Hermeneutische bijdragen aan maatschappelijke problemen In gesprek met Rob Lubbers door Gerard Weststeijn Inleiding
Werknotities: ‐ Leermeesters openen de deur voor jou, maar je moet zelf naar binnen gaan (Chinees spreekwoord). ‐ Luister met al je aandacht wanneer mensen praten. De meeste mensen luisteren nooit (Ernest Hemmingway). Luisteren is een kunst. Om te kunnen luisteren moet men alle vooroordelen, veronderstellingen en dagelijkse beslommeringen opzijzetten. In een ontvankelijke stemming kun je dingen gemakkelijk begrijpen; je luistert wanneer je werkelijk je aandacht aan iets schenkt. Helaas luisteren wij vanachter een scherm van weerstand. (Jidu Krishnamurti in The first and last Freedom). ‐ Iets wat je weet, kun je iemand anders mededelen, wijsheid echter niet (Herman Hesse in Siddhartha). ‐ Ja in Arco hoorde ik de stem van mijn vader en ik begreep dat zijn lot in mij verder ging (Sándor Márai in Gloed).
Rob je bent mijn leraar en professionele vader, jij hebt mij, in mijn werkzaamheden als pedagoog en psychotherapeut, op verhaal gebracht en buitengewoon geïnspireerd. Ik heb van jou geleerd te luisteren en te verstaan. Dit interview is bedoeld om er achter te komen wie Rob Lubbers is als pedagoog, psychotherapeut en wetenschapper en wat zijn context is. Ik wil proberen luisterend met jou mee te gaan en daar waar nodig samen met jou verbanden expliciteren. Ik ben tevens nieuwsgierig naar wat mij zo beroerd heeft in jouw visie en opvatting van ons vak. De vele ontmoetingen met jou middels cursus, studie, lezingen, supervisie, en gesprekken hebben mijn beroepsvisie vormgegeven. Het heeft mijn denkbeelden en carrière gestuurd: welke achtergronden, inzichten en opvattingen liggen daar aan ten grondslag? Dit interview is geen therapie, wel een gedeeld avontuur, een fijne ervaring om samen vorm te geven aan een vraaggesprek met als bedoeling inzichten te winnen en het resultaat in tekst wederom te kunnen delen met mijn collega’s en mede dependanceleden van het M.J. Langeveldcentrum. De opdracht om dit te doen heb ik mezelf opgelegd en is niet door iets of iemand opgedrongen. De idee dit tweegesprek te houden heb ik met mijn collega’s van het M.J. Langeveldcentrum besproken en wordt van harte ondersteund, ook omdat wij zo weinig weten van jouw context en daarmee van de achtergronden van de “erfenis” die jij achterlaat.
De meester Langeveld De naam van Professor Langeveld [Martinus Jan (Martien)Langeveld] loopt als een rode draad door jouw leven. Vele malen kom je met Langeveld in aanraking. Nu Langeveld is overleden, heb je je ingezet als adviseur van het MJ Langeveldcentrum om het gedachtegoed van deze zeer gewaardeerde hoogleraar te behouden. Wie is Langeveld en wat heeft hij voor jouw betekend?
