State-of-the-art in hartfalenzorg “Actuele kenmerken van diagnostiek, therapie en begeleiding van hartfalen” Dr. G.C.M. Linssen, cardioloog
Almelo
Hengelo
Area of 350.000 people Total: 1050 hospital beds, 200 medical specialists, 11 cardiologists
Joint CV/heart failure research COACH study COACH 2 BIOSTAT-CHF TRIUMPH RED-HF CIBIS 2 and 3 RACE 1, 2 and 3
1
Educatiemodules Hartfalen: Evidence-based practice in 2013 Doelgroepen: 1. Cardiologen, internisten, geriaters, specialisten ouderengeneeskunde, arts-assistenten: A(N)IOS 2. Hartfalenverpleegkundigen, nurse-practitionars (verpleegkundig specialisten: VS) en physician assistants (PA) 3. Huisartsen (in opleiding), verpleeghuisartsen (i.o.) 4. Klinisch chemici (in opleiding)
Educatiemodules Hartfalen: Evidence-based practice in 2013 Leerdoelen: 1. Kennis en inzicht vergroten in achtergronden van het hartfalensyndroom 2. Overzicht van praktijkrichtlijnen en actuele ontwikkelingen 3. Inzicht in de rol van zorgprofessionals en multidisciplinaire team voor optimale hartfalenzorg in de eerste en de tweede lijn
Educatiemodules Hartfalen: Evidence-based practice in 2013 Programma-modules: 1. Overzicht 2. Specifieke, actuele thema’s 3. Diagnostiek en therapie aan de horizon 4. Preventie van hartfalen Opbouw: ■ Nascholingsavonden ■ Opeenvolgende e-learning modules met gerelateerde casuïstiek en toetsvragen, samengesteld door een panel van deskundigen uit de eerste en tweede lijn Geaccrediteerde nascholing
2
Educatiemodule Hartfalen: Evidence-based practice in 2013 Programma in regio Tilburg, Auberge ‘t Kookhuys, Hilvarenbeek 18.00 – 18.15 uur: Ontvangst 18.15 – 21.30: Actuele kenmerken van diagnostiek, therapie en begeleiding van patiënten met hartfalen Afgewisseld met dinergangen en discussie Toet(s)jes, evaluatie en afsluiting
Educatiemodules Hartfalen: Evidence-based practice in 2013 Hoofdbronnen: 1. Multidisciplinaire richtlijn (MDR) Hartfalen 2010 2. Handboek Hartfalen (red. Meursing en Lamfers), 2011 3. The ESC Textbook of Cardiovascular Medicine, 2009 4. ESC Guidelines for the diagnosis and treatment of acute and chronic heart failure. Eur. J. Heart Fail. 2008 5. Focussed update of ESC Guidelines, Eur. Heart J. 2010 6. ESC Guidelines, Eur. Heart J. 2012 7. AHA/ACCF Guidelines, Circulation and JACC, online 5 June 2013 Websites www.nvvc.nl www.nhg.org www.internisten.nl www.escardio.org www.nvkc.nl
Overzicht van aspecten van hartfalenzorg ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■
Definitie van hartfalen Epidemiologie Oorzaken en pathofysiologie De diagnose hartfalen Basale diagnostiek Aanvullende onderzoeken Therapie • Leefwijzen • Medicatie • Revalidatie en training • ‘Devices’ • Mechanische ondersteuning en harttransplantatie
3
Overzicht van aspecten van hartfalenzorg, vervolg ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■
Prognose Co-morbiditeit Hartfalenpolikliniek en multidisciplinaire aanpak Samenwerking eerste en tweede lijn Preventie van hartfalen Genetische aspecten Palliatieve zorg
Inhoud van het programma ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■
Definitie van hartfalen Epidemiologie Oorzaken en pathofysiologie De diagnose hartfalen Basale diagnostiek Overzicht onderzoeken Overzicht therapie Prognose Co-morbiditeit Hartfalenpolikliniek en multidisciplinaire aanpak Samenwerking eerste en tweede lijn
HARTFALEN: “epidemie van de toekomst” ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■
200.000 patiënten met HF (NedHS) 1 - 2 % van bevolking 5 % van de 65-plussers elk jaar 10 % stijging boven de 75 jaar meer vrouwen slechte prognose, 5 jaarsoverleving 45% totale zorgkosten hartfalen 400 miljoen euro
4
Belangrijkste oorzaken voor de toename van patiënten met hartfalen 1. Acute hartinfarct wordt beter behandeld 2. Vroegtijdige herkenning 3. Vergrijzing van de bevolking
Meest voorkomende klachten 1. KORTADEMIGHEID BIJ INSPANNING 2. MOEHEID 3. VOCHT VASTHOUDEN Kortademigheid kan plots, acuut ontstaan of verergeren
In huidige richtlijnen is specifieke aandacht voor ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■
Klinische, praktische indeling Objectivering van hartfalen en etiologie: ECHO ! Toepassing van (NT-pro)BNP Diastolisch hartfalen (en behouden LVEF) Boezemfibrilleren: antistolling en bètablokker Co-morbiditeit, zoals COPD, nierfalen, depressie CRT(-D) en ICD indicaties Hartfalenzorgprogramma’s Betekenis van vocht- en zoutbeperking Palliatieve zorg
5
Definitie van hartfalen Hartfalen is een complex van klachten en verschijnselen bij een structurele of functionele afwijking van het hart. Deze afwijking dient objectief te zijn vastgesteld, meestal met behulp van echocardiografie
De diagnose hartfalen berust op drie pijlers: 1. Symptomen passend bij hartfalen (bijvoorbeeld verminderde inspanningstolerantie, zich veelal uitend in klachten van kortademigheid en vermoeidheid of perifeer oedeem) en 2. Onderzoeksbevindingen passend bij hartfalen (bijvoorbeeