Herkomst van Taekwondo Mensen zijn voortdurend bezig te overleven. Dat was vroeger zo en is nu nog steeds zo, op een ietwat gewijzigde manier. Daarbij hoorde voorheen niet alleen de belangrijke taak om voor eten te zorgen, maar competitief en oorlogszuchtig zoals we altijd zijn geweest, ook het overleven ten opzichte van elkaar. De mens was al vrij snel bezig met allerhande voorwerpen te gebruiken om de jacht op dieren, en soms op elkaar, succesvoller te maken. Maar de man tot man gevechten bleven altijd. Je kon immers je wapens kwijtraken. Tevens was dit voor jongelingen een goede oefening. Ze ontwikkelden hiermee inzicht in de strijd, werden gehard en het was een goede fysieke training. In het vroege Korea leefden drie belangrijke stammen, die hun eigen stijl en competitie hadden. Men gelooft dat de oudste vormen van Taekwondo daar van af stammen. Hierbij moet ik wel opmerken dat het uiterst moeilijk is de juiste herkomst van het Taekwondo te achterhalen. Er zijn diverse versies beschikbaar op het internet. Maar er lijkt er geen te zijn die werkelijke bewijzen aandraagt. Naast deze geschiedenis heb ik ook een stuk gevonden dat kritiek levert op de gangbare verhalen over het ontstaan. Deze kritiek lijkt wat meer gesteund door een objectieve kijk en bewijzen, alhoewel ik die niet heb gecontroleerd. Ik vond het in ieder geval zeer nuttig om te lezen, vandaar dat ik een aantal punten daaruit hier toch wil vermelden. Het is vaak wel nuttig om meerdere kanten van het verhaal te horen. De naam Taekwondo schijnt op de één of andere manier afkomstig te zijn van de oude stijlen en heeft zich ontwikkeld uit: subak, taekkyon of takkyon. Iets later kwamen er drie grote „koninkrijken‟ voor in Korea. Deze heten: Koguryo, Paekje en Silla. Deze stammen hadden allemaal hun krijgers, die van jongs af aan werden opgeleid. Bij deze opleiding was de gevechtskunst van groot belang. Het Taekwondo zou uit deze periode (rond het begin van onze jaartelling) kunnen stammen. Hieronder worden deze vroege perioden beschreven, met de rol van de gevechtskunst hierin. Vervolgens de perioden die erna kwamen tot aan de moderne tijd. Ik sluit het stuk over het ontstaan af met een samenvatting van de kritiek die Steven D. Capener heeft op het gangbare geschiedenisverhaal.
Koguryo. Koguryo bevond zich in het noorden van Korea, rond het jaar 37 na Christus. Dit gebied grensde in het noorden aan dat van China. In die tijd waren er nog veel gewelddadige stammen. Daarom werd er een leger van strijders geformeerd, genaamd „sonbae‟. Dit woord betekent de man of de eigenschap zich niet terug te trekken uit het gevecht. Een echte vechter dus. In een latere dynastie is over deze strijders geschreven dat ze zich elk jaar op 10 maart verzamelden om samen te wedijveren en feesten. Dit gebeurde door middel van een zwaard dans, boogschieten, subak wedstrijden (Taekkyon). Deze subak wedstrijden waren een hoogtepunt van die dag. Deze sonbae waren niet allen vechters, ze hielpen ook bij het aanleggen van wegen en versterken van vestingen. Het Taekkyon werd beschouwd als de basis van de gevechtskunst. Een muurschildering uit deze periode in de Samsil tempel laat twee strijders zien die tegenover elkaar staan in een wedstrijdje in Takkyon stijl. (Taekwondo) Daarnaast is er ook een muurschildering gevonden waarop strijders aan het worstelen zijn, wat weer schijnt voort te vloeien uit de basis, het Taekkyon.
Strijders aan het worstelen.
