HERSTRUCTURERING El Raval en Ondiep: Een vergelijking van twee achterstandswijken in Barcelona en Utrecht.
Bron afbeelding: Inbo.com
Onderwerp: Bachelorscriptie Naam: Christiaan Blokker Studentnummer: 0208183 Datum: 22-03-2012 Plaats: Haarlem Begeleider: M.A. Bontje
Inhoudsopgave
Voorwoord
3
Inleiding
4
Theoretisch Kader
6
Probleemstelling en deelvragen
15
Methodologie
16
Hoofdstuk 1 Wat is de historie welke van invloed is geweest op de vorming van de twee wijken?
18
1.1
De historie van El Raval in Barcelona
18
1.2
De historie van Ondiep in Utrecht
20
Hoofdstuk 2 Wat zijn de problemen in de wijken? Welk beleid is er opgesteld om deze problemen tegen te gaan?
23
2.1.
Problemen in probleemwijken
23
2.2.
Problemen in Ondiep
26
2.3.
Problemen in El Raval
29
Hoofdstuk 3 Wat is de uitwerking van het opgesteld beleid? Zijn er overeenkomsten tussen de wijken en het beleid waar te nemen?
33
3.1
De Spaanse huurmarkt
33
3.2
Beleid in de stad Barcelona en El Raval
35
3.3
Beleid in El Raval
38
3.4
Herstructurering El Raval
39
3.5
Effecten El Raval
42
3.6
Beleid in Utrecht en Ondiep
45
3.7
Beleid in Ondiep
47
3.8
Herstructurering van Ondiep
48
3.9
Effecten Ondiep
50
Eindconclusie
54
Reflectie
57
Literatuurlijst
59 2
Voorwoord
Deze bachelorscriptie is het resultaat van het literatuur- en veldonderzoek dat ik heb gedaan voor de afsluiting van mijn Bachelor Planologie aan de Universiteit van Amsterdam.
In deze scriptie onderzoek ik twee herstructureringsprojecten in twee verschillende wijken namelijk El Raval in Barcelona en Ondiep in Utrecht. Door mijn stage bij de gemeente Utrecht en mijn buitenlandervaring in Barcelona over El Raval heb ik besloten deze twee wijken te vergelijken. Overeenkomstig hebben deze wijken dat zij dicht bij het centrum van de binnenstad gelegen zijn en dat het relatief oude stadswijken zijn. Tevens kennen zij veel van dezelfde problematiek, omdat ik meer over het hoe en waarom van het beleid op probleemwijken wil komen te weten heb ik ervoor gekozen om mijn scriptie over dit onderwerp te schrijven.
Ik wil graag de gemeente Utrecht en de gemeente Barcelona, alsmede de docenten van de UVA bedanken voor hun inzichten en advies. In het bijzonder wil ik de docenten Henk de Feijter, Dick Schuiling en Marco Bontje bedanken, omdat zij mijn directe begeleiders waren bij het schrijven van deze scriptie.
Christiaan Nikolaas Blokker
Haarlem, 22-03-2012
3
Inleiding
Tijdens mijn studie Planologie ben ik erg geïnteresseerd geraakt in de problematiek van achterstandswijken. Ik heb daarom mijn buitenlandervaring in Barcelona gedaan, waar ik onderzoek heb gedaan naar de achterstandswijk El Raval. Tijdens mijn stage bij de gemeente Utrecht heb ik mijzelf verdiept in de achterstandswijk Ondiep. Door mijn onderzoeken en interesse in deze twee wijken, heb ik besloten om het beleid van de wijk Ondiep met het beleid van de wijk El Raval te vergelijken. Het zijn namelijk beiden wijken waar de gemeente met fysiek ingrijpen de wijk probeert te verbeteren.
De hoofdvraag die ik ga onderzoeken in deze scriptie is de volgende: Wat zijn de verschillen en overeenkomsten tussen de achterstandswijken Ondiep, Utrecht en El Raval, Barcelona op het gebied van historie, de problemen en het beleid om deze problemen tegen te gaan?
Het wetenschappelijk nut van dit onderzoek is om inzicht te verkrijgen in de verschillende beleidsmethoden van twee verschillende landen om een op het eerste gezicht vergelijkbaar probleem op te lossen. Wellicht verschillen de methoden en kunnen er nieuwe inzichten worden verkregen. Het maatschappelijk nut van dit onderzoek is dat de problematiek van achterstandswijken aanwezig is in vele Europese steden. Als de problematiek vergelijkbaar is, dan kan het beleid dat ook zijn. Overheden kunnen een succesvol beleid overnemen en veel van elkaar leren wat betreft het beleid op problemen in achterstandswijken.
Onderzoeksopzet
De scriptie is als volgt weergegeven. Er wordt aangevangen met een theoretisch kader waar relevante en recente informatie en definities over het onderwerp van de scriptie worden beschreven. Na het theoretisch kader wordt de hoofdvraag onderverdeeld in deelvragen gevolgd door een beschrijving van de methodologie. De deelvragen worden beantwoord in hoofdstukken 1 t/m 3. Elk hoofdstuk is tenminste onderverdeeld in drie onderdelen namelijk beschrijving van El Raval, beschrijving van Ondiep en een conclusie van het hoofdstuk. 4
In hoofdstuk 1 zal de historie van de wijken worden beschreven. Wat heeft de wijk gemaakt tot wat hij nu is? Voornamelijk wordt hier gezocht naar de aanleiding van de problemen die de wijk tot een achterstandswijk hebben gemaakt. Er zal goed worden gekeken naar de locatie ten opzichte van de rest van de stad en welke functie de wijk vroeger heeft gehad. Verschillen en overeenkomsten tussen de wijken zullen de afsluiting vormen van dit hoofdstuk. Naast de historie zullen dus ook de problemen beschreven worden. Deze zijn namelijk verweven met elkaar en zijn wellicht oorzaak, gevolg. In hoofdstuk 1 zal antwoord worden gegeven op deelvraag 1.
In hoofdstuk 2 worden de problemen gedetailleerder beschreven. Om de problemen goed in kaart te brengen en de twee wijken met elkaar te kunnen vergelijken zal er veel gebruik worden gemaakt van tabellen. Na de problemen in kaart te hebben gebracht zal er per wijk een beschrijving worden gemaakt van het beleid dat de overheden hebben opgesteld om deze problemen tegen te gaan en de achterstandswijk aan te pakken. De nadruk zal hier liggen op de fysieke aanpak van de wijk maar er wordt ook stil gestaan bij de sociale aanpak. Deelvraag 2 wordt in hoofdstuk 2 beantwoord.
In hoofdstuk 3 zal de uitwerking van het beleid worden bekeken en het hoe en waarom van het beleid worden geanalyseerd. Verschilt de aanpak van de problemen met elkaar, en zo ja waarom? In dit hoofdstuk wordt deelvraag 3 beantwoord.
Afsluitend zal ik in de conclusie antwoord geven op de probleemstelling in combinatie met het geven van mijn eigen mening.
5
Theoretisch Kader
De laatste jaren zijn achterstandswijken een actueel onderwerp. Er zijn verschillende problemen in dit soort wijken en er zijn ook verschillende soorten beleid hierop ontwikkeld. Een voorbeeld daarvan is het ingrijpen in de fysieke omgeving door middel van herstructurering. In dit theoretisch kader wordt eerst het begrip achterstandswijk uiteengezet om hierna op de problemen in te gaan. Deze vragen zijn: Waar komen deze problemen vandaan en wat is het beleid om deze problemen tegen te gaan?
Achterstandswijken Allereerst zal het begrip wijk omschreven worden. De definitie die Hallman hiervoor heeft opgesteld luidt als volgt “a limited territory within a larger urban area, where people inhabit dwellings and interact socially” (Hallman, 1984 p.13). De wijk heeft een sociaal en een fysiek aspect.
Er zijn in Nederland tientallen namen bedacht voor achterstandswijken, zoals aandachtswijken, krachtwijken, prachtwijken en natuurlijk de Vogelaarwijken. Uiteindelijk gaat het om woonwijken met verschillende fysieke en sociale tekortkomingen. Deze wijken komen vooral voor in verstedelijkte gebieden en dan met name in de grote steden zoals Amsterdam, Utrecht, Rotterdam en Den Haag. Het gevaar dat in dit soort wijken bestaat is het ontstaan van een neerwaartse spiraal van problemen waardoor de wijk er zelf niet meer bovenop kan komen (Kleinhans, 2005). In 2006 waren er volgens voormalig minister Winsemius 140 van dit soort wijken in Nederland. In 2007 werd er door voormalig minister Kamp verder ingezoomd en waren er 56 wijken die speciale aandacht kregen. Uiteindelijk zijn er 40 wijken overgebleven in de zogenaamde 40-wijkenaanpak van voormalig minister Vogelaar. Het begrip achterstandswijk is dan ook een zeer relatief begrip en hoeveel er van dit soort wijken zijn hangt af van welke indicatoren men gebruikt en hoe zwaar men deze laat wegen ( Dopheide&Martinez, 2007).
De problemen van achterstandswijken zijn zowel van fysieke als van sociale aard. Het gaat vooral om achterstanden van de inwoners en de leefbaarheid van de omgeving. Het Rijk heeft bij de selectie gebruik gemaakt van verschillende indicatoren verspreid onder vier thema`s. Deze thema`s zijn:
6
Sociaaleconomische achterstanden bij huishoudens. (Sociale) leefbaarheidsproblemen, zoals ervaren door wijkbewoners. Fysieke achterstanden in de woningvoorraad. Fysieke problemen volgens de wijkbewoners (VROM, 2007). In deze scriptie worden de definities van het voormalig ministerie van volkshuisvesting, ruimtelijke ordening en milieu als leidend genomen. Dit met name omdat het beleid hier daadwerkelijk ook op af is gestemd. De definitie van achterstandswijken en welke indicatoren daar bijhoren is onderwerp van veel discussie. Deze discussie wordt kort in dit onderzoek kort aangehaald, maar is voor dit onderzoek niet van groot belang. Sociale Problemen / achterstanden Sociale problemen onderscheiden zich in sociaal- economische problemen en leefbaarheidsproblemen. Voorbeelden van sociaal-economische problemen zijn, gebrek aan werk, inkomen en opleiding en voorbeelden van leefbaarheidsproblemen zijn vandalisme, sociale overlast en onveiligheid (VROM, 2007).
Fysieke Problemen De achterstandswijken hebben een aantal kenmerken met elkaar gemeen. Over het algemeen zijn het verouderde wijken welke bij aanvang al een relatief slechte kwaliteit hadden. Dit soort wijken wordt zelden aantrekkelijker na verloop van tijd, tenzij gentrification optreedt. Gentrification is het vernieuwen en gaan bewonen van in verval rakende stedelijke gebieden door mensen met een middel- tot hoog inkomen. De aanvangskwaliteit was vooral slecht omdat er weinig middelen per woning waren en de vraag naar woningen groot. Het was kwantiteit boven kwaliteit (Kleinhans, 2005).
Een vaak gebruikte scheiding in de ouderdom van wijken is voor- en naoorlogs. Voor de oorlog was er veel vraag naar woningen om de arbeiders voor de industrie te huisvesten en na de oorlog was er veel vraag naar woningen om het land weer op te bouwen. Het gevolg van deze vraag naar woningen was dat er groots opgezette plannen voor veel kleine woningen werden gerealiseerd. Destijds was de kwaliteit van deze woningen een grote verbetering. Tegenwoordig voldoet deze echter niet meer en worden woningen met deze mate van kwaliteit bestempeld tot de zogenaamde arbeiders- of wederopbouwwijken. Veel van deze
7
wijken behoren nu tot de probleemwijken. Deze woningen voldoen niet meer aan de wensen van de huidige tijd qua grootte en indeling. De slechte kwaliteit van de woningen en de daarbij passende lage huur zullen tot gevolg hebben dat veelal een oververtegenwoordiging van economische zwakkeren deze woningen zal betrekken (Kleinhans, 2005). In achterstandswijken staan relatief veel woningen welke zich aan de onderkant van de woningmarkt bevinden. Hierdoor wonen er veel mensen met een laag inkomen of met een uitkering. Zodra een huishouden meer verdient voldoet de wijk niet meer aan de gewijzigde wooneisen en zal het huishouden naar een betere wijk verhuizen (Bolt & Torrance, 2005). Effecten als braindrain treden op en de bewoners van de wijk kunnen niet profiteren van de succesvolle bewoners als deze al snel de wijk verlaten. Ook is de openbare ruimte vaak niet goed opgenomen in het ontwerp van de wijk en daarmee een bron van problemen als gevolg (Adriaanse, 2005).
Een uitzondering op de hierboven genoemde wijken zijn probleemwijken met een afwijkende soort van bebouwing, zoals de Bijlmer waar de futuristische hoogbouw niet aansloot bij de welvarende doelgroep. De homogene bebouwing moest concurreren met eengezinswoningen en door deze homogene bebouwing was het project vatbaar voor veranderingen op de woningmarkt. Doordat de doelgroep (gezinnen met kinderen ) de Bijlmer links lieten liggen kwam er een grote concentratie kansarme bewoners te wonen. Het voorzieningsniveau bleef achter en de Bijlmer ontwikkelde zich tot een achterstandswijk. (Musterd & Ostendorf, 2009).
De achtergronden Een belangrijk onderscheid moet worden gemaakt tussen de problemen in achterstandswijken en de achtergronden van deze problemen. Vaak worden er indicatoren gebruikt om de problemen in kaart te brengen. Dan gaat het om de gebeurtenissen waar de bewoners meetbaar last van ondervinden zoals vandalisme, overlast en diefstal (Wijkwijzer, z.j.). Het is de vraag welke structurele kenmerken van de wijk verklaring bieden voor de leefbaarheids- en veiligheidsproblemen. Een belangrijk kenmerk in dit soort wijken is segregatie. Dit houdt in dat bepaalde bevolkingsgroepen geconcentreerd bij elkaar wonen en gescheiden van anderen. Dit is geen probleem als dit groepen zijn met bijvoorbeeld een hoog inkomen (kritiek op “gated communities” daargelaten waar de “rijke” gesegregeerde groep zich juist afsluit van de rest) (Atkinson & Flint, 2004). Vaak wordt segregatie dan ook gebruikt om probleemgroepen, bestaande uit etnische minderheden of groepen met een laag sociaal economische status aan te 8
duiden. Segregatie wordt als negatief ervaren omdat aangenomen wordt dat wanneer men in een wijk woont met een hoge concentratie van de probleemgroepen het potentieel van een persoon moeilijk te bereiken wordt door de negatieve buurteffecten (Bolt & Torrance, 2005). Een voorbeeld hiervan zijn de getto`s in Amerika. Deze wijken scoren zeer slecht op onderwijs en werkgelegenheid. Dit is dan ook een schrikbeeld voor andere landen. Een bepaalde oververtegenwoordiging van een groep kan dus nadelig zijn voor de wijk, maar ook het ontbreken van bepaalde groepen heeft invloed op de leefbaarheid in de wijk zoals oudere mensen (65+) en gezinnen met kinderen. Naast de bevolkingssamenstelling is de sociaal-economische positie ook van belang. Een groot aandeel langdurig werklozen (>3jr) is zeer nadelig voor de wijk, ook het ontbreken van hogere inkomens of zelfstandigen heeft hier invloed op (Bolt & Torrance, 2005).
