Het fantastisch gevaarlijke van Roald Dahl
MA-Scriptie Scriptiebegeleidster Solange Leibovici Literatuurwetenschappen Universiteit van Amsterdam 1 juni 2007 Melina Walrave 0409901
[email protected]
Inhoudsopgave
Inleiding: Welkom in de fantastische wereld van Roald Dahl
3
Hoofdstuk 1: Van trauma naar tovervinger, biografische
7
elementen verwerkt tot het fantastische
Hoofdstuk 2: Dahl als auteur van uitersten
14
Hoofdstuk 3: Casestudies: Sjakie en de Chocoladefabriek
21
en De Griezels
Conclusie: Fantastisch gevaarlijk
29
Bibliografie
32
Corpus
34
Abstract: Ondanks grote populariteit onder kinderen, zorgde Roald Dahl voor veel controversie rondom zijn kinderboeken. Opvoeders konden zijn rebelse manier van vertellen niet waarderen en maakten zich zorgen over de invloed van zijn verhalen op jeugdige lezers. In deze scriptie zal uiteengezet worden hoe verschillende opvattingen rondom Dahl’s werk zich staande houden en wat zijn eigen opvattingen hierover zijn. Bovenal zal toegelicht worden waarom zijn populariteit ondanks wantrouwen van opvoeders niet minder werd. Tot slot zal in een tekstanalyse uitgelegd worden hoe Dahl zijn eigen leven verwerkt heeft in zijn werk en hoe zijn ‘volwassen’ leven vertaald is naar de belevingswereld van het (jonge) kind; in andere woorden, hoe trauma door creativiteit verwerkt wordt. Binnen deze scriptie zijn veel werken uit het oeuvre van Dahl terug te vinden, met de nadruk op zijn boeken voor de jeugd.
Sleutelwoorden: Creativiteit, identificatie, jeugdliteratuur, Roald Dahl, trauma.
2
Inleiding: Welkom in de fantastische wereld van Roald Dahl
Jeugdliteratuur is sinds de komst van Roald Dahl nooit meer dezelfde geweest. Met een oeuvre van tientallen boeken heeft hij zijn stempel op hedendaagse jeugdliteratuur gedrukt. Begonnen als schrijver voor volwassenen, zocht hij later zijn heil in het schrijven van boeken voor jonge kinderen. Niet alleen maken zijn kleurrijke (met dank aan vaste tekenaar Quentin Blake) en vaak vreemde figuren menige jonge lezer aan het lachen, maar zetten ook vele volwassen beschouwers aan het denken over jeugdliteratuur. Er ontstond een discussie rondom zijn werk tussen liefhebbers en mensen die zijn werk te opstandig vonden: Dahl is also, however, a children’s writer whom many adults over the years have disliked or distrusted, though they have not always found it easy to say why. It’s not because his work is sexually explicit (a common complaint about, say, Judy Blume’s). There is no hint of sex, or even romance, in Dahl’s children’s books, most of which are intended for preadolescent children. Nor are they disappointing as pieces of writing—quite the opposite. (…) Adults’ objections to Dahl have more to do with his sensibility.1
Hoewel ik mijn persoonlijke voorkeur voor de boeken van Dahl niet onder stoelen of banken kan steken, zal ik toch proberen het debat rondom zijn werk zo volledig mogelijk te schetsen. Het is in deze scriptie dan ook vooral de bedoeling te ondervinden of het werk van Dahl compleet onschuldig is, zoals het beoogt te zijn, of dat er wellicht toch een scherpere kant aan het geheel zit en dat opvoeders zich terecht zorgen maken. Hierbij wil ik kijken naar het leven van Dahl zelf en de verwerking hiervan in zijn kinderboeken. Niemand zal ontkennen dat hij moeilijke periodes meegemaakt heeft in zijn leven en het is vanuit dit oogpunt dan ook denkbaar dat een aantal elementen terug zullen komen in zijn verhalen. Ik doel hierbij op verschillende traumatische ervaringen in zijn leven. De vraag is of dit dan wel zo geschikt is voor jonge lezers en of zijn boeken dus zorgen voor een verrijking van de jonge geest of juist voor een verloedering. Het schrijven van kinderboeken kan voor hemzelf dan wel verlichting geven en een vorm van therapie bieden, maar in hoeverre is deze creativiteit geoorloofd? Bovenal ben ik geïnteresseerd in hoe trauma door Dahl verwerkt wordt in zijn kinderboeken. Om tot de bodem te komen van deze discussie zal ik dus kijken naar hoeverre creativiteit en trauma in Dahl’s geval samenhangen. Hiervoor zal ik overigens gebruik maken van een tweetal uitgebreide tekstanalyses, namelijk een dieper onderzoek naar Dahl’s Sjakie 1
Talbot, Margaret. ‘The Candy Man: Why children love Roald Dahl’s stories-and many adults don’t.’ The New
Yorker, 11 juli 2005. p. 2.
3
en de Chocoladefabriek2 en De Griezels3. Deze boeken lenen zich uitstekend voor een wat meer psychoanalytische benadering van de persoon Roald Dahl zelf in verhouding tot zijn werk. Uiteindelijk zal ik op deze manier tot een conclusie kunnen komen over het werk van Dahl en of het nu schadelijk is voor kinderen of juist niet. Wellicht is dit een te grote vraag om in één enkel onderzoek te kunnen beantwoorden, dus zal ik in eerste instantie onderzoeken in hoeverre traumatische gebeurtenissen zichtbaar worden in de werken van een kinderboekenschrijver als Dahl. Pas nadat dit is vastgesteld, zal ik eventueel wat meer kunnen zeggen over de schadelijke invloed hiervan (als deze al aanwezig is). In het algemeen hoop ik een wat relevantere blik op jeugdliteratuur en de waardering hiervan te kunnen geven, daar jeugdliteratuur
in
mijn
ogen
nog
steeds
een
ondergeschoven
kindje
van
de
literatuurwetenschappen is, terwijl jonge lezers juist het toekomstige publiek vormen.
Roald Dahl: een biografische schets Om te begrijpen naar welke traumatische ervaringen ik refereerde, is het nu een geschikt moment om het leven van Dahl kort samen te vatten. In het volgende hoofdstuk zal ik overigens dieper ingaan op verschillende periodes in zijn leven, op dit moment is het slechts mijn bedoeling een overzicht van de gebeurtenissen te geven.4 Dahl werd geboren te Llandaff in Wales op 13 september 1916. Ondanks zijn Britse afkomst bleef hij zijn leven lang een voorkeur voor het land van herkomst van zijn ouders (Noorwegen) houden. Op driejarige leeftijd verloor Dahl zijn vader en werd hij volledig opgevoed door zijn moeder. Zij keerde echter niet terug met haar gezin naar Noorwegen, maar willigde de wens van haar echtgenoot in en stuurde de kinderen naar Engelse scholen, daar deze naar zijn idee de beste van de wereld waren. Dahl beschreef deze vroege periode in zijn leven uitvoerig in zijn boek Boy 5. De manier van straffen op scholen komt uitgebreid aan
2
Dahl, Roald. Sjakie en de Chocoladefabriek. Baarn: Uitgeverij de Fontein, 1985. 147 pp.
3
Dahl, Roald. De Griezels. Baarn: Uitgeverij de Fontein, 1982. 80 pp.
4
Voor een zeer uitgebreide en gedetailleerde beschrijving van het leven van Dahl, wil ik graag verwijzen naar
het werk van Jeremy Treglown (zie bibliografie). Door middel van primaire en secundaire bronnen geeft hij een waarheidsgetrouwe weergave van het leven van Dahl, ondersteund door interviews met zijn directe naasten. De korte biografie die ik hier schets van zijn leven, kan als zeer beknopte en waarschijnlijk ook incomplete samenvatting van de biografie van Treglown te zien zijn. Overigens zal ik op andere momenten blijven verwijzen naar zijn werk, daar een complete herhaling hiervan in deze scriptie niet noodzakelijk is. 5
Dahl, Roald. Boy. Londen: Heinemann Educational Books Ltd, 1984. 160 pp.
4
bod in zijn vertellingen over de dagen die hij op scholen door moest brengen. Hij schrijft hierover:
Onderhand vraag je je vast af waarom ik in dit boek zo de nadruk leg op het slaan op scholen. Het antwoord is dat ik niet anders kan. Mijn hele schooltijd door ben ik diep geschokt geweest door het feit dat meesters en grotere jongens andere jongens zomaar letterlijk mochten verwonden, soms behoorlijk ernstig. Ik kon er maar niet aan wennen. Ik heb er nooit aan kunnen wennen. Het zou natuurlijk onterecht zijn te suggereren dat alle meesters voortdurend alle jongens afranselden in die tijd. Het waren er maar een paar, maar dat was meer dan genoeg om mij met weerzin te vervullen en een blijvende indruk op mij te maken. Bovendien heeft het ook een lichamelijke indruk op me achtergelaten. Zelfs nu nog, als ik een tijdje op een harde bank of stoel moet zitten, voel ik mijn hart kloppen langs de oude lijnen die de stok op mijn achterwerk gemaakt heeft zo’n vijftig jaar geleden.6
In een later hoofdstuk zal ik toelichten hoe de ervaringen in zijn leven gezorgd hebben voor het tot stand komen van een paar van zijn populairste kinderboeken. Waar de kinderjaren van Dahl zorgden voor een gevoel van onderdrukking, zorgden de jaren in zijn adolescente leven voor meer avontuur en vrijheid toen hij na zijn school koos voor een baan bij de Shell Petroleum Company. Voor zijn functie werd hij uitgezonden naar Dar es Salaam, Tanganyika (nu Tanzania), een baan en omgeving waar hij altijd al van gedroomd had. In Solo7 beschrijft hij zijn leven in Afrika, een land dat bij het aanbreken van de Tweede Wereldoorlog drastisch veranderde toen hij zich aanmeldde bij de RAF. De vliegervaring die hij opgedaan heeft tijdens deze oorlog, evenals de luchtgevechten zijn hem altijd bijgebleven. Dahl leek echter met geen mogelijkheid klein te krijgen (figuurlijk dan; hij was maar liefst 1,98 meter); zelfs een crash in Libië overleefde hij. Overigens bleef hij de rest van zijn leven lichamelijke klachten houden door dit ongeluk. Zijn levendige fantasie en bijzondere blik op de wereld zorgde ervoor dat hij nooit opgaf en ten alle tijden in zichzelf bleef geloven; een element en boodschap dat in veel van zijn kinderboeken terugkomt.: ‘Each of the protagonists in Dahl's books for intermediate readers illustrates the capacity of young people to accomplish great things, and to exhibit an independent spirit.’8 Nog tijdens de oorlog wordt hij overgeplaatst naar de Verenigde Staten, waar zijn schrijverscarrière officieel begint. Hij schrijft hier voornamelijk voor volwassenen verhalen. Pas later spits hij zich bijna volledig toe op het schrijven van kinderboeken. Kinderen omarmen Dahl volledig en kunnen niet genoeg van hem krijgen. Jaren later is hij
6
Dahl, Roald. Roald Dahl’s Schatkamer. Baarn: Uitgeverij de Fontein, 1997. 444 pp.
