Het Effect van Mindfulness-Based Therapie bij Angststoornissen en Externaliserende Stoornissen M. Ly
Universiteit van Amsterdam, afdeling Ontwikkelingspsychologie Bachelorthese Studentnummer: 5825326 Begeleider: Richard Ridderinkhof Aantal woorden: 3457 Datum: 26-06-2011
Inhoud
Abstract
3
Inleiding
3
Wat is het effect van mindfulness-based therapie bij angststoornissen
4
Wat is het effect van mindfulness-based therapie bij externaliserende stoornissen
7
Conclusie
10
Literatuurlijst
12
2
Abstract In dit literatuuroverzicht werd het effect van mindfulness-based therapie bij angststoornissen en externaliserende stoornissen (ADHD, oppositioneel-opstandige gedragsstoornis en antisociale gedragsstoornis) onderzocht. Er werd onderzocht wat het mechanisme is van mindfulness-based therapie bij angststoornissen. Uit de resultaten is gebleken dat mindfulness-based therapie een positief effect had bij angststoornissen. Ook kwam naar voren dat emotieregulatie, het vermijden van interne ervaringen en intolerantie van onzekerheid een belangrijke rol spelen bij mindfulness-based therapie. Verder was er onderzocht wat voor effect mindfulness-based therapie had bij stoornissen waarbij aandacht en impulsiviteit een belangrijke rol spelen, ADHD, oppositioneel-opstandige gedragsstoornis en antisociale gedragsstoornis. Ook hier bleek dat mindfulness-based therapie een positief effect had. Wanneer de ouders van kinderen met deze stoornissen ook mindfulness training volgden, verminderden de klachten van kinderen.
Wat is het Effect van Mindfulness-Based Therapie bij Angst- en Externaliserende Stoornissen
Met gesloten ogen zit er een meisje midden in de kring. Om haar heen staan vijf andere kinderen die haar proberen af te leiden met gepraat en veel ander lawaai. Maar het meisje blijft rustig op haar plek en blijft kalm. Ze lijkt onverstoorbaar. Er is haar gevraagd om zich op haar ademhaling te concentreren, haar aandacht nergens anders op te richten dan haar ademhaling en zich niet te laten afleiden door de geluiden om haar heen. Deze kinderen zijn bezig met een mindfulness training. Mindfulness is aandacht geven op een bepaalde manier: bewust, op het moment en zonder te oordelen (Kabat-Zinn, 1994). In mindfulness-based therapie wordt er getracht om de aandacht te vergroten door een variatie van meditatieve technieken; veel van deze meditatietechnieken komen van het boeddhisme (Semple, Lee & Rosa, 2005). In mindfulness-based therapie leert men het observeren en accepteren van gedachten, emoties en lichamelijke sensaties in plaats van deze te beoordelen. Ook leert men situaties te beschrijven in plaats van deze proberen te veranderen (Semple et al. 2010). Het doel van mindfulness technieken is verbeteren van zelfregulatie, het kunnen richten van de aandacht en het ontwikkelen van de sociaal-emotionele veerkracht (Semple et al. 2010). Mindfulness training omvat technieken die de aandacht verhogen. Aandacht is geassocieerd met academische prestaties (Duncan et al. 2007). Problemen met de academische prestaties kunnen leiden tot een negatief zelfbeeld en tot meer angst (Semple, 3
Lee & Rosa, 2010). Deze angst kan weer de academische prestaties verslechteren (Duncan et al. 2007). Cognitieve gedragstherapie is een veel voorkomende behandeling bij angststoornissen. Echter bij een deel van de kinderen blijven de symtomen voortbestaan na de behandeling (Baer, 2003). Daarom is het belangrijk om de verschillende componenten te onderzoeken van angststoornissen zodat deze componenten geïntegreerd worden in de behandeling (Semple, Reid en Miller, 2005). Een andere stoornis die ook kan leiden tot problemen met schoolprestaties, waarbij aandachtsproblemen een belangrijke rol spelen is Attention Deficit Hyperactivity Disorder (ADHD).
