1
Inhoud Het mirakel van Niervaert
3
De instelling die het symposium organiseert
4
De ontstaansgeschiedenis van Sacramentsdag
6
De stad waarin het symposium plaatsvindt
8
Het bisdom van Breda
10
Het begijnhof van Breda
11
Het programma van het symposium
12
De lezingen
13
Curriculum vitae van de sprekers
14
Oecumenische viering in Grote Kerk
16
Versteek automatisch speelwerk carillon
16
2
Het mirakel van Niervaert Het mirakel dat zich in Niervaert voltrok betrof de vondst van een hostie die door turfstekers/ zoutwinners omstreeks 1300 opgedolven werd en bij de aanraking door mensenhanden spontaan ging bloeden. De vondst werd naar de kerk gebracht om daar uitgesteld te worden voor de op gang komende stroom pelgrims. Klundert is gelegen in het afwateringsgebied van West-Brabant naar het Hollands Diep. Een betere afwatering en een betere toegang tot Breda wegens toenemende handel per scheepvaart noopten de bestuurders tot het graven van “de nieuwe vaart”. Deze streek werd vaak geteisterd door overstromingen. Het mirakel kwam zeer goed van pas om de geteisterde bevolking geestelijke berusting en weerstand te verschaffen. In 1449 liet Jan IV van Nassau de hostie naar Breda overbrengen na ruggespraak en toestemming van de bisschop van Luik in wiens bisdom Breda toentertijd lag. In de dichter bevolkte centraal gelegen stad en omstreken was de heilige Hostie dienstbaarder aan de bevolking en waren de inkomsten gunstiger voor de kerkelijke- en burgerlijke overheid dan in een drassig afwateringsgebied. Dat het mirakel van groot belang was, blijkt uit het feit dat de vinder bekend is: Jan Bautoen. De oprichting van een gilde voor het mirakel vond plaats in 1463. Volgens de officiële gildenkaart van Breda waren de initiatiefnemers de pastoor van Breda, Meester Jan van Leckerkerck en Meester Willem van Alphen “doctor in den rechten ende pastoor vand kercken van Breda”. Het gilde had tot doel de verering van het heilig Sacrament en dit te bevorderen door opluistering met godsdienstige vieringen en processies. In de tijd van de Reformatie, tijdens een beeldenstorm in 1566 raakte de hostie zoek. De activiteiten van het gilde werden omstreeks 1590 gestaakt, maar officieel werd het gilde nooit opgeheven. Een hernieuwde belangstelling voor het mirakel vond plaats in 1994 toen op 23 oktober een broederschap van het Heilig Sacrament werd opgericht als seculiere vereniging. Op 19 juni 2003 werd dit broederschap opgeheven onder gelijktijdige oprichting van het Gilde van het heilig Sacrament van Niervaert, nu als private kerkelijke instelling waaraan de bisschop van Breda, Mgr. dr. M.P.M. Muskens, de kerkelijke rechtspersoonlijkheid verleende (canon 116 §2 van de Codex Iuris Canonici).
3
Gilde van het heilig Sacrament van Niervaert
De instelling die het symposium organiseert In 2003 werd het gilde van het heilig Sacrament van Niervaert heropgericht onder bescherming van bisschop dr. M. Muskens en burgemeester mr. C. Rutten van Breda. Het gilde stelt zich ten doel: ‘Geïnspireerd door het wonder van het Sacrament van Niervaert aandacht te vragen en devotie te bevorderen voor het Sacrament van de Eucharistie’. De Bredase Niervaertprocessie werd voortaan gehouden op Sacramentsdonderdag. In de late middeleeuwen vond de Ommegang plaats op de zondag vóór St. Jan (24 juni). Het gilde riep Sacramentsdag in 2005 uit tot jaarlijkse Dag van de Bedevaart en nodigde o.a. collega gilden en -broederschappen uit om ‘op bedevaart’ te komen naar Breda.
Na 440 jaar keerde in 2006 het schilderij over het Sacrament van Niervaert terug in de Grote Kerk van Breda. Het retabel werd tijdens de beeldenstorm van 1566 uit de kerk verwijderd, maar maakt tegenwoordig deel uit van de permanente tentoonstelling ‘de Kerkschat’.
