í Het achtdaagse dagboek î Originele versie 11 mei 1991 zaterdag 16u53. 1° rapport: De queeste naar de sleutel is hierbij geopend. De tekst die ik aan het schrijven ben (“Theorie der relativatieruimten en de metafysische aspecten van het niets en de oneindigheid”) vlot aanzienlijk. Ik ben van plan hem uit te breiden met filosofische beschouwingen over de natuur, God enz. De titel zou ik dan wijzigen tot (“De Doos: toegelicht”). De Doos is een mysterieus kortverhaal dat ik in een nogal depressieve bui heb geschreven. De buitenwereld is er nog niet rijp voor; deze staat er trouwens zeer sceptisch tegenover. Ikzelf heb soms mijn twijfels over dingen zoals puberteit enz. Ik weet zeker dat ze mijn gedachten manipuleert. Mijn ouders, omgeving, enz. weten maar al te goed dat ik een introvert persoon ben. Het is spijtig dat geen van hen doorheeft wat de queeste naar de sleutel betekent. Op school begrijpen ze me absoluut niet en beschouwen ze me meer als een zonderling of een fenomeen i.p.v. me als een van hen te voelen. Ik weet van mezelf dat ik niet “normaal” ben en het waarschijnlijk nooit zal zijn. Niet alleen het zoeken naar de sleutel is belangrijk voor mij maar tevens de bron van mijn interesse. Het staat voor mij onomstotelijk vast dat de dood van mijn bompa er mee te maken heeft. Waarschijnlijk ligt het nog veel dieper dan dat. Alles heeft zijn prille begin nodig en dat is dan ook gebeurd. Op het einde van men [sic] 2° jaar humaniora ben ik naar aanleiding van een bezoek van een vriend des huizes gestart met lezen van een boek over scheikunde. Dat vlotte zeer goed. Na een volledige samenvatting daarvan (31 ps A4) ben ik begonnen met de grote middelen: een van 400+ ps (“Inleiding tot de theoretische chemie”). In het begin had ik wat last, het [is] trouwens een boek van de universiteit, maar geleidelijk aan kwam ik in de wereld van de atomen terecht. Ik heb het boek tot 2x toe gelezen. Ik zag mij nu genoodzaakt me in te laten met quantummechanica (mijn bompa was ondertussen overleden). In de herfst-vakantie van het derde jaar humaniora deed ik opzoekingswerk in encyclopedieën en kreeg tenslotte een boek over quantummechanica te lezen van mijn buurman (“Quantumfysica”). Ik heb het boek dan volledig doorgenomen en samengevat (400 ps). Ondertussen waren eveneens populair wetenschappelijke werken mijn ogen niet ontgaan. Na (“Orde uit chaos” en “Het heelal”) gelezen te hebben kreeg ik meer en meer inzicht in de filosofie achter wetenschap en meerbepaald voor mij achter de sleutel. Het was nu niet meer voldoende voor mij puur exacte wetenschap te bestuderen, maar deze geestelijk te combineren met metafysica. Ik begon nu ook wetenschappelijke teksten en kortverhalen te schrijven telkens met de verborgen symboliek van de sleutel tussen de regels. Zo schreef ik (“Quantummechanica”, “Doodsimpel” en “De dromer”). Verder ben ik nu bezig aan “De Doos” en de daaraan gecombineerde (“De Doos: toegelicht”). Deze laatste tekst is van groot belang daar hij vertelt over de sleutel en over de prille begin-theorieën om hem te benaderen. Tot zover heeft niemand hem gelezen, maar hij is nog bijlange niet af. Ik zou dit eerste rapport willen afsluiten met enkele belangrijke “ontdekkingen”. De [46]
relativatieruimten, realiteitspoorten, tijdspoorten, verleden, heden, toekomst situeren zich op hetzelfde moment. Er staat nog werk voor de boeg om deze bevindingen wiskundig te gaan verklaren. Het zal dan ook één van mijn hoofddoelen worden. Verder zou ik ook nog willen vermelden dat ik twee universiteitscursussen doorgenomen heb die me geleverd zijn geweest door m’n leraar fysica (4° jaar humaniora). Ze zijn een grote hulp voor me geweest. Ik zal trachten 8u. wiskunde te volgen en een cursus burgerlijk ingenieur aan te vatten om mijn queeste tot een goed einde te brengen. Ik zal er dan ook voor vechten ondanks m’n omgeving. Dit was mijn 1° rapport. In de volgenden [sic] zal ik al de stappen van mijn queeste aanduiden, hoeveel jaren dat ook zal duren! Einde 1° rapport 17u54 12 mei 1991 zondag 21u20: 2° rapport. De cyclus mag niet doorbroken worden. De cyclus kan niet doorbroken worden. De cyclus is alles. Dit zal 1 van mijn slagzinnen worden. Ik heb hem opgemaakt uit (“De Doos”) en uit een dom toeval met m’n zus (niet nader te omschrijven). Er is vandaag weinig gebeurd ivm de sleutel; hoewel er 