Het brandgedrag van isolatiematerialen Federatie van Onderlinge Verzekeringmaatschappijen in Nederland, november 2004
Voorwoord Voor de toepassing van isolatie is er een grote verscheidenheid aan materiaal op de markt. De materialen verschillen in prijs, in structuur, in kwaliteit en in toepassingsmogelijkheden. Ook zijn er verschillen in brandbaarheid. Deze brochure geeft verzekeraars (en verzekerden) inzicht in uitsluitend het brandgedrag van voorkomende isolatiematerialen. De brochure toont de verschillen tussen isolatiematerialen onderling en op welke plaatsen deze materialen voor kunnen komen. De verzekeraar is hierdoor uiteindelijk beter in staat het brandrisico van een object vast te stellen. De verzekeraar kan de verzekerde ook wijzen op de gevaren van sommige isolatiematerialen. Dit stelt de verzekerde in staat om preventieve maatregelen te nemen. De keuze voor een isolatiemateriaal dat uit zichzelf, of als onderdeel van een constructie brandveilig is, maakt een object (eerder) verzekerbaar of draagt wellicht bij tot een lagere premiestelling. Deze brochure is vervaardigd door de Federatie van Onderlinge Verzekeringmaatschappijen in Nederland (FOV), het overkoepelende orgaan van onderlinge (coöperatieve) verzekeraars. Onderlinge verzekeraars besteden van oudsher veel aandacht aan schadepreventie om schadelast te beperken waardoor enerzijds overlast bespaard blijft en anderzijds verzekeringspremies zo laag mogelijk kunnen blijven. Deze preventiebrochure is geschreven door experts van verschillende verzekeraars verenigd in de Technische Commissie Schadepreventie van de FOV. Hierin is het Nationaal Centrum voor Preventie ook vertegenwoordigd. De inhoud is ontleend aan verschillende bronnen, maar is hoofdzakelijk gebaseerd op de ervaringen van de technische verzekeringsexperts in hun werkzaamheden. Aanvullende informatie kan worden verkregen bij in de adressenlijst genoemde organisaties (zie bladzijde 21). Hoewel de uiterste zorg is besteed aan de vervaardiging van deze brochure aanvaardt de FOV geen aansprakelijkheid voor eventuele schade die voortvloeit uit het treffen van maatregelen of het opvolgen van adviezen zoals die zijn vermeld in deze brochure. Uit hoofde van leesgemak is officiële informatie als bijvoorbeeld Euro-brandklassen vereenvoudigd weergegeven. Technische Commissie Schadepreventie van de FOV, november 2004
Het brandgedrag van isolatiematerialen
fov.nl
2
Inhoud Voorwoord
2
Inleiding
4
Klassenindeling en normering CE-merk Euro-brandklassen Rook- en druppelvorming
5
Waar wordt isolatiemateriaal bevestigd? Vloeren Gevels en wanden Daken
7
Isolatiematerialen Plantaardige producten Minerale producten - Glaswol (MWG) - Steenwol (MWR) - Schuimglas (CG) - Perlite en vermiculite (EPB) Kunststofschuimen - Polystyreenschuim (EPS en XPS) - Polystyreenschuim (EPS-SE) - Polyurethaanschuim (PUR) - Polyisocyanuraatschuim (PIR) - Resolschuim (PF) Samengestelde producten en toepassingen - Stalen- en aluminiumplaten met polystyreen of polyurethaan - Metalendozen met steenwolvulling - Dubbelvoudige kunststoffen of houtachtige beplatingen met glaswol, steenwol of schuim - Enkelvoudige houtachtige beplating met polystyreen of polyurethaan toplaag - Diversen
10
Brandgevaarlijkheid isolatiematerialen
17
Aandachtspunten
18
Preventietips
19
Internationale afkortingen isolatieproducten
20
Adressen
21
Het brandgedrag van isolatiematerialen
11
13
14
fov.nl
3
Inleiding Aan de keuze van isolatiematerialen liggen verschillende afwegingen ten grondslag. De overheid en de bouwnijverheid spelen in deze een grote rol. Zo zullen bouwsector, maar ook gebruikers zoals ondernemers, agrariërs en particulieren, proberen een zo goed mogelijk isolatieresultaat te behalen met daar tegenover zo laag mogelijke kosten. Met deze insteek kunnen consequenties met betrekking tot het brandrisico gemakkelijk uit het oog worden verloren. Als gevolg van een minder brandveilige constructie kan daardoor een op het eerste gezicht onschuldige brand zich ontwikkelen tot een fel uitslaande brand. Een brand waarbij ook de bedrijfscontinuïteit, naast verlies van opstal en inventaris, in gevaar kan komen. Dit met alle mogelijke financiële gevolgen van dien. De rookontwikkeling van brandende isolatiematerialen is een tweede risico. Rook brengt