Ontstaan van achterstandswijken Door de jaren heen zijn de bouwtechnieken evenals de woonwensen van de burger veranderd. Het is aannemelijk dat wijken die vele tientallen jaren geleden zijn gebouwd niet meer aansluiten op hedendaagse eisen. Vanzelfsprekend is dit niet altijd het geval. Er zijn juist wijken die door de jaren heen altijd zeer aantrekkelijk geweest zijn, zoals de Amsterdamse grachtengordel. Het overgrote gedeelte van de woningvoorraad zal echter steeds minder aantrekkelijk worden tegenover een nieuwbouw woning. Volgens Varady is het wel of niet blijven wonen in een buurt een rationeel economische keuze. Mensen prefereren goede buurten boven slechte en wanneer zij de kans krijgen zullen zij altijd de goede buurt opzoeken. Wanneer dit proces van vertrek veel voorkomt in een wijk zal de wijk in een neerwaartse spiraal terecht komen en in verval raken (Varady, 1986). Dit idee past in het model van concentrische zones (Park & Burgess, 1925) waarbij nieuwe bewoners / immigranten de goedkopere (huur) woningen in het centrum opzochten en zich daar vestigden, zie figuur 1. Dit veroorzaakt een vlucht van bewoners naar de stadsranden waar de rijkere mensen van de stad wonen, met als gevolg dat de centrumwijk nog meer verloedert en in een negatieve spiraal terecht komt (Varady, 1986).
9
Figuur 1: Burgess Model. Bron: Park & Burgess, 1925
Er wordt in deze theorie uitgegaan van verloederde wijken in het stadscentrum en bouw van nieuwe wijken aan de rand van de stad waar de rijkere middenklasse en de elite gaat/wil wonen. Deze theorie kent zijn oorsprong in de tijd dat er nog geen grote mobiliteitssystemen bestonden. Een theorie die hierop verder gaat is die van de econoom Hoyt. Hoyt verwerkte de opkomende mobiliteitsrevolutie in een nieuw model, het sectormodel, zie figuur 2 (Hoyt, 1939). In dit model zie je niet meer de ringen rond het centrum van de stad zoals bij het concentrische model van Burgess (Park & Burgess, 1925).
Figuur 2: Hoyt Model. Bron: Hoyt , 1939
De stad lijkt hier namelijk opgebouwd uit ringen onderbroken door taartpunten vanuit het centrum. De oorzaak hiervan is de opkomst van de trein. De industrie heeft er veel belang bij om zich langs grote mobiliteitsaders te vestigen. Een voorbeeld hiervan is een kanaal of rivier zoals dat van oorsprong gebeurde maar later dus ook langs treinrails. In figuur 2 van het Hoyt model zie je duidelijk twee taartpunten vanuit het Central Business District (CBD) waar de industrie zich heeft gevestigd. Dit komt doordat zich daar belangrijke mobiliteitsvoordelen 10
bevinden. Wat je in beide modellen ziet, is dat de arbeiders (working class) zich nabij of grenzend aan industriegebied vestigen. Hoe verder men zich van industriegebied af beweegt, hoe meer een verbetering van de woningen te zien is. Na de arbeidersklassewoningen nabij het industriegebied, volgt een schil van middenklasse woningen (middle class). Hieraan grenzend vindt men de elite (high class housing), die zo ver mogelijk van de industrie en het centrum gevestigd is, waar de druk op het grondgebruik minder is (Hoyt, 1939).
Met deze theorieën kan niet alle stadsontwikkeling worden geanalyseerd of worden voorspeld. Wel geeft het enkele verklaringen hoe en waarom steden zijn zoals ze zijn. Sommige steden zullen in het Hoyt model passen andere weer in het Burgess model. In welke tijd de stad is ontwikkeld is hierbij een belangrijke factor. Is dit bijvoorbeeld voor de mobiliteitsrevolutie dan past de stad eerder in het Burgess model. Vond de ontwikkeling van de stad na deze revolutie plaats dan past de stad wellicht meer in het Hoyt model. Nu iedereen echter in het bezit is van een auto en er massamobiliteit is ontstaan zijn de mobiliteitsaders meer verspreid en maakt het Burgess model zijn herintrede (Park & Burgess, 1925) (Hoyt, 1939).
Waar deze theorieën echter aan voorbijgaan is dat het niet een puur economische keuze is om te verhuizen. Er zijn ook factoren naast de economische om in een buurt te blijven wonen. Zo stelt Firey dat er ook symbolische en sentimentele motieven zijn om niet te verhuizen of om zich juist in een bepaalde buurt te vestigen, bijvoorbeeld door binding met familie of vrienden (Firey, 1947). De binding met de wijk is een belangrijke factor in het wel of niet in verval raken van een wijk. Als mensen weinig binding met de wijk hebben is de kans op verloedering groter (Varady, 1986).
Beleid in achterstandswijken Het huidige beleid op achterstandswijken is vooral ontstaan in de 20ste eeuw. Stadsvernieuwing vindt al plaats sinds de woningwet van 1901. Door minister Schut is in 1968 een lijst opgesteld met als onderwerp de staat van de woningvoorraad en vanaf toen zijn er vele rapporten en beleidsstukken verschenen die de staat van de wijken op de politieke kaart hebben gebracht. Het beleid op wijken valt tegenwoordig onder het Ministerie van Binnenlandse Zaken. Het 40-wijkenbeleid dat voormalig minister Vogelaar heeft opgezet is overgenomen door voormalig minister Donner. Dit zijn de veertig wijken die speciale aandacht krijgen van het rijk en hiermee relatief veel overheidssteun ontvangen. Het zijn 11
echter voornamelijk de woningbouwcorporaties die de rekening van het beleid betalen. Herstructurering van de opstallen en de openbare ruimte is één van de tools van de beleidsmakers (Musterd & Ostendorf, 2009). Deze scriptie voor de bachelor planologie richt zich vooral op het ingrijpen in de fysieke ruimte om daarmee invloed uit te oefenen op de achterstanden en problemen in de buurt. Vandaar dat het begrip herstructurering een belangrijke plaats inneemt.
Herstructurering Herstructurering behelst het proces van renovatie, sloop en nieuwbouw in stedelijke achterstandsgebieden. Het is het ingrijpen in een wijk of buurt om daarmee de fysieke kenmerken te veranderen door de woningen en /of openbare ruimte op te waarderen. Dit is echter niet het doel op zich. Gehoopt wordt dat door de herstructurering de problemen in de wijk ook verminderd worden. Een belangrijk middel hierbij is het differentiëren van de woningvoorraad waardoor de bevolking van de wijk meer gemengd wordt naar inkomen en segregatie van sociaal-maatschappelijk zwakkeren wordt tegengegaan. Door het realiseren van duurdere woningen kunnen hogere inkomensgroepen worden aangetrokken. Ook wordt sociale stijgers de mogelijkheid geboden een wooncarrière te doorlopen in de wijk, iets wat daarvoor niet mogelijk was (Musterd & Ostendorf, 2009). Het idee achter deze menging is dat de wijk een sociale eenheid is waar het dagelijks leven zich afspeelt. Echter speelt de buurt tegenwoordig voor de meeste bewoners nauwelijks meer een rol in het sociale leven. Waar dit wel het geval is betreft het vaak buurten met een homogene bewonersgroep. (Van Doorn, 1955) In gemengde buurten leeft men voornamelijk langs elkaar heen (Kleinhans et al, 2000).
In de wetenschap is er veel kritiek op het idee dat door fysiek ingrijpen sociale problemen kunnen worden opgelost. Het is een indirecte aanpak en er zou wellicht meer bereikt kunnen worden met een persoonsgerichte aanpak ( Musterd, 2009). Bolt & Torrance concluderen in hun publicatie “Stedelijke herstructurering en sociale cohesie” dat de bevindingen uit recent onderzoek weinig optimistisch waren over de sociale gevolgen van herstructurering, toch stellen zij dat herstructurering als doel om de sociale problemen te verminderen succes kan hebben. Door middel van wooncarrières binnen de buurt mogelijk te maken zodat succesvolle bewoners langer in dezelfde buurt kunnen blijven wonen en zo een belangrijke rol kunnen spelen binnen de buurt. Een voorwaarde is dan wel 12
dat de nieuwbouw niet te veel afwijkt van de bestaande bouw, als er namelijk relatief dure woningen voor terugkomen is de doorstroming binnen de wijk gering. Het vasthouden van de succesvolle middengroep is het advies (Bolt & Torrance, 2005).
Conceptueel Schema
In figuur 3 staat het conceptueel schema van het onderzoek. Er zijn vier verschillende elementen in beeld gebracht, namelijk: de wijk, de geschiedenis van de wijk, de problemen en het beleid. De pijlen geven de relaties weer. In het theoretisch kader is geen apart deel gewijd aan de geschiedenis van de wijk omdat het onlosmakelijk verbonden is het met ontstaan van achterstandswijken en de fysieke problemen sociale problemen van de wijk.
De wijk is bestaat uit een fysiek deel en uit een sociaal deel, namelijk de inwoners. Problemen die bestaan in de wijk komen mede voort uit de fysieke gesteldheid en uit de demografische opbouw. Ook kunnen invloeden van buitenaf een factor zijn. De overheid signaleert deze problemen en kan beleid opstellen dat invloed heeft op de fysieke elementen van de wijk (openbare ruimte / woningen ) of sociaal beleid dat invloed heeft op de inwoners. Dit heeft bij succesvol beleid een positieve invloed op de ernst van de problemen.
13
Figuur 3: Conceptueel Schema
14
Probleemstelling & Deelvragen
Het onderwerp van deze scriptie zijn de problemen in probleemwijken. De twee achterstandswijken El Raval en Ondiep zijn de casestudies. De problemen van deze wijken zijn overeenkomstig, maar de aanpak is verschillend. Verschillende aspecten van de wijken zullen worden behandeld, zoals de historie, de problemen, het beleid dat gehanteerd wordt voor deze problemen en de uitkomsten van het beleid.
Probleemstelling: In deze scriptie zal daarom de volgende probleemstelling worden onderzocht:
Wat zijn de verschillen en overeenkomsten tussen de achterstandswijken Ondiep, Utrecht en El Raval, Barcelona op het gebied van historie, de problemen en het beleid om deze problemen tegen te gaan?
Ik zal de probleemstelling onderzoeken door middel van de volgende deelvragen:
Deelvraag 1: Wat is de historie welke van invloed is geweest op de vorming van de twee wijken? Hoe zijn de wijken geworden tot wat ze nu zijn? Wanneer zijn zij ontwikkeld en door welke invloeden zijn zij een achterstandswijk geworden? Zijn er overeenkomsten en verschillen waar te nemen tussen de twee wijken?
Deelvraag 2: Welke problemen zijn in de twee wijken te vinden welke tot grondslag liggen aan het kenmerk van een achterstandswijk? Wat zijn de achterliggende problemen die de wijk tot een achterstandswijk maken? Zijn er overeenkomsten en verschillen waar te nemen tussen de twee wijken?
Deelvraag 3: Welk beleid is er in de wijken opgesteld om de problemen tegen te gaan en wat is de uitwerking hiervan? Wat is de achterliggende gedachte achter dit beleid? Zijn er overeenkomsten en verschillen waar te nemen tussen de twee wijken?
15
Methodologie
Het onderzoek zal worden opgezet door een tweetal casestudies, namelijk El Raval, Barcelona en Ondiep, Utrecht. Deze casestudie zal uit deskresearch en fieldresearch bestaan. Het fieldresearch heeft een exploratieve functie. Voor het deskresearch heb ik gebruik gemaakt van wetenschappelijke artikelen, boeken, het Internet en officiële publicaties van verschillende organisaties en van overheidsinstellingen.
Waarom El Raval en Ondiep? Ik heb stage gelopen bij de gemeente Utrecht bij de dienst stadsontwikkeling, hier heb ik veel kennis opgedaan over de wijken van Utrecht en dan met name die van Utrecht Noordwest. Één van de wijken die veel aandacht krijgt is de achterstandswijk Ondiep. De kennis die ik opgedaan heb over de wijk Ondiep wekte mij interesse en ik wilde meer weten over Ondiep, daarom wilde ik Ondiep behandelen in deze scriptie. Ik wil Ondiep vergelijken met een achterstandswijk welke dezelfde problemen heeft maar niet te dichtbij is gelegen. Reden daarvoor is dat mijn verwachting is dat hoe verder de wijken van elkaar gelegen zijn hoe meer verschillen ze zullen hebben. Het beleid in Nederland bijvoorbeeld is vrijwel hetzelfde in de achterstandswijken.
Ik heb voor de wijk El Raval, in Barcelona gekozen. Tijdens mijn buitenlandervaring voor de studie planologie heb ik onderzoek gedaan in Barcelona naar de wijk El Raval. Tijdens de buitenlandervaring ben ik dan ook veel te weten gekomen over El Raval. De wijken zitten ook in dezelfde fase wat betreft beleid. De problemen zijn in kaart gebracht en er is beleid uitgevoerd. Delen van het beleid zijn reeds voltooid maar er staan nog meerdere op stapel. De wijken zitten dus middenin de veranderingen en er zijn al veranderingen meetbaar. Door mijn kennis en ervaring die ik heb opgedaan in beide wijken zag ik veel dezelfde problemen. Ook is de ligging van de twee wijken ten opzichte van het centrum overeenkomstig. Tevens zijn beide wijken ontstaan ten behoeve van de industrie.