1 opmerkelijk feit te vermelden is. Ik had een gesprek met mijn vader gehad over enkele boeken die ik van plan was te lezen over quantummechanica. Na enige tijd begonnen we bijgevolg te praten over “vensters” tussen paralleluniversums, opplooibare ruimte, annihilatie enz. Het is altijd gezellig om met mijn vader over zulke onderwerpen te discussiëren. Even later bevond ik me aan m’n bureau op m’n kamer en zat diep na te denken over enkele discussiepunten. Ik keek door m’n raam naar buiten en zag de zwarte merel op het grasveld. Ik zei tegen hem (“Het zijn de vensters, de doorgang en de poorten, hé”). Al huppelend verdween hij van m’n beeld. Ik wist nu dat ik op de goede weg zat, hoe lang deze ook mocht zijn. Einde 2° rapport: 21u46 15 mei 1991 woensdag 20u08: 3° rapport De voorbije twee dagen is er niets vermeldenswaardig gebeurd. Ik heb dan ook geen nodeloze rapporten opgesteld. 2 feiten zou ik toch willen vermelden. 1 van 13 mei, het ander van 14 mei. Ik kwam maandag terug van school en we hadden die voormiddag een beurt van wiskunde gemaakt. Dat was spijtig genoeg niet goed gelukt en ik wist dat ik waarschijnlijk ging gebuisd zijn (mijn eerste buis voor wiskunde in het 4° jaar). Ik had al problemen met driehoeksmeetkunde (en ik ben waarschijnlijk niet de enigste) en een buis kon ik dus nu best missen. Het zijn binne[n]kort examens en in de korte [tijd] die er nog is begin ik me onzeker te voelen (zoals altijd voor een examenreeks). Goed, ik was dus thuis en ging met een zwaar gemoed naar men [sic] kamer. Ik keek uit men [sic] raam en daar zat hij: “De Zwarte Merel”. Ik vroeg hem: “En gaat het lukken: mijn examen wiskunde?”. Nog voor ik het gezegd had vloog hij weg en ik wist dus dat het geen probleem zou worden. Wiskunde had trouwens nog nooit een probleem gevormd (hoe zou ik anders voor 8u. gaan kiezen). Het 2° feit situeerde zich op 14 mei. Ik maakte de volgende zin op: “De zwarte merel op het groene grasveld is de metafoor met mijn leven.” Het is ongelofelijk wat een geruststelling het praten met de zwarte merel [47]
geeft. Ivm het zoeken naar de sleutel zou ik ook dit nog willen vermelden. Ik heb vandaag de energie berekend die vrijkomt bij het omzetten van de massa van een neutron. In mijn tekst staat uitgelegd waarom ik die energie bereken. Ik vind dit een eerste belangrijke stap van het zoeken naar de sleutel. Het is een eerste wiskundige uitdrukking berekend via de relativiteitstheorie van ons aller Einstein. Ik [wil] tot slot van dit rapport de berekening vermelden. c = 2,998 x 108 m/s mn = 1,675 x 10-27 kg E = mc² E = 1,675 x 10-27 kg . (2,998 x 108 m/s)² E = 1,675 x 10-27 kg . 8,988004 x 1016 m²/s² E = 1,675 x 8,988004 . 10-27 1016 kg m²/s² E = 15,054907 . 10-11 J Dit is een energie-inhoud van een quantumdeeltje (zie tekst voor verdere uitleg). Ik wacht verder tot de zwarte merel groen wordt! Einde 3° rapport 21u04. 16 mei donderdag 1991 21u15: 4° rapport Het zal nog een tijd duren eer ik de sleutel gevonden heb (denk maar aan een groene merel). Een eerste stap heb ik in mijn 3° rapport vermeld. Het is een eerste vaststelling om de prille begin theorieën om de sleutel te benaderen uit te bouwen. Ik ben er zeker van dat er een hoop filosofie en daarmee bedoel ik moeilijk denkwerk bij kijken komt. Ik ben geen opgever en ik zal dus al het mogelijke doen om baanbrekend werk te verrichten ivm de sleutel. Ik heb vernomen dat [de] theorie van het ontstaan van het heelal met name “the big bang” verworpen is. Waarom, daar weet ik het fijne nog niet van (dat zal wel komen). Het schijnt nu dat het heelal gewoon is en oneindig groot is. Het zou opgebouwd zijn uit klusters en deze, meent men, zouden ontstaan uit een soort van, wat men noemt, “hemelsonweer”, te vergelijken met donder en bliksem. Dit heeft niet direct met mijn sleutel te maken, maar in de verdere uitbouw ervan komt het ontstaan van het heelal er wel bij kijken. Genoeg gezeverd nu. Er zijn twee dingen die ik uiterst belangrijk vind om te vermelden gebeurd. Ik ben een boek aan het lezen van Hubert Lampo (“Terugkeer naar Atlantis”). Het is raar maar waar dat er duidelijke overeenkomsten zijn tussen zijn schrijven en mijn ideeën over de sleutel. Ik kan dit nog aanvaarden als puur toeval omdat er nog zullen zijn die over zulke zaken hebben nagedacht. Het 2° feit is echter moeilijk te verklaren als toeval. Ik zat in het school. Het was het laatste uur van de dag. We hadden Latijn (een van mijn lievelingsvakken). Het gebeurd [sic] dikwijls dat onze leraar wat gedronken heeft onder de middag. Dit was dan ook nu zo en dat was duidelijk te merken. We waren een gedicht aan het lezen van Publius Ovidius Naso en de leraar zocht een duidelijk voorbeeld van een pleonasme in het Nederlands. Ik lag al bijna in slaap (het laatste uur en zo!) tot een merkwaardigheid mijn aandacht trok. De leraar z’n voorbeeld was: “De Zwarte Merel”. Ik kreeg meteen kippevel en ik geloofde niet in gelukkig toeval. Ik heb namelijk nog nooit iemand verteld over de [48]
