Goede vrienden Dezer dagen staat het katholiek onderwijs wel niet op het spel, maar maatschappelijk is er van alles aan het bewegen dat de evidentie van een schooleigen pedagogisch project dat vertrekt vanuit één levensovertuiging aan het wankelen brengt. Vooral wanneer die levensovertuiging ‘katholiek christelijk’ is. Het is als een mollenwerk dat een goedonderhouden grasperk omwoelt: niet met een bulldozer, maar ogenschijnlijk ongemerkt van allerlei kanten, nu eens hier opduikend, dan weer daar. Van Patrick Loobuyck, over Jean-Jacques De Gucht, tot Dirk Draulans in het vorige Knack-nummer, om dan maar niet te spreken van de beschadigingstactiek in de naschokken van het pedofilieschandaal binnen (maar ook buiten) de kerk: het geeft de indruk dat via allerlei loopgraven dit alles met elkaar verbonden is en dat de publieke opinie in meerderheid wel achter het katholiek onderwijs blijft staan, zolang dit maar niet zijn identiteit wil bijkleuren. Wie in zo’n klimaat als christen deel wil uitmaken van een inrichtende macht van een katholieke school verdient alle lof en steun. Het domein waarvoor ik uw aandacht vraag is de identiteit van onze katholieke school: wat houdt dat in, is dat relevant, doet dat er toe? 1. Aandacht voor identiteit Onze woordenschat heeft het woord ‘identiteit’1 noodzakelijk gevonden om iets heel specifieks aan te duiden, nl. dat verrassende gegeven dat ik in de wisselende gedaanten van mijn bestaan ‘ik’ blijf; dat ik mij als zodanig blijf erkennen als mezelf. ‘Identiteit’ wijst dus geenszins op iets veranderlijks, hoezeer identiteit (in oneigenlijke zin, begrepen als de beschrijving van haar genese) ook verandert, ontwikkelt, groeit. Wie die zelferkenning niet heeft, is een psychisch zieke. En wie in die zelferkenning niet wordt erkend, wórdt psychisch ziek (Zie ook: Borderlinepersoonlijkheidsstoornis).
1
Identiteit is afgeleid van het Laat-Latijnse woord ‘identitas’ dat een onduidelijke constructie heeft. In ieder geval lijkt dit het element ‘idem’, dat ‘hetzelfde’ betekent, te bevatten, en ’-tas’ dat een heel gangbaar achtervoegsel is om abstracte begrippen te vormen. Maar niemand weet hoe die elementen precies aan elkaar geplakt zijn om het woord ‘identitas’ te vormen. Mis-schien is het een kunstmatig, dus bewust door iemand bedacht woord (Rob van der Staaij).
1
In al onze pleidooien voor een multiculturele en interculturele samenleving vergalopperen wij ons nogal eens in ongenuanceerde woordenschat en benadering. Vele van gelijkaardige projecten slagen niet o.a. omdat we de mens in zijn identiteit niet erkennen2. De tijds-trend verhindert ons om duidelijk te zijn; onmiddellijk wordt dit verdacht als ‘reactionair’, ‘conservatief’ of ‘rechts’. Het woord ‘identiteit’ wordt aldus beladen, vermeden, verzwegen en alleen nog gebruikt als een non-woord met de connotatie van etnisch racisme, volksnationalisme… Bij het begin van het schooljaar3 schreef professor Wim Verbaal een opiniestuk in De Standaard met als titel ‘Wat doen wij met onze wereld dat zovele jongeren er niet meer in willen leven?’. Eén grote vraag naar ons, volwassenen! Ik heb soms het vermoeden dat er een link is tussen wat ik zonet zei over ‘identiteit’ en de problematiek die Wim Verbaal vragenderwijze ter sprake bracht. Is er wel voldoende aandacht voor de identiteit van de mens, van de jongere. We spreken voortdurend van flexibiliteit, diversiteit, keuzes maken, globalisering, multi-culturaliteit… Maar lopen mensen hierin niet verloren? Wie staat nog stil bij hun identiteit? Wie leert hen dat verkennen? Ik bedoel niet allereerst geslacht of etnie, evenmin als godsdienst of cultuur; en ook niet competenties en talenten; nee, ik bedoel iets dat veel dichter bij hen is dan de kenmerken van ras en taal: de ontdekking wie ze ‘zelf’ zijn - wat maakt dat ze authentiek kunnen zijn, dat ze consequent kunnen zijn, dat ze vandaag zijn wie ze gisteren waren, trouw aan zichzelf. Dit is wat we met ‘identiteit’ allereerst bedoelden. 2. Ik-zelf Een heel rake omschrijving van het 'zelf' vond ik bij Anselm Grün4 : "Ons ‘zelf’ is iets anders dan ons ‘ik’. Het ‘ik’ is alleen maar bewust. Het is de bewuste kern van waaruit ik beslissingen neem. Dat wordt duidelijk als ik zeg: 'Nu wil ik dit. Nu beslis ik zo. Daar ga ik heen'. Het 'ik' wil indruk maken. Om tot mij 'zelf' te komen, moet ik dat kleine 'ik' loslaten. Ik moet afdalen in mijn eigen diepte en de echte kern van mijn persoon ontdekken. [...] We moeten eerst afdalen in onze eigen diepte, alvorens we daar op het godsbeeld stuiten, dat op de bodem van onze ziel te vinden is. Alleen die mens kan zijn 'zelf' vinden, die het godsbeeld in zich toelaat."
