Herbestemming Kruithuis te Den Bosch. Concept-cultuurhistorische verkenning
Opgestelde door RACM. Versie: Maart 2008
Herbestemming Kruithuis - ’s-Hertogenbosch 1. Inleiding: De aanleiding voor dit document is de voorgenomen herbestemming van het Bossche kruithuis. In het verleden zijn diverse herbestemmingsmogelijkheden onderzocht. Met het voorgenomen vertrek van de huidige museumfunctie in het kruithuis is de herbestemming opnieuw actueel geworden. Vanwege de status als rijksmonument is het van belang de reikwijdte te bepalen van de mogelijkheden voor herbestemming in relatie met de monumentale waarden. Dit document tracht daar inzicht in te geven. Niet zozeer in termen van wat niet mag en wat wel mag, maar meer door aan te geven waar mogelijke kansen of risico’s liggen bij de herontwikkeling van een mogelijke herbestemming. Ingrepen hoeven niet geschuwd te worden, maar dienen wel de monumentale waarden te respecteren of nog beter als kans in te zetten voor een duurzame herbestemming van het kruithuis. Het geheel zal meer op moeten leveren dan de som der delen. De cultuurhistorische verkenning, wat dit document meer is, gaat niet direct in op een specifiek herbestemming, maar meer in het algemeen op een aantal cruciale vraagstukken die bij de herontwikkeling van een mogelijk herbestemming bij te verwachten zijn zoals de verbetering van de herkenbaarheid in de omgeving en het gebruik van de binnenplaats en eventuele fysieke ingrepen in het gebouw zelf.
2. Beschrijving: 2.1. Situering:
Het kruithuis is gelegen op een landstrook tussen de Zuid-Willemsvaart en het gekanaliseerde riviertje de Aa, het kruithuis lag van oorsprong binnen de vestingwerken en in het vrije schootsveld van de citadel als dwangburcht. 2.2. Redengevende omschrijving De redengevende omschrijving van het kruithuis luidt als volgt: “Kruithuis. Thans bouwkundig studiecentrum. 1618-1621 gebouwd door Jan van der Wege. Binnen een gedempte gracht gelegen, zeshoekig, om een binnenplaats opgetrokken. Baksteen met toepassing van natuursteen; natuurstenen rustica pilasterpoort met fronton en wapen. Stenen wenteltrappen in de traptorens.” 2.3. Bouwgeschiedenis Het kruithuis is gebouwd in de periode van het Twaalfjarig bestand. De bouw van het kruithuis was noodzakelijk toen de landsregering in Brussel liet weten niet langer munitie te zullen verstrekken als de ’sHertogenbosch geen geschikte bewaarplaats had. De munitie lag immers op diverse plaatsen in de stad opgeslagen, hetgeen voor gevaarlijke situaties zorgde. Het gebouw werd geplaatst in de afgelegen beemd van het Geertruiklooster, vanwege het gevaar van explosies. Het is gesitueerd nabij de Orthenpoort. De muren zijn één meter dik, waarbij het binnenzijde het zwaktst was, zodat er sprake zou zijn van een implosie in plaats van een explosie. In 1617 begon 1 men met graafwerk, in 1621 was het gebouw gereed. de Op 17 eeuwse kaart van Blaeu staat het kruithuis aangeduid als Cruyttoren. Het kruithuis staat als het ware met zijn rug naar de oude stad toe. In 1742 wordt van de twee smalle vleugels de open galerij dichtgezet. In 1769 is de gracht gedempt en ook de brug naar de entree verdwenen. De omgeving van het kruithuis is in de loop der eeuwen gewijzigd. Met name de aanleg van de