ADHD
wordt
gekenmerkt
door
aandachtsproblemen,
impulsiviteit
en
hyperactiviteit (Prins & Baert, 2008). Een aantal aspecten van deze kenmerken tonen een verband met zelfregulatie. Naast ADHD zijn ook oppositioneel-opstandige gedragsstoornis (ODD) en antisociale gedragsstoornis (CD) stoornissen waarbij zelfregulatie een probleem vormt. Bij mindfulness zijn het reguleren van aandacht en zelfregulatie belangrijke aspecten. Daarom is het ook interessant om te onderzoeken wat voor effect mindfulness-based therapie heeft op ADHD, ODD en CD. In dit literatuuroverzicht werd het effect van mindfulnessbased therapie bij kinderen met angststoornissen, ADHD, ODD en CD onderzocht. In de eerste paragraaf werd er onderzocht of deze behandelvorm ook bij kinderen effectief is en wat het mechanisme van mindfulness-based therapie is. Er werd onderzocht welke factoren een rol spelen bij angststoornissen en hoe mindfulness-based therapie hierop invloed heeft. In de tweede paragraaf werd er onderzocht wat het effect is van mindfulness-based therapie bij stoornissen waarbij aandachtsproblemen, impulsiviteit en zelfregulering centraal staan, ADHD, ODD en CD.
Het Effect van Mindfulness-Based Therapie bij Kinderen met Angststoornis
Er zijn veel kinderen die lijden aan een angststoornis. Op dit moment is cognitieve gedragstherapie een veel voorkomende behandeling. Deze behandeling werkt niet bij alle kinderen even goed (Baer, 2003). Mindfulness-based therapie is een behandeling die werkt bij volwassenen (Baer, 2003). Het is daarom interessant om te onderzoeken of het ook bij kinderen werkt. Het onderzoek van Semple, Reid en Miller (2005) liet indicaties zien dat het ook zou kunnen helpen bij kinderen. In dit onderzoek kregen vijf kinderen van zeven tot acht jaar mindfulness training. In deze training leerden de kinderen hun aandacht te concentreren op lichamelijke sensaties en percepties. De kinderen kregen ademhalings-, loop-, visuele, auditieve, olfactorische en tactiele oefeningen. Het internaliserend en externaliserend gedrag 4
van deze kinderen werd gemeten aan de hand van observaties van de leerkracht. Uit de resultaten bleek dat leerkrachten bij vier van de vijf kinderen verbeteringen rapporteerden. Ook rapporteerden de leerkracht een vermindering van internaliserend en externaliserend probleemgedrag. In dit onderzoek is naar voren gekomen dat deze therapie een positief effect heeft bij jonge kinderen. In het onderzoek van Lee, Semple, Rosa & Miller (2008) kwam naar voren dat mindfulness-based therapie ook een mogelijke behandeling zou kunnen zijn bij oudere kinderen. De proefpersonen waren kinderen van negen tot twaalf jaar met academische problemen en die volgens de DSM-IV-TR voldeden aan de criteria voor een internaliserende of externaliserende stoornis. In totaal waren er 25 proefpersonen. Het gedrag werd gemeten aan de hand van de CBCL. De kinderen scoorden na het programma lager op de CBCL bij internaliserende en externaliserende problemen. Het programma werd positief geëvalueerd door de leerkracht, kinderen en ouders. De onderzoekers concludeerden hieruit dat mindfulness-based therapie ook een mogelijke behandeling zou kunnen zijn voor angststoornis bij oudere kinderen. Uit het onderzoek van Mendelson, Greenberg en Dariotis (2010) kwam naar voren dat mindfulness-based training positieve uitkomsten had in een schoolse setting. Vier scholen waren willekeurig verdeeld in de experimentele conditie of de controleconditie. In de experimentele conditie kregen de kinderen mindfulness training. De kinderen kregen ademhalingstechnieken en aandachtsoefeningen. Stress werd gemeten aan de hand van de Involuntary Stress Response