Het eigen DNA En toen was daar Eben-Emael. Het immense fort waar op 10 mei 1940 afgesloten van de buitenwereld en niet wetende wie hen aanviel om 4.20 uur in de vroege morgen, Belgische soldaten sneuvelden ,gewond raakten of krijgsgevangen werden gemaakt na een Duitse verrassingsaanval, zoals ook in Nederland in het begin van mei het geval was. Hun angst was bijna te voelen in de gangen, bij het geschut en bij de bedden.Zeker toen de gids het inferno van de oorlog ook nog liet horen en dat zelf versterkte door de klapperen met een plank, waarop soldaten zo mogelijk even konden uitrusten. De rust van nu accentueerde de inspanningen uit het verleden, zoals de stilte van een graf doet denken aan de kracht van degene die men niet wilde verliezen. Hier wordt het verdriet rondom een nationaal erfgoed toegedekt door de waardering voor wanhopige mensen die hun plicht wilden doen. Fort EbenEmael, een van de sterkste forten van Europa werd in vijftien minuten buiten werking gesteld en de volgende dag na 31 uur aan de Duitsers overgegeven. Voor de Tweede Wereldoorlog werd er toch weer opnieuw in forten geïnvesteerd omdat de Eerste Wereldoorlog een statische oorlog was geweest. Rondom Luik was daarom een fortengordel aangelegd om de toegang tot Belgie te kunnen vergrendelen. Eben-Email werd tussen 1932 en 1935 gebouwd en bewapend door Belgische bedrijven. In een tijd van economische crisis en grote werkeloosheid had de aanleg van het fort namelijk ook een werkgelegenheidsaspect: ongeveer 3000 mensen bouwden het fort met 17 bunkers die verspreid waren zodat bij een voltreffer maar een klein deel van het fort uitgeschakeld zou kunnen worden. Het betrof hier een batterij van een aantal beweegbare artilleriekoepels boven op het fort omringd door verdedigingsbunkers. Het gehele complex was 150 voetbalvelden groot en kende een intern netwerk van 5 kilometer aan tunnels. Het hoogteverschil met het Albertkanaal beneden was 65 meter. De Duitsers kozen, door schade en schande wijs geworden, nu voor een mobiele oorlog om de gewenste snelle verplaatsingen mogelijk te maken en maakten daarbij bij voorkeur gebruik van de tank, die in Engeland was uitgevonden. Bij de aanval op Eben-Emael werden zowel afleidingsmanoevres als nieuwe oorlogstechnieken gebruikt. De vijand werd afgeleid door de indruk te wekken dat een doorbraak ten zuiden van Samber en Maas zou worden geforceerd, gericht op de verovering van Dinant en Sedan. De nieuwe technieken,waartegen men zich niet kon voorbereiden, waren:
het gebruik van zweefvliegtuigen,wat overigens in de Duitse burgerluchtvaart al een traditie was. het gebruik van de holle lading, die al dateerde uit 1888 en waarmee staal met een dikte van 30 centimeter kon worden doorboord.
Boven op het fort landden 11 zweefvliegtuigen ieder met een bemanning van 8 soldaten. Van de vliegtuigen bereikten er 9 het fort dat door 70 Duitse soldaten werd aangevallen. Om de Belgen te misleiden naderden de vliegtuigen zonder kenteken niet vanuit oostelijke richting maar draaiden ze vanuit het westen naar het fort toe. Eben-Emael werd verdedigd door vier mitrailleursnesten die meteen na de aanval al werden uitgeschakeld. De holle lading die een enorme hitte van 2800 graden Celsius ontwikkelde, werd naar haar aard op een punt geconcentreerd, waardoor overdruk in de bunkers ontstond en soldaten en materieel werden weggeblazen. De Duitsers hadden 28 grote en 28 kleine holle ladingen meegenomen, goed voor totaal 2400 kg explosieven. Via blok Maastricht 1 kwamen de Duitsers ook het fort binnen, al was hun doel niet het veroveren van het fort maar het uitschakelen ervan. De Belgische soldaten zaten als ratten in de val. In een uitzichtloze situatie hadden ze geen enkele kans. Het was hun DNA dat hun tot op de dag van vandaag siert. Het Belgische leger was vanaf 1938 opgedeeld naar taal en ze werden regionaal gerecruteerd: zo werd klas 40 uit het dorp Eben-Emael rechtstreeks ingelijfd. Bij het verlaten van het fort dacht ik aan enkele regels uit een gedicht van Vasalis: “Er is een boom geveld met lange groene lokken. Hij zuchtte ruisend als een kind terwijl hij viel, nog vol van zomerwind. Ik heb de kar gezien die hem heeft getrokken.”
