Het Brabant Mysterie Schatrijke Verhalenbundel
Inhoudsopgave
eligieuze ontdekkingstocht door Brabant R Voorwoord Arnoud-Jan Bijsterveld Voorwoord Patrick Timmermans Voorwoord Johan Biemans Toegangspoort en doophuisje Door Chantal van Erve
4
5
6
7
11
out H Door Laurens van der Goot
21
et dossier Susanne Aloysius H Door Henk Janssen
31
Het rad van Catharina (Het winnende verhaal) Door Bianca Mastenbroek
41
et onbekende graf van Giancarlo H Door Joke van Rijckevorsel
51
et geheim van de kanunnik van Nispen H Door Hilda Schalck
59
et geheim van Asten H Door Frank Sleutels
67
De legende van Sinte Gertruyden Door Milja de Vries
77
e vogel Gods D Door Betram Westera
89
e schat op de Regte Heide D Door Annemieke Wiercx
97
Colofon
104
‘Religieuze ontdekkingstocht door Brabant’
Het Brabants Bureau voor Toerisme is, in samenwerking met Schatten van Brabant, in ‘2008 - Jaar van het Religieus Erfgoed’ gestart met het project ‘Religieuze ontdekkingstocht door Brabant’. Schatten van Brabant is het culturele programma van de provincie Noord-Brabant waarin cultuurhistorie en hedendaagse cultuur elkaar ontmoeten. Door verhalen uit het verleden op een nieuwe manier te vertellen, te verbeelden en vorm te geven ontstaan vaak spannende activiteiten die aansluiten bij de beleving van nu. De verhalen wedstrijd die is georganiseerd in het kader van dit project en het vervolg hierop is zo’n bijzonder project. Mensen zijn uitgedaagd om spannende verhalen te schrijven over religieus erfgoed in Brabant. De winnende verhalen zijn gekoppeld aan recreatie en toerisme. De wedstrijd sprak zeer tot de verbeelding en was zeer succesvol; er zijn talloze verhalen ingezonden.
4
In dit verhalenboek vindt u de tien spannendste verhalen. Een deskundige jury, bestaande uit Johan Biemans (Brabantse schrijver), Arnoud-Jan Bijsterveld (hoogleraar Cultuur in Brabant aan de Universiteit van Tilburg) en Patrick Timmermans (Provincie Noord-Brabant), heeft deze verhalen beoordeeld en de winnaar van de wedstrijd uitgekozen. Op basis van deze verhalen heeft Routebureau Brabant zes fietsroutes ontwikkeld die de fietser langs de religieuze bezienswaardigheden, beschreven in de verhalen, voeren. Deze fietsroutes zijn bijgesloten in dit boek, zodat u, na het lezen van de verhalen, uw eigen religieuze ontdekkingstocht kunt starten en kunt uitvinden of de verhalen verzonnen zijn of gebaseerd op feiten. Wij wensen u veel lees- en fietsplezier toe! Brabants Bureau voor Toerisme Oktober 2008
Onze dank gaat uit naar de Provincie Noord-Brabant, REAP West-Brabant en Schatten van Brabant, die door middel van financiële bijdragen en expertise dit project mede mogelijk hebben gemaakt.