ZuidWillemsvaart (voltooiing 1826) heeft impact: hierdoor is het kruithuis als het ware op een strook tussen de Zuid-Willemsvaart en de rivier de Aa komen te liggen. Deze strook tussen het kanaal en de stadswal werd e opgehoogd, in regelmatige blokken verkaveld en aan het eind van de 19 eeuw op een gemengde wijze bebouwd met woningen en bedrijfspanden. e In de 19 eeuw worden er vensters in de muren gemaakt. Op een foto van 1905 is het kruithuis afgebeeld met kozijnen met roedenverdeling en luiken. Het kruithuis behield een militaire functie tot 1917, waarna het onder meer in gebruik was als laboratorium, houtzagerij, repetitieruimte voor het Brabants Orkest en sinds 1975 als museum. Het kruithuis geniet ook bekendheid als de locatie waar de cursussen kerkelijke bouwkunst werden gegeven door Jan en Nico van der Laan, waaruit de zogenaamde “Bossche School” is ontstaan. Andere kruithuizen in Nederland die als rijksmonument zijn beschermd: zijn die vanDelft (Pieter Post, 1660), Brielle (1729), Hellevoetsluis (1772), Willemstad (1811) en Geertruidenberg (1836). Samen met het kruithuis in Delft is het Bossche kruithuis het enige overgeblevene kruithuis uit de Tachtigjarige Oorlog. Bij de laatste restauratie is de droge gracht gereconstrueerd. De voormalige brug werd in de vorm van een houten vlonder teruggebracht. Ook werd het gebouw meer vrijgelegd. Het maaiveld van de binnenplaats is met 25cm verlaagd, naar wat men vermoedde dat het oorspronkelijke niveau geweest moet zijn. 2.3. Afbeeldingen-kaartmateriaal
1
R. Glaudemans en G. van Tussenbroek, De Moerasdraak. Achthonderd jaar Bossche vestingwerken. Zwolle 1999
Foto’s J.P. de Koning, 2000. Interieur
Foto’s J.P. de Koning, 2000. Cour
Kruithuis in 1924, foto C. Steenbergh. Hierop zijn de smalle vleugels te zien, die als open galerijen zijn gebouwd en rond 1744 zijn dichtgezet.
Foto J.P. de Koning, 2000
3. Ontwikkeling/Herbestemming 3.1 Opgave herbestemming Herbestemming van een monument, zeker wanneer het een object of gebouw is wat voor een specifiek doel is ontworpen en gebouwd en dat niet meer als zodanig gebruikt kan worden, is vaak een moeilijk vraagstuk. Een herbestemming die qua functie en programma “dicht” bij de oorspronkelijke functie ligt is vaak de beste oplossing. (monument zoekt functie). Niet altijd is een dergelijke gunstige situatie voorhanden en zullen dus interventies niet uitgesloten kunnen worden om het monument te kunnen herbestemmen. De mate waarin die interventies plaats kunnen vinden wordt vooral bepaald door het eindresultaat. Leiden ingrepen tot een duurzame herbestemming en een positief behoudsperspectief? Wat betekent de mate en aard van de ingrepen voor de monumentale waarden? Levert de som behoud en ontwikkeling meer op? Dit vraagt om een grondige analyse van tenminste alle aspecten van het monument zelf en een scherpe formulering van de opgave met enerzijds het programma van eisen dat nodig is om de gewenste herbestemming te bereiken en anderzijds een benoeming van de (on)mogelijkheden van monument, gezien vanuit de monumentale waarden, in termen van kansen en risico’s. Het is vervolgens aan de ontwerper daarvoor oplossingen aan te dragen welke door de betrokken partijen nader kunnen worden besproken en beoordeeld.
