bedankt voor de tip hè, die advertenties zijn een schot in de roos, ik heb het heel druk."
"Dat is goed nieuws. Tot zondag dan, hoi!" Toen Peer buiten kwam was Femke enthousiast aan het spelen met een ander hondje; geen bekend ras, waarschijnlijk een kruising. Het deed hem goed om Femke zo vrolijk te zien. "Kom, we gaan naar huis. De baas gaat vanavond op vrijerspad," lachte hij. Peer liep rustig naar huis en neuriede een deuntje van Marco Borsato. Hij had niet verwacht dat hij door een vrouw mee uit gevraagd zou worden. Tryn was niet bijzonder aantrekkelijk, maar ze was slim en zag er netjes uit. Een dame waarmee hij voor de dag kon komen. Hij zou wel zien wat er van kwam. In ieder geval was het gezellig om weer eens uit te gaan, dat was lang geleden. Tryn zag er prachtig uit toen Peer haar die avond ontmoette. Ze zag er heel anders uit. Ze had een rode jurk met spaghettibandjes met V-hals aan waarin haar borsten mooi uitkwamen. Ze droeg een zilveren ketting en een bijpassende armband. Haar gezicht was gepoederd en ze had zich opgemaakt met groene oogschaduw, rouge en fel rode lippenstift. "Wauw Trynke, wat zie je er mooi uit!" zei Peer bewonderend. "Dank je," lachte Tryn een beetje verlegen, wat haar nog aantrekkelijker maakte. Het avondje werd een succes. Omdat ze allebei weer vroeg uit de veren moesten, besloten ze om half twaalf naar huis te gaan. Peer bracht haar thuis en bij haar voordeur namen ze afscheid. Femke stond al te wachten voor haar laatste wandelingetje van die dag. Peer was het hondje bijna vergeten. Toen hij de bijkeukendeur opende, rende Femke blij de tuin in. Ze sprintte naar de coniferenhaag achterin de tuin en bleef daar overdreven lang snuffelen. "Kom maar Femke, we gaan nog een rondje om", maande Peer. Na een korte wandeling waren ze weer thuis. Hij nam een glas whisky als slaapmutsje en voelde zich opperbest. De castratieactie zou ook wel slagen. Wat Peer op dat moment niet besefte, was dat Femke van het vriendje bij de winkel van Sikko in blijde verwachting was geraakt.
6 Peer zat in zijn stoel. Met opengesperde neusvleugels en samengeperste lippen staarde hij naar zijn glas bier. Hij was geïrriteerd. Het was toch niet te geloven: had hij zoveel moeite gedaan om de sterilisatie- en castratieactie te laten slagen, zat hij nu opgescheept met zijn hond die waarschijnlijk zwanger was van een zwervertje. Hij had opgezette melkklieren bij Femke gezien en ontdekte dat ze inderdaad drachtig was. Waar kon het gebeurd zijn? Vermoedelijk toen Femke bij Sikko’s winkel op de Voorstraat vastgebonden zat. Hoe kon hij zo stom zijn om Femke niet op tijd te steriliseren? In zijn jacht naar geld was hij dit helemaal vergeten. De puppy's aborteren was uitgesloten. Hij hield teveel van Femke om haar dit te laten ondergaan. Ze zou een fantastische moeder zijn. Na de bevalling en voor een volgende loopse periode kon hij haar alsnog steriliseren. Hopelijk zou hij de puppy's kunnen verkopen. Het probleem was dat het geen raszuivere hondjes waren, maar hij had veel contacten en het lukte hem vast wel om ze kwijt te raken. Misschien kon hij er zelf een houden, dan had Femke wat aanspraak als hij aan het werk was. Hij zuchtte. Jammer dat het Staatslot ook weer niets had opgeleverd. Het avondje met Tryn was wel geslaagd, dat was tenminste iets positiefs in deze moeilijke tijd. Het was niet gelukt om met Tryn over zijn huidige gevoelens te praten. Ze hadden leuke gesprekken en Peer wilde de sfeer niet verzieken met het uiten van zijn twijfels en negatieve gedachten. 'Het leven sukkelt door en ik heb geen duidelijk doel voor ogen,' dacht hij. Steeds de klachten van zijn cliënten aanhoren maakten hem ook niet vrolijker. In het vakblad voor dierenartsen had een artikel gestaan waar hij van geschrokken was: Eén derde van de dierenartsen in Nederland had op dit moment last van een burn-out. Als oorzaken werden hoge werkdruk, onregelmatige uren draaien, veeleisende consumenten en felle
onderlinge concurrentie tussen dierenartsen genoemd. Het viel inderdaad niet mee, helemaal niet als je er alleen voor stond zoals Peer. Hij kon zich geen ziektedagen veroorloven, zijn cliënten waren steeds kritischer geworden en hij kon ze niet dwingen om bij zijn praktijk te blijven. Als hij een nascholingscursus had moest hij de praktijk een dag sluiten, wat eigenlijk onverantwoord was. Een collega vertelde hem dat het tegenwoordig mogelijk was dat je werd benaderd door een rechtsbijstandverzekeraar van een ontevreden cliënt. Alsof je niet altijd je uiterste best deed om de dieren te helpen! Vroeger was het een uitdaging geweest om een juiste diagnose te stellen. Nu ergerde hij zich eraan dat hij de dieren niet om antwoorden kon vragen en juist de meest aangedikte verhalen van de baasjes moest aanhoren. Het bier smaakte hem niet zo. Hij had behoefte aan iets sterkers en schonk een glas halfvol met whisky. Er was om half elf een sportprogramma op televisie. Peer keek ernaar zonder dat het echt tot hem doordrong. Femke was onrustig, ze bleef aandacht trekken en liep rondjes door de kamer. Voor het eerst in zijn leven viel Peer uit: "Femke, schiet eens op, ik ben je helemaal zat, grote haarbal." Hij duwde haar met zijn voet aan de kant. Ze ging piepend liggen. Toen Peer de keuken in liep om zijn lege glas weg te zetten, zag hij dat Femke's waterbak leeg was. Hij deed er snel vers water in en ze begon meteen te drinken. Hij voelde zich schuldig dat hij niet beter voor haar zorgde. Juist nu, het arme beest kon het ook niet helpen dat ze drachtig was. Bij de avondwandeling merkte hij dat hij iets te veel gedronken had. 'Ik moet wel een beetje oppassen, stel je voor dat de klanten iets ruiken,' dacht hij. 'Ik moet harder werken om de praktijk beter te laten draaien, niemand schiet er iets mee op als ik een burn-out krijg.' Femke rende weer naar de achterzijde van de tuin toen ze terug kwamen. "Kom, we gaan naar binnen!" riep Peer terwijl hij Femke's kant op liep. Hij hoorde haar kauwen. "Geen gras eten alsjeblieft, anders ga je weer overgeven," zei hij en gaf Femke een duwtje. Bij het licht van de
lantaarn zag Peer vaag iets in het gras liggen. Het leken grote bruine moeren. Femke hapte ernaar. "Stop daarmee!" Peer raapte een van de moeren op en rook eraan. "Hondensnoep? Hoe komt dat hier? Hup Femke, naar binnen jij!" zei hij streng terwijl hij de rest van de snoepjes uit het gras pakte en in de vuilnisbak smeet. "Het lijkt wel of iemand je probeert te vergiftigen. Wat heb je toch rare mensen." De volgende ochtend scheen de zon meedogenloos door de ramen, zodat al het stof en vooral hondenharen duidelijk zichtbaar waren in de woonkamer. 'Ik moet stofzuigen,' dacht Peer. 'En die ramen! Het wordt tijd dat ik die... Wat is dat?' Hij liep naar het raam en keek eens goed. Het leek wel of er iets op geschreven stond. In het zout, dat de wind vanaf de Waddenzee had meegevoerd en zich als stille getuige had afgezet op het glas, stond een woord geschreven: SMEERLAP. Het was de bedoeling dat Peer het kon lezen, want vanaf de buitenkant waren de letters met een vinger in spiegelbeeld geschreven. Boven het woord was bovendien een tekening gemaakt van een peer. Hij keek er verontwaardigd naar en dacht: 'Iedereen heeft hier last van vieze ramen. Als je ze net gelapt hebt en het waait een beetje, dan zijn ze zo weer vuil. Het was toch onnodig om hem daarop te wijzen? Zo erg was het niet.' Langzamerhand werd hij boos. Hij had geen tijd om zich steeds bezig te houden met huishoudelijke klusjes! Hij pakte een emmer, deed er warm water en afwasmiddel in en ging naar buiten. 'Ik moet de binnenkant ook meteen maar doen,' dacht hij. 'Je kunt zien waar Femke met haar natte neus tegen het glas heeft gestaan.' Het woord 'smeerlap' liet hem niet los. Het was geen woord voor kwajongens. Misschien stak hier wel iets achter. Wie had er een hekel aan hem? Plotseling kwam de gedachte aan de assistente, die zo aantrekkelijk was geweest in hem op, zou zij...
Of misschien haar jaloerse, potige vriend? Ineens werd hij onrustig. Hij had niet veel geluk met de assistentes tot nu toe. De vorige dame had haar diploma's getoond en leek prima in staat haar werk naar behoren te doen. Ze vroeg echter steeds vaker een vrije dag. Op een morgen vertelde ze dat ze de volgende dag naar de begrafenis van haar oma moest. Peer condoleerde haar en gaf haar de vrije dag cadeau. Maar op de bewuste dag belde haar moeder en vroeg: "Kan ik Ineke even spreken? Nee, zegt u? Begrafenis? Hoe komt u daarbij, mijn moeder is al jaren geleden overleden!" Toen Peer Ineke daarmee confronteerde gaf ze in tranen toe dat het een smoes was geweest. Ze vertelde vol schaamte dat haar papieren ook niet in orde waren. Hij gaf haar nog een week de tijd om het werk netjes af te maken, waarna ze kon vertrekken. Hij was erg teleurgesteld, maar je moest je medemens en zeker een assistente toch kunnen vertrouwen! De assistente die daarna in dienst kwam was erg mooi: rood haar, een blanke huid en grappige sproetjes op haar wangen. Ze deed haar werk geweldig. Peer kon zich wel voor zijn kop slaan dat hij haar had laten gaan. In een moment van zwakte had hij zijn hand op haar achterwerk gelegd en iets ranzigs in haar oor gefluisterd. Achteraf begreep hij wel dat ze beledigd was, maar om nou een brief te sturen met agressieve teksten als 'seksuele intimidatie' ging wel een beetje ver. Het was toch maar een grapje? 'Je moet niet op alle slakken zout leggen!' dacht hij laconiek. Gelukkig heeft ze geen aangifte gedaan bij de politie, maar dan nog, wie zou haar geloven? Het bespaarde hem het betalen van een salaris en dat kon hij in deze moeilijke tijd heel goed gebruiken. Wat kon hij nu doen, naar de politie? Zeggen dat hij een assistente onzedelijk had betast en dat hij nu bedreigd werd? Ze zouden hem achter zijn rug om uitlachen, als ze dat al niet openlijk zouden doen. Zijn reputatie moest onbesproken blijven, het was beter om het maar te negeren. 's Avonds keek hij naar een aflevering van Midsomer Murders op de televisie. Femke lag naast hem. Plotseling hief ze haar kop, luisterde en
begon zachtjes te grommen. "Wat is er meiske, ga maar even kijken, hoor je een kat?" Femke stond langzaam op en verstopte zich achter de bank. "Jij bent ook een waakhond van niks," zei Peer terwijl hij de gordijnen openschoof en naar buiten tuurde. Even dacht hij achter de coniferenhaag in de tuin een klein rood lichtje te zien, maar hij kon verder niets onderscheiden. "Alles in orde, hoor. Kom maar weer lekker bij me liggen." Het klonk geruststellender dan hij zich voelde. Hij beleefde ineens niet meer zoveel plezier aan de politieserie en zapte naar een ander kanaal. Rond kwart over elf maakten Peer en Femke hun dagelijkse avondwandeling. Ze gingen door de deur van de bijkeuken naar buiten. In de tuin rook Peer een vreemde geur: sigarettenrook! Was er iemand in de tuin geweest met een sigaret? Waar was diegene nu? Hij keek even rond, maar kon verder niets vreemds ontdekken. Na een wandeling van een kwartier maakte Peer in de steeg naast het huis Femke's riem los. Hij opende de poort en het hondje rende meteen naar het einde van de tuin. Ze liep onrustig heen en weer en bleef in het gras snuffelen. "Heb je nog niet genoeg gesnuffeld, kom nou maar." Hij liep snel naar haar toe, stel je voor dat er weer hondensnoepjes in het gras gegooid waren! Femke kwam terug met iets in haar bek. "Wat heb je daar, laat de baas eens kijken?" Hij pakte het voorwerp af en keek ernaar. Wat vreemd: een oude sok! "Misschien van het droogrekje gewaaid?" mompelde Peer. "Nee, ik herken deze helemaal niet. Hij is trouwens ook niet gewassen, bah!" Vol walging gooide hij het voorwerp in de vuilnisbak. Hij ging na zijn slaapmutsje naar bed, maar kwam die avond moeilijk in slaap, piekerend over het rare kledingstuk dat op onverklaarbare wijze in zijn tuin terecht was gekomen.
7 Op maandag besloot Peer naar Sikko te gaan om weer loten te halen. Hij kocht een straatje: tien hele loten met opeenvolgende eindcijfers van 0 tot en met 9. Nu zou hij zeker wat winnen! De gedachte aan het vieze raam, de snoepjes en de ongewassen sok in de tuin lieten hem niet los. Elke keer als hij met Femke in het donker naar buiten ging, keek hij om zich heen of hij niet gevolgd werd. Femke wilde steeds naar de plek waar ze de sok gevonden had, dus inspecteerde Peer regelmatig de tuin. Hij vond niets en probeerde de bizarre incidenten te vergeten. Een aantal weken later beviel Femke van slechts één puppy. Peer moest haar 's nachts assisteren bij de bevalling en was de dag daarna ook druk bezig om voor Femke en de pup te zorgen. Hij moest afspraken met cliënten helaas afzeggen. De pup was vreselijk lelijk, kennelijk had ze de uiterlijke kenmerken van haar vader geërfd. Maar Tryn was meteen verkocht toen ze de pup zag en Peer beloofde haar dat ze het hondje - zes weken na de geboorte - mocht hebben. "Ze heeft waarschijnlijk het karakter van haar moeder Trynke, je zult er een lieve vriendin bij hebben," zei Peer. Tryn noemde haar puppy 'Fleur'. Tryn was echt verliefd. Peer was erg knap, met zijn guitige lach en stralend witte tanden. Voordat ze met Peer uitging had ze zich erbij neergelegd dat het leven voor haar weinig romantiek in petto had. Dit in tegenstelling tot haar twee zussen, die veel knapper waren en vanaf de middelbare school bijna nooit zonder verkering zaten. Ze maakten steeds vaker samen wandelingen met de hondjes; 'even de pier uit' werd ook voor hen een begrip. Tryn riep bij Peer niet de gevoelens op die hij voor Rina had gehad, maar hij was er tevreden mee. Hij genoot van haar aandacht en was heel attent: hij nam af en toe een bosje bloemen voor haar mee en hield galant de deuren voor haar open.
Tryn merkte niet dat Peer nog steeds onrustig was. De praktijk leverde nu wel voldoende op om van te leven, maar of hij dit altijd wilde blijven doen? Hij zou willen dat hij de energie op kon brengen om het roer volledig om te gooien. Opnieuw studeren bijvoorbeeld, en een andere baan vinden. Niet met dieren, absoluut niet. Zijn geweldige opleiding hing als een steen om zijn nek. Gespecialiseerd in de behandeling van zieke huisdieren, ongeschikt voor iets anders. Een nieuwe, eenvoudige betrekking zou hem zoveel minder inkomen opleveren, dat het onzin was om niet bij het oude te blijven. Voor de buitenwereld bleef hij Peer, de succesvolle dierenarts, die altijd voor de klanten klaarstond. Alleen Sikko wist van zijn gevoelens. Hij wilde Tryn er niet mee belasten, zij stond er in haar huisartsenpraktijk ook alleen voor. Peer greep steeds vaker naar de sterke drank. Bier vond hij flauw smaken, dat dronk hij alleen als het echt warm was. Zijn broeken zaten de laatste tijd vrij ruim, omdat hij weinig trek in eten had. Dat hinderde hem niet; hij was erg benauwd voor een 'buikje'. De acties waren wel leuk geweest, maar hij bereikte hiermee niet de klantenbinding die hij voor ogen had. Maar daar kwam verandering in, eerder dan hij had verwacht. Op een dag kreeg Peer bezoek van een leuke jonge vrouw. Ze werkte als assurantietussenpersoon en wilde Peer's lopende verzekeringen voor hem nakijken. Ze wist hoe ze de zaken moest aanpakken: Ze zette de voorwaarden en premies van zijn verzekeringen op papier en legde uit hoe hij zich beter kon indekken tegen risico’s. Peer besloot de meest eenvoudige vorm van de ziektekostenverzekering te houden, alleen op grond van het feit dat de premie niet op te brengen was. Hij baalde wel als hij de nota's van Tryn indiende en een brief retour kreeg met de mededeling: 'U hebt geen module voor huisartskosten afgesloten, daarom kunnen wij deze nota niet vergoeden' of: 'Uw kosten worden na het overschrijden van het eigen risico van € 900, = vergoed'. Hij hoopte dat het huisartsenbezoek zou afnemen als hij zorgde dat hij niet meer zo vaak gebeten werd.
"Bestaat er geen ziektekostenverzekering voor dieren?" vroeg Peer aan de dame terwijl hij haar een kopje koffie overhandigde. Sommige klanten waren de afgelopen maanden honderden euro's lichter geworden door hun veelvuldige bezoekjes aan Peer. Hij mocht wel uitkijken dat het niet opviel. Het had hem geen windeieren gelegd, ware het niet dat hij extra uitgaven had gehad voor vloerbedekking in de woonkamer. Een ziektekostenverzekering voor dieren leek hem een gat in de markt. Hij wist zeker dat hij een groot deel van zijn cliënten zou kunnen overtuigen een dergelijke verzekering af te sluiten. "We hebben inderdaad een ziektekostenverzekering voor dieren ontwikkeld," antwoordde de verzekeringsagente, terwijl Peer de aantrekkelijke vrouw geïnteresseerd aan keek. "Het is een polis die wordt afgesloten voor vijf jaar. De medische kosten ten gevolge van ziekte of een ongeval worden tot maximaal vijfentwintighonderd euro per jaar vergoed." "Wat kost dat?" vroeg Peer. "Dat komt op ongeveer vijftien euro per maand. Uiteraard wordt de premie verhoogd met poliskosten en assurantiebelasting." Een contract voor vijf jaar, wat een goed idee om de klanten aan zijn kliniek te verbinden. Voor zover hij wist waren zijn collega's niet op dit idee gekomen. Hij fleurde een beetje op. "Wilt u nog een kopje koffie?" Aan zijn eigen mok met koffie voegde hij een scheutje Tia Maria toe, dat versterkte de smaak. "Ik ben ervan overtuigd dat mijn cliënten wel oren hebben naar deze verzekering," zei Peer. "Met uw hulp kunnen we hier een prachtige actie starten die voor u nog veel provisie kan opleveren. Wat denkt u?" Een paar dagen later verscheen in de Harlinger Courant de volgende advertentie:
De eerste aanvragen kwamen snel binnen, als gevolg van Peer's geniale plan dat hij met zijn aantrekkelijke verzekeringsagente had uitgewerkt. Het was zijn beste idee tot nu toe. Het kostte hem weinig moeite om zijn klanten te overtuigen. Ze hadden veel over voor het welzijn van hun trouwe viervoeters en zetten tevreden hun handtekening onder het contract. 's Middags ging Peer naar Sikko. "Spannend hè Peer, volgende week de trekking," zei Sikko terwijl hij het koffiezetapparaat instelde. "Nu heb ik een straatje, dus altijd prijs!" antwoordde Peer opgewekt. De bel ging. "Verwacht je nog meer visite, Wobke?" vroeg Sikko. "Nee, eigenlijk niet. Even kijken wie het is." Wobke liep de trap af en de mannen hoorden stemmen in de verte. Even later kwam ze weer boven. Achter haar liep een vrouw met een
kindje aan de hand. Peer verschoot: zijn ex-vrouw! "Hallo Sikko," zei ze. "En dag Peer, dat is lang geleden. Mag ik je voorstellen aan Marianne, mijn dochtertje?" "Hallo Rina," zei Peer zo luchtig mogelijk. "Hoe gaat het ermee? Dag kleine meid." Marianne klampte zich aan haar moeders been vast en keek Peer argwanend aan. "Ik doe je niks hoor, wees maar niet bang," zei hij vriendelijk. Rina ging zitten en nam haar dochtertje op schoot. Er viel een pijnlijke stilte. Toen zag Marianne Femke zitten, gleed van haar moeders schoot, stapte op haar af en brabbelde: "Lief hondje!" Peer werd warm van binnen, wat een schatje was die Marianne. Femke liet zich graag aaien door de kleine handjes, ze ging op haar rug liggen en deed een achterpoot omhoog. "Hé Fernke, discretie!" riep Peer, waarop iedereen begon te lachen. Het was vreemd om Rina als moeder te zien, maar het stond haar goed. Ze was iets dikker geworden en haar make-up was subtiel, erg mooi. Ze was duidelijk gelukkig. Waarom was dat geluk niet voor hen samen weggelegd? Op hun trouwdag zag alles er nog zo zonnig uit, ze waren verliefd en konden de hele wereld aan. Wat was er mis gegaan? "Wanneer ben je uitgerekend, Rina?" vroeg Sikko. O ja, dat was ook zo, vandaar dat ze er wat voller uit zag. "Eind december pas, hoor." Peer was niet op zijn gemak. Deze vrouw die hem enerzijds zo vertrouwd was, leek mijlenver. "Ik moet maar weer eens gaan," zei hij. "Kom, Femke." "Ach Peer, laat ze nog even spelen, ze zijn al dikke vriendjes," zei Rina. Hij ging weer zitten. Het deed hem goed dat Rina zijn gezelschap kennelijk op prijs stelde en zich niet zo ongemakkelijk voelde als hij. "Een neutje dan maar, Peer?" stelde Wobke voor, om de spanning wat te doorbreken. "Goed meid, doe me maar een lekker borreltje."