Om de informatie uit deskresearch goed te kunnen vertalen naar de werkelijkheid is een goede “on hands” kennis van de wijken onmisbaar daarom is het waardevol dat ik fieldresearch heb gedaan in deze twee wijken. Het fieldresearch diende vooral om een beeld te krijgen van de 16
wijken en zo de afstand tussen mij en de te bestuderen wijk te verkleinen. In Nederland is dit geen probleem en heb ik verschillende bezoeken gebracht aan Ondiep. Voor de buitenlandse wijk is dit lastiger. Door het gebrek aan tijd en door financiële redenen (fieldresearch is zeer kostbaar ) was El Raval een zeer aantrekkelijke keuze omdat ik tijdens mijn buitenlandervaring reeds veldonderzoek in El Raval heb verricht. Het veldonderzoek heeft een exploratief doel gehad. De kennis en ervaring die ik tijdens dit onderzoek heb opgedaan dient als basis voor het deskresearch.
Vervolgens is deskresearch uitgevoerd. Dit bestond uit: “-Analyse van ambtelijk statistisch materiaal -Literatuuronderzoek -Inhoudsanalyse van documenten van organisaties.”(Swanborn, 1981,209).
Doormiddel van deze twee soorten onderzoek is kennis vergaard waarmee ik goed antwoord heb kunnen geven op de door mij gestelde hoofdvraag en deelvragen.
17
Hoofdstuk 1 De Historie van de wijken
Wat is de historie welke van invloed is geweest op de vorming van de twee wijken? In dit hoofdstuk zal ik de historie van El Raval en Ondiep beschrijven. Ik zal verder ingaan op de vragen: hoe zijn de wijken geworden tot wat ze nu zijn? Wanneer zijn zij ontwikkeld en door welke invloeden zijn zij een achterstandswijk geworden en tot slot zijn er overeenkomsten en verschillen waar te nemen tussen de twee wijken? 1.1 De historie van El Raval in Barcelona De wijk El Raval wat voorstad of “suburb” betekent was voor de veertiende eeuw nog een open veld met landbouwgrond naast de Romeinse stad Barcelona. De wegen van toen bepalen nog steeds de contouren van de wijk. De wijk El Raval was gelegen aan belangrijke handelsroutes waarlangs de boeren en kooplui hun handelswaren de stad binnenbrachten (Ajuntament de Barcelona, z.j.). De stad Barcelona was omsloten door stadsmuren. Om de stad verder te kunnen laten groeien werd een extra stadsmuur gebouwd waaraan El Raval zijn diamantvormige structuur dankt. In deze tijd was het gebruikelijk dat de stad binnen zijn muren zelfvoorzienend diende te zijn, de reden hiervan was om in tijd van oorlog een belegering te kunnen doorstaan. Na deze periode van groei werd de stad Barcelona getroffen door oorlogen en epidemieën waardoor de groei van de stad een halt werd toegeroepen. El Raval was in deze tijd een actief agrarisch gebied (Ajuntament de Barcelona, z.j.). Ten tijde van de industriële revolutie welke in El Raval plaatsvond van 1770 tot 1840 maakte de agrarische bestemming van El Raval plaats voor fabrieken en arbeiderswoningen. Deze groei van industrie werd versterkt door het verbod op de invoer van textiel. In deze tijd was El Raval de dichtst bevolkte wijk van Europa. In deze wijk bevonden zich maar liefst vierenzeventig textielfabrieken. De textielfabriek Bonaplata had tussen de 600-700 werknemers in dienst. Veel van deze werknemers woonden in El Raval. De woningen bestonden uit zeer dichte bebouwing van zeer slechte kwaliteit en met geringe voorzieningen (Ajuntament de Barcelona, z.j.). De wijk El Raval was de aangewezen plek voor textielfabrieken omdat er in de rest van Barcelona geen grote gebouwen gerealiseerd mochten worden en buiten de stadsmuren was 18
het te gevaarlijk door de politieke instabiliteit die toen heerste. Daarnaast is El Raval gesitueerd nabij de haven van Barcelona (Ajuntament de Barcelona, z.j.). Door de lage lonen, de lange werkdagen en de onderdrukking van de arbeiders kwam er een arbeidersopstand. Er werd in 1859 besloten om de stadsmuren af te breken om zo de gevaren van cholera en andere epidemieën te verminderen. Tevens had de stadsmuur een remmende werking op de groei van de stad. In de jaren 60 van de negentiende eeuw kwam er een exodus op gang van fabrieken welke El Raval verlieten. In de komende jaren verloor El Raval steeds meer van haar industrie en werd het meer een wijk met arbeiderswoningen dan een wijk met industrie (Ajuntament de Barcelona, z.j.). El Raval ontwikkelde zich steeds meer als een wijk voor de lagere klassen. In 1925 doopte de journalist Angel Marsa de wijk El Raval „‟China town‟‟.Deze naam heeft El Raval niet gekregen door een hoge concentratie van Aziatische immigranten, maar deze naam kreeg El Raval doordat Angel Marsa veel van de problemen die hij in de film Chinatown, die zich afspeelt in San Francisco ook herkende in El Raval (BFSC, z.j.). Het ging hier om de problemen van overbevolking gecombineerd met sociale en fysieke problemen. Een voorbeeld was de ongecontroleerde prostitutie en het overmatige drugsgebruik (BFSC, z.j.). De eerste stemmen die oproepen tot verbetering van de wijk kwamen in de jaren 30. Vooral de groep GATCPAC ( Groep van Catalaanse kunstenaars en technici voor de vooruitgang van de hedendaagse architectuur ) met hun plan Macia zorgde voor de eerste sanitaire voorzieningen Na de Spaanse burgeroorlog en tijdens de dictatuur van Franco is er niet veel verbeterd in de wijk (Ajuntament de Barcelona, z.j.). In de jaren negentig van de twintigste eeuw kwamen er veel immigranten naar Spanje. Deze waren voor een groot deel kansarm en vestigden zich noodgedwongen in de goedkopere wijken. El Raval was een van de wijken die veel immigranten ontving (Ajuntament de Barcelona, z.j.). Rond deze tijd kwamen ook de Olympische spelen naar Barcelona. Dit evenement gaf aanleiding voor de gemeente om de stad aantrekkelijker te maken voor toerisme en bezoekers van de spelen. Dit heeft er voor gezorgd dat veel achtergestelde wijken een opknapbeurt kregen zoals ook El Raval. In hoofdstuk 2 en 3 zal verder worden ingegaan op de meer recente veranderingen in El Raval omdat dit vooral te maken heeft met het ingrijpen van de overheid op de problemen in de wijk.
19
1.2.De historie van Ondiep in Utrecht Ondiep maakt deel uit van de gemeente Utrecht Noordwest, samen met de wijken Pijlsweerd en Zuilen. De wijk wordt gekenmerkt door de dorpse uitstraling. De wijk is ontstaan in het begin van de twintigste eeuw. Net na de industriële revolutie die van 1850 tot 1890 plaatsvond in Nederland (Kuipercompagnons, 2002). Ondiep dankt zijn naam aan de rivier de Vecht. De rivier de Vecht is de natuurlijke grens van de wijk Ondiep aan de noordoostkant van de wijk. Aan de zuid en westkant is Ondiep begrensd door spoorlijnen (Kuipercompagnons, 2002). Rond 1900 zorgden juist deze spoorlijnen voor het vestigen van grote industriële bedrijven zoals de staalfabrieken van Demka en de fabrieken voor werktuigen en spoormaterieel van Werkspoor. Deze industriële reuzen vonden in Amsterdam geen ruimte om uit te breiden en kozen voor uitbreiding voor de stad Utrecht. Om onderdak te bieden voor de werknemers van deze opkomende industrie waren veel woningen nodig. In Ondiep werd ruimte voor deze woningen gevonden. De gemeente Utrecht stelde het 1000-woningen plan op, een plan om de vraag naar woningen in te vullen. Als ontwerpers voor het stedenbouwkundig plan stelde de gemeente Berlage en Holsboer aan (Utrecht, 2004). In het jaar 1915 werd het eerste complex woningen gerealiseerd. Dit complex heeft als bijnaam de Witte Wijk. De wijk kreeg deze naam omdat er vooral gebouwd werd voor ambtenaren, de zogenaamde witte boorden. In deze tijd bouwden de woningbouwcorporaties voornamelijk voor eigen leden. Tot 1945 werden er woningen in de wijk gerealiseerd. De wijk is in een kleine dertig jaar opgetrokken en is dus van voor de Tweede Wereldoorlog. De woningen in Ondiep zijn voor 82% in bezit van woningbouwcorporaties (Mitros, z.j.).
Buiten het dorpse karakter onderscheidt Ondiep zich ook door bebouwing in hoge dichtheid en het ontbreken van groen in de wijk, zowel bij de woningen als in de openbare ruimte (Kuipercompagnons, 2002). Dit komt vooral doordat de voortuinen zijn opgeofferd voor bredere wegen toen meer mensen toegang tot de auto kregen (Mitros, z.j.). Het ontbreken van groen gecombineerd met de hoge dichtheid van de bebouwing geeft de wijk een stenige uitstraling. Ondiep bestaat voornamelijk uit een groot aantal eengezinswoningen die zich in de sociale verhuur bevinden. Deze woningen zijn te kenmerken als relatief kleine
20
eengezinswoningen aan de onderkant van de huurmarkt (Kuipercompagnons, 2002). De bewoners zijn voornamelijk autochtoon en honkvast, dat wil zeggen dat als zij trouwen en gezinsuitbreiding zich voordoet zij in Ondiep blijven wonen. Hierdoor is de mutatiegraad van de wijk erg laag. De woningen in de wijk Ondiep kennen een goede verhuurbaarheid, beter dan de rest van de gemeente Utrecht. De reden hiervoor is dat de woningen relatief goedkoop zijn. In Ondiep zijn vijf subbuurten te onderscheiden welke qua woningvoorraad, bevolkingssamenstelling en omgang tussen de bewoners verschillend zijn (Utrecht, 2007).
In de onderstaande figuur 4 staan belangrijke gegevens over de wijk beschreven. Deze dienen om de wijken met elkaar te kunnen vergelijken. Te zien is dat El Raval ruim twee keer zo groot is als Ondiep. Wat erg opvalt is dat het aantal inwonertal is in EL Raval onevenredig groot is ten opzicht van Ondiep. Maarliefst 47454 inwoners telt El Raval, dat is 43140 inwoners met vierkante kilometer. Ondiep telt in 2005, het jaar voor de herstructurering 5030 inwoners. Dat is 10265 per vierkante kilometer. De inwoners van El Raval wonen dus ruim een factor 4 dichter op elkaar. Dit bijvoorbeeld doordat er minder openbare ruimte is en minder of minder brede wegen en straten. Ook is de bebouwing in El Raval een stuk hoger. De gemiddelde woning in El Raval is van rond 1900 en van relatief slechte kwaliteit. In Ondiep is de gemiddelde woningen van rond 1920 en van gemiddelde kwaliteit. In Ondiep is maarliefst 82% van de woningen in bezit van een woningcorporatie, namelijk Mitros. In El Raval is er geen sprake van sociale verhuur. In El Raval is 47% van de inwoners van allochtone afkomst. In Ondiep is dat 18%. El Raval
Ondiep (2005)
Aantal Km2
1,1
0,49
Aantal Inwoners
47454
5030
Aantal Inwoners per Km2
43140
10265
Soort bebouwing
Hoog (max 5 etages )bouw
Laagbouw max drie etages
Aantal woningen
23238
2242
Soort woningen
Slechte kwaliteit rond 1900
Gemiddelde kwaliteit rond 1920
% Corporatie bezit
<1%
82%
% Allochtone bewoners
47%
18%
Figuur 4: Tabel Vergelijking El Raval & Ondiep. Bron: Ajuntament de Barcelona & Gemeente Utrecht jaar 2005.
21
Conclusie Zowel El Raval als Ondiep bevinden zich in de tweede cirkel van het Burgess Model. Beide wijken zijn tot stand gekomen ten tijde van de industriële revolutie, vooral om de arbeiders huisvesting te bieden. Dit heeft ervoor gezorgd dat de woningvoorraad in beide wijken zich aan de onderkant van de woningmarkt bevindt en de woningen van relatief slechte kwaliteit zijn. De industriële fabrieken zijn reeds vertrokken, de functies van de wijken veranderen hierdoor en de wijken hebben niet langer de functie om fabrieksarbeiders te huisvesten. Opvallend verschil tussen de wijken is de dichtheid van de bebouwing. In El Raval wonen ruim vier keer zo veel inwoners per vierkante kilometer. Dit is ook te zien in het uiterlijk en de opzet van de wijk, zie figuur 5. Op de linker afbeelding zie je typische bebouwing van El Raval. Op de rechter een typerende woning voor Ondiep.
Figuur 5: Links bebouwing in El Raval, rechts bebouwing in Ondiep. GoogleMaps (foto`s).
22
Hoofdstuk 2 De problemen in de wijken
Welke problemen zijn in de twee wijken te vinden welke tot grondslag liggen aan het kenmerk van een achterstandswijk?
