H EKKELMAN
Sc
ADVDCATEN N D T A R I S S EN HEKKELMAN
Mts. Bruggink, de heer J.H.H. Bruggink
ADVDCATEN
PRINS
BERNHARDSTRAAT
IHOEK
ORANJESINGEL
POSTBUS
1 D94
en de heer P.J. Bruggink
6 5 D 1
NIJMEGEN
Ottershagenweg 3
WWW.HEKKELMAN.NL
BB
N.V.
1
5 1 )
7637 PT OUD OOTMARSUM
Nijmegen, 15 juni 2011
O n s kenmerk
20111359- PB/hr
Inzake
Bruggink, J.H.H./Advies
Doorkiesnummer
024-3828333
Direct faxnummer
024-3828372
E-mail
[email protected]
Geachte heren Bruggink, U vroeg mij in een concreet geval of in de ruimtelijke ordening de geurcontour gemeten moet worden vanaf de rand van het bouwblok dan wel vanaf het emissiepunt. Verder legde u mij de vraag voor hoe de omgeving in de nieuwe situatie (na realisatie van de nieuwe woning) kwalificeert. Alvorens ik deze vragen beantwoord, schets ik eerst kort de feiten en achtergronden (voor zover relevant). 1. Feiten en achtergronden U heeft het plan opgevat om de stallen aan de Nutterseweg 6 en 8 te Oud Ootmarsum te slopen en ten oosten van de huidige bedrijfswoningen een nieuwe woning te bouwen. Ten aanzien van deze woning kunt u zich beroepen op artikel 14, tweede lid van de Wet geurhinder en veehouderij, zo gaf u aan. Deze bepaling luidt als volgt: "(...) Voor de toepassing
van de artikelen 3, 4 en 6 bedraagt de afstand tussen een
veehouderij
en een woning die op ofna 19 maart 2000 is gebouwd: a. op een kavel die op dat tijdstip in gebruik was als
veehouderij,
b. in samenhang
met het geheel of gedeeitelijk
buiten werking stellen van de veehouderij,
c. in samenhang
met de sloop van de bedrijfsgebouwen
en
die onderdeel hebben uitgemaakt van de
veehouderij,
HEKKELMAN ADVDCATEN & NOTARISSEN IS DE HANDELSNAAM WAARONDER HEKKELMAN ADVDCATEN N.V. (KVK CENTRAAL GELDERLAND
NR. W3
17 D 4 6 2 I
EN HEKKELMAN NOTARISSEN N.V. (KVK CENTRAAL GELDERLAND NR. CIS
1 70507),
BEIDE STATUTAIR GEVESTIGD TE
NIJMEGEN, IEDER VOOR EIGEN REKENING WERKEN. OP ONZE DIENSTVERLENING ZIJN VAN TOEPASSING DE ALGEMENE VOORWAARDEN,
ZIE OMMEZIJDE, WAARIN ONDER ANDERE EEN BEPERKING VAN DE AANSPRAKELIJKHEID IS OPGENOMEN.
H
EKKELMAN
pagina 2
ten minste 100 meter indien de woning binnen de bebouwde kom is gelegen en ten minste meter indien
de woning
buiten
de bebouwde
kom is
50
gelegen.(...)"