Een uurtje later liepen Peer en Femke naar huis. Peer werd verscheurd door tegenstrijdige gevoelens. Als Rina had gevraagd of ze weer thuis mocht komen, had hij haar met open armen ontvangen, inclusief haar vertederende dochtertje. Ze had hem voor een vent van niks in de steek gelaten, daar was hij van overtuigd. 'Als ik nou eens... ' Nee, hij mocht Tryn niet vergeten. Rina zou hem toch niet terug willen, niet nu ze opnieuw zwanger was. Maar als hij de kans kreeg...
8 Op een warme zondagavond zaten Tjalle en Jurre aan de bar in café 't Noorderke. "Hoe gaat het met Annet?" vroeg Jurre. "Ach, redelijk. Het is een ontzettend lieve meid, maar een beetje onvoorspelbaar," antwoordde Tjalle. "Hoezo dan?" "Ik ben met haar naar het Straatfestival geweest. Best gezellig, maar ze was erg afstandelijk. Net alsof we geen verkering hadden, maar gewoon vrienden waren. Wil je< trouwens nog wat drinken?" "Doe mij nog maar een gele optie." Tjalle bestelde twee biertjes en keek om zich heen. Het was rustig geworden in het café. "Das schraal, mattie," antwoordde Jurre. "Voor mij zou de pot vol zijn als een doblo mij zo behandelde." "Ze is niet blond. En ik ben nou eenmaal gek op haar." "Chill, mattie." Ze zwegen een poosje en dronken van het bier. Jurre hield van flitsend taalgebruik, dat hij te pas en te onpas gebruikte. Toen hij even naar het toilet moest zei hij: "Ik ben even op de achtergrond, er staat een beer aan het hek te rammelen." Hij liet zich van zijn barkruk glijden en liep richting het herentoilet. Tjalle keek hem lachend na. Tjalle dacht na over de opmerking van zijn vriend over Annet. Hij begreep wel wat Jurre bedoelde. Hij vond het ook niet leuk dat Annet zich kennelijk niet wilde binden. Ze waren een paar dagen na de zoenscène, die zo abrupt was afgebroken, een keer met elkaar naar bed geweest en dat was voor hem een teken dat ze echt close waren. Zij dacht daar kennelijk anders over. Wie de onverzorgd uitziende bezoeker was geweest wilde ze niet zeggen. 'Haar stemmingen zijn op zijn zachtst gezegd grillig te noemen,' dacht Tjalle. Jurre kwam terug, dronk zijn glas leeg en zei: "Ik ga fut, morgen weer
joppen." "Ja, ik ook." "Hoi." "Hoi." "Later." "Ja, later." "We faxen." "Ja oké, we faxen. En nou opzouten!" Tjalle grijnsde, Jurre was grappig. Terwijl ze elk een kant op liepen hoorde hij Jurre nog mompelen: "Chill, mattie..." Tjalle had net een redactievergadering achter de rug toen de 'crazy frog' van zijn mobiele telefoon kwaakte. "Heb je zin om vanmiddag met me te lunchen?" vroeg Annet. "Het wordt tijd dat je eens komt kijken waar ik werk." "Gaaf, Annet," zei Tjalle blij. Na zijn gesprek met Jurre de vorige avond, had hij nog uren liggen piekeren in bed. 'Vindt ze mij net zo leuk als ik haar vind, of ben ik zomaar een vriendje? Ik weet zo weinig van haar. Was die knul een oude vlam? Wat heeft ze met hem? Ze ontwijkt mijn vragen en dat maakt me onzeker. Misschien moet ik er maar een eind aan breien, zo'n relatie is niets voor mij.' Maar deze uitnodiging nam al zijn twijfels weg en hij verheugde zich op hun ontmoeting. Ze spraken af bij een lunchroom in het centrum van Leeuwarden, op vijf minuten loopafstand van Tjalle's werk. De ochtend kroop voorbij, maar eindelijk werd het dan toch half een. Ze hadden een uur de tijd om te lunchen en te winkelen. Ze aten een broodje gezond en dronken een kopje thee. "Heb je al enig idee waar ik werk, Tjalle?" glimlachte Annet. Tjalle slikte de laatste hap van zijn broodje door en zei geschrokken: "Nee, toch niet hier als serveerster?" Daar had hij nooit aan gedacht, een baan in de horeca? Hij wist dat ze vaak 's avonds werkte. "Nee, mis, raad nog maar eens." "Verkoopster in een kledingzaak? Je ziet er altijd goed uit."
"Nee. Charmeur!" "Werk je in een boekhandel?" "Nee, hoor." "Sta je soms voor de klas?" Annet schoot in de lach. "Zie je mij al staan als schooljuffie? Nee, daar zou ik gillend gek worden! Laten we gaan." Ze trokken hun jassen aan en Tjalle betaalde bij de kassa. Het was gezellig druk buiten. Ze kochten een leuke armband voor Sietske, de vriendin van Annet uit Franeker. Annet zou een weekend bij haar logeren, wat ze regelmatig deed. Tjalle kocht een motormagazine bij een kiosk. "En nu neem ik je mee naar de hoogste toren in het Manhattan van Leeuwarden!" riep Annet enthousiast. "Bovenin het gebouw heb je een prachtig uitzicht over de stad." "Laat je me dan eindelijk zien waar je werkt?" vroeg Tjalle nieuwsgierig. "Ja rustig aan, geniet maar van je uitje." Ze namen de lift naar de 24e verdieping, waar ze op 114 meter hoogte een fantastisch zicht hadden op de gebouwen, huizen, het groen, de aanbouw van het woonwagenkamp en de waterspeelplaats. Annet had niet overdreven, het was magnifiek. "Bij helder weer kun je zelfs de Waddeneilanden zien," zei ze. "Waar maken die mensen zich beneden toch allemaal druk om hè?" vroeg Tjalle, naar beneden turend. "Dat gevoel heb ik ook altijd als ik in een vliegtuig zit," antwoordde Annet. "M'n moeder zeurt altijd zo over haar hondje. Misschien heeft ze dit keer overigens wel gelijk dat ze zich zorgen maakt. Ken jij dierenarts Peer Adema?" "Nee, niet persoonlijk, maar ik heb wel eens advertenties van hem in de krant gezien. De zaken gaan zeker niet zo goed, want hij timmert flink aan de weg met zijn acties." Annet knikte. "M'n moeder lijkt er kind aan huis te zijn. Iedere keer als ik haar spreek is ze weer bij hem op bezoek geweest. Het is net of haar
hond in de dierenkliniek iets oploopt." "Ik weet het niet, Annet. Die kliniek is natuurlijk een bron van bacteriën en virussen." "Ik vind die man maar een vreemd sujet. Ik ben laatst bij hem geweest om zijn verzekeringen door te nemen. Hij gaf me de kriebels met zijn stralend witte gebit. Als hij veel gevallen heeft zoals het hondje van mijn moeder, dan zal hij wel flink geld verdienen. Ik heb het verkeerde vak gekozen, dierenarts was veel lucratiever geweest," zuchtte ze. "O, nu heb ik verklapt wat ik doe!" "Jammer voor je, hoe lang dacht je het nog vol te houden?" lachte Tjalle. "Je doet dus iets in de verzekeringen?" "Ik werk hier op kantoor," antwoordde ze. "In dit gebouw?" "Precies hieronder, bij verzekeringsmaatschappij 'De Vlieger'. Als verzekeringsagent, ik sluit polissen af bij mensen thuis. Daarom ben ik vaak 's avonds op pad." "Dat had ik niet gedacht, Annet," zei Tjalle. "Je hebt me wel lang in spanning gehouden zeg. Maar hoe zat dat dan met die sigarenboer?" "Ik heb geprobeerd om een levensverzekering voor hem af te sluiten, waarbij ik een aanzienlijk bedrag aan provisie zou ontvangen. Helaas werd hij niet door de verzekeraar geaccepteerd." "Nu begrijp ik waarom je nog steeds rondfietst op dat gammele krot!" "Pestkop, strooi nog maar wat zout in die wond!" Annet greep Tjalle bij zijn middel en begon hem te kietelen. "Stop," lachte hij. "Vertel verder. Is het een leuke baan?" Annet liet hem grijnzend los en antwoordde: "Het zou altijd beter en leuker kunnen natuurlijk. Voorlopig ben ik wel tevreden. Over een poosje ga ik een avondstudie volgen zodat ik meer over levensverzekeringen en beleggingen te weten kom. De hogere provisies zullen me het inkomen opleveren dat ik graag hebben wil." "Ja, dat geloof ik wel," zei Tjalle. Ze genoten nog even van het uitzicht tot ze ontdekten dat het al bijna half twee was. Annet bleef in het gebouw en gaf Tjalle een zoen bij de
lift. Hij rende terug naar kantoor. Annet mag me wel vaker uitnodigen voor de lunch,' dacht hij. 'Hoewel ik nu een stuk minder zin heb om aan het werk te gaan.'
9 Peer zat op het puntje van zijn stoel, de Staatsloterij show was begonnen. "Schiet nou eens op," zei hij hardop. Femke keek hem droevig aan. "Nee, jij niet, domme hond, ze moeten de cijfers bekend maken!" De loten lagen op volgorde naast elkaar op de salontafel. Tien hele loten, met eindcijfers van 0 tot en met 9. Het kon dit keer gewoon niet mis gaan. Op de grond stond een fles whisky, half leeg. Hij schonk zijn glas nog eens vol. Hij pakte een handje cashewnoten en kauwde zo gehaast dat zijn baard vol met kleine stukjes noot kwam te zitten. Eindelijk, de winnende nummers kwamen in beeld. Het ging wel snel. Koortsachtig keek Peer van het scherm naar de loten. "JAAAA! Ik heb gewonnen! Ik wist het wel! Femke, we zijn rijk!" Peer kon zijn geluk niet op. Hij tilde Femke op en maakte een rondedansje door de kamer. Het hondje keek hem meewarig aan, alsof ze dacht: 'wat een uitslover, zet me maar weer neer.' Hij controleerde de cijfers nog een keer op Teletekst en juichte opnieuw. Het klopte. Wat geweldig. En het leuke was, hij had het van tevoren gevoeld. Als hij dit keer een 'straatje' zou kopen zat er een grote prijs aan vast. Hij was blij dat hij zijn intuïtie had gevolgd, dat moest hij vaker doen. Peer wilde het dakterras op gaan en zijn blijdschap uitschreeuwen, maar bedacht toen dat het beter was om het even geheim te houden. Dat lokte alleen maar hebzuchtige figuren aan. Hij kon natuurlijk naar Tryn gaan. Hij belde haar op en zei: "Tryn, ik heb een verrassing, schikt het dat ik even bij je langs kom?" Ze vond het prima en even later stonden Peer en Femke bij haar voor de deur. "Wat zie je er verhit uit, heb je al eens in de spiegel gekeken?" Peer keek in de spiegel in de hal en plukte beschaamd de stukjes noot uit zijn baard. De gang rook ineens naar aftershave en drank, Peer had kennelijk iets te vieren gehad.
"Kom gauw binnen en vertel!" lachte Tryn. Peer deed Femke's riem af en hing zijn jas aan de kapstok terwijl hij zachtjes een deuntje neuriede. Zo vrolijk had ze hem de laatste weken niet gezien. Ze had af en toe een zorgelijke blik in zijn ogen gezien, maar het leek haar verstandiger dat ze het initiatief om erover te praten aan hem overliet. Het was haar ook opgevallen dat Peer meer dan vroeger naar de fles greep. Het bleef eerst bij een paar glazen bier, maar de laatste tijd zag ze hem aan de sterke rank, zoals whisky en aquavit. Waren zijn zorgen nu voorbij? Fleur, de pup van Femke, rende haar moedertje enthousiast tegemoet. De beide hondjes snuffelden aan elkaar en rolden even later over elkaar heen. Het was een vertederend gezicht. "Heb je champagne in huis?" vroeg Peer. "Nee, geen champagne, maar ik heb nog rode wijn," antwoordde Tryn terwijl ze naar de kast liep en een fles pakte. "Wat hebben we te vieren, laat me nou niet langer in spanning zitten!" Ze keek hem verwachtingsvol aan. "Ik heb een groot bedrag gewonnen in de loterij, geweldig hè?" Peer straalde van geluk, hij was in een keer van zijn geldzorgen af. Eindelijk! Tryn vloog Peer om zijn nek en gaf hem een paar dikke zoenen. "Wat geweldig, Peer, ik ben zo blij voor je. Hoeveel heb je gewonnen?" "Vijf-tig-dui-zend euro!" riep hij met gevoel voor drama. "Nog wat kleinere bedragen op de andere loten, maar op het winnende lot vijftigduizend! Ik ben rijk!" Als twee kleine kinderen dansten Peer en Tryn door de kamer terwijl Femke en Fleur schel blaften en tegen hen opsprongen. Peer pakte de kurkentrekker en maakte de fles rode wijn open. Tryn haalde twee glazen en Peer schonk de wijn in. "Ga af Femke, zo is het genoeg." Fleur werd in de bench gezet en Femke ging ernaast liggen. "Proost, op een gouden toekomst!" juichte hij. "Wat ga je allemaal doen met dat geld? Je hebt vast heel veel wensen." Peer knikte en antwoordde: "Eindelijk kan ik een Landrover Discovery
kopen, zo'n fourwheeldrive. Die heb ik altijd al willen hebben. Mijn computer is ook aan vervanging toe, ik ga een Pentium-4 inclusief een dvd-brander kopen en een snelle internetverbinding regelen." Peer nipte van zijn wijn en keek Tryn stralend aan. "Een reisje, misschien? Nee, dan moet ik oppas regelen voor Femke, dat zie ik niet zo zitten." "Het zou wel goed voor je zijn om er eens uit te gaan Peer, want ik merk dat je de laatste tijd erg onrustig bent. We hebben er tot nu toe niet over gepraat, maar je kunt je gevoelens met mij delen, hoor." "Nou Tryn," antwoordde Peer, "ik maak me nergens meer druk om, voorlopig red ik me prima." "Die vijftigduizend euro is wel snel op als je al die dure spullen gaat kopen, denk ik." Peer schonk hun glazen nog eens vol. "Hou toch op, mens! Ik ben zo blij, ik wil verder nergens aan denken. Kom lekker tegen me aanzitten en geniet een beetje mee." Ze lachte en kroop tegen hem aan op de bank. "We kunnen zelfs gaan trouwen, Tryn." Het was eruit voordat hij het wist. De prijs en de wijn brachten hem in een euforische stemming. Op dat moment meende hij ook nog wat hij zei. Ze keek hem verbaasd aan. "Doe niet zo raar, Peer," zei ze, hoewel het idee haar fantastisch leek. "We kunnen zelfs nog kinderen krijgen! Een klein Trynke, Of Peerke, lijkt je dat niks?" Hij draafde wel door, maar de kleine Marianne, het schattige dochtertje van Rina, had het verlangen naar een eigen kindje aangewakkerd. "Daar ben ik toch te oud voor," lachte Tryn. "En wie moet er dan voor het kindje zorgen, we hebben allebei ons werk. Nee, dat lijkt me geen goed idee." Peer trok haar dichter tegen zich aan. Femke keek afgunstig naar hen op. "Je bent nog maar 46, Trynke, in de bloei van je leven. Je bent zelf arts, dat heb je toch vaker meegemaakt? Dan hoef je nooit meer drie rondjes om ‘de Stenen Man’ te lopen! Daar zorg ik wel voor!" (De Stenen Man in Harlingen: het verhaal ging dat als je zwanger wilde worden, je drie
rondjes om zijn sokkel moest lopen.) Tryn giechelde: "Oké, er zijn voorbeelden genoeg waarbij het goed is gegaan. Maar op onze leeftijd is de kans groter dat je een gehandicapt kindje krijgt. Je weet hoe het Sikko en Wobke is vergaan." "Mocht dat zo zijn, dan aanvaarden we het kind als een godsgeschenk. Wietse is een fantastische knul en zijn ouders zijn ontzettend blij met hem." Peer schonk het restje wijn in de glazen; de fles was snel meester gemaakt en hij voelde zich licht in zijn hoofd. "Laten we maar niet te hard van stapel lopen," zei Tryn. "Ga jij eerst maar de spullen kopen die je graag wilt hebben, dan kunnen we later rustig praten over een eventueel huwelijk." "Je hebt gelijk, maar we kunnen wel alvast wat gaan oefenen, hè?" Peer knoopte Tryn's blouse los en schoof zijn hand tussen haar linkerborst en haar bh. Femke stond plotseling op, blafte en sprong met haar voorpoten op de schoot van Peer. "Zo te zien moet ik je wel delen met Femke!" lachte Tryn. "Ga maar even liggen, baasje komt straks weer," zei Peer nadat hij haar even geaaid had. Maar Femke kon de genegenheid tussen de twee mensen niet verdragen, ze bleef aandacht opeisen en verpestte het intieme moment. Tryn stond op en liep naar de kast om een nieuwe fles wijn te pakken. Peer verwijderde de kurk en schonk de glazen nog eens vol. Tryn vroeg: "Ga je het geld niet investeren in je praktijk?" Peer nam een slok en zei: "Ik heb wel eens overwogen om een dierenpension te starten. Maar die vijftigduizend euro is daarvoor nooit genoeg, dan zal ik toch naar de bank moeten. Overigens realiseer ik me nu dat ik nooit een vergunning krijg om een dierenpension in mijn achtertuin te bouwen. De buren zullen het me niet in dank afnemen als ze de hele dag in het geblaf zitten. Nee, ik weet op dit moment niet hoe ik dat aan moet pakken." Peer stond op en pakte zijn jas. Femke stond al achter hem te kwispelen. "Hoe kom ik ooit aan de vrouw als jij er iedere keer tussen komt, suf
beest!" lalde Peer. "Fleur en ik lopen nog even met jullie mee voor de avondwandeling," zei Tryn terwijl ze de bench opendeed en Fleur aanlijnde. Ze liepen een rondje van een kwartier en namen daarna afscheid. Peer was zo blij, even geen geldzorgen. Een week later bezat hij een prachtige Landrover, geen nieuwe, maar daarom niet minder mooi, en pronkte daarmee in de buurt. Hij bestelde een computer en ontdekte de vele mogelijkheden van internet. Er was een vrouw in zijn leven die hem aanbad. Het leek de goede kant op te gaan. Tot er op een dag iets gebeurde waardoor hij vreselijk uit zijn evenwicht raakte.
10 Het weer was tijdens de zomermaanden niet geweldig, maar toch waren de evenementen in Harlingen ook in 2005 opnieuw een groot succes. Tjalle had het druk. Het was het tweede jaar sinds hij bij de Leeuwarder Courant werkte, dat hij verslagen maakte van wat er in Harlingen tijdens de evenementen allemaal te beleven was. Van 21 tot en met 27 juni vond het Lanenkaatsen plaats. De zon liet zich gedurende deze dagen buitengewoon veel zien, waardoor het soms heel warm was. 's Avonds woei er vaak een heerlijk briesje vanaf zee. Zo nu en dan hadden de deelnemers last van het scherpe zonlicht, waardoor sommige hoog verwachte ballen laag kwamen. Het publiek vermaakte zich dan ook opperbest. 'De enige sport waarin men vrouwen tot koning uitroept, dat is wel uniek,' dacht Tjalle. Op 25 juni werd het Straatfestival gehouden. Het thema was dit jaar 'Rock & Roll', en de mensen genoten van dans, zang, muziek en cabaret. Zo was er een optreden van een Elvis Presley en een goochelaar. Tijdens de parade waren er prachtige kostuums te bewonderen. Tjalle en Annet gingen samen naar de festiviteiten, maar Tjalle vond het niet echt geslaagd. Als hij iets zei, dan ging Annet er voortdurend tegenin. Hij wilde graag hand in hand lopen, maar ze weerde hem af. Elke poging om zijn genegenheid te tonen werd in de kiem gesmoord. In juli waren er elke donderdag de 'Tobbedagen': braderie in de binnenstad en diverse muzikale activiteiten. Tjalle ging in juli vaak zeilen op de Waddenzee met zijn vriend Jurre, die een zeilboot had. Hij moest Annet drie weken missen, zij was met haar vriendin Sietske uit Franeker naar de Costas in Spanje. Ze stuurden elkaar regelmatig sms'jes waaruit Tjalle opmaakte dat ze hem toch wel miste. In augustus kwam Annet weer thuis. Ze zag lekker bruin en vloog Tjalle om zijn nek. "Nu ik je weer zie, besef ik dat ik je echt gemist heb, Tjal!" "Wat zie je er goed uit, heb je het naar je zin gehad?" "Ja, heerlijk. Ga jij niet op vakantie?"