Silla. Het koninkrijk Silla bevond zich in het zuidoosten van Korea. Het werd gesticht in het jaar 57 na Christus. Zij hadden weinig agressieve stammen in de buurt rondzwerven, maar moesten zich later wel beschermen tegen invasies vanuit Koguryo uit het noorden. Tevens bevond zich in het westen het Paekje koninkrijk. „Hwarangdo‟ is het typische voorbeeld van de gevechtskunsten uit Silla. Het systeem is vergelijkbaar met dat van de „sonbae‟. Jongens werden al vroeg opgeleid om later het koninkrijk te dienen. Door middel van uiterste toewijding, soms zelfs tot aan opoffering, voor Silla. De leden van hwarangdo, de hwarangs werden zorgvuldig geselecteerd. Ze leefden in groepjes en hielden zich bezig met leren, het oefenen van subak (taekwondo), schermen, paardrijden en Koreaans worstelen (Ssirum). In vredestijd zetten de hwarangs zich ook in voor de gemeenschap evenals de sonbae. De hwarangs zijn beïnvloed door het Boeddhisme. In het Kyongju Museum staan bronzen standbeelden van sterke mannen. Deze beelden laten zien dat de gevechtskunsten in de kloosters ook werden beoefend of bestudeerd, want de mannen staan in verschillende soorten gevechtshoudingen.
Dit beeld van Kumgang Yoksa, een sterke strijder, laat een gevechtshouding zien die wel wat lijkt op het huidige Taekwondo.
Bij een ander beeld lijkt het alsof er gestoten wordt met de open vuist. Deze techniek is onder andere terug te vinden in Choong-Jang tul. De foto hiernaast laat een detail van dit beeld zien. Aan de stand van de vingers te zien lijkt dit inderdaad erg op deze techniek. De hwarangs hebben het taekkyon, het handen voetvechten, verspreid onder de bevolking doordat ze ook het gewone volk les begonnen te geven.
Koryo dynastie. Dit is de volgende periode in de geschiedenis van Korea. Deze duurde van het jaar 918 tot 1392 na Christus. De verschillende koninkrijken waren in deze periode samengevoegd. Het Taekkyon ontwikkelde zich nu steeds systematischer en was nog steeds van groot belang voor de strijdende troepen. De technieken werden toegespitst op het effectieve gebruik in de strijd, dus dodelijker. In het begin van de dynastie was de enige voorwaarde om in het leger te dienen (en een hogere functie te bekleden) kennis van het Taekkyon. Men had snel mensen nodig om een leger van enige betekenis en kracht te kunnen vormen. Dus uitgebreide selecties kon men zich niet veroorloven. Bij onderlinge competitie schijnt er al sprake te zijn geweest van enige regels. Dit wordt volgens sommigen gezien als het beginpunt van de sport Taekwondo. Vooral de leiders van de dynastie waren geïnteresseerd in het competitie systeem, Subakhui. Doordat het in de basisopleiding van militairen zat en de leiders dit graag zagen, werd het overal waar ze kwamen georganiseerd. Aan het eind van deze periode kwam het buskruit in omloop en allerlei andere wapens. Het Taekkyon werd wat meer naar de achtergrond gedrongen. Uiteindelijk werd het Subakhui als volksvermaak, volkssport bekend in de volgende periode, Chosun.
Chosun. Met deze naam wordt de periode aangeduid die begint omstreeks het jaar 1392 en loopt tot ongeveer 1910. De naam Taekkyon was niet meer in zwang, Subakhui werd nog wel gebruikt. Maar de overheid kreeg steeds minder interesse in deze vorm door de ontwikkeling van allerhande wapens. In deze periode werd het Boeddhisme afgestoten en ging men over op het Confucianisme. Dat hield in dat er nu meer aandacht was voor literaire kunst dan voor gevechtskunst. Van tijd tot tijd werd er nog wel wat Subakhui georganiseerd, in het bijzonder voor de selectie van nieuwe soldaten en voor het vermaak van de leiders. Maar dit gebeurde minder frequent en het kreeg steeds minder aandacht. Totdat Korea werd binnengevallen door de Japanners in het jaar 1592. Nu moest er weer meer nadruk worden gelegd op verdediging en strijdbaarheid. Een publicatie uit die tijd genaamd „Muyedobo-tongji‟ was een boek met tekeningen (zie hiernaast) van gevechtskunst. Het deel genaamd „hand-technieken‟ schijnt 38 bewegingen te bevatten