3.2. Analyse Om een goede visie op de herbestemming van kruithuis te geven is een analyse van de volgende aspecten van belang. A) Een grondig kennis van de bouwgeschiedenis en van het kruithuis zelf. Over de geschiedenis is meerdere malen uitgebreid beschreven. De geschiedenis tot het einde van de e 19 eeuw is slechts in grote stappen bekend. Duidelijke tekeningen en kaartmateriaal ontbreken bij de beschrijvingen. De beschrijvingen richten zich voornamelijk op het bovengrondse deel. Over wat er ondergronds aanwezig is, wordt op grond van enkele summiere onderzoeken slechts gespeculeerd. Kennis over het ondergrondse deel is met name van belang om na te gaan wat het zowel in cultuurhistorisch, esthetisch als fysiek(technisch) opzicht het betekent om interventies in het ondergronds bouwdeel te plegen of dit deel in het zicht te brengen De ontwikkelingsgeschiedenis en de daarmee gepaard gaande wijzigingen is vooral van belang bij de vraag in hoeverre eerder situaties zoals het weer aanbrengen van een omgrachting kunnen worden teruggebracht. De vraag is of een reconstructie nog past bij latere veranderingen welke niet worden teruggebracht naar de oude toestand. Zo was de omgrachting bedoelt om gevaarlijke situaties voor het kruithuis op afstand te houden. Het dempen van de slotgracht, nadat die geen functie meer had, is niet onlogisch en deel van de geschiedenis zoals ook het later aanbrengen van vensters in de buitenmuren. B) Een grondige analyse en benoeming van de architectonische en ruimtelijke kenmerken die specifiek zijn aan de bijzondere typologie en verschijningsvorm van het kruithuis en daarmee de fysieke weergave zijn van de intrinsieke waarden van het kruithuis. De typologie van het kruithuis kan uniek worden genoemd. Hoewel men voor het ontwerp elders in den lande naar inspiratie heeft gezocht, waren er toen geen voorbeelden van een dergelijk kruithuis. De generaliteitskruithuizen te Delft, die ook een positie in het water hadden, zijn pas van latere datum maar zijn qua typologie nog gebaseerd op de kruittorens. De typologie van een magazijn rond een ruime binnenplaats vond men in die tijd alleen in de diverse stadsarsenalen terug en is mogelijk ook van dergelijke gebouwen afgeleid. Van een magazijn of kruithuis dat bewust uit architectonisch overwegingen een zeskantig ringvorm heeft is geen enkel eerder voorbeeld bekend. (mogelijk is de regelmatige vorm afkomstig van de toen sterk mathematische benadering van de vestingbouw in het algemeen) In dat opzicht is het kruithuis van Den Bosch uniek te noemen. Uitgaand van de waarden uit oogpunt van bescherming/bestaande situatie zijn de volgende kenmerken te benoemen die karakteristiek zijn voor het Bossche kruithuis: Typologische kenmerken: Extern: Eenlaagse bouwvorm met aan de onderzijde geknikte zadelkap op een nog onbekende ondergrondse onderbouw Of het kruithuis zich ooit als een laagbouw of meer als torengebouw manifesteerde is onbekend. Er is nog onvoldoende kennis over de onderbouw van het kruithuis. Bouwtekeningen zijn, voor zover bekend, niet (meer) aanwezig. De enige bron die het kruithuis als toren weergeeft is de kaart van Blaeu. Het is echter bekend dat deze kaarten niet altijd secuur zijn wat hun weergave van gebouwen betreft. Blaeu heeft waarschijnlijk het kruithuis nooit zelf aanschouwd. Zijn weergave van het Bossche kruithuis heeft ook duidelijk een torendak en is niet als een ringvorm getekend. Waarschijnlijk is hij bij zijn weergave uitgegaan van het model van de voor hem toen bekende wijze van kruitopslag in wal- of kruittorens. Ringvormige zeskantig plattegrond Open zeskantige deels ingesnoerde binnenplaats De zeskantige vorm die een ruime binnenplaats omsluit waardoor een ringvormig gebouw ontstaat wordt vooral bepaald door de combinatie van massa en leegte De ontsluiting van de diverse delen van het gebouw gebeurt alleen vanuit die binnenplaats, die zelf weer slechts vanuit een punt van buitenaf wordt ontsloten. Het ontbreken van een interne gangstructuur is een gevolg van een dergelijke ontsluitingswijze welke zeer waarschijnlijk voortkomt uit de oorspronkelijke functie. Juist omdat de binnenplaats van oorsprong zo’n centrale plaats inneemt zowel vanuit zijn