"Ik neem in de wintermaanden een paar weken vrij, hier is 's zomers genoeg te beleven," antwoordde Tjalle terwijl hij Annet stevig vasthield. Ze wees hem dit keer niet af, integendeel, ze bleef de rest van de dag heel aanhankelijk. Ook 's avonds was ze heel gezellig en ze belandden die avond voor de tweede keer samen in bed. De volgende morgen nodigde Tjalle Annet uit voor een motorrit. De Friese Terpenroute in de omgeving van Dokkum was een optie, maar ze besloten de Friese Merentocht te doen. Dan konden ze eventueel een frisse duik in een van de meren nemen als ze daar zin in hadden. Annet zat achterop en hield Tjalle stevig vast. Ze reden relaxed langs Makkum, Ijlst, Joure en Elahuizen en stapten regelmatig af om op een terrasje wat te drinken. Bij Oudemirdum maakten ze een wandeltocht naar de Oudemirdumer Klif, waar ze vanaf ongeveer zes meter hoogte een schitterend uitzicht op het IJsselmeer hadden. "Je moet echt een keer mee naar Terschelling hoor, Annet," zei Tjalle, terwijl ze een broodje aten. "Hoe vaak ben jij er al geweest?" "Sinds ik me kan herinneren elke zomervakantie in ieder geval. Een bezoek aan Terschelling hoort eigenlijk bij je opvoeding als je in Harlingen woont," plaagde Tjalle. "Ik begrijp wel wat je bedoelt, het is net zoiets als in Parijs wonen en nog nooit de Eiffeltoren te hebben beklommen. Maar volgens mij ben ik heus niet de enige Friezin die nog nooit op de eilanden is geweest, hoor." "Ik daag je uit om dat te bewijzen, Annet!" Tjalle dacht terug aan die zomers; hij was in zijn jonge jaren nog blonder dan nu en zijn blauwe ogen keken altijd al geïnteresseerd naar alles wat er om hem heen gebeurde. Vaak ging hij in de herfstvakantie nog een week met zijn broertje en hun grootouders naar Terschelling. Opa de Vries had veelvuldig enthousiast met Tjalle over zijn vak gesproken en het was niet verwonderlijk dat zijn kleinzoon in zijn voetsporen getreden was. Opa, die nu in Zorgcentrum 'de Spiker' woonde, was heel trots toen Tjalle vertelde dat hij de opleiding
Communicatie aan de Hogeschool van Leeuwarden voltooid had. Bij zijn sollicitatiegesprek was uiteraard 'een bekende journalist van de 'Leeuwarder Courant' met dezelfde achternaam' ter sprake gekomen. Het had misschien in zijn voordeel gewerkt, maar Tjalle was ervan overtuigd dat hij op eigen kracht zijn sporen zou verdienen bij de krant. Terschelling had zijn hart gestolen, maar sinds hij een cursus parachutespringen had gevolgd op Texel, was dat ook een van zijn favoriete eilanden geworden. Wat een fantastische ervaring was dat geweest. Het uitzicht vanuit de Cessna, de sprong, de angst, het vertrouwen in je instructeur, de opluchting dat het scherm open ging en dan het grote genieten. Annet zou het zeker een keer moeten proberen. Maar ze moest eerst een bezoek aan Terschelling brengen, met hem. De Visserijdagen in augustus waren het volgende evenement waar Tjalle het druk mee had. Er was zo ontzettend veel te zien en te doen. Optredens van onder andere Marlies, Jan Vayne en Petra Berger, de vlootschouw en de parademo van de marine, het vuurwerk natuurlijk, en de diverse wedstrijden. Tjalle kwam veel familie, vrienden en bekenden tegen. Een nichtje van hem had meegedaan aan de modeshow en de viswedstrijd voor kinderen. Hij ging Jurre aanmoedigen die deelnam aan de wrikwedstrijden ("Ik zweet me dood Tjalle, ik geloof dat ik last heb van een lekke koppakking!"). Hij herkende zijn oud-klasgenoot Hauke bij het politiekaatsen. Een tante van Tjalle deed mee aan de hoedenwedstrijd en hij zag een oom en tante die tijdens een mals buitje met een paraplu boven hun hoofd in een Friese Sjees zaten bij de ringrijderij. Natuurlijk was Annet zijn favoriete deelneemster aan de Skeelerwedstrijd. Het waren vermoeiende dagen, maar Tjalle genoot met volle teugen. Zo nu en dan deed Annet heel ontwijkend. Hij vermoedde dat ze in Leeuwarden met een vriend had samengewoond en dat ze die vriend
nog regelmatig zag. Misschien was dat die slungel geweest die hij een keer had gezien. Ze wilde daar nog steeds niet over praten. Ze gingen samen naar de braderie. Er waren heel veel kinderen die een kleedje op straat hadden neergelegd en hun oude speelgoed te koop aanboden of een muziekinstrument bespeelden. Tjalle raakte vertederd door een meisje van ongeveer 2 jaar met blonde krullen. Ze zat met haar moeder op een kleedje en sloeg met een stokje op een trommel. Er lag een pet op het kleed met een paar muntstukjes er in. Tjalle nam een foto en gaf haar een halve euro. Plotseling keek het meisje op van haar spel, kennelijk herkende ze de man met een baard en een opvallend wit gebit die achter Tjalle stond en riep: "Pake!" Dat was zeker haar opa. 'Wat een schatje,' dacht Tjalle. Glimlachend vervolgde hij zijn weg. "Weet je wie dat was?" siste Annet. "Dat was Adema, die dierenarts!" "Die is toch nog niet zo oud?" "Nee, hij mag wel eens naar de kapper," grinnikte ze. In september was er Open Monumentendag en in oktober werd het Waddensea Music Festival gehouden. Tjalle en Annet, Jurre en zijn andere vrienden bezochten diverse kroegen en hadden veel lol. Tjalle was op kantoor begonnen met een interne cursus DTP, desktoppublishing, wat inhield dat hij zich bekwaamde in de opmaak van redactionele stukken en advertenties. Hij vond het erg interessant en had de techniek al snel in de vingers. Voor november en december stonden alleen de intocht van Sinterklaas en de Kerstmarkt op de Zoutsloot nog op het programma, dus Tjalle was blij dat hij zich op een ander vlak nuttig kon maken.
11 Peer had een vermoeiende dag met een aantal operaties achter de rug. Voor hulp huurde hij zo nu en dan een assistente in van een collegadierenarts, en dat werkte prima. Femke moest voor het laatste wandelingetje nog naar buiten, maar eerst wilde hij zijn favoriete programma Midsomer Murders afkijken. Hij had het zich gemakkelijk gemaakt in zijn fauteuil en nipte van een glas aquavit. Hij likte met zijn vinger het zout op dat in het bakje van de cashewnootjes was achtergebleven. Hij had die avond een kant-enklaarmaaltijd in de magnetron opgewarmd, maar had de helft laten staan. Even na twaalf uur schrok Peer wakker. Hij was in slaap gevallen en had de oplossing van de misdaad gemist, jammer. Waar was Femke? Ze zou wel op springen staan. Meestal stootte ze 's avonds met haar natte neus tegen zijn arm als ze naar buiten wilde of ze ging voor de tv zitten. "Femke, ga je mee?" riep Peer, terwijl hij zijn glas op het aanrecht zette. De lege fles zette hij in de bijkeuken. Ze reageerde niet, misschien zat ze in de gang? Nee, ook niet. Ze was waarschijnlijk via de bijkeuken naar de tuin gegaan. Hij trok zijn schoenen en jas aan en riep een paar keer in de tuin. Ze was echt niet in de buurt! Het was niets voor Femke om weg te lopen, maar hij maakte zich vooralsnog geen zorgen. Totdat Peer ontdekte dat de riem ook niet op het haakje in de bijkeuken hing. Hij voelde in zijn zakken. Leeg. Hij begon nerveus te worden, het gebeurde nooit dat Femke zonder hem wegliep. Hij pakte een stuk touw en ging zoeken. Hij liep naar de Zeedijk. Geen Femke. Toen naar de Engelse tuin. Ook daar, behalve een paar hangjongeren, geen spoor van het hondje. Het was bijna één uur en het begon te motregenen. De straten waren leeg. Peer riep af en toe haar naam. Hij liep verder door de Voorstraat en zag dat de lichten boven de winkel van Sikko helaas al uit waren. 'Waar kan die vervelende hond zijn,' dacht Peer. Hij raakte nu toch geïrriteerd, hij was moe, had het koud en wilde naar bed. Zijn boosheid sloeg echter snel weer om in ongerustheid. Hij doorzocht alle straten
en steegjes en belandde op de Grote Brede Plaats. Toen hij het standbeeld van Tsjerk Hiddes de Vries zag snotterde hij: "Ik weet nu hoe je je voelde toen je in de zeeslag tegen de Engelsen je been verloor, Tsjerk." Meteen daarna voelde hij zich belachelijk, stel je voor dat iemand hem hoorde. Hij besloot maar weer naar huis te gaan, misschien had iemand haar gevonden en haar zolang onder zijn hoede genomen. Hij kon morgen de politie bellen. Toen hij thuis kwam ontdekte hij, dat hij dat laatste maar beter niet kon doen. Er lag een envelop op de mat. Er stond: 'Adema' op. Met trillende handen scheurde hij de envelop open. Hij slikte een brok in zijn keel weg toen hij behalve een opgevouwen briefje ook een grote pluk wit haar aantrof. Van Femke's staart? Op het papier stond geschreven:
De schoften. Wat een misselijke streek. Wie ontvoerde nou een hond? Welke idioot haalde zoiets in zijn hoofd? Peer was razend en hij schreeuwde het uit. Nee, een hond kidnappen, het laagste van het laagste, en dan nog wel zo'n geldbedrag eisen, wie dachten ze wel dat ze waren? Er was van de vijftigduizend euro die hij gewonnen had niet veel meer over. Behalve de Landrover had hij een nieuwe televisie gekocht met plasmascherm inclusief een home-cinema-set, en een ander bedrag had hij in mindering gebracht op zijn hypotheek om de maandlasten te verlagen. Dat geld kon hij niet meer terughalen. Zijn idee om een pension te starten kon hij wel vergeten.
De grote vraag was: wie wilde hem kapotmaken? Wie haatte hem zo, dat hij op deze manier gepakt werd? Hij was tot in het diepst van zijn ziel gekrenkt. Zijn lieve trouwe makker, wat moest hij zonder haar beginnen? 'Zorgen ze wel goed voor haar?' dacht Peer terwijl hij naar de foto van Femke keek die boven de bank hing. Wat een idiote eis, voor die vijftienduizend euro kon hij wel vijftig nieuwe Friese stabij's aanschaffen! 'Femke, domme hond, je gaat ook met elke malloot mee, wat ben je toch een allemansvriend,' dacht Peer. Hij pakte een nieuwe fles whisky uit de bijkeuken, schonk een borrel in en dronk het glas in een teug leeg. Daarna ging hij naar bed zonder zich uit te kleden en viel pas tegen vijven in slaap. Peer werd de volgende morgen met een knallende hoofdpijn en een droge mond wakker. Wat was er ook alweer voor verschrikkelijks gebeurd? Moest hij Femke niet uit... Hij realiseerde zich plotseling wat er gisteravond was gebeurd. Wat een ellende. Hij zette een kopje koffie en dacht na. Wat kon hij doen? Hij miste Femke vreselijk, hij wilde haar dolgraag terug, maar vijftienduizend? Was dat niet een beetje overdreven? Zijn reputatie was hem natuurlijk heel veel waard, maar als hij naar de politie ging zou hij alles moeten vertellen: van de hondensnoepjes, de kreet op het raam en de oude sok. Ineens vielen de puzzelstukjes op zijn plaats. Hij werd kennelijk al een hele tijd in de gaten gehouden. Iemand wist precies wat zijn dagelijkse bezigheden waren en wanneer hij niet thuis was. Ze hadden Femke’s vertrouwen gewonnen door die snoepjes. En ze hadden haar aan de geur van de ontvoerder laten wennen door die smerige sok. Het was opeens duidelijk. Wat een belachelijke toestand. Die assistente, dit was haar ultieme wraak. Het was goed verzonnen, dat moest hij toegeven. Ze had hem geraakt op de plek waar hij het meest kwetsbaar was. Zij wist van zijn liefde voor Femke. Ze had dit vermoedelijk met haar gespierde vriend bedacht. Naar de politie gaan kon niet. Als bekend zou worden dat hij zijn handen niet thuis had kunnen houden, dan was zijn carrière voorbij. Er waren
genoeg voorbeelden van bekende mannen wier leven volledig op zijn kop kwam te staan, alleen door een paar vrouwenbillen aangeraakt te hebben. Eerst deze dag zien door te komen. Met tegenzin at Peer een cracker met kaas. De eerste uren waren er geen afspraken. Hij had zich voorgenomen om die ochtend de administratie bij te werken, maar hij kon zich er niet toe zetten. Hij deed wat telefonische bestellingen voor vlooienbestrijdingsmiddelen en speciale voeding voor dieren met nierproblemen. De middag verliep traag. Zijn handen bewogen zich routinematig met spuitjes, tangetjes en de stethoscoop, terwijl zijn brein koortsachtig werkte en hij plannen bedacht om uit deze misère te komen. Aan het eind van de middag schrok hij: hij zou nog naar de bank moeten om het geld te halen, zo dadelijk was de bank gesloten en dan had hij geen keus meer of hij het geld zou brengen of niet. Hij pakte zijn fiets en reed zo snel mogelijk naar de Voorstraat. "Dag meneer Adema, u bent nog net op tijd. Wat kan ik voor u doen?" vroeg de vriendelijke baliemedewerkster. "Eh, vijftienduizend euro alstublieft," zei Peer terwijl het zweet hem uitbrak. Het duurde ongeveer vijf minuten voordat de bankmedewerkster het geld bij elkaar had. Ze telde het zorgvuldig na en stopte het in een envelop. Peer keek even onopvallend om zich heen, deed de envelop in zijn binnenzak en verliet de bank. Hij leek wel gek! Ging hij nou echt zoveel geld geven aan een stelletje schorem dat geen enkel respect had? Maar Femke was een deel van zijn leven, en eerlijk gezegd had hij geen keus. Die avond stond Peer om kwart over elf bij de ingang van de Engelse Tuin. Het hek was dicht! Hij had gehoord dat de jongens die daar vaak rondhingen nogal wat vernielingen hadden aangericht en dat de gemeente het park 's nachts wilde sluiten, maar ging dat vanavond al in? Peer werd wanhopig, hij kon die plastic zak nu onmogelijk achter de volière neerleggen. Hij keek om zich heen of hij iemand zag. In de
omgeving was niemand te zien, maar het was nog vroeg. Hij keek of er ergens mensen met honden te zien waren. Daar verderop leek het of... nee toch niet. Er liep een man met een Bordercollie, qua kleur leek de hond op Femke, maar de manier waarop het beestje liep was duidelijk anders. 'Moet ik naar huis gaan?' dacht hij. 'Misschien komen er nieuwe instructies, de ontvoerders hebben er misschien niet op gerekend dat het park uitgerekend deze avond voor het eerst 's nachts dicht zou gaan.' Hij twijfelde en besloot voorlopig toch maar in de buurt blijven, er kon iemand komen. Peer wilde dit zo snel mogelijk achter de rug hebben, Femke moest onmiddellijk mee naar huis, zodat hij zich weer kon concentreren op dingen die belangrijker waren: zijn praktijk en zijn liefdesleven. Hij liep onrustig heen en weer. Hij voelde zich niet meer vrij, zoals in zijn jeugd toen alle mogelijkheden nog voor hem open lagen. In het verleden had hij keuzes gemaakt die de rest van zijn leven bepaalden. Wilde hij op dezelfde voet verder, of moest er een keer een grote verandering worden bewerkstelligd? Peer realiseerde zich dat als hij echt iets anders wilde, hijzelf de enige was die een ommekeer in zijn leven kon maken. Maar wat voor mogelijkheden waren er op dit moment? Emigreren? Er waren voorbeelden genoeg van Nederlanders die succesvol een nieuwe start hadden gemaakt in bijvoorbeeld Noorwegen of Spanje, dat zag je tegenwoordig vaak genoeg op de televisie. Een flinke dosis moed, veel geld, en vooral: doorzettingsvermogen. Een nieuwe uitdaging was eigenlijk precies wat hij op dit moment nodig had, maar was hij dapper genoeg om naar het buitenland te gaan? Het kon op een complete mislukking uitdraaien. 'Als ik een echt groot bedrag in de loterij win, dan kan ik het wel proberen,' mijmerde hij. Hij keek voor de tiende keer op zijn horloge: vijf voor half twaalf. Het werd nu tijd dat er iets ging gebeuren. In de verte zag hij twee mensen lopen met een hondje. Hij kneep zijn ogen tot spleetjes om beter te kunnen zien... nee, te klein.
Hij voelde zich alleen. Zou hij Tryn bellen? Het was al laat, misschien sliep ze al. En wat moest hij haar vertellen? Ze zou hem adviseren de politie te waarschuwen, en dat was nu juist onmogelijk. Tryn was wel lief, maar de verbondenheid die hij met Rina had gevoeld ontbrak. Sinds die ontmoeting met Rina bij Sikko en Wobke was ze vaak in zijn gedachten. Als hij eraan terug dacht hoe schattig Marianne met Femke had gespeeld, voelde hij zijn binnenste samenknijpen. Tryn zou dit niet begrijpen en hij wilde haar er ook niet mee lastig vallen, zij had het druk genoeg. Ze sprak over niets anders dan de trouwerij. Misschien kwam alles goed als ze eenmaal getrouwd waren. Maar zijn vrijheid zou hij kwijt zijn, en daar zat hij in deze fase van zijn leven niet op te wachten. Hij moest eens met haar gaan praten over de toekomst, dat het vooruitzicht van een huwelijk hem benauwde. Het was niet eerlijk om Tryn zo lang aan het lijntje te houden en hij moest het haar uitleggen. 'Eerst moet ik bedenken wat ik zelf graag wil,' dacht Peer. 'Ik heb gewoon nog wat meer tijd nodig.' Wie bleef er dan nog over om mee te praten? Zijn vriend Sikko, die zou hij bijna vergeten. Wietse vroeg nog steeds veel aandacht, ook al woonde hij niet meer thuis, maar Sikko maakte wel tijd voor Peer vrij als hij erom vroeg. Hij wilde niet voortdurend lopen klagen bij mensen die het zelf niet gemakkelijk hadden, maar als er iemand in aanmerking kwam om een goed gesprek mee te voeren, dan was dat Sikko. 'Ik ga binnenkort maar weer eens langs,' dacht hij. In de verte hoorde hij een brommer zijn kant op komen. Hij draaide zich om en keek in de koplamp, het gevaarte kwam recht op hem af Was die kerel dronken? De brommer maakte een vreselijk lawaai, duidelijk een kapotte uitlaat. Als hij niet uitkeek zou hij aangereden worden! Het licht van de lamp verblindde hem. Peer wilde eerst naar links, toen naar rechts stappen, maar hij bleef verstijfd staan. Het volgende moment kreeg hij een klap op zijn hoofd. "Wat... waar..." stamelde hij nog en daarna verloor hij het bewustzijn. Toen hij wakker werd waren de bromfiets en zijn goedgevulde plastic
zak verdwenen. Femke stond een paar meter verderop, vastgebonden aan een boom, te piepen.