Martinus Jan (Martien) Langeveld werd geboren in een doopsgezinde familie in Haarlem, in 1905. Hij studeerde aan de GU in Amsterdam Nederlands en geschiedenis, met als bijvak pedagogiek, zijn eigenlijke interesse. Het is bij de oude familievriend, de fysicus en pedagoog P.A. Kohnstamm (1875 – 1951) dat hij in 1931 promoveert in de taalkunde. Dankzij Kohnstamm, die hij later zijn ‘geestelijke oorsprong’ zal noemen, en de filosoof H.J. Pos volgt Langeveld in het buitenland colleges bij Stern, Heidegger en Husserl. In 1939 wordt hij hoogleraar in de pedagogiek en ontwikkelingspsychologie op voorspraak van Kohnstamm. Dit verliep niet zonder problemen, want het College van Curatoren droeg, op voorspraak van Dr. J. Waterink uit Amsterdam, Dr. A. Kuypers voor en legde aanvankelijk de voordracht van de Faculteit naast zich neer. Maar Langeveld werd toch benoemd en introduceerde, zo vertelt hij zelf, de fenomenologie in Utrecht. Langeveld is tot 1971 hoogleraar geweest aan de Universiteit van Utrecht. Prof. Dr. M.J. Langeveld overleed in 1989. [Bron: www.uu.nl]
Assistent
Prof. Dr. Rob Lubbers komt voor het eerst in aanraking met Langeveld rond 1947. Lubbers studeerde psychologie, werd door hoogleraar Langeveld gevraagd als assistent buiten bezwaar en aanvaarde het aanbod. Lubbers studeerde verder in de kinderpsychologie (ontwikkelingspsychologie) en afstuderen deed hij bij Langeveld in het jaar 1953. Na zijn afstuderen werkte Lubbers onder andere als kroondocent klinische ontwikkelingspsychologie in Gent, maar daar bleef hij maar kort omdat zijn vroegere hoogleraar met een voorstel kwam. “Langeveld zat zonder opvolging. Hij kwam bij me met de vraag of ik zijn opvolging wilde verzorgen en ik heb toen ja gezegd. Eigenlijk omdat ik de pedagogiek niet wilde laten barsten. Er was echter nog een hele andere plausibele reden: ik kon weer lekker in Nederland blijven wonen”, verklaart Lubbers zijn keuze. Hij bleef hoogleraar in Utrecht tot ongeveer 1988, maar Langeveld was niet uit zijn gedachten verdwenen.
Trouw
“Dingen die me nog bijstaan van Langeveld zijn dat het iemand was met een zeer sterk engagement. Het was een taalman, die ontzettend snel kon lezen. Daarnaast had hij een haast fotografisch geheugen. Als Langeveld eenmaal iets gezien had dan wist hij het. Een mooi voorbeeld daarvan van is het volgende: ik had een oud autootje gekocht en was assistent bij Langeveld en hij zegt: zeg heb je die Peugeot met kentekenplaat 18‐95‐CK nog….? Dat onthield hij allemaal”, vertelt Lubbers. “Het was ook iemand met een heel ruim begrippenkader die zich heel sterk liet bepalen door de fenomenologische traditie. Zo vind je heel veel van zijn redeneringen terug bij Husserl Ook de andere meer fenomenologische mensen zoals Heidegger kom je heel duidelijk tegen. Langeveld keek vaak tegen dingen aan vanuit de biologische‐ en de geesteswetenschappelijke kant. En in navolging van Kohnstamm begon hij na te denken over het opvoedingsverschijnsel. Hij dacht er echter niet alleen over na, maar gaf er ook colleges over, zowel nationaal als internationaal. Verder was het een goede vriend die bijzonder trouw was aan zijn relaties.”
M.J. Langeveldcentrum Het was Langeveld die Lubbers op de hermeneutiek attendeerde. Volgens hem kon deze stroming nog wel eens belangrijk gaan worden in de toekomst. Lubbers verdiepte zich erin en heeft het tot op de dag van vandaag niet losgelaten. Het M.J. Langeveldcentrum werd opgericht met als doel moderne hermeneutische methodologie bruikbaar te maken voor de hedendaagse cultuur, wetenschap en samenleving[1]. Hier komt bij dat het gedachtegoed van prof. Langeveld regelmatig aangeroerd wordt. En wat is nu mooier dan het feit dat dit gebeurt door een instituut met de naam van de grondlegger van deze gedachten?