En toen was er Maastricht In Museum de Historische Drukkerij hing hun Reglement van Orde. Reglement van Orde voor de op de drukkerij werkende personen, betrekkelijk den Mr.knegt. “De Mr.knegt is, na de Patroon, het hoofd der drukkerij. Zijne bevelen zijn die van den Patroon en moeten, zonder tegenspraak, worden nagekomen. De op de Drukkerij werkende personen zijn verpligt zich met bescheidenheid jegens hem te gedragen. Hij let op het behoorlijk verzorgen van vuur en licht en voor de sluiting der drukkerij. Hij heeft het overzigt over alle werkzaamheden en het materieel en ontvangt des zaterdags morgens voor 11 ure de rekeningen, waarop niets mag geschreven worden dan het op dat tijdstip afgewerkte: na accoord bevinding onderteekend hij die en geeft ze aan den Patroon. Hij zorgt voor de goede orde en netheid op de Drukkerij en is voor de uitvoering van de hier volgende artikelen verantwoordelijk :
Elkander schelden of hinderlijk zijn, het vloeken, slechte, gemeene of liederlijke gezegden, zal met 20 cents elkander een klap of stomp gevende met f1; te samen vechtende, ieder met f1;50 worden beboet, en bij herhaling met dubbele boeten worden betaald”
Aldus had Mgr.Rutten,de stichter van De Broeders van de Beyart, samen met zijn oudste zuster, het beschikt. Het was in die tijd een diep woonhuis met een achterplaats en een tuin. In de loop der jaren had hij in de tuin een aantal klaslokalen en een kapel laten bouwen. Het gebouw van De Historische Drukkerij van rond het jaar 1900 was met voorbijgaan aan de alles overheersende confessie van de stichter, die geen bisschop genoemd mocht worden, notabene in de Jodenstraat gevestigd. Toen ik wilde gaan zitten riep een man met een niet echt Maastrichtse intonatie: “Bent U compleet dan zullen we er even twee groepen van maken !” En ik dacht aan een analytische wiskundige uit mijn dorp die ik ooit op 25 december hongerig heb horen roepen: “Zullen we de volgare kerstkalkoen dan maar meteen aansnijden, want anders valt hij spontaan uit elkaar.” en dit zonder zelfs enige minuten van haar feestelijk aanzien te kunnen genieten. Op de benedenverdieping stond een grote machine, die Frank, als Heidelberger getypeerd wilde zien, maar dat was fout en werd door de kenner meteen rechtgezet. Die naam deed me denken aan een iets te grote hond. (“Aai hem maar, hoor want hij doet niets ?”). De pers was - ijdelheid der ijdelheden- overigens gefabriceerd was door de Firma H.Julliens uit Bruxelles.
In het huis bleek een sfeer van onverenigbare tegenstellingen te hangen… Zo stond er in een vitrine een mechanisch verwarmde hoed, die je niet op het hoofd van een drukker zou verwachten maar eerder als hoofdtooi van een Scheveningse visser, die zwabberend vis fileert tijdens een storm op het benedendek van een kotter… Rond die machines dartelde een Maastrichtenaar die uit den Haag kwam. Ik zou hem genereus een viskraam op Scheveningen vol met kibbeling (“Wilt U er ook een sausje bij?”) gunnen of ik zou hem met een bakelieten bruine bril op en in een roze trui met strepen zien acteren in een chinees-indisch retaurant in een klein dorp in de buurt van het strand van den Haag met bedienden die niet uit China maar uit Wateringen of Poeldijk kwamen en eigenlijk tuinder hadden willen worden. Maar hij verkeerde niettemin al jaren drukkend tussen de Limburgers. Hij wist eerst te vertellen dat de stichter beneden kleine jongens liet poetsen en boven een
schilderij van een zwangere vrouw had laten ophangen met daaromheen machineonderdelen zonder in te gaan op een mogelijk oorzakelijk verband.