2.1. Problemen in probleemwijken In beide wijken is er sprake van verschillende problemen. Alvorens de problemen welke in de twee wijken aanwezig zijn te benoemen zal ik eerst een uiteenzetting geven van indicatoren welke kenmerkend zijn voor een probleemwijk. Hier maak ik gebruik van de set indicatoren welke zijn gebruikt voor het aanwijzen van de 40 Vogelaarwijken in Nederland, zie figuur 6 hieronder (VROM, 2007). Thema Achterstanden Sociaal-economisch 1. Inkomen 2. Werk 3. Opleiding Fysiek Woningvoorraad 4. Kleine woningen 5. Oude woningen 6. Goedkope woningen Problemen Sociale overlast vandalisme en onveiligheid 7. Vandalisme 8. Vandalisme 9. Sociale Overlast 10. Sociale Overlast 11. Veiligheid Fysiek 12. Tevreden woning 13. Tevreden woonomgeving 14. Verhuisgeneigdheid Fysieke overlast 15. Geluidsoverlast 16. Vervuiling 17. Verkeer 18. Veiligheid
Gemiddeld besteedbaar particulier huishoudensinkomen Aandeel werkenden Aandeel huishoudens met lage opleiding
Aandeel woningen klein oud en goedkoop Kleine eengezinw 4 en minder kamers, meergezinsw 3 en minder kamers Oud, bouwjaar 1970 en eerder Goedkoop, sociale huurwoning
Oordeel bewoners vervelende voorvallen en misdrijven in de buurt Het voorkomen van bekladding van muren en/of gebouwen Het voorkomen van vernielingen van Telefooncellen, Bus / Tram hokjes Ondervindt u overlast van directe buren? Ondervindt u overlast van omwonenden? Bent u bang om in uw buurt aangevallen/beroofd te worden? Hoe tevreden bent u met uw huidige woning? Hoe tevreden bent u met uw huidige woonomgeving? Aandeel verhuisgeneigde huishoudens / verhuisde huishoudens In welke mate ondervindt u in uw buurt vormen van geluidsoverlast? Idem overlast door stand, stof, vuil? Idem overlast door het verkeer? Oordeel bewoner m.b.t. veiligheid qua verkeersituatie
Figuur 6: Thema`s 40-wijken aanpak Bron: VROM 2007
23
Er wordt gebruik gemaakt van twee verschillende thema`s namelijk achterstanden en problemen. Bij de achterstanden gaat het om de kenmerken van zowel de fysieke omgeving als van de inwoners. Er zijn drie soorten achterstanden voor inwoners gespecificeerd namelijk inkomen, werk en opleiding. Deze hangen allemaal samen en zijn een indicator voor een achterstandswijk. Hoe lager het inkomen of opleiding en hoe hoger de werkloosheid hoe groter de kans dat een wijk een achterstandswijk is of kan worden. Bij de achterstanden aan de fysieke omgeving gaat het vooral over de kwaliteit van de woning. Als de woningvoorraad over het algemeen klein of oud is en er sprake is van goedkope woningen dan scoort de wijk hoog op het risico van achterstandswijk. Opvallend zijn de grenzen die hier gesteld worden. Oud betekent een wijk van voor 1970 en onder goedkoop valt ook sociale huur (VROM, 2007).
Bij de indicatoren die vooral ingaan op de problemen in de wijk gaat het vooral over de bevindingen van de bewoners en over de voorvallen die in de wijk plaatsvinden. Voorbeelden zijn vandalisme, van simpel kattenkwaad tot serieuze vernielingen of overlast van buren of omwonenden. Ook is het gevoel van veiligheid betrokken bij de indicatoren. Deze set van indicatoren behoort tot sociale/leefbaarheidsproblemen. Hoe hoger de score op deze indicatoren hoe groter de indicatie van achterstandswijk (VROM, 2007).
Bij de fysieke problemen wordt er een onderscheid gemaakt tussen de waardering van de woning en de woonomgeving. Hoe lager deze waardering is hoe hoger de indicatie. Ook wordt er gevraagd naar de verhuisgeneigdheid (VROM, 2007).
Tenslotte zijn er vier indicatoren (15-18) die ingaan op de fysieke overlast in de wijk. Er wordt een waardering gevraagd voor geluids-, stank- en verkeersoverlast ook wordt er een oordeel gevraagd over de veiligheid van dat verkeer. Deze indicatoren zijn allemaal indicatoren waarbij een lage score een hoge indicatie van achterstandswijk hoort (VROM, 2007).
De gegevens waar gebruik van is gemaakt om deze indicatoren te verkrijgen zijn gegevens van het Centraal Bureau van de Statistiek (CBS) uit 2002 en uit het Woonbehoefteonderzoek (WBO) plus Woononderzoek Nederland (WOoN) 2002.
24
Alle wijken zijn tegenover het landelijk gemiddelde afgezet en de 40 slechtst scorende wijken zijn aangewezen om deel uit te maken van de Vogelaarwijken welke speciale aandacht en investeringen krijgen en hebben gekregen (VROM, 2007).
Op deze methode is veel kritiek geuit. Vooral uit wetenschappelijke hoek. Zo schrijven Sako Musterd en andere onderzoekers van de UvA in het Tijdschrift voor Volkshuisvesting dat de overheid met deze wijkselectie slechts 8.6% van de Nederlandse kansarmen bereikt. De onderzoekers hebben zelf een lijst opgesteld met een andere set indicatoren en komen tot de conclusie dat 15 wijken hun lijst niet halen en dat er andere wijken voor in de plaats komen. De indicator die het meeste afwijkt is de achterstand op de fysieke woninggesteldheid. De indicator van kleine woningen en woningen van voor 1970 zegt weinig over de verpaupering. Nederland kent veel wijken van voor 1970 hieronder bevinden zich de meest welvarende (Musterd et al, 2007).
Voor dit onderzoek is het minder van belang wat nu precies de juiste set indicatoren is maar het is wel belangrijk hier kennis van te hebben als de wijken Ondiep en El Raval worden bekeken. Er is voor de VROM indicatoren gekozen omdat deze ook leidend waren bij het opstellen van het beleid in Nederland. In de volgende delen van hoofdstuk twee zullen deze wijken apart worden beschreven om afsluitend een kleine vergelijking te maken van welke problemen de wijken gemeen hebben en waar juist verschillen te vinden zijn.
25
2.2. Problemen in Ondiep Om de problemen in Ondiep te beschrijven zal eerst de score op indicatoren worden weergegeven. Dit geeft al een goede indruk van de wijk. Vervolgens zullen verschillende andere bronnen naar voren komen. In de Tweede Kamerbrief “Wijkenselectie ten behoeve van wijkaanpak” staat de tabel met scores van de 40 geselecteerde wijken (TK,2007). Deze scores zijn afgezet tegenover het landelijke gemiddelde maar ook tegen het gemiddelde van de 40 wijken en over het gemiddelde van de 100 slechtst scorende wijken. Ik zal mij beperken tot de score van Ondiep tegenover die van het landelijk gemiddelde. Volgens deze indicatoren staat Ondiep op de ranglijst van slechtste wijk op plaats vijf.
Ondiep
Nederlands gemiddelde
Gemiddeld huishoudinkomen
22.000
30.000
% Huishoudens met lage opleiding
54%
42%
% Werkenden
50%
53%
% Woningen van lage kwaliteit
32%
12%
Indicator sociale overlast (index)
128
100
Indicator fysieke overlast (index)
118
100
% verhuisgeneigde inwoners (index)
290
100
Gemiddeld cijfer woonomgeving
86
100
76
100
(index) Gemiddeld cijfer woning
Figuur 7: Tabel indicatoren Ondiep. Bron: VROM 2007
In de bovenstaande figuur 7 is goed te zien dat Ondiep op alle indicatoren lager scoort dan het Nederlands gemiddelde. De eerste drie indicatoren geven een beeld van de feitelijke verschillen tussen Ondiep en het Nederlands gemiddelde. De overige indicatoren geven een subjectieve waardering. Het gaat hier om de beleving / perceptie van de respondenten. Opvallend is dat de feitelijke indicatoren minder verschillen vertonen dan de subjectieve indicatoren wat betreft de vergelijke Ondiep en het Nederlands gemiddelde.
Het inkomen van het gemiddeld huishouden in Ondiep ligt 8000 euro lager dan het Nederlands gemiddelde. Dit is 27% lager. 26
In Ondiep hebben 54% van de huishoudens een laag opleidingsniveau. Dit ten opzichte van 42% in Nederland als gemiddelde. Verder werkt er in Ondiep 50% van de inwoners te opzichte van 53% in Nederland.
Dit zijn de indicatoren van de achterstand van de inwoners. Deze achterstanden hebben uitwerking in problemen. Er kan gesteld worden dat de bevolking van Ondiep gemiddeld gezien kansarm is ten opzichte van de gemiddelde bevolking. Er zijn veel sociale problemen in de wijk. Met name achter de voordeur zoals verslaving aan drugs of alcohol, mishandeling, verwaarlozing, problemen met geld en schulden, opvoedkundige problemen, schoolverzuim en uitval (VROM, 2007).
De bevolking van Ondiep die over het algemeen bestaat uit autochtone geboren en getogen Utrechters (al komen er steeds meer allochtonen en studenten in de wijk wonen) kent een sterke sociale cohesie, vooral binnen zijn eigen subwijk. Dit brengt dorpse voordelen met zich mee die binnen een grote stad zeldzaam zijn. Wel ontstaan er door deze sterke verbondenheid snel spanningen. Ook is er sprake van een normvervaging vooral tegen de overheid (VROM, 2007).
Voordat Ondiep werd geherstructureerd was er sprake van veel kleine eensgezinswoningen gebouwd rond 1915 (Mitros, z.j.). De woningvoorraad was voor 82% woningcorporatiebezit. Een deel van de woningen was verouderd en was vaak slecht tot matig onderhouden (Baetens, 2011) De inwoners van Ondiep ondervinden meer overlast van zowel de sociale als de fysieke indicatoren. Het gaat hier om een factor 0,28 voor de sociale overlast en 0,18 voor de fysieke. De verhuisgeneigdheid is maar liefst een factor 2.9 hoger dan het landelijk gemiddelde. De inwoners geven de woonomgeving een factor 0,14 lager dan het landelijk gemiddelde en de woning een factor 0,24 lager ( VROM, 2007).
27
In 2003 is er in opdracht van de gemeente Utrecht een visie en uitvoeringsprogramma opgesteld. Hierin is een sterkte / zwakte analyse opgenomen die goed de punten beschrijft die Ondiep speciaal maken. Dit zijn de punten die er echt toe doen en die leidend zijn bij het opstellen van beleid. De problemen die in deze SWOT staan zijn: “De sociale onveiligheid, spanningen en incidenten tussen groepen bewoners waaronder jongeren. De sociale problemen achter de voordeur. De beperkte afstemming tussen de zorg- en welzijnaanbieders. De armoedige inrichting en uitstraling van de woonomgeving. De slechte kwaliteit van een deel van de woningen Het gebrek aan vertrouwen in de instanties De normloze mentaliteit De ontwikkelingsachterstanden bij jongere kinderen, het schoolverzuim en de schooluitval De eenzijdige instroom van (kans)arme bevolkingsgroepen en eenzijdige uitstroom van (kans)rijkere bevolkingsgroepen Onvoldoende continuïteit in succesvol onderwijs-, werkgelegenheid-, en zorg – en welzijnsaanbod.” (Utrecht , 2004,10)
Opgemerkt moet worden dat hier enkel de aanwezige problemen uit de SWOT-analyse zijn overgenomen omdat deze informatief zijn voor het onderzoek. Ook gebruikt de gemeente in dit beleidsstuk veel waardeoordelen. Bij het lezen hiervan moet hier rekening mee worden gehouden.
28
2.3. Problemen in El Raval Over de problemen in El Raval is veel gepubliceerd. Vaak is echte de gehele oude binnenstad in een keer beschreven. Dit komt doordat er in de jaren tachtig beleid voor deze oude wijk is opgesteld om de problemen tegen te gaan. Later, toen er meer specifiek ingegaan is op de wijk El Raval is er wel veel informatie te vinden over El Raval zelf aangezien dit de wijk is van het oude centrum welke het meeste achterblijft (Walker & Porraz, 2003).
Één van de grote problemen in El Raval is armoede. In figuur 8 staan verschillende indicatoren van armoede beschreven ten opzichte van het Barcelona gemiddelde. In El Raval is er een werkloosheid van 33% ten opzichte van 20.6% in Barcelona als geheel (inwoners tussen de 16-64 jaar). In El Raval is er sprake van 0.35% analfabetisme. Van de inwoners tussen de 16 en 64 jaar heeft 16,45% minder dan vier jaar op school gezeten en worden gekwalificeerd als onvoldoende geschoold ten opzichte van 8.96% in Barcelona als geheel. In El Raval wonen 43,71% immigranten ten opzichte van 32.49% in de gehele stad. De economische capaciteit van een gemiddeld huishouden in El Raval heeft indexcijfer 59,16 dit is dus 40,84 minder dan het gemiddelde (Walker & Porraz, 2003).
Buurt
El Raval
Barcelona
Werkloosheid
33.3%
20.6%
Analfabetisme 16-64
0.35%
0.06%
Onvoldoende
16.45%
8.96%
Immigratie index
43.71%
32,49%
Index sociale ongelijkheid
152
648
Index draagkracht
59.16
100
opleidingsniveau
huishouden Figuur 8: Tabel indicatoren El Raval. Bron: Walker & Porraz, 2003
De “Synthetic index of social inequalities” is een samengesteld cijfer verkregen uit de indicatoren die ingaan op scholing, levensverwachting en werkloosheid. De score die El Raval hier haalt is slechts 152 ten opzichte van 648 van het stedelijk gemiddelde (Walker & Porraz, 2003).
29
In El Raval wonen zoals de tabel laat zien veel immigranten. Het gaat hier voornamelijk om kansarme gelukszoekers die in Spanje een beter heenkomen zoeken. Deze immigranten hebben vaak geen papieren en zijn dus illegaal. Illegaliteit is een groot probleem voor deze mensen want zij kunnen geen rechtsgeldige contracten afsluiten. Hierdoor zijn zij overgeleverd aan informele contracten / afspraken die geen rechtsgeldigheid kennen. Zij kunnen bijvoorbeeld niet legaal een winkel openen of een huis huren. Ook kunnen zij geen legale baan vinden en moeten zij deze zoeken in de illegaliteit waar zij bedrogen uit kunnen komen en waar er misbruik van ze wordt gemaakt. In de onderstaande figuur 9 staat de verdeling van huur en koop in El Raval. Tussen huur is verder een verdeling gemaakt tussen rechtsgeldige huur en informele huur (Walker & Porraz, 2003).
Persoonlijk bezit
15%
Huur met rechtsgeldig contract 26,5%
Huurders met informeel contract 47%
Anders
Niet gemeten
6%
5,5%
Figuur 9: Huis huur/bezit El Raval. Bron Walker & Porraz, 2003
NB: Deze cijfers over de woonsituatie in El Raval kunnen vergeleken worden met die van de gehele Metropool Regio van Barcelona waar slechts sprake is van 14% huur (Walker & Porraz, 2003). In El Raval wonen veel mensen in huurwoningen. Dit zijn geen huurwoningen zoals wij die in Nederland kennen en welke overwegend sociale verhuur zijn maar het zijn particulier verhuurde woningen vaak van erg slechte kwaliteit. Van de woningen is ongeveer 75% huur. Wat opvalt is dat er slechts in 26,5 % van de gevallen sprake is van een rechtsgeldig contract. Dat betekend dat er veel illegaal wordt verhuurd, maar liefst bij 47% is er sprake van niet officiële verhuur (Walker & Porraz, 2003).
Er is in El Raval sprake van veel criminaliteit, zowel overvallen als inbraken komen veel voor, tevens is er sprake van (straat)prostitutie, wat ook overdag plaatsvindt (BFSC, z.j.).