In 2010 ontdekte het gilde dat het in 2014 750 jaar geleden is dat paus Urbanus IV het feest van Sacramentsdag op de universele kerkelijke kalender plaatste. Het gilde maakte een start met de voorbereiding van de viering van dit belangrijke jubileum en organiseerde o.a. ook een jaarlijkse Sacramentsdaglezing. Thema’s Sacramentsdaglezingen 2010: ‘De eucharistieviering’ door Mgr. dr. J.H.J. van den Hende. 2011: ‘De 13e-eeuwse Sacramentsliturgie Animarum cibus’ door dr. C.M.A. Caspers. 2012: ‘Eucharistie in de Bijbel’ door prof. dr. G.A.M. Rouwhorst. 2013: ‘Oprichting van het Sacramentsgilde en de Rederijkerskamer van Breda in religieushistorisch perspectief’ door dr. C.M.A. Caspers.
4
In 2011 had het gilde een belangrijke primeur met de tentoonstelling van een convoluut met Tongerse fragmenten uit de dertiende tot vijftiende eeuw, uit de collectie van de Koninklijke Bibliotheek Nederland. Het boek bevat een eigentijdse kopie van het dertiende-eeuwse Sacramentsdagofficie ‘Animarum Cibus’ van Juliana van Cornillon en Johannes van Luik. Voor het eerst sinds de middeleeuwen werden de eerste vespers van dit officie in de Bredase St. Antoniuskathedraal - in de oorspronkelijke liturgische context - uitgevoerd door vrouwenkoor Femmes Vocales. Celebrant was Mgr. dr. J.H.J. van den Hende.
Sacramentsdag 2011: het dertiende-eeuwse manuscript (1270) uit de Koninklijke Bibliotheek te Den Haag ligt in een vitrinekast in de pastorie van het begijnhof van Breda.
In 2013 vierde het gilde samen met de Bredase Rederijkerskamer het Vijfenhalve Eeuwfeest van de oorspronkelijke oprichting van beide instellingen (1463). Beide instellingen zijn in de loop der eeuwen (meerdere keren) heropgericht. Voor het eerst sinds het einde van de zestiende eeuw werd een jubileum van het gilde op de historische locatie in de Grote- of Onze Lieve Vrouwekerk gevierd. Thema van de viering was het mystieke lichaam van Christus. Ter opening van het jubileum 750 jaar Sacramentsdag 2014 bracht het gilde op 2 december 2013 samen met de bisschoppen Wiertz, De Jong en Van Burgsteden alsmede vertegenwoordigers van de Aartsbroederschap van het heilig Sacrament in de basiliek van Sint Pieter in Rome en van de Oud Limburgse Schuttersfederatie een bezoek aan het Geheim Vaticaans Archief. Tussen de ruim 80 kilometers lange archievenreeks bevindt zich een origineel dertiende-eeuws afschrift van de pauselijke bulle Transiturus de hoc mundo, waarmee paus Urbanus IV het feest van Sacramentsdag op 11 augustus 1264 instelde voor de universele kerk.
5
De ontstaansgeschiedenis van Sacramentsdag Vanaf het derde kwart van de twaalfde eeuw begon in West-Europa, met de Zuidelijke Nederlanden als concentratiegebied, een tot dan toe ongekende bloei van het geestelijk leven waarvan vooral vrouwen de draagsters waren. Deze vrouwen vormden een milieu waarin eucharistische vroomheid een belangrijke plaats innam. De nieuwe vroomheid was gericht op de persoon van Christus, meer bepaald het streven om zich op innerlijke of mystieke wijze met Hem te verenigen. In de twaalfde eeuw initieerden Bernardus van Clairvaux (+ 1153) en Willem van Saint-Thierry (+ 1149) de zogenoemde bruidsmystiek. Bij het streven naar de innerlijke vereniging met God werd Christus voorgesteld als bruidegom en de (ziel van de) individuele gelovige als bruid. Mede vanwege deze bruidssymboliek waren er veel meer vrouwen dan mannen die zich toelegden op de mystiek, met name cisterciënzerinnen en - vooral in de Nederlanden - begijnen. De fixatie op het sacrament van de eucharistie, waarin men Christus immers aanwezig achtte, werd gecombineerd met het verlangen om zich op mystieke wijze met Christus te verenigen. Tal van vrouwen ervoeren deze vereniging tijdens de mis of in de nabijheid van de heilige reserve. Zo aanschouwde de begijn Hadewijch van Antwerpen (+ ca. 1250) in een van haar visioenen het eucharistisch brood in de gedaante van een klein kind, dat naar haar toekwam en vervolgens veranderde in een knappe man, die haar de communie gaf en vervolgens innig tegen zich aandrukte.