Questionnaire (RSQ), angstgevoelens werden gemeten aan de hand van de Short Mood and Feelings Questionnaire for Children (SMFQ-C). De relatie met klasgenoten en de school werd gemeten aan de hand van People in My Life (PIML). Uit de resultaten bleek dat de kinderen verbeteringen lieten zien op vijf subschalen: overpeinzen, opdringerige gedachten, emotionele opwinding, impulsiviteit, fysiologische arousal. In de bovenstaande onderzoeken is naar voren gekomen dat mindfulness-based therapie positieve kanten heeft. Het is daarom interessant om te onderzoeken hoe het werkt. Hiervoor werd er onderzocht welke factoren een rol spelen bij een angststoornis. Roemer, Salters, Raffa en Orsillo (2005) vonden in hun onderzoek dat mensen met een angststoornis, stressvolle interne ervaringen (gedachten, gevoelens, sensaties) vermijden. Het vermijden van interne ervaringen kan twee redenen hebben. Ten eerste denken mensen dat zij een ramp hebben ontweken en ten tweede is de interne stress vermeden (Borkovec, HazlettStevens & Diaz, 1999). De onderzoekers concludeerden dat angst voor de emotionele reactie en vermijding van interne ervaringen correleert met het hebben van een angststoornis.
5
Hayes, Orsillo en Roemer (2010) concludeerden uit hun onderzoek dat mensen die acceptance-based behavior therapie (waarin mindfulness training plaatsvond) volgden, beter in staat waren interne ervaringen te accepteren dan mensen die deze therapie niet hadden gevolgd. In de theorie van Roemer en Orsillo (2005) werd nadruk gelegd op het vermijden van interne ervaringen, die een rol spelen bij angststoornissen, vanwege de negatieve reacties die ze oproepen. Uit het onderzoek van Mennin, Heimber, Turk en Fresco (2005) blijkt dat mensen met een angststoornis die deze interne ervaringen vermijden, problemen hebben met het reguleren van hun emoties. In het vervolgonderzoek van Roemer et al. (2009) werd de rol van mindfulness in de context van angststoornissen en emotieregulatie duidelijk. In dit onderzoek lieten de onderzoekers zien dat mensen met een angststoornis problemen hebben met de emotieregulatie en een lager niveau van mindfulness vertonen. Een andere factor die een risico vormt voor het ontwikkelen en voortbestaan van een angststoornis is intolerantie van onzekerheid. Dit uit zich in negatieve reacties op zowel het emotionele en cognitieve gebied als het gedrag van de persoon (Dugas, Marchand en Ladouceur, 2005). Mensen met een angststoornis hebben vaak negatieve reacties bij onzekere omstandigheden (Freeston, Rhe`ume, Letarte, Dugas, & Ladouceur, 1994). Uit het onderzoek van Dugas, Marchand en Ladouceur (2005) bleek er een link te zijn tussen angststoornissen en intolerantie voor onzekerheid. Het onderzoek van Dugas et al. (2005) heeft aangetoond dat een lage tolerantie voor onzekerheid geassocieerd is met angst. Een verklaring voor deze intolerantie kan komen doordat men het gevoel heeft weinig controle te hebben (Dugas, 2005). Het gevoel weinig controle te hebben over de eigen emoties kan ook een verklaring zijn voor de andere twee factoren die een rol spelen bij angststoornis namelijk het vermijden van interne ervaringen en problemen met de emotieregulatie. Uit onderzoek blijkt dat mensen met een angststoornis hun zorgen als gevaarlijker ervaren, en dat zij inschatten hier minder controle over hebben dan mensen zonder angststoornis (Wells & Carter, 2001). Stapinski, Abbott en Rapee (2010) onderzochten dit. De onderzoekers toonden in hun onderzoek aan dat mensen met een angststoornis het gevoel hebben weinig controle te hebben over hun emoties. Deze drie factoren (het vermijden van interne ervaringen, problemen met de emotieregulatie en intolerantie voor onzekerheid) spelen dus een rol bij angststoornissen. Treanor, Erisman, Salters-Pedneault, Roemer en Orsillo (2011) deden onderzoek naar de invloed van mindfulness-based therapie op deze factoren. In dit onderzoek werden proefpersonen verdeeld in de behandelconditie of de wachtlijstconditie. Proefpersonen waren gediagnosticeerd met een gegeneraliseerde angststoornis. De proefpersonen vulden een aantal vragenlijsten in waaronder de Affective Control Scale (ACS), de Difficulties in Emotion 6