In een wandkast langs de muur van de drukkerij stond het boek “Zeven fantomen” van Ben van Eijsselstein. Ik dacht meteen aan de zeven hoofdzonden van monseigneur, die hij voor zijn zuster verzweeg, terwijl ik minimaal de biografie van Gutenberg verwacht had of een handleiding over het zetten van kleine lettertjes, waarbij zoeken naar het kerfje toch zeer essentieel was. Toen de Hagenees achter de trapdegel (?) uit het jaar 1870 ging staan las ik op de wand: “Drukkunst= de vermenigvuldiging van de verbeelding”. Nu zijn verbeelding getart was hoorde ik Frank roepen: “Waren drukkers ook goede wielrenners ?”. Het klonk als de vraag van te bedeesde typistes in een geel mantelpakje met een rok boven de knie die van een Italiaans aandoende CEO wilden horen of ze ook tot roekeloze rodelaars omgevormd zouden kunnen worden. De Hagenees, die geen Hagenees meer was, riep verbouwereerd: “We zullen even wachten tot de andere groep klaar is.”, terwijl die buiten al stond te wachten na een causerie over boekdrukken vermengd met een kunsthistorisch betoog over Henri de Toulouse Lautrec. Ik zag klapstoeltjes met een even zwarte bekleding als de kleding en de geest van de monseigneur gegroepeerd rond tafeltjes waar vrijwel altijd een viltje onder gezet moet worden. Alleen lag er nu op die tafeltjes een stuk rond doorzichtig plastic met daaronder een folder met de tekst “Kriek Max plus de goût”, nogal anachronistisch verwijzend naar de goût van de vroegere monseigneur. Maar over smaak valt nu eenmaal niet te twisten. “Kom !” zei de tweede gids in zwarte trui en zwarte broek en zwarte schoenen van de monseigneur “Het is tijd voor een stukje vla !” en het gezelschap verplaatste zich naar tafeltjes met gebak en lichtjes. Tussen de middag had het gezelschap een andere Hollander in Maastricht gevisiteerd , wat in wezen toch iets geheel anders is dan een American in Paris. Als Harry gaat staan volgt er veelal een dienstmededeling en als hij gaat zitten een culinair dispuut. Maar deze keer vertelde hij een verrast gehoor dat hij alleen nog passers zou accepteren met een Mols-DNA en een leeftijd niet ouder dan 70 jaar. Degenen die inmiddels een “hogere” leeftijd bereikt zou hebben, zouden niet met harde hand worden afgevoerd maar zouden met zachte drang worden getolereerd, mits ze zich niet te buiten zouden gaan aan het charmeren van goedgekapte dames. Dit ter bescherming van hun Vlaamse DNA. Zou Harry bij het verlaten van de uitspanning daarom verontschuldigend hebben opgemerkt : ”We hebben maar een enkele Hollander meegebracht…” ? Al op weg naar de parking filosofeerde ik over: Reglement van Orde voor passers ouder dan 65 jaar met een typisch eigen DNA
De bevelen van de 65-plus passer zijn die van de voorzitter en moeten zonder tegenspraak worden nagekomen. De 65 plus passer is verplicht zich voortdurend en zonder tegenspraak te gedragen, zowel in, als buiten een uitspanning waar welke mousse dan ook wordt verorberd. Hij let op het behoorlijk verzorgen van het hem nog resterende haar en de nog eigen tanden… Hij onderwerpt zich ook als niet-Mollenaar periodiek aan een DNA-keuring door een wel in Mol gevestigde geneeskundige, die op kookcursus zit. Vooraf zal door de voorzitter op een geheime plaats middels het afnemen van speeksel via een wattenstaafje bepaald worden of zijn DNA dusdanig is dat hij hoogteverschillen van meer dan tien meter of van