12 Peer had weer een reden om naar de fles te grijpen, hij was zo vreselijk geschrokken. De hoofdwond viel gelukkig mee; stel je voor dat hij aan Tryn moest uitleggen wat er gebeurd was! Femke was nog nooit zo blij geweest, ze likte hem in zijn gezicht en bleef maar om hem heen dartelen op weg naar huis. Er was een groot stuk uit haar staart geknipt, dat hem nog lang zou herinneren aan de afschuwelijke ontvoering, verder had ze er niets aan overgehouden. Die nacht mocht ze bij Peer op het voeteneind van zijn bed slapen. Hij zou haar niet meer uit het oog verliezen. De volgende morgen werd hij heen en weer geslingerd tussen tegenstrijdige gevoelens. Enerzijds de opluchting dat Femke ongedeerd was, anderzijds de pijn van het geld dat hij nu kwijt was. Het leek zo fantastisch, vijftigduizend euro, maar zoveel was het nou ook weer niet. De auto was de grootste uitgave geweest en eigenlijk had hij dat dure ding niet eens nodig. Voor zijn werk niet, maar privé ook niet. Zo nu en dan nam hij Femke met de auto mee naar een strandje, waar ze lekker kon rennen en spelen met de golven, of naar de Oudebildtdijk, een onvervalst stukje Fries platteland. Er werd van Friese Stabij's gezegd dat het waterratten waren, maar Femke was een uitzondering. Verder dan haar knieën kwam ze niet. Als Peer een stok gooide ging ze er niet achteraan, maar stond ze te springen bij de vloedlijn. 'Femke is nu bijna net zo kostbaar als mijn auto,' dacht hij wrang. 'Hopelijk gaat ze nog lang mee.' Het feit dat hij nu zo goed als platzak was, had ook een positieve kant. Het huwelijk moest afgezegd worden. Tryn en hij hadden berekend dat ze minstens achtduizend euro nodig hadden om alle kosten te dekken. Het zou een groot feest worden, had hij beloofd. Tryn mocht iedereen uitnodigen die ze maar wilde. Misschien kwam het in de krant: 'sprookjeshuwelijk tussen twee Harlinger artsen'. Mooie reclame en nog gratis ook. Ze zou het niet leuk vinden, zacht uitgedrukt. Het was duidelijk dat Tryn idolaat was van Peer, ze deed alles om zijn stralend
witte lach tevoorschijn te toveren. Hij genoot van haar aandacht en lichamelijk gezien kwam hij ook niets te kort. Maar iets in zijn binnenste zei hem dat er sprake moest zijn van 'wederzijdse liefde' en daar schortte het een en ander aan. 'Als Rina misschien...' Nee, daar moest hij niet meer aan denken. Er was geen kans dat het ooit nog goed kwam tussen hem en zijn ex-vrouw, daar moest hij zich bij neerleggen. Hij had Wobke om het adres van Rina gevraagd en Marianne een kaartje gestuurd met de afbeelding van een Friese stabij. Hij hoopte dat ze het leuk vond. Rina had er niet op gereageerd. Dat hoefde ook niet, maar het was wel leuk geweest natuurlijk. Nu werd het tijd om Tryn in te lichten. Als hij het tactisch bracht, hoefden hun plannen niet volledig in duigen te vallen. Of misschien was het beter om wel een punt achter de hele relatie te zetten en opnieuw te beginnen? Hij nam nog een borrel om moed te verzamelen. Daarna belde hij Tryn en stelde voor om met de hondjes te gaan wandelen. "Tryn ik moet je wat vertellen." Peer keek in de verte en legde zijn hand op haar been. De zon scheen fel en hij had een zonnebril opgezet. Ze hadden een stevige wandeling gemaakt en waren op een bankje op de Waddenpromenade gaan zitten met uitzicht op de Waddenzee. Er lag een veerboot die gedeeltelijk het uitzicht op de einder belemmerde, maar daar had Peer geen erg in. Hij schaamde zich, maar Tryn moest het nu weten, hij kon het niet langer uitstellen. Hij zuchtte diep en zei: "Tryn, ik denk dat we niet kunnen trouwen." Zo, het was er uit. Femke had haar kop op zijn knie gelegd, ze voelde aan dat haar baasje onrustig was. "Wat zeg je, Peer? Niet trouwen? Maar..." Tryn was sprakeloos. Ze staarde naar de zee die rustig kabbelde. Wat was dit voor een rare wending? Toen ze aan het idee gewend was, vond ze het een grote eer dat een gerespecteerde en knappe man als Peer haar ten huwelijk had gevraagd. In haar fantasie zag ze er prachtig uit in een champagnekleurige jurk met bloemen in haar haar, en Peer zag ze voor zich in een deftig pak met
stropdas. Ze wilde een bruiloft met alles erop en eraan. Haar ouders waren erg verrast toen Tryn het hen vertelde. 'We dachten dat trouwen niets voor jou was Tryn,' hadden ze gezegd, maar ze waren erg blij voor haar. Peer had beloofd dat er een groot feest zou komen met een band en heel veel gasten, en hij zou alles betalen. "Houd je niet meer van me?" vroeg Tryn onzeker, waarbij ze elkaar nog steeds niet aankeken. "Dat is het niet Trynke, maar mijn geld is op." "Nu al? Hoe kan dat? Je had toch een klein vermogen gewonnen? Heb je alles al uitgegeven?" De auto was erg duur, ondanks dat die tweedehands was, maar ze was niet in de positie om er wat van te zeggen, vond ze. Ze wilde Peer's jongensdroom niet verpesten en gunde hem het plezier. Maar er bleef een aanzienlijk bedrag over waarvan ze de bruiloft konden betalen. Ze hadden er nog niet over gesproken waar ze gingen wonen als ze eenmaal getrouwd waren. Beiden beschikten over een goed ingerichte praktijk met een woning, maar de praktijkruimtes konden niet gedeeld worden door een huisarts en een dierenarts. "Ik ben bestolen Tryn, ik had nog vijftienduizend euro en dat is weg, verdwenen, spoorloos." Tryn kon niets uitbrengen. Hoe kon dat nou? Het stond toch op een bankrekening? Zo onvoorzichtig kon Peer toch niet zijn? "Hoe?" vroeg ze schor, terwijl ze zijn hand van haar been haalde. "Ik had het geld in huis gehaald en dacht dat ik het goed opgeborgen had. Gistermorgen was de envelop weg. Ik heb overal gezocht, maar hij was er niet meer." Wat een vreemd verhaal. Peer had net ook al een warrig verklaring opgehangen over die hap uit Femke's staart. Hij had toch niet weer te veel gedronken? "Waarom liet je dat niet op je bankrekening staan?" "Ja, dat had ik moeten doen, stom van me," zei hij ontwijkend. "Had je de achterdeur weer niet afgesloten? Ik heb je nog zo gewaarschuwd!" "Ik verwacht toch niet dat iemand gaat inbreken als er een hond begint
te blaffen zo gauw je de tuin in komt?" Tryn schudde haar hoofd. "Heeft Femke dan niet geblaft?" Peer ging verzitten en aaide Femke over haar zwarte kop. Ze spraken nog steeds zonder elkaar aan te kijken. In de verte voer een kotter voorbij. "Ik heb niks gehoord." "Heb je aangifte gedaan?" "Ja natuurlijk, maar ze konden niet veel doen," loog Peer. Hij kon toch niet aan Tryn vertellen dat ze hem vernederd hadden door Femke te ontvoeren. Ze zou hem voor gek verklaren. Je betaalde toch geen vijftienduizend euro voor een hondje? Het lag nou eenmaal gevoelig met Femke, dat zou Tryn niet begrijpen. Ze moest maar van hem aannemen dat het gebeurd was zoals hij zei. 'En als ze me niet vertrouwt, nou ja, dan is het ook niet verstandig om een huwelijk aan te gaan,' peinsde hij schijnheilig. "Hoe wisten ze dat je dat bedrag in huis had?" "Misschien heeft iemand me bij de bank gezien. Ik ben natuurlijk bekend in Harlingen. Niemand wist van mijn kleine fortuin behalve Sikko, Wobke en jij natuurlijk. Het kan zijn dat iemand het geraden heeft omdat ik een nieuwe auto heb gekocht." "Maar, we kunnen ondanks dat toch trouwen Peer, dat is toch geen reden om onze plannen op te geven," opperde Tryn. "LieveTrynke, dat ben ik wel met je eens, maar nu kunnen we geen feest geven," zei hij. "Ik hoef helemaal geen feest, ik wil alleen maar met jou trouwen. En kinderen krijgen!" zei ze fel. Het idee dat het nu allemaal weer afgeblazen zou worden bezorgde haar rillingen. Dit liet ze zich toch niet meer afnemen! "Wat een onzin Peer, en ik vind het ook een vreemd verhaal. Denk er nog maar eens rustig over na, ik ga nu naar huis." Tryn stond op en trok Fleur hardhandig mee. Het arme beestje werd verrast door het abrupte vertrek en keek nog even achterom naar Femke. Peer bleef zitten en staarde naar de horizon. Was het gesprek gelopen zoals hij had verwacht? Nee, niet echt. Het viel ook niet mee om iemand van iets te overtuigen waar je zelf niet in geloofde. Hij voelde
zich een oplichter, een verrader. Tryn verdiende zo'n behandeling niet. Ze hadden het leuk samen, en het kon nog beter worden. Een vaste relatie met Tryn was beter dan helemaal niets. Hij snakte naar een borrel, dan kon hij beter nadenken. Eerst moest hij proberen Tryn terug te halen, want als hij haar nu liet gaan dan wilde ze hem misschien niet meer. De gedachte opnieuw door een vrouw afgewezen te worden kon hij niet verdragen. "Trynke, wacht alsjeblieft even!" riep hij. Hij trok Femke mee en liep haar achterna. Tryn was boos. Haar bovenlichaam was licht voorover gebogen en ze nam grote stappen. Zo nu en dan trok ze Fleur hard mee, als het arme beestje achterom keek naar haar moeder en haar baasje. Peer haalde haar snel in en legde zijn arm om haar schouder. Samen liepen ze flink door. Hij draaide haar naar zich toe en dwong haar te stoppen om hem aan te kijken. "Maar ik hou toch van je!" zei hij zacht. "Je bent alles voor me!" Verdorie, die gevoelige stem en zijn glimmende ogen ook, ze voelde haar boosheid wegebben. Dat mocht hij niet merken en ze keek hem met een gekwetste blik aan. Peer kuste haar lippen en zei: "We stellen het alleen even uit, het komt allemaal wel goed. Wees alsjeblieft niet meer boos, oké?" Ze werd week, was dat het gevolg als je verliefd was? Dat je alles slikte voor zoete koek, ook al rammelde zijn verhaal aan alle kanten? Dat je murw werd en hem meteen alles vergaf ? Wat een gedoe, had niemand haar kunnen waarschuwen? Zelfs haar zusters met hun reusachtige hoeveelheid ervaring hadden haar nooit iets dergelijks verteld. Je verstand zei het een en tegelijkertijd zei je hart het ander. Nu had ze, dacht ze, de liefde van haar leven gevonden. Was het zo kwetsbaar dat het binnen vijf minuten helemaal over kon zijn? Dat wilde Tryn niet geloven. Ze hadden samen veel leuke dingen gedaan en Peer kon echt heel lief zijn als hij dat wilde. Ze had grote bewondering voor hem, zoals hij het had gered met zijn praktijk na zijn echtscheiding. De pech die hij had gehad met zijn assistentes. De prijs had hem zo gelukkig gemaakt, toen hield ze zo veel van hem.
'Dat is toch het belangrijkste,' dacht Tryn, 'dat Peer nog van me houdt. De rest komt later wel.' Ze was even vreselijk onzeker geweest, allemaal onzin natuurlijk. Ze hield ook van hem en dat was wat er toe deed. Zijn verhaal klopte misschien niet helemaal, maar ze wilde het graag geloven, als hij maar om haar bleef geven. "Goed dan," zei ze. "Laten we warme chocomel met slagroom nemen bij mij thuis." "Lekker, mag het ook met een scheutje rum?" vroeg Peer, die opgelucht adem haalde.
13 De volgende dag ging Peer bij Sikko langs. Hij durfde niet te bekennen dat hij al zijn gewonnen geld opgemaakt had, maar Sikko voelde aan dat Peer zichzelf niet was. "Gaat het wel goed met je, Peer?" vroeg hij. "Wat kijk je somber. Je zou toch de gelukkigste man van de wereld moeten zijn na het winnen van zo'n prijs! Ik ben jaloers op je!" "Natuurlijk Sikko, je hebt gelijk. Ik heb gisteren wat woorden gehad met Tryn en ik denk dat dat me dwars zit." "Ja, vrouwen, ik weet er alles van. Als ze het waard is, moet je haar in de watten leggen. Stuur haar een bos bloemen, dat werkt altijd. En ga een avondje romantisch eten, je hebt nu toch geld genoeg." Peer beloofde hem dat hij zijn adviezen zou opvolgen. "Hoe gaat het bij je therapeute?" vroeg Peer. Sikko bezocht regelmatig een shiatsu-therapeute die hem van het roken af zou helpen. "Heerlijk ontspannend, maar of ik van het roken af kom, dat weet ik niet. Tot nu toe heeft het niet geholpen, ik blijf snakken naar een peuk. Is het niet wat voor jou, een bezoek aan mijn therapeute? Ze is erg kundig, je zult ervan opknappen." Sikko gaf het telefoonnummer en Peer maakte voor diezelfde middag een afspraak. Voordat hij naar de therapeute ging bestelde hij via internet een grote bos rode rozen en betaalde die met zijn creditcard. De bloemen werden 's middags bij Tryn afgeleverd. Na de massage voelde hij zich als herboren. Sikko had gelijk, het werkte heel ontspannend. 's Avonds at hij sinds lange tijd weer een gezonde maaltijd: aardappels, sperziebonen en een tartaartje. Er bleef wat voor de volgende dag over, maar voor een keer gaf hij Femke het restant dat ze dankbaar naar binnen slobberde. Hij dronk zijn koffie met een likeurtje en dacht terug aan zijn angst om Femke te verliezen, aan het geld dat hij kwijt was en voelde zich weer beroerd. Hij kon niet voorzien dat het de volgende dag nog erger zou worden. Vrijdag 18 november werd een ongeluksdag.
De dag begon zoals gebruikelijk met de openstelling van de praktijk. Peer behandelde een hond met een gebroken poot en een kat met tandsteen. Van half 12 tot 12 uur hield hij telefonisch spreekuur, maar er belde niemand. Hij nam bij de lunch een broodje en het restje rode wijn van de avond ervoor. "Ga jij maar even in de tuin spelen Femke, we gaan straks even de pier uit," zei hij tegen zijn hondje. De deurbel ging. Het was zijn verzekeringsagente die er zoals altijd weer representatief uit zag. "Hoe gaat het met de dierenkostenverzekeringen Peer, heb je al veel polissen afgesloten?" "Hallo Annet, wat zie je er weer prachtig uit vandaag," groette Peer. "Leuk dat je even langskomt. Wil je koffie?" Annet wilde koffie met melk. Peer deed een scheutje Tia Maria in zijn mok koffie. Ze namen plaats aan de tafel waar de computer met al zijn cliëntengegevens stond. "Denk je dat het onopgemerkt zal blijven dat we 'creatief boekhouden' met die verzekeringen?" vroeg Peer. "Natuurlijk, ik heb een constructie bedacht die waterdicht is. Jij stort de premies die je van je klanten krijgt op mijn zakelijke rekening, en dan boek ik een deel terug op jouw privérekening," antwoordde Annet. Ze was niet gewetensvol ten opzichte van haar werkgever. Ze wist hoeveel geld er werd verdiend en dat veel mensen konden fluiten naar hun centen als er een keer wat te claimen was. Maar zo werkte het kennelijk in de maatschappij. Als je zelf niet pakte wat je pakken kon, dan pikte een ander het voor je neus weg. Ze keek naar buiten en zag de Landrover staan, netjes gepoetst. "Wat een prachtige auto heb je Peer, dat heb je toch niet van al die premies die je hebt ontvangen betaald?" vroeg ze en keek hem indringend aan. "Heb je de Lotto gewonnen?" "Nee hoor, en het is maar een tweedehandsje, ik was al heel lang toe aan een nieuwe auto," antwoordde hij, niet geheel op zijn gemak. "En hoe gaat het met je hondje?"
"Goed, ze is erg lief. Gesteriliseerd inmiddels, uiteraard. Hoezo?" "Zomaar." Annet ging achteloos met haar vinger over zijn beeldscherm en liet hem daarna zien hoeveel stof er vanaf kwam. Peer werd achterdochtig. Wat was ze opeens nieuwsgierig? Ze had nooit eerder gevraagd hoe het met Femke ging. Ze moest gezien hebben hoe hij met zijn hondje omging. Femke kwam vaak bij hem liggen als hij geen klanten had en met de administratie bezig was. Hij schonk nog een keer koffie in met een scheutje drank. Annet bedankte. Ze stond tegen het bureau van Peer geleund en bestudeerde haar nagels. "Heb je nog nota's die ik voor je kan declareren op kantoor?" "Toevallig wel, ik ben een paar keer naar een shiatsu-therapeut geweest, dat loopt in de papieren zeg," zei Peer opgewekt. Hij was blij dat ze op een zakelijker onderwerp over ging. Annet vond dat kennelijk wel amusant, want ze grijnsde: "Domme Peer, je weet toch dat die kosten niet gedekt zijn! Je hebt vreselijk bezuinigd op je ziektekosten polis en dan ga je naar een alternatieve genezer! Als je die module niet hebt afgesloten, wordt dat niet vergoed." Ze lachte hem vierkant uit. "Misschien kan ik nog wat voor je regelen, maar als ze je naam veelvuldig tegenkomen bij de maatschappij krijgen ze vast argwaan." Annet giechelde, het was spannend en grappig tegelijk. "Je begrijpt dat ik dan niets voor je kan doen, ik moet om mijn baan denken." Peer kon die lach niet verdragen, wat kraamde ze allemaal voor onzin uit? Hij voelde zich plotseling heel raar worden. Kwam dat misschien omdat hij al een hele tijd niets gegeten had? Of omdat hij het gevoel had dat deze dame iets wist over de ontvoering van Femke? Of kwam het omdat hij opnieuw geen beroep kon doen op zijn ziektekostenverzekering wegens het ontbreken van dekking en zij niet bereid was om hem te steunen als het fout liep? Of omdat hij zich gevangen voelde in het web van Tryn, het vooruitzicht van een huwelijk dat hem benauwde? Of omdat alles wat hij deed mislukte? Hij keek niet meer naar haar lachende gezicht, maar staarde op een
vreemde manier naar haar benen die aanlokkelijk onder het korte rokje uit staken. Opeens sprong hij op, pakte Annet bij haar armen en draaide haar om, zodat ze met haar rug tegen hem aan kwam staan. Haar zachte haar en de zwoele lucht van parfum wonden hem op. Ze schreeuwde, maar het klonk alsof het uit de verte kwam. Met een hand deed haar rokje omhoog terwijl hij met zijn andere hand haar armen in bedwang hield. Haar panty maakte het geluid van scheurend nylon toen hij hem naar beneden trok. Hij knoopte zijn broek los en ritste zijn gulp open. Annet gilde en Femke blafte in de tuin, maar Peer schonk er geen aandacht aan. Hij was volledig buiten zichzelf. Hij nam haar hardhandig op zijn bureau. Ze bleef schreeuwen en tegenspartelen, maar zijn greep was meedogenloos. Toen hij klaar was verslapte zijn controle en zag de vrouw haar kans. Ze draaide zich om en beet hard in zijn duim. Hij krijste van pijn terwijl het bloed eruit spoot. Ze greep snel haar tasje en liep jammerend naar de deur: "Klootzak, gore klootzak, ik krijg je nog wel!" Ze sloeg de deur met een harde knal dicht. Peer raakte in paniek: bloed, bloed, overal bloed. Hij pakte een dot watten en verband en probeerde het bloeden te stelpen. Wat was er gebeurd? Waarom stond hij met zijn onderbroek op zijn knieën in de behandelkamer? Hij verbond zijn hand met zijn linkerhand en zijn tanden. Het verband werd snel rood. Hijgend trok hij zijn broek omhoog en ging naar de woonkamer om een borrel te halen. Wat een ellende, kon het nog erger? Nu was hij ook al een verkrachter!
14 Tryn, zijn toegewijde vriendin, ze moest hem helpen. Peer pakte de sleutels van zijn Landrover, opende het slot met de afstandsbediening en stapte in. De versnellingspook kon hij niet met zijn rechterhand bedienen en als hij met zijn linkerhand probeerde te schakelen moest hij het stuur met rechts vasthouden, wat ook vreselijk veel pijn deed. Zo ging dat niet. Hij stapte uit en ging lopen. Hij had veel bekijks op straat. Zo onopvallend mogelijk probeerde hij zijn weg te vervolgen, voor zover dat ging als een dierenarts in een witte jas met een hand in het verband, rood van het bloed. Na tien minuten stond hij voor de deur van de praktijk van Tryn. Hij voelde zich ineens misselijk en gaf over op de stoep. "Goedemiddag," stamelde Peer tegen de patiënten die in de wachtkamer zaten. "Mag ik alstublieft even voor?" Er was een patiënt binnen, dus moest hij even geduld hebben. Bij het fonteintje van het toilet depte hij met zijn linkerhand water in zijn gezicht. Daarna nam hij plaats in de wachtkamer en zuchtte. Als Tryn maar zou geloven wat hij zou vertellen. Na vijf minuten was hij aan de beurt. "Wat een akelige wond Peer, wat voor hond heeft je nu weer aangevallen?" informeerde Tryn rustig, ze was wel wat gewend. "Hai Trynke, het wordt toch eens tijd dat ik die muilkorven die ik in de verkoop heb zelf maar eens ga gebruiken," antwoordde hij zo laconiek mogelijk. Ze keek peinzend naar de wond en zei: "Wat een rare beet, het is niet zo rafelig als bij een hondenbeet. Hoe kan dat nou?" "Het was een oud beestje Trynke, zijn tanden waren versleten denk ik." Peer haalde opgelucht adem, ze slikte zijn uitleg. Tryn bekeek de wond wat nauwkeuriger en zei: "Ik denk toch dat je beter naar het ziekenhuis kunt gaan, Peer. De wond is vrij diep. Kun je rijden?" "Nee Trynke, ik ben hier ook al lopend naartoe gekomen," klaagde hij. "Kun je Sikko misschien vragen om je te brengen, ik heb de
wachtkamer nog vol zitten." "Ja, ik loop wel naar hem toe. Kun jij hem alvast bellen?" Tryn beloofde het en gaf hem een hartstochtelijke kus. "Het komt wel goed hoor lieverd, maak je geen zorgen. Zal ik je even helpen met het dichtritsen van je gulp? Hij staat half open, zo kun je niet over straat." Sikko kwam Peer al tegemoet met zijn auto. "Wat is er gebeurd, Peer? Tryn vroeg of ik je even naar het ziekenhuis wilde brengen maar ze zei niet waarom." Hij keek erg ongerust. "Ik ben weer door zo'n rothond gebeten, maar het is deze keer erger dan anders. Wat fijn dat jij me even kunt brengen. Als ik moet wachten op een ambulance dan ben ik al doodgebloed voordat ik daar aankom." "Wat een toestand, ik zal je helpen, wacht even." Sikko opende het portier van zijn auto en hielp zijn vriend instappen. Peer hees zich op de passagiersstoel waarna Sikko de veiligheidsgordel bij hem om deed. “Tryn heeft mijn hand afgebonden, ik heb er al bijna geen gevoel meer in, kun je een beetje voortmaken?" Sikko stapte achter het stuur, startte de auto en gaf meteen gas. "Neem maar een zout dropje Peer, in het dashboardkastje ligt een zakje. Geef mij er ook maar een. Wist je trouwens dat er in zoete drop meer zout zit dan in zoute drop?" Peer kreunde. "Daar moet je even over nadenken, zeker?" lachte Sikko. "Sorry, maar ik heb nu even geen zin om te praten," zei Peer zuchtend. "Ik probeer je alleen maar af te leiden. De clou is dat er in zoute drop minder suiker zit, snap je?" "Nee, en hou alsjeblieft even op met die onzin," hijgde Peer. Sikko trapte het gaspedaal nog wat verder in en in sneltreinvaart reden ze richting het MCL Harlingen (Medisch Centrum Leeuwarden, afd. Harlingen). "Houd je het nog vol, Peer?" "Nee, ik heb veel pijn. Ik kan beter puzzelboekjes gaan verkopen," zei Peer om de aandacht van zijn kloppende duim en de gedachte aan zijn misdaad tegenover Annet af te leiden. Sikko keek opzij naar zijn vriend en zag het met bloeddoordrenkte verband. Plotseling werd hij duizelig.