historische betekenis als vanuit zijn betekenis voor een nieuw gebruik, roept dit vooral de vraag op hoe om te gaan met de binnenplaats als centrale ruimte? Een vraag die overigens niet alleen uniek is voor het kruithuis, maar in het verleden en ook nu nog actueel is bij veel rijksmonumenten. richtlijnen overkappen binnenplaatsen Gesloten dakvlakken aan de binnenplaatszijde voorzien van steekkappen voorzien van een gemetselde geveltop Twee door het buitendakvlak stekende traptorens afgedekt met een spitskap Defensieve uitstraling (gesloten buitengevels, ontsluiting via een enkele poort) Centrale ontsluiting vanuit binnenplaats (geen interne koppelende gangstructuur) Intern: Voornamelijk grote ongedeelde ruimten met in het midden gemetselde onderslagbogen Scheidingsmuren voornamelijk op de snijvlakken van de zeskant. Geen interne gang of ontsluitingsstructuur Interne hoogte verschillen Bouwkundige en architectonische kenmerken Sobere bouw in baksteen met enige architectonische verrijking aan traptorens en poort: Van oorsprong (gekoppelde) boogvormige elementen als vensters en arcadebogen. Latere venstertoevoegingen meer pragmatisch en rechthoekig. Natuurstenen blokken bij muurpenanten en bogen De van uit de binnenplaatsgevels doorgezette ritmiek van de gemetselde dakkapellen Traditioneel materiaal gebruik (hardsteen, baksteen, hout, leien) Dikke gesloten buitenmuren, dunnere meer geopende binnenplaatsmuren Situationele kenmerken: Gedekte ligging als solitair object in sterk veranderde omgeving. Met de komst van de Willemsvaart en latere stadsuitbreidingen aan de Zuidwestzijde is de historische context van het kruithuis geheel verdwenen. Ook de ruimtelijke relatie die het kruithuis vroeger had met de citadel is nauwelijks nog herkenbaar. Het kruithuis is omgeven door infrastructuur en latere bebouwingen en heeft alleen aan de Noord/Noordoostzijde nog veel vrije ruimte. Het licht hierdoor min of meer geïsoleerd t.o.v. zijn omgeving en de stad.
C) Een goede analyse van de omgeving en de positionering van het kruithuis daarin. De lang bestaande oorspronkelijke omgeving van het kruithuis is vooral door de aanleg van ZuidWillemsvaart is sterk veranderd. Hierdoor is de militaire context van het kruithuis niet meer aanwezig. De vraag is in hoeverre het teruggrijpen naar een vroegere toestand, zoals het terugbrengen van de omgrachting, daardoor nog legitiem is. Bij nieuwe ontwikkelingen zal dan ook vooral vooruit moeten worden gekeken en veranderingen zullen vooral moeten voortkomen uit een scherpe visie over de toekomstige positionering en betekenis van het kruithuis voor zowel het kruithuis zelf als voor de stad. De vraag is dan vooral ook hoe het kruithuis (weer) een zichtbare en uit weergave van zijn oorspronkelijke functie solitaire positie kan innemen in de stad zonder daarbij de later ontwikkelingen, die ook niet onbelangrijk zijn, te ontkennen. 3.3 Kansen en risico’s Voor de opgave voor de herbestemming van het kruithuis kan worden uitgegaan van drie concrete vraagstukken. *De versterking van de herkenbaarheid van het kruithuis voor zichzelf en naar de stad met daarbij de specifieke vraag of en in welke mate het weer (droog) omgrachten van het kruithuis daar een juiste keuze voor is en in welke mate uitbreidingen toelaatbaar zijn.
*Het al dan niet overkappen van de binnenplaats en zo ja op welke wijze *Interne wijzigingen en toevoegingen van de ongedeelde ruimte en de mogelijkheden en gevolgen van herbestemming van zolders en het ondergrondse deel In de oplossing van die drie vraagstukken zijn, vanuit de positie van het monument bezien, een aantal kansen als risico’s te benoemen t.w.: Het opnieuw omgrachten van het kruithuis Kans: Door het weer niet direct benaderbaar maken van het kruithuis kan de allure van het kruithuis als “gevaarlijk” object weer in beeld worden gebracht en weergeven waarvoor het gebouw ooit bedoeld was. De metafoor van de gracht