7
Dahl, Roald. Solo. Baarn: Uitgeverij de Fontein, 1986. 200 pp.
8
Royer, Sharon. ‘Roald Dahl and Sociology 101’. The ALAN Review, Volume 26, Number 1, 1998. p. 2.
5
nog steeds een geliefde auteur onder de jeugd en is zijn oeuvre nog veelvuldig terug te vinden in bibliotheken. And yet the essence of Dahl is his willingness to let children triumph over adults. He is a modern writer of fairy tales, who intuitively understands the sort of argument that Bruno Bettelheim made in his 1976 book, “The Uses of Enchantment.” Children need the dark materials of fairy tales because they need to make sense—in a symbolic, displaced way—of their own feelings of anger, resentment, and powerlessness.9
Zijn populariteit wordt echter niet door iedereen gedeeld en Dahl wordt veelvuldig het onderwerp van kritieken. Meerdere malen wordt hij gedwongen zijn verhalen aan te passen of worden zijn boeken in het geheel niet uitgegeven. Pas later neemt zijn carrière een vogelvlucht, voorafgegaan door familietragedies als de beroerte van zijn eerste vrouw Patricia en daarbij het verlies van een kind en het ongeluk van zijn zoon, waarbij laatstgenoemde voor de rest van zijn leven gehandicapt blijft. Ondanks deze zware tijden weet hij weer het geluk te hervinden en wanneer hij later weer opnieuw trouwt (met Felicity) schrijft hij een aantal van zijn meest succesvolle boeken. Hoewel deze gegevens een getrainde lezer doen vermoeden dat het haast niet anders kan dan dat Dahl elementen van zijn leven in zijn kinderboeken verwerkt heeft, lijkt het alsof opvoeders dit niet de meest storende factor vinden. In hoofdstuk 2 zal ik dan ook verdergaan over de elementen die kinderen vooral aanspreken binnen het werk van Dahl en wat opvoeders hieraan tegenstaat. Uiteraard zal ik dit toelichten met voorbeelden ter illustratie.
9
Talbot (2005), p. 6.
6
Hoofdstuk 1: Van trauma naar tovervinger, biografische elementen verwerkt tot het fantastische Wanneer we kijken naar het leven van Roald Dahl met betrekking tot trauma, zijn er een aantal gebeurtenissen die opvallend zijn. Om te beginnen
het belangrijkste en zwaarst
wegende trauma; het verlies van zijn vader en zusje, waarbij de dood van zijn vader nog zwaarder weegt dan die van zijn zusje. Het belang van een vaderfiguur maakt Winnicott duidelijk in zijn boek The Child, the Family, and the Outside World:
One of the things that father does for his children is to be alive and to stay alive during the children’s early years. The value of this simple act is liable to be forgotten. Although it is natural for children to idealize their fathers, it is also very valuable for them to have the experience of living with them and getting to know them as human beings, even to the extent of finding them out.10
Het belang van de aanwezigheid van een vader zorgt bovendien voor een harmonieuze verhouding tussen vader en moeder; in het leven van het jonge kind komt een moment of fase waarin het kind een hekel krijgt aan één van de opvoeders. De andere opvoeder kan in dit geval klaar staan voor het kind en hem de liefde geven die hij tijdelijk niet wil ontvangen van de ander. Het verlies van een vader voor een jongetje is zo niet nog zwaarder, omdat de relatie moeder-zoon er uiteindelijk één van afgunst is:
In men, the envy of the mother’s breast is also a very important factor. If it is strong and oral gratification thereby impaired, hatred and anxieties are transferred to the vagina. Whereas normally the genital development enables the boy to retain his mother as a love-object, a deep disturbance in the oral relation opens the way for severe difficulties in the genital attitude towards women. The consequence of a disturbed relation first to the breast and then to the vagina are manifold, such as impairment of genital potency, compulsive need for genital gratification, promiscuity, and homosexuality.11
Het kind wordt op deze manier gedwongen ondanks deze gevoelens met de moeder om te blijven gaan, waardoor een geforceerde relatie kan ontstaan, aldus Klein. Dit terugkoppelend aan het leven van Dahl lijkt het te zijn alsof hij deze fase al doorstaan heeft wanneer zijn vader komt te overlijden. Op deze jonge leeftijd zit Dahl nog in de oedipale fase waarin hij ware haatgevoelens voor zijn vader ontwikkelt, zoals alle jonge kinderen doen. Het ware trauma bij Dahl bevindt zich dan ook in het feit dat deze haatgevoelens uitkomen wanneer 10
Winnicott, D.W. The Child, the Family, and the Outside World. Middlesex: Penguin Books Ltd., 1964. p. 116
11
Klein, Melanie. Envy and Gratitude. Londen: Tavistock Publications Ltd., 1957. p. 38
7
zijn vader komt te overlijden; de haatgevoelens van een kind, zeggen eigenlijk dood aan de vader toe. In Dahl’s geval gaat zijn vader ook echt dood, waardoor tegelijkertijd een gevoel van ontlading en opluchting ontstaat doordat hij geen concurrentie meer hoeft te dulden van zijn vader in strijd om zijn moeder, maar aan de andere kant ook een schuldgevoel. Dit laatste gevoel komt voort uit de kinderlijke denkwijze die bepaalt dat gedachtes automatisch omgezet worden in acties. Wanneer Dahl dus wilde dat zijn vader dood zou gaan, gebeurde dit ook en voelde hij zich schuldig. Dit is het ware trauma waar Dahl mee loopt. Verder zijn er andere momenten van afgunst te vinden, zeker wanneer we naar een ander trauma in zijn leven kijken; de kostschool. Het is zijn moeder die besloot hem naar deze scholen te sturen waardoor hij haar (misschien begrijpelijk) haatte. Echter komt bij dit haatgevoel ook een zwaar schuldgevoel kijken, daar een kind toch van zijn moeder houdt en zich schuldig voelt over zijn haatgevoelens jegens haar. Zoals Klein beschrijft gaat ‘envy’ samen met ‘gratitude’ en zorgt deze mix van gevoelens voor frustratie tot op een bepaalde hoogte. Wanneer deze gevoelens echter in balans zijn, ontstaat er geen trauma en hoeft er geen overcompensatie plaats te vinden, anders wel:
Strong envy of the feeding breast interferes with the capacity for complete enjoyment, and thus undermines the development of gratitude. (…) We frequently encounter expressions of gratitude which turn out to be prompted mainly by feelings of guilt and much less by the capacity for love.12
Het verlies van zijn vader, moest Dahl dus als het ware compenseren. In zijn kinderboeken refereert hij ook dikwijls naar het belang van een vader: ‘een vader die sprankelt’13, waarbij hij aangeeft wel degelijk bewust te zijn van het gemis van een vader en vooral het belang hiervan. Aan de andere kant zet hij zich in zijn kinderboeken ook vaak af tegen opvoeders en dan vooral ouders. Mathilda is een goed voorbeeld van een disfunctioneel gezin waarbij zij van zowel haar moeder als haar vader geen liefde ontvangt. Het is wellicht een uiting van Dahl van een tekortkoming aan liefde (vooral vaderlijke) in zijn jeugd. Het is niet dat hij nooit genoeg liefde gekregen heeft, het tegenovergestelde is waar; hij was duidelijk het oogappeltje van zijn moeder14 en hoewel zijn vader er niet meer was, moet zijn invloed nog wel voelbaar geweest zijn als een geest die jaren later nog steeds door een huis doolt. Klein gaat hierin een stap verder door te stellen dat de vader zich internaliseert in de moeder en haar op deze 12
Klein (1957), p. 19-20.
13
Dahl. Roald Dahl’s Schatkamer. p. 375.
14
Treglown, Jeremy. Roald Dahl: A Biography. Londen: Faber and Faber Ltd., 1994, p. 10.
8
manier tegen haar eigen zoon kan beïnvloeden15. Het gemis van een vader door Dahl moet door een dergelijk effect alleen maar zwaarder geweest zijn. Gedurende de periode op de Engelse boardingschools (zoals hij deze in Boy beschrijft) lijkt hij continu op zoek te zijn naar vaderfiguren en hoopt hij deze te vinden in leraren. Echter hanteren deze een afstandelijke houding tegenover de kinderen en wil Dahl niets liever dan terugkeren naar zijn moeder en zelfs het afwezige gevoel van zijn vader. Dahl heeft het in zijn boek vooral over de hardhandige behandeling van kinderen en over het vele slaan dat overduidelijk een onuitwisbare indruk op hem achtergelaten heeft. Treglown laat in zijn biografie over Dahl echter weten dat deze ‘feiten’ naar alle waarschijnlijkheid zwaar overdreven zijn en dat er wel eens incidentele straffen plaats vonden, maar nooit in alle gruwelijkheid welke Dahl beschreven heeft. Het gebrek aan vaderlijke liefde dat hij hoopte te krijgen van andere opvoeders, de leraren, zorgde voor een dramatisering van zijn schoolperiode. In eerste instantie lijkt slaan op deze scholen, en zijn verdere jeugd die hij vooral doorbracht op deze scholen en dus van huis, op een tweede groot trauma in zijn leven, maar in feite is het een doorzetting van het verlies van zijn vader. Hij probeert deze periode in zijn leven zo waarheidsgetrouw mogelijk weer te geven, maar is hier niet toe in staat, omdat zijn herinneringen gekleurd zijn door het gemis van een vader; hieruit is een creatieve impuls ontstaan. Leibovici schrijft hierover in haar artikel ‘Trauma en creativiteit’:
Volgens Klein ontstaat de creatieve impuls in de depressieve fase, uit de behoefte om het verloren object te herstellen. Het gaat hier om reparatie van het object, van de ander, dat tegelijk wordt gezien als goed en slecht en dat het subject ertoe leidt het bestaan van een goed en slecht bij zichzelf te constateren. De creatieve handeling is dan gericht op de reparatie van het object als het goede object, dat vernietigd is door agressieve driften, en op het doen verdwijnen van schuldgevoelens ten opzichte van het object.16
Door het benadrukken van het slechte (de leraren), benadrukt Dahl tevens het goede (het gezin en dan met name zijn vader). Hij kiest in zijn werk de zijde van het kind om dit duidelijk te maken, maar ook om zich te distantiëren van het kwade. Hoewel het hierdoor lijkt alsof hij zich afzet tegen regels en discipline, kiest hij uiteindelijk toch voor een zwaar gedisciplineerd leven wanneer hij besluit bij de RAF te gaan. In deze fase van zijn leven is een aaneenschakeling van traumatische ervaringen te vinden: verlies van vrienden; zijn crash
15
Klein, Melanie. Narrative of a Child Analysis. Londen; The Hogarth Press Ltd., 1961. p. 351.