"Het spijt me, maar ik moet even stoppen, ik word een beetje draaierig," zei hij terwijl hij de eerste de beste parkeerplaats op reed die hij zag. "Dat kan niet Sikko, ik moet naar het ziekenhuis!" Sikko negeerde Peer's protest en zette de motor af. Hij probeerde tevergeefs diep in te ademen en greep naar zijn pijnlijke linkerarm. "Ik… sorry Peer, ik voel me niet goed." Sikko begon vreselijk te zweten. "M'n arm doet raar, het lijkt wel of..." Hij deed zijn ogen dicht en leunde met zijn hoofd tegen de zijruit. "Sikko! Sikko!" jammerde Peer en stootte hem met zijn linkerarm aan. "Wat is er, blijf wakker, we kunnen hier niet blijven!" Sikko reageerde niet. Wat moest hij nu doen? Iemand bellen. Hij wilde zijn mobiele telefoon pakken, die zat gelukkig in de binnenzak van zijn jas. Hij moest uit de auto stappen om zijn jas uit te trekken, want het lukte hem niet om de telefoon met zijn rechterhand te pakken. Met een van pijn vertrokken gezicht opende hij met zijn linkerhand het portier. 'Dat rotwijf, ik krijg haar nog wel,' dacht hij minachtend. Het zweet brak hem uit. Hij zette zijn mobiel aan. Wie moest hij nu bellen? Eerst Tryn maar, die zou wel weten wat hij moest doen. Met veel moeite toetste hij haar nummer in. De telefoon ging twee keer over en stopte toen. "Kom op Trynke, ik heb je nodig!" schreeuwde hij in de mobiel waaruit de ingesprektoon piepte. Peer stootte zijn vriend opnieuw aan en smeekte: "Sikko toe nou, word alsjeblieft wakker!" Er kwam geen reactie en Peer belde 112. Gelukkig was de ambulance snel ter plaatse. In razende vaart werden de twee patiënten naar het ziekenhuis gebracht. Peer werd vlug geopereerd. Hij mocht op een bed in een kleine kamer even bijkomen. Zijn hand was vier keer zo dik met het verband er omheen. Hij wist niet waar Sikko naar toe was gebracht. "Dat was een felle rakker, meneer Adema," had de chirurg gezegd. "Ik vrees dat het herstelproces wel enige maanden in beslag zal nemen. Helaas is er een belangrijke pees beschadigd. Ik zie u graag volgende week terug voor controle." Peer probeerde Tryn te bellen, maar hij kreeg opnieuw geen contact.
"Hoe is het met mijn vriend Sikko Hemminga?" vroeg Peer aan de verpleegster die hem een kop koffie kwam brengen. Ze beloofde voor hem te informeren en na een half uurtje kwam ze terug. "Het spijt me meneer, de situatie is heel ernstig. Uw vriend heeft een hartinfarct gehad en is nog niet bij bewustzijn. Welk familielid kunnen wij bellen, zijn vrouw?" Peer schrok, zijn goede vriend Sikko een hartinfarct? Hij wist wel dat Sikko te veel rookte en medicijnen slikte voor zijn hart, maar hij was nog zo jong! Dit verdiende Sikko niet, en zijn vrouw Wobke en zoon Wietse al helemaal niet! Er ging een uur voorbij. Peer liep heen en weer op de gang. De verdoving raakte langzaam uitgewerkt en zijn hand begon weer te kloppen. Hij kreeg een pijnstiller waarna hij zich een klein beetje beter voelde. Hij mocht zijn vriend niet bezoeken. Sikko lag op de intensive care en Peer kreeg het advies om naar huis te gaan. "We kunnen een taxi voor u bestellen," zei de verpleegster vriendelijk. Peer besloot het aanbod aan te nemen en liet zich naar huis brengen, in het ziekenhuis kon hij niets meer doen. Thuisgekomen rook Femke aan het verband en stootte er met haar neus tegen, waardoor Peer het uitschreeuwde van de pijn. Hij nam een borrel en nog een pijnstiller en viel als een blok in slaap.
15 Tryn liep de wachtkamer in en begroette haar volgende patiënt op het vrije spreekuur: "Dag Annet, dat is lang geleden, kom verder." Annet liep moeizaam achter Tryn aan en ging voorzichtig in de stoel voor patiënten zitten. Tryn nam stralend achter haar bureau plaats, waarop een prachtige bos rode rozen stond. "Wat kan ik voor je doen?" "Ja, dokter, ik... het zit zo..." hakkelde Annet. "Ik wil graag de morningafterpil." "Je bent anders nooit zo verlegen meid, wat is er aan de hand? Die pil is natuurlijk geen probleem, dat recept print ik zo wel even uit. Vertel eens, wat is er gebeurd?" Tryn sprak zo rustig dat Annet zich meer en meer op haar gemak voelde. Ze was blij dat haar huisarts ook een vrouw was. "Ik… ik wilde het niet, het gebeurde zo snel, ik heb geschreeuwd dat ik het niet wilde, maar hij was zo sterk, en ik was zo bang." Annet zocht een tissue in haar tas. Met trillende handen opende ze het papieren zakdoekje, droogde haar tranen en snoot haar neus. "Ben je... bedoel je, dat je verkracht bent?" vroeg Tryn geschrokken. "Ja dokter, het was zo afschuwelijk, ik wist niet dat het zo verschrikkelijk zou zijn, ik voel me ontzettend vernederd en vies." Annet pakte een schone tissue en snoot opnieuw. "Denkt u dat ik zwanger kan zijn? Ik slik geen pil, ik gebruik altijd condooms." "Wanneer was je laatste menstruatie?" "Anderhalve week geleden ongeveer, mijn cyclus is vrij kort." "Dan kan dat inderdaad het geval zijn, maar maak je geen zorgen, die morning-afterpil is afdoende." Tryn voerde wat gegevens in in haar computer. "Ik maak me meer zorgen over de psychische schade die je hiervan ondervindt. Je zult het zo snel mogelijk moeten aangeven bij de politie."
"Ja, dat ga ik straks doen. En nu, dokter?" Annet was radeloos, ze voelde zich zo vuil. Stel je voor dat ze bovendien zwanger was geworden van die vunzige schoft? Ze moest er niet aan denken. "Ik stel voor dat ik een spermamonster neem, dan kan de politie in elk geval een DNA-test doen, mocht de man in kwestie het allemaal ontkennen," zei Tryn. "Dat moet dan maar; doet u wel voorzichtig? Ik ben nogal beurs begrijpt u?" smeekte Annet. Tryn nam snel en vaardig het monster af en labelde de reageerbuis met de datum, de naam van haar patiënte en het dossiernummer. "Als je er met iemand over wilt praten, kun je in eerste instantie bij mij terecht, en ik geef je het telefoonnummer van een goede maatschappelijk werkster die veel ervaring met verkrachtingszaken heeft. Hier is het recept voor de Tryn stond op en gaf Annet een hand. "Heel veel sterkte meid, ik hoop dat ze die smerige vent die dit heeft gedaan snel oppakken." Het verdriet van Annet sloeg ineens om in woede: "Die hufter zal zeker zijn straf niet ontlopen, ik zal hem kapot maken, ik zal ervoor zorgen dat hij zijn beroep niet meer kan uitoefenen, hij zal boeten! Hij zal voelen wat hij mij heeft aangedaan," schreeuwde ze. "En ontkennen helpt niet, ik heb het bewijs dat hij mij heeft verkracht, want ik heb hem vreselijk fel in zijn duim gebeten, dat zal hem nog lang heugen!" Tryn verbleekte en staarde Annet aan. "Heb je... ben je..." Nu was Tryn van slag. Annet liep naar de uitgang, maar de arts ging voor haar staan en blokkeerde de deur. "Ga nog even zitten Annet, ik wil eigenlijk nog iets met je bespreken, in deze toestand van verwarring kan ik je niet met een gerust hart laten gaan." "Wat bedoelt u, we zijn toch klaar? Ik wil nu naar de politie." "Neem nog even plaats, ik schenk een kopje thee voor je in en dan praten we nog wat. Dat zal je opluchten."
16 De volgende morgen ging de telefoon. Peer nam op: "Met Adema." "Lieve Peer, met Wobke," zei de stem aan de andere kant van de lijn. "Goedemorgen Wobke, hoe is het met Sikko?" Even was het stil. Toen snikte ze: "Hij is vanmorgen overleden." "Wat? Sikko, dood?" Sikko had na het eerste hartinfarct een poosje aan de monitor gelegen en zijn situatie leek zich te stabiliseren. Wobke was de hele nacht bij hem gebleven. Helaas was hij vroeg in de ochtend opnieuw getroffen door een hartinfarct dat hem fataal was geworden. "Ik kom zo gauw mogelijk naar je toe," fluisterde Peer met een brok in zijn keel. Hij leunde met zijn rug tegen de muur, liet zich op de grond glijden en sloeg zijn handen voor zijn gezicht. De tranen stroomden over zijn wangen. Sikko was dood! Niet te geloven, zo'n jonge vent! Hij kon hem niet missen, en wat betekende dat voor Wobke en Wietse! En de laatste keer dat ze samen waren, in de auto, had Peer zich alleen maar aan Sikko geërgerd. Hij had geen afscheid genomen en hem niet kunnen vertellen hoe blij hij was met zijn vriend. Femke duwde met haar natte neus tegen zijn knie. Hij sloeg zijn armen om haar zachte hals en bleef snikkend zitten. Femke verdroeg het geduldig, zijn goede vriendin. Twee dagen later probeerde Tjalle Annet te bellen, maar hij kreeg geen gehoor. Ze was het weekend bij Sietske in Franeker geweest, en hij wilde graag weten of ze het leuk had gehad. Hij zou het later nog eens proberen. Zoals gebruikelijk waren de wintermaanden rustig in Harlingen. Het laatste hoogtepunt was de intocht van Sinterklaas geweest op 12 november. Op zaterdag 17 december zou de Zoutsloter Kerstmarkt plaatsvinden, een gezellig evenement waarbij bezoekers uit de hele regio werden verwacht. Tjalle kon vanuit zijn woning de mooi versierde kraampjes zien en de dik ingepakte, kooplustige mensen langs
zijn raam zien gaan. Vooral 's avonds was het een prachtig gezicht. De bewoners van de Zoutsloot deden enthousiast mee en versierden hun woning met alle mogelijke feestverlichting. Maar vooralsnog was het rustig en Tjalle wilde met Annet afspreken om komend weekend iets leuks te ondernemen. Hij wilde haar voorstellen een dag naar Terschelling te gaan om te winkelen en cranberryproducten te kopen. Hij probeerde het de volgende dag nog een keer. Ook op haar mobiele telefoon was ze niet bereikbaar. Hij besloot langs haar huis te fietsen, maar ze was niet thuis en haar fiets stond ook niet in de schuur. Misschien wisten haar collega's waar ze was. "Met Tjalle de Vries, vriend van Annet. Weten jullie waar de dame uit hangt? Ik probeer haar te bellen, maar ik krijg steeds de voicemail en ze belt me niet terug." "Leuk je weer eens te spreken Tjalle," zei een collega. "Maar volgens mij had ze deze week vrij. Ik vraag het even voor je na." Tjalle trommelde met zijn vingers op zijn knie. Hij wist niets van een aantal vrije dagen, maar hij was wel gewend dat Annet niet alles met hem deelde. "Nee Tjalle, ze zou alleen maandag, gisteren dus, nog vrij zijn," zei de collega. "Vandaag had ze op haar werk moeten verschijnen. Wat vreemd, zou ze ziek zijn?" "Ik ben al langs haar huis gefietst, maar daar was ze niet. Bedankt in ieder geval. Willen jullie vragen of ze contact met mij opneemt als ze op kantoor komt?" Tjalle legde de hoorn neer. Hij kreeg een onaangenaam voorgevoel. Op donderdag had Tjalle nog steeds niets van Annet gehoord. Haar ouders wisten ook niet waar ze was. Hij fietste nogmaals naar haar huis. Onderweg sneed hij een stukje af door langs de begraafplaats te rijden. Hij passeerde een kleine groep mensen die achter een kist de begraafplaats opliepen. Vanaf de weg kon Tjalle het lijkenhuisje zien staan dat in het midden van een grindpad stond. Hij kreeg koude rillingen. Stel je voor dat Annet dood was! Meteen verdrong hij deze
gedachte. Zo'n verstandige meid loopt niet in zeven sloten tegelijk. Door het kleine raampje in de voordeur van haar woning zag Tjalle dat de post zich had opgestapeld. Hij begon nu echt ongerust te worden. Bij thuiskomst belde hij haar ouders die hem het telefoonnummer van de vriendin in Franeker gaven. Hij nam meteen contact met haar op. "Hoi Sietske, je spreekt met Tjalle de Vries, de vriend van Annet, kun jij mij misschien vertellen waar ze is? Ik heb haar overal gezocht, maar ze is onvindbaar. Ze zou afgelopen weekend toch bij jou doorbrengen?" De vriendin aan de andere kant van de lijn bleef stil. "Hallo, ben je er nog?" vroeg hij ongeduldig. "Ja, ik ben er nog, maar ik ben zo verbaasd dat je belt. Annet is hier helemaal niet geweest! Ik heb ook geprobeerd haar te bereiken. Het gebeurde wel vaker dat er iets tussen kwam en we een nieuwe afspraak maakten, maar nu heb ik niets van haar gehoord. Heb je haar ouders al gebeld?" "Ja, en haar collega's op kantoor, ze weten van niets. Bedankt in ieder geval, ik ga verder zoeken," zei Tjalle en legde de hoorn neer. Hij snapte er helemaal geen snars van. Het werd tijd om een bezoek te brengen aan het politiebureau op de Kimswerderweg. Agent Hauke Bootsman, een oud-klasgenoot van de basisschool stond Tjalle te woord. Ze namen plaats in een van de verhoorkamers. "Ik heb je sinds het politiekaatsen tijdens de Visserijdagen niet meer gezien, Hauke. Ik had gehoopt je in leukere omstandigheden weer eens te ontmoeten," begon Tjalle. Hij legde uit dat Annet nergens te vinden was en vroeg of de politie misschien een onderzoek in kon stellen. "Bel eerst eens de ziekenhuizen in de regio, misschien heeft ze een ongeluk gehad," stelde Hauke voor. "Vaak duiken de mensen die als vermist worden opgegeven na verloop van tijd wel weer op." De agent maakte een aantekening en zag vooralsnog geen aanleiding om iets te ondernemen. Zoals Hauke adviseerde belde Tjalle naar de ziekenhuizen in de regio, maar er was niets bekend over Annet Haanstra. Tjalle besloot haar ouders te bellen. Als zij zich ook meldden, dan stelde de politie zich misschien wat actiever op. Dat hielp. De maandag
daarop - Annet was al ruim een week zoek – forceerden Hauke en zijn collega de voordeur van haar woning. Tjalle had erop gestaan dat hij erbij mocht zijn. De deur schoof een grote stapel post opzij. "Wilt u even controleren of ze kleren heeft meegenomen, dan kijken wij in haar papieren," stelde de collega van Hauke voor aan Tjalle, die onrustig heen en weer liep. Goed dat ze hem wat te doen gaven, het was afschuwelijk om hier in dat lege huis rond te lopen met twee agenten. Het rook er muf, er was een poosje niet gelucht. Er lagen resten van een ontbijt van ruim een week geleden in de keuken op het aanrecht en de vuilnisbak stonk. Het rode lampje op haar antwoordapparaat knipperde. Tjalle ging naar boven en trof op haar bed een weekendtas aan, voor de helft gevuld met kleding. Hij keek in de badkamer en zag dat de wasmachine gedraaid had. Er kwam een smerige lucht uit toen hij het deurtje opende en hij deed hem snel weer dicht. "Kunt u ons iets vertellen over haar beroep?" vroeg de agent toen Tjalle verslag had gedaan van zijn bevindingen op de eerste verdieping. "Ze is verzekeringsagente van 'de Vlieger' in Leeuwarden. Ze werkt ook als zelfstandige geloof ik." "We treffen hier wat administratie aan waar we eens rustig voor moeten gaan zitten." De agent vulde een plastic zak met allerlei dossiers en andere papieren uit Annet's secretaire. Intussen luisterde Hauke het antwoordapparaat af. Tjalle stond er zes keer op, haar vriendin uit Franeker twee keer en daarna was het bandje vol. "Het is een vreemde zaak, Tjalle," zei Hauke. "Misschien kunnen we een oproep doen via 'Plysjepost', want dit is toch wel uitzonderlijk." (Plysjepost is het gezamenlijk opsporingsprogramma van Omrop Fryslân, het Openbaar Ministerie in Leeuwarden en Politie Fryslân) "Dat lijkt me een heel goed idee, dank je wel," zuchtte Tjalle. Helaas leverde de uitzending van 6 december geen bruikbare tips op. Er belde wel een aantal mensen, maar zij konden niets vertellen over de dag waarop Annet verdwenen moest zijn. De politie nam de administratie van Annet door. Haar agenda ontbrak. Wel was er een lijst met de namen van haar cliënten. Hauke besloot deze mensen te vragen
wanneer Annet hen voor het laatst bezocht had. Hij informeerde ook bij haar collega's op het hoofdkantoor, maar omdat Annet als tussenpersoon veel op pad was en haar eigen administratie voerde, konden zij de politie niet verder helpen. "Het is een raadsel," zei Hauke tegen hoofdinspecteur Meinema. "Ik heb een aantal mensen gesproken die Annet die week wel hebben gezien, maar verder niets kunnen vertellen." "Sinds wanneer is zij precies verdwenen?" vroeg de hoofdinspecteur. "We vermoeden vanaf 19 november. Ze zou die avond naar een vriendin in Franeker gaan, maar is daar nooit aangekomen." "Vraag de bankgegevens van Annet eens op," adviseerde de hoofdinspecteur. "Die gegevens konden wel eens de sleutel zijn tot de oplossing van het vraagstuk." Uit de administratie van Annet bleek dat dierenarts Adema regelmatig geld op haar rekening stortte. Volgens de omschrijving voor ziektekostenverzekeringen voor dieren. Daarna werd een deel naar de verzekeringsmaatschappij overgemaakt, en een deel naar een privérekening van Annet, en, dat was vreemd, ook een bedrag naar een privérekening van Peer Adema. Hier zat een luchtje aan. Hauke besloot de dierenarts te bellen en een afspraak te maken voor een bezoekje. Een uur later belde hij aan bij de praktijk. De parkeerplaats voor de woning was leeg, op een Landrover na. Hauke constateerde een aantal bruine plekken op de spatborden, gevolg van het roestproces dat bij auto's in Harlingen nog eens versneld wordt door de zilte zeewind. "Meneer Adema," groette Hauke toen Peer de deur opende. "Stoor ik u niet bij uw werkzaamheden?" "Komt u verder, agent. Nee, ik kan mijn beroep voorlopig niet uitoefenen. Ik ben gebeten door een hond. Risico van het vak," lachte Peer op zijn charmante wijze terwijl hij zijn verbonden rechterhand opstak. "Wilt u koffie?" Peer en Hauke namen plaats aan de keukentafel. "Meneer Adema," begon Hauke zakelijk. "Ik ben hier in verband met het
onderzoek naar de verdwijning van Annet Haanstra. In de administratie van deze mevrouw ben ik op iets opmerkelijks gestuit. U vertelde mij aan de telefoon, dat u Annet nauwelijks kende en haar geruime tijd niet had gesproken. Ik denk dat dat niet helemaal waar is. Ik wil graag nog wat vragen beantwoord zien." 'Ik was er al bang voor dat die verzekeringsfraude uit zou komen,' dacht Peer. 'Het was te mooi om waar te zijn. Gelukkig weet niemand van dat akkefietje in de behandelkamer.' Peer knikte. "Wat kunt u mij vertellen over de ziektekostenverzekeringen voor dieren die u via Annet hebt afgesloten bij 'De Vlieger'?" "Het heeft denk ik geen zin om te ontkennen dat daar iets mee is, hè?" lachte Peer onzeker. "Het was een voorstel van Annet, ik wilde er niet aan beginnen, maar zij zei dat die kleine bedragen niet zouden opvallen. En kleine bedragen maken samen een grote, nietwaar? U moet begrijpen dat het zware tijden zijn voor een dierenarts, en ik heb me helaas laten verleiden tot onzuivere praktijken." "U begrijpt dat ik hier aangifte van moet doen bij zowel de verzekeringsmaatschappij als de belastingdienst? Als zij een aanklacht indienen zult u met een goede verklaring moeten komen." "Ik zal alles terugbetalen, agent," zei Peer. "Weet u zeker dat u Annet kortgeleden niet heeft gezien?" "Ja, heel zeker." Hauke keerde onbevredigd terug naar het bureau en maakte een rapport op van zijn bevindingen. Hauke moest Tjalle tot zijn spijt bekennen dat ze niet verder kwamen met het onderzoek. Er was alleen een kleinschalige fraude met een verzekeringspolis ontdekt, maar waarschijnlijk had dat niets met haar verdwijning te maken. "Het is heel wrang, Tjalle, maar we kunnen zonder een lichaam niet verder. Zolang we haar niet vinden, dood of levend, is het moeilijk om uit te gaan van een misdrijf We hebben momenteel te weinig aanknopingspunten. Hopelijk komen er nog bruikbare tips binnen. We zullen een oproep op internet plaatsen, maar verder kunnen we weinig doen." Tjalle snapte er niks van. Verzekeringsfraude? Dood of levend?