Opvoeden in onze tijd Kun je het (als opvoeder) redden met de sterk individualiserende en veruiterlijkte emancipatie van deze tijd, of moet er toch iets anders komen?[2] Door zo te denken, zoek je volgens Lubbers ‘het antwoord op de eigen tijd en als je dat in praktijk brengt veranderen jijzelf en de wereld onder je handen.’ Hij stelt: ‘opvoeden heeft alles te maken met het vinden en het bereiden van een weg in de wereld van nu.’ [3] Samen
In zijn boek ‘Kleine Pedagogiek’ pleit auteur Lubbers voor een pedagogiek van samen onderweg zijn. Dit onderwerp, en dan vooral het ‘samen‐aspect’, is voor hem niet nieuw. Tijdens zijn inaugurele rede voor de Universiteit Utrecht riep hij al op tot ‘samen‐leven’ en tot op de dag van vandaag is dit onderwerp actueel. De multiculturele samenleving die in Nederland is ontstaan, vergt bijvoorbeeld een grote mate van aanpassing en acceptatie. Dit werkt volgens Lubbers door in de pedagogiek: ”Je kunt niet onder de multiculturele samenleving uit. Je moet al die verschillende denktradities in de hedendaagse pedagogiek verweven en daar zijn we nog niet zo sterk in. Er wordt bijvoorbeeld nog steeds gesproken over autochtonen en allochtonen.” In de huidige maatschappij zijn mensen volgens Lubbers te veel ik‐gericht bezig en dat maakt het opvoeden in deze tijd er niet gemakkelijker op. “Er is een hele duidelijke breuk gekomen tussen de traditionele mensopvattingen en de moderne mensopvattingen. Dat is typerend voor wat je noemt de postmoderne samenleving. Die postmoderne samenleving laat zich erg leiden door de wetenschap, vooral de empirische wetenschap. De wetenschappelijke methode kent maar één werkelijkheid, namelijk de werkelijkheid die objectief aantoonbaar is. De kerk heeft het daar tegen afgelegd en dat merk je ook in de samenleving. Men wil niet geleid worden door die betweters, die zeggen wat wel en niet mag. Daarnaast is het materialisme enorm toegenomen. Dat gaat in de richting van: wat kinderen fijn vinden krijgen ze en dit wordt steeds absurder. De directe behoeftebevrediging gaat het winnen en je zit midden in de egocentrische levensvorm”, verduidelijkt Rob Lubbers. Traditie Het vinden van een (juiste) weg in het nu is niet zo eenvoudig als het klinkt, maar volgens Lubbers staat het vast dat ‘mensen altijd op de schouders van hun ouders staan’. “In allerhande literatuur wordt gesproken van back‐load: ruggelast. Je komt dat momenteel in heel veel verbanden tegen. Bijvoorbeeld bij Irakezen die gerechtigd zijn op te treden als hun zusje een relatie krijgt met een jongen. Dit is een ‘back‐load’ en ergens toch gefundeerd op ethiek, hoe je het ook wendt of keert. Het is alleen niet onze ethiek. Wij kunnen daarom bijvoorbeeld vrij gemakkelijk oordelen over zelfmoordaanslagen. Het ligt echter toch wat anders dan ‘we are good and they are evil’, om de beroemde Amerikaanse worden maar eens te gebruiken”. Lubbers werd zelf, samen met zijn broer, opgevoed door ouders met zeer sterke idealen, wier leven sterk door traditie bepaald was. Op de vraag of in het hedendaagse nog iets van traditie te ontdekken valt, moet Lubbers ontkennend antwoorden: ”Ik ben bang van niet en dat is ook de zorg in de moderne opvoeding. Je merkt dat de grenzeloosheid zijn intrede
heeft gedaan. Mensen willen alles leuk vinden en genieten, maar de ideeën erachter zijn volledig verdwenen. Mensen leven grenzeloos, alles kan en alles mag. En dat zie je dus ook op school. Kinderen leren alleen nog waaróm iets is. Waartoe, daar gaat het nog maar zelden over.” Wat volgens hem ook meespeelt is het ontbreken van ‘een geloof’ in de moderne tijd. Hiermee doelt hij niet expliciet op religie, maar vooral op mythen, idealen en tradities. “Mensen die vroeger van mythes overtuigd waren hadden een geloof en dat mist de moderne tijd eigenlijk. De opvoedingssituatie wordt daardoor erg moeilijk, want waar doe je het allemaal voor? De tijd waarin ik groot werd is de tijd waarin veel mensen zich door grote idealen lieten leiden. Dat was na de Tweede Wereldoorlog allemaal afgelopen, maar ik heb wel altijd op de schouders van mijn vader mogen staan.”