schade toe aan het gebouw en de inhoud. Ook kunnen aanwezige personen of dieren in de rook stikken of hierdoor ernstige gezondheidsletsels oplopen. Dit laatste zorgt voor een kritische blik van de overheid naar de gevaren voor personen. De veiligheid van mensen krijgt in het Bouwbesluit 2003 volop aandacht. Dat is een goede zaak. In de praktijk komen verzekeringsexperts echter zeer regelmatig minder fraaie voorbeelden tegen. Zo worden door het MKB en de agrarische sector in de dagelijkse praktijk weinig of nauwelijks eisen gesteld aan het brand- en rookgedrag van de verschillende bouwmaterialen. Tussen deze uitersten zijn verzekeraars actief. Te gebruiken of reeds toegepast isolatiemateriaal en de brandveiligheid van de volledige constructie zijn voor verzekeraars belangrijke punten bij de bepaling van het brandrisico. Het kan zelfs doorslaggevend zijn bij de keuze of een object wel of niet verzekerbaar is. Herkenning van de diverse materialen is dan ook belangrijk maar blijkt in de praktijk vaak een probleem. In deze brochure is daarom getracht op materiaalniveau een aantal herkenningspunten van de diverse soorten isolatie te geven. Daarnaast is een beschrijving gegeven van het vanaf 1 maart 2003 in de Europese Unie geldende classificatiesysteem. Waarbij wordt opgemerkt dat het nu eenmaal zo is dat het merendeel van de aangeboden te verzekeren risico’s is gebouwd voordat de huidige regelgeving (o.a. Bouwbesluit 2003) van kracht is geworden. Op bladzijde 19 zijn preventietips opgenomen. Voor vragen wordt verwezen naar de adressen van verschillende organisaties en instanties op bladzijde 21.
Het brandgedrag van isolatiematerialen
fov.nl
4
Klassenindeling en normering Met de invoering van nieuwe Euro-brandklassen vanaf 1 maart 2003 is een helder classificatiesysteem ontwikkeld voor bouwproducten en de wijze waarop ze kunnen worden toegepast. De klassen en testmethoden zijn na de overgangsperiode - overal gelijk binnen de Europese Unie. In Nederland zijn de Euro-brandklassen voor het brandgedrag van bouwproducten opgenomen in het Bouwbesluit. CE-merk Alle isolatieproducten in Nederland moeten vanaf 13 mei 2003 voorzien zijn van het CE-merk (Conformité Européenne). Op dit CE-merk is de codering van de Euro-brandklasse weergegeven. Een isolatieproduct zonder het CE-merk mag niet op de Nederlandse markt gebracht worden. Euro-brandklassen De Euro-brandklassen (A1 tot en met F) geven de mate van brandbaarheid aan. Hierbij hoort een onbrandbaar product thuis in de hoogste klasse (A1). Een uiterst brandbaar product komt in de laagste klasse, ofwel in klasse F. Een niet getest product valt eveneens in klasse F.
Euro-klasse
Bijdrage aan brand Praktijk Bijdrage
Euro-klasse
Bijdrage aan brand Praktijk Bijdrage
Klasse A1
Geen enkele bijdrage
Onbrandbaar
Klasse D
Hoge bijdrage
Goed brandbaar
Klasse A2
Nauwelijks bijdrage
Praktisch niet Klasse E brandbaar
Zeer hoge bijdrage
Zeer brandbaar
Klasse B
Erg beperkte bijdrage
Heel moeilijk brandbaar
Niet bepaald
Uiterst brandbaar
Klasse C
Grote bijdrage
Brandbaar
Klasse F
Niet getest of voldoet niet aan E
De nieuwe Europese classificatie is vastgelegd in EN 13501-1. Zie deze normering voor een exacte omschrijving. De klassering A1 tot en met F staat verplicht op het CE-merk van het product. Rook- en druppelvorming Naast de Euro-brandklassen bestaan er nog twee klasse-indelingen met betrekking tot rookontwikkeling (S) en druppelvorming (D) van het product. Deze informatie is nog niet verplicht vermeld op het product maar staat er soms wel op. In Nederland is de rookproductie in het Bouwbesluit 2003 opgenomen, de druppelvorming (nog) niet.
Het brandgedrag van isolatiematerialen
fov.nl
5
Voor de rookproductie wordt onderscheid gemaakt tussen drie klassen: S1: S2: S3:
geringe rookproductie gemiddelde rookproductie grote rookproductie
Brandende druppels en delen zijn een direct gevaar voor personen en voor het ontstaan van nieuwe brandhaarden op andere plaatsen. Net als bij de rookproductie zijn er drie klassen: D0: D1: D2:
geen productie van brandende delen delen branden korter dan 10 seconden delen branden langer dan 10 seconden
Dit etiket voldoet aan alle wettelijke verplichtingen. De CE-markering geeft Euro-brandklasse A1 aan; er is sprake van een onbrandbaar isolatiemateriaal.