staat immers voor het op afstand houden. Risico: het weer omgrachten ontkent de geschiedenis van het kruithuis na het dempen van de oorspronkelijke gracht waarvan de veranderde omgeving en het aanbrengen van vensters aan de buitenzijde de fysieke exponenten zijn. Het kruithuis (1621) heeft ontwikkelingen doorgemaakt waardoor het deels reconstrueren een verkeerd beeld geeft van de historische geschiedenis. Met name reconstructie van de gracht die met vooral was bedoeld voor de beveiliging (niet zozeer uit verdedigingsoogpunt maar meer het op afstand houden van risico’s (vuur) roept vragen op omdat het dempen ervan (1769) voortkwam aan een veiliger bestemming (1742) en met daarbij gepaard gaande andere veranderingen als het openen van de buitengevels (eind e 19 eeuw). Een omgrachting was uit oogpunt van veiligheid niet meer nodig. Door uitgraven kunnen niet alleen ondergrondse gegevens verloren gaan maar door het verwijderen van het grondpakket kunnen ook technisch complicaties optreden. Herbestemming van het ondergrondse deel kan fors ingrijpen in de structuur omdat deze van oorsprong slechts alleen als fundering is bedoeld. Vooralsnog is een grondig onderzoek naar de ondergrondse situatie nodig om hierover concrete uitspraken te kunnen doen (onderzoek uit 19?? naar grachtprofiel) standpunt: Op zich biedt het omgrachten een mogelijkheid om het “niet aanraakbare karakter”van het monument als kruithuis te versterken en het gebouw iets van zijn context terug te geven. Hiervoor is geen diepe gracht nodig maar kan ook worden volstaan door meer evocatieve wijze een zone als “gracht”om het gebouw te leggen. Het op die wijze maken van een verwijzing naar het verleden hoeft dan niet strijdig te zijn met de latere ontwikkelingsgeschiedenis. Het uitdiepen van de gracht om het onderste deel te benutten is zeer discutabel te meer daar er geheel geen kennis is over het ondergronds deel. Vooralsnog betekent dit dat het aanleggen van een diepe gracht rond het kruithuis als uiterste risicovol moet worden beschouw en op dit moment af te raden is. Het gebruik van de binnenplaats. De binnenplaats is een sfeervolle ruimte waarom heen de werkelijke gebruiksruimte liggen en van waaruit deze ruimten voornamelijk worden ontsloten. De behoefte om deze ruimte te gebruiken is op zich een logische gedachte. Echter vanwege het klimaat kan een dergelijke ruimte niet continue worden gebruikt. De vraag is dan ook vooral of de binnenplaats wel geheel/centraal/rondom/partieel/permanent/tijdelijk of geheel niet kan worden overkapt: Kans: Het gebruik van de binnenplaats kan ontlastend zijn voor eventuele wijziging intern. Met name voor wat betreft een eventueel benodigde infrastructuur. Risico: De binnenplaats is zelf niets, een niet-massa, en wordt gevormd door de omringende gevels. Maar de binnenplaats vormt ook het gebouw. Door de binnenplaats krijgt het gebouw zijn bijzondere zeskantig ringvorm. De bovenzijde is open dus het is duidelijk een buitenruimte. De gevels maar ook de bestrating is daar op afgestemd. Zo als het gebouw een duidelijke vorm aan de buitenzijde heeft het ook een duidelijke vorm aan de binnenzijde. Door de binnenplaats geheel of gedeeltelijk te overkappen wordt niet alleen de vorm van de binnenplaats zelf maar ook kan de typologie van het ringvormige gebouw verstoord. De buitensfeer van de binnenplaats wordt ook door een ander gebruik meer een binnensfeer en de buitengevels komen in een andere context. De binnenplaats verliest daardoor een van zijn specifieke kenmerken en men ziet vaak dat zich in het verdere gebruik steeds verder doorzet. Standpunt: Allereerst dient de vraag tot noodzaak van het overkappen worden gesteld. Die vraag hangt nauw samen met het programma die men denkt onder te kunnen brengen in het kruithuis. De binnenplaats is echter een dermate bepalend voor de gehele unieke typologie van het kruithuis dat een