Biografie Prof. Dr. R. Lubbers Prof. Dr. Rob Lubbers is gepensioneerd hoogleraar, psychotherapeut ,vader en grootvader. Zijn plan was om medicijnen te gaan studeren, maar medicijnenstudenten waren er in overvloed. “Ik heb toen psychologie gekozen, omdat ik toch graag mensen wilde helpen”, zegt hij hierover en dat blijkt. Zelfs op 76‐jarige leeftijd helpt hij nog regelmatig hulpzoekenden in zijn praktijk te Bilthoven. Op 12 maart 1927 kwam Lubbers, als jongste telg van de in totaal vierkoppige familie Lubbers, ter wereld in Amsterdam. Na een paar maanden vertrok hij samen met zijn ouders en zijn twee jaar oudere broer naar Utrecht. Hier volgde hij de lagere school. De lagere school periode verliep rustig, maar dat was met de tweede schoolperiode in zijn leven totaal anders. “De middelbare schoolperiode was een ellendige periode. We hadden namelijk een zeer enthousiaste koningsgezinde directeur die door de Duitsers was afgezet en werd vervangen door een SS’er. Wat ik me uit die periode het best kan herinneren, is de wijze waarop je een SS’er kunt pesten”, verklaart Lubbers. Een uitgelezen mogelijkheid hiervoor was koninginnedag. “Die dag kon je natuurlijk niet vieren, maar wat je wel kon doen was je beste pak aantrekken. Daar kon natuurlijk niemand wat van zeggen. En als de SS’er in zijn zwarte pak voor de klas stond, werd Heil Hitler regelmatig uitgeschreeuwd. Als hij dat dan zei, was het in de klas een gemompel en geruis van jewelste, maar je moest natuurlijk niet betrapt worden. Mede daardoor was de HBS‐B schoolperiode een spannende periode, maar ik kan niet zeggen dat ik er heel veel geleerd heb.” De vakken die Lubbers toentertijd aanspraken waren vooral exact: wiskunde, natuurkunde en scheikunde. Het afnemen van de examens zou plaatsvinden in 1945, maar door de oorlogssituatie hadden de leerlingen eigenlijk te weinig geleerd. Alle scholieren krégen zodoende hun diploma. Een pleister op de vaak niet te helen wonden van de oorlog, want ook voor Lubbers en zijn familie waren de omstandigheden erg slecht. “Mijn vader was spoorwegambtenaar en die is terechtgekomen in de spoorwegstaking. Dat zorgde ervoor dat we eigenlijk jarenlang een soort van ondergedoken leven leidden”, verduidelijkt hij. Daar kwam bij dat vader en moeder Lubbers aanhangers waren van de Bellamy‐gedachte. Edward Bellamy(1850‐1898) schreef in 1888 de bestseller ‘Looking Backward: 2000‐1887’. Hierin beschreef hij een utopische wereld zonder geld. Miljoenen mensen raakten in de ban van zijn ideeën en richtten verenigingen op om het gedachtegoed te verspreiden. In Nederland werd de eerste vereniging in de jaren ’30 van de vorige eeuw opgericht. De ouders van Lubbers werden hierdoor ook gegrepen. Naast Bellamy speelde het, vergelijkbare, utopisch socialisme een grote rol binnen de familie. “Toen de oorlog eenmaal kwam, werden alle grote ideeën en gedachten door de mensen afgeschud. Voor een man als mijn vader, met een hele grote liefde, maar ook een heel groot ideaal, was die oorlog daarom eigenlijk niet te verwerken. Mijn broer en ik waren getekend door het ideaal van mijn ouders. In die