honderd stalen treden met enige moeite kan overbruggen. Mocht hij onverhoopt toch nog de leeftijd van zeventig bereikt hebben, dan dient hij uit eigen initiatief steeds zorg te dragen voor de goede orde en netheid binnen zijn verweerde geest. Slechte of liederlijke gezegden zullen daarom met 20 Eurocent; twee keer naar hetzelfde vragen danwel twee keer opnieuw hetzelfde verhaal vertellen met 1 euro worden beboet en bij halstarrige herhaling zullen dubbele boeten moeten worden betaald. Hij dient bij excursies uit sociale overwegingen in te spelen op een opkomend groepsgevoel van erbarmen en dan bij voorkeur plaats te nemen op welke bank dan ook die hij onderweg tegenkomt. Daarna kan hij op geen enkele manier aanspraak maken op ander vervoer met vier zwenkwielen en een rem dan de touringcar of de automobiel. De medepassers zullen hem periodiek vanuit de verte bemoedigend toeknikken tot ze uit het zicht verdwenen zijn. Aldus zichzelf zijnde zal hij minstens een kwartier filosoferen over de betwiste kwaliteit van zijn eigen niet- Molse DNA en op grond van deze overwegingen zonodig de voorzitter vragen om een goed gesprek, waarvan achteraf een weergave in tweevoud aan de andere bestuursleden ter beschikking zal worden gesteld. In verenigde vergadering zal daarna worden bepaald of zijn uitheemse DNA enige overeenkomst vertoont met dat van de Mollenaren, wat bij voorkeur tot uitdrukking kan komen in het alsmaar geven van rondjes opgefleurd met een witte bak met borrelnootjes danwel het volgen van een door Harry Geyskens opgestarte cursus “Mols voor beginners” in de plaatselijke muziekschool. Het gidsen van passers naar de verkeerde autostrade zal hem minimaal zeer kwalijk worden genomen evenals het bestellen van zompige broodjes en karnemelk. Uit bloeddruk-overwegingen zal hij uitdrukkelijk vrijgesteld worden van het volgen van alweer een cursus over Venetië van een ingetogen heer uit Bree, waarvan de grootvader apotheker, de vader architect en de kinderen student in Leuven waren. Het ronselen van stemmen van Passers uit Meerhout en Geel, Eksel of Neerpelt ook tegen betaling, zal hem ten strengste worden verboden. En mocht hij zich even bescheiden als een cursusleider in Mol willen vertonen dan dient dit bij uitsluiting te geschieden binnen de muren van het etablissement “De Onthaasting”, daarmee inspelend op het kenmerkend karakter van relaxte Mollenaren met een zeer eigen DNA. Conclusie: Donderdag 21 november 2013 was een mooie dag tussen de Passers, zelfs ondanks mijn eigen DNA. Toch heb ik me ingehouden want ik had graag en hopelijk welluidend willen roepen: “Ich bin ein Mollenaar !” Jan Ten Keersten
Jofo schuin bekeken… Zomaar een korte ‘overpeinzing’. Zijn wij nu geen krijgshaftige groep? Ja, toch…Bataljon Koperen Passer, sectie afdeling Mol, stamnummer A4-8. Dat klinkt toch al wat militair. Op drie jaar tijd bezochten wij reeds enkele opvallende trainingskampen en groepjes vechtersbazen. We leerden onder andere kennen; de Walen in het land van Herve met hun gaswapen of hoe moeten wij hun stinkende kaas anders beschrijven… de Joden in Antwerpen met hun eeuwigdurende bereidheid tot het organiseren van conflicten… de Voerenaars met hun speciaal opruiend Happarttaaltje…de NAVO mannen die zelfs gecamoufleerd in de eetzaal zaten en een battle-dress droegen op hun bureau… de voorstellingen van Jeronimus Bosch waar op elk schilderij