Misdrijf ? Dat soort dingen kwamen toch niet voor in Harlingen? Amsterdam of Rotterdam ja, dat was te begrijpen, maar hier in het hoge noorden? Hij was niet van plan de zoektocht op te geven, maar hij wist niet goed wat zijn volgende stappen konden zijn. Alle familieleden, vrienden, collega's en cliënten waren al door Hauke benaderd. Maar er moest iemand zijn die meer wist. Tjalle besloot opa De Vries in Zorgcentrum 'de Spiker' een bezoekje te brengen. Hij nam een 'fryske sûkerbolle' (Fries suikerbrood) van de banketbakker mee, waar opa gek op was. Zijn oude pake was beslist goed bij de tijd en kon hem misschien helpen. "Geef het niet op, seun," zei de oude man met zijn heldere blauwe ogen nadat Tjalle zijn verhaal had verteld. "Je zult niet de eerste journalist zijn die door goed speurwerk meer te weten komt dan de politie, die aan allerlei domme regeltjes gebonden is. Vertrouw op je intuïtie."
17 Zondag 18 december vertrok Tjalle op de motor richting Steggerda. Hij droeg een gewatteerd pak met dikke handschoenen en stevige laarzen, zodat hij nauwelijks last had van de kou. Vanuit Harlingen was het ongeveer drie kwartier rijden. Steggerda is een klein dorp in de gemeente Weststellingwerf in het zuiden van Friesland. De ouders van Tjalle hadden daar een kavel gekocht en er een Fins huis op laten zetten. Zijn vader en moeder waren die morgen heel vroeg naar Schiphol vertrokken met Tenerife als bestemming. Daar zouden ze logeren bij een bevriend echtpaar en Kerst en de jaarwisseling vieren. De twee hondjes van zijn ouders, Chico en Olaf, konden uiteraard niet mee en Tjalle had aangeboden om op ze te passen. Hij zette de motor in de schuur achter het huis en keek uit over de weilanden. Wat een rust, hier zou hij het wel twee weken uithouden. Zijn moeder had een kast vol boeken en Tjalle verheugde zich op het lezen en nietsdoen. De enige verplichting was dat hij drie keer per dag met de hondjes moest lopen, maar dat vond hij absoluut niet erg. Het waren schattige Maltezer leeuwtjes. Hij moest er wel om denken dat Olaf op tijd zijn pil tegen epilepsie kreeg. Ondanks dat kreeg hij nog wel eens een aanval, maar daar merkte het hondje zelf gelukkig weinig van. Het huis stond in een rustige, doodlopende straat. Aan het eind van de straat lag een kleine rotonde, waar de buurtbewoners een grote kerstboom hadden neergezet. 's Avonds zag het er heel gezellig uit met de brandende lichtjes. Achter de tuin lag aan de rechterkant een voetbalveld, aan de linkerkant een weiland, dat bij vorst werd omgetoverd tot een ijsbaan. Als de weerberichten een vorstperiode aankondigden, dan was het dorp in rep en roer om de baan te prepareren en schaatswedstrijden te organiseren. Tjalle gaf de hondjes hun brokken en ging zijn spullen opruimen. Zijn moeder had ervoor gezorgd dat hij de eerste dagen geen boodschappen hoefde te doen. Daarna zou hij voor inkopen naar Noordwolde of Wolvega moeten gaan, want in dit dorp waren behalve een snackbar en
een motorhandel geen winkels. Een keer per week kwam de haringkar. Hij genoot van de frisse lucht tijdens de wandelingen; wat was het hier heerlijk. Tjalle kon niet vermoeden dat de anders zo rustige buurt plotseling werd opgeschrikt. Op een morgen belde de buurvrouw aan. Tjalle kwam uit de keuken en liep naar de deur. "Kom binnen, Regina, wat zie je er opgewonden uit! Wil je koffie?" "Heb je de tuin van je ouders gezien," zei ze verontwaardigd. "Ze zijn weer bezig geweest!" "Wie en wat?" "De hortensiastropers!" Regina stond licht voorover gebogen en liet haar armen slap langs haar lichaam hangen. Ze zag er verslagen uit. "Vorig jaar is het ook al gebeurd, ze knippen de knoppen eruit. Het is toch vreselijk! De struiken waren deze zomer allemaal zonder bloemen en het duurt weer een jaar voordat ze bloeien." Tjalle keek uit het raam. "Je hebt gelijk! Wat een brutale gasten, zeg. De honden hoorden kennelijk niets, ze hebben vannacht niet geblaft." In de hele straat waren de struiken genadeloos verknipt. De buurtbewoners speculeerden heftig over de vraag wat er met de knoppen gedaan zou worden. Een buurman opperde dat er drugs van gemaakt werden, maar niemand kon dat bevestigen. 'Ik dacht dat dit altijd zo’n kalm dorpje was,' mijmerde Tjalle. 'Er gebeurt dus toch nog wel eens wat.' 's Middags liep Tjalle het 'Kuierpattie' met de hondjes, even buiten het dorp. Het pad werd aangegeven door een houten bordje. Aan het begin was het laantje aan weerszijden omgeven door een hek met prikkeldraad. Na ongeveer vijftig meter passeerde hij een klein witgeverfd huis. Nog eens tien meter verder ging hij door een houten poortje en stond hij in het weiland. In de zomer stonden er grazende koeien in de wei. Nu bevonden ze zich in de warme stal en hoefde hij geen grote tak mee te nemen om zich te beschermen tegen een eventueel iets te nieuwsgierige koe. De wind was fris, maar Tjalle genoot. Hier en daar stond een kale boom. In de verte zag hij de silhouetten van de prachtige zwarte Friese paarden. Na ongeveer twintig
minuten wandelen ging hij door een hek en stond hij weer op de doorgaande weg. Hij passeerde een boerderij, omgeven door een sloot. De waakhond rende luid blaffend heen en weer over de hele breedte van het erf langs het water. Tjalle lachte: door het rennen was een heel spoor ontstaan. Aan het eind van het spoor was een kuil te zien waarachter het zand omhoog was gekomen: het keerpunt van zijn trainingsplek. Chico en Olaf reageerden niet, ze waren dat geblaf gewend. De hond kon gemakkelijk over het snoer dat op de oprit lag heen stappen, maar hij was zo getraind dat hij het terrein niet verliet. Gelukkig maar, want zo te horen zat er nogal wat agressie in het beestje. Thuisgekomen maakte Tjalle warme chocolademelk klaar. Hij legde zijn benen op de bank en las ontspannen een motormagazine. Hij kwam de kerstdagen redelijk door. Natuurlijk miste hij Annet, maar in deze omgeving was het anders, net alsof ze er nooit was geweest. De speurtocht naar de verzekeringsfraude had volgens Hauke geen nieuwe sporen opgeleverd. In verband met de wet op de privacy mocht Tjalle niet weten wie Annet's 'partner in crime' was geweest. Toch vreemd, hij dacht dat hij haar nu goed kende, maar de feiten bewezen het tegendeel. Had de politie eigenlijk achterhaald wie die zogenaamde vriend was die hun intieme moment bij haar thuis zo wreed had verstoord? Hij besloot in het nieuwe jaar nog een keer langs het politiebureau te gaan. Misschien was er nieuws over haar verdwijning. Hij kon ook nog eens bellen met haar vriendin Sietske in Franeker. De rust deed Tjalle goed. Hij had eindelijk tijd om een boek te lezen en tv te kijken. Hij pingelde wat op de piano en luisterde naar muziek. Zijn ouders hadden een grote verzameling klassieke concerten op cd, waaronder Mozart, Scarlatti, Schuman, Liszt en Edvard Grieg. Hij pakte de laatste cd en bekeek de afbeelding: Peer Gynt, het beroemde toneelstuk op muziek van Grieg. De naam Peer, wat was daar ook alweer mee? Die kwam hem zo bekend voor. Had Annet die naam niet genoemd? O ja, hij wist het weer, de dierenarts. Ze noemde hem een vreemde snoeshaan. Waarom? Ze had gevraagd of Tjalle van hem had gehoord. Hij herinnerde zich de advertenties in de 'Harlinger Courant',
maar verder had hij geen aandacht aan de man besteed. En hadden ze hem niet gezien tijdens de Visserijdagen? Een bezoekje aan deze man kon misschien verklaren wat Annet zo vreemd had gevonden. Op Nieuwjaarsdag kwamen zijn ouders weer thuis. Ze zagen er goed uit. Na het avondeten keerde Tjalle terug naar zijn huis op de Zoutsloot, met nieuwe energie om zijn speurtocht naar Annet voort te zetten.
18 Het leven van Tjalle ging zijn gangetje. Het was voor zijn gevoel al heel lang winter, terwijl de lente voorlopig niet in aantocht was. Er was een korte vorstperiode geweest, zodat iedereen in Friesland de schaatskriebels kreeg. Zijn vader vertelde over de telefoon dat er een aantal wedstrijden in Steggerda was gehouden. 'Annet zou eind januari zijn vertrokken naar Oostenrijk om op de Weissensee te schaatsen,' dacht Tjalle. Hij was van plan geweest om met haar mee te gaan, maar dat uitje zat er nu niet in. Hij was daar niet rouwig om, als ze Annet nu maar eens vonden. De onzekerheid over wat er met haar was gebeurd maakte hem wanhopig. Het ene moment was hij ervan overtuigd dat ze naar het buitenland gevlucht was om daar een nieuw leven te starten, het andere moment stelde hij zich voor dat ze een vreselijke dood gestorven was, dat iemand haar begraven had en dat ze haar nooit zouden vinden. Die laatste gedachte maakte hem misselijk. Hij moest ophouden met die dwaze ideeën, niemand schoot daar iets mee op. In januari kwam er een opvallend bericht in het nieuws en Tjalle greep deze informatie aan om een bezoekje te brengen aan Peer Adema, de dierenarts. De volgende ochtend belde hij Peer om een afspraak te maken. "Dag meneer Adema, u spreekt met Tjalle de Vries, ik ben journalist van de 'Leeuwarder Courant', kan ik een afspraak met u maken voor een interview?" 'Dat is mooie reclame voor mijn dierenkliniek,' dacht Peer. 'En nog gratis ook.' Hij schoot er overigens weinig mee op, de praktijk was immers al bijna twee maanden dicht in verband met zijn arbeidsongeschiktheid. Ondanks de fysiotherapie herstelde zijn hand heel langzaam. "Natuurlijk, meneer De Vries, waar wilt u met mij over praten?" antwoordde Peer opgewekt. "Voornamelijk over de aidstest die bij katten uitgevoerd wordt. Gisteren
werd er een artikel in de landelijke dagbladen geplaatst over een dierenarts in het Gooi die adviseert om aidstesten te doen. Schikt het dat ik vanmiddag even langskom?" Tjalle was een uur eerder weg gegaan en reed rechtstreeks van het kantoor in Leeuwarden naar de Midlumerlaan. Hij parkeerde zijn motor voor de deur en belde aan. Hij hoorde luid geblaf. Peer opende de deur en de mannen gaven elkaar een hand. "Komt u verder," zei Peer terwijl hij hem voorging naar de keuken. "En neemt u plaats." Tjalle ging aan de keukentafel zitten, pakte zijn pen en papier en vroeg: "Kunt u me iets over uzelf vertellen?" Peer vertelde van zijn allergie voor koeien, hoe hij zich beperkte tot kleine huisdieren en zich daarin had gespecialiseerd, dat hij het goed kon vinden met zijn klanten en hun huisdieren. Af en toe werd hij gebeten of gekrabd maar dat hoorde erbij. Hij regelde de afspraken en de administratie zelf, maar huurde een assistente in van een collegadierenarts voor hulp bij operaties en dergelijke. Hij verkocht speciale diervoeders en aanverwante artikelen zoals muilkorven, en hij had een cd met vuurwerkgeluiden. "Vuurwerkgeluiden?" vroeg Tjalle. "Een aantal weken voordat het vuurwerk begint te knallen kunnen hondenbezitters hun dieren aan de geluiden laten wennen. Men zet de cd eerst heel zacht aan, gaat met de hond iets leuks doen, knuffelen of spelen, zodat hij weinig aandacht heeft voor de vuurwerkgeluiden. Men doet dit elke dag ongeveer vijf minuten en zet de cd steeds harder. En zo went de hond eraan, simpel hè? Ik heb er goede resultaten mee bereikt. En als het niet mocht lukken, kan men de hond een beetje advocaat geven, maar niet teveel natuurlijk." Tjalle maakte notities en wachtte zijn kans af om echt iets interessants te horen, namelijk: waarom had Annet hem een engerd gevonden? De dierenarts zag er goed verzorgd uit en Tjalle vond hem tot nu toe niet onaardig. "Wat vindt u van de aidstest?" vervolgde hij. "Ik heb in mijn praktijk een kater gehad die overleden was aan het
aidsvirus, hoewel ik me dat pas realiseerde na het bericht in de krant. Het is goed dat er aandacht aan wordt besteed. Het is nogal besmettelijk, dus is het van het grootste belang dat de katten erop worden gecontroleerd. De ziekte wordt voornamelijk onder katers verspreid door beten, als ze met elkaar vechten." Tjalle knikte en vroeg: "Ik zag dat u vorig jaar een actie had in verband met inentingen?" "Ja, zeer belangrijk. Als je van je huisdier houdt moet je hem regelmatig laten inenten, ook om besmetting van soortgenootjes tegen te gaan." Tjalle maakte nog wat notities en herinnerde zich toen het verhaal van Annet over het hondje van haar moeder, dat regelmatig in de kliniek van Adema kwam. Dat haar moeder de indruk had dat het hondje in de kliniek een infectie opliep. Hij besloot Peer hierover aan de tand te voelen en vroeg: "Ik hoorde laatst dat er een mevrouw was die het gevoel had dat als ze eenmaal bij u was geweest, ze regelmatig moest terug keren naar de kliniek, hoe kan dat?" Peer zat net rustig te genieten van de interesse die de journalist toonde in zijn werk en vroeg verbaasd: "Wat bedoelt u?" "Dat het leek alsof het dier in de kliniek opnieuw besmet was met iets nieuws waardoor ze terug moest komen." 'Waar heeft die journalist het over? Het was juist zo'n prettig gesprek,' dacht Peer nerveus. Hij schraapte zijn keel en zei: "Uiteraard worden hier dieren binnengebracht met verschillende besmettelijke ziekten. Maar ik vind de hygiëne in mijn kliniek zeer belangrijk en er wordt dan ook regelmatig en grondig schoon gemaakt. Ik vind uw toon wat onaangenaam." Tjalle negeerde de laatste opmerking; hij kwam op dreef en wilde Peer dwingen om een richting op te gaan waarbij hij bij Annet zou uitkomen. Er moest een connectie zijn tussen Annet en Adema. 'Natuurlijk! De verzekeringen!' dacht Tjalle plotseling. Gesterkt door de opmerking van zijn opa dat hij bij het speurwerk zijn intuïtie moest volgen, voelde hij de kracht om de spanning op te voeren. "Wat kunt u mij vertellen over de ziektekostenverzekering voor dieren?" vroeg hij fel. Peer werd rood, hij voelde zich ineens ongemakkelijk en stond op
om nog een kopje koffie te nemen, met een scheutje drank. Hij antwoordde: "De kosten kunnen flink oplopen als een dier behandeld moet worden. Om nog even terug te komen op uw vorige vraag: ik kan u wel verklaren hoe het komt dat een dier in een korte periode vaker bij mij komt. U moet het zo zien, een dier dat ziek is kan daarvoor behandeld worden. Meestal verzwakt de weerstand en kan het dier een ander virus gemakkelijk van een andere hond oppikken. En als de kosten oplopen, kan men zich via mijn kliniek daarvoor verzekeren." Hij haalde opgelucht adem, hij had zich in het nauw gedreven gevoeld, maar zijn verklaring was gewoonweg briljant. Wat Peer betrof was het interview nu afgelopen en hij stond opnieuw op. Maar Tjalle liet zich niet zo gemakkelijk afschepen en vroeg: "Kent u Annet Haanstra?" "Jazeker, deze dame helpt mij bij mijn verzekeringszaken, maar daarover kan ik u natuurlijk geen informatie verstrekken, dat is privé." "Ze is toevallig mijn vriendin, maar ze wordt vermist." Tjalle schrok van zijn vinnige opmerking, maar voelde dat hij ergens heel dichtbij kwam. Alsof hij ontdekte dat de doos die hij analyseerde, een dubbele bodem had. "Nu u het zegt, ik heb haar al geruime tijd niet gezien." Die sluwe vos redde zich er uit. Nu wist hij nog niets. Een grote teleurstelling maakte zich van Tjalle meester. Hij bestudeerde zijn notitieblok en vroeg: "Wat zijn uw plannen voor de toekomst, meneer Adema?" Peer ging zitten; het was weer veilig. "Op het moment werk ik drie dagen per week in een winkel op de Voorstraat, om een vriendin te helpen. Als mijn hand voldoende hersteld is, dan wil ik graag een pension voor honden en katten opzetten, waar de dieren terecht kunnen als de baasjes op vakantie gaan. Er is voldoende ruimte op het bedrijventerrein de 'Koningsbuurt." "Hoe wilt u dat in uw eentje aanpakken?" "Ik reken op de hulp van vrijwilligers, die gratis gebruik kunnen maken van de faciliteiten als ze zelf op vakantie gaan. Als het goed loopt, kan ik altijd nog een professionele kracht aantrekken." "Dank u wel voor dit interview meneer Adema, tot ziens." Peer groette
de journalist met zijn mooiste glimlach en liet hem uit. Tjalle verliet de kliniek met een onaangenaam gevoel, hij was blij dat hij weer buiten stond. Hij had de onzekerheid in de ogen van Adema gezien toen Annet ter sprake kwam. Het kon niet anders dan dat deze vent met zijn schijnheilig gezicht iets met de verdwijning te maken had. 'Ik ga Hauke bellen,' dacht hij.