omstandigheden ben ik opgegroeid, maar echte zwaarte en groot verdriet kende mijn jeugd niet”. Universiteit Na de middelbare school was het voor Lubbers tijd om een vervolgstudie te kiezen. Zijn oog viel, zoals gezegd, op psychologie. Deze opleiding begon hij echter pas nadat hij een jaar gewerkt had ‘om wat geld te verdienen voor de studie’. Via de directeur, die na de oorlog weer was aangenomen op de middelbare school, kreeg de toen achttienjarige een baantje: hij ging premies berekenen bij een levensverzekeringsmaatschappij. Een jaar later begon hij zijn studie aan de Universiteit Utrecht. “Het was een openbaring voor me. Ik viel eigenlijk in een oase van informatie en het idealisme van mijn jeugd kwam terug. We besteedden, onder leiding van Buijtendijk[4], aandacht aan onder andere Romana Guardiani[5], en Ludwig Binswanger[6]. Ik snapte er toen weliswaar geen bal van, maar ik was zwaar onder de indruk”, vertrouwt Lubbers mij toe. Naast Buijtendijk kreeg hij te maken met onder andere Langeveld voor pedagogiek, Van Lennep voor klinische psychologie en Rümke voor psychiatrie. Deze hoogleraren, die volgens de fenomenologische methode werkten, waren mede verantwoordelijk voor wat "De Utrechtse School"[7] is gaan heten. Lubbers koos voor de richting algemene psychologie en dat kwam mede doordat hij Buijtendijk, die het onderwees, geweldig vond. “Buijtendijk was voor mij dé grote hoogleraar. Hij sprak over de fenomenologisch georiënteerde psychologie en dat vond ik zeer interessant.” Toch studeerde hij af bij Langeveld. Dit ging als volgt: ”Mijn vader kwam te overlijden en toen moest er geld verdiend worden”. “Langeveld vroeg me als assistent en dat heb ik toen gedaan. Ik moest namelijk zo snel mogelijk mijn doctoraal halen en dat kon dan het gemakkelijkst bij Langeveld”. Bij Langeveld werkte Lubbers in ‘de kinderrichting’ en zo kwam het dat hij verder studeerde op het gebied van de kinderpsychologie, de tegenwoordige ontwikkelingspsychologie. Nog tijdens zijn studie werkte hij mee aan een massa‐jeugonderzoek in opdracht van de regering[8]. “Het ontstaan en de beïnvloeding van de mentaliteit der zogenaamde massajeugd”, moest onderzocht worden. Samen met een zestal andere onderzoeksinstituten nam Langeveld de opdracht aan. Lubbers was zijn persoonlijk assistent. In 1953 behaalde Lubbers zijn diploma door af te studeren bij professor Langeveld. Werk
Na het massa‐jeugdonderzoek in opdracht van de regering, kwam er een verzoek aan Langeveld om de jeugd in Schiedam onder de loep te nemen. “Ik werd indertijd aangewezen om dat onderzoek te doen vanuit de pedagogiek”, vertelt Lubbers. Na zijn afstuderen in 1953 ging hij verder met deze taak en in deze periode ontmoette hij de vrouw die later zijn echtgenote zou worden. In 1956 trouwden Rob Lubbers en Els van der Sommen, ze kregen samen vijf kinderen. Dit was ook het jaar dat hij in dienst trad bij de Rotterdamse Kinderbe‐ schermingsinstelling. “Voor ik afgestudeerd was, waren er al vragen uit Rotterdam of ik daar wou komen werken. Zo’n anderhalf jaar voor het afstuderen had ik daar mijn eerste contacten mee. Als ik afgestudeerd was kon ik daar een baan krijgen, maar ik vond het leven als zelfstandige zo leuk”. Toch ging Lubbers enkele jaren na zijn afstuderen in Rotterdam