De bebouwing in El Raval is van zeer slechte kwaliteit. Veel van de gebouwen zijn verwaarloosd en door het slechte onderhoud vindt veel verkrotting plaats. De woningen zijn van voor de oorlog en de dichtheid is zeer hoog. De hoogste van geheel Barcelona. Er is nauwelijks openbare ruimte en de ruimte die er is staat onder druk (EAUE, 1996).
30
Het Barcelona Field Studies Center heeft een top acht gemaakt van de problemen in El Raval (BFSC, z.j.): Economische problemen ( lage inkomens en problemen met schulden ) Gezondheid Sociale problemen Werkloosheid De bebouwing Sociaal psychologische problemen ( achter de voordeur binnen de familie) Wettelijke problemen ( conflicten tussen huurders en verhuurders, ontbreken van werk vergunningen ) Gebrek aan scholing.
Tijdens mijn bezoeken aan beide wijken heb ik zelf de problemen gesignaleerd. Beide wijken zijn erg rommelig zo is er bijvoorbeeld sprake van veel zwerfafval in de openbare ruimte. Sommige woningen zijn zeer slecht onderhouden, maar de slechtst onderhouden woningen heb ik in El Raval gezien. In El Raval zie je veel zwervers en bedelaars op straat. In Ondiep is dit niet het geval. Tevens zijn de problemen in El Raval duidelijk zichtbaar. Buiten de daklozen zie je overdag veel prostituees op straat en ik zou niet graag s`avonds een bezoek brengen aan de minder drukke delen van de wijk in verband met de veiligheid of het gevoel van veiligheid. In Ondiep zijn de problemen moeilijker te zien. Dit komt doordat het leven zich in Nederland meer achter de voordeur afspeelt, wel zie je meer rommel op straat en is alles wat minder goed onderhouden vergeleken met ik in overige Nederlandse wijken tegengekomen ben.
31
Conclusie El Raval en Ondiep hebben veel met elkaar gemeen. De sociale problemen van laag inkomen, werkloosheid en lage schoolkwalificaties en dus minder kans op de arbeidsmarkt zijn in beide wijken duidelijk aanwezig.
Tevens hebben beide wijken een industrieel verleden. Hierdoor waren er in korte tijd veel woningen nodig om deze arbeiders te huisvesten. Dit geeft nu problemen want de woningen zijn oud en slecht onderhouden. In beide wijken is er sprake van een groot aandeel huur. Een verschil is echter dat het in Ondiep om sociale verhuur gaat waar de woningen in bezit zijn van een woningcorporatie. In El Raval is dit particuliere verhuur aangezien Spanje geen traditie kent van sociale verhuur.
Tevens zijn er duidelijk andere verschillen zichtbaar. Waar het in Ondiep gaat over een overwegend autochtone wijk met sterke sociale cohesie en waar slechts recent immigranten en andere niet oorspronkelijke bewoners zich vestigen is er in El Raval sprake van een zeer grote immigrantengroep wat spanningen met de oorspronkelijke bewoners oplevert. Het feit dat een groot deel van deze immigranten illegaal is en geen papieren heeft versterkt deze spanningen en veroorzaakt overlast.
32
Hoofdstuk 3 Het beleid op de wijken
Welk beleid is er in de wijken opgesteld om de problemen tegen te gaan en wat is de uitwerking hiervan?
3.1. De Spaanse huurmarkt
Aangezien ik in deze scriptie twee wijken met elkaar vergelijk is het van belang de bestuurlijke mogelijkheden en begrenzingen goed voor ogen te hebben. In figuur 4 op blz. 21 is te zien dat er in El Raval slechts <1% van de woningen sociale huur is. Sociale verhuur komt in El Raval dus niet of nauwelijks voor. Dit in contrast met de wijk Ondiep waar er maarliefst sprake is van 82% sociale verhuur. Dit nauwelijks voorkomen van sociale verhuur is een gegeven dat voor geheel Spanje geldt. Dit betekent niet dat er in Spanje geen sprake is van gesubsidieerde woningen. Spanje kent een systeem van gesubsidieerde bewoning met de bewoner als eigenaar. Sowieso heeft de huursector in Spanje een klein aandeel. In de jaren vijftig was het aandeel huur nog bijna gelijk aan het aandeel bezit, maar door verschillende overheidsmaatregelen na de oorlog om huurders niet te veel te laten betalen ( er was een schaarste aan woningen ) werd het steeds minder lucratief om te verhuren. Men ziet dan ook sinds de jaren vijftig een teruggang van het aandeel huur op de woningmarkt, zie figuur 10. In het jaar 2001 was dit zelfs minder dan 10%. In het algemeen ziet de Spanjaard het huren van een woning als geldverkwisting en de meeste huurders zijn dan ook mensen die niet anders kunnen. Dit zijn bijvoorbeeld jongeren met weinig financiële middelen, mensen die gaan scheiden of immigranten / illegalen (Pareja Eastaway & San Martin Varo, 2002).
33
Figuur 10: Aandeel koop/huur in Spanje 1950-2001. Bron: Paniague, 2003
Het niet voorkomen van grote woningcorporaties maakt het voor de overheid erg gecompliceerd en kostbaar om grote herstructureringen door te voeren. Als men bijvoorbeeld een huizenblok wil opknappen of slopen heeft de overheid te maken met vele verschillende huizenbezitters welke allemaal schadeloos gesteld moeten worden. Het grootschalig ingrijpen in de fysieke gesteldheid van de woningen is iets dat je in El Raval dan ook niet vaak ziet. Als het al voorkomt is dit zeer kostbaar. In Ondiep daarentegen zijn de 82% corporatiewoningen over het algemeen in het bezit van de woningcorporatie Mitros. De gemeente Utrecht heeft hiermee een grote actor met wie zij zaken kunnen doen. Het fysiek ingrijpen op de woningen in de wijk is daardoor een stuk gemakkelijker. Dit belangrijke verschil in woningbezit heeft tot gevolg dat er verschil zal zitten in het beleid dat voor deze wijken door de overheden wordt opgesteld ten aanzien van het tegengaan van vooral fysieke problemen (Pareja Eastaway & San Martin Varo, 2002).
34
3.2. Beleid in de stad Barcelona en El Raval
Barcelona was in de jaren tachtig een stad die niet te vergelijken is met die van nu. De bekendheid van de stad was gering en daarmee ook het toerisme. De stad heeft zichzelf op de kaart gezet door het binnenhalen van grote evenementen en deze evenementen als katalysator te gebruiken om de stad op te knappen en te vernieuwen, ook wel “urban regeneration” genoemd. De stad wil zichzelf op de kaart zetten en zichzelf een nieuw imago aanmeten. Dit noemt men het “re-branden” van Barcelona (BFSC, z.j.). Het “Barcelona-model” Het stadsvernieuwingsbeleid dat de stad Barcelona voert is te vertalen als “Urban Rebranding”. Het aanpakken van een bestaand slecht functionerend deel van de stad en het imago daarvan dusdanig te veranderen dat er een nieuw idee ontstaat over dit gebied. De gemeente treedt op als een katalysator voor gewenste processen. Het doel hiervan is om nieuwe investeringen aan te trekken, maar ook winkels, toerisme en nieuwe inwoners, zie figuur 11. Wereldwijd wordt het Barcelona-model als voorbeeld gezien en overgenomen door andere steden die net als Barcelona het centrum van de stad willen aanpakken (BFSC, z.j.). Er is echter ook veel kritiek op. De kritiek concentreert zich op de top down planning van de overheid en de geringe inspraak die de bewoners zelf hebben op de plannen. Het reeds drukke centrum van Barcelona werd door het aantrekkelijk maken voor nieuwe doelgroepen nog drukker en vooral duurder. Het stadscentrum als themapark voor de rijken. Voor de oorspronkelijke bewoner is weinig aandacht (Acebal, 2008).
Vanuit de stadsvisie tracht de gemeente in de Ciutat Vella een creatief economisch leefmilieu te creëren. De gemeente ziet het oude centrum als „de‟ locatie en leefomgeving voor de creatieve klasse en tracht dan ook kunstenaars, studenten en andere van deze doelgroep te verleiden zich in de Ciutat Vella te vestigen (Arnoldus & Musterd, 2002). Deze creatieve klasse is het deel van de beroepsbevolking dat het meest innovatief werk doet zoals kunstenaars, wetenschappers, ontwerpers etc (Florida, 2002) . De gemeente heeft de afgelopen decennia verschillende projecten uitgevoerd om dit te bewerkstelligen. Dit heeft voornamelijk plaatsgevonden in de vorm van publiek private samenwerking (BFSC, z.j.).
35
Figuur 11 Model van Urban Rebranding. Bron: Barcelona Field Studies Centre.
Verreweg het belangrijkste evenement was de Olympische Spelen van 1992. De gemeente Barcelona heeft er voor gezorgd dat er niet alleen geïnvesteerd werd in korte termijn projecten die puur het faciliteren van de spelen als doel hadden, maar heeft juist projecten opgezet die na de spelen nog steeds hun uitwerking hebben. Hierdoor gaan de gedane investeringen niet verloren (Chalkley & Essex, 2010). In de planningswereld wordt er in deze context gesproken over het “Barcelona Model”. Het model waarbij nieuwe aantrekkelijke publieke ruimte wordt gecreëerd met als doel het aantrekken van nieuwe investeringen, winkels, bewoners en toeristen. Dit gebeurt bij voorkeur op plaatsen die onaantrekkelijk zijn en zo heeft de verandering dus extra impact. Prestigieuze projecten worden aangetrokken om naast het organiseren van het project ook de stad zelf de regenereren waar dat nodig is, ze dienen als een katalysator van het Barcelona Model (Marshall, 2004).
Één van de projecten welk gerealiseerd is tijdens de Olympische Spelen is het opknappen van de Ciutat Vella, de oude stad. Barcelona was voor de Spelen nog geen toeristische stad op de schaal die de stad nu is. Met de Spelen heeft Barcelona zichzelf op de kaart gezet. Om dit te realiseren heeft men voor de Spelen het oude centrum een opknapbeurt gegeven. Barcelona was een echte industriestad en toen deze industrie uit het centrum is vertrokken is het centrum in een negatieve spiraal van verloedering terechtgekomen (Ajuntament de Barcelona, z.j.).
36
Bij het regenereren van de oude stad is er niet alleen gekeken naar de fysieke tekortkomingen, maar zijn ook de inwoners en zoveel mogelijk andere actoren erbij betrokken. Spanje kent pas sinds kort een democratische regering en na de dictatuur van Franco waren er in 1977 landelijke verkiezingen. In 1979 waren er in de stad zelf verkiezingen voor de plaatselijke gemeenteraad. Het doel wat deze nieuw gevormde gemeenteraad had was het revitaliseren van de stad en het verbeteren van de leefomstandigheden. Deze voorgenomen verbeteringen waren zowel fysiek als sociaal en dienden duurzaam van aard te zijn. Het beste voorbeeld van deze commitment was de transformatie van de oude binnenstad (Marshall, 2004). Door de uitbreiding van Barcelona met de moderne wijk Eixample verschoof het oorspronkelijke centrum van de stad. Het oude centrum had niet langer de functie die het ten tijde van de industriële revolutie had. Het karakter en de bestemming van de wijk werd meer en meer een bestemming van bewoning. De gemeente had als doel de oude stad haar centrum functie weer terug te geven maar zonder de historische gebouwen en kenmerken aan te tasten, ook moesten de inwoners er kunnen blijven wonen (Marshall, 2004). De middelen die de gemeente zelf hiervoor bezit zijn schaars. Samenwerking met verschillende private investeerders was daarom noodzakelijk. Veel oude gebouwen welke in slechte staat waren maakten plaats voor nieuwe hoogwaardige residentiele bebouwing of voor nieuwe openbare ruimte omdat er in het oude centrum nauwelijks sprake was van openbare ruimte. Wat de gemeente wel zelf kon doen was het opknappen van de straten en deze voetgangervriendelijk te maken, ook stond veiligheid en esthetiek voorop tijdens deze revitalisatie van het oude centrum. Daarnaast heeft de gemeente de gebouwen die in eigen bezit waren een nieuwe bestemmingen gegeven welke het vernieuwende karakter van de wijk ondersteunen (Marshall, 2004).
Deze veranderingen hebben de Ciutat Vella tot een nieuwe inspirerende wijk gemaakt waar nabijheid en centraliteit centraal staan. Iedereen is er welkom en leeft er samen. Van jong tot oud, van arm tot rijk van toeristen tot zakenmensen, immigranten en lokalen. Deze “Human Mix” maakt van de oude binnenstad een interessante wijk welke aantrekkelijk is voor de creatieve klasse en toeristen, maar zorgt ook voor spanningen want niet in elk deel van de wijk gaat het even goed (BFSC, z.j.).
37
Figuur 12: Kaart Ciutat Vella. Bron: fincasbarna.com
De Ciutat Vella is namelijk geen homogeen stadsgedeelte. Het bestaat uit verschillende wijken met allen een verschillend karakter, zie figuur 12. El Raval onderscheidt zich het meeste van de rest van de wijken. In het Gothic Quarter, El Born, en Barceloneta gaat het relatief goed. In El Raval blijven echter problemen ontstaan. De Ciutat Vella wordt onderbroken door de Rambla de meest toeristische straat van Barcelona. Ten Oosten van de Rambla ligt het Gothic Quarter waar zeer veel toeristen de bezienswaardigheden bezoeken. Ten westen ligt El Raval wat bekend stond als een gevaarlijke wijk welke mensen beter konden mijden. Jaren na de revitalisatie had El Raval een slechte naam en nog altijd staat het bekend als een wijk met een twijfelachtig imago. Vandaar dat er nog altijd veel beleid op deze achterstandswijk wordt opgesteld om de situatie te verbeteren (BFSC, z.j.).
3.3. Beleid in El Raval Na het vertrekken van de industrie uit de wijk El Raval is de wijk in verval geraakt. De kwaliteit van de wijk was al niet goed, maar door het vertrekken van het werk van de inwoners werd dit alleen nog maar slechter. In de historische beschrijving van de wijk zie je dat er al aan het begin van de twintigste eeuw initiatieven opkwamen om de wijk op te knappen. De in 1930 opgerichte organisatie GATCPAC deed een grote studie naar de 38
leefomstandigheden in de wijk welke erbarmelijk waren. Deze organisatie welke bestaat uit een groep van Catalaanse kunstenaars en technici voor de vooruitgang van de hedendaagse architectuur, stelden het plan Macia op. Dit plan behelst ingrijpen in de wijk om de problemen aan te pakken en zo de wijk te verbeteren. De burgeroorlog die in 1936 uitbrak heeft er echter toe geleid dat deze plannen nooit tot uitvoering zijn gekomen. Ook na de burgeroorlog en tijdens de dictatuur van Franco zijn er nauwelijks initiatieven gekomen om iets aan de wijk te doen tot aan de revolutie in 1977 waarna er een nieuwe landelijke overheid en een nieuwe gemeenteraad werd gekozen (Marshall, 2004).