16
Leibovici, Solange. ‘Trauma en creativiteit’. Tijdschrift voor Psychoanalyse. Dertiende jaargang, nummer. 2,
2007. p. 2.
9
in de woestijn van Libië; levensbedreigende situaties en continue lichamelijke klachten waar hij de rest van zijn leven last van zal hebben. Vele schrijvers hebben boeken geschreven over de Tweede Wereldoorlog en vooral de traumatische nasleep hiervan. Speciaal aan Dahl in deze context, in mijn ogen althans, is zijn gave om in moeilijke situaties over te schakelen naar positieve gedachtes en zijn fantasie en het is precies deze fantasie die hij weer weet te gebruiken voor het schrijven van kinderliteratuur. Wellicht wordt het in deze context tijd om een definitie van trauma te geven, daar niet alle schokkende gebeurtenissen onder een traumatische ervaring verstaan kunnen worden. Ik wil hier wederom verwijzen naar een toelichting van Leibovici waarin zij verwijst naar trauma als ‘een wond, een beschadiging ten gevolge van een gebeurtenis’ waarbij het trauma zelf pas ontstaat in een respons op een dergelijke gebeurtenis17. Op het moment zelf wordt een gebeurtenis dus niet als traumatisch ervaren, maar in een reactie daarop wel en bovendien ook in alle herinneringen aan een traumatische gebeurtenis. Het verwerken van een trauma is daarom tevens het herbeleven van één. Het is een continue spiraal welke doorlopen moet worden om een trauma te kunnen verwerken, hoe pijnlijk ook. In andere woorden: het trauma moet steeds opnieuw herhaald worden.
(…) Het feit dat trauma twee momenten kent, wat Freud Nachträchlichkeit heeft genoemd: <Ervaringen, indrukken en herinneringen worden naderhand op grond van nieuwe ervaringen in een andere ontwikkelingsfase gereactiveerd en krijgen een nieuwe betekenis. Er vindt herinterpretatie van vroegere ervaringen plaats op grond van nieuwe kennis>.18
Het schrijven van literatuur is bij het verwerken van trauma uitermate geschikt door de narratieve structuur waarin gebeurtenissen geordend kunnen worden. Werken van Dahl als Boy en Solo laten dit goed zien. Wanneer hij echter overstapt naar het schrijven van kinderboeken, lijkt het alsof hij zijn trauma’s verwerkt en achter zich gelaten heeft, maar ook in zijn jeugdboeken zijn duidelijk vervormde traumatische herinneringen/ervaringen te vinden, zoals ik later in twee casestudies zal toelichten. Het lijkt voor hem vooral een vlucht uit de realiteit te zijn die voor hem dikwijls te pijnlijk wordt, bijvoorbeeld wanneer zijn eerste vrouw (Patricia Neal) een beroerte krijgt en hij voor het hele gezin moet zorgen, maar ook wanneer zijn zoon een ongeluk krijgt. In deze laatste situatie dreigt hij niet alleen zijn kind te verliezen, maar maakt zich ook een gevoel van mislukking van hem meester; hij heeft zelf nooit bewust een vader meegemaakt en wil zijn eigen kinderen hoe dan ook een veilige 17
Ibid, p. 3.
18
Ibid, p. 5.
10
thuishaven met vader en moeder bieden en door het ongeluk krijgt hij het gevoel hier niet in geslaagd te zijn. Nu is Dahl de vader die een kind verliest; er vindt op deze manier een herbeleving van zijn trauma plaats doordat hij opnieuw een schuldgevoel krijgt door een verlies. Het trauma wordt gereactiveerd en herbeleefd door het overlijden van zijn eigen zoon. Deze keer gaat het niet om haatgevoelens die werkelijkheid worden, maar angstgevoelens van falen die werkelijk uitkomen. Deze gevoelens slaan om in een obsessieve drang een passend geneesmiddel voor zijn zoon te vinden waardoor een zo goed mogelijk herstel kan plaatsvinden. Uiteindelijk vindt hij dit ook en gaat zijn zoon een redelijk normale, maar vooral gezonde toekomst tegemoet. Tijdens het herstel van zijn vrouw komt hetzelfde obsessieve en dwangmatige gedrag naar boven, waar vooral zijn kinderen veel onder te lijden hebben (beide dochters hebben op latere leeftijd te kampen met alcohol- en drugsverslavingen). Ik denk dat dit gedrag terug te voeren is op een gebrek aan een goed voorbeeld (vaderfiguur). Hij wilde zijn vrouw, die een goedlopende acteercarrière opgebouwd had, omtoveren tot huisvrouw en haar alle huishoudelijke taken laten doen, plus haar de grootste zorg voor de kinderen laten dragen, omdat hij gewoonweg niet wist hoe hij dit als man moest doen. Zijn vrouw beschreef hem jaren later dan ook als een ‘very maternal daddy’19. Dat hij tijden lang niet de grootste kostwinner geweest is, moet voor hem wederom een gevoel van falen geweest zijn, terug te voeren op zijn mogelijke afgunst jegens vrouwen20 (ontstaan uit een overmatig jaloers gevoel tegenover de moeder, zie Klein). Toen hij echter niet anders kon dan het huishouden en gezinsleven runnen, kwam zijn disciplinaire opleiding hem het duidelijkst voor de geest (herbeleving van trauma) en veranderde huize Dahl in een georganiseerd systeem met strenge roosters en taakverdelingen.21 Het belang van een goede opvoeding wordt meer dan eens onderschat en ondergewaardeerd, zo ook door Dahl zelf.
In other words, in the emotional development of a human being, if there are no hitches or distortions in the developmental process, there is health. This means, if I am right, that all the care that a mother and father take of their infant is not just a pleasure tot hem and to the infant, it is also absolutely necessary, and without it the baby cannot easily grow up into a healthy or valuable adult.22
19
Treglown (1994), p. 115
20
Ibid, p. 226.
21
Ibid, p. 125-146.
22
Winnicott (1964), p. 85.
11
Wanneer zijn vrouw dus niet meer voor de kinderen kon zorgen en hij veranderde in een sergeant, hebben zijn kinderen in feite ineens geen ouders meer om op terug te vallen. Mijn gevoel is dat Dahl wist dat hij niet helemaal correct gehandeld heeft toendertijd (alhoewel hij er wel voor gezorgd heeft dat zijn vrouw bijna geheel hersteld is) en dat hij door middel van het schrijven van kinderboeken zich weer terug kon trekken in een wereld waarin alles wel duidelijk voor hem was. Opvallend is ook dat zijn grootste successen, zoals De GVR, Mathilda en De Heksen geschreven zijn in een periode in zijn leven met een nieuwe vrouw (Felicity) waarmee hij een stuk gelukkiger en stabieler lijkt te zijn dan met Patricia. Zijn gevoel wordt dus weerspiegeld door zijn verhalen. Overigens zijn in zijn boeken ook indirecte verwijzingen te vinden van zijn falen als vader en van het missen van zijn eigen vader, zoals ook Treglown uitlicht:
Even the noctural poaching had been one of his real hobbies. But when the book [Daantje, de Wereldkampioen, MW] was written, in the early 1970s, the sport had develloped an additional symbolic meaning for him, signalled by a warning which Danny [Daantje, MW] gives to his readers: ‘You will learn as you get older, just as I learned that autumn, that no father is perfect. Grown-ups are complicated creatures, full of quirks and secrets…that would probably make you gasp if you knew about them.’ Such quirks, we are to understand, must be forgiven in both parents, and children. They are part of not being ‘stodgy’. For as the book’s last page insists, ‘What a child wants and deserves is a parent who is SPARKY’.23
Met deze woorden weet Dahl wel precies aan te geven wat er in de innerlijke wereld van het kind omgaat. Zowel Winnicott als Klein geven te kennen dat de belevingswereld van het kind eigenlijk uit twee verschillende werelden bestaat: de innerlijke- en buitenwereld. Het belang van opvoeding en ouders daarbij is beide werelden gelijk te trekken aan elkaar zonder daarbij één daarvan te forceren. Een verhalende structuur helpt hierbij en daarmee leent jeugdliteratuur zich perfect om dit te kunnen bewerkstelligen. Voor een jong kind bestaat het leven uit verschillende intense gebeurtenissen waar betekenis aan gegeven moet worden in de innerlijke wereld.24 Dahl heeft dit als geen ander begrepen en reikt kinderen een middel aan om dit op een leuke manier te doen. Het goede moet van het kwade onderscheiden worden, een proces dat het kind in principe alleen moet doen, waardoor er een gevoel van eenzaamheid kan ontstaan.25 Hulp van ouders en andere middelen als bijvoorbeeld jeugdliteratuur kunnen dit gevoel verzachten en zo niet helemaal wegnemen. 23
Treglown (1994), p. 191.
24
Winnicott (1964), p. 70.
25
Klein (1961), p. 85. Klein spreekt hierover vooral in de context van hele kleine kinderen, wanneer er een
proces van ‘primal splitting’ plaatsvindt: Klein (1961), p. 249-250.
12
Nu hopelijk wat duidelijker is hoe trauma in het leven van Dahl werkt en hoe hij deze traumatische ervaringen omzet in creativiteit, wordt het tijd om te kijken naar waarom kinderen zijn boeken zo geweldig vinden, maar opvoeders niet. Hoe komt het dat Dahl de behoeftes van het jonge kind zo goed kan aanvoelen en hoe komt het dat opvoeders zijn manier van aanpak niet kunnen waarderen? Dit lijkt een voor de hand liggend antwoord te hebben (kinderen houden van zijn boeken omdat ze vol magie zitten en hij als verteller de zijde van het kind trekt en opvoeders baren zich zorgen over deze rebelse houding die kinderen weer over kunnen nemen), maar is het ook werkelijk zo simpel?