Regulation Scale (DERS), de Intolerance of Uncertainty Scale (IUS) en de Anxiety Control Questionnaire-Revised (ACQ-R). De ACS werd gebruikt om angst voor stress, emoties, emotionele ervaringen, verliezen van controle en reacties van gedragingen te meten. De ACQ-R werd gebruikt om te meten hoe de proefpersonen hun controle inschatten over hun interne emotionele toestand. Uit dit onderzoek bleek dat mindfulness-based therapie effect had op deze drie factoren. De onderzoekers concludeerden uit dit onderzoek dat proefpersonen die mindfulness training hadden gehad beter waren in het accepteren van interne ervaringen. Ook verbeterde mindfulness training de emotieregulatie van mensen met angststoornis, werden mensen toleranter in onzekere situaties, en ervoeren ze meer controle over de situatie.
Het Effect van Mindfulness-Based Therapie bij Externaliserende Stoornissen
Er is naar voren gekomen mindfulness-based therapie invloed heeft op verandering in de emotieregulatie, acceptatie van interne ervaringen en een grotere tolerantie voor onzekerheid. Wat mogelijk een rol speelt bij de problemen met de emotieregulatie en vermijding van interne ervaringen is dat kinderen problemen hadden met de aandacht. Men verschuift de aandacht van het heden naar het verleden- of naar toekomstige situaties. Als men de aandacht altijd naar het verleden verschuift zal men zich depressief, schuldig of schaamte voelen. Wanneer men de aandacht altijd naar de toekomst richt zal men zich angstig voelen (bang voor een nieuwe ramp) (Semple, Lee en Rosa, 2010). Uit onderzoek blijkt dat angststoornissen geassocieerd zijn met de neiging de aandacht te richten op iets bedreigends (Taghavi et al. 1999). Uit het onderzoek van Semple, Lee en Rosa (2009) blijkt dat er ook een andere factor is die mindfulness verbetert, namelijk zelfregulatie van aandacht (richten, verschuiven en vasthouden van aandacht). In dit onderzoek kregen kinderen mindfulness-based therapie. Aandachtsproblemen en gedragsproblemen werden gemeten aan de hand van de Child Behavior Checklist (CBCL) en angstgevoelens werden gemeten aan de hand van de Multidimensional Anxiety Scale for Children (MASC). Uit de resultaten bleek dat de proefpersonen die mindfulness-based therapie volgden minder aandachts- en gedragsproblemen en minder angst vertoonden dan de proefpersonen in de wachtlijst conditie. Doordat mindfulness de zelfregulatie van aandacht beïnvloed is het ook interessant om te onderzoeken of mindfulness-based therapie ook bij andere stoornissen werkt. Aandachtsproblemen vormen een van de kenmerken voor ADHD. Ook cognitieve inhibitie en 7