3.4. Herstructurering El Raval Het plan “Del Liceu al Seminari” opgesteld in 1980 was het eerste plan om in de wijk El Raval in te grijpen. Dit gebeurde door publieke gebouwen welke hun oorspronkelijke functie grotendeels zijn verloren te herbestemmen (Marshall, 2004).
Zo is in 1994 het CCCB geopend (Centre de Cultura Contemporània de Barcelona) een museum dat voornamelijk plaats geeft aan Catalaanse kunstenaars van vroeger maar ook van nu. In 1995 is het prestigieuze MACBA geopend (Museu d'Art Contemporani de Barcelona). Een museum ontworpen door Richard Meier waar hedendaagse en oude moderne kunst wordt geëxposeerd. Ook is er in het noorden van El Raval een tak van de universiteit van Barcelona geopend, zie figuur 13 (Marshall, 2004).
Figuur 13: CCCB Links, MACBA rechts. Bron: GoogleMaps (foto`s).
Deze concentratie van hoog culturele instellingen en onderwijs heeft impact op het gebruik van El Raval. Dit gebruik is door de aanwezigheid van deze instellingen aan het veranderen. De bedoeling van het bestuur van de stad is om El Raval van een zogenaamde “no-go area”
39
waar niemand graag komt tot een bruisend onderdeel van de stad te maken. Het beleid richt zich met name op het aantrekken van bewoners van binnen Barcelona naar El Raval. Voorheen was er sprake van een zogenaamde barrière rond El Raval. De wijk had een zeer slechte naam van criminaliteit, prostitutie en drugsgebruik. Deze barrière is voor het Noorden van El Raval zo goed als weggenomen. Buiten de instellingen is ook de openbare ruimte aangepakt. Zo hebben krotten en verpauperde opstallen plaatsgemaakt voor openbare ruimte in de vorm van bijvoorbeeld speelplaatsen. Ook zijn er veel straatlantaarns geplaatst wat het gevoel van veiligheid moet vergroten. Door al deze verbeteringen is in het noorden van El Raval een creatief klimaat ontstaan. Er zijn veel galerieën, gespecialiseerde boetiekjes en andere hoogstaande winkels welke graag in de nabijheid van elkaar bestaan. Processen als gentrification zijn zeker aanwezig. De “Urban Rebranding” van dit deel van het district is zeker geslaagd. El Raval is hot (BFSC, z.j.)!
Figuur 14: El Raval naar Noord en Zuidelijke indeling met de twee Rambla`s en key locations. Bron Binqmaps
Het zuidelijke deel van El Raval is echter nog erg achtergesteld. Hier zijn geen grote instellingen te vinden en er is vooral sprake van bewoning door erg lage sociale klasse, zie figuur 14. De problemen die El Raval heeft zijn hier het sterkst en het meest geconcentreerd.
40
In 1995 werd het plan gepresenteerd om in het hart van El Raval een boulevard te creëren, de Raval Rambla, zie figuur 15. Hiervoor hebben bijna 1400 woningen moeten wijken. Het project kostte 5 miljoen euro en is voor 80% gefinancierd door de EU uit een fonds voor sociale cohesie. Het verbindt het Noordelijke deel van El Raval met het Zuidelijke, aan deze boulevard zijn veel panden opgeknapt of gesloopt en herbouwd. (BFSC, z.j.).
Figuur 15: Rambla de Raval. Bron: Barcelona Field Studies Centre.
41
3.5. Effecten van het beleid op El Raval In het jaar 2010 publiceerde de gemeente Barcelona een terugblik op El Raval genaamd “La Rambla del Raval: 10 anys fent barri”. Hierin wordt teruggekeken op tien jaar beleid op de wijk El Raval. In deze tien jaar (2000-2010) is er 109 miljoen geïnvesteerd door het district in onderhoud en in de publieke ruimte (Ajuntament de Barcelona, 2010).
Buiten het aanpakken van de publieke ruimte zijn ook de woningen opgeknapt. Sinds het jaar 2000 zijn 45% van de woningen geheel of gedeeltelijke geherstructureerd (Ajuntament de Barcelona, 2010).
Op het vlak van de bevolking is er veel succes geboekt. In de terugblik gaat de gemeente in op verschillende indicatoren die gebruikt worden om de vooruitgang in de wijk te meten (Ajuntament de Barcelona, 2010).
De bevolking is toegenomen van 36383 in het jaar 2001 tot 49315 in het jaar 2009, dit ondanks de sloop van vele woningen en het creëren van meer publieke ruimte. Op veel locaties in de wijk is dan ook nieuwe hoogbouw gecreëerd wat verdichting mogelijk maakt (Ajuntament de Barcelona, 2010).
Het sterftecijfer in de wijk is gedaald van 18.3 per duizend inwoners per jaar in 1991 tot 8.3 per 1000 per jaar in 2009. De daling van dit cijfer is niet geheel toe te kennen aan een betere gezondheid in de wijk. Het komt voornamelijk doordat er relatief meer jongeren in de wijk zijn gaan wonen. Deze verjonging van de wijk zorgt voor een lager sterftecijfer. Het gemiddelde sterftecijfer van de stad Barcelona in het jaar 2009 was 9.8 per 1000 per jaar. El Raval scoort dus beter dan het gemiddelde op deze indicator (Ajuntament de Barcelona, 2010).
De inwoners van El Raval zijn ook meer gaan verdienen. De inkomens per huishouden zijn met 17.6% gestegen. In El Raval steeg het inkomen van het indexcijfer 53.4% in 2000 naar 62% in 2009. Barcelona als geheel is bij dit indexcijfer de norm en heeft score 100. De huishoudinkomens in El Raval zijn gemiddeld nog significant lager dan het gemiddelde huishoudinkomens van de stad (Ajuntament de Barcelona, 2010).
42
De werkloosheid in de wijk is flink gedaald. In 2001 was de werkloosheid 15,9%. In het jaar 2008 was dit nog 10.1% (Ajuntament de Barcelona, 2010).
Het onderwijsniveau van de bewoners is gestegen. In figuur 16 is een tabel te zien van het hoogst afgeronde niveau van de bewoners van El Raval en van Barcelona als geheel in de jaren 2001 en 2009. De stijging zit vooral in het percentage dat een studie heeft afgerond hoger dan de middelbare school. Dit percentage steeg van 15.7% in 2001 naar 17.7% in 2009. Wel blijft een groot gedeelte steken op basisschoolniveau. In 2001 was dit 46.1% en in 2009 46.7% (Ajuntament de Barcelona, 2010).
Onderwijsniveau 2001 (% van populatie 16 jaar en ouder ) Primary
Up to High School
Upper and CFGS
Barcelona
31.1
41.8
27.1
Raval
46.1
38.1
15.7
Onderwijsniveau 2009 (% van populatie 16 jaar en ouder ) Primary
Up to High School
Upper and CFGS
Barcelona
35.3
41.9
22.6
Raval
46.7
35.5
17.7
Figuur 16 Bron: Ajuntament de Barcelona, 2010.
De afgelopen tien jaar is er veel vooruitgang geboekt in El Raval. Veel indicatoren laten een positieve trend zien en het beleid op El Raval lijkt zeer positief.
Toch zijn er enkele vragen die je zou kunnen stellen bij het gevoerde beleid. Opvallend is namelijk dat de gemeente de bewoners altijd het recht van terugkeer heeft toegekend. Dit is echter niet altijd uitvoerbaar want er wonen in El Raval veel immigranten waarvan veel illegaal verblijven of geen huurcontract hebben. Daarbij zijn de huurwoningen vaak onderverdeeld in verschillende kleinere compartimenten. Deze illegale bewoning en informele huursector maakt terugkeer van de oorspronkelijke bewoners voor een belangrijk deel onwerkbaar en onuitvoerbaar (BFSC, z.j.).
Verder is het van belang op te merken dat de huizenprijzen in Barcelona de laatste jaren enorm zijn gestegen. Dit geldt voor de gehele stad, maar voornamelijk voor de oude stad. Deze stijging heeft invloed op de betaalbaarheid van de woningen in El Raval. De vraag is of 43
de oorspronkelijke inwoners het wonen in El Raval nog wel kunnen betalen (BFSC, z.j.). Zo niet dan kunnen zogenaamde waterbedeffecten optreden waardoor de wijk wel verbetert, maar veel problemen met de oorspronkelijke bewoners meeverhuizen (Slob et al, 2008).
Dit heeft ook effect op de uitkomsten van de indicatoren. Wat als bijvoorbeeld een belangrijk deel van de bevolking na herstructurering niet is teruggekeerd naar de wijk? Bijvoorbeeld omdat het niet meer te betalen is. De huishoudens met de laagste inkomens van El Raval lopen als eerste het gevaar dat de wijk te duur voor ze is geworden. De huishoudens worden gedwongen zich elders te vestigen. Economisch zwakke oorspronkelijke inwoners van El Raval maken plaats voor nieuwe economisch krachtige inwoners. De indicatoren zullen hierdoor een positieve trend laten zien.
44
3.6. Beleid in Utrecht en Ondiep
Voor de wijk Ondiep is beleid op verschillende niveau`s opgesteld. Van algemeen landelijk beleid zoals de 40-wijken aanpak tot beleid van de gemeente Utrecht zelf dat specifiek Ondiep betreft. Hiertussen bevinden zich nog meer schaalniveau`s zoals provinciaal / regionaal beleid. In het volgende onderdeel zullen de beleidsmaatregelen die op Ondiep van toepassing zijn worden beschreven. Er is gekeken naar beleid dat van toepassing was ten tijde dat het herstructureringsplan voor Ondiep werd opgesteld. Allereerst zal het landelijk beleid besproken worden om daarna dieper op de wijk in te gaan en af te sluiten met het beleid specifiek op de wijk Ondiep zelf (Utrecht,2007).
Landelijk beleid In de Nota Ruimte wordt het landelijk beleid uiteengezet wat betreft ruimtelijke ordening. In de Vijfde Nota Ruimte uit het jaar 2001 staat onder meer beschreven hoe de landelijke overheid denkt over de stad Utrecht. De landelijke overheid wil dat infrastructuur en verstedelijking zoveel mogelijk gebundeld wordt in nationaal stedelijke netwerken. Een polycentrische metropool van economische kerngebieden en hoofdverbindingsassen. De Randstad is zo een stedelijk netwerk en Utrecht maakt hier als economisch kerngebied deel van uit. De ontwikkeling van de Randstad dient in de Randstad zelf opgevangen te worden zonder veel uit te breiden. Verdichting boven uitbreiding. Utrecht zal dus eerst zelf ruimte binnen de stad moeten zoeken om eventueel uit te breiden alvorens daar buiten te kijken (VROM, 2001).
De vraag naar woningen binnen de Randstad is becijferd op 360.000 tot 440.000 woningen. Binnen de Randstad zelf kan een deel van deze vraag worden opgevangen . Dit kan bijvoorbeeld door vernieuwing en herstructurering in oude wijken door verdichting. Ondiep is hier een goed voorbeeld van (Utrecht,2007).
De herstructurering van Ondiep past dan ook in de Nota Ruimte 2005 wat betreft verdichting van de Randstad. Een tweede vorm van landelijk beleid is die van stedelijke vernieuwing in de vorm van de 56-wijken aanpak. Deze aanpak geeft prioriteit aan 56 wijken met als doel deze wijken versneld te verbeteren door er extra prioriteit aan te geven. In 2007 is het aantal verkleind naar 40 wijken. De zogenaamde Vogelaarwijken. Ondiep staat hierin in de top vijf zoals in hoofdstuk 2.2 reeds staat beschreven (VROM, 2007). 45
Provinciaal / Regionaal beleid Streekplan Utrecht 2005-2015
Het streekplan voor de provincie Utrecht is in 2004 vastgesteld. Op de streekplankaart is het plangebied van Ondiep gekwalificeerd als stedelijk gebied. In het streekplan wordt gesteld dat stedelijke processen zoals herstructurering, stads- en dorpsvernieuwing van groot belang zijn. Dit gezien de nagestreefde verbetering wat betreft de kwaliteit van de woonomgeving (Provincie Utrecht,2004).
Regionaal Structuurplan Utrecht 2005-2015 (2005)
De woningbehoefte in Utrecht en omgeving is de afgelopen jaren sterk toegenomen door de sterke economische groei en de stijging van de werkgelegenheid. Door onder andere de diversiteit en de kwaliteit aan woningmilieus willen bedrijven zich in deze regio vestigen. Het bewaren van deze typerend Utrechtse kwaliteit is dan ook een voorwaarde om de verdere economische ontwikkeling te bevorderen (Bestuur Regio Utrecht,2005).
De groei van de bevolking zal door Utrecht en omgeving zelf worden opgevangen. Herstructurering van de huidige stedelijke woonmilieus is van belang voor het aanpassen van de kwaliteit van de woonomgeving aan de huidige woonwensen. De volgende doelen worden gesteld door de regio Utrecht: zorgen voor voldoende op de vraag afgestemde woningen; extra aandacht voor ontbrekende of achterblijvende milieus; herstructurering en transformatie; meer differentiatie en menging van functies; zorgen voor een evenwichtige spreiding van sociale woningbouw over de regio. (Regio Utrecht,2005).
46
3.7. Beleid in Ondiep De ambitie voor de wijk Ondiep en het bijpassende programma van uitvoering worden beschreven in “Wijkvisie Ondiep”. Voor de wijk Ondiep is de volgende ambitie opgesteld. “in 2015 is Ondiep een stadsdorp met kansen voor de bewoners" met de voordelen van een dorp en van de stad. Het is een veilige buurt met een goed imago en subbuurten met een eigen identiteit. De bestaande stedenbouwkundige structuur en de ruimtelijke kwaliteiten zijn versterkt. De buurt biedt een gevarieerd aanbod aan woningen met het accent op goede eengezinswoningen. Het is mogelijk om binnen de buurt wooncarrière te maken. De woonomgeving is fraai ingericht en ligt er goed onderhouden en verzorgd bij. De bewoners zijn betrokken bij hun leefomgeving en hebben respect en zorg voor elkaar. Er is een netwerk van aanbieders van zorg, onderwijs en welzijnsdiensten dat gebruikmaakt van multifunctionele gebouwen. De sociale achterstanden op de gebieden onderwijs, gezondheid, participatie en werkgelegenheid zijn teruggedrongen.” De wijkvisie is opgesteld met betrokkenheid van de bewoners van Ondiep, de woningbouwcorporatie Mitros, de welzijnsorganisatie Portes, provincie Utrecht en gemeente Utrecht (Utrecht, 2004,2).