Hoe prachtig verwoord in psalm 139. 2
Zie steden met veel Belgen van allochtone origine, waar allerlei multiculturele projecten gelanceerd worden, maar waar het racisme sterker wordt; de onverdraagzaamheid groeit er. 3 De Standaard, 12 september 2011. 4 ANSELM GRÜN, Kom naar de bron. Geestelijke wegen om machteloosheid de baas te worden en eigenwaarden te ontwikkelen. Lannoo, Tielt, p. 27.
2
HEER, u kent mij, u doorgrondt mij, u weet het als ik zit of sta, u doorziet van verre mijn gedachten. Ga ik op weg of rust ik uit, u merkt het op, met al mijn wegen bent u vertrouwd. Geen woord ligt op mijn tong, of u, HEER, kent het ten volle. U omsluit mij, van achter en van voren, u legt uw hand op mij. Wonderlijk zoals u mij kent, het gaat mijn begrip te boven. Hoe zou ik aan uw aandacht ontsnappen, hoe aan uw blikken ontkomen? Klom ik op naar de hemel – u tref ik daar aan, lag ik neer in het dodenrijk – u bent daar. Al verhief ik mij op de vleugels van de dageraad, al ging ik wonen voorbij de verste zee, ook daar zou uw hand mij leiden, zou uw rechterhand mij vasthouden. Al zei ik: ‘Laat het duister mij opslokken, het licht om mij heen veranderen in nacht,’ ook dan zou het duister voor u niet donker zijn – de nacht zou oplichten als de dag, het duister helder zijn als het licht. U was het die mijn nieren vormde, die mij weefde in de buik van mijn moeder. Ik loof u voor het ontzaglijke wonder van mijn bestaan, wonderbaarlijk is wat u gemaakt hebt. Ik weet het, tot in het diepst van mijn ziel. Toen ik in het verborgene gemaakt werd, kunstig geweven in de schoot van de aarde, was mijn wezen voor u geen geheim. Uw ogen zagen mijn vormeloos begin, alles werd in uw boekrol opgetekend, aan de dagen van mijn bestaan ontbrak er niet één. Hoe rijk zijn uw gedachten, God, 3
hoe eindeloos in aantal, ontelbaar veel, meer dan er zandkorrels zijn. Ontwaak ik, dan nog ben ik bij u. God, breng de zondaars om, – weg uit mijn ogen, jullie die bloed vergieten – ze spreken kwaadaardig over u, uw vijanden misbruiken uw naam. Zou ik niet haten wie u haten, HEER, niet verachten wie tegen u opstaan? Ik haat hen, zo fel als ik haten kan, ze zijn mijn vijand geworden. Doorgrond mij, God, en ken mijn hart, peil mij, weet wat mij kwelt, zie of ik geen verkeerde weg ga, en leid mij over de weg die eeuwig is.