Het brandgedrag van isolatiematerialen
fov.nl
6
Waar wordt isolatiemateriaal bevestigd? Men isoleert voornamelijk vanwege de bouwfysische eisen die men aan een gebouw stelt. Dat zijn enerzijds eisen die wettelijk zijn voorgeschreven. Anderzijds betreft het eisen die de gebruiker van het gebouw zelf stelt. Nieuw te bouwen gebouwen moeten in ieder geval, evenals de hiervoor te gebruiken bouwmaterialen, voldoen aan het Bouwbesluit 2003. De meeste gebouwen in Nederland dateren natuurlijk van voor 2003. Verzekeringsexperts treffen het veelvuldig aan dat de toegepaste bouwmaterialen niet conform de opgegeven specificaties van de desbetreffende fabrikanten zijn aangebracht. Hierdoor kunnen brandgevaarlijke situaties ontstaan. Vooral in de toepassingssfeer van isolatiemateriaal is het zeer belangrijk dat er een deskundige inschatting van het risico wordt gemaakt. In zo’n risico-inventarisatie zijn de volgende elementen bepalend: - welk type isolatiemateriaal is hoe en waar toegepast; - welke werkzaamheden vinden plaats; - welke warmte- en ontstekingsbronnen zijn aanwezig; - welke stoffen/goederen bevinden zich in het te verzekeren object. De redenen voor het toepassen van isolatie zijn akoestisch en/of thermisch. Vaak wordt om beide redenen geïsoleerd. Isolatie wordt toegepast in vloeren, gevels, wanden en daken. Vloeren Een vloer bestaat uit steenachtig of houtachtig materiaal. Als de onderzijde van een betonnen begane grondvloer wordt voorzien van een isolatielaag geeft dat nauwelijks problemen. De isolatielaag is geheel opgesloten tussen fundering en ondergrond waardoor het isolatiemateriaal niet kan bijdragen aan de uitbreiding van een brand. Hetzelfde geldt voor de houten begane grondvloer. Hier treedt wel een ander risico op als de houten delen onvoldoende geventileerd worden. Het hout kan dan gaan schimmelen en rotten. Ventilatie verdient dan ook grote zorg en aandacht bij een in hout uitgevoerde begane grondvloer die geïsoleerd gaat worden. Een verdiepingsvloer in een gebouw kan ook worden voorzien van een isolatielaag. Deze tussenvloer kent minder ventilatieproblemen. Het brandrisico is wel groter, vooral als een brandbaar isolatiemateriaal niet afgeschermd is aangebracht. Belangrijk aandachtspunt is welk isolatiemateriaal er wordt gebruikt in combinatie met de inrichting en het gebruik van het gebouw. Gevels en wanden Het gebruikte materiaal voor de constructie van enkelwandige of dubbelwandige wanden loopt uiteen van steen tot houten en metalen beplating. Het brandgedrag van isolatiematerialen
fov.nl
7
Bij een dubbelwandige wand kan de aanwezige spouwruimte - de ruimte tussen de twee wanden - uitstekend gebruikt worden om het isolatiemateriaal volledig opgesloten te verwerken. Net als bij de begane grondvloer is het risico dat het gebruikte isolatiemateriaal daadwerkelijk bijdraagt aan de uitbreiding van een brand gering. Aandachtspunt in dergelijke gevallen is wel de uitvoering/detaillering bij openingen in de wand. Denk hierbij aan deuren en ramen, en doorvoeringen als water-, gas- en electriciteitsleidingen maar ook doorvoeringen als verbrandingsgasafvoerleidingen. Evenals bij grondvloeren geldt hierbij het aandachtspunt dat als gevolg van onvoldoende ventilatie de gebruikte bouwmaterialen aangetast kunnen worden door schimmelvorming. Het is belangrijk zorgvuldig na te gaan hoe en waar een dampdichte laag wordt aangebracht. Vooral bij een enkelvoudige wand dient het toe te passen isolatiemateriaal afgestemd te worden op het gebruik en de inrichting van het gebouw. Een voorbeeld hierbij is dat in een werkplaats waar gelast en geslepen wordt, het onverantwoord is in deze ruimte onbeschermd polystyreen te gebruiken als wandisolatiemateriaal. Verstandig (en bij de meeste verzekeraars noodzakelijk geacht) is het brandbare polystyreen in deze bestaande situatie voldoende af te schermen met brandwerend plaatmateriaal. Daken Bij de isolatie van een dak zijn er twee mogelijkheden: een zogenaamd koud of warm dak. Bepalend hiervoor is de plaats waar de isolatie zich bevindt. Van een warm dak is sprake als de isolatie op de dakconstructie maar net onder de dakbedekking is aangebracht. Een koud dak betekent dat de isolatie aan de onderzijde van de dakconstructie is aangebracht.