die zijn terug te vinden in de basistechnieken van het huidige Taekwondo. De Japanse overheersers verboden al het volkse vermaak, inclusief het Taekkyon. De meesters in deze kunst zouden hun kennis in het geheim hebben doorgegeven tot de bevrijding in 1945. Na de Tweede Wereldoorlog verrezen de eerste „kwans‟. Het woord „kwan‟ betekent „huis‟ en werd ook gebruikt in de namen van de oorspronkelijke scholen in de Koreaanse krijgskunst. De kwans besloten later, in 1955, de naam Taekwondo te gaan voeren. De kwans die ontstonden waren de volgende: Chung Do Kwan Won Kuk Lee 1944/1945 Moo Duk Kwan Hwang Kee 1945 Yun Moo Kwan Sang Sup Chun 1945 Chi Do Kwan Yon Kye Pyang 1946 Chang Moo Kwan Byung In Yoon, Byung Chik Ro 1953/1954 Ji Do Kwan Gae Byang Yun 1953/1954 Song Moo Kwan Nam Suk Lee Oh Do Kwan Choi Hong Hi, Nam Tae Hi 1954 Zoals reeds vermeld vormden deze kwans samen het Taekwondo. Behalve de Moo Duk Kwan. Deze staat nu bekend als de Tang Soo Do stijl. (the Way of the Knife Hand)
Choi Hong Hi zou als kind, via zijn leraar kalligrafie, kennis hebben gemaakt met het Taekyon. Later heeft hij in Japan kennis gemaakt met het Shotokan Karate via een landgenoot genaamd Kim Hyun Soo. Hij behaalde een zwarte band (volgens sommige bronnen een tweede Dan) en bij terugkomst begon hij zijn soldaten te onderwijzen in deze tak van sport. Hij was een tweede luitenant in het nieuwe Zuid Koreaanse Leger. Later werd hij ook Martial Arts Instructor bij de American Militairy Police School in Seoul. Volgens eigen zeggen drong het tot hem door dat zij, de Koreanen, een eigen gevechtskunst moesten ontwikkelen. Die zou dan superieur moeten zijn, zowel mentaal als fysiek, aan het Japanse Karate. Dat werd de Oh Do Kwan, Gym of my Way. Choi Hong Hi ontwikkelde het Taekwondo verder uit het Karate en Taekyon to de moderne variant en de technieken, achtergronden en theorieën werden in 1980 gebundeld in een encyclopedie. De eerste samenwerking resulteerde in de KTA, de Koreaanse Taekwondo Associatie. Later splitste de Chung Do Kwan zich af en vormde de Koreaanse Soo Bahk Do Associatie. In het jaar 1966 kwam Choi in diskrediet toen hij naar Noord-Korea ging met een demonstratie team. Daarna trad hij af als voorzitter van de KTA en richtte de ITF op. Het hoofdkwartier van de ITF verhuisde in 1972 naar Canada. De KTA werd in 1973 de WTF en begon zich te richten op het Taekwondo als sport met een wedstrijdsysteem. De ITF gebruikt ook sparring als onderdeel van het programma, maar dan de semi-contact variant. Dit in tegenstelling tot de WTF die full-contact sparring hanteert. Er wordt wel eens gezegd dat de ITF meer vasthoudt aan de gevechtskunst Taekwondo en dat de sport een onderdeel hiervan is terwijl de WTF zich meer zou richten op het sportaspect. Een gefundeerd oordeel hierover kan ik echter niet geven aangezien ik enkel bekend ben met de ITF.
Kritiek op de ontstaansgeschiedenis van het Taekwondo. Veel verschillende bronnen maken gebruik van dezelfde lijn in de geschiedenis en beginnen bij de primitieve gevechtsvormen in de Kogoryo en Silla periode. Het Taekwondo zou afgeleid zijn van namen als Subak of Taekkyon. Er wordt bij deze beschrijving wel aangegeven dat men altijd een soort van gevechtskunst heeft beoefend door de eeuwen heen, maar een duidelijke doorgaande lijn ontbreekt. Dat de naam Taekkyon overeenkomst vertoont met de naam Taekwondo is logisch. Zeker als je nagaat dat met beiden een gevechtskunst wordt aangeduid. De muurschilderingen en beelden impliceren zeker het bestaan, maar het ontbreken van uitgebreide beschrijvingen zorgt er voor dat de rest speculatie is. Taekkyon wordt voor het eerst genoemd in een boek genaamd „Chaemulbo‟. Dit werd geschreven door Yi Song Gi in de periode 1776-1800. Hier wordt het gezien als een sport in plaats van een gevechtskunst. Ook is er een schildering genaamd “Taek‟oedo”. Hierop is het Taekkyon te zien samen met Ssirum (worstelen) en is het afgebeeld als volksvermaak waaromheen mensen staan te drinken en te roken. In 1921 beschrijft