werken. De werkzaamheden bestonden voornamelijk uit het onderzoeken van kinderen en het verrichten van psychotherapie. Veel ‘vechten voor het recht van kinderen’, zoals hij het zelf noemt. Een instelling waar hij kinderen behandelde of onderzocht was onder andere het Burgerweeshuis te Rotterdam. Lubbers had het er naar zijn zin: “We hadden eigenlijk een soort vriendenkring. Het verstaan onderling was erg goed en dat maakte mijn werk ook zo makkelijk. Als ik ergens mee zat, dan wist ik de kinderrechter wel te vinden en andersom. Zo hadden we het als groep erg leuk, terwijl de tijd toen verschrikkelijk hard was. Nederland werd bevolkt door mensen met zeer ongunstige financiële situaties. Kinderen konden vaak niet thuis blijven wonen omdat er geen geld was, blikt Lubbers terug. In 1960 verscheen zijn eerste boek. Het ging om ‘Het beeld als communicatiemiddel in de pedotherapie’. Na deze uitgave had hij de smaak van het schrijven te pakken, want er volgden nog vele boeken en andere geschriften (zie bibliografie). Veel van zijn andere werk heeft ook de oorsprong gehad in Rotterdam. Het idee voor het boek ‘De Laatste Dingen’ is bijvoorbeeld tijdens zijn werk in de havenstad ontstaan. Het viel Lubbers op dat kinderen erg goed op de hoogte waren van seksualiteit, maar van de dood wisten ze bijna niets. “Ik geloof dat de titel van Els (echtgenote) is en 'De Laatste Dingen' moet je eigenlijk niet als 'laatst' zien, maar als het Engelse 'ultimate'(allerlaatste,uiterste). De laatste dingen dat gaat over waar je uiteindelijk op terechtkomt als je steeds verder en verder zoekt naar de basis”, verduidelijkt hij. Hoogleraar Na zijn promotie in 1966 met het proefschrift ‘Voortgang en Nieuw Begin in de Opvoeding’, trok Lubbers in 1967 naar Gent om aldaar, als vervanger van hoogleraar De Coster, te doceren aan de universiteit. Hij werd uitgenodigd naar aanleiding van zijn proefschrift dat inmiddels in boekvorm was verschenen. “Ik onderwees klinische ontwikkelingspsychologie van nul tot het einde van het leven. Het werk werd aangekondigd als kroondocentschap en zou later worden omgezet in hoogleraarschap”. Zijn eigen boek diende, aangevuld met dictaten, als uitgangpunt voor zijn colleges. In België is later een tweede, blauwe, druk verschenen. Het was een ontzettend leuke tijd volgens Lubbers: “De Belgische studenten waren heel leergierig. Ze vraten de spullen uit mijn handen”. Verder ging het er allemaal nogal autoritair aan toe. Ik had een medewerker die zei: ‘Ge kunt mij op de kop schijten en dan nog kan ik niets terug doen! Daarnaast hadden we natuurlijk onze bierfeesten en dan werden er vele biertjes naar binnengeslikt. Ik heb er ongelofelijk veel plezier gehad, maar het was ook heel vermoeiend omdat ik ook nog naar Nederland moest”. Het docentschap in Gent was weliswaar een volle baan, maar de werkzaamheden in Rotterdam deed hij er nog naast. Tevens zette hij in deze periode zijn praktijk in het service‐instituut specialisten op, wat heden ten dage nog bestaat onder de naam PAR, thans FORA. Hoewel de kersverse docent zeer genoot van zijn werk in Gent, bleef hij er niet lang. “Langeveld zat zonder opvolging en hij kwam toen bij mij met de vraag of ik het niet op me wilde nemen. Ik heb toen ja gezegd. Eigenlijk ook omdat ik de pedagogiek niet wilde laten barsten. Er was echter nog een