13
Hoofdstuk 2: Dahl als auteur van uitersten Zoals in de inleiding geschetst, heerste er een heftig debat rondom het werk van Dahl. Meerdere keren wilden uitgevers zijn kinderboeken niet publiceren, uit angst dat het niet gewaardeerd zou worden door het publiek. Met publiek bedoel ik hier de opvoeders, want kinderen smulden van zijn werk, vooral na Sjakie en de Chocoladefabriek. Ouders voelden echter aan dat er iets in zijn werk zit dat niet helemaal geschikt is voor jonge lezers. Verschillende ouders gaven aan dat hun kinderen of kind na het lezen van een boek van Dahl niet meer voor rede vatbaar waren, zwaar opstandig werden en niet meer naar hun ouders luisterden. In Sjakie was het vooral de verheerlijking van snoep waar vele opvoeders een probleem mee hadden; Dahl doet het overkomen alsof snoep een oplossing voor elk probleem in de wereld kan bieden. Voor hemzelf was dit op bepaalde momenten ook zo en het gevoel wat hij kreeg als hij Cadburry chocoladerepen mocht testen of wanneer hij met vrienden snoep in de snoepwinkel ging kopen (gerund door een enge heks, in zijn ogen althans), wil hij overdragen aan zijn lezerspubliek. Voor die bepaalde momenten in zijn leven leek het ook daadwerkelijk alsof snoep zijn problemen konden oplossen, al was het maar tijdelijk. Bovendien is snoep een onderwerp bij uitstek om je fantasie op los te laten. Ook kinderen ervaren snoep vaak als iets magisch. Een ander punt waar veel opvoeders over struikelden is zijn zogenaamde racistische en antifeministische houding.26 Vooral zijn verzonnen karakters Oempa-Loempa’s riepen nogal wat vragen en discussies op. Een van deze discussies is publiekelijk uitgevochten in het jeugdliteratuurtijdschrift The Horn Book. Treglown beschrijft deze episode uitgebreid in zijn biografie en dan vooral de kritiek die Dahl ontving van Eleanor Cameron:
(…) Meanwhile, he had made some revisions to Charlie and the Chocolate Factory. Although the early critical response to the book had been favourable, some readers had come to object to the book on a variety of grounds. The most glaring was the characterization of the OompaLoompa’s. But this was of a piece with the story’s outlook on other human relationships: in particular, Mr Wonka’s ready disposal of people he dislikes and his high-handed way with objectors. In 1972 a wide-ranging attack on the book was published by Eleanor Cameron, a leading American writer of children’s fiction.27
Een ander groot punt van kritiek dat zij had, was op Joris Teevee, het jongetje uit Sjakie dat alleen maar geïnteresseerd is in tv. In het boek maakt Dahl duidelijk wat zijn houding 26
Treglown (1994), p. 35, 226.
27
Ibid, p. 186-187.
14
tegenover tv is (hij vindt het geestdodend en vindt dat het kinderen niet langer aanzet tot het gebruiken van hun fantasie en creativiteit en bovendien een goedkoop middel om kinderen te vermaken zodat opvoeders dit niet meer zelf hoeven te doen) via de zangkunsten van de Oempa-Loempa’s (rijm hier niet in zijn geheel geplaatst):
De beste raad die ik kan geven Om een kind te leren leven, Is: zeg ALTIJD, ALTIJD nee! Als hij wil kijken naar de tv. (…) HUN HERSENS ROTTEN IN HUN HOOFD! VERBEELDINGSKRACHT WORDT UITGEDOOFD! ZINTUIGEN WORDEN AFGESTOMPT! WAT DOOR AL DAT STAREN KOMT. DE KINDEREN WORDEN BLIND EN DOM! HUN HERSENS TREKKEN LANGZAAM KROM, TOTDAT ZE NIETS MEER KUNNEN SNAPPEN, GEEN GOED VERHAAL, GEEN LEUKE GRAPPEN! ZE DENKEN NIET MEER – ZE KIJKEN MAAR, ALLE PROGRAMMA’S NA ELKAAR! (…) Bedenk eens wat fijn, dan gaan ze weer lezen Over heksen en helden, boeven en wezen!28
Cameron claimt echter dat dit boek precies hetzelfde doet: dat de plezieren die het boek biedt, vergelijkbaar zijn met die van een spelletjesshow of chocolade: meteen plezier, maar tijdelijk en dan vooral erg geestdodend. Verder vindt ze de armoede waarin Sjakie en zijn familie leven erg onecht en oppervlakkig en noemt ze Wonka ‘the perfect type of TV showman with his gags and screechings. The exclamation mark is the extent of his individuality.’29 Kortom, het boek was in haar ogen goedkoop, smakeloos, lelijk, sadistisch en daarom vooral schadelijk voor kinderen om te lezen. Zoals in het artikel te lezen valt, geeft Dahl hier een nogal persoonlijke en geïrriteerde reactie op, waarbij hij vooral Cameron persoonlijk aanvalt. Het boek werd ondanks deze discussie niet minder geliefd onder Dahl’s aanhangers, maar voor de uitgevers was duidelijk dat de Oempa-Loempa’s inderdaad moesten veranderen, en wel in kleine dwergjes met oranje huid en groen haar zodat ze aan geen enkele etnische minderheid meer zouden refereren.
28
Dahl. Sjakie en de Chocoladefabriek, p. 158-160.
29
Cameron, Eleanor. E.a. ‘McLuhan, Youth, and Literature’. The Horn Book Magazine, oktober 1972 – oktober
1973.
15
Een ander boek dat Dahl moest aanpassen onder druk van de uitgevers was De Griezels. Kritiek op dit verhaal was de respectloze manier van omgang tussen meneer en mevrouw Griezel en de totaal niet diervriendelijke manier van behandelen van de dieren in hun tuin en dan met name de apen die op circusachtige wijze getraind werden, Dahl heeft uiteindelijk een aantal passages geschrapt (waaronder een passage waarbij het bellen blazen met de neus centraal stond). In het volgende hoofdstuk zal ik dit boek en zojuist besproken Sjakie en de Chocoladefabriek behandelen om het bovenstaande duidelijker te maken. Opvoeders vinden zijn manier van schrijven dus te rebels, oppervlakkig en sarcastisch. Toch zijn er ook een hoop opvoeders (vooral leraren) die hun leerlingen met grote goedkeuring zijn boeken laten lezen.30 Dit gebeurt vooral omdat kinderen gewoonweg genieten van zijn fantasievolle verhalen en misschien ook wel zijn rebelse en sarcastische manier van schrijven. Kinderen kunnen zich identificeren met de personages in zijn boeken en kunnen zich daarom ook vasthouden aan de boodschap die Dahl dikwijls door laat schemeren dat alles uiteindelijk wel op zijn pootjes terecht komt en dat het niet uitmaakt wie je bent of wat je doet, zolang er maar iemand van je houdt. In mijn ogen is het de combinatie van moraal, opstandigheid en aparte (fantastische; fantasievolle) verhalen die kinderen aanspreekt. Bovendien betuttelt hij kinderen niet. Hiermee bedoel ik dat hij niet anders of minder ingewikkeld schrijft voor kinderen; zijn verhalen voor volwassenen zijn in dezelfde stijl en met hetzelfde taalgebruik geschreven. Hoewel hij niet vergeet dat hij voor kinderen schrijft, behandelt hij ze wel als gelijk aan volwassenen. Dit is dan ook waarschijnlijk de reden dat volwassenen zijn kinderboeken ook nog leuk vinden om te lezen. Hetgeen waar ik me echter over verbaas wanneer ik weer kijk naar de kritieken op zijn werk, is dat het eigenlijk puur kritieken zijn op de inhoud van zijn boek. Wat ik me namelijk wel voor zou kunnen stellen is dat er kritieken zouden komen over de impliciete inhoud van zijn kinderboeken. Laten we bijvoorbeeld terug gaan naar het vorige hoofdstuk waarin ik het heb gehad over het verwerken van trauma’s in zijn jeugdverhalen (en natuurlijk heeft hij dit ook gedaan in zijn verhalen en boeken voor volwassenen). Hij heeft duidelijk geen makkelijke jeugd gehad, gezien het verlies van zijn vader en zijn heftige herinneringen aan zijn schooltijd. Kinderboeken zijn bedoeld om ten eerste het kind te vermaken, maar in de tweede plaats om kinderen een fantasie wereld te bieden, welke stukje bij beetje overeenkomt met de echte wereld en zo het kind op een subtiele wijze te helpen met opgroeien. Is het daarom niet op een bepaalde manier vreemd dat iemand die grote moeite had met opgroeien 30
Ibid.
16
en daarover zijn trauma’s verwerkt in verhalen voor kinderen om ze te helpen met opgroeien? Is dit te zien als een waarschuwing voor kinderen hoe het niet moet of juist om te laten zien hoe het eigenlijk wel moet? Niemand heeft vraagtekens gezet bij het feit dat hij kinderen door middel van zijn kinderboeken kennis laat maken met zijn eigen ideaalwereld, een wereld die gekleurd is door trauma’s uit het verleden.
On the whole, it would seem that in the case of the average writer if novels for older youth there had been a failure not only of the ear (listening to others and to his own deepest self) but of perception as well. Such perception involves two kinds of seeing the physical act of seeing, doing justice to the visible universe, and the kind of spiritual seeing that leads the writer into every vista of his fictional conception in order to comprehend creatively all of its possibilities. (…) Lack of aesthetic distance results in emotional imbalance, exaggeration, a distorted view disclosing little buts some current preoccupation, and that superficially.31
Uit bovenstaand citaat valt op te maken dat Dahl als een auteur te zien is die geen afstand meer kan nemen van zijn werk en ervaringen en hierdoor als het ware bijna ‘vergeet’ dat hij voor kinderen schrijft. Er kan hierdoor voor het kind geen identificatie met de echte wereld meer plaatsvinden omdat de auteur deze ook niet langer meer beschrijft. Hoewel het in mijn ogen aannemelijker zou zijn voor opvoeders zich hier zorgen over te maken, maken zij zich in plaats daarvan druk over details die juist wel refereren aan de realiteit, zoals de OempaLoempa’s. Misschien zijn het uiteindelijk niet de kinderen die in opstand komen tegen hun ouders, maar de ouders die in opstand komen tegen de kinderen, door iets te bekritiseren wat zij niet begrijpen. Wat is het dan precies dat kinderen uit zijn boeken kunnen halen? Volgens Royer32 zijn er een aantal elementen die kinderen vooral aanspreken. Als eerste is het een speciaal soort humor (‘gut-punching and slapstick sense of humour’); ten tweede is het een gevoel van rebellie dat kinderen jegens ouders voelen, omdat deze hen in een bepaald ‘keurslijf’ willen steken. Dit wordt gereflecteerd in de overduidelijke negatieve benadering van ouders in de boeken van Dahl. Een ander punt dat ook voor veel kinderen als positief telt, is de verhouding goed-kwaad, waarbij het goede triomfeert over het kwade, hierbij telt fysieke straf als een herkenbaar middel. Dit zorgt voor de meeste kritieken op zijn werk, omdat de echte wereld niet zo zwart-wit is als hij het doet overkomen; het goede overwint lang niet altijd. Het meest herkenbaar noemt Royer echter de mate tot identificatie:
31
Ibid.
32
Royer (1998).