gehele of gedeeltelijk permanente overkapping de essentiële waarden van het kruithuis zal aantasten en dus achterwege zou moeten blijven. In dat geval zou het programma duidelijk het monument moeten volgen. Wel zou kunnen worden gedacht aan eventuele tijdelijke overkappingen of afdekkingen die in tijdens evenementen specifiek worden opgezet. Het herinrichten van de binnenruimte Herbestemmen van begane grond Het interieur van de begane grond kenmerkt zich vooral door de ongedeelde ruimten over soms meerdere traveeën. Kenmerkend is het ontbreken van een aparte interne ontsluitingsstructuur. De ruimte zijn in de regel direct onderling met elkaar verbonden. De ene ruimte is slechts via de andere ruimte of via de binnenplaats bereikbaar. Kans: Begane grond is vooral geschikt voor programma’s welke een om een groot aaneensluitende oppervlak vragen of waarvoor dit geen bezwaar is. Risico: Compartimentering en toevoegen van functies te dienste van de hoofdfunctie kan de ruimten te veel versnipperen Standpunt: Een gebruik met een of twee hoofdfunctie zou het beste aansluiten bij functionele kenmerken. Nevenfuncties zouden dan ook zo veel mogelijk elders moeten worden ondergebracht om de huidige ruimten niet te veel te versnipperen. Bij noodzakelijke compartimentering zou de beleving van de ongedeeld ruimte behouden moeten worden (transparante scheidingen). Herbestemmen van zolders Van oorsprong zijn kappen vooral bedoeld als fysiologische afdekking van een gebouw en kende de zolders vaak en marginaal gebruik in de vorm van opslag van (rest)goederen of onderkomens van personeel etc. Daglicht was dan ook niet nodig. De gesloten kappen met hier en daar een orientatie(dag)lichtvoorziening is daarvoor kenmerkend. Kans: Zolders bieden een potentiële extra ruimte en kunnen daardoor het nuttig gebruik van een monument versterken. Risisico: Omdat zolders niet bij uitstek waren bedoeld voor gebruik, kan het onderbrengen van een gebruiksfunctie op de zolder, vanwege allerlei eisen, als ontsluiting, isolatie, daglichtvoorziening etc. tot wijzigingen tot gevolg hebben die fors kunnen ingrijpen in de monumentale waarden van de kappen. Standpunt: Het gebruik van de zolders is mogelijk. Een intensief gebruik van de zolders en daarmee een zwaar pakket aan eisen zou echter vermeden moeten worden. Voor daglicht dient vooral gebruik worden gemaakt van de bestaande voorzieningen. Dakdoorbraken aan de buitenzijde zijn in ieder geval af te raden Herbestemmen van het ondergronds deel De mogelijkheden van herbestemming van het ondergrondse deel is nu nog moeilijk te bepalen omdat een grondig kennis wat zich precies onder de grond bevindt ontbreekt Kans ? Risico ? Standpunt ?
Uitbreidingen rondom het kruithuis Historisch gezien, heeft het kruithuis van oorsprong altijd als solitair object in een vrije omgeving gestaan. Dit had vooral te maken met het explosiegevaar van het object en het uitsluiten van elk risico daarvoor in de nabijheid. Door de latere ontwikkelingen, zoals de aanleg van de Zuid-Willemsvaart, is dit beeld ingrijpend veranderd. Dat biedt ook een kans (de oorspronkelijke omgeving is er al niet meer) om nieuwe ontwikkelingen toe te laten. Kans: Een uitbreiding biedt kansen om het programma in het kruithuis te beperken zodat het huidige karakter van het kruithuis zoveel mogelijk kan worden behouden.
Risico: Het toevoegen van uitbreidingen kan de nog aanwezige vrije ruimte rond het kruithuis nog meer verdichten waardoor de van oudsher vrije solitaire ligging verder verloren gaat. Standpunt: uitbreiding hoeft niet uitgesloten te worden wel is van belang deze goed te situeren en geen oppositie van het monument te laten zijn. Bij ondergrondse uitbreiding is archeologie een aandachtspunt. 3.4 Visie op het huidige Plan:
Nog nader in te vullen:
4. Slotconclusie aanbevelingen Nog nader in te vullen:
Literatuur Frans Kuit, Het Kruithuis te ’s-Hertogenbosch, ’s-Hertogenbosch 1975 A. van Drunen, “Het kruithuis van ’s-Hertogenbosch” Bulletin KNOB (1977), pp. 200-215. Rein Geurtsen, Maurits de Hoog, “Kruithuis concours. Een Bossche bijdrage aan het architectuurdebat. Wonen-TA/BK, nr. 1 pp. 22-31 R. Glaudemans en G. van Tussenbroek, De Bossche Moerasdraak. Achthonderd jaar Bossche vestingwerken. Zwolle, 1999.