Als historicus weet ik natuurlijk dat er veel waar gebeurde, spannende verhalen verbonden kunnen worden met het Brabantse erfgoed, ook met kerken en kloosters. Wie kent niet het verhaal van Marietje Kessels, die vermoord werd gevonden op de zolder van de Noordhoekkerk in Tilburg? Of het verhaal van de Heilige Non van Oirschot, die na haar dood jarenlang ‘welriekende olie’ afscheidde? Of die echt gebeurde verhalen nog niet genoeg zijn om mensen te trekken naar religieus erfgoed, is Brabanders gevraagd om een spannend verhaal à la de Da Vinci Code te verzinnen over een religieuze bezienswaardigheid in onze provincie. Het is duidelijk dat die oproep veel schrijvers heeft weten te inspireren. Behalve dat de schrijver zich vaak stevig hebben verdiept in bekende en onbekende historische gegevens, hebben ze ook alle ingrediënten voor een moderne thriller aangewend. De verhalen staan stevig in het heden en de mogelijkheid om via Google ‘alles met alles’ in verband te brengen en zodoende ongelooflijke complottheoriëen op te bouwen, is door verschillende schrijvers gebruikt. Ook de hyperinterpretatie van symbolen en beelden, even succesvol als ongeloofwaardig toegepast door Dan Brown, hebben de schrijvers stevig van hem afgekeken. De ene na de andere samenzwering ontrolt zich voor de lezer, de ene geloofwaardiger dan de andere. Sommigen hebben zich daarbij verloren in historische details maar in de beste verhalen weet de schrijver één historisch gegeven prachtig uit te bouwen tot een spannend verhaal. Scheuren in vloeren, een dubbelzinnige inscriptie, een muurschildering in een toren: alles blijkt bruikbaar om een mooi verhaal te vertellen. ‘Zonder verhaal zijn feiten sprakeloos’, zei een collega van mij ooit. En zo is het. Het mooiste erfgoed, de beste kunst, de meest historische plek heeft een verhaal nodig om tot leven te komen. Als historicus waardeer ik vooral de verhalen waarin een waar gebeurd of waarachtig gegeven centraal staat, maar ik doe niet flauw. Zoals de Italianen het zo mooi zeggen: ‘Si non è vero è ben trovato’, ‘als het niet waar is, is het toch mooi verzonnen’. En zo is het. A.J.A. Bijsterveld, Hoogleraar Cultuur in Brabant aan de Universiteit van Tilburg
5
Voertuigen en voerlieden
Verhalenland
Verhalen zijn de voertuigen van het geheugen. In de zomer van 2007 reed ik mijn samen met vrouw en drie zoons met de auto naar Collioure in het uiterste zuiden van Frankrijk, daar waar de Pyreneeën de Middellandse Zee kussen. Meer dan zeventien uur rijden over de Franse snelwegen. Hoe houd je dat uit zonder al te veel ergernissen in de paar vierkante meter die je al die tijd met elkaar deelt? Dan toch maar zwichten voor die portable dvd-speler met schermpjes aan de achterkant van de stoelen? Daar zijn ze wel even zoet mee. Nee, wij kozen voor een luister-cd: het tijdloze kinderboek Brief voor de koning van Tonke Dragt, voorgelezen door Willem Nijholt. Veertien cd’s lang luisterden we ademloos naar de spannende avonturen van Tiuri op weg naar het Rijk van Unauwen. Ondertussen gleed het Franse landschap aan ons voorbij. De meespelende en afwisselende stem van de verteller zorgde ervoor dat beelden en woorden in elkaar opgingen. Dat werkte zo sterk, dat toen we het boek na thuiskomst nog een keer gingen lezen, we weer allemaal het landschap van onze reis voor ons zagen en Willem Nijholt opnieuw hoorden vertellen.
De schatkamer van ons Brabants Erfgoed is rijk gevuld met volksverhalen. Eigenlijk zijn het vertelsels van velerlei soort die soms teruggaan tot in de schemering van een grijs verleden. Al lang voordat de ganzenpen werd uitgevonden werden ze verteld van vader op zoon, van moeder op dochter. Elke nieuwe generatie heeft er op haar beurt nieuwe glans aan toegevoegd. Ze waren als de kapstok van ons geheugen met een schat aan kleurrijke herinneringen.