Twee werklieden repareren met open vuur de bitumineuze dakbedekking van dit huis. Het is van belang dat onbrandbaar isolatiemateriaal voor het dak is gebruikt.
Het brandgedrag van isolatiematerialen
fov.nl
8
Door het opstijgen van warme lucht ontstaat onder het dak een warmteconcentratie waardoor het bij daken nog van groter belang is voor een goede thermische isolatie te zorgen dan bijvoorbeeld bij gevels. De ventilatie is ook hier een belangrijk aandachtspunt om een goede regulatie van de vochthuishouding in het gebouw te kunnen waarborgen. Net als bij gevels en wanden moet bij daken zorgvuldig overwogen worden hoe en waar een dampdichte laag wordt aangebracht. Schade aangericht door aanwezig vocht kan zo worden voorkomen. Bij daken speelt het materiaal van de dakconstructie een belangrijke rol. Bij een betonnen dak zal een brand van binnenuit veel minder snel invloed uitoefenen op het isolatiemateriaal dat erop ligt, dan bij een dakconstructie met bijvoorbeeld geprofileerde staalplaat. Tegen het ontstaan van brand door de inwerking van vliegvuur bieden de meeste dakbedekkingmaterialen voldoende bescherming. Veel groter is het risico dat brandbaar isolatiemateriaal in brand raakt door het uitvoeren van reparaties aan dakgoten of aan de (bitumineuze) dakbedekking. Zelfs tijdens de bouw kan bij het aanbrengen van de dakbedekking al een brandrisico ontstaan. Het is daarom van belang dat op daken met een bitumineuze dakbedekking onbrandbare isolatiematerialen worden gebruikt. Ook op onderhoudsgevoelige plaatsen, zoals doorvoeropeningen en langs de randen, geniet onbrandbaar isolatiemateriaal sterk de voorkeur. In SBR (Zie voor adres bladzijde 21) Info Blad 56 en 58, “Het brandveilig ontwerpen en uitvoeren van platte daken” staat eveneens een aantal bruikbare adviezen die de brandveiligheid van platte daken vergroten. Ook hier geldt dat bij de toepassing van isolatiemateriaal de dakisolatie moet worden afgestemd op de inrichting en het gebruik van het gebouw.
Het brandgedrag van isolatiematerialen
fov.nl
9
Isolatiematerialen Vanaf de 70’er jaren wordt isolatie in het kader van energiebesparingen steeds meer toegepast. In dezelfde periode is het assortiment van isolatiematerialen uitgebreid met als gevolg dat op dit moment een groot aantal producten onder verschillende merknamen verkrijgbaar is. Zoals alle sectoren is ook de isolatie-industrie continu bezig haar producten te wijzigen en te vernieuwen. Al deze materialen kunnen in het bestek van deze brochure niet afzonderlijk worden benoemd. Wel is het mogelijk de producten in een overzicht naar hun aard en kenmerken weer te geven. Waar van toepassing wordt tussen haakjes de internationaal van toepassing zijnde afkorting vermeld. Op bladzijde 20 is een overzicht van deze afkortingen opgenomen. Plantaardige producten Deze materialen werden vooral in het verleden gebruikt in de vorm van stro-, vezel- en rietplaten. Riet wordt ook veel toegepast als dakbedekking, vooral in de agrarische sector. In combinatie met een schroefdakconstructie wordt riet de laatste jaren steeds meer toegepast in de woningbouw. Het nadeel van alle plantaardige producten is de zeer hoge brandbaarheid. Zie voor meer informatie tevens de brochure “Rieten daken” van de FOV.
Aan de binnenkant van dit dak is riet gebruikt om te isoleren. Riet kent een goede isolerende werking, maar is wel zeer brandbaar.
Het brandgedrag van isolatiematerialen
fov.nl
10
Minerale producten Een bijzondere gunstige eigenschap is het nagenoeg niet-brandbare karakter van alle minerale isolatiesoorten. De ontbrandingstemperatuur varieert al naar gelang het product van 750ºC tot 1100ºC. Minerale producten zijn te onderscheiden in 4 soorten: • Glaswol (MWG) Glaswol wordt gemaakt van vloeibaar glas dat tot dunne draden wordt gesponnen. Als bindmiddel wordt kunsthars gebruikt, zodat er uiteindelijk dekens ontstaan. Na deze bewerking kunnen er met behulp van persen ook platen van worden gemaakt, die als voordeel een betere stijfheid hebben.