zelfregulatie spelen een belangrijke rol bij de stoornis (Barkeley, 1997). Zylowska et al. (2008) vonden in hun onderzoek dat mindfulness-based therapie zorgde voor vermindering van ADHD symptomen, en voor verbetering van aandacht en cognitieve inhibitie. In dit onderzoek kregen acht adolescenten mindfulness training. ADHD werd voor de adolescenten vastgesteld op basis van de SNAP-IV scale. Aandacht werd gemeten aan de hand van the Attention Network Test (ANT). Met de ANT werden er drie aspecten van aandacht gemeten: oplettendheid (handhaven van een oplettende staat), oriënteren (selecteren van een stimulus terwijl er meerdere stimuli zichtbaar zijn) en conflict attention (het richten van de aandacht op een bepaalde stimulus terwijl tegelijkertijd een andere stimulus interfereert). De Trail Making Test (TMT) werd gebruikt voor het meten van het verschuiven van de aandacht. Met de TMT werd ook cognitieve inhibitie gemeten. Na acht weken rapporteerden de proefpersonen minder ADHD symptomen en betere prestaties op neurocognitieve taken waarbij het verschuiven van de aandacht, conflict attention en cognitieve inhibitie verbeterden. Mindfulness-based therapie heeft dus een positief effect op aandacht (verschuiven van de aandacht en conflict attention) en cognitieve inhibitie. Semple et al. (2005) concludeerden dat mindfulness-based therapie positieve uitkomsten had bij angststoornissen. Een opmerkelijke uitkomst bij het onderzoek was dat mindfulness-based therapie vooral een positief effect had bij kinderen die gedrags- of aandachtsproblemen hadden (Semple et al. 2005). Een andere stoornis waarbij aandacht een probleem vormt is CD. Singh et al. (2007) onderzochten het effect van mindfulness-based therapie bij CD. De proefpersonen waren gediagnosticeerd met CD. Agressief gedrag werd gemeten aan de hand van observaties van de docent en zelfrapportage. Tijdens de mindfulness training ‘Meditation on the Soles of the Feet’ kregen de proefpersonen de opdracht om de aandacht te richten op de voetzool. Dit zou kalmte oproepen. Uit de resultaten van het onderzoek bleek dat de proefpersonen na de mindfulness training minder agressief gedrag vertoonden. Dat mindfulness-based therapie ook werkt bij kinderen met een conduct disorder zou kunnen komen doordat zij hun emoties beter kunnen reguleren. In de mindfulness training leerden kinderen hoe zij zich kalm moesten houden. Wanneer een kind met CD in het dagelijkse leven te maken kreeg met een situatie, waarin de emotie boosheid opkomt, zal het kind de aandacht weer terug moeten richten op de voetzool. Door het richten van de aandacht, wordt het kind kalm, hierdoor is het mogelijk beter in staat te zijn na te denken over zijn of haar gevoelens/situatie, met als gevolg dat het kind zijn of haar gedrag kan inhiberen. Ook kan het kind beter nadenken over een alternatieve gedraging, bijvoorbeeld minder agressief reageren. 8
Er kan geconcludeerd worden dat mindfulness-based therapie een positief effect heeft bij niet alleen angststoornissen maar ook bij externaliserende stoornissen zoals ADHD en kinderen met een CD. Verder is uit onderzoek gebleken dat mindfulness training bij ouders van kinderen met een externaliserende stoornis een positief effect had op zowel het kind als de ouders (Bogels, Hoogstad, van Dun, Schutter en Restifo, 2008). Bogels et al. (2008) deden onderzoek naar mindfulness training voor adolescenten met externaliserende stoornissen (ADHD, ODD en CD) en mindfulness training voor de ouders van deze adolescenten. In dit onderzoek waren de proefpersonen adolescenten met ADHD, ODD, conduct disorder en autisme. De adolescenten en hun ouders kregen mindfulness training. Internaliserende en externaliserende gedragsproblemen werden gemeten aan de hand van de CBCL. De proefleider maakte samen persoonlijke doelen (bijvoorbeeld beter concentreren op wiskunde (voor adolescenten) of beter kunnen slapen (voor ouders) met de adolescenten en de ouders. Persoonlijke doelen werden gemeten aan de hand van de Goal Attainment Scale (GAS). Kwaliteit van het leven werd gemeten aan de hand van de Subjective Happiness Scale (SHS) en mindfulness werd gemeten aan de hand van de Mindful Attention and Awareness