Uitvoeringsprogramma Levenslustig Ondiep (2005) Het college van Burgemeester en Wethouders heeft in oktober 2005 het ontwerp voor Levenslustig Ondiep goedgekeurd. De globale doelstelling van dit ontwerp is van Ondiep een dynamische te wijk maken, welk geschikt is voor mensen met diverse levensstijlen en van diverse leeftijden. Verder hecht het ontwerp veel belang aan de sociale cohesie in de wijk en het mogelijk maken van een wooncarrière in de wijk zodat kansrijke inwoners worden vastgehouden. Deze visie over de wijk is uitgewerkt in drie verschillende onderdelen (Utrecht, 2005).
Ambitie wonen Alle nieuwbouw zal levensloopbestendig worden gebouwd, dat wil zeggen dat de woningen geschikt zijn voor verschillende levensfasen. Door verschil te maken in de grootte en het soort woning en tevens verschil te maken in prijsklasse en een nieuwe mix te introduceren van huur en eigen bezit wordt Ondiep geschikt voor verschillende doelgroepen. Door deze veranderingen is het mogelijk om in Ondiep een wooncarrière te doorlopen, de wijk verlaten voor een betere woning hoeft niet meer.
47
Ambitie openbare ruimte De openbare ruimte in de wijk Ondiep biedt bewoners van alle leeftijden uitnodigende mogelijkheden tot interactie op straten en pleinen. Verder dient de openbare ruimte veilig, efficiënt, voor iedereen toegankelijk en goed onderhouden te zijn.
Ambitie voorzieningen Om van Ondiep een levensloopbestendige wijk te maken dient er naast het aanpassen van de woningen ook gezorgd te worden voor bijpassende voorzieningen. Voorzieningen waar dagelijks gebruikt van wordt gemaakt dienen aanwezig te zijn in de wijk. Voor voorzieningen zoals een ziekenhuis of een hogeschool zal een ander deel van de wijk moeten worden bezocht (Utrecht, 2005).
3.8. Herstructurering van Ondiep Qua ingrijpen in de wijk is er veel mogelijk voor de gemeente Utrecht. Dit met name omdat Ondiep voor het overgrote deel uit sociale huur bestaat en de gemeente samen kan werken met de betrokken woningcorporatie Mitros. Er zal sprake zijn van zowel renovatie als sloop. Om het project betaalbaar te houden zal 42% van de woningen terugkomen als koopwoningen. De verkoop van deze woningen samen met de investeringen van het rijk, provincie, gemeente en Mitros dragen financieel het project. Maar liefst 58% van de woningen blijven sociale verhuur. Normaal is slechts 40% en dit lage percentage is een verdienste van de bewoners om zo het karakter van de wijk niet te veel te veranderen (KeiCentrum, z.j.). Doelstelling Ondiep staat bekend als een dorp in de stad. Dit karakter staat centraal bij de herstructurering. Er wordt zoveel mogelijk getracht het uiterlijk van de oorspronkelijke woningen te evenaren, zie figuur 17. In de nieuwe ontwerpen is goed rekening gehouden met de oude architectuur. Ook keren de bewoners zo goed mogelijk terug naar de wijk. Dit door de complexen niet allemaal tegelijk te herstructureren of te slopen maar door dit proces te faseren, zo kan een goede doorstroming van bewoners gerealiseerd worden.
48
Figuur 17: Nieuwbouw in oorspronkelijke stijl. Bron: Kei-Centrum
De herstructurering van de woningen zal in drie fases plaatsvinden. Op het moment van schrijven is fase 1 al gerealiseerd. Fase 2 bevindt zich in het eindtraject. In 2012 zal met de laatste en afsluitende fase 3 worden begonnen. In figuur 18 is te zien wanneer bepaalde delen van de wijk zijn/worden geherstructureerd en op welke manier (Kei-Centrum, z.j.).
Figuur 18: Fases herstructurering Ondiep. Bron: Kei-Centrum
In totaal komen er meer woningen terug in Ondiep dan dat er gesloopt worden (Kei-Centrum, z.j.). Een verhoging van het aantal woningen wordt gerealiseerd door ongebruikte ruimte te benutten of door hoogbouw te plegen. Twee voorbeelden hiervan zijn de projecten “NieuwChartreuse” en “Thorbeckepark”.
49
Bij het plan Nieuw-Chartreuse gaat het om sloop nieuwbouw, zie figuur 19. Oude woningen welke behoren tot de woningcorporatie Mitros worden gesloopt en er komt nieuwbouw voor terug. Het totaal aantal woningen wordt uitgebreid door hogere nieuwbouw te realiseren dan wat er voorheen stond. Ook komt er een mix terug van huur en koop in verschillende prijsklassen om een gemengde doelgroep aan te spreken. Dit in tegenstelling tot de 100% sociale huur die dit huizenblok voor de sloop was (Nieuw-Chartreuse.nl, z.j.).
Bij het plan Thorbeckepark gaat het om nieuwbouw op grond welke een nieuwe bestemming heeft gekregen, zie figuur 19. Door fusie van drie voetbalverenigingen en herbestemming van de bijbehorende voetbalvelden is er ruimte vrij gekomen voor bebouwing. Er was voorheen sprake van vijf voetbalvelden in slechte staat welke in bezit waren van de gemeente. De gemeente heeft drie velden opgeknapt en de resterende grond verkocht. Op deze grond vindt nu ontwikkeling plaats voor woningen. Het totale plan behelst drie flats met in totaal 88 koopwoningen. Ook vindt er door Mitros ontwikkeling plaats van een multifunctionele sporten ontmoetingsaccommodatie (Thorbeckepark, z.j.).
Figuur 19: Twee projecten in Ondiep, links Nieuw-Chartreuse, rechts Thorbeckepark. Bronnen: nieuwchartreuse.nl, thorbeckepark.nl
3.9. Effecten Ondiep
In de onderstaande figuur staan de ontwikkelingen voor elk van de indicatoren in Ondiep beschreven in de periode 2007-2010. Deze zijn gerelateerd aan de beoogde streefwaarde en bijbehorend streefpad (linker kolom) en aan de ontwikkeling in de stad in dezelfde periode (rechter kolom). Op de rechterpagina staat een korte toelichting bij deze figuur.
50
Monitor Krachtwijken Jaarlijks houdt de gemeente Utrecht een onderzoek naar de stand van zaken in de krachtwijken. Er worden vragen gesteld aan de hand van indicatoren. Deze indicatoren geven een goed beeld van hoe de wijk ervoor staat en hoe de ontwikkeling is. Hieronder in figuur 20 is een de samenvattende tabel te zien van de wijk Ondiep (Utrecht, 2010). krachtw ijk Ondie p Ontwikke ling 2 0 0 7 -2 0 1 0 tov:
Ind ica tore n
streefpad 2007-2011
2. Negatieve toekomstverwachting
st r eef waar d e 2 0 11 b er eikt
4. Aandeel dat niet graag in buurt wil blijven wonen
st r eef waar d e 2 0 11 b er eikt
stedelijke ontwikkeling 2007-2010
5. Onvoldoende sociale contacten 9. Rapportcijfer schoonheid verharde openbare ruimte
st eef waar d e 2 0 11 b er eikt
11. (vaak) ervaren jongerenoverlast
st r eef waar d e 2 0 11 b er eikt
12. Autokraken per 1000 inw+arb 13. Woninginbraken per 1000 woningen 14. Onveilig voelen in de eigen buurt 15. Geweldsincidenten per 1000 inw+arb 16. Matig of slechte gezondheid 19. Instromende kleuters met achterstandsscore 20. Leerlingen zonder diploma van school (startkwalificatie) 22. Voortijdig schoolverlaters (VSV) (schooluitval)
st r eef waar d e 2 0 11 b er eikt
nog geen ontwikkeling bekend st r eef waar d e 2 0 11 b er eikt
25. Aandeel uitkeringsontvangers < 65 jaar legenda: ontwikkeling gunstiger dan streefpad / stedelijke ontwikkeling ontwikkeling volgens streefpad / stedelijke ontwikkeling (bandbreedte 4%) ontwikkeling ongunstiger dan streefpad / stedelijke ontwikkeling
Figuur 20: Ontwikkeling indicatoren Ondiep 2007-2010. Bron: Utrecht, 2010
Te zien is dat vijf indicatoren zich gunstiger ontwikkelen dan het streefpad. De ontwikkeling in Ondiep wordt namelijk vergeleken met de gemiddelde ontwikkeling van de Stad Utrecht. Op het gebied van toekomstverwachting, het graag in de buurt willen blijven wonen,
51
jongerenoverlast, achterstand bij instromende kleuters en voortijdig schoolverlaters scored Ondiep positiever dan het streefpad. Ook is voor deze indicatoren de streefwaarde voor het jaar 2011 bereikt. Dit betekent niet dat dit voor de toekomst ook zo is. Voor de volgende jaren is namelijk een nieuw doel gesteld. Er zijn verder drie gele indicatoren te zien. Dit betekent dat de ontwikkeling volgens het streefpad verloopt. Dit geldt voor de schoonheid van de openbare ruimte, de gezondheid en voor het aantal uitkeringsontvangers. Deze indicatoren ontwikkelen zich naar verwachting. Ook is er sprake van vijf rode indicatoren. Deze indicatoren ontwikkelen zich ongunstiger dan het streefpad. Op het gebied van voldoende sociale contacten valt er dus nog veel te behalen in Ondiep. De overige vier rode indicatoren gaan vooral in op de veiligheid en de criminaliteit in de wijk. Er is nog altijd veel overlast van inbraken in woning en auto en van geweldsdelicten. Het is dan ook niet vreemd dat uit de laatste indicator blijkt dat het gevoel van veiligheid in de wijk achterblijft bij het streefpad (Utrecht, 2010).
52
Conclusie
De historie en de problemen van de twee wijken komen op veel punten overeen. In dit hoofdstuk houden de overeenkomsten echter op. Het beleid op de twee wijken is op belangrijke punten totaal verschillend. Dit komt vooral omdat de gemeente van Barcelona slechts beperkt de woningen zelf kan beïnvloeden. Deze gemeente tracht met het investeren in de openbare ruimte en de openbare voorzieningen de wijk te veranderen. Dit is duidelijk te zien in El Raval en dan voornamelijk in het noorden van de wijk. De instellingen zoals CCCB, MACBA en de universiteit zorgen voor een ander gebruik van de wijk en trekken andere mensen naar El Raval. Mensen die de wijk een beter imago geven en de wijk verandert langzaam in een aantrekkelijke wijk waar gentrification optreedt. Het feit dat Barcelona een wereldstad is met een grote toeristenstroom maakt het mogelijk om dit soort enorme publieke werken te realiseren. Het draagvlak hiervoor is erg groot. De drempelwaarde voor dit soort projecten zou echter niet snel in een stad als Utrecht behaald kunnen worden, laat staan in de wijk Ondiep. De situatie is hier namelijk totaal anders. In Ondiep bestaat 82% van de woningvoorraad uit sociale verhuur. De overheid kan dus samen met de woningcorporaties direct ingrijpen op de gesteldheid van de woningen en hoeft de eigenaars niet uit te kopen zoals dat in El Raval zal moeten gebeuren. Deze grote hoeveelheid sociale huur maakt sloop / nieuwbouw en renovatie mogelijk. Door niet alle nieuwe woningen de bestemming sociale verhuur te geven maar ook een aandeel verkoop, maakt dit de herstructurering niet alleen betaalbaar maar brengt men ook nieuwe mensen naar de wijk wat de wijk meer divers maakt qua opbouw. Het aantrekken van succesvollere mensen kan voordelige effecten hebben op de overige bewoners en zo veel sociale problemen een halt toe roepen. Dit gebeurt ook in El Raval, echter het aantrekken van deze succesvolle mensen gebeurt op totaal andere wijze.
53
Eindconclusie
In de conclusie zal ik antwoord geven op de probleemstelling van deze scriptie: Wat zijn de
verschillen en overeenkomsten tussen de achterstandswijken Ondiep, Utrecht en El Raval, Barcelona op het gebied van historie, de problemen en het beleid om deze problemen tegen te gaan?
Ondiep en El Raval zijn tot stand gekomen ten tijde van de industriële revolutie, voornamelijk om arbeiders huisvesting te bieden. Dit heeft ervoor gezorgd dat de woningvoorraad in beide wijken zich aan de onderkant van de woningmarkt bevindt en de woningen van relatief slechte kwaliteit zijn. De twee wijken hebben veel met elkaar gemeen. De sociale problemen, zoals laag inkomen, laag opgeleiden en werkloosheid zijn in beide wijken duidelijk aanwezig. De overeenkomst van de twee wijken zit vooral in het feit dat het beide achterstandswijken zijn en de wijken te maken hebben met een zelfde soort problematiek. De bevolking van achterstandswijken is economisch gezien relatief zwak te noemen, tevens hebben zij weinig perspectief op verbetering van hun economische situatie. In beide wijken is er sprake van een groot aandeel huur. De woningen in deze wijken zijn relatief goedkoop en er is sprake van veel (goedkope) huur. Juist deze twee factoren zorgen ervoor dat er veel kansarme mensen in de wijken wonen. In het geval van El Raval is er nog een extra factor te vinden namelijk die van illegaliteit. Illegalen zijn genoodzaakt informeel te huren, vaak is dit alleen mogelijk in relatief slechte wijken zoals El Raval. De geschiedenis en de problemen van de wijken zijn dus voor een groot gedeelte vergelijkbaar.
Naast overeenkomsten zijn er duidelijke verschillen tussen de twee wijken zichtbaar. Waar het in Ondiep gaat over een overwegend autochtone wijk met sterke sociale cohesie en waar slechts recent immigranten en andere niet oorspronkelijke bewoners zich vestigden is er in El Raval sprake van een zeer grote immigranten groep wat spanningen met de oorspronkelijke bewoners oplevert. Een ander verschil is dat er in Ondiep sociale verhuur is waar de woningen in bezit zijn van een woningbouwcorporatie. In El Raval is dit particuliere verhuur aangezien Spanje geen traditie kent van sociale verhuur.