Een bijzonder grote impact op het godsdienstig leven in de late middeleeuwen hadden de visioenen van de uit Retinne (Luik) afkomstige augustines Juliana van Cornillon (+ 1258). In de Latijnse vita van Juliana, reeds enkele jaren na haar dood vervaardigd, lezen we dat zij al vanaf haar jeugd herhaaldelijk eenzelfde visioen kreeg dat zij echter niet kon duiden. Zij zag steeds een volle stralende maan, waaraan echter een klein segment ontbrak. Na haar veelvuldige smeekbeden onthulde Christus aan haar wat het betekende. De maan verbeeldde het liturgisch jaar waaraan blijkbaar nog een feest ontbrak. Hij wilde dat er een nieuw liturgisch feest zou worden ingesteld ter ere van het sacrament van zijn Lichaam en Bloed. Het duurde nog ruim twintig jaar voor zij eindelijk tot actie overging. Eerst legde zij haar zaak voor aan zes geleerde geestelijken die unaniem oordeelden dat de instelling van dit feest zou strekken tot heil van de Kerk en de gelovigen (vita II/7). Vervolgens zocht en vond zij in de begijn Isabella van Hoei een medestandster om haar initiatief verder uit te dragen (vita II/8).
Hadewijch van Antwerpen
Juliana van Cornillon
6
Haar volgende stap was de compositie van een officie voor het nieuwe feest (vita II/9). Samen met een jonge, onervaren clericus die bij haar in huis woonde, een zekere Johannes, zette zij zich aan deze klus. In goede harmonie togen beiden aan het werk: hij zette zich aan het schrijven en zij zette zich aan het gebed. Telkens wanneer hij een deel van het officie af had, legde hij dat aan Juliana voor waarbij hij zei: ‘Dit, mijn meesteres, is U van boven toegezonden. Ziet U of er nog dingen verbeterd moeten worden in de zangwijze of de tekst?’ Indien nodig bracht zij inderdaad correcties aan, waarbij zij een grote scherpzinnigheid etaleerde. Aan haar verbeteringen kon zelfs de grootste geleerde niets meer toevoegen. En zo werd in 1246 Corpus Christi als nieuw feest in het bisdom Luik ingevoerd, met het officie Animarum cibus (Zielenspijs). Het is een fascinerende compositie waarin we zien hoe de toenmalige mystiek getinte vroomheid der begijnen een stempel drukte op de liturgie. In 1264 zou paus Urbanus IV, voor zijn pontificaat een van de geleerde geestelijken die door Juliana was geconsulteerd, Sacramentsdag verheffen tot verplichte feestdag voor de universele Kerk. Mede dankzij de waardering van Amerikaanse en Europese geleerden voor onze dertiendeeeuwse begijnen en andere heilige vrouwen, staan Juliana en haar officie sinds enkele jaren weer volop in de belangstelling.