Ch‟oe Yong Nyon ook het Taekkyon in een boek. Hijzelf is dan al 70 jaar oud. Zijn boek heet Haedong chukchi en het Taekkyon wordt beschreven als een spel waarbij twee deelnemers in een afgezet gebied proberen elkaar op de grond te krijgen met gebruikmaking van de voeten. Hij gaat verder met te vermelden dat hierop weddenschappen werden ingezet. Hierdoor werd het spel later verboden en verdween uiteindelijk rond 1900. Dit gebeurde ook met een spel genaamd P‟yon Ssaum. Hierbij waren twee partijen die elkaar bekogelden met stenen. Maar ook dit spel werd gezien als primitief en opruiend. Vandaar dat het verboden werd door Koning Sejong. Zowel Taekkyon als P‟yon Ssaum staan beschreven in het boek „Korean Games‟ uit 1895. In zo‟n zelfde boek uit 1975, Han‟guk-ui minsok nori, geschreven door een student Koreaanse Cultuur komt het Taekkyon niet meer voor. In 1958 was er nog een oorspronkelijke Taekkyon speler. Song Tok-ki. Ter gelegenheid van de verjaardag van president Syngman Rhee werd hij uitgenodigd een demonstratie te geven. Maar alle Taekwondo scholen ten spijt, een originele Taekkyon speler was in geen velden of wegen te bekennen. Volgens Song Tok-ki was Taekkyon echt een spel, dat eigenlijk alleen gespeeld werd op enkele locaties in Seoul. Dit klopt niet met de bewering van Choi Hong Hi dat hij het Taekkyon geleerd zou hebben van zijn leraar Han Il-dong.
Want zij leefden in de Hamgyong-do provincie in het huidige Noord-Korea. Daarnaast lijkt het niet waarschijnlijk dat een kalligrafie artiest zoals Han Ildong was zich bezig hield met het platvloerse volksvermaak dat Taekkyon zou zijn. Rond de eeuwwisseling (1900 na Chr.) was er een heel duidelijk verschil tussen de welgestelden en het ruwe werkvolk. Het verband met Karate is in ieder geval overduidelijk. Alle Kwans ontvingen training in Japan of van Japanners en ontwikkelden zich later in een eigen richting. Daarbij werd nog wel gebruik gemaakt van Japanse benamingen voor de technieken, evenals de vormen en training uit Japan. Dat was toen nog geen probleem. Later toen Korea begon met de opbouw van het eigen land werd het vanuit politiek opzicht steeds interessanter een eigen gevechtskunst te hebben met een eigen (liefst lange) geschiedenis. Toen moest er dus een Koreaanse naam aan de sport gegeven worden, Taekwondo, en een eigen systeem van technieken. Hierbij hoorde ook een eigen vorm van sparring. Hierbij kwamen meer hoge trappen en geavanceerd beenwerk kijken. Evenals snellere counteraanvallen. Het Karate was in dit opzicht statischer. Een aanval, een blok en een tegenaanval. Het taekwondo kwam met snellere tegenaanvallen soms zelfs zonder blok. Een later discussiepunt tussen de ITF en de WTF, namelijk het sparren, vindt ook zijn origine in het Japanse systeem. Bij de meeste vormen van Karate (uitzondering bijvoorbeeld Kyokushinkai-karate) wordt niet voluit getrapt of gestoten omdat het dodelijk technieken zijn van oorsprong en de kans op verwondingen veel te groot is. Dit is ook één van de verschillen tussen een sport en een gevechtskunst. Bij de gevechtskunst zoals het ooit begonnen is, was training een voorbereiding op de werkelijke strijd. Met alle (levens-)gevaarlijke gevolgen. Als de dreiging van de strijd dan in de loop der tijd afneemt, wordt de gevechtskunst wat afgezwakt. Gevaarlijke technieken worden vermeden of komen pas in een vergevorderd stadium aan bod. En in plaats van de werkelijke strijd komt een ongevaarlijk competitief sparringsdeel voor in de plaats. Met regels wat wel en niet mag.
En om het effect van een techniek te testen werd het onderdeel breektest toegevoegd. Dit proces (dat vele gevechtskunsten doorlopen hebben) duurt een tijd, maar resulteert uiteindelijk in een sport die qua doel en essentie ver afstaat van de oorsprong. Hoe Koreaans het Taekwondo van oorsprong is blijft onduidelijk. Dat het een Koreaanse sport is staat buiten kijf, maar doordat er weinig feitelijk is vastgelegd kan het zijn dat er verbanden worden gelegd (gezocht) die er eigenlijk niet waren.