zwarte merel tenzij mijn zus, oma, moeder en peter die het zeker niet zouden hebben kunnen doorverteld. Toen ik op de bus zat deed dit voorval me eerder huiveren dan versteld staan. De regen kletterde angstaanjagend tegen de busruit. Einde 4° rapport 21u47. 18 mei 1991 zaterdag 18u47: 5° rapport Het hele geval wordt nu nog eigenaardiger. Blijkbaar is de zwarte merel voor onze leeraar [sic] Latijn op vrijdag groen geworden: even verduidelijken. Ik was vrijdag, zoals het ook hoort op school. Het eerste uur van de dag krijgen we wekelijks op vrijdag een portie Latijn voorgeschoteld. Deze keer niet. De leeraar [sic] was er niet. Waarom? –Geen verklaring. Totdat het middag werd. Ik was aan het praten met een van m’n goede vrienden op school (eigenlijk m’n beste vriend (hij begrijpt me toch een klein beetje)). Hij zit in [een] ander[e] afdeling, maar heeft dezelfde leeraar [sic] Latijn als wij. Hij had reeds eerder op de dag de reden van de leeraar’s [sic] afwezigheid vernomen. “Diene van Latijn” had een dochter gekregen; of beter zijn vrouw had een dochter gekregen. (Nooit gedacht dat [een] stijve kikker als onze leeraar [sic] het nog zou klaarspelen, alhoewel het is z’n derde kind). Meteen nadat ik het nieuws vernomen had kon ik de drang niet weerstaan om m’n vriend over de zwarte merel te vertellen en over m’n verhaal (“De Doos”). Na daar wat over gepraat te hebben was hij ook wat gefascineerd door de “mysteries”. Dat was voor vrijdag. Vandaag heb ik ook wat lugubere dingen ontdekt. Ten eerste mijn zus; nee, die is niet luguber, maar ik heb haar wat ingelicht over mijn ideeënwereld, en ook zij bleek gefascineerd te worden door de dingen die er zijn, maar niet altijd opgemerkd [sic] worden. Ik was bij men [sic] peter en bebonne (zo noem ik mijn oma). Mijn zus was ook daar. Die had er de nacht doorgebracht. Nu was het mijn beurt om er te overnachten en we waren er nu allen samen voor de “aflossing” vergezeld van mijn grootmoeders heerlijk middagmaal. Mijn buik was rond en ik ging samen met m’n zus even de achtertuin in. Daar deed ik een eigenaardige ontdekking. Er lagen twee stokken op het grasveld. Een uit metaal, hij was een beetje gekromd, en de andere uit hout met een spijker erin. Het interessante was dat de twee stokken in een kruisvorm lagen (U). De voet van het kruis wees naar een klein stukje aarde waar gras ontbrak. Dat gras lag dood en verdord aan de voet van het kruis. Toen ik dat tegen mijn zus aan het vertellen was viel mij een huis op (dat naast het huis van m’n grootouders). Het stond leeg. Net zoals het huis achter onze tuin, en zoals het huis waar m’n bompa geleefd had tot zijn dood. Zou dit ook weer een teken zijn van het ontbreken van kennis ivm de sleutel, de doos, de cyclus – wie weet? Het belangrijke van dit alles is dat ik beseft heb dat alles wat gebeurd [sic] geen toeval is. De natuur volgt zeker en vast patronen. Het indeterminisme bestaat wel maar alleen omdat we door de natuur gemanipuleerd worden en niet omdat de natuur toevalligheden voortbrengt. Het is niet gek doen en overal iets achter zoeken. Neen. Het is feiten constateren en hun onderling verband begrijpen omdat dat verband bestaat. Alles correleert namelijk. Eens die verbanden gevonden zijn kan men iets te weten komen over de patronen die de natuur volgt en die er reeds van in het begin inzaten, om zo tenslotte de sleutel te vinden tot het “mysterie”. Het zijn dus die verbanden die mij uitermate interesseren en die ik voor zover het met mijn huidige middelen kan, probeer te [49]
begrijpen en te verklaren. Terloops: de aflevering van (“Twin Peaks”) op vrijdag avond was opnieuw een meesterwerk; beangstigend op de koop toe. Einde 5° rapport: 19u32.
[50]