17
Another positive feature of Dahl’s works is that they encourage Young people through positive presentations of their peers at a time when many are struggling with low self-esteem and looking to peers for their identity. (…) Dahl also offers the encouragement that these young heroes and heroines – independent and resourceful though they may be – are able to find comfort and support from older allies.33
Dit aspect zorgt er echter wel voor dat volwassenen niet als gelijken gezien worden, sterker nog, ze worden meer dan eens als de slechteriken neergezet en creëren een gevoel van onbetrouwbaarheid voor het kind. Toch is dit een gevoel dat al enigszins heerst en daarmee kan een jonge lezer zich zo goed vinden in de personages in Dahl’s boeken. Dat Dahl zich niet veel aantrekt van eventuele beledigingen jegens bepaalde groepen die hij zou maken, is voor vele opvoeders storend, maar deze controversie leidt direct tot populariteit. Hij geeft daarbij niet veel om ethiek, maar meer om het vermaken van zijn lezers.
Ideologie Het beeld dat ik zojuist geschetst heb, laat zien dat er een publiek is dat dol is op de boeken van Dahl, maar ook dat er een publiek vol met tegenstanders van zijn werk te vinden is. Hoewel de tegenstanders vooral vertegenwoordigd worden door opvoeders, zijn er ook een aantal volwassen critici te vinden die zijn werk wel kunnen waarderen en het juist aanbevelen.
And yet the essence of Dahl is his willingness to let children triumph over adults. He is a modern writer of fairy tales, who intuitively understands the sort of argument that Bruno Bettelheim made in his 1976 book, “The Uses of Enchantment.” Children need the dark materials of fairy tales because they need to make sense—in a symbolic, displaced way—of their own feelings of anger, resentment, and powerlessness.34
De meeste verhalen van Dahl bestaan uit complexe narratieven over het laten uitkomen van dromen en zo leren ze de jonge lezer iets over de strijd die ze moeten leveren in hun leven om de dingen te bereiken die ze graag willen. De meest bekende karakters uit zijn kinderboeken (bijvoorbeeld Sjakie en Mathilda) zijn verlegen karakters die uiteindelijk toch goed terecht komen. Talbot laat in het volgende citaat zien (dat ik hier in zijn geheel wil plaatsen, vooral omdat het woorden van Dahl zelf zijn die zij gebruikt in haar argumentatie) dat Dahl zijn jonge lezers laat begrijpen dat de straffen die de karakters in zijn boeken krijgen een metafoor zijn voor de ‘powerlessness of being a child’, voor wie hij partij trekt. Voor volwassenen lezer
33
Ibid.
34
Talbot (2005).
18
wordt op deze manier duidelijk dat het kind veelal gescheiden is van zijzelf (duidt vaak op een generatieconflict)35:
There is no evidence that Dahl ever read Bettelheim, and none that he was the sort of man who would have gone in for psychoanalysis. But there is evidence that he thought about childhood in a way that placed struggle and conflict at the center of things, much as psychoanalysis does. “I have very strong and almost profound views on how a child has to fight its way through life and grow up to the age of, let’s say, twelve,” Dahl told a BBC interviewer in 1988. “All their lives they’re being disciplined. When you’re born or when you’re one or two or three, you’re an uncivilized creature. And from that age, right up to twelve or fifteen, if you are going to become civilized and become a member of the community, you’re going to have to be disciplined. Severely. Stop eating with your fingers and spitting on the floor and swearing and anything else you want to mention. And who does this disciplining? It is two people. It’s the parents. . . . Although the child loves her mother and father, they are subconsciously the enemy. There’s a fine line, I think, between loving your parents deeply and resenting them.” (…)Dahl’s purse-lipped critics fail to recognize that his stories don’t merely indulge a child’s fantasies—they replenish them.36
Zoals Talbot aangeeft, zal Dahl zich waarschijnlijk niet al te veel in psychoanalyse verdiept hebben, maar toch voelt hij op natuurlijke wijze aan dat het kind tussen verschillende werelden – ‘inner’ en ‘outer’ – verkeert, zoals Winnicott en Klein beweren (zie hoofdstuk 1). Juist voor iemand die opgegroeid is zonder vader, moet het belang van beide ouders overduidelijk zijn en dat is iets wat hij in zijn boeken probeert over te brengen. Tegenhangers van zijn werk, spreken hier echter met geen woord over. Zij struikelen vooral over een ideologie die in zijn werk naar voren komt. Birketveit schrijft over deze ideologie in haar artikel dat elke literaire tekst een ideologische positie presenteert en dat er geen enkele literaire tekst bestaat zonder ideologie, waarbij de ideologie zichzelf op drie verschillende manieren kan presenteren: expliciete zelfinterpretatie (sociale, politieke en morele standpunten komen expliciet naar voren in de tekst); impliciete zelfinterpretatie (passieve presentatie van ideologie door de auteur); ideologie is inherent aan de taal.37 Het lijkt er op dat opvoeders vooral problemen hebben met de ideologie en opvattingen van de auteur en dan vooral omdat deze op impliciete wijze in de teksten verwerkt zijn en zo onbewust aan de jonge lezer opgedragen worden. Juist omdat lezers zich in de verhalen van Dahl zo goed kunnen identificeren met de personages, waarbij de personages vertegenwoordigers zijn van de ideologie van een auteur, worden opvattingen van de schrijver op een gemakkelijke wijze overgedragen aan de lezers. Een jonge lezer kan op deze wijze makkelijke gemanipuleerd 35
Ibid.
36
Ibid.
37
Birketveit, Anna. Selfinterpretation and ideology in children’s literature. Bergen: Bergen University College,
2006. p. 2.
19
worden. Dahl weet de aandacht van zijn publiek in eerste instantie te trekken door ze als het ware te verleiden (met snoep en magische gebeurtenissen) en brengt daarna langzaam zijn eigen standpunten in het verhaal. Vele hoofdpersonages in Dahl’s kinderboeken kampen met dezelfde vragen als zijn lezers doen en daarom is het voor dit publiek zo makkelijk om zich te identificeren met deze personages. Opvoeders maken zich daaruit zorgen om wat een personage hun kinderen daarna probeert over te brengen. De Heksen is één van de boeken waar Dahl het meeste commentaar op gehad heeft; hij werd vooral beschuldigd van misogynie:
The manipulation of the reader is strong, and there is no interrogative position created for the reader where he can think for him or herself. Dahl exploits to the full the old connection between witches and women, and thereby he confirms sexist stereotyped view of women contributing to society’s implicit selfinterpretation of women as such. One has to look long and hard for positive ideological messages. 38 Dat opvoeders zich zorgen maken, is volgens deze insteek niet geheel ongegrond. Er is echter nooit onderzoek gedaan naar wat deze gegevens werkelijk voor invloed hebben op een jong lezerspubliek. Het is bijna moeilijk voor te stellen dat een kind dat veel boeken leest van Dahl opgroeit als een vrouwenhater en seksistisch persoon, en dat alleen maar door de boeken van deze specifieke auteur. Bovendien ben ik van mening dat waar men bang voor is, ook uitkomt, alleen maar door daar op gefocust te zijn; in andere woorden, wanneer opvoeders bang zijn dat hun kinderen beïnvloed zullen worden door de ideologie van een auteur, dan gebeurt dit uiteindelijk ook, omdat de opvoeders onbewust signalen uitstralen naar hun kind en deze dit ook op zal pakken. Misschien zijn het juist de opvoeders waar critici zich zorgen om moeten maken, in plaats van Dahl.
In het volgende hoofdstuk zal ik wat meer ingaan op wat specifieke elementen zijn die kinderen leuk vinden, en opvoeders juist niet. Dit zal ik doen aan de hand van twee boeken waarbij ik ook trauma en creativiteit zal betrekken.
38
Ibid, p. 12.
20
Hoofdstuk 3: Casestudies: Sjakie en de Chocoladefabriek en De Griezels Zoals inmiddels duidelijk geworden is, wordt Sjakie en de Chocoladefabriek gezien als een schadelijk boek voor kinderen door volwassenen. De verheerlijking van snoep wordt vooral gezien als het opstandig maken van jeugdige lezers. Toch komt deze vergaande fantasie uit een begrijpbaar element uit Dahl’s jeugd wat door niemand als schadelijk beschouwd zal worden. In Boy beschrijft hij zijn liefde voor chocolade en hoe hij dit later verwerkt heeft:
(…) Voor mij was het belangrijkste van dit alles dat ik begon te beseffen dat de grote chocoladefabrieken speciale uitvindkamers hadden, waar serieus gewerkt werd aan nieuwe ontdekkingen. Ik stelde me een lange witte kamer voor, zoals een laboratorium, waarin potten vol chocolade en borstplaat en allerlei andere heerlijke vullingen stonden te pruttelen op fornuizen, terwijl mannen en vrouwen in witte jassen tussen de pruttelende potten doorliepen om te proeven en te mixen en heerlijke nieuwe ontdekkingen te doen. (…) Het was heerlijk om zulke dromen te hebben. Ik twijfel er niet aan dat toen ik vijfendertig jaar later op zoek was naar een verhaal voor mijn tweede kinderboek, ik mij die doosjes herinnerde met die nieuw uitgevonden chocola erin en een boek begon te schrijven dat ‘Sjakie en de Chocoladefabriek’ heette.39
Dahl houdt een fascinatie voor snoep, maar ook een bepaalde mate van angst, zoals hij in Boy beschrijft bij het ‘snoepwinkelfragment’ waarin hij en vrienden de eigenaresse van de winkel te pakken nemen met een dode muis40. In ditzelfde boek spreekt hij van snoep als compensatie voor de wreedheden op het hardhandige gedrag van leraren en oudere jongens op Repton. In Mijn Jaar heeft Dahl het over zijn passie voor Cadbury’s chocolade, waarvan hij de zilveren beschermlaag zorgvuldig op zijn bureau bewaarde41. Deze fascinatie is wat hem bracht tot het schrijven van dit bijzonder geliefde kinderboek. Sjakie houdt er eenzelfde liefkozende manier van chocolade op na; hij bewaart een stuk chocolade wel een maand lang en neemt er elke keer maar een heel klein stukje van. In My Uncle Oswald42 speelt chocolade wederom een belangrijke rol; deze keer is het een lekkernij waarin een lustopwekkend middel in gestopt is om zo mannelijke slachtoffers op een makkelijke wijze te kunnen verleiden. De uitvindkamer die hij in het bovenstaande citaat beschrijft, komt letterlijk terug in Sjakie43.
39
Dahl. Boy. p. 161-162.
40
Ibid, p. 41.
41
Dahl. Roald Dahl’s Schatkamer. p. 243.
42
Dahl, Roald. My Uncle Oswald. Londen: Michael Joseph Ltd., 1979.
43
Dahl. Sjakie en de Chocoladefabriek p. 101-105.