Met betrekking tot de veehouderijen Nutterseweg 3 en 10 kan een afstand van 50 meter in acht genomen worden (zo blijkt ui de tekening die u mij ter hand stelde, bijlage 1), een afstand van 100 meter evenwel niet. Derhalve is van belang dat de omgeving in de nieuwe situatie (na realisatie van de nieuwe woning) als bebouwde kom kwalificeert. Verder wordt enkel aan de afstandseis van 50 meter voldaan indien gemeten wordt vanaf het emissiepunt, in plaats vanaf de rand van het bouwblok. Indien geen vaste afstand zou gelden, maar een geurnorm op basis van artikel 3, eerste lid onder b van de Wet geurhinder en verhouding, wordt ook aan de geurnorm voldaan (12,0/12,1 vs. 14,0 odour units per kubieke meter lucht), dat leid ik althans af uit de door u ter hand gestelde berekening (bijlage 2). 2. Bebouwde kom Ik neem aan dat voor de bedrijven Nutterseweg 3 en 10 een omgevingsvergunning voor milieu (artikel 2.1, eerste lid onder e van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht) vereist is, zodat de Wet geurhinder en veehouderij van toepassing is en dat derhalve de vraag voorligt of de omgeving zal kwalificeren (in de nieuwe situatie) als bebouwde kom als bedoeld in die wet. Overigens zou de conclusie zeer waarschijniijk niet anders luiden indien de vraag voor zou liggen of sprake zou zijn van bebouwde kom als bedoeld in artikel 1 onder w dan wel artikel 1 onder x van het Besluit landbouwbedrijven milieubeheer. De grens van de bebouwde kom wordt niet bepaald door de wegenverkeerswetgeving, maar door de aard van de omgeving. Van belang is of sprake zal zijn van op korte afstand van elkaar 1
gelegen bebouwing geconcentreerd tot een samenhangende structuur . De jurisprudentie over dit onderwerp is zeer casulstisch.. Het door u voorgelegde geval is mijns inziens zeer goed vergelijkbaar met de kwestie waarover de Afdeling op 30 juni 2010 oordeelde in de kwestie 2
Kempisch Bedrijvenpark Bladel . Een luchtfoto van die situatie treft u bijgaand aan (bijlage 3), evenals een luchtfoto van de door u voorgelegde situatie (bijlage 4), met dezelfde schaal. In beide gevailen is sprake van een uitloper van de kern, bestaande uit veehouderijen en burgerwoningen. De Afdeling overwoog als volgt: "(...) 2.17.2. Het plangebied
ligt in een concentratiegebied
Volgens de raad liggen de door [appellante
als bedoeld in artikel 1 van de Wgv.
sub 6] en [appellant sub 4] bedoelde gronden
buiten
de bebouwde kom. [appellante sub 6] bestrijdt dit. De Afdeling overweegt hierover dat het begrip "bebouwde kom" in de Wgv niet wordt omschreven.
In de memorie van toelichting is gesteld dat de grens van de bebouwde kom niet
wordt bepaald door de wegenverkeerswetgeving,
maar evenals in de ruimtelijke ordening door de
aard van de omgeving. Binnen een bebouwde kom is de op korte afstand van elkaar bebouwing geconcentreerd
tot een samenhangende
structuur (Kamerstukken
nr. 3, biz. 18).
1
vgl. Tweede Kamer, vergaderjaar 2005-2006, 30 453, n. 3, p. 18
2
Zaaknummer MER 200901350/1/R3, www.raadvanstate.nl
gelegen
II2005/06,
30 453,
H EKKELMAN
pagina 3
De door [appellante het buitengebied
sub 6] bedoelde gronden waarop het bedrijventerrein
is voorzien, liggen in
op een afstand van meer dan 300 meter van de dichtstbijzijnde
kem van Hapert. Het perceel met de bestemming
"Recreatie (R)" aan de flocatie 21 ligt oo een
afstand van ongeveer 170 meter van de dichtstbiiziinde tussenliggende
woningen in de
woningen in de kern. In het
gebied liggen in de huidige situatie hoofdzakeliik
landbouwgronden
waar geen
bebouwing aanwezig is. Deze omgeving heeft thans dan ook niet het karakter van een bebouwde kom. Na de uitvoering van het voorliggende bestemmingsplan
kan deze omgeving naar het
oordeel van de Afdeling evenmin worden aangemerkt als bebouwde kom, nu aan het grootste gedeelte van het tussenliggende
gebied de bestemming
"Groen-Bos-Natuur-Water
(G-BO-N-
WA)" is toegekend en in dat gebied slechts enkele woningen, grenzend aan de bestaande bebouwing in de kern van Hapert, kunnen worden gebouwd. Gelet op het vorenstaande
heeft de
raad zich terecht op het standpunt gesteld dat de door [appellante sub 6] en [appellant sub 4] bedoelde gronden zijn gelegen buiten de bebouwde kom. Daarbij wijst de Afdeling er op dat de omstandigheid
dat op het voorziene bedrijventerrein
elkaar gelegen bebouwing die is geconcentreerd dat het bedrijventerrein
sprake zal zijn van op korte afstand van
tot een samenhangende
op zichzelf een bebouwde kom
structuur, niet
betekent
vormt.(...)"