Dit mensbeeld5 is niet onmiddellijk terug te vinden in leerboeken van psychologie6, maar is – naar mijn overtuiging – daarom niet minder waar. In tegendeel, het is ons overgeleverd vanuit een lange spirituele traditie7, van de woestijnvaders tot heden. De weg naar het ‘zelf’ is geen evidente weg, laat staan zonder inspanning te bereiken. Er zijn evenwel hulpmiddelen ter beschikking. Zo toont het Boeddhisme8 een concrete weg aan: de strijd tegen het valse ‘ik’, bron van lijden. De christelijke traditie geeft ook een weg aan: zichzelf verloochenen (‘zichzelf’ in de
5
Verrassend is dat precies dat eigenste zelf van mezelf, mijn individualisme overstijgt. Vanuit dit ‘zelf’ ontdek ik mijn geschapenheid, ontdek ik mijn verbondenheid met de ganse werkelijkheid die Gods schepping is. Vanuit die ontdekking en beleving opent zich voor mij – over tijd en ruimte heen – de totale werkelijkheid in God (die we traditioneel ‘hemel’ noemen). Aldus ben ik verbonden met alle heiligen en dierbare overledenen. Dit ‘zelf’ is fundament van mijn humanisme. 6 Tenzij in de school van Carl Gustav Jung. 7 “Teresa (van Avila) schrijft mystieke traktaten. Daarin ziet zij de ontwikkeling van het gebed als een zich steeds verdiepen van de vriendschap met God. Voortgaan betekent voor haar naar binnen gaan, steeds voortschrijdende verinnerlijking naar de goddelijke aanwezigheid toe. Daar waar ik mezelf verinnerlijk tot stilte en eenzaamheid, daar reveleert zich een Gastheer, een liefde die mij te beminnen geeft. Daar waar ik mijn ik loslaat, vloeit een bron van levend water. (…)het grondthema van Johannes (van het Kruis) is de donkere nacht. Onder deze metafoor brengt Johannes vooral de zelfontlediging ter sprake als noodzakelijke tegenpool van de zelfgave van God. (…) Hij wijst erop hoe de biddende ervaring van God de vele lagen van het menselijke narcisme blootwoelt.” JOHANNES SCHIETTECATTE, De spiritualiteit van de Karmel. Uittocht uit het narcisme. In: TGL, maart-april 2009/2, p. 59-60. 8 Het Boeddhisme is eigenlijk geen ‘godsdienst’; het is een levenswijze, een leerschool om dat ‘ik’ los te laten. Het christendom leert dat ook, maar enkel als een ‘voorwaarde’ met de bedoeling om verder te kunnen gaan: de ontdekking van God die de mens aanspreekt. Zie ook: AUGUSTINUS VAN HIPPO, Belijdenissen: “Deus intimior intimo meo”: God dieper dan mijn diepste innerlijk.
4
betekenis van het ‘ik’, de egologie) om een schat te ontdekken die niet vergaat: zich aangesproken weten door God . Als ik ’s morgens wakker word, ontwaakt mijn ‘ik’. Ik hoor mijn buren… en ik word buurman. Even later neem ik de tram naar het centrum, en ik word Europeaan want ik vertoef mij tussen een meerderheid van ‘vreemdelingen’. Ik ga naar het bisdom en ik word vicaris… Maar dat alles is niet mijn identiteit; het is ‘ik’ en het is goed dat ik daartoe in staat ben: de persoon met de vele ‘ikken’. Maar ik verlies er mij in als dit niet gedragen wordt vanuit een diepe ‘zelf’. Elke avond, bij het slapen gaan, mag ik die ‘ikken’ loslaten en wegzinken in me-’zelf’. Als ik niet kan slapen, is het omdat een ‘ik’ mij gevangen houdt. Zalig het slapen, als ik geborgen ben in mezelf . 3. De plaats waar ik ontdek dat God mij aanspreekt Dit ‘zelf’ van mij – die eigenste eigen identiteit – is geborgen in God. Daar raakt God mij, daar leeft Hij; van daar uit kan ik ‘beeld van God’ worden. Wat een mooie traditie waar kinderen bij het slapengaan een kruisje ontvangen van hun ouders: “God zegene en God beware u”. Schitterend: “Laat al je ikjes nu maar rusten, ook wij vertrouwen je toe aan je diepste identiteit waar God over je waakt”. De weg naar het ‘zelf van mezelf’ is een moeizame weg9, vol klippen. De woestijnvaders wisten dit maar al te goed. Maar weinig of geen instanties begeleiden ons vandaag hierin. Zit hierin dan niet een uitdaging voor ons katholiek onderwijs: dat jongeren tot die ontdekking mogen komen, dat leerkrachten vanuit dit diepe zelf aan leerlingen ‘het beste van zichzelf’ geven? En moeten directie en schoolbestuur niet die taak tot de hunne maken: zorg voor dit mensbeeld, zorg voor de echte identiteit van elkeen; m.a.w. aandacht voor het identiteits-voerend vermogen van de school?