Scale (MAAS). De proefpersonen rapporteerden na de mindfulness training minder internaliserende en externaliserende klachten, minder aandachtsproblemen en de proefpersonen vertoonden meer mindfulness. Bij de kinderen die de mindfulness training hadden gehad was er een verbetering te zien bij het bereiken van hun persoonlijke doelen. Dit was niet het geval bij proefpersonen die in de wachtlijstconditie zaten. Eveneens rapporteerden de ouders een vermindering van de internaliserende en externaliserende problemen bij hun kind en een verbetering van zelfcontrole en sociale problemen bij hun kind. Ook rapporteerden de ouders een verbetering bij het bereiken van hun persoonlijke doelen. De onderzoekers vonden het belangrijk om de ouders te betrekken bij de behandeling. Een verklaring waarom mindfulness trainingen bij ouders een positief effect had bij adolescenten en de ouders is omdat sommige stoornissen genetisch zijn (Bogels et al. 2008). Het kan zo zijn dat bij kinderen die bijvoorbeeld impulsief zijn, problemen hebben met de emotieregulatie of problemen hebben met de aandacht, de ouders ook dezelfde problemen hebben (Bogels et al. 2008). De onderzoekers hadden ook een andere verklaring waarom de interventie een positief effect had: dat mindfulness-based therapie ook een positief effect heeft op externaliserende stoornissen ADHD, ODD en CD kan verklaard worden doordat bij al deze stoornissen aandacht en impulsiviteit een belangrijke rol spelen. De kinderen met deze stoornissen hebben bepaald gedrag in gemeen: impulsiviteit, hyperactiviteit, problemen met motivatie (Bogels, et al. 2008). In de theorie van Bogels, et al. 2008 kwam naar voren dat kinderen met ADHD moeite 9
hebben met een of meerdere aspecten van aandacht zoals het tegelijkertijd geven van aandacht aan meerdere dingen, de aandacht vasthouden, de aandacht van de ene stimulus naar de andere richten. Ook kan bij bepaalde externaliserende stoornissen zoals CD en ADHD, het inhiberen van een respons moeilijk zijn (Bogels et al. 2008). Mindfulness-based therapie is werkzaam bij deze stoornissen doordat er wordt geleerd hoe men de aandacht kan reguleren. Door het accepteren van alle gevoelens, gedachten en sensaties die het kind krijgt is het kind beter in staat om de emotie te reguleren. Het beter kunnen reguleren van de emoties heeft op zijn beurt weer invloed op het gedrag van het kind, bijvoorbeeld het inhiberen van gedrag.
Conclusie
Er kan geconcludeerd worden dat mindfulness-based therapie een positief effect had bij kinderen met angststoornissen. Er is gebleken dat mindfulness-based therapie invloed had op de emotieregulatie, vermijding van interne ervaringen en intolerantie voor onzekerheid. Ook is naar voren gekomen dat deze therapie een gunstige invloed heeft op de vermindering van aandachtsproblemen. De aandacht kan beter worden gericht, verschoven en vastgehouden. Doordat mindfulness-based therapie invloed heeft op de emotieregulatie en aandacht was het ook interessant om te onderzoeken of deze therapie ook een positieve invloed zou hebben op ADHD, een stoornis waarbij aandacht en emotieregulatie belangrijke aspecten zijn. Het blijkt dat mindfulness-based therapie ook zorgt voor vermindering van ADHD klachten. Een andere stoornis waarbij aandacht en emotieregulatie belangrijke aspecten zijn is CD. Ook hier bleek mindfulness-based therapie te werken. Mindfulness heeft invloed op de impulsiviteit en het reguleren van de emoties bij deze kinderen. Wat verder naar voren is gekomen is dat wanneer mindfulness training aan de ouders van de kinderen met de stoornissen ADHD, ODD en CD werd gegeven, dit een positief effect had op zowel de ouders als