Ook in dit geval is sprake van enige afstand tot de eigenlijke kern, is sprake van landbouwgronden en verschillende functies (landbouw en wonen). Onder verwijzing naar deze uitspraak kan mijns inziens in uw geval dan ook gesteld worden dat geen sprake is noch zal zijn van bebouwde kom. Aanvullend kan verwezen worden naar de uitspraak van de Afdeling van 3
12 januari 2 0 1 1 : "(...) 2.4.3. (...) Ten aanzien van het betoog van [appellante sub 1] met betrekking tot de bebouwde kom, overweegt de Afdeling dat hoewel uit de verbeelding bedrijventerrein
geconcentreerde
evenwel geen omstandigheid
blijkt dat op het
bebouwing is toegestaan met een samenhangende
is op grond waarvan kan worden geoordeeld
structuur dit
dat reeds hierom
sprake is van een bebouwde kom. Daarbij is immers van belang of het gebied zich naar de aard van de omgeving kenmerkt door aaneengesloten verblijffunctie
bebouwing met een overwegend
waarin veel mensen per oppervlakte-eenheid
daadwerkelijk
woon- en
wonen of verblijven.
Hiervan is geen sprake nu in zeer geringe mate woningen zijn toegestaan en niet is gebleken dat in het plangebied plangebied
veel mensen per oppervlakte-eenheid
verblijven. Daar komt bij dat het
op een grote afstand van de kem van barneveld ligt en in de huidige situatie
bestaat
uit agrarische gronden. Gelet op het voorgaande heeft de raad terecht gesteld dat het plangebied niet binnen de bebouwde kom ligt. (...)" De directe omgeving van het plangebied kenmerkt zich ook in dit geval niet door aaneengesloten bebouwing met een overwegend woon- en verblijffunctie waarin veel mensen per oppervlakte-eenheid daadwerkelijk wonen of verblijven.
3
zaaknummer 201000804/1/R2, www.raadvanstate.nl
H
EKKELMAN
pagina 4
4. Meetpunt Bij de bepaling van een hindercirkel dient in beginsel volgens vaste jurisprudentie de grens van het bouwperceel als meetpunt genomen te worden, omdat binnen het gehele bouwperceel bedrijfsbebouwing kan worden opgericht en/of bedrijvigheid kan plaatsvinden, anders gezegd: 4
hinderveroorzakende activiteiten kunnen plaatsvinden . Indien bedrijfsuitbreiding in een bepaalde richting niet (meer) mogelijk is, dient op deze hoofdregel evenwel een uitzondering te worden gemaakt. In de uitspraak van 15 mei 1996
5
formuleerde de Voorzitter van de Afdeling het ten aanzien van een stankzone reeds als volgt: "(...) [het ligt] met het oog op de agrarische bedhjfsbelangen, een stankzone als beginmeetpunt
in de rede dat bij de bepaling van
wordt genomen de grens van het bouwperceel
van het
agrarisch bedrijf. In bijzondere situaties - zoals het geval dat binnen afzienbare tijd het bedrijf wordt beeindigd of de bedrijfsuitbreiding
uitgesloten - verzetten de agrarische bedhjfsbelangen een ander beginmeetpunt.
agrarisch
in een bepaalde richting reeds is beperkt of zich echter niet tegen het aanhouden
van
(...) " 6
Verder verwijs ik naar de uitspraak van de Afdeling van 22 januari 2003 . Van deze uitspraak is de volgende overweging van belang: "(...) In de motivering van het bestreden besluit stelt verweerder dat bij het bepalen van de hindercirkel
terecht is uitgegaan van het emissiepunt en niet van de rand van het bouwblok nu het
bedrijf van appellant, gelet op de nabijheid van een woonwijk, geen meer heeft. Dit standpunt is onjuist, aangezien, ook al zou appellant uitbreidingsmogelijkheden bedrijfsbebouwing
uitbreidingsmogelijkheden geen
meer hebben, hij binnen het bouwblok nog wel ruimte heeft zijn
anders te situeren voorzover daarmee de hinder voor de
nabijgelegen
woonwijk niet toeneemt. Anders dan verweerder stelt had bij de bepaling van de hindercirkel het bedrijventerrein worden.
in dit geval de rand van het bouwblok als uitgangspunt
genomen
voor
moeten
(...)"