19 Het was intussen 2 februari 2006. Tjalle stond om half acht op. Hij nam een kop koffie en dacht weer aan zijn vriendin. Hij miste haar verschrikkelijk. Haar vrolijke lach, haar zachte haar en haar geweldige lichaam. Hij was er intussen zeker van dat haar iets overkomen was, iets vreselijks, dat kon toch niet anders. Ze zou er niet zomaar vandoor zijn gegaan zonder hem, haar vriendin in Franeker, haar ouders, of haar collega’s in te lichten? Het onderzoek van de politie naar de geheimzinnige verdwijning had helaas niets opgeleverd. En ze was nu al twee maanden zoek, om wanhopig van te worden. Die dierenarts had er iets mee te maken, daar was hij zeker van. Maar met zijn beperkte middelen kon hij niets doen en Hauke's activiteiten bleven uit omdat er geen misdrijf aan het licht kwam. De 'crazy frog' kwaakte. Hij pakte zijn mobiele telefoon uit zijn jas aan de kapstok en nam op. "Tjalle, met Geart, er is iets gebeurd in de haven. Er is een lichaam van een dode gevonden bij zoutfabriek Frisia, daar zit een mooi hoofdartikel in voor de krant van morgen. Kun je er zo snel mogelijk heengaan?" "Komt in orde Geart, ik ben al weg." Tjalle voelde zich opgewonden en ongerust tegelijk. 'Een dode bij de zoutfabriek? Er waren tegenwoordig toch zoveel richtlijnen die de veiligheid van medewerkers moesten waarborgen, dan kon een dergelijk ongeluk toch niet?' Hij zette zijn lege mok in de keuken en pakte zijn motorfiets. Hij reed eerst naar de kade. Vanaf de 'Nieuwe Vissershaven' kon je de Zoutfabriek aan de andere kant van het water duidelijk zien liggen, met de witte gebouwen, de zwarte daken en de rode omhulsels van de transportbanden met aan het einde een slurf, waarmee zout in de schepen geladen werd. Er lagen buiten op het terrein twee bergen strooizout. De kleur was valer dan Tjalle had verwacht. Het monotone geluid van de misthoorn ging hem door merg en been vanaf deze plek. Hij zag de blauwe zwaailichten van de politieauto's aan de overkant. Om er te komen moest Tjalle via een asfaltweg omrijden naar het bedrijven terrein dat op een landtong lag,
wat ongeveer vijf minuten in beslag nam. Onderweg passeerde hij een aantal windmolens en diverse bedrijven zoals de grindfabriek van Spaansen en rederij JR Shipping. De toegang tot het terrein van Frisia was afgezet met rood en wit geblokt lint en werd bewaakt door een agent. Tjalle parkeerde zijn motorfiets bij het hek, deed zijn helm af en hing hem aan zijn stuur. Met zijn notitieblok en pen in de hand liep hij naar de ingang. "Ik ben Tjalle de Vries, journalist van de 'Leeuwarder Courant'. Wat is er gebeurd?" "Er is iemand gevonden in de zoutberg, de lijkwagen is al onderweg." "Weten jullie al wie het is?" "Nee, het lichaam zit onder het zout, het is één grote klont. Daar zal de patholoog-anatoom een leuk klusje aan hebben." "Mag ik even verder informeren?" vroeg Tjalle. "Ga je gang, als je maar niet in de weg loopt." Tjalle benaderde een van de medewerkers van de Zoutfabriek. De mannen stonden in een groepje bij elkaar; ze waren duidelijk aangeslagen en zeiden niets. "Weten jullie al wie het is?" "Gelukkig niet een van ons. Maar wie het wel is weten we niet." De man die het lijk ontdekt had, stond te praten met een agent. Tjalle vroeg naar de chef van Frisia en stelde hem nog wat vragen, maar meer gegevens waren er niet en de ideeën waren puur speculatief, daar kon hij niet veel mee. Hij had nog voldoende tijd en er zouden in de loop van de dag wel meer feiten boven water komen. Dan kon hij vanavond het redactioneel stuk schrijven. Het was enerzijds niet leuk dat er een dode op deze wijze werd aangetroffen, maar voor de krant kon dat wel een smeuïg verhaal worden. Tjalle kwam die dag niet veel meer te weten over het lijk in de zoutberg. Hij nam contact op met Hauke van het politiebureau op de Kimswerderweg, maar ook hij kon weinig details verschaffen. Het lijk was volledig door het zout geconserveerd, waardoor moeilijk vast te stellen was hoe lang het in de berg had gelegen. Het artikel bevatte dan ook een grote kop:
Ge pe ke ld lijk ge vonde n in Zoutfabrie k
maar inhoudelijk stond er weinig. Alleen dat het lichaam als een haring in een berg zout was gevonden dat bestemd was voor het pekelen van de wegen in en rond Harlingen ten tijde van vorst. De politie stond voor een raadsel. In bed moest Tjalle steeds denken aan het lijk in de zoutfabriek. Hij probeerde zijn gedachten te ordenen: 'Het is geen personeel, wie is het dan? Is het een man of een vrouw? Waarom ligt diegene in het zout? Was het misschien om een moord te maskeren? Dat zou voor nogal wat opschudding zorgen. Moord was iets wat niet vaak in Harlingen voorkwam. En wie had er toegang gehad tot de zoutfabriek, zonder dat iemand het had gezien? De politie zou moeten nagaan of er iemand als vermist was opgegeven...' Tjalle zat opeens rechtop in bed. 'Annet! Nee, dat kan niet, dat mag niet, ze zal toch niet vermoord zijn?' Hij begon te trillen en stapte uit bed. Hij wilde iemand bellen, maar het was al twee uur 's nachts. Tjalle deed water in de waterkoker en zette hem aan. Hij pakte een blokje kippenbouillon en deed een stukje in een theeglas. Met bevende handen goot hij het kokende water in het glas en roerde. Hij kon zijn gedachten beter opschrijven en pakte zijn laptop. Het rammelen op het toetsenbord was vertrouwd en gaf hem rust. Hij moest nadenken. Na een uur had hij een aantal dingen op een rijtje gezet. Tjalle was ervan overtuigd dat Annet in die zoutberg had gelegen. Het moest gewoon kloppen. Iemand had haar omgebracht en haar lichaam verstopt. Waarom wist hij niet. Het zout werd gewoonlijk naar het buitenland verscheept, misschien was de dader ervan overtuigd dat het daar zou verdwijnen. Of hij had in paniek gehandeld en de eerste de beste
dumpplaats was de zoutfabriek. Tjalle besloot de volgende ochtend naar het politiebureau te gaan om zijn bevindingen te bespreken met Hauke. Hij ging op de bank in de woonkamer liggen en viel in een onrustige slaap. "Kan ik je even spreken, Hauke?" vroeg Tjalle de volgende morgen aan de agent. "Natuurlijk, Tjalle," antwoordde Hauke, terwijl hij hem voorging naar een spreekkamer. Tjalle deed verslag van de ontdekking die hij de afgelopen nacht had gedaan, maar Hauke was niet onder de indruk. "Voor jouw gemoedsrust zou ik willen dat het waar was Tjalle, dat je het drama kon afsluiten, maar vanmorgen is bekend geworden dat het lichaam dat gevonden is, van een man is." "Je meent het niet, wie is het?" vroeg Tjalle verbaasd. "Dat weten we nog niet. Er worden geen mannen vermist in de omgeving. Het gaat hier wel om moord, want de man lag naakt in de zoutberg. Als je er door een ongeval in terecht komt ga je je niet eerst uitkleden, denk ik." Tjalle dacht na. 'Dus toch een moord. Maar wie was het dan, en hoe lang lag hij er al?' Het raadsel van Annet's verdwijning was nog net zo groot als daarvoor. "Hebben jullie enig idee hoelang hij daar gelegen heeft?" "Dat onderzoeken we nog. Zodra er meer bekend is, zal ik je bellen." Tjalle nam afscheid en ging naar Leeuwarden. Zijn collega's leefden met hem mee. Hij was zichzelf niet meer sinds de verdwijning van Annet. Enerzijds hoopten ze dat ze gevonden werd, maar anderzijds liever niet op deze manier. Twee dagen later werd de identiteit bekend van de man die in de zoutberg gevonden. Hauke belde Tjalle op zijn werk. "We weten wie de arme man is. Gebitsanalyse heeft aangetoond wie het is. Zijn weduwe is al langs geweest om hem te identificeren. Zij wordt momenteel verhoord," zei Hauke. Hij zou zijn oude klasgenoot zo graag geholpen hebben. "Ken ik hem?" vroeg Tjalle. "Ik denk het wel, je bent waarschijnlijk weleens in zijn sigarenzaak 'de
Groenlandsvaarder' geweest. Het gaat om Sikko Hemminga." "Ja, ik ken hem wel van naam. Staat dat winkeltje niet aan de Voorstraat? Die man is toch al een hele tijd dood?" "Ja, zijn vrouw bevestigde dat hij op 20 november overleed ten gevolge van een hartinfarct. Begrijp jij er iets van?" Tjalle schudde zijn hoofd. Er kon geen verband bestaan tussen deze Hemminga en Annet, het raadsel van haar verdwijning zou nooit opgelost worden. Hij verliet moedeloos het bureau. Het was een schrale troost dat hij met deze informatie een goed vervolg zou kunnen schrijven voor de krant.
20 De politie zat intussen niet stil. Hoofdinspecteur Meinema zat in zijn kamer en overlegde met Hauke. "De weduwe heeft verklaard dat haar man 20 november 2005 is overleden en dat hij 24 november is begraven. Dat roept de volgende vragen op: Waarom ligt dit stoffelijk overschot in een zoutberg en niet in zijn graf ? Als hij al dood was, is er dus geen sprake van moord, maar waarom ging iemand met zijn lichaam slepen?" Hauke schreef de vragen die de hoofdinspecteur had opgenoemd op een notitieblok. Hij voegde er aan toe: "En het lijk was naakt, waarom werd hij uitgekleed?" "Ja, een vreemde zaak. Het graf van de heer Hemminga zal geopend moeten worden. Wil jij de officier van justitie om toestemming vragen? Ik ben heel benieuwd wat daar uit komt." De opgraving van de kist van Sikko Hemminga vond de volgende dag al plaats. Tjalle kreeg toestemming van Hauke om er getuige van te zijn, maar hij vond het niet gepast om bij de grafschennis aanwezig te zijn. De kist zou ongeopend naar het laboratorium worden vervoerd en hij besloot te wachten tot er meer bekend was voordat hij erbij betrokken wilde raken. Het telefoontje van zijn oude klasgenoot had Tjalle opnieuw aan het denken gezet. Misschien was er toch een verband tussen Annet en deze Hemminga. Hij herinnerde zich dat er een sigarenboer was geweest waardoor ze op het matje was geroepen bij haar baas. In dat geval zou Annet wel eens in die kist kunnen liggen, alleen had hij geen enkel idee waarom. Tjalle gaf het niet graag toe, maar zijn angst won het van zijn journalistieke nieuwsgierigheid. Hij was bang. Doodsbang. De opgegraven kist was niet leeg. Er lag een vrouw in met een opvallende rode haarlok. Hauke en Meinema keken elkaar aan. "Denk jij wat ik denk?" vroeg Meinema. "Haal je vriend Tjalle maar even op. Het zal een grote schok voor hem zijn. En bel haar ouders." Hauke vroeg Tjalle om de kleding van het slachtoffer te identificeren in het laboratorium. Op het lichaam werd sectie gepleegd. Tjalle keek Hauke
verdrietig aan en zei: "Ja, het klopt, ik herken haar kleren. Ze had inderdaad ook een suède jas." Het was heel confronterend om haar kleding te zien en eindelijk het bewijs te hebben dat ze nooit meer terug zou komen. Hauke legde zijn hand op Tjalle's schouder. "Gecondoleerd, jongen. Ik begrijp dat het heel moeilijk voor je is om dit te doen. Haar ouders konden het niet verdragen, dus ik ben blij dat jij haar kleren wilde identificeren." "Wat gaat er nu met haar gebeuren?" "Ik vermoed dat er nog een gebitsanalyse volgt om met zekerheid vast te stellen dat het inderdaad om Annet gaat." Hauke vond het verschrikkelijk, Tjalle zag er zo aangeslagen uit. Hij vervolgde: "De kleding zal op sporen worden onderzocht, net als haar lichaam. Zodra ik meerweet, dan bel ik je." Tjalle ging naar huis. Daar belde hij de ouders van Annet om het slechte nieuws te vertellen. Toen haar moeder in tranen uitbarstte kon Tjalle zich niet meer beheersen. Alle opgekropte spanningen van de afgelopen maanden werden hem te veel; hij legde de hoorn neer en liet zijn emoties de vrije loop. Sectie wees uit dat Annet vlak voor haar overlijden gemeenschap moest hebben gehad. Uit het bloedonderzoek bleek, dat zij een grote hoeveelheid morfine toegediend had gekregen, wat gegarandeerd tot haar dood had geleid. Hauke belde Tjalle en zei: "Beste Tjalle, Annet is inderdaad door een misdrijf om het leven gekomen. Heb je vlak voor haar verdwijning nog met haar gevreeën? Er zijn spermasporen aangetroffen. Bovendien ontdekte de arts, hoewel het lichaam natuurlijk al even in de grond heeft gelegen en in het beginstadium van ontbinding is, blauwe plekken op haar polsen en dijbenen." Tjalle voelde zich misselijk worden. Arme Annet, zo'n prachtige vrouw verdiende dit niet. "Nee, volgens mij niet," antwoordde Tjalle. "Maar wat betekenen die blauwe plekken, is ze ook nog verkracht?" "Daar ziet het wel naar uit. We kunnen nu stellen dat de moordenaar een man moet zijn geweest. We gaan alle mannen in de regio die in
verband met aanranding of verkrachting bekend bij ons zijn, aan de tand voelen. Het lijkt me niet moeilijk om met behulp van het aangetroffen genetisch materiaal de dader te kunnen pakken." Het duurde twee weken voordat de politie erachter kwam dat het DNA dat op Annet's lichaam was aangetroffen, geen enkele overeenkomst vertoonde met het genetisch materiaal van de opgeroepen mannen. Dat was een flinke tegenvaller. Hauke besloot alle informatie die hij naar aanleiding van de aangifte van de vermissing had verzameld, nog eens door te nemen. De naam Adema dook opnieuw op. Het eerdere onderzoek had niet meer dan de fraudezaak blootgelegd, maar de politie moest ergens beginnen. Het ging hier wel om moord. Ze konden hem discreet verhoren, niemand hoefde daar verder van op de hoogte te zijn. Hauke stelde aan de hoofdcommissaris voor om Adema naar het bureau te laten komen. "Misschien was de verzekeringsfraude toch de aanleiding om haar te vermoorden," beaamde de hoofdinspecteur. "Omdat Annet er mee wilde stoppen, of ze dreigde het openbaar te maken, om wat voor reden dan ook. Adema is erop gebrand dat zijn reputatie onbesproken blijft. Laat hem maar komen." Een uur later nam Peer plaats op een stoel in de verhoorkamer, tegenover Hauke. "Zo meneer Adema, heeft u enig idee waarom u hier zit?" "Nee, en ik heb het druk, kunt u alstublieft opschieten?" Peer zag bleek. Hij wilde naar buiten, wandelen met Femke, de pier uit. Wat wilden ze nu nog van hem? "We hebben het dode lichaam van Annet Haanstra gevonden." "Dood? Ze was toch gewoon vertrokken? Ik dacht dat ze een wereldreis aan het maken was!" "Waarom denkt u dat?" vroeg Hauke verbaasd. "Ze had toch verzekeringsfraude gepleegd? Waarschijnlijk niet alleen met die ziektekostenverzekeringen van mij. Zo'n dame weet arme mensen als ik te bespelen en ondertussen lichten ze je op." "Van dat geld zou zij nooit een wereldreis hebben kunnen maken, dat
waren slechts kruimels. U dacht waarschijnlijk dat wij daar in zouden trappen, maar volgens mij hangt u maar een verhaaltje op." "En die vijftienduizend euro dan, hebben jullie die niet teruggevonden in haar papieren?" Hauke keek Peer indringend aan, dit was een nieuw feit, daar konden ze wellicht verder mee uit de voeten. Hij liet Peer niet merken dat er van een dergelijk bedrag niets bekend was en vervolgde: u bent aardig op de hoogte van de financiële situatie van mevrouw Haanstra, kunt u dat uitleggen?" Peer was ervan overtuigd geraakt dat Annet Femke had ontvoerd. Zij had natuurlijk gezien dat hij in korte tijd een aantal nieuwe dingen had aangeschaft, zoals zijn Landrover en een nieuwe computer. Ze had kennelijk vermoed dat hij een geldbedrag had gewonnen. Zij wist dat hij idolaat was van Femke. Maar hoe ze van die seksuele intimidatie wist, begreep hij niet. "Ze heeft mijn hond ontvoerd en eiste vijftienduizend euro, anders zou ze haar ombrengen," zei Peer kil. Hauke keek hem ongelovig aan. "Ja, maar waarmee chanteerde ze u dan? Wat wist ze van u?" "Ik weet het natuurlijk niet zeker, maar ze wilde mij aangeven bij de politie omdat ik een van mijn assistentes onzedelijk betast zou hebben. Dat is natuurlijk niet waar, maar wanneer zoiets van een bekende persoonlijkheid naar buiten komt in een stad als Harlingen, dan kan ik mijn praktijk wel opdoeken. Ze heeft het vast met dat journalistje van haar georganiseerd, want er was ook een brommer bij betrokken. De koplamp heeft mij verblind waarna ik neergeslagen werd. Toen ik bijkwam was mijn tas met het geld weg, en stond Femke vastgebonden aan een boom." Peer vond zijn verklaring aannemelijk klinken. Eindelijk was dit raadsel voor hem opgelost, het moest zo gegaan zijn. "Ik begrijp er nog niet veel van meneer Adema, en u moet dat een volgende keer maar uitgebreid vertellen," vervolgde Hauke. "Wat ik nu wel begrijp, is dat u een motief had voor moord. Als een chanteur eenmaal succes heeft, volgen er vaak meer acties. Welk bedrag heeft zij daarna geëist?" Peer kreeg het plotseling koud. Wat had hij gezegd? Hij had zijn mond moeten houden, zo raakte hij in de problemen! De
verwarring bij Peer was Hauke niet ontgaan. Deze man verborg duidelijk iets. "Maar met moord heb ik absoluut niets te maken! Er zijn geen andere eisen gesteld! Ik heb die dame niet vermoord! Ik ben weliswaar dierenarts, maar wel een arts!" Peer stond op. "Ik moet levens redden, niet kapot maken! U moet dat eerst maar eens bewijzen!" Het zweet gutste van zijn voorhoofd. Hij pakte een zakdoek uit zijn zak om het transpiratievocht weg te vegen. Hauke stelde een pauze voor: "Ik kom dadelijk terug met de hoofdcommissaris, u kunt intussen een kopje koffie of thee krijgen." Peer ging weer zitten. Het zou niet eenvoudig worden om zich hier uit te redden. "Laat hem maar even zweten," zei de hoofdcommissaris. "Ik ga zo met je mee. We zullen hem hierna confronteren met de verkrachting." "Hebt u gezien dat Adema een litteken aan zijn duim heeft, meneer Meinema?" vroeg Hauke. "Ik kan me herinneren dat hij een groot verband droeg toen ik hem in zijn kliniek bezocht, vlak nadat Annet vermist was. Hij zei dat hij door een hond gebeten was." "Goed politiewerk, Hauke!" complimenteerde de hoofdinspecteur. "Vraag dat na bij het MCL Harlingen, en zeg dat er spoed bij is. Ik voel dat we ergens heel dichtbij zitten!" Hauke en hoofdcommissaris Meinema keerden na vijftien minuten terug in de verhoorkamer en vervolgden hun ondervraging. Peer zag er vreselijk uit. Zijn haar zat in de war en hij was overdreven lang bezig met het poetsen van zijn brillenglazen. "Vertelt u eens over de middag dat Annet bij u op bezoek was. Waar hebt u met haar over gesproken? Hebt u haar verteld dat u wist dat zij de chanteur was?" "Nee, dat wist ik toen nog niet. We hebben zoals gebruikelijk over de verzekeringen gepraat. Waarom zou ik haar dan willen vermoorden? Zij hielp mij toch met die ziektekostenverzekering voor dieren, dat is juist een motief om haar in leven te laten! Hoe is ze eigenlijk gestorven?" "Door een overdosis morfine, een middel waar u als dierenarts altijd over beschikt. Het ziet er niet best voor u uit meneer Adema, u had de
gelegenheid, het motief en de middelen om Annet Haanstra van het leven te beroven. U zult met een betere verklaring moeten komen." Peer zweeg. Hij had beter niets kunnen zeggen over de ontvoeringszaak, want nu werd het tegen hem gebruikt. "Vertelt u eens over de verkrachting. Er zijn spermasporen aangetroffen. Kennelijk hebt u haar daarna vermoord, zodat ze u niet kon aangeven. U bent de laatste die haar in leven heeft gezien." Peer voelde zich in het nauw gedreven, maar hij moest gewoon blijven ontkennen, dan kwam het uiteindelijk wel goed. Hoopte hij. Hij riep: "Wat zegt u? Heb ik Annet Haanstra verkracht? Ach man, die meid deed het met iedere vent. Ik heb haar niet verkracht! Ze heeft mijn praktijk levend verlaten! Hoe weet u dat het sperma van mij was?" "U ontkent dus niet dat u gemeenschap met haar hebt gehad. Een eenvoudig DNA-onderzoek zal dat bevestigen," antwoordde hoofdinspecteur Meinema. "Ik neem aan dat u daar geen bezwaar tegen hebt?" "Nee, dat moet dan maar," antwoordde Peer wat rustiger. "Ik kan inderdaad niet ontkennen dat ik met haar naar bed ben geweest. Maar verkrachting? Waar ziet u mij voor aan? Een bruut?" "Voorlopig weet ik genoeg, meneer Adema. U mag echter niet naar huis. Wij hebben toestemming om u hier te houden. Mijn collega zal u naar uw cel begeleiden," zei de hoofdinspecteur. Hij verliet de verhoorkamer en Peer strompelde voor Hauke uit naar zijn cel. De volgende morgen werd Peer opnieuw ondervraagd. Hij had die nacht redelijk geslapen. Hij was ervan overtuigd dat de politie onvoldoende bewijs zou vinden voor de moordaanklacht, dus maakte hij zich niet al teveel zorgen. Er waren toch geen getuigen voor de verkrachting en als ze hem moord in de schoenen wilden schuiven, moesten ze vroeger opstaan. Het resultaat van het DNA-onderzoek was binnen en bevestigde dat het sperma van Peer afkomstig was. "Het bewijst alleen maar dat ik gemeenschap met haar heb gehad, niet dat ik haar verkracht, of erger nog: vermoord heb," zei Peer onbewogen na deze mededeling. Er was intussen contact geweest met de chirurg
die Peer's hand geopereerd had. Maar helaas kon de behandelend arts zich niet meer herinneren of het een hondenbeet of een mensenbeet betrof. Hauke was teleurgesteld, maar het betekende niet dat Peer de waarheid sprak. Hij keek zijn verdachte indringend aan en vroeg: "Kunt u mij nog eens uitleggen hoe u aan die wond aan uw hand kwam? Zou het geen mensenbeet geweest kunnen zijn?" "Het was een hondenbeet, dat heb ik toch al gezegd!" "Dat zullen we moeiteloos kunnen achterhalen, meneer Adema. Van wie was die hond? We zullen het bij de eigenaar verifiëren." Oei, daar was Peer ingestonken. 'Wie heb ik die dag allemaal in behandeling gehad? Welke hond had mij gebeten?' dacht hij. 'Geen enkele natuurlijk, maar mevrouw Polman herinnert zich misschien niet meer precies welke dag zij is geweest toen Boo mij aanviel.' "Ik vermoed dat Boo de boosdoener was, maar dat moet ik nakijken," verklaarde hij. "Nog één vraag, meneer Adema: Hoe hebt u het lichaam van de heer Hemminga verwisseld met dat van Annet?" Peer sloeg met zijn handpalmen op tafel en riep: "Waar hebt u het over? Ik heb het niet gedaan! Ik weet niet hoe dat is gebeurd. Sikko was mijn vriend, ik zou toch niet met het lichaam van mijn vriend gaan slepen? Mag ik nu naar huis?" "Het spijt me, dat gaat niet. Zolang u blijft ontkennen en de puzzelstukjes niet in elkaar passen, zult u nog even hier moeten blijven," zei Hauke streng. "Mag ik dan in ieder geval even naar huis om wat persoonlijke spullen op te halen?" vroeg Peer, hij snakte naar een borrel. Het zag er steeds troostelozer voor hem uit. Gelukkig paste Tryn op Femke en hoefde hij zich over haar geen zorgen te maken. Maar wat zou Tryn er niet van denken dat hij nog steeds op het politiebureau was? Als zij hem maar zou geloven!