21
Chocolade is een etenswaar dat vaak een positieve associatie oproept, in bijvoorbeeld de Harry Potter-reeks komt chocolade voor als een medicijn tegen dementors. Ook Dahl ziet chocolade als een positief middel. Het effect van chocolade op de hersenen is zeer minimaal door aanwezige stoffen als dopamine, serotine, endorfine en cafeine, welke in een dusdanige kleine hoeveelheid aanwezig zijn dat het effect te verwaarlozen is. Ook anandamide is een stof die aanwezig is in chocolade, een stof die verwant is aan THC (werkzaam component van cannabis) en daarom is lang gedacht dat chocolade verslavend zou zijn.44 Iemand zou echter zo veel chocolade moeten nuttigen om ook maar een beetje verslaafd te raken, dat dit nooit voorkomt. Dahl’s passie voor chocolade kan teruggevoerd worden op deze bestandsdelen. Onder deze stoffen bevindt zich ook een stof welke verantwoordelijk is voor een verliefd en zelfs euforisch gevoel. Het is dus als het ware een substituut, een middel om een gemis te vervangen. Chocolade verving zijn gemis aan liefde van zijn vader. Daarbij komt dat de cacaoboon, waaruit chocolade vervaardigd wordt, voornamelijk afkomstig is uit West-Afrika. Afrika is een continent waar Dahl van jongs af aan al een grote passie voor gehad heeft. Het eten van chocolade bracht hem op een onbewust niveau dichter bij de landen van zijn dromen. Het is daarbij niet voor niets dat de Oempa-Loempa’s afkomstig zijn uit een dergelijke omgeving en dat zij cacaobonen eten. Overigens is het in het licht van kritiek op de OempaLoempa’s op dit punt niet onbelangrijk om te kijken naar de geschiedenis van chocolade; vooral in West-Afrika komt vandaag de dag nog steeds slavenarbeid voor. Voor de kleinere boeren is het noodzakelijk hiervan gebruik te maken omdat zij anders niet kunnen concurreren met grote organisaties. Ook hierdoor worden de Oempa-Loempa’s als slaven beschouwd; niet alleen hebben zij onbewust te maken met de slavenarbeid, maar produceren zij ook zelf chocolade: een expliciete rol als slaven. Tot slot is er het verband met vruchtbaarheid. De Azteken verbonden het drinken van cacao met de godin van de vruchtbaarheid (Xochiquetzal)45. Dahl, die zelf nooit een compleet gezinsleven heeft ervaren (ook gezien zijn nare herinneringen aan zijn schooltijd), heeft waarschijnlijk altijd een drang gehad naar het stichten van een (functioneel) compleet gezin. Vruchtbaarheid is hierbij een vereiste en het eten van chocolade draagt hieraan onbewust bij. Terugkerend naar het laatste citaat waarin Dahl Willie Wonka in al zijn passie en enthousiasme voor de bijzondere uitvindkamer beschrijft, zijn er een aantal herkenbare trekjes van Dahl in Willy Wonka terug te vinden, zo zegt Treglown: 44
Michener. W. P. Rozin. ‘Pharmacological versus sensory factors in the satiation of chocolate craving’.
Physiology & Behavior. Deel 56, 1994. p. 419–422. 45
Ibid.
22
(…) Towering half a foot over most people he met, with his shambling gait, keen eyes and scratchy, smoker’s voice, he was a performer. Although he said he hated Hollywood, he behaved like an actor, a ring-master, a spell-binder: Mr. Willy Wonka in Charlie and the Chocolate Factory. (…) Mr. Willy Wonka knows what is good for people, and forces it on them whether they want it or not. (…) This was very like Dahl’s own approach to family disagreements. 46
Dahl heeft zijn eigen karaktertrekken uitgelicht en overdreven om dit personage voor de lezers zo aantrekkelijk mogelijk te maken, maar ook herkenbaar te houden door Wonka aan zichzelf te blijven spiegelen. Een aspect als het compleet negeren van kritisch commentaar, zoals Wonka bij Joris Teevee doet, is in Sjakie grappig, maar zoals Treglown toelicht, deed hij dit ook in het dagelijks leven bij de mensen die dicht bij hem stonden. Wonka is de persoon die hij in het dagelijks leven was, maar dan in meervoud (nóg extravaganter, nóg eigenwijzer, nóg hyperactiever, enz.). Dahl kon zich in het karakter van Wonka helemaal laten gaan zonder zich te bekommeren om de consequenties voor zijn eigen persoon. Het lijkt bijna op een compensatiedrang (ook wanneer gekeken wordt naar de samenhang met het vele gebruik van chocolade); het gedrag wat hij in het dagelijks leven niet ten volle kon uiten, kan hij wel naar voren laten komen in zijn boek. Bovendien is Wonka een personage waar Dahl naar opkijkt, met vaderlijke elementen (op zoek naar een erfgenaam; zich ontfermen over een kind; kinderen plezier schenken) en met eigenschappen waar hij waardering voor heeft: eerlijkheid (tot op het botte af), sarcastische humor, enthousiasme en passie. Allemaal eigenschappen die hij zelf ook bezat en kon waarderen (aan zelfvertrouwen ontbrak het hem in ieder geval niet). Bovenal waren het eigenschappen waarvan hij in de veronderstelling was dat zijn lezers, en ook zijn eigen kinderen, konden waarderen. Ook vraag ik me af of Wonka niet een karakter was, puur overdreven om de draak te steken met critici. Echter was dit boek het eerste boek wat een dergelijke grootschalige kritiek ontving. In het vorige hoofdstukken heb ik besproken hoe het omzetten van trauma’s naar creativiteit in het werk van Dahl terug te zien is. Door middel van het kijken naar Sjakie wil ik deze aspecten nog eenmaal onderstrepen. In Sjakie begint Dahl met een literaire handeling die veel kinderen aanspreekt, namelijk het letterlijk voorstellen van de personages in het boek. Meteen wordt de toon gezet door aan te geven dat Caspar Slok, Veruca Peper, Violet Beauderest en Joris Teevee kinderen met nare eigenschappen zijn, terwijl Sjakie Stevens letterlijk als held benoemd wordt. Er vindt op deze manier meteen een identificatie plaats
46
Treglown (1994), p. 7/p. 143.
23
tussen de lezer en Sjakie doordat hij zich aan de lezer voorstelt en zelfs vraagt hoe het gaat (p. 11). Dahl schept op deze manier een vertrouwensband tussen Sjakie en de lezer door een veronderstelling te maken en de lezer zelf te laten zien dat hij gelijk heeft (door familieleden na te tellen en te kijken of het inderdaad klopt dat het er zes zijn). Bovendien kiest Dahl gedurende het verhaal veelvuldig de zijde van het kind en dus tegen ouders en opvoeders. Deze krijgen namelijk de schuld van het verpesten van hun eigen kinderen, die in het eind allemaal afgestraft worden. De goede opvoeding van Sjakie wordt daarbij extra benadrukt. Dahl geeft zijn lezers niet alleen een leuk verhaal, maar ook impliciete boodschappen; fantasie als genezende factor (verhalen van opa van Sjakie laat iedereen weer opleven); gulzigheid wordt afgestraft; intelligentie en goed gedrag brengt je ver in deze wereld en tot slot dat televisie geestdodend is. Dat laatste punt heb ik besproken in het hoofdstuk over het commentaar van opvoeders over Dahl. Een andere literaire truc die hij toepast, is het creëren van een spanningsboog door continu aan te geven dat Sjakie heel graag de chocoladefabriek in zou willen en dat zijn hele familie in armoede leeft en dat dus het winnen van de Gouden Wikkel iedereen zou helpen. Terwijl dit gegeven bij de lezer blijft hangen, vinden eerst vier andere kinderen de Wikkel en wordt de spanning opgevoerd. Naast deze twee elementen maakt Dahl veelvuldig gebruik van humor om de aandacht van zijn jonge lezers te houden; zo zijn de namen van de personages (zowel in het Engels als in het Nederlands) lichte verwijzingen naar de karakters van de kinderen, maar ook namen van concurrerende chocoladefabrikanten als Piepelmans, Steekneus en Wardeloos (p. 24) geven een impliciete weergave van figuren en hun functies. Ook de Oempa-Loempa’s zorgen voor veel hilariteit in het verhaal met hun sarcastische verzen en hoewel opvoeders sterk tegen het voorkomen van deze kleine wezentjes zijn, zullen kinderen er geen kwaad achter zoeken en puur vermaakt worden door de meeslepende teksten. Overigens doet de behuizing van de Oempa-Loempa’s (boomhutten, omdat er op de grond van de jungle te veel gevaar is) sterk denken aan de behuizing van de Minpins in het gelijknamig verhaal47. Het hoog zitten en vliegen om buiten het bereik van gevaar te zijn, komt aan het einde van Sjakie terug wanneer ze in de lift zitten. De lift is niet alleen een handig transportmiddel, maar biedt een weg naar vrijheid (vooral voor Willie Wonka zelf, die nooit eerder zo opgewonden is geweest, p. 164). Ook in De Heksen zorgt het omhoog klimmen in een boom ervoor dat de hoofdpersoon niet in handen van een heks valt en het
47
Dahl, Roald. ‘De Minpins’ in Roald Dahl’s Schatkamer. Baarn: Uitgeverij de Fontein, 1997. p. 168-197.
24
door de lucht slingeren wanneer hij een muis is voor een mate van vrijheid48. Dit terugkerend element in het werk van Dahl is terug te voeren op zijn ervaringen in de RAF. Niet alleen deze ervaringen zorgen ervoor dat hij veel gebruik maakt van hoogte en lucht in zijn verhalen. Lucht staat (zoals hierboven beschreven) onder andere voor vrijheid, maar ook zorgt hoogte voor een bepaalde mate van overzicht; het kunnen overzien van bepaalde situaties en afstand kunnen nemen van bepaalde gebeurtenissen. De reis in de lift van het oude huis van Sjakie naar de chocoladefabriek van Wonka is een symbolische reis naar een nieuw leven en de hoogte en daarbij ook het naar beneden kunnen kijken, onderstreept deze overgang. Naast overzicht zorgt hoogte ook voor een bepaald gevoel van dominantie; het neerkijken op iets. Op het moment dat Wonka de knop in de lift indrukt die ervoor zorgt dat de lift door het dak schiet, zegt hij dat hij zich al die tijd heeft moeten beheersen om die knop in te drukken.49 Dit geeft aan dat hij zich verheugt op het dominant zijn (hier in ultieme vorm). Voor Dahl is dit een verlangen, een droom die hij als Wonka uit kan laten komen. Een andere betekenis van het gebruik van lucht en hoogte is dan ook verlangen; het zicht van de horizon geeft een toekomstige betekenis, een uitkijken naar iets. Het verlangen is in Dahl’s geval een verlangen naar een vader. Voor iedere lezer valt dit verlangen op een andere manier te interpreteren, maar iedereen heeft wel een verlangen en daarom spreken situaties die zich afspelen in de lucht of op hoogte tot de verbeelding.