Glaswol wordt aangebracht in de spouwruimte van deze wand. Deze wijze van isoleren is brandveilig. Glaswol kent een hoge ontbrandingstemperatuur.
• Steenwol (MWR) De basis van steenwol is het basaltgesteente diabaas, waarbij het productieproces vrijwel identiek is aan het bovengenoemde glaswol. Steenwol wordt net als glaswol in de vorm van dekens of platen gefabriceerd.
Steenwol (met een hoge ontbrandingstemperatuur) zal niet bijdragen aan branduitbreiding.
Het brandgedrag van isolatiematerialen
fov.nl
11
• Schuimglas (CG) Hoewel schuimglas geen grote bekendheid als bouwmateriaal geniet, is het wel degelijk een zeer brandbestendig product. De fabricage geschiedt middels de verhitting van gemalen glas met koolstof, waarbij de grondstoffen opschuimen tot gesloten cellen van puur glas. De glasbellen hechten aan elkaar en worden in platen geleverd.
Schuimglas.
• Perlite en vermiculite (EPB) De grondstof van deze producten is in beide gevallen vulkanisch gesteente dat bij het productieproces sterk wordt verhit. Hierdoor ontstaat een volumevermeerdering, waarbij het gesteente uit elkaar valt in korrels met holle ruimtes. Als toeslagstoffen worden cellulose en glasvezels toegevoegd. De korrels kunnen met een bindmiddel tot platen worden gemaakt. Een andere materiaalkeuze wordt verkregen door de korrels al dan niet met bepaalde bindmiddelen in kokers te storten, zoals bijvoorbeeld in rookkanalen. Hoewel de korrels nagenoeg onbrandbaar zijn is het brandgedrag mede afhankelijk van het gekozen bindmiddel (cement tegenover bijvoorbeeld lijm), dat de brandbaarheid respectievelijk kan verkleinen dan wel vergroten.
Perlite in losse vorm.
Het brandgedrag van isolatiematerialen
fov.nl
12
Kunststofschuimen De grondstof van deze schuimen is altijd een residu van aardolie, zodat de brandeigenschappen uit de aard der zaak in de afgeleide bouwmaterialen liggen opgesloten. Door de toevoeging van brandvertragende componenten varieert de bestendigheid tegen brand van globaal 100°C tot 370°C. Gunstige eigenschappen van alle schuimen zijn onder andere het lichte gewicht en de relatief grote stijfheid. Hierdoor kunnen de isolatieplaten betrekkelijk eenvoudig worden verwerkt, zeker als het grote overspanningen betreft. Kunststofschuimen zijn daarnaast relatief goedkoop hetgeen mede verklaart waarom ze op grote schaal worden toegepast. Kunststof isolatiemateriaal is te onderscheiden in 4 soorten. • Polystyreenschuim (EPS en XPS) Polystyreen kan op twee verschillende manieren worden verwerkt: Ten eerste het geëxpandeerd schuim, veelal bekend als “piepschuim” (EPS). Dit wordt gemaakt van kleine korrels die door stoom uitgroeien (expanderen) tot schuimbolletjes. Hierna worden deze geperst tot platen of met behulp van mallen in vele vormen gegoten. Ten tweede het geëxtrudeerd polystyreenschuim (XPS). Dit schuim kan met een uitzetmiddel direct tot platen worden geperst. Bij verwarming van polystyreen wordt dit materiaal weer vloeibaar (thermoplastisch). • Polystyreenschuim (EPS-SE) EPS-SE (schwer entflammbar) is een gemodificeerd kunststofschuim. Aan het schuim zijn stoffen toegevoegd als gevolg waarvan het betere brandeigenschappen heeft dan EPS. Voor het overige geldt de omschrijving als hierboven bij EPS.
Foto 1: Geëxpandeerd polystyreen los aangebracht. Foto 2: Polystyreen samengeperst tot een plaat. Wordt het “piepschuim” kaal toegepast, dan levert dat een brandgevaarlijke situatie op. Foto 3: Geëxtrudeerd polystyreenschuim. Foto 1
Het brandgedrag van isolatiematerialen
Foto 2
Foto 3
fov.nl
13
• Polyurethaanschuim (PUR) Met behulp van het binden van vloeibare componenten en een blaasmiddel wordt tijdens het fabricageproces het opschuimen gerealiseerd. Het meest bekend is de bewerking van het spuiten met dit materiaal, bijvoorbeeld het afdichten van kieren e.d. Tijdens het fabricageproces kan dit schuim ook direct tot bijvoorbeeld platen worden verwerkt. Tevens zijn andere gietvormen mogelijk. In tegenstelling tot het polystyreenschuim is dit materiaal een thermoharder, omdat het bij verwarming niet meer vloeibaar wordt. • Polyisocyanuraatschuim (PIR) In feite is dit schuim identiek aan PUR. Tijdens de productie worden er meer toeslagstoffen gebruikt. Hierdoor worden de brandvertragende kenmerken iets gunstiger dan bij PUR.