Het beleid op de twee wijken is ook op belangrijke punten totaal verschillend. Dit komt vooral omdat de gemeente van Barcelona slechts beperkt de woningen zelf kan beïnvloeden.
54
De gemeente tracht met het investeren in de openbare ruimte en de openbare voorzieningen de wijk te veranderen. Dit is duidelijk te zien in El Raval. Instellingen als CCCB, MACBA en de universiteit zorgen voor een ander gebruik van de wijk en trekken andere mensen naar El Raval. Deze mensen geven de wijk een beter imago en de wijk verandert langzaam in een aantrekkelijke wijk waar gentrification optreedt. Het feit dat Barcelona een wereldstad is met een grote toeristenstroom maakt het mogelijk om dit soort enorme publieke werken te realiseren.
De situatie in Ondiep is echter totaal anders. In Ondiep bestaat 82% van de woningvoorraad uit sociale verhuur. De overheid kan dus samen met de woningbouwcorporaties direct ingrijpen op de gesteldheid van de woningen en hoeft de eigenaren niet uit te kopen zoals dat in El Raval zal moeten gebeuren. Deze grote hoeveelheid sociale huur maakt sloop / nieuwbouw en renovatie mogelijk. Opvallend is dat er in Ondiep in totaal meer woningen bijkomen dan dat er gesloopt worden, er is sprake is van verdichting. Door niet alle nieuwe woningen weer de bestemming sociale verhuur te geven, maar ook een aandeel verkoop zorgt men dat de herstructurering betaalbaar is. Tevens brengt men nieuwe mensen naar de wijk wat de wijk meer divers maakt qua demografische opbouw. Het aantrekken van succesvollere mensen kan voordelige effecten hebben op de overige bewoners en zo veel sociale problemen tegengaan. Dit gebeurt ook in El Raval, echter het aantrekken van deze succesvolle mensen gebeurt op een totaal andere wijze.
Opvallend zijn dan ook de tegenstellingen die tussen de twee wijken zijn waar te nemen. Waren de wijken op het eerste gezicht nog vergelijkbaar zijn ze dat na de analyse van het beleid totaal niet meer. Men zou zelfs kunnen stellen dat de wijken tegenpolen zijn. Het doel wat zij hebben is wel vergelijkbaar. Vanzelfsprekend willen de beleidsmakers de negatieve spiraal doorbreken en van de probleemwijken gezonde aantrekkelijke wijken maken.
Ik zie het zelf ook als twee manieren om de wijk aantrekkelijk te maken voor een nieuwe doelgroep. In beide wijken probeert men met fysiek ingrijpen de wijk te verbeteren. In El Raval wordt een klimaat / imago gecreëerd wat mensen aantrekt. Hierdoor wordt bewoning van de wijk interessant voor deze groep. Gevolg zal zijn dat deze mensen woningen zullen
55
opkopen en deze zullen opknappen. Gentrification treedt op en de wijk wordt als geheel aantrekkelijker waardoor een positieve spiraal het gevolg is.
In Ondiep is het juist andersom, omdat men de mogelijkheid heeft om direct op de woningen in te grijpen, kiest men ervoor om deze woningen te herstructureren. Door een nieuwe verdeling van koop/huur en door het verdichten van de wijk met koopwoningen zal het percentage huur in de wijk significant zakken. Hierdoor wordt een kapitaalkrachtige doelgroep aangetrokken of behouden, er is namelijk een wooncarrière mogelijk wat voorheen niet het geval was. Door deze nieuwe groep inwoners kan de wijk in een positieve spiraal terechtkomen. Er zit meer geld in de wijk waardoor er meer voorzieningen mogelijk zijn en wanneer door sociale cohesie de achtergestelde groep zich op kan trekken aan de nieuwe Ondiep bewoners is de herstructurering een succes.
In tussentijdse analyses tonen beide wijken over het algemeen een verbetering aan. Deze scriptie heeft niet als doel gehad om aan te geven welke vorm van herstructurering beter zou zijn, mochten zij verschillen. Wel zie ik deze scriptie als een verdieping in het begrip herstructurering buiten de Nederlandse werkelijkheid. Je hoeft niet altijd in stenen te denken om fysiek een wijk te verbeteren, dat laat Barcelona wel zien.
56
Reflectie Ik vind het interessant om te zien dat herstructurering zoals dat in Nederland gaat niet de norm is en dat andere steden in andere landen met een totaal andere realiteit te maken hebben. Bij het behandelen van het onderwerp herstructurering gaat het in mijn opleiding planologie vooral over de Nederlandse context. Hierdoor vergeet je misschien dat er in Nederland zeer veel sociale verhuur bestaat wat bijvoorbeeld in Spanje nauwelijks bestaat. De problematiek in achterstandswijken komt vaak overeen, maar de oplossingen hebben met een andere werkelijkheid te maken. Ik vind het boeiend om te zien hoe beleidsmakers met hun beschikbare tools dit probleem proberen te tackelen. Het beleid van Barcelona door grote publieke instellingen in El Raval te plaatsen doet mij denken aan het door Nederland plaatsen van overheidsinstellingen in achtergestelde steden wat in de jaren 70 gebeurde om deze steden een economische impuls te geven. In beide wijken wordt er direct dan wel indirect ingegrepen in de bevolkingssamenstelling van de wijk. Het aantrekken van kansvolle mensen lijkt een tovermiddel om de rest van de bevolking mee te krijgen. Ik vraag me af of deze mensen wel met elkaar interacteren of leven zij langs elkaar heen waardoor deze verwachte positieve effecten teniet worden gedaan? Ook denk ik dat er veel waterbedeffecten optreden. Ondanks de inspanningen van de gemeente Utrecht om de oorspronkelijke bewoners te laten terugkeren zal dit niet altijd gebeuren en in Barcelona worden er zoveel huizen gesloopt dat het voor veel inwoners sowieso onmogelijk is. Voor dit onderzoek heb ik field- en deskresearch verricht. De voordelen van het fieldresearch waren dat ik door het bezoeken van de wijken een goed beeld heb gekregen, wat ik door enkel door deskresearch nooit had verkregen. Het ervaren van de problemen in plaats het enkel lezen in de literatuur geeft het onderzoek meer kleur en dan weet je wat er echt speelt in de wijken. Fieldresearch kent wel een beperking. Vooral wat betreft het signaleren van problemen in de wijken. Bij een bezoek aan de wijk zal je niet alle problemen kunnen waarnemen. De combinatie van fieldresearch met deskresearch is daarom een goede aanvulling.
Er is erg veel informatie uit deskresearch te verkrijgen, omdat ik beleid onderzoek, heb ik het voordeel gehad dat beleidsinstanties tegenwoordig veel publicaties online laten verschijnen. Een nadeel was echter wel dat de bronnen over El Raval veelal in het Spaans of zelfs in het Catalaans zijn geschreven. Dit koste veel tijd.
57
De keuze van de twee wijken leken mij op het eerste gezicht een zeer geschikte match. Toch bleek al bij het analyseren van de wijken dat er belangrijke verschillen aanwezig waren. Zo is El Raval een stuk ouder dan Ondiep. Iets wat direct invloed heeft op de aanwezige bebouwing en opzet van de wijk. Later kwamen daar nog andere verschillen bij zoals de grote groep illegale immigranten in El Raval welke voor problemen zorgen, welke in Ondiep niet aanwezig zijn. Het belangrijkste verschil tussen de wijken wat betreft het te voeren beleid was het aandeel sociale huur. In Spanje is de huursector al sinds de jaren 50 op zijn retour en van sociale huur is al helemaal nauwelijks sprake. Dit heeft tot gevolg dat het beleid op de achterstandswijken wel moet verschillen gezien in Nederlands juist deze sociale huursector het mogelijk maakt grote herstructureringsprojecten door te voeren.
Ondanks deze grote verschillen vond ik voorzetting van het onderzoek toch gerechtvaardigd omdat de vergelijking nog steeds een interessante is. Ook speelt de padafhankelijkheid van het onderzoek mee. Om op de helft van het schrijven van de scriptie te switchen van wijk kost zeer veel extra tijd. Vooral gezien het veldonderzoek.
Uiteindelijk ben ik tevreden over de inzichten die ik heb verkregen uit dit onderzoek. Ik denk dat deze scriptie ook interessant kan zijn voor derden wanneer zij iets meer willen weten over herstructurering buiten de Nederlands context.
58
Bronnen Acebal (2008) Moviments socials i critica al „Model- Barcelona‟ De l`esperance democratica de 1979 al mirage olimpic de 1992 i la impostura cultural del 2004. Revista electronica de geografia y ciencias socials. Vol. XII Nr. 270 (119) Adriaanse, C. (2005) Wijken die het wel goed doen. Rooilijn. 6 (38), 292-295
Ajuntement de Barcelona (2011) El Barri del Raval [Online]
(geraadpleegd 2 November 2011)
Ajuntament de Barcelona (2010) La Ramble del Raval: 10 anys fent barri. Barcelona: Ajuntament de Barcelona
M. Arnoldus en S. Musterd (2002) Wonen in de Ambitieuze Stad Stedelijke Leefstijlen en Woonmilieus in Internationaal Perspectief. Amsterdam: AME
Atkinson, R. Flint, J (2004) Fortress UK? Gated Communities, the Spatial Revolt of the Elites and Time-Space Trajectories of Segregation. Housing Studies. Vol 19, No. 6 875-892
Baetens, T (2011) Van wijken weten. Tilburg: Universiteit Tilburg
Barcelona Field Studies Centre (2011) El Raval [Online] (geraadpleegd 2 November 2011)
Bestuur Regio Utrecht (2005) Regionaal structuurplan 2005-2015. Utrecht: Bestuur Regio Utrecht
Bolt, G. Torrance, M (2005) Stedelijke herstructurering en sociale cohesie. Utrecht: DGW/Nethur-partnership 30
59
Doorn, J.A.A. van (1955) Wijk en stad: reële integratiekaders? In: Prae-adviezen voor het congres over Sociale Samenhangen in Nieuwe Stadswijken. Amsterdam: Instituut voor Sociaal Onderzoek van het Nederlandse Volk
Dopheide, E. Martines, J. (2007) Hoe scoort mijn wijk? Rooilijn. 5 (40), 348-343.
Essex, S. Chalkley, B (2004) Olympic Games: catalyst of urban change. Department of Geographical Sciences. University of Plymouth: Drake Circus, Plymouth
Firey, W (1947) Land use in central Boston. Cambridge MA: Harvard University Press. Florida, R. (2002) The Rise of the Creative Class: And How it’s transforming work, leisure, community and everyday life. New York: Perseus Book Group
Galster, G.C. (2001) On the nature of neighborhood. Urban studies, 38(12):2111-2124.
Gemeente Utrecht(2004) Ondiep, Dorp in de stad. Wijkvisie Ondiep. Utrecht: Gemeente Utrecht Gemeente Utrecht (2005) Uitvoeringsprogramma levenslustig Ondiep. Utrecht: Gemeente Utrecht Gemeente Utrecht (2007) Bestemingsplan Ondiep. Utrecht: Gemeente Utrecht. Gemeente Utrecht (2007) Wijkactieplan 2007. Utrecht: Gemeente Utrecht Gemeente Utrecht (2010) Monitor Krachtwijken 2007-2010. Utrecht: Gemeente Utrecht
Gent, W. Musterd, S. Ostendorf, W (2007) Van prachtwijken naar Probleemcumulatiewijken; Een reactie op minister Vogelaar en anderen. Tijdschrift voor de Volkshuisvesting, 13 (6), p 41-43
Hallman, H. W. (1984) Neighborhoods: their place in urban life. Beverly Hills: Sage publications
Hoyt, H. (1939) The Structure and Growth of Residential Neighbourhoods in American Cities. Washington: Federal Housing Administration
60
Kei-Centrum (2011) Utrecht Ondiep [Online] (geraadpleegd 2 November 2011)
Kleinhans, R.J. (2005) Sociale implicaties van herstructurering en herhuisvesting. Delft: TUDelft
Kleinhans, R.J., Veldboer, L., en Duyvendak, J.W. (2000) Integratie voor differentiatie? Een onderzoek naar de sociale effecten van gemengd bouwen. Den Haag: Ministerie van VROM
Kuiper Compagnons (2002) Ruimtelijke Visie Ondiep. Rotterdam: Kuiper Compagnons
Mitros (2011) Ondiep/Pijlsweerd [Online] (geraadpleegd 2 November 2011)
Musterd, S. & W. Ostendorf (Red.) (2009) Problemen in wijken of probleemwijken? Assen: Van Gorcum.
Paniagua, J.L. (2003) La necesidad de intervención pública en materia de suelo y vivienda, Papeles de la FIM, especial Suelo y vivienda, No. 20, Madrid, Spain.
Pareja Eastaway & San Martin Varo (2002) The tenure imbalance in Spain: the need for social housing policy, Urban Studvvol, 39 no. 2 283-295
Park, R. & Ernest, W. Burgess . McKenzie, R.D. (1925) The City. Chicago: University of Chicago Press.
Provincie Utrecht (2004) Streekplan 2005-2015. Utrecht: Provincie Utrecht
Slob, A., G. Bolt & R. van Kempen (2008) Na de sloop. Waterbedeffecten van gebiedsgericht stedelijk beleid. Den Haag: Nicis institute.
Swanborn, P.G. (1982) methoden social-wetenschappelijk onderzoek. Den Haag: CIPgegevens Koningklijke Bibliotheek. 61
The European Academy of the Urban Environment (1996) Barcelona: Renewal Project for the Ciutat Vella District [Online] (geraadpleegd 2 November 2011)
Tweede Kamer (2007) Wijkenselectie t.b.v. Wijkaanpak. kst-30995, d.d. 24 april 2007
Varady, D. P. (1986) Neighborhood upgrading: A realistic assessment. Albany: State University of New York Press
VROM (2001) 5e Nota ruimte. Den Haag: VROM
VROM (2007) 40-wijken aanpak. Den Haag: VROM
Walker, A. Porraz, B (2003) UN-Habitat Global Report on Human Settlements 2003, The Challenge of Slums, Earthscan, London; Part IV: 'Summary of City Case Studies', pp195228.
Wijkwijzer (z.j.) Wijkwijzer Ondiep,Utrecht [Online] (geraadpleegd 2 November 2011)
62