andere, heel plausibele reden: ik kon namelijk lekker in Nederland blijven wonen”, verduidelijkt hij. Dit betekende dus dat Lubbers opnieuw ging doceren, alleen nu aan de Universiteit van Utrecht, waar hij zelf ook zijn opleiding genoten had. De hoogleraar werkte ook nog eens aan zijn boek ‘De Laatste Dingen’ en dit alles werd hem even te veel: “Ik raakte overwerkt en kreeg suikerziekte. Dat sloeg behoorlijk toe. Er was een periode dat ik mijn eigen omgeving niet meer herkende; als ik dan buiten liep, moest ik snel naar huis lopen, anders zou ik verdwalen in mijn eigen tuin. Dat werd veroorzaakt door die suikerziekte. Daarbij kwam nog dat ik eigenlijk verwacht had dat men ‘hoi hoi’ zou zeggen toen ik in 1973 in Utrecht terug kwam, maar het was eigenlijk een
beetje het tegenovergestelde. Ik heb toen in die periode lekker gelezen en geschreven en zo ben ik er met insuline weer bovenop gekomen”. Ondanks zijn herstel werd het toch een moeilijke tijd voor Lubbers in Utrecht: “Het was totaal anders dan in België. Daar kon ik dus bij wijze van spreken nog iemand ‘op de kop schijten’, maar dat hoefde ik in Nederland niet te doen. De studenten hadden het eigenlijk voor het zeggen”. Dat was echter niet het enige waar hij moeite mee had. Hij hield vast aan de fenomenologische gedachte, maar deze raakte ondergesneeuwd door de opkomst van de empirische methodologie. Het karakter van de fenomenologie werd in die tijd stevig onderuit geschoffeld: “Dat was pure ellende voor mij. Het werkte ook door op het gebied van onderzoek. We kregen geen betaald onderzoek of het moest op de empirische methodologie gestoeld zijn. De pedagogiek was eigenlijk al gestorven, want het vooropschuiven van het individu ging niet samen met het heil van de groep, de Marxistische gedachte. Als alternatief had ik toen de hermeneutiek. Hier wees Langeveld me op toen ik net in België zat. Hij zei dat ik er maar eens naar moest kijken, want het was in opkomst en misschien nog wel belangrijk. Mijn collega’s hadden echter hun eigen methode van werken geleerd en omschakelen op de hermeneutiek bleek te moeilijk. In dat opzicht, was mijn binnenkomst in Utrecht niet bepaald vreugdevol", vertelt Lubbers. Pensioen Tijdens een enorme reorganisatie in 1988 kwam de sociale faculteit met het verzoek aan Lubbers om zijn functie beschikbaar te stellen. Hij aanvaarde het ‘verzoek’ en ging, op 61‐ jarige leeftijd, met vervroegd pensioen. Spijt heeft hij echter nooit gehad van de Utrechtse periode: “Allereerst denk ik dat het wel nodig was dat er een mannetje als ik op de universiteit rondliep. Ik vertegenwoordigde een bepaalde richting. Het werken met de studenten heb ik altijd enig gevonden, maar ik liep toch altijd weer vast op een gebrek aan collega’s; het was vaak eenmanswerk. Ik heb er zeker geen spijt van dat ik het gedaan heb. Hoewel, als ik in België was blijven zitten, was het leven wel wat simpeler geweest.....” Na zijn activiteiten als hoogleraar verscheen nog veel literatuur van de hand van de gepensioneerde, want stoppen met werken was voor hem niet aan de orde. Hij richtte in het jaar 1993 het M.J. Langeveld Centrum op om de hermeneutische methodologie, een belangrijk onderdeel van het gedachtegoed van M.J. Langeveld, bruikbaar