In deze opslagruimte voor uienbollen is aan de wanden en plafond ter isolatie een laag PUR-schuim gespoten. Bij een brand zal het PUR-schuim zorgen voor een snelle uitbreiding van de brand in deze ruimte.
• Resolschuim (PF) Het resolschuim is afgeleid van fenol en wordt in een schuimende vorm op een onderlaag gespoten. Op deze wijze ontstaat een vlakke plaat die door walsen op een nader te bepalen dikte wordt gebracht. Na verwarming kan resol niet smelten; ook deze stof is een thermoharder. Samengestelde producten en toepassingen Men heeft getracht gunstige eigenschappen van verschillende producten met elkaar te combineren door de toepassing van andere hulpmaterialen. Hierdoor worden de zwakke kenmerken van sommige isolatiematerialen zo goed als mogelijk opgeheven. Het betreft hier meestal “sandwich” producten die voor speciale doeleinden zijn gemaakt, zoals dakplaten, gevelpanelen, binnenwanden etc. Voorbeelden hiervan zijn: • Stalen of aluminium platen met ertussen polystyreen of polyurethaan als gevelbeplating. Als deze gevelbeplating is voorzien van goede afsluitingen en afgedichte openingen, is het voordeel dat het brandbare isolatiemateriaal goed wordt afgeschermd. De toevoer van zuurstof wordt nagenoeg uitgesloten. Het brandgedrag van isolatiematerialen
fov.nl
14
Tevens is het isolatiemateriaal hierdoor veel beter beschermd tegen beschadigingen.
In deze hal wordt voor plafond en wanden gebruikgemaakt van sandwichpanelen; een kern van isolatie aan beide zijde afgewerkt met staal of aluminium. Afhankelijk van de keuze van de isolatie, afdichting en wijze van bevestiging kan er een bepaalde brandwerendheid gerealiseerd worden.
• Metalen dozen met steenwolvulling. De dozen worden met behulp van een regelwerk bevestigd op een buitenbeplating. Ook hier geldt dat de isolatie op deze wijze beter is beschermd tegen beschadiging. • Kunststoffen of houtachtige beplatingen met daartussen glaswol, steenwol of schuim. Deze constructies worden veelal toegepast als binnenwanden. Het voordeel van de minerale producten glas- en steenwol is dat hiermee ook een behoorlijke geluidsisolatie wordt bereikt.
Dakisolatie uitgevoerd met kunststofschuim isolatieplaten (PUR) afgewerkt met een aluminium folie.
Het brandgedrag van isolatiematerialen
fov.nl
15
• Enkelvoudige houtachtige beplating met polystyreen of polyurethaan toplaag. Deze platen worden vooral als dakplaten in de woningbouw gebruikt. Een groot voordeel is dat de beplatingen vanaf de fabriek van een afwerklaag zijn voorzien, zodat schilderwerk van de plafonds meestal niet meer nodig is.
Dakplaten t.b.v. de woningbouw met daarin het isolatiemateriaal verwerkt (afhankelijk van keuze kunststofschuim of mineraalwol).
Diversen Behalve de bovengenoemde isolatiematerialen zijn er nog enkele bouwmaterialen die naar hun aard een behoorlijk isolerend vermogen hebben. De kern van de zaak is dat er zich in de bouwstoffen holle ruimtes bevinden, waarin stilstaande lucht is opgesloten. Voorts kunnen toeslagstoffen, zoals perlite of polystyreenkorrels worden verwerkt die op zich al een isolerend vermogen hebben. Voorbeelden zijn cellenbeton (gasbeton met open ruimtes) of lichtbeton (toeslag van polystyreen of perlite / vermiculite).