6 De kracht van het verhaal is groot. Herodotus, de vader van alle geschiedschrijvers, wist dat als geen ander. Zijn Historiën worden algemeen gezien als de eerste serieuze poging om aan objectieve geschiedschrijving te doen. Toch verpakt hij de vele historische feiten die hij opdist geregeld in de vorm van een verhaal of anekdote. Het is dat narratieve element van geschiedenis dat de laatste jaren weer hoog scoort. Weg met de saaie rijtjes jaartallen, terug naar de verhalen over de tijd van toen. Verhalen prikkelen onze verbeeldingskracht, waardoor we ons in kunnen leven in de gebeurtenissen van vroeger. Je voelt je betrokken en deelgenoot. Alsof je er zelf bij bent! Beleving, daar draait het in eerste instantie om. En de ‘belering’, die komt zo vanzelf wel. Het is daarom te prijzen dat het Brabants Bureau voor Toerisme (BBT) het initiatief heeft genomen voor het project ‘Religieuze ontdekkingstocht door Brabant’. De vele mooie verhalen die dit project heeft opgeleverd laten allemaal zien dat feit en fictie goed kunnen samengaan. Dat het verhalende element een goed vehikel kan zijn voor droge historische feiten. Het geschreven woord kan echter nog krachtiger zijn als het ook daadwerkelijk wordt uitgesproken. Zou het niet mooi zijn als de verhalen uit deze bundel eens een keer op locatie worden voorgedragen door ervaren vertelkunstenaars van het kaliber Nijholt? Want als verhalen de voertuigen van het geheugen zijn, dan zijn vertellers de voerlieden ervan. Patrick Timmermans, historicus
Dat de onuitputtelijke bron van onze rijke fantasie geen grenzen kent is bewezen nu ook gebeurtenissen in ons computertijdperk gevangen worden in sprankelende verhalen. Deze bonte bundeling mag daarvan een sprekend voorbeeld zijn. De mengeling van al dan niet ware historische en hedendaagse gebeurtenissen kreeg een verrassend nieuw jasje. Wie de verhalen leest zou wellicht gaan geloven dat ze echt gebeurd zijn. Ja, met het feilloze gevoel er zelf bij geweest te zijn. En zeker in Brabant geloven we graag alles, als het maar verteld wordt. Brabantse verhalen mogen wat mij betreft voldoen aan minstens drie dingen. Ze mogen best wat sterk of overdreven zijn, moeten zeker een glimlach opwekken op lezers voorgevel… En zeker niet in de laatste plaats… graag ook wel wat gepeperd met een scheutje ondeugende onnozelheid. Met deze Brabantsbonte bundel in de hand wens ik alle wandelende, fietsende, bussende, treinende of vierwielende lezers een onvergetelijke ontdekkingsreis door ons avontuurlijke Brabantse verhalenland. Johan Biemans, Brabantse schrijver
7
Toegangspoort & doophuisje, Goirkestraat 72 te Tilburg
door Chantal van Erve
Toegangspoort & doophuisje, Goirkestraat 72 te Tilburg
10
Grillige contouren tekenen zich af in de kleine tuinmanswoning. Het flakkerende licht van de olielampen lijkt de veren nog meer te laten deinzen. De man met de pluimhoed stopt de sleutel in Arnold’s hand. “Waarom persé vannacht?” “Eerder kon ik niet weg. Het zou te veel zijn opgevallen. Ik moet ook snel terug.” “Waarom ik?” “Dat is nu niet van belang. Bij het doophuisje hoor je waar de sleutel voor dient. Eerder niet.” “Niet van belang?!” “Luister, er is weinig tijd. Hij is stervende. Vanwege de restauratiewerkzaam heden