De Griezels In De Griezels maakt Dahl van dezelfde soort literaire strategieën gebruik als eerder besproken; weer stelt hij de hoofdpersonages voor aan de lezer. Meteen probeert hij een afkeer te creëren bij de lezer door te benadrukken hoe vies en griezelig meneer en mevrouw Griezel wel niet zijn. Wederom spreekt Dahl zijn publiek letterlijk aan (‘neuzen dicht, dames en heren’ en ‘heb je ooit…’ p. 10). De voornaamste reden waarom ik dit boek uitgekozen heb om intensiever te bestuderen is dat er veel te doen is om de miserabele behandeling van dieren door meneer en mevrouw Griezel. De apen worden continu bedreigd met stokslagen als ze niet ondersteboven gaan staan zoals meneer Griezel graag wil. Hoewel er dus geen sprake is van expliciete lichamelijke mishandeling van welk personage in het verhaal dan ook, is er wel steeds die dreiging aanwezig. Een dreiging die er in de jeugd van Dahl ook constant was, als we hem mogen geloven in zijn autobiografische werken. Zoals Treglown later aangetoond heeft, is deze dreiging in lichte mate overdreven, maar blijkbaar hebben de voorgedane 48
Dahl, Roald. De Heksen. Baarn: Uitgeverij de Fontein, 1983. 194 pp.
49
Dahl. Sjakie en de Chocoladefabriek. p. 163.
25
incidenten wel een onuitwisbare uitwerking op Dahl achtergelaten, daar ‘slaan’ en ‘misbruik’ in vele verhalen een grote rol innemen. Slaan staat ook voor onmacht, een gevoel dat Dahl veel gekend heeft in zijn leven, maar dat ook zijn jonge lezers goed begrijpen. Het is voornamelijk een gevoel van onbegrip waarbij slaan en mishandeling als noodmiddel gebruikt wordt. Echter schokkender in dit boek, is het veelvuldig gebruik van beledigende woorden als ‘ouwe heks’, ‘oud kreng’ en ‘stomme idioot’. Het is zijn manier om te laten zien hoe mensen met een slechte persoonlijkheid zich gedragen. Mishandeling is dus een uiting van frustratie die ontstaat wanneer iemand niet langer meer overwicht heeft. In het geval van meneer en mevrouw Griezel gaat het om een zeer diepgaande frustratie door gebrek aan liefde (wederom terug te voeren op het gebrek aan vaderlijke liefde van Dahl zelf). Er is echter meer aan de hand, zeker als we kijken naar het uiterlijk van de Griezels in combinatie met de frustratie; lelijkheid valt te begrijpen als het uitblijven van schoonheid, in deze zin valt lelijkheid te zien als een tegenhanger van schoonheid, waarbij schoonheid als het goede gezien wordt en lelijkheid als het kwade. Gedrag dat bij het kwade hoort, is uiteraard akelig gedrag: mishandeling en terroriserend gedrag. Overigens beschrijft Dahl hier niet per definitie lelijkheid aangezien dit begrip relatief is, maar beschrijft hij hoe kinderen volwassenen als monsters kunnen beschouwen. Overigens maakt hij in het begin al een opmerking die het einde van het verhaal doet vermoeden en verklaart waarom de Griezels zo griezelig zijn:
Als iemand lelijke gedachten heeft, ga je dat aan zijn gezicht zien. En wanneer iemand aldoor lelijke gedachten heeft, elke dag, elke week en elk jaar, dan wordt dat gezicht lelijker en lelijker tot het zo lelijk wordt, dat het niet meer om áán te zien is. Iemand die mooie gedachten heeft, kan nooit lelijk zijn. Al heb je een knobbelneus, een scheve mond, een onderkin en konijnentanden; als je mooie gedachten hebt, schijnen ze uit je gezicht als zonnestralen en zul je er altijd even mooi uitzien.50
Niet alleen gebruikt Dahl lelijke personages om op deze manier een mate van afschuw bij zijn jonge lezers te creëren, maar ook heeft dit een psychologische oorsprong. Bettelheim legt in zijn artikel over sprookjes uit dat er altijd een mate van angst heerst onder jonge kinderen jegens volwassenen, omdat volwassenen graag willen doen voorkomen dat alle mensen goed zijn. Kinderen weten echter instinctief dat dit niet altijd het geval is en maken hieruit op dat hun ouders liegen en daardoor automatisch slecht zijn: ouders worden in de ogen van het kind monsters.51 Slechtheid alom lijkt de boodschap te zijn. Het is een aspect wat de beschuldigingen van opvoeders aanneembaar maakt. Dahl zal zijn verhaal waarschijnlijk verdedigd hebben met het gegeven dat deze mensen uiteindelijk ook hun verdiende loon krijgen.
50
Dahl. De Griezels. p. 12. Bettelheim, Bruno. The Uses of Enchantment: The Meaning and Importance of Fairy Tales. Londen: Penguin Books, 1976. p. 7.
51
26
Dit onderschoven moraal maakt het een en ander goed voor opvoeders; voor kinderen maakt het niet uit, die smullen van de gruweldaden die deze twee griezels elkaar aandoen. Dahl’s persoonlijke aversie tegen behaarde en lelijke mensen past goed bij de instinctieve afkeer van deze personen van een kind. Dahl verbindt niet automatisch lelijke mensen aan een lelijk karakter, zoals hij in bovenstaand citaat uitlegt, zijn er ook lelijke mensen met een goedaardig karakter, maar zijn deze automatisch minder lelijk. Het neemt niet weg dat bepaalde passages verwijderd moesten worden uit de originele versie onder druk van uitgevers52. Dahl houdt van een fantasiewereld waarin dieren meer macht hebben en slimmer zijn dan mensen en dan met name volwassenen. Hierin is ook weer de voorkeur voor schoonheid (in dit geval voorkeur voor schoonheid van de natuur) terug te vinden die Dahl sinds jonge leeftijd al heeft. In zijn boeken zijn vele feitjes over dieren terug te vinden, zoals bijvoorbeeld de passage in De Heksen waarin hij verteld dat een muizenhart vijfhonderd slagen per minuut slaat of de intense studie naar fazanten in Daantje de Wereldkampioen. Ook in dit verhaal hebben dieren de meeste macht, hoewel zij aan het begin onder het bewind van de twee griezels staan. Het ironische aan dit verhaal is (overigens hetzelfde als bij Sjakie) dat de slechteriken ten onder gaan aan hetgeen dat ze de ‘minderwaardigen’ opdragen; in het geval van de Griezels is dat ondersteboven staan, zoals zij de apen dwongen te doen. Met hulp van de vogels en een speciale vogel uit Afrika, de Rolmopsvogel, zorgen ze ervoor dat ze niet langer onder hun strenge gezag hoeven te leven en dat de wereld uiteindelijk verlost is van dit vreselijke stel. Het gebruik van de Rolmopsvogel is te verklaren in Dahl’s voorliefde voor Afrika en andere exotische landen. Overigens, om misverstanden te voorkomen, is de Rolmopsvogel een fictief dier, welke in meerdere verhalen van Dahl voorkomt, maar dat aandoet als een vrij exotisch dier uit de jungle (aangezien hij ook moet overwinteren in een warm klimaat). In De Griezels hebben we wederom te maken met een autobiografisch aspect uit het leven van Dahl, net zoals in Sjakie. Het gaat hier om het hoog zitten en vliegen als metafoor voor vrijheid; de apen zitten in een kooi en hebben geen mogelijkheid om daar uit te komen. Meneer en mevrouw Griezel smeren de grote boom in de achtertuin vol met lijm om vogels voor hun vogelpastei te kunnen vangen. De hoogte is hierdoor niet meer automatisch veilig. Echter weet de Rolmopsvogel dit te doorbreken door de vogels te waarschuwen, doordat hij mobiel is, in tegenstelling tot de apen. Uiteindelijk is hij het ook die de apen uit de kooi kan bevrijden. Wanneer de apen later vrij zijn en de Griezels hun verdiende loon gegeven hebben, 52
Treglown (1994), p. 211.
27
bouwen ze een huis hoog in een boom, waar ze veilig zullen zitten. Als de winter komt, zal de Rolmopsvogel ze naar Afrika vliegen. Wederom vliegen als middel naar een veilig onderkomen en vrijheid. Tot slot is er nog een passage in De Griezels waarin meneer Griezel besluit mevrouw Griezel op te rekken om haar van zijn eigen verzonnen krimpziekte af te helpen. Zij wordt opgerekt met ballonnen, waarna hij besluit het touw om haar enkels door te snijden zodat zij de lucht invliegt met de ballonnen53. Voor hem is haar vlucht omhoog een moment van vrijheid, voor haar betekent het juist gevaar en met haar landing op de grond is het moment van vrijheid voor meneer Griezel weer over, maar bevindt zij zich wederom in een fase van veiligheid. Er wordt op deze manier een contrast zichtbaar; voor de Griezels is hoogte juist geen bevrijding of gevoel van veiligheid, voor de dieren is dit wel zo. Ook speelt Dahl in dit verhaal met hoogte wanneer de Griezels ondersteboven moeten gaan staan omdat ze denken dat boven eigenlijk beneden is. Hoogte wordt vanaf dit punt door de dieren als machtsmiddel gebruikt.
Door middel van deze twee tekstanalyses, hoop ik te laten zien op welke manier er elementen van het leven van Dahl in zijn verhalen terugkomen. Samenvattend zijn er een aantal elementen die in deze twee verhalen terugkomen (en overigens in meerdere boeken), zoals zijn liefde voor snoep, het exotische en zijn gevoel van vrijheid in de lucht (of tenminste lucht als metafoor voor vrijheid). Ook zijn er een aantal van zijn aversies te vinden, zoals bijvoorbeeld tegen televisie en behaarde mensen. Hij kiest partij tegen volwassenen en staat daarmee automatisch aan de kant van kinderen en dieren, die uiteraard de belangrijkste rol spelen in zijn boeken. Straf is een element dat vooral in deze twee verhalen de boventoon voert; in Sjakie zijn het de gulzige kinderen die afgestraft worden en in De Griezels zijn het de Griezels zelf die door hun afschuwelijke gedrag eindelijk ten onder gaan. Straf wordt door Dahl gebracht als een logische en vanzelfsprekende oorzaak-gevolg situatie, terwijl straf in zijn eigen jeugd alles behalve logisch en vanzelfsprekend was. Wellicht is dit zijn positieve draai aan een serie van traumatische ervaringen en daarmee een vertaling naar een jonger publiek, zonder daarbij de belangrijke boodschap uit het oog te verliezen.
53
Dahl. De Griezels. p. 29-37.