9
‘Alleen’ de weg van de verinnerlijking gaan, op eigen houtje, zonder begeleiding, leidt niet zelden tot nog grotere ik-gerichtheid. ‘Geestelijke leiding’ is hierin aangewezen; dit kan via een ‘geestelijke vader’, een persoon; maar ook zonder die ‘geestelijke leider’ is het wenselijk zich toe te vertrouwen aan een doorleefde traditie zoals die in het christendom beschikbaar zijn. De toegangsweg tot die verinnerlijking *‘diepe put’, Etty Hillesum, De nagelaten geschriften 1941-1943], de poort daartoe ligt niet voor de hand; moet ik zoeken. De cultuur heeft die overwoekerd *‘stenen en gruis’, Etty Hillesum]. Voor sommigen kan het luisteren naar muziek die poort vormen; intens kwalitatief luisteren kan wel degelijk een diepere dimensie van mijn ‘ik’ raken; maar het volstaat niet: esthetisch ontroerd worden blijft hoe dan ook cirkelen rond het ‘ik’. Ik moet die deur doorgaan… Het is het voorportaal van de weg naar verinnerlijking. Zo ook de stilte… Zij kan mij de toegangsweg wijzen, maar ik moet er doorheen! In de christelijke traditie is de ‘eucharistie’ de uitgelezen toegangspoort tot het ‘zelf’, verscholen onder mijn ‘ik’. Het bekeringsmoment, bij het begin, nodigt mij uit om dit ‘ik’ los te laten, om ontvankelijk te worden en de weg van verinnerlijking te gaan. De woorddienst helpt mij de weg te vinden die naar mijn ziel leidt. Vanuit die diepte en uit de kracht van Gods Geest kan ik de levende Christus erkennen in ‘het breken van het brood’ en ‘het drinken uit de beker’, voedsel dat mij maakt tot een levende bouwsteen van ‘het Mystieke Lichaam van Christus’ (Vaticanum II, Lumen Gentium, hst. 1, 7), de universele Kerk, ‘volk van God’, gezonden tot heil van de wereld.
5
4. De weg naar Compostella als metafoor voor het pedagogisch project Vandaag de dag zijn er velen die de weg van Compostella gaan10 . Waarom? Omdat ze religieus zijn? Misschien wel, bij sommigen. Maar voor de meesten is allereerst een zoektocht naar dit ‘zelf’; de tocht brengt hen bij dit ‘zelf’ en die ontdekking kan voor sommigen ook een wereld openen van het Godsverstaan11. Thuiskomen bij zichzelf, die erkenning is - denk ik - de grondvoorwaarde om te kunnen en te willen groeien, om te kunnen en te willen evolueren. Natuurlijk is het precies in de wisselende contexten dat ik me zelf op het spoor kan komen. Derhalve zou die globaliserende wereld, die multiculturele leefwereld precies een opportuniteit moeten zijn, maar dat is hij helaas niet. In tegendeel men ‘stapt er uit’… 5. Maatschappelijke relevantie Naar aanleiding van de problematiek van zelfdodingen, schreef Jos Vranckx een artikel12 onder de titel: “Preventie zelfdoding vergt meer dan bestrijding symptomen” . Een langer citaat hieruit: “Alweer stijgt het aantal zelfdodingen in Vlaanderen. Vlaams minister van Welzijn en Volksgezondheid Jo Vandeurzen (CD&V) wijt dit aan de economische crisis. Maar er is duidelijk meer aan de hand.(… ) In de commentaren en discussieforums valt het op dat niemand een verband legt met de factor zingeving en met het moderne secularisme; met de afwezigheid van God in onze leefwereld en de mens die teruggeworpen is op zichzelf. Natuurlijk gaat het te ver om een rechtstreeks causaal verband te leggen, maar dat wil niet zeggen dat ze niets met mekaar te maken hebben. Wijlen dokter Paul Janssen, zelf uitvinder van baanbrekende psychofarmaca, leverde destijds een sterke getuigenis. Hij legde onomwonden een verband tussen de depressie-epidemie en de ontkerkelijking. Religiositeit, zei hij, is de beste preventie omdat ze de innerlijke veerkracht versterkt en sociale ondersteuning bevordert. “Maar het is niet politiek correct daarover te publiceren”, voegde hij er in 2003 aan toe.