Indien bedrijfsuitbreiding in een bepaalde richting niet (meer) mogelijk is vanwege andere geurgevoelige objecten, dient op de hoofdregel (meten vanaf de rand van het bouwblok) een uitzondering te worden gemaakt. Voorts moet de bedrijfsuitbreiding en/of -verplaatsing in de richting van de (geplande) geurgevoelige objecten ook anderszins voldoende reeel zijn. Indien en voorzover niet aannemelijk gemaakt kan worden dat een verschuiving daadwerkelijk plaats kan vinden, kan gesteld worden dat de mogelijkheden uitsluitend theoretisch zijn en dat hieraan 7
derhalve voorbij mag worden gegaan . Overigens kan het zo zijn dat het bestemmingsplan bebouwing tot op de rand van het bouwblok uitsluit, bijvoorbeeld door een afstand tot de perceelsgrens voor te schrijven. Met een dergelijke beperking mag mijns inziens rekening worden gehouden.
4
5
6
7
onder meer KB 26 mei 1994, AB 1994, 656 VzAbRS 15 mei 1996, zaaknummer F01.96.0019 zaaknummer 200202085/1, www.raadvanstate.nl bijvoorbeeld AbRS 16 augustus 2006, zaaknummer 200509252/1, www.raadvanstate.nl
H
EKKELMAN
pagina 5
Een recent voorbeeld van het vorenstaande vormt de uitspraak van de Afdeling van 1 juni 8
2011 : "(.. .)5.4. Bij de berekening van de mogelijkheden
van de afstanden uit het Besluit glastuinbouw
die het geldende planologische
situatie op het perceel van
uitgegaan
Schouwbrug.
Op het perceel kunnen bedrijfsgebouwen artikel 4, zesde lid, van de voorschriften Klei", voorzover
wordt hierna
regime Schouwbrug biedt en de feitelijke
worden gereaiiseerd,
met dien verstande dat ingevolge
van het ter plaatse geldende bestemmingsplan
thans van belang, de afstand van de bedrijfsgebouwen
"Hoge
tot de as van de weg
Hoge Klei tenminste 15 m moet bedragen. Hoewel op grond van artikel 4, elfde lid, van de planvoorschriften
het college van burgemeester
en wethouders
van Wassenaar ontheffing
van
het zesde lid kan verlenen, behoeft verlening daarvan in dit geval in redelijkheid niet van het college te worden gevergd, nu het college bij het verlenen van een dergelijke beslissingsruimte
heeft en dit in de onderhavige
gemeente gevoerde planologische slechts bedrijfsgebouwen
beleid. Derhalve wordt ervan uitgegaan dat op het perceel
kunnen worden gebouwd tot 15 m van de as van de weg Hoge Klei.
Op de gronden links van de bedrijfswoning de dichtstbijzijnde
van Schouwbrug,
bedrijfswoning,
van waaruit wordt gemeten tot aan
categorie I woning, bestaat op 15 m van de as van de weg Hoge Klei, gezien
de ruimte die daar resteert, feitelijk geen reele mogelijkheid bedrijfsgebouw.
tot het bouwen van een
Gelet hierop moet worden gemeten vanaf de achtergevel waar wel een reele bouwmogelijkheid
I woning. Op de gronden rechts van de bedrijfswoning gemeten tot aan de dichtstbijzijnde Klei redelijkerwijs
ontheffing
situatie in strijd zou zijn met het door de
van Schouwbrug,
van waaruit
categorie
wordt
categorie II woning, kan op 15 m van de as van de weg Hoge
nog wel een bedrijfsgebouw
afstand tot de dichtstbijzijnde
van deze
bestaat, tot aan de dichtstbijzijnde
worden gebouwd.
categorie I woning gemeten.
Vanaf dit punt wordt dan ook de
(...)"
5. Afronding Met het vorenstaande verwacht ik uw vragen te hebben beantwoord. Indien u nog nadere vragen heeft, neem dan gerust weer contact met mij op. Met vriendelijke groet, Hekkelman Advocaten N.V.
advocaat
zaaknummer 201100873/1/H1, www.raadvanstate.nl