valt het nu niet al te veel op als er rondom het doophuisje beweging is.” “Wie spreekt er in vredesnaam af in een doophuisje?!” De man staat abrupt op. “Daar….” Hij onderbreekt zichzelf en kijkt wanhopig van Arnold naar Jacob en terug. “Er zijn grote belangen mee gemoeid. Als het aan de Lutheranen en Calvinisten ligt, zweren wij katholieken ons geloof af. Hij vertelt je alles op het moment dat hij deze sleutel heeft.” “Wie is die hij?” Voordat Arnold de vraag heeft uitgesproken, staat de pluimhoed bij de deur. “Christo et Ecclesiae”, fluistert hij snel en verdwijnt met zijn olielamp de duisternis in, richting het kasteel. Jacob en Arnold wisselen een niet-begrijpende blik en vanuit de deuropening zien ze het flakkerende lichtje heen en weer bewegen, om vervolgens geheel in het donkerte op te lossen. De buitenlucht voelt koud aan. Een rilling gaat door hem heen. Is het vanwege de kilte buiten of de gedachte aan de vreemde man met pluimhoed en de onzekerheid die hem nu te wachten staat? Zijn nieuwsgierigheid wint het van zijn scepsis en zijn angst. Hij steekt de sleutel in een zak en knikt naar Jacob. Jacob geeft hem de andere olielamp. “Sorry, ik weet net zoveel als jij.” “Niets dus.” Terwijl hij er stevig de pas in zet, hoort hij hoe Jacob de deur achter hem sluit. Het duurt een poos voordat hij het silhouet ontwaart van de spitse daken van de twee torentjes die het begin van de brug markeren. Gelukkig hoeft hij daar niet overheen. Het water van de gracht oogt als een gevaarlijke poel. Het vierkante kasteel is al jaren eigendom van Gijsbertus Steenbergensis, Graaf van
Hogendorp en vrijheer van Hofwegen. Samen met Jacob heeft hij ’s middags staan kijken naar de koetsen die arriveerden en de mensen die bij de brug uitstapten. Mannen met pluimhoeden en dames met chique japonnen. In gedachten ziet hij de hoogstaande kapsels, de zijwaarts opgehouden rokken met de rijke versieringen weer voor zich. Hij bedenkt dat hij dit beslist aan An moet vertellen, wanneer hij weer thuis is. Even later begeeft hij zich de beukendreef in. Achter hem hoort hij een roep. “Is het van een vogel?” Zijn stevige pas gaat over in draf en al gauw holt hij zo hard als hij kan. De sleutel in de zak bonkt op zijn bovenbeen in zijn loopritme mee. Aan het einde van de lange beukendreef houdt hij even halt, zijn borstkas gaat snel op en neer. Bij iedere opgaande beweging voelt hij hoe koude lucht zijn mond binnen stroomt. Als vierentwintiger heeft hij een goede conditie, het is meer de spanning die hem de adem beneemt. Gelukkig is hij nog slechts een kleine driehonderd meter van het doophuisje verwijderd. Met snelle tred vervolgt hij zijn weg. Als hij voor de toegangspoort bij het doophuisje staat, met daarboven de heilige Sint Dionysius, beweegt hij snel zijn hoofd naar links en naar rechts. Niemand te zien. Zijn bovenbeen lijkt plots te gloeien. Hij gooit zijn hoofd achterover en houdt zijn ogen gericht op het beeld. Allerlei gedachten wisselen elkaar af. ‘Wat als hij nu overvallen werd? Zou hij een kop kleiner worden gemaakt? Zou hij dan net als Sint Dionysius met zijn hoofd in zijn handen naar de plaats lopen waar hij begraven wil worden?’ “Al moeite genoeg om mijn kop er nu bij te houden, laat staan dat ik die terug kan vinden als hij ergens over de grond rolt.” Zijn stem laat hem schrikken. Binnensmonds vloekt hij. “Het hardop uiten van mijn gedachten moet ik toch eens afleren”. De maan breekt door en de koperen staf van Sint Dionysius licht op. Arnold slaat vluchtig een kruis en stapt naar het poorthek toe. Zijn hand omklemt één van de spijlen en voorzichtig trekt hij eraan. Opgelucht bemerkt hij dat de toegangspoort niet afgesloten is zoals normaliter het geval is ’s avonds. De pluimhoed had dus gelijk gehad. Hij glipt door de opening en het liefst had hij het hekwerk achter zich gesloten. Zoals afgesproken klopt hij driemaal snel, één keer langzaam en vervolgens weer tweemaal snel op de deur van het doophuisje, rechts in het poortgebouw. De deur gaat een stukje open, zijn lamp wordt overgenomen, gedoofd en dan wordt hij naar binnen getrokken. In de ruimte brandt geen enkele olielamp. Een hand begeleidt hem en laat hem ergens plaatsnemen. Als de hand hem loslaat, hoort hij hoe voetstappen zich
11
12
van hem verwijderen. De deur gaat open en dicht. Naast hem hoort hij beweging. Zijn ogen gewennen en op de grond ziet hij een gestalte liggen. “Magister adest et vocat te….” De stem klinkt raspend, als die van een oude man. Opnieuw beweging, een uitgestoken hand. Instinctief haalt Arnold de sleutel uit de zak en overhandigt hem. De oude man hapt naar adem en krabbelt overeind. “Damnosa hereditas.” Hij ziet hem naar de muur achter het hardstenen doopvont lopen, maar kan niet goed zien wat hij daar doet. Vreemde geluiden omringen hen. Op het moment dat de oude man een kaars aansteekt, ziet Arnold dat een steen uit de vloer verschoven is. In de ontstane opening is een trap zichtbaar. De man daalt langzaam af en gebaart Arnold te blijven wachten. Het duurt lang voordat de man weer boven is. In zijn handen heeft hij een merkwaardig groot boek voorzien van zeven sloten. Hij geeft Arnold de sleutel terug en gebiedt hem woordeloos één van de sloten te openen. “Is het dezelfde sleutel? Arnold wil de sleutel dichter bij de kaars houden, maar de man tikt ongeduldig op het eerder aangewezen slot. Voor zover Arnold kan zien zijn alle sloten nog dicht. Gehoorzaam steekt Arnold de sleutel in het slot en met enige moeite krijgt hij de sleutel gedraaid. Het slot springt open. De oude man kijkt hem glimlachend aan. “Mille periculis supersum.” Vervolgens daalt hij opnieuw de trap af. Als hij weer boven komt heeft hij noch een sleutel noch het boek bij zich. Hij loopt weer richting het doopvont en wijst naar de muur erachter. Arnold ziet niets bijzonders. De man wenkt hem. Arnold laat zijn hand over de stenen glijden. Aanvankelijk voelt hij enkel de korrelige structuur van de stenen, en de overgangen met het voegsel, maar dan voelt hij vage ingeslepen rondingen. De man houdt de kaars dichterbij. Vreemde letters ‘Aqua sapiéntiæ salutaris potávit eos’ sieren de steen. Het was Arnold eerder nooit echt opgevallen. Vol verbazing ziet hij hoe de oude man vermoeid de steen naar achteren duwt en hoort hij voor de tweede maal vreemde omringende geluiden. De man blaast de kaars uit en gaat kreunend liggen. Stilte volgt. Arnold stelt een spervuur aan vragen om te laten weten dat hij antwoorden nodig heeft.