Animarum cibus (Zielenspijs)
7
De stad waarin het symposium plaatsvindt Breda wordt op het oudste stadsgezicht van Nederland afgeschilderd als religieuze stad De Vereniging Vrienden van Breda’s Museum kocht in 2013 het oudste stadsgezicht van Nederland aan. Het is een weergave van Breda vervaardigd door een anonieme (Antwerpse?) kunstenaar. Kenners schatten in dat het paneel omstreeks 1518 – 1520 is geschilderd. Op de voorgrond zouden Christus en de Samaritaanse vrouw zijn afgebeeld. Het paneel (53,5 x 67 cm) is waarschijnlijk een fragment van een middenpaneel van een voormalig drieluik. De kunstenaar kreeg duidelijk de opdracht om de betrekkelijk kleine stad - waarin de familie Van Nassau resideerde - als een religieuze stad af te schilderen. Door het huwelijk van Engelbrecht van Nassau en Johanna van Polanen in 1403 vestigde zich voor het eerst een tak van de familie Van Nassau in Nederland. Het echtpaar ging in het kasteel van Breda wonen (links van de Grote Toren afgebeeld). In het geboortejaar van hun oudste zoon Jan IV van Nassau, (1410) begon Engelbrecht met de bouw van de Grote- of Onze Lieve Vrouwekerk op de plaats van een oudere tufstenen kerk. Johanna zou later voor zichzelf een groot huis bouwen: huis Valkenberg (rechts van de Grote Toren) en omstreeks 1440 een kapel ter ere van de heilige Wendelinus (torentje uiterst rechts op het paneel). Direct rechts van de apsis van de Onze Lieve Vrouwekerk torent de stenen Catharinakapel (ca. 1500) van het begijnhof. Breda had destijds drie belangrijke broederschappen: de Onze Lieve Vrouwebroederschap, de Heilig Kruisbroederschap en het Gilde van het Heilig Sacrament van Niervaert (1463). Van de laatste twee organisaties is in Breda archief bewaard gebleven. Jan IV van Nassau huwde in 1440 met Maria van Loon-Heinsberg, de zus van de bisschop van Luik. Het echtpaar kreeg van deze bisschop Jan van Loon-Heinsberg in 1449 toestemming om het Sacrament van Niervaert te laten overbrengen naar de Grote- of Onze Lieve Vrouwekerk in Breda. 8
De stad Breda Breda is een Nederlandse stad in het westen van de provincie Noord-Brabant. Breda is vanouds de voornaamste stad van West-Brabant en is de oude hoofdstad van de Baronie van Breda, waaronder onder meer de huidige steden Roosendaal, Etten-Leur en Oosterhout ressorteerden. De gemeente Breda telt anno 2014 180.053 inwoners en is daarmee in grootte de derde van Noord-Brabant en de negende van Nederland. De stad Breda telt ruim 147.000 inwoners. De stad was een belangrijke garnizoens- en vestingstad, maar vervult ook heden nog een duidelijk zichtbare rol binnen de Nederlandse krijgsmacht door de aanwezigheid van de Koninklijke Militaire Academie. Breda is sedert 1853 de zetel van het gelijknamige bisdom. De aanwezigheid eerst van de Heren van Breda, maar later ook van de Kamer van Koophandel, de Arrondissementsrechtbank en het Bisdom hebben ervoor gezorgd dat Breda zowel traditioneel als heden ten dage het politieke, administratieve en religieus-bestuurlijke hart van West-Brabant vormt. De stad bezit vanouds ook veel handel en industrie. Zij ligt aan een knooppunt van water-, spoor- en autowegen. Breda is de laatste decennia (ongeveer vanaf 1970) ook meer specifiek een onderwijsstad en studentenstad geworden. In 2012 telde de stad 27.000 studenten in het middelbaar en hoger beroepsonderwijs, zijnde het totaal aantal ingeschrevenen bij Avans Hogeschool, NHTV, de Nederlandse Defensie Academie (NLDA, voorheen KMA) en de Bredase mbo-opleidingen van het ROC West-Brabant en De Rooi Pannen (afdelingen MBO Horeca en MBO Toerisme/Recreatie). Er zijn ook veel instellingen voor voortgezet onderwijs gevestigd. Door de historische band met het huis Van Oranje-Nassau is Breda een Oranjestad, waaraan het mogelijk mede één van haar bijnamen, Haagje van het Zuiden, dankt. Tot 1795 namelijk waren de burgers van Breda onderdanen van de Heer van Breda, die vanaf 1403 tevens Graaf van Nassau en vanaf 1538 tevens Prins van Oranje was. Breda heeft een belangrijke historische stadskern, die zich over de eeuwen heeft gevormd rond het kasteel van Breda, de zetel van de heren van Breda. Zowel vanwege zijn historisch stadsschoon als om zijn fraaie, bosrijke omgeving wordt Breda in zijn volkslied ook wel de Parel van het Zuiden genoemd. De Bredase binnenstad wordt door toeristen zeer gewaardeerd om de sfeer en de gastvrijheid. De stad werd in 2013 2,9 miljoen keer door Nederlandse toeristen bezocht. Waarschijnlijk vanwege de meer centrale ligging van de stad in ons land komen toeristen gemakkelijk een dagje terug. Het historisch decor van de stad wordt voornamelijk gevormd door het religieuze erfgoed. Vooral het begijnhof trekt veel bezoekers: jaarlijks wordt het zo’n 120.000 keer bezocht.