er wel eentje doorprikt werd met een lans of doodleuk een hoofd aan het rollen gebracht werd… de riolen onder Antwerpen waar de Jezuiten een vluchtgang hebben gemaakt om waarschijnlijk ongezien naar St Anneke op de linkeroever te gaan, om daar frit met mosselen te gaan eten… het vroegere gerechtsgebouw van Zepperen in Herentals waardoor het Limburggevoel ‘gehersenspoeld’ kon worden….de slapende soldaten in Eben-Emael die zomaar een zweefvliegtuig op hun kop laten landen. En nu gaan we naar de militaire school waar men toch zo schoon kan marcheren voor vorst, voor vrijheid en voor recht. En toch, als ik de groepsfoto op Shape en op de webstek bekijk, dan denk ik in alle bescheidenheid dat je van deze heren geen vechtersbazen meer kunt maken! Nu, van horen zeggen… Het bezoek aan Eben-Emael en Maastricht was weer een fijne Passer-activiteit. Ja, van horen zeggen. Het was zo’n beetje zoals in de ruien van Antwerpen, gangen zoals in een doolhof…maar het stonk niet zo! Wij hoorden ook dat enkelen wel eens graag gezien hadden hoe het eruit zag boven op de vesting. Het was daar toch dat “de strijd” geleverd werd. Ja, dan kon men eens zien hoe de Duitsers op de kop van onze jongens hebben gesche///,allé ja,hoe ze daar geland zijn. Ook van horen zeggen en als het gaat over iets tussen de tanden krijgen,dan weet onze Meerhoutse contactpersoon van wanten…de vegetarische schotel was echt ‘veggie’ zoals onze nationale blauwe Maggie. Een flinke portie zoals we het graag zien,toch? Over de meest sympathieke politieker gesproken, onze passergroep wordt verder aangedikt met een drietal even sympathieke en welkom geheten kandidaten Mooi zo. De Waalse en ‘Mestreechter’ uitstap was weer af. Officieren Ivo,Marc en Jos ,onder het bevel van kernkop Harry hebben deze strijd weer netjes en doordacht gewonnen. Noot; onze webmaster heeft wel veel aandacht geschonken aan de mogelijkheden die te vinden zijn in de militaire school,met zelfs een procedure tot inschrijving en inlijving…wil iedereen onze jonge webmaster in ’t oog houden en zien dat hij niet gaat radicaliseren…baardgroei, verplaatsing met een zwarte BMW, lessen economie en financiële crisis bij het Davidsfonds, lessen Spaans..volg hem een beetje.. jofo
Een goede morgen van soldaat eerste klas, Paul Kersemans, Weer eens een fijn verslag en overzichtsverslag van de passeravonturen en co. Het verrast mij altijd aangenaam om weer eens iets te horen van het front. Ik had het zelf niet beter kunnen bedenken. Goed gewerkt jofo en Jan.
Volgens mij zijn die van de gemeente er in dieën tijd ene vergeten uit de grond te halen, ge ziet zijnen helm nog steken en ’t is nen Belgische van toen.
Om verslagen te schrijven voel ik me niet zo aangesproken, echter voor de job van buitengemeentelijke correspondent kom ik beslist op sollicitatiegesprek. Ik kan altijd. Nog even een rechtzetting voor alle passers die erbij waren aan ’t fort.
Ziet ge ’t nu, de Jef had wel ne permanent laten zetten met ne kleurshampoo nnnnnn - n (kleine rebus) plikske .
En er zijn er altijd bij die het dan toch niet kunnen laten ….. overal af en uit te blijven.
Hier nog van die kwieten. Dieën ene had precies het wel en wee van de kernkop te zijn al ervaren.
Al bij al een geslaagde uitstap en de vrouw was weeral content dat ze me terug zag en ik ook. Veel dank aan alle organisatoren, dit zijn echt wel flinkerds. Tot ziens. Paul.