21 Peer wilde naar huis. Hij begreep wel dat het een ingewikkelde zaak voor de politie was, maar om hem dan hier te houden, terwijl er werk aan de winkel was, stuitte hem tegen de borst. Wobke zou zich wel afvragen waarom hij plotseling niet meer kwam helpen. Hij had nog geen gelegenheid gekregen om haar te bellen. Hij miste Femke, en Tryn ook wel een beetje. Ineens schoot hem iets binnen: Tryn zou niet alleen een verklaring af kunnen leggen dat het om een hondenbeet ging, zij zou ook aan de politie kunnen verklaren dat hij geen moordenaar was. Zij kende hem en wist dat hij niet tot zoiets vreselijks als moord in staat zou zijn. Peer begon op zijn celdeur te bonken en riep: "Ik moet nog wat vertellen, kunt u agent Bootsman even sturen?" Hauke hoorde het voorstel aan en antwoordde: "Ik was al van plan om mevrouw Plantinga te horen, hoewel ik denk dat u daar niet zo blij mee moet zijn." Tryn kwam binnen een half uur na het telefoontje van Hauke op het bureau. "Mevrouw Plantinga, is het u bekend dat de Harlingse Annet Haanstra levenloos is aangetroffen in de kist van de heer Hemminga?" vroeg Hauke. "Ja, dat heb ik begrepen. Vreemde zaak." "In verband met deze zaak zit de heer Adema, u wel bekend, hier in voorarrest. Wij zoeken deze zaak tot op de bodem uit. Volgens de heer Adema kunt u verklaren dat hij regelmatig bij u kwam in verband met hondenbeten. Kunt u zich nog herinneren dat hij op 19 november een wond aan zijn duim had waarmee hij naar het ziekenhuis moest? Was dat ook een hondenbeet?" Die dag zou Tryn niet snel vergeten, de datum stond in haar geheugen gegrift. De dag dat ze erachter kwam dat Peer niet de man was die zij dacht dat hij was. De trouwplannen waren daarna iedere keer op de lange baan geschoven. Ze wist niet eens meer zeker of ze nog wel met hem wilde trouwen. Ze moest voorzichtig antwoorden, wilde ze zelf buiten schot blijven. "Ja, ik herinner mij die dag nog goed. Peer, ik bedoel meneer Adema, kwam met een hevig bloedende hand in mijn praktijk. De wond leek niet bijzonder op een hondenbeet, maar hij zei
dat het een oud beestje was geweest met afgesleten tanden, en ik geloofde hem direct. Hij is een gerespecteerd man, meneer Bootsman. Ik adviseerde hem naar het MCL Harlingen te gaan, omdat ik vond dat een chirurg de wond beter zou kunnen hechten. Hij heeft mijn advies ter harte genomen en zijn duim is daar naar tevredenheid behandeld." Hauke knikte. "U vond zijn verklaring dus niet vreemd?" "Nee, absoluut niet." "Wist u dat de heer Adema en de overledene een relatie hadden?" "Nee, hoe komt u daarbij? Peer en ik hebben een relatie. Wij hebben trouwplannen!" zei Tryn verbaasd. "Er zijn spermasporen aangetroffen bij Annet en de heer Adema heeft toegegeven dat die van hem zijn. Wij dachten in eerste instantie aan een verkrachting, gezien de blauwe plekken op het lichaam van het slachtoffer, maar volgens hem heeft zij uit vrije wil seks met hem gehad." Hij probeerde zich er dus op deze manier uit te redden! Goed, ze zou het spelletje meespelen. "Ik was niet van deze relatie op de hoogte. Ik zal het met hem bespreken. Het is voor mij natuurlijk niet leuk om dit te horen," zei Tryn op meelijwekkende toon. "Was Annet Haanstra uw patiënte?" vroeg Hauke. "Ja, ik zag haar zo nu en dan, maar ik zou moeten nakijken wanneer zij voor het laatst in mijn praktijk is geweest," antwoordde Tryn. "Acht u de heer Adema in staat om een moord te plegen?" "Nee, natuurlijk niet, Peer is de meest zachtaardige man die ik ken, hij zou dat absoluut niet gekund hebben," zei Tryn terwijl ze haar jas aandeed. "Dank u wel mevrouw, prettige dag verder," zei Hauke. Hoofdinspecteur Meinema en Hauke zaten aan tafel in de kantine en aten hun lunch. "We komen zo niet verder Hauke," zei de hoofdinspecteur, "We moeten reconstrueren wat Annet op 19 november, de dag dat ze naar Franeker zou gaan, heeft gedaan. Misschien kan jouw vriend de journalist wat meer vertellen?"
"Dat denk ik niet, meneer. Tjalle heeft aangifte gedaan van haar vermissing toen bleek dat ze niet thuis was en ze het weekend niet in Franeker had doorgebracht, zoals ze van plan was. Hij heeft indertijd uitvoerig verteld wat hij wist en dat was helaas erg weinig. Ze lieten elkaar nogal vrij in hun relatie." "Heb je al gecontroleerd of Annet na de ontvoering van de hond plotseling veel geld heeft uitgegeven, of dat er een groot bedrag op haar rekening is gestort?" "Daar is niets van terug te vinden. Wel een belachelijke zaak, een hond die ontvoerd wordt en dan een gigantisch bedrag aan losgeld betalen om hem terug te krijgen. Er zit duidelijk een steekje los bij die dierenarts." De hoofdinspecteur knikte en zei: "Dat verhaal zou ik maar met een korreltje zout nemen. Ik ben ervan overtuigd dat Annet verkracht is, kijk maar naar de blauwe plekken op haar lichaam en de beet in de hand van Adema. Hij nam het met de wet niet zo nauw, getuige de verzekeringsfraude. Wellicht is hij ook tot moord in staat." "Ik heb zojuist met zijn vriendin en huisarts Tryn Plantinga gesproken, zij acht hem niet capabel om te moorden, ze noemt hem 'de meest zachtaardige man' die ze kent. Ondertussen had hij wel seks met een ander." "Wist ze daarvan?" vroeg de hoofdinspecteur. "Ze zei dat ze het niet wist, maar ze was er niet bijzonder van onder de indruk, vond ik," antwoordde Hauke. De hoofdinspecteur dronk zijn koffiekopje leeg en zette het dienblad met het vuile serviesgoed in de kar. "We gaan er maar eens even goed voor zitten en al brainstormend moeten we wel ergens uitkomen." Hauke volgde de hoofdinspecteur naar zijn kantoor. Ze namen allebei een notitieblok en een pen en dachten diep na. "Laten we eens aannemen dat Adema de waarheid spreekt en dat Annet zijn praktijk levend verlaten heeft. Als een vrouw verkracht is, wat gaat ze dan doen? Naar huis om te douchen neem ik aan?"
"Ja, dat ligt voor de hand. Ze is thuis geweest, heeft zich gedoucht en omgekleed. En daarna?" ''Aangifte doen bij de politie?" "Er is die dag geen aangifte gedaan op ons bureau, dat heb ik nagekeken," zei Hauke. De hoofdinspecteur maakte een aantekening. "Dan denk ik dat ze daarna naar de huisarts is geweest, dat lijkt mij aannemelijk. We moeten die dame nog eens goed aan de tand voelen." Hauke was verrast, de huisarts? Ja, misschien was zij degene die Annet als laatste in leven had gezien? "Even over een mogelijk motief," vervolgde Meinema. "De verloofde van Adema, die huisarts is, ziet Annet op het spreekuur. Annet vertelt dat Adema haar verkracht heeft. De verloofde wordt kwaad en brengt Annet om." "Ik zou eerder denken dat ze Adema er flink van langs zou geven." "Laten we ze allebei eens confronteren met onze theorie," besloot de hoofdinspecteur. Peer werd moedeloos van de ondervragingen. Hij had volgens hem alles al verteld. Wat voor steekhoudend bewijs hadden ze tegen hem? Zijn lichaam schreeuwde om alcohol, zijn zweterige handen trilden ervan. "Ja ja, ik loop wel weer mee, mag ik daarna naar huis?" Peer sjokte moedeloos voor Hauke uit. Ze namen weer plaats in de verhoorkamer. "Meneer Adema, hoe is uw relatie met huisarts Tryn Plantinga?" "Heeft ze u verteld dat ik geen moordenaar ben? Zij kent mij het beste." "Dat heeft zij inderdaad bevestigd. Maar geeft u alstublieft even antwoord op mijn vraag." "Tryn en ik zien elkaar al meer dan een half jaar. We zijn veel samen. We hebben zelfs trouwplannen, maar elke keer komt er iets tussen. U begrijpt dat ik niet veel geld overhield nadat ik de ontvoerders van mijn hond had betaald." "Denkt u dat mevrouw Plantinga een wrok koesterde ten aanzien van Annet, bijvoorbeeld omdat zij jaloers was?"
"Nee, ze wist niet van Annet, ik heb haar niets verteld, uiteraard. Het stelde anders niet veel voor," zei Peer verbaasd. Tryn wist er toch niets van? Of wel? Hij kon zich nog herinneren dat Tryn hem belde op de dag dat hij door Annet gebeten was. Ze had hem gevraagd om langs te komen, maar hij had zich zo beroerd gevoeld door de operatie aan zijn hand, dat hij zich verontschuldigde en thuis was gebleven. Wat betekende dat? Zou Annet bij Tryn zijn geweest? Dat kon natuurlijk, maar zou Tryn Annet wat hebben aangedaan? Dat was onmogelijk. Of kende hij haar niet zo goed als hij dacht? "U mag weer terug naar uw cel, ik kom er later nog bij u op terug," zei Hauke. Even later zat Tryn opnieuw in de verhoorkamer. "We hebben nog wat vragen voor u, mevrouw Plantinga, kunt u mij zeggen wat de gang van zaken is als een vrouw die net verkracht is, op uw spreekuur komt?" "Dan laat ik haar eerst haar verhaal doen, als ze dat wil en kan tenminste, en dan onderzoek ik of zij lichamelijk iets mankeert. Daarna neem ik een spermamonster, zodat er DNA-materiaal van de dader wordt bewaard." "Hebt u een dergelijk spermamonster bij Annet afgenomen?" "Zij is al geruime tijd niet bij mij geweest en ik kan mij niet herinneren dat zij mij op de hoogte heeft gebracht van een verkrachting." "Goed, bedankt mevrouw, dit was het voorlopig. U kunt gaan." "Wanneer mag mijn vriend naar huis?" "Dat kan nog wel even duren, de bewijzen stapelen zich op en het ziet er voor hem niet zo gunstig uit," antwoordde Hauke. "Tot ziens, mevrouw." Hij wist bijna zeker dat Tryn loog. Het werd tijd om een huiszoekingsbevel voor haar woning en artsenpraktijk te regelen. Hij had nu onvoldoende bewijs om haar op het bureau te houden. Binnen een paar uur zou ze verrast worden door zijn collega's. In de loop van de middag kwam Tjalle op kantoor. Hauke bracht hem op de hoogte van hun vorderingen, dat de dierenarts werd verhoord en dat er bewijs was dat Adema seks met Annet had gehad vlak voor haar dood.
"Heeft hij haar omgebracht?" vroeg Tjalle. "Is er bewijs?" "We komen wel erg dicht bij de oplossing," antwoordde Hauke. "Als hij het niet geweest is, dan kan zijn vriendin de huisarts het gedaan hebben. Stel dat Adema gelijk heeft, dat Annet de dierenartspraktijk levend verliet. Stel dat zij daarna naar huis is gegaan om te douchen, en dat ze daarna naar de huisarts is geweest. Ze had beter eerst aangifte kunnen doen bij de politie, dan had ze misschien nog geleefd. Die Adema en zijn vriendin de huisarts hebben mogelijk samen een plannetje beraamd. Het zou natuurlijk kunnen zijn dat Annet alles openbaar dreigde te maken, zodat Peer zijn praktijk wel kon vergeten. Hij is erg gesteld op zijn goede naam." "Ik heb er vertrouwen in dat jullie de dader zullen pakken," zei Tjalle. "Ik hoop gauw wat van jullie te horen." Hij groette Hauke en verliet het bureau, hopelijk was alles nu snel voorbij. Hauke besloot bij de hoofdinspecteur langs te gaan en een huiszoekingbevel te regelen voor het huis en de praktijk van mevrouw Plantinga. Maar de hoofdinspecteur had een nieuwtje, waardoor huiszoeking niet de eerste prioriteit had. "Haal mevrouw Plantinga maar weer op, er is een verrassende ontdekking gedaan."
22 "Ben ik net thuis, word ik opnieuw gevraagd om te komen! Kan het nu niet tot morgen wachten? Ik heb alles al verteld," zei Tryn. Ze begon zenuwachtig te worden van die agenten. Ze liep protesterend met Hauke mee naar de politieauto die klaarstond om haar naar het bureau te brengen. In de verhoorkamer kreeg ze een kopje koffie aangeboden, maar dat sloeg ze af. "Er is nieuw bewijsmateriaal boven water gekomen," begon Hauke. "De moeder van Annet Haanstra belde ons. Zij ontdekte dat de binnenzak van Annet’s suède jas gescheurd was. Ze besloot de voering grondig te doorzoeken, misschien zat er nog iets van persoonlijke waarde in. Onze technische recherche heeft dit kennelijk gemist, maar dat terzijde." Tryn keek Hauke onderzoekend aan. Waar wilde hij heen? "In de voering trof zij een recept voor een morning-afterpil aan, uitgeschreven door... dokter Plantinga, u dus." Tryn werd lijkbleek. Met open mond staarde ze Hauke aan. "Ontkent u nog steeds dat Annet op 19 november bij u is geweest?" "Ik denk dat ik er verstandig aan doe om een advocaat te bellen," zei Tryn met trillende stem. "Een ogenblikje mevrouw, ik wil graag weten wat uw drijfveren zijn geweest om Annet om te brengen. En waarom hebt u haar lichaam verwisseld met dat van de heer Hemminga? U had als huisarts toegang tot het mortuarium, dus de mogelijkheid was daar. Heeft de heer Adema u daarbij geholpen?" Tryn zag in dat het geen zin meer had om te blijven ontkennen. Ze zuchtte diep en besloot alles op te biechten. "Ik hoorde van Annet dat zij verkracht was en de dader in zijn duim had gebeten. Peer was een uurtje daarvoor op mijn spreekuur en zei dat de wond door een hond was veroorzaakt. Nadat ik bij Annet het spermamonster af had genomen en haar het recept voor de morningafterpil had gegeven, begon zij te schreeuwen. Haar verkrachter zou boeten, zei ze. Ze zou hem aangeven bij de politie en hij zou alles verliezen. Ik kon dat niet verdragen. Ze had hem waarschijnlijk verleid
en Peer zou het kunnen uitleggen. Ik was verliefd, en erg naïef." Tryn hijgde. Hauke gaf haar een glaasje water en ze vervolgde: "Ik deed een slaapmiddel in haar thee. We praatten wat. Na een poosje heb ik haar naar de behandeltafel gebracht waar ze in slaap viel. Daarna wist ik niet wat ik moest doen. Als Annet wakker werd zou ze het op een schreeuwen zetten. Ik kon toch niet toestaan dat ze alles voor ons zou verpesten? Als Peer in de gevangenis kwam, was zijn leven in Harlingen voorbij! Mijn toekomst stond ook op het spel! Ik belde Peer om hulp, maar hij wilde niet komen, zijn hand was te pijnlijk. Toen heb ik het spermamonster weggegooid en haar een injectie morfine toegediend. Ik wist niet wat ik met het lichaam moest doen, maar toen belde begrafenisondernemer Timmer mij met het nieuws dat Sikko Hemminga was binnengebracht. Ik moest een verklaring van overlijden opmaken en zag een mogelijkheid om het dode lichaam van Annet kwijt te raken. Ik wikkelde haar in een groot laken en legde haar op de achterbank van mijn auto. Het was te mooi om waar te zijn, want toen ik bij het mortuarium kwam werd de begrafenisondernemer weggeroepen naar een ander sterfgeval. Op die manier kon ik Annet verwisselen met Sikko, die naakt in zijn kist lag. Hij was een stuk zwaarder dan Annet, dus heb ik hem over de grond gesleept terwijl hij in het laken gewikkeld was." Hauke verbaasde zich over de kracht van de vrouw. "Ik had Wobke, de vrouw van Sikko, geadviseerd om de kist bij de condoleance en de begrafenis dicht te laten. Ze had een mooie foto van Sikko voor op de kist, dan konden ze zich hem herinneren zoals hij geweest was: een vrolijke man, een lieve vader. Tot zover ging alles goed. Daarna werd ik weggeroepen, er was iemand onwel geworden bij de zoutfabriek. Ik nam het lichaam van Sikko mee en op een onbewaakt ogenblik heb ik het in het zout gedumpt. Het zou niet snel ontdekt worden, dacht ik. Dat zout wordt naar alle uithoeken van Europa verscheept en dan was ik daar mooi vanaf. De fiets van Annet heb ik later in de Zuiderhaven gegooid." Het was een opluchting voor Tryn om alles te vertellen. Ze had er met niemand over kunnen praten; zelfs
niet, of juist niet: met Peer. De man van wie ze zo hield, met wie ze haar toekomst wilde delen. De verkrachtingszaak had uiteraard zijn invloed gehad op haar beeld van Peer. Het intieme contact was sinds die onheilsdag verdwenen, ze kon het niet meer opbrengen om haar gevoelens met hem te delen. "Hebt u er nooit aan gedacht dat het lichaam van Sikko ontdekt zou worden?" vroeg Hauke. "Ja, natuurlijk heb ik daar aan gedacht," zei Tryn. "Maar dat was niet erg geweest, zijn dood had een natuurlijke oorzaak en ik kon nooit van moord beschuldigd worden." "Maar u kon toch verwachten dat de kist van de heer Hemminga opgegraven zou worden als hij gevonden werd?" vroeg Hauke. "Ja, dat was een misrekening. De enige," antwoordde Tryn. "Ik was ervan overtuigd dat Sikko Hemminga gecremeerd zou worden."
EPILOOG Tjalle liep over de pier en rook de zilte lucht van de Waddenzee. Het was voorbij. Hij had Annet niet terug, maar het raadsel van haar verdwijning was in ieder geval opgelost. De zaak kon afgesloten worden, het rouwen kon beginnen. Tjalle bezocht regelmatig de ouders van Annet die hun dochter verschrikkelijk misten. Er had een ontroerende rouwplechtigheid plaatsgevonden voordat Annet opnieuw begraven werd. Op Tjalle's verzoek speelde de pianist een akoestische versie van 'One' van U2. Tjalle herkende die dag de ruziemaker met het onverzorgd uiterlijk: het was Annet's broer. Die scène leek een eeuwigheid geleden. Nu de jongen er netjes uit zag werd duidelijk hoe knap en gespierd hij was. Hij liep naast een mooie meid met rood haar en leuke sproetjes op haar wangen. Er hing een zware gevangenisstraf boven het hoofd van Tryn. Ze werd niet alleen beschuldigd van moord; het vervoeren en verstoppen van het dode lichaam van Sikko werd haar bovendien zwaar aangerekend. De bruiloft met Peer waar ze zo van gedroomd had, zou nooit plaatsvinden. Peer's duim zou nooit helemaal herstellen en belemmerde hem bij de uitvoering van zijn beroep als dierenarts. Daarom had hij zijn dierenkliniek verkocht en was ingetrokken bij Wobke. Hij verkocht voortaan rookwaren, stickers, tijdschriften, puzzelboekjes en Staatsloten, en voelde zich daar prima bij. De functionele invaliditeit van zijn duim had overigens wel een aardig bedrag van de verzekering opgeleverd. Wietse was erg aangeslagen door de dood van zijn vader, maar Peer en Wobke wisten hem met leuke uitjes af te leiden. Daar liep Adema op de pier, met twee hondjes. 'Net koeien,' dacht Tjalle. Ze liepen elkaar tegemoet. Tjalle bleef staan om zijn aandacht te trekken. De man besefte niet welke rol hij gespeeld had in het leven van Tjalle. Adema was ouder en grijzer geworden, nog maar een schim van zijn aanvankelijk trotse verschijning. Hij ontweek
Tjalle's blik en liep door.