9
Het bisdom van Breda Het land van Breda ressorteerde tot het midden van de zestiende eeuw onder het bisdom Luik. Bij een herindeling van bisdommen in de Nederlanden in 1559 werd het gebied opgenomen in het nieuwe bisdom Antwerpen. Op 22 maart 1803 werd het apostolisch vicariaat Breda ingesteld als afsplitsing van het apostolisch vicariaat ’s-Hertogenbosch waaraan later een gedeelte van het aartsbisdom Mechelen werd toegevoegd. Na het herstel van de bisschoppelijke hiërarchie in Nederland (1853) werd het vicariaat op 14 maart 1853 omgezet in een zelfstandig bisdom. Het Bisdom van Breda is een bisdom van de Nederlandse rooms-katholieke kerkprovincie. Het bisdomkantoor is gevestigd in Breda, de stad waar de bisschop zetelt. Vanuit het bisdomkantoor wordt het bisdom bestuurd en ondersteund. Het bisdomkantoor is gelegen in de binnenstad van Breda, naast het huis van de bisschop. Het diocees, dat West-Brabant en de provincie Zeeland beslaat, behoort tot de grootste bisdommen wat betreft de geografische omvang en tot de kleinste wat betreft het aantal katholieken (433.000 peildatum 31 december 2011). Het bisdom is opgebouwd uit 40 parochies die onderling samenwerken in de vicariaten Breda en Middelburg. In 2014 zijn er 26 priesters, 14 diakens en 50 pastoraal werk(st)ers actief in het parochiepastoraat. Kathedraal van het bisdom van Breda is de H. Antoniuskathedraal in het centrum van Breda. De Sint-Antoniuskerk werd gebouwd in 1837 naar een ontwerp van architect Pieter Huijsers in de toen gebruikelijke neoclassicistische stijl. Dit uit zich aan de buitenkant voornamelijk in de voorgevel. Drie soorten zuilen uit de klassieke oudheid zijn duidelijk te onderscheiden: van onder naar boven Dorisch, Ionisch en Korinthisch. Het fronton onder de klokkenstoel lijkt op een Griekse tempel. Het bovenste torentje lijkt op een Romeins of Grieks liefdestempeltje. De kerk werd gebouwd als parochiekerk maar werd in 1853, na het herstel van de bisschoppelijke hiërarchie, de eerste kathedraal van het bisdom. Maar de Antoniuskerk hield niet lang de kathedrale waardigheid. In 1876 werd de Sint-Barbarakerk tot kathedraal gewijd. Na de sluiting van deze kerk in 1968 ging de titel naar de later gesloopte Sint-Michaëlkerk in het Brabantpark. Sinds 1 januari 2001 is de Antoniuskerk opnieuw kathedraal.