de kinderen. Dit kan verklaard worden doordat ook bij de ouders de aandacht verbetert, interne ervaringen meer worden geaccepteerd en de emotieregulatie beter wordt. Hierdoor kunnen de ouders beter reageren op hun kinderen. Ook kan het zijn dat de ouders meer betrokken zijn bij het hele proces. Hierdoor kunnen ouders hun kinderen helpen en stimuleren om mindfulness in het dagelijks leven toe te passen. Een kanttekening bij deze onderzoeken is dat veel van deze onderzoeken erg weinig proefpersonen hadden, waardoor de power van de onderzoeken laag was. Een alternatieve verklaring voor de gevonden effecten kan zijn dat de ouders van de proefpersonen die meededen ook erg gemotiveerd om deze interventie te laten werken, dit kan invloed hebben 10
gehad op de resultaten. Hierdoor kan er niet met zekerheid gezegd worden of mindfulnessbased therapie ook werkt bij alle kinderen (bijvoorbeeld kinderen van ouders, die minder gemotiveerd zijn). Een andere kanttekening bij deze onderzoeken is dat mindfulness trainingen altijd gegeven worden in groepen. Een nadeel van het geven van trainingen in groepen is dat de kinderen het gevoel hadden gesteund te zijn door de groep. In een vervolgonderzoek zou er dan een controleconditie moeten komen, zo kan er onderzocht worden of de positieve effecten niet komen door groepssteun. Er is meer onderzoek nodig om met zekerheid te zeggen dat mindfulness-based therapie effectief is bij kinderen met angststoornissen en externaliserende stoornissen. Aangezien de kinderen, ouders en leraren de mindfulness trainingen positief evalueerden, zou er naar deze behandelvorm meer onderzoek moet worden gedaan. In een vervolgonderzoek zouden meer proefpersonen moeten deelnemen aan het onderzoek. Mindfulness-based therapie heeft componenten die een andere werking hebben op de angststoornis dan cognitieve gedragstherapie, bijvoorbeeld vermijding van interne ervaringen. Daarom zou deze therapie een goede aanvulling zijn op cognitieve gedragstherapie bij de behandeling voor angststoornissen. Een veelgehoorde klacht bij de medicamenteuze behandeling bij ADHD of CD is dat ouders liever geen medicijnen aan hun kinderen willen geven. Mindfulness-based therapie zou dan ook een goede mogelijkheid zijn bij de behandeling naast de reguliere interventies.
11
Literatuur Baer R.A. (2003). Mindfulness training as a clinical intervention: A conceptual and empirical review. Clinical Psychology: Science Practice 10, 125–143. Barkley, R. (1997). Attention-deficit/hyperactivity disorder, self regulation, and time: Toward a more comprehensive theory. Journal of Developmental and Behavioral Pediatrics, 18, 271-279. Bogels, S., Hoogstad, B., van Dun, L., Schutter, S., & Restifo, K. (2008). Mindfulness training for adolescents with externalizing disorders and their parents. Behavioural and Cognitive Psychotherapy, 36, 193 – 209. Borkovec, T.D., Hazlett-Stevens, H., & Diaz, M.L. (1999). The role of positive beliefs about worry in generalized anxiety disorder and its treatment. Clinical Psychology & Psychotherapy, 6, 126 – 138. Dugas, M.J., Marchand, A., & Ladouceur, R. (2005). Further validation of a cognitivebehavioral model of generalized anxiety disorder: diagnostic and symptom specificity. Anxiety Disorders, 19, 329-343. Duncan, G. J., Dowsett, C. J., Claessens, A., Magnuson, K., Huston, A. C., Klebanov, P. (2007). School readiness and later achievement. Developmental Psychology, 43, 1428– 1446. Freeston, M.H., Rhe´aume, J., Letarte, H., Dugas, M. J., & Ladouceur, R. (1994). Why do people worry? Personality and Individual Differences, 17, 791–802. Hayes, S.A., Orsillo, S.M., & Roemer, L. (2010). Changes in proposed