Het brandgedrag van isolatiematerialen
fov.nl
16
Brandgevaarlijkheid isolatiematerialen In onderstaande figuur is te zien hoe isolatiematerialen zich op materiaalniveau onderling verhouden met betrekking tot brandgevaarlijkheid. Globaal kan worden gesteld dat plantaardige producten het meest brandbaar zijn en bijdragen tot branduitbreiding. Minerale producten zijn nagenoeg onbrandbaar en vallen in de Euroklassen A1, A2 en B. Kunststofschuimen hebben grote onderlinge verschillen en het is niet mogelijk een eenduidig brandgedrag aan te geven. De meeste kunststofschuimen zijn brandbaar en kunnen bijdragen aan de vuurbelasting van een gebouw. Polystyreenschuim (EPS) kenmerkt zich doordat het naast de brandbaarheid ook druppelvorming veroorzaakt. Dit kan leiden tot een snellere branduitbreiding. Ook de polyurethaanschuimen (PUR) zijn behoorlijk brandbaar en kunnen eveneens bijdragen aan branduitbreiding. Polyisocyanuraatschuimen (PIR) zijn minder gemakkelijk te ontsteken, maar net zo brandbaar als PUR. Resolschuimen zijn afgeleid van fenolschuim en zijn redelijk bestand tegen brand. Over het algemeen verkoolt resolschuim alleen maar. Figuur Brandgevaarlijkheid isolatiematerialen op materiaalniveau (excl. beschermende constructies)
Minerale producten (MWG, MWR, CG)
Praktisch onbrandbaar
Resolschuimen (PF) PIR Schuim met glasvezel
Moelijk brandbaar
PIR Schuim Polyurethaanschuimen (PUR) Polystyreenschuimen (EPS-SE)
Goed brandbaar
Polystyreenschuimen (EPS/XPS) Plantaardige producten
Zeer brandbaar
Bijdrage aan brand
Het brandgedrag van isolatiematerialen
fov.nl
17
Aandachtspunten • Vanaf 2003 is het aangepaste Bouwbesluit van kracht. In dit Bouwbesluit wordt nadrukkelijk gekeken naar de vuurbelasting en de maximale grootte van een brandcompartiment. Deze is gesteld op 1000 m2. (Het Brandbeveiligingsconcept beheersbaarheid van brand wordt naar verwachting begin 2005 aangepast). Een mogelijkheid bij toekomstige plannen niet tegen de beperking van 1000 m2 aan te lopen, is er voor te zorgen dat er in het gebouw zo weinig mogelijk of geen brandbaar (isolatie)materiaal wordt verwerkt. De gebruikte materialen bepalen samen met onder andere de inhoud van het gebouw de totale vuurbelasting. De inhoud van het gebouw bepaalt de variabele vuurbelasting. Het gebouw en het isolatiemateriaal worden gerekend tot de permanente vuurbelasting. • Neem voor de isolatie van het gebouw bij voorkeur onbrandbaar materiaal dat valt in de Euro-brandklasse A1 of A2. Dit geldt ook voor de isolatie van het dak en voor verlaagde plafonds. Indien dit niet mogelijk is, gebruik dan verbeterde kunststofschuim-isolatieplaten die vallen in de Euro-brandklasse B volgens NEN EN 13501-1. • Brandklasse B is in het Bouwbesluit de minimale eis in de zogenaamde vluchtroute van het gebouw (klasse D voor de overige ruimten). De rookproductie van de wanden en daken in het gehele gebouw mag maximaal S2 (gemiddelde rookproductie) zijn. Zie voor de indeling van de Euro-brandklasse de CE-markering op de verpakking van het isolatieproduct. • Let goed op bij de vaststelling van de brandeigenschappen. De Eurobrandklasse kan betrekking hebben op alleen het isolatieproduct of op een totale constructie. Voor de verzekeraar die het brandrisico wil beoordelen zijn de wetenswaardigheden over de toegepaste materialen van groot belang. Vooral in de agrarische sector wordt nog steeds veel isolatie onbeschermd toegepast.
Het brandgedrag van isolatiematerialen
fov.nl
18
Preventietips • Let op het brandgedrag van alle reeds toegepaste of nog te gebruiken bouwmaterialen. • Verwerk bouwmaterialen conform de verwerkingsvoorschriften van de fabrikant. • Bij werkzaamheden kan sprake zijn van verhoogde brandrisico’s. Let in het bijzonder op: - lassen, snijden, branden, loodgieterswerk aan goten e.d.; - dakdekken met open vuur; - dakreparaties met open vuur. • Kies bij voorkeur voor een kunststoffen dakbedekking: hier is geen open vuur bij nodig. • Zorg dat bij onderhoud of reparaties met open vuur de nodige voorzorgsmaatregelen worden getroffen (conform de speciaal hiervoor bestemde procedure van het Nationaal Centrum voor Preventie). • Kies bij voorkeur isolatiemateriaal dat niet, nauwelijks of heel moeilijk brandbaar is volgens de Euro-brandklassen A1, A2 en/of B. • Ga niet zonder meer af op aanduidingen als ‘vlamdovend’ of ‘brandvertragend’. De enige juiste manier om het brandgedrag van de materialen te beoordelen is het raadplegen van de normen. • Vraag naar testrapporten. Zorg dat er voldoende bekend is over het brandgedrag van het isolatiemateriaal. Vooral als het gaat om het isoleren van leidingen of het afdichten van voegen of openingen. • Onbrandbaar isolatiemateriaal heeft soms brandbare cacheerlagen of brandbare toevoegingen (sandwichpanelen). • De uitvoering/detaillering bij de openingen in wanden en gevels moeten voldoende worden afgeschermd. Denk hierbij aan deuren, ramen en doorvoeren. • Kijk naar de plaats waar het isolatiemateriaal is toegepast. Een brandbaar isolatiemateriaal op een betonnen dak of in een spouwmuur is minder gevaarlijk dan op een stalen dak, of onbeschermd onder een dak of plafond. • Zorg dat brandbaar isolatiemateriaal niet in het zicht komt. Dek het af met een brandwerende beplating. Denk ook aan plaatsen waar later onderhoud moet worden uitgevoerd, zoals goten. Gebruik zo mogelijk brandwerend bouwschuim. • Zorg op daken met een brandbaar isolatiemateriaal dat de onderhoudsgevoelige plaatsen zoals dakdoorvoeren voor hemelwater en langs randen worden uitgevoerd in een onbrandbaar isolatiemateriaal. • Indien een dak met brandbaar isolatiemateriaal wordt voorzien van een ballastlaag is het niet alleen minder gevoelig voor vliegvuur of straling van een brand uit de omgeving, maar is het ook minder gevoelig voor schade door storm. • Brandveilig isoleren komt de veiligheid en de continuïteit van het bedrijf ten goede. Kies bewust! Doe aan schadepreventie!