10
Het begijnhof van Breda Het begijnhof van Breda is gesticht in 1267. Het dertiende-eeuwse begijnhof was gevestigd op het huidige Kasteelplein en stond onder bescherming van de bisschop van Luik. Graaf Hendrik III van Nassau liet het in 1535, vanwege uitbreidingen van zijn kasteel, verplaatsen naar de huidige locatie aan de Catharinastraat. Hij beloofde het begijnhof voortaan blijvende sauvegarde door zijn familie. De begijnen, die met hun hof eveneens hun kapel moesten verlaten (zie pagina 8), kregen nu beschikking over de deels vijftiende-eeuwse Wendelinuskapel. Na de perikelen van de 80-jarige oorlog werd dit bedehuis in 1649 in handen gegeven van de Waalse Gemeente. De begijnen kerkten vervolgens bijna 200 jaar in een noodkerk die aan de noordzijde van de Wendelinuskapel was gevestigd. In het begin van de negentiende eeuw mochten in Nederland weer katholieke kerken worden gebouwd. De huidige Catharinakerk kon in 1838 door de begijnen in gebruik worden genomen. Ook na de Reformatie heeft het Huis van Oranje-Nassau het begijnhof en zijn bewoners telkens bescherming geboden. Het hof dankt hieraan zijn voortbestaan. Thans zijn Amsterdam en Breda de enige twee Nederlandse steden die nog over een volledig gespaard begijnhof beschikken. Het begijnhof van Breda werd zeven eeuwen lang bewoond door begijnen; ongehuwde vrouwen en weduwen die weliswaar een ‘kuis en deugdzaam’ leven wilden leiden voor God en de medemens, maar geen gelofte van armoede aflegden. Zij waren geen kloosterzusters. De begijnen hebben altijd een bijzondere verering gehad voor de eucharistie, zoals blijkt uit de archieven en de kerkelijke kunstobjecten. De laatste begijn van Nederland, Zr. Cornelia Catharina Frijters, overleed op Goede Vrijdag 13 april 1990. Met haar dood kwam een einde aan ruim zeven eeuwen begijnengeschiedenis in Breda. Tegenwoordig worden de woningen verhuurd aan alleenstaande vrouwen. Het begijnhof van Breda viert in 2017 zijn 750-jarig bestaan. 11
Het programma van het symposium Het programma op 24 augustus 2014 begint om 10.30 uur met een pontificale eucharistieviering in de St. Antoniuskathedraal. Om 12.00 uur is een lunch voorzien in de Waalse Kerk, gevolgd door een bezoek aan de Grote- of Onze Lieve Vrouwekerk (facultatief).
St. Antoniuskathedraal
Waalse Kerk
Om 14.30 uur opent de dagvoorzitter, plebaan Mr. S.J.M. de Koning BA het symposium in de St. Catharinakerk van het begijnhof. De hoofdlezing wordt verzorgd door de bisschop van Breda, Mgr. dr. J.W.M. Liesen.
St. Catharinakerk
12
‘Het Laatste Avondmaal’ door Dirk Bouts
De lezingen 14.40 – 15.00 uur
dr. M.A.M.E. Gielis: Voorafbeeldingen van de eucharistie op het schilderij ‘Het Laatste Avondmaal’ van Dirk Bouts in de St. Pieterskerk in Leuven
15.05 – 15.35 uur
Mgr. dr. J.W.M. Liesen: Jezus, het Lam van God
15.35 – 15.55 uur
pauze
16.00 – 16.20 uur
Mgr. dr. J-P. Delville: Juliana van Cornillon
16.25 – 16.45 uur
dr. C.M.A. Caspers: Het feest van Sacramentsdag
16.45 – 17.00 uur
gelegenheid tot het stellen van vragen
17.00 uur
afsluitende borrel in de Begijnenzaal.
13
‘De aanbidding van het Lam’ door de gebroeders Van Eyck in de Kathedraal te Gent
Curriculum vitae van de sprekers Dr. (Marcel) A.M.E. Gielis (1948) studeerde filosofie en theologie aan het seminarie van Mechelen en (cultuur)geschiedenis en filosofie aan de Katholieke Universiteit van Leuven. Hij is baccalaureus in de wijsbegeerte (Leuven, 1971) en licentiaat in de geschiedenis (Leuven, 1976). Hij was van 1972 tot 1976 godsdienstleraar en is van 1976 tot zijn emeritaat in 2013 als universitair docent verbonden geweest aan vakgroep Geschiedenis van Kerk en Theologie van de Theologische Faculteit in Tilburg. Aan deze faculteit promoveerde hij tot doctor in de Godgeleerdheid. Hij is bestuurslid van de Broederschap van het H. Sacrament in de SintPieterskerk van Turnhout. Mgr. dr. (Jan) W.M. Liesen (1960) werd op 16 juni 1984 tot priester gewijd. Na een korte periode als pastoor werkzaam te zijn geweest, studeerde hij aan het Pauselijk Bijbelinstituut te Rome en Jeruzalem (1985-1990) en behaalde een doctoraat in de Bijbelwetenschappen (SSD, 1998). Mgr. Liesen doceerde exegese en Bijbelhebreeuws aan de grootseminaries van de bisdommen Roermond, Haarlem en ’s-Hertogenbosch. Sinds 2004 is hij lid van de Internationale Theologische Commissie, het adviesorgaan van de Congregatie voor de Geloofsleer. Op 28 januari 2012 werd hij in de St. Antoniuskathedraal in Breda geïnstalleerd als elfde bisschop van Breda.