14
“Unum est necessarium.” Deze zoveelste onbegrijpelijke uiting ontsteekt hem in woede. Hij wil gewone antwoorden, antwoorden die hij kan volgen! De man slaakt een diepe zucht en met horten en stoten, alsof het gewone spreken hem meer moeite kost, begint hij zijn relaas. Aandachtig probeert Arnold alles voor zichzelf te ordenen. “Toen het prins Frederik Hendrik van Oranje in 1629 eindelijk was gelukt om de zogenaamde moerasdraak te veroveren, hadden hooggeplaatste katholieken in allerijl het heilige boek met de zeven sloten in veiligheid gebracht. Hiervan weten slechts enkelen het bestaan, evenals van de bijbehorende legende. Als gedurende zeven generaties, in opvolgende lijn binnen één familie, telkenmale één generatie één slot opent en het boek zich telkenmale op dezelfde plaats bevindt, zal na het openen van het zevende slot deze plaats veranderden in een stad met gouden poorten. Alhoewel het bisdom van ’s-Hertogenbosch er alles aan gelegen was om het boek in ’s-Hertogenbosch te houden, verkozen ze bij inname van de stad het zekere voor het onzekere. Bij vernietiging van het boek zou Utopia sowieso nooit worden verwezenlijkt. Via omwegen was het boek uiteindelijk in het kasteel van Tilburg terecht gekomen en jarenlang in bewaring geweest bij Baron van Grobbendonck. Voordat het kasteel werd verkocht aan de protestante prins van Hessen-Kassel waren de plannen gesmeed om een kerk plus doophuisje te bouwen. Een doophuisje met een geheime kelder, waarin het boek werd ondergebracht. Begin deze eeuw was het gerealiseerd.” “Heeft het boek al die jaren in het kasteel van Tilburg gelegen? Met medeweten van de heer van Tilburg en Goirle, Anthony Schetz zelf?” Onwillekeurig schudt Arnold zijn hoofd. “Dit doophuisje is toch nog niet zo oud?” “Geen vragen, geen vragen. Nihil pulchrius ordine.”Even schrikt Arnold. Zoals gewoonlijk was hij zich er niet van bewust geweest dat hij hardop dacht. Dan borrelt zijn woede weer op en begint hem tegelijkertijd iets te dagen. “Ik heb daarstraks het eerste slot van het boek geopend!” Hij kan een vloek nog net onderdrukken. “Het is afgebroken Arnold. Tweeënvijftig jaar geleden….” Gekuch. “Afgebroken geweest. Een nieuw doophuisje, voor in de plaats gebouwd. Ik was erbij. Ze hadden geen idee. Het is geheim gebleven.”
Het tempo en de verstaanbaarheid worden er niet beter op. Arnold spant zich in en begrijpt uit de flarden die hij opvangt dat de sleutels van het boek destijds ieder apart ’s-Hertogenbosch zijn uitgesmokkeld. De oude man had tot voor kort nooit geweten bij wie of waar ze ondergebracht waren. Zijn opdracht was enerzijds er voor te waken dat de bergplaats van het boek geheim bleef en anderzijds om de sleutels te achterhalen. Het had hem veel moeite en inspanning gekost. Ze waren los van elkaar op zeven verschillende plaatsen bewaard. De sleutel die Arnold had meegebracht was de laatste ontbrekende sleutel geweest. Een rochel doorbreekt de woordflarden. Het blijft stil. De oude man heeft zojuist zijn laatste adem uitgeblazen. Arnold huivert. Hij verwacht dat de Norbertijnse orde zich zal ontfermen over het lichaam. Als hij het doophuisje verlaat en de toegangspoort uitloopt, weet hij nog steeds niet waarom juist hij het eerste slot moest openen. ‘Het zal mij wel duidelijk worden.’ Deze gedachte geeft hem vertrouwen. Het is al lichter geworden. Als hij achterom kijkt, gaan zijn ogen automatisch richting het beeld van de heilige Sint Dionysius, schutspatroon van Tilburg. Nu pas valt hem op dat het gedragen hoofd tegen een boek rust. Het boek is amper als zodanig herkenbaar. Eerder zag hij het altijd aan voor een plakkaat. Hij beseft: wie wil zien, kan onderscheiden. De toegangspoort geeft een gouden weerschijn.
15
Juryrapport De kracht van dit verhaal is dat de lezer vanaf het eerste moment in het verhaal wordt gezogen. Het duurt evenwel een poosje voordat het duidelijk wordt waar het hier over gaat. Helaas spelen het Erfgoed, het Norbertijnenpoortje bij de Goirkesekerk in Tilburg en de aanwezigheid van de Norbertijnen in die stad maar een kleine rol.
16
17