Het brandgedrag van isolatiematerialen
fov.nl
19
Internationale afkortingen isolatieproducten CG: EPB: EPS: EPS-SE: MW: MWG: MWR: PF: PIR: PUR: XPS:
cellulair glas/schuimglas geëxpandeerd perliet geëxpandeerd polystyreen geëxpandeerd polystyreen (schwer entflammbar) minerale wol glaswol steenwol fenolschuim polyisocyanuraat polyurethaan geëxtrudeerd polystyreen
Het brandgedrag van isolatiematerialen
pagina 12 12 13 13 11 11 11 14 14 14 13
fov.nl
20
Adressen Federatie van Onderlinge Verzekeringmaatschappijen in Nederland (FOV) Postbus 92 3980 CB Bunnik T 030 - 656 71 60 F 030 - 656 75 04 E
[email protected] I www.fov.nl
Nationaal Centrum voor Preventie (NCP) Postbus 261 3990 GB Houten T 030 - 229 60 00 F 030 - 229 60 10 E
[email protected] I www.ncpreventie.nl
Voor vragen m.b.t. Bouwbesluit en/of Wet Milieubeheer Postbus 51 Postbus 20002 2500 EA Den Haag T 0800 - 8051 E
[email protected] I www.postbus51.nl
Nederlands Normalisatieinstituut (NEN) Postbus 5059 2600 GB Delft T 015 - 269 03 90 F 015 - 269 01 90 E
[email protected] I www.nen.nl
Nederlands Instituut Voor Brandweer En Rampenbestrijding (NIBRA) Postbus 7010 6801 HA Arnhem T 026 - 355 24 00 F 026 - 351 50 51 E
[email protected] I www.nibra.nl
DLV Bouw, Milieu & Techniek Postbus 511 5400 AM Uden T 0413 - 33 68 00 F 0413 - 33 68 01 E
[email protected] I www.dlv.nl
PRC Bouwcentrum BV Postbus 1051 2410 CB Bodegraven T 0172 - 63 14 14 F 0172 - 61 19 02 E
[email protected] I www.prc.nl
Nederlandse Isolatie Industrie (NII) De Schepegaten 33 2421 TK Nieuwkoop T 0172 – 57 53 06 F 0172 – 57 25 09 E
[email protected] I www.nii.nl
TNO Postbus 6050 2600 JA Delft T 015 - 269 69 00 F 015 - 261 24 03 E
[email protected] I www.tno.nl
Stichting Bouw Research (SBR) Weena Point Kruisplein 25 Q 3014 DB Rotterdam T 010 – 206 59 59 F 010 – 413 01 75 E
[email protected] I www.sbr.nl
Stybenex Postbus 2108 5300 CC Zaltbommel T 0418 - 51 34 50 F 0418 - 51 38 88 E
[email protected] I www.stybenex.nl
Mineral Wool Association Benelux Kraaienlaan 74 2566 RK Den Haag T 070 368 6975 F 070 323 9163 E
[email protected] I www.mwabenelux.org
Brandveilig Bouwen Nederland Postbus 235 5900 AE Venlo T 077 3270787 F 077 3270788 E
[email protected] I www.bbn.nu
Het brandgedrag van isolatiematerialen
Vereniging Algemeen SchadePreventie Overleg (ASPO) E
[email protected] I www.aspo.nl
fov.nl
21