10
http://www.rkk.nl/kruispunt/archief/2011. “Een onwaarschijnlijk zachte stem omsloot me. In de woestijn van mijn bestaan hoorde ik een stem die me nooit meer zou verlaten. Het was een vanzelfsprekendheid, een zekerheid. Mijn innerlijkheid was bewoond.” *Sebastien De Fooz, Te voet naar Jeruzalem. Lannoo, 2006+ en “Binnen in me zit een heel diepe put. En daarin zit God. Soms kan ik erbij. Maar vaker liggen er stenen en gruis voor die put; dan is God begraven. Dan moet hij weer opgegraven worden” [Etty Hillesum, De nagelaten geschriften 1941-1943. p. 97. Uitgeverij Balans, 1986, Amsterdam]. 12 JOS VRANCKX, Preventie zelfdoding vergt meer dan bestrijding symptomen. Tertio nr. 606, 2011. 11
6
Sindsdien is er een hele stroom publicaties op gang gekomen over de relatie tussen geloof en geestelijke gezondheid, ook al lees je er zelden over in de krant. Mensen die geloven dat hun leven zinvol is, leven langer en plegen minder gauw zelfmoord dan mensen die geen zin of betekenis zien. Het geloof in God, die boven onze beperkte visies uitstijgt, geeft vertrouwen en bindt samen. Symptoombestrijding volstaat niet. Alle maatregelen tot preventie zijn gedoemd te mislukken zolang levensbeschouwelijke en religieuze drijfveren en overtuigingen onder de mat worden geveegd. Zeker in deze tijd van snelle veranderingen is het belangrijk bronnen van vertrouwen en solidariteit aan te boren in het hart van de mens en van de gemeenschap. Dat vereist dat we meer empathie aan de dag leggen voor de existentiële vraagstukken die het leven van zoveel mensen verzieken, ook al lopen ze er niet mee in de kijker. Dat vereist ook dat de kerk naar haar ‘core-business’ terugkeert: de Blijde Boodschap van geloof en vertrouwen, over alle ellende heen. Want elke zelfdoding is een nederlaag voor ons allemaal.” Wij volwassenen, wij zwijgen over dat ‘thuiskomen bij zichzelf’, we zwijgen over ‘identiteit’ want alle aandacht gaat naar het kneden van het aanpassingsvermogen van de mens opdat die zou kunnen functioneren in die wentelende wereld. 6. Tot besluit Elke katholieke school wil - zoals alle scholen – pedagogisch hoogstaand zijn, met zorg voor elk kind, elke jongere, met hoop en inzet voor de groots mogelijke ontplooiing van hen… Maar daarenboven is zij geroepen kinderen/jongeren stapsgewijs te begeleiden in een grote verkenningstocht, heel diep in henzelf, de verkenningstocht naar de ‘diepe schat’ in hen verborgen…, hun eigen ‘ziel’… en daarmee is natuurlijk niet een of ander biologisch orgaan bedoeld, maar dit sublieme vermogen dat een mens zich kan richten tot God…. de ‘verborgen schat in de akker’, zoals we dat bij de evangelist Mattheüs lezen (Mt. 13, 44). Het mensbeeld waarmee we binnen het katholiek onderwijs werken, gaat uit van deze overtuiging: in elke mens leeft God als een verborgen schat die zich laat vinden en waarvoor – eens gevonden - een mens voor niets meer die wil verliezen. Die zoektocht is ons eigen… Het vinden is in vrijheid. Als school kan men alleen hopen en wensen en bidden dat het geschiedt. Svdk 08.12.2011
7