28
Conclusie: fantastisch gevaarlijk Schilderen, muziek maken, schrijven en tekenen; het zijn allemaal manieren om een trauma te verwerken en te vertellen aan een bepaald publiek. Het vertellen op zich zorgt ervoor dat traumatische gebeurtenissen een plaats in onze hersenen kunnen krijgen, maar ook dat het publiek dat een bepaald werk leest, hoort of ziet zich kan identificeren met de gebeurtenissen in het leven van een bepaald persoon. Mensen kunnen leren van elkaars trauma’s. In dit onderzoek heb ik geprobeerd te achterhalen waar de grens ligt tussen het leren van elkaars trauma’s en het beïnvloeden van elkaar door deze gebeurtenissen. Vooral een jong publiek is erg beïnvloedbaar en er ontstaan dan ook niet voor niets discussies rondom het verwerken van trauma’s in kinderliteratuur. Het is in een dergelijk kort onderzoek niet mogelijk om helemaal uit te zoeken in hoeverre het verwerken van trauma’s schadelijk is voor jonge lezers (hiervoor weet ik gewoonweg niet voldoende van kinderpsychologie af), maar wel heb ik geprobeerd te laten zien hoe trauma tot uiting komt in jeugdliteratuur aan de hand van het werk van Roald Dahl. Niet alleen heb ik hem gekozen omdat ik vroeger zijn boeken werkelijk verslond en niet kon wachten ze allemaal weer opnieuw te lezen, maar ook omdat Dahl als persoon interessant is, zeker als ook nog gekeken wordt naar trauma. Dahl is iemand die als geen ander wist wat er in het hoofd van een jong kind omging en wist daar met zijn fantasievolle verhalen goed op in te spelen. Echter was hij ook iemand die zich meer dan eens niet erg geliefd maakte onder zijn volwassen medemens. Omdat opvoeders niet wisten wat werkelijk de invloed van kinderliteratuur op de ontwikkeling van het kind was, maar instinctief wel aanvoelden dat het er iets mee te maken zou kunnen hebben, ontstond er logischerwijs een argwaan jegens deze veelomstreden schrijver. Hoewel een schrijver van volwassenen literatuur niet afgerekend wordt op zijn gedrag of levensvisies, wordt dit vandaag de dag bij kinderboekenschrijvers nog steeds wel gedaan. Logisch, want we willen onze kinderen alleen maar beschermen. Het is alleen nog niet duidelijk waar de grens tussen ‘goede’ en ‘slechte’ jeugdliteratuur getrokken kan worden. Als het aan kinderen zelf ligt, valt Dahl zeker niet onder de laatste categorie. Moraliteit is bovendien niet iets waar een jonge lezer zich mee bezig houdt, zeker niet als het leesmateriaal zich structureert als een sprookje:
Morality is not the issue in these tales, but rather, assurance that one can succeed. Whether one meets life with a belief in the possibility of mastering its difficulties or with the expectation of defeat is also a very important existential problem. (…) The fairy tale, by contrast, takes these existential anxieties and dilemmas very seriously and addresses itself directly to them: the
29
need to be loved and the fear that one is thought worthless; the love of life and the fear of death.54
De verhalen van Dahl zijn sprookjes waar een kind zich in kan verplaatsen en waar hij ook elementen uit kan halen die hem moed geven en hem kunnen helpen dingen in perspectief te zien. Men kan zich afvragen wat voor kwaad hier in kan zitten. Totaal verschillende lezers kunnen zich in verschillende levensfases bevinden, maar zich toch identificeren met dezelfde personages in Dahl’s boeken en hier kan uiteindelijk persoonlijke betekenis aan gegeven worden.55 Bijvoorbeeld het trauma met betrekking tot het verlies van zijn vader in Dahl’s leven; in Sjakie worden bepaalde elementen gebruikt (o.a. chocolade) die onbewust een bepaalde boodschap afgeven. Zoals ik eerder aangegeven heb, bevond Dahl zich tijdens het overlijden van zijn vader in de oedipale fase waarin hij haatgevoelens koesterde jegens zijn vader. Ieder kind maakt deze fase mee en dergelijke elementen weerspiegelen deze fase. Ik ben er van overtuigd dat zelfs een jeugdige lezer op een onbewust denkniveau deze signalen door krijgt en hier iets mee doet. Het zijn niet alleen signalen die een kleine jongen op kan vangen die ook op jonge leeftijd zijn vader verloren is, maar het is een algemene onderliggende boodschap van schuld en gemis, gevoelens waar ieder kind dagelijks mee te maken heeft en op een eigen manier een betekenis aan kan geven. Het schrijven van welk verhaal dan ook draagt dergelijke boodschappen en betekenissen aan en helpt ons als lezers in het dagelijks leven. Tegenhangers van het werk van Dahl focussen zich naar mijn mening te veel op zijn persoonlijkheid en of deze al dan niet te veel doorklinkt in zijn verhalen voor kinderen. Echter kunnen zijn boeken opvoeders en hun kinderen ook dichter bij elkaar brengen wanneer het enthousiasme van een kind overspringt op een opvoeder en zij samen iets vinden om te delen. Voor een kind is het onvoorstelbaar belangrijk dat hij het gevoel krijgt dat zijn ouders zijn emoties begrijpen en zo nodig ook delen en het houden van hetzelfde sprookje kan hierbij helpen. Tegelijkertijd blijven de gedachtes en emoties van het kind geheim tot het moment dat hij deze zelf besluit bloot te geven aan zijn ouders en dit laatste kan gestimuleerd worden door het lezen van jeugdliteratuur.56 Er wordt te veel gefocust op eventuele negatieve aspecten van jeugdliteratuur en te weinig op positieve elementen. Vaak wordt de populariteit van Dahl gewijd aan het feit dat er zo veel controversie rondom zijn werk heerst, maar zeker in het einde van de twintigste eeuw, maar nooit werd er gesproken over zijn populariteit doordat 54
Bettelheim (1976), p. 10.
55
Ibid, p. 17.
56
Ibid, p. 18.
30
kinderen zijn werk gewoonweg geweldig vonden. Het zijn niet zo zeer de trauma’s die opvoeders dwars zaten, maar misschien wel gewoon het feit dat Dahl hun kinderen beter leek te begrijpen dan zij zelf, terwijl hij op (volwassen) sociaal vlak zwaar gezakt was in hun ogen. Kinderen weten niets van Dahl; zij weten niet dat zijn vader op jonge leeftijd gestorven is; dat hij in de oorlog gevochten heeft; in Afrika heeft gezeten; gecrasht is in Libië; een kind verloren heeft en tot slot twee keer getrouwd is geweest. Kinderen kunnen dit ook niet uit zijn verhalen opmaken en vele volwassenen waarschijnlijk ook niet, zelfs critici hebben het hier niet over. Tegenhangers koppelen slechts zijn merkwaardige gedrag aan zijn boeken en zijn bang dat hun kinderen dit gedrag door het lezen van zijn verhalen over gaan nemen. Uit ervaring kan ik zeggen dat dit absoluut niet het geval is. Ik haat geen vrouwen, ben niet uitermate dominant en ben niet antisemitisch. Zijn boeken hebben me juist geïnspireerd en laten zien dat je nooit te oud bent om te dromen. Ik kan alleen maar hopen dat ik mijn trauma’s op een dergelijke manier kan verwerken om de wereld deze boodschap mee te geven.
31
Bibliografie
Bettelheim, Bruno. The Uses of Enchantment: The Meaning and Importance of Fairy Tales. Londen: Penguin Books, 1976.
Birketveit, Anna. Selfinterpretation and ideology in children’s literature. Bergen: Bergen University College, 2006. 14 pp.
Cameron, Eleanor (e.a.). ‘Eleanor Cameron vs. Roald Dahl’, The Horn Book Magazine, oktober 1972–oktober 1973. 29 pp. Zie: http://www.hbook.com/magazine/letters/oct73.asp, versie 1 april 2008
Klein, Melanie. Envy and Gratitude. Londen: Tavistock Publications Ltd., 1957. 101 pp.
Klein, Melanie. Narrative of a Child Analysis. Londen; The Hogarth Press Ltd., 1961. 496 pp.
Leibovici, Solange. ‘Trauma en creativiteit’. Tijdschrift voor Psychoanalyse. Dertiende jaargang, nummer. 2, 2007.
Michener. W. P. Rozin. ‘Pharmacological versus sensory factors in the satiation of chocolate craving’. Physiology & Behavior. Deel 56, 1994. p. 419–422.
Morris, Timothy. You're Only Young Twice: Children's Literature and Film. Illinois: University of Illinois Press, 2000. 200 pp. Zie: http://books.google.nl/books?hl=nl&lr=&id=Zo8ik1m7wvQC&oi=fnd&pg=PA1&dq=jeugdli teratuur+Roald+Dahl&ots=3ZHruvXHV&sig=40uvoE7GWY1PWDHtteTdEssd_pc#PPA27,M1, versie 28 maart 2008
Oates, Joyce. ‘The Art of Vengeance’. The New York Review of Books. Editie 54, nummer 7 April 26, 2007. 11 pp.
Official Roald Dahl Website. http://www.roalddahl.com
32
Royer, Sharon. ‘Roald Dahl and Sociology 101’. The ALAN Review, Volume 26, Number 1, 1998. 7 pp.
Talbot, Margaret. ‘The Candy Man: Why children love Roald Dahl’s stories-and many adults don’t.’ The New Yorker, 11 juli 2005. 8 pp.
Treglown, Jeremy. Roald Dahl: A Biography. Londen: Faber and Faber Ltd., 1994. 307 pp.
Winnicott, D.W. The Child, the Family, and the Outside World. Middlesex: Penguin Books Ltd., 1964. 239 pp.
Winnicott, D.W. Thinking About Children. Harlow: Karnac Books Ltd., 1896-1971. 343 pp.
33
Corpus
Dahl, Roald. Boy. Londen: Heinemann Educational Books Ltd., 1984. 160 pp.
Dahl, Roald. De Griezels. Baarn: Uitgeverij de Fontein, 1982. 80 pp.
Dahl, Roald. De Heksen. Baarn: Uitgeverij de Fontein, 1983. 194 pp.
Dahl, Roald. ‘De Minpins’ in Roald Dahl’s Schatkamer. Baarn: Uitgeverij de Fontein, 1997. p. 168-197.
Dahl, Roald. My Uncle Oswald. Londen: Michael Joseph Ltd., 1979. 221 pp. Dahl, Roald. Roald Dahl’s Schatkamer. Baarn: Uitgeverij de Fontein, 1997. 444 pp.
Dahl, Roald. Sjakie en de Chocoladefabriek. Baarn: Uitgeverij de Fontein, 1985. 147 pp.
Dahl, Roald. Solo. Baarn: Uitgeverij de Fontein, 1986. 200 pp.
34