mechanisms of action during an acceptance-based behavior therapy for generalized anxiety disorder. Behaviour Research and Therapy, 48, 238 – 245. Kabat-Zinn, J. (1994). Mindfulness meditation for everyday life. New York: Hyperion. Lee, J., Semple, A., Randye J., Miller, L. (2008). Mindfulness-Based Cognitive Therapy for Children: Results of a Pilot Study. Journal of Cognitive Psychotherapy, 22, 15-28. Mendelson T., Greenberg,. Dariotis, J.K (2010). Feasibility and preliminary outcomes of a school-based mindfulness intervention for urban youth. Journal of Abnormal Child Psychology 38, 985 – 994. Mennin, D. S., Heimberg, R. G., Turk, C. L., & Fresco, D. M. (2005). Preliminary evidence for an emotion dysregulation model of generalized anxiety disorder. Behaviour Research and Therapy, 43, 1281–1310. Michel J., Dugasa, M.J., Marchand, A. & Ladouceurc, R. (2005). Further validation of a cognitive-behavioral model of generalized anxiety disorder: diagnostic and symptom specificity. Anxiety Disorders, 19, 329 – 343. Prins, P., & Braet, C. (2008). Handboek klinische ontwikkelingspsychologie. Houten: Bohn Stafleu van Loghum. Roemer, L., Lee, J.K., Salters-Pedneault, K., Erisman, S.M., Orsillo, S.M., en Mennin, D.S, (2009). Mindfulness and emotion regulation difficulties in generalized anxiety disorder: preliminary evidence for independent and overlapping contributions. Behavior Therapy, 40, 142-154. Roemer, L., Salters, K., Raffa, S.D. en Orsillo, S.M. (2005). Fear and avoidance of internal experiences in GAD: preliminary tests of a conceptual model. Cognitive Therapy and Research, 29, 71-88. Semple, R.J., Lee, J., Rosa, D., & Miller, L.F. (2010). A randomized trial of mindfulnessbased cognitieve therapie for children: promoting mindful attention to enhance socialemotional resiliency in children. Journal of Family Study, 19, 218 – 229. Semple, R.J., Reid, E. F.G., Miller L. (2005). Treating anxiety with mindfulness: An open trial of mindfulness training for anxious children. Journal of Cognitive 12
Psychotherapy 19, 379-392. Singh, N.N, Lancioni, G.E., Subhashni, D., Winton, A.S.W., Sabaawi, M., Wahler, R.G. et al. (2007). Adolescents with conduct disorder can be mindful of their aggressive behaviour. Journal of Emotional and Behavioral Disorders, 15, 56-63. Singh N.N, Singh A., (2010). Mindfulness training for parents and their children with ADHD increases the children’s compliance. Journal of Child and Family Study 19, 157 – 166. Stapinski, L.A., Abbott, M.J., & Rapee, R.M. (2010). Fear and perceived uncontrollability of emotion: Evaluating the unique contribution of emotion appraisal variables to prediction of worry and generalised anxiety disorder. Behaviour Research and Therapy, 48, 1097- 1104. Taghavi, M. R., Neshat-Doost, H. T., Moradi, A. R., Yule, W., & Dalgleish, T. (1999). Biases in visual attention in children and adolescents with clinical anxiety and mixed anxietydepression. Journal of Abnormal Child Psychology, 27, 215–223. Treanor M.A., Erisman, S., Salters-Pedneault, K., Roemer, L., Orsillo, S.M. (2011). Acceptance-based behavioral therapy for GAD: effects on outcomes from three theoretical models. Depression and Anxiety, 28, 128 – 136. Wells, A., & Carter, K. (2001). Further tests of a cognitive model of generalized anxiety disorder: metacognitions and worry in GAD, panic disorder, social phobia, depression, and nonpatients. Behavior Therapy, 32, 85-102. Zylowska, L. Ackerman, D.L., Yang, M.H., Futrell, J.L., Horton, N.L, Hale, T.S., Pataki, C. & Smalley, S.L. (2007). Mindfulness meditation training in adults and adolescents with ADHD: A feasibility study. Journal of Attention Disorders 11, 737.
13