14
Dr. (Charles) M.A. Caspers (1953) studeerde aan de Theologische Faculteit Tilburg. In 1992 promoveerde hij aan de Universiteit te Utrecht op het proefschrift De eucharistische vroomheid en het feest van Sacramentsdag in de Nederlanden tijdens de Late Middeleeuwen (Leuven, 1992). Zijn publicaties betreffen onderwerpen uit de geschiedenis van de vroomheid, de spiritualiteit, de liturgie en de religieuze volkscultuur; zo gaf hij samen met Peter Jan Margry het driedelige lexicon Bedevaartplaatsen in Nederland uit (Amsterdam/Hilversum, 1997, 1998, 2000). Thans is hij werkzaam als wetenschappelijk secretaris van het Titus Brandsma Instituut te Nijmegen. Mgr. dr. (Jean-Pierre) Delville (Luik, 1951) werd in 2013 door paus Franciscus benoemd tot de 92ste bisschop van Luik. Hij werd priester gewijd in 1980. Aan het Leo XIII-seminarie te Leuven behaalde hij het baccalaureaat in de wijsbegeerte en aan de Pauselijke Universiteit Gregoriana in Rome het baccalaureaat in de theologie en het licentiaat in de Bijbelse Wetenschappen. Daarna was hij onder meer president van het Sint-Paulusseminarie in Louvain-la-Neuve. Sinds 1996 was hij docent aan de Université catholique de Louvain. In 1999 publiceerde hij zijn wetenschappelijke studie Vie de sainte Julienne de Cornillon.
15
Oecumenische viering in de Grote Kerk Breda Op 24 augustus om 10.30 uur wordt in de Bredase Grote- of Onze Lieve Vrouwekerk ook een oecumenische viering gehouden. Het thema van de viering is: ´Van Sacrament van Niervaert naar oecumenische ontmoeting´. Voorganger is diaken Rob van Uden. Muzikale begeleiding vindt plaats door Margreet Pols. Van Uden: ‘Wanneer je kritisch terugkijkt op de geschiedenis van het Sacrament van Niervaert kan het vooral een strijdpunt tussen katholieken en protestanten lijken. Wanneer we de laatste decennia met oecumenische dialogen overzien, kunnen we ook op een meer oecumenische manier naar deze vroomheid kijken’.
‘Versteek’ automatisch speelwerk carillon Breda (De stiften in de trommel van het carillon verplaatsen voor een andere melodie) In 2014 wordt op verschillende plaatsen in de Lage Landen het jubileum 750 jaar Sacramentsdag gevierd. De ontstaansgeschiedenis van dit feest - dat uitgroeide tot een van de meest uitbundig gevierde feesten van de Westerse Kerk - voert terug naar de dertiende-eeuwse ‘mystieke vrouwenbeweging’ in het bisdom Luik. De visionaire Juliana van Luik introduceerde het nieuwe feest, dat in 1264 door paus Urbanus IV op de universele kerkelijke kalender werd geplaatst. Volgens een overlevering moet deze paus (Jacques Pantaleon) in zijn tijd als aartsdiaken van Luik Juliana’s biechtvader zijn geweest. Als verwijzing naar dit jubileum klinkt telkens om kwart vóór (het uur) de Sacramentshymne van de vroege kerk ‘Ubi caritas et amor, Deus ibi est’, dat vertaald betekent: ‘Daar waar vriendschap is en liefde, dáár is God’.
16