te maken voor de hedendaagse cultuur, wetenschap en samenleving. Lubbers is binnen deze organisatie een belangrijke schakel als onder andere adviseur van het bestuur en initiator van cursussen en studiedagen. Via een webside(www.langeveldcentrum.nl) kunnen mensen informatie inwinnen en het centrum biedt mogelijkheid tot behandeling middels de dependanceleden, allen gekwalificeerde pedagogen, psychologen en psychotherapeuten, die zich hermeneutisch bekwaamd hebben. Met dit centrum is Lubbers tot op de dag van vandaag erg druk. Ook het behandelen van hulpzoekenden vergt tijd en àls hij dan vrije tijd heeft, zijn er altijd nog zijn twaalf kleinkinderen die hun opa graag zien. Bibliografie Professor Dr. R. Lubbers Lubbers. R. (1960), Het beeld als communicatiemiddel in de pedotherapie., Groningen Lubbers. R. (1971), voortgang en nieuw begin in de opvoeding. Van Gorcum & Comp., Assen Lubbers. R. (1973), Samen Leven – een pedagogisch perspectief, Nijkerk Lubbers. R. (1978), De laatste dingen. G.F. Callenbach B.V., Nijkerk Lubbers. R. (1982), Communicatievormen, Mededelingenblad NVO aug. 1982
Lubbers. R. (1982), Hermeneutische psychodiagnostiek, in: Alternatieven in de psychodiagnostiek. (Red. Zwaan en Baarda), Nijmegen 1982 Lubbers. R. (1985), Opvoeden tussen gisteren en morgen. Dekker en van de Vegt, Nijmegen Lubbers. R., (red) (1985), Hermeneutische diagnostiek en probleemoplossing. Nijmegen 1985 Lubbers. R., (red) (1985), Hermeneutische diagnostiek en probleemoplossing. Nijmegen 1985 Lubbers. R. (1987), ‘Religieuze socialisatie in de ban van zingeving in: Religieuze Socialisatie; een uitdaging voor onderzoek, Utrecht. Lubbers. R. en Vries, A.K. de (1987), Handelingsdiagnostiek middels hermeneutiek in: Nieuw handboek Orthopedagogiek blz 1‐19. Groningen. Lubbers. R. (1988), Psychotherapie door beeld‐en begripsvorming. Dekker en van de Vegt, Nijmegen Lubbers. R. (1990), Hermeneutische psychodiagnostiek; methodologische plaatsbepaling. Opgenomen in Pedagogiek in beweging, red. Van der Geld en Van Veen. Lubbers. R. (1994), Kleine Pedagogiek. Van Gorcum/Dekker en van de Vegt, Assen Lubbers. R. (2002), Experiëntiële psychotherapie door beeld en begripsvorming – Spelvarianten ‐ de hermeneutische invalshoek, Bilthoven 2002.
[1] Bron: http://www.langeveldcentrum.nl [2] Prof. Dr. R Lubbers: Kleine Pedagogiek, 1994 Van Gorcum/Dekker & van de Vecht [3] Idem
[4] Buijtendijk, Frederik Jacobus Johannes (1887 – 1974) (bekend onder de naam Buytendijk ), wijsgerig antropoloog. Doceerde o.a. algemene en theoretische psychologie aan de Rijksuniversiteit te Utrecht vanaf 1946 [5] Romano Guardini (1885 ‐ 1968) was een katholiek theoloog en filosoof. [6] Otto Ludwig Binswanger (1852‐1929) Duitse neuroloog‐psychiater. [7] De aanduiding ‘Utrechtse School’ verwijst naar de fenomenologisch georiënteerde psychologie, zoals deze bedreven werd door een groep professoren in Utrecht in de periode 1945‐1965. (UU) Namen die hier bij horen zijn: Buytendijk, Linschoten, Beets, Langeveld, Rümke, Van den Berg, Van Lennep en Dijkhuis. [8] Het Rapport “Maatschappelijke Verwildering der Jeugd. Onderzoek naar de geestesgesteldheid van de massajeugd”. Een opdracht van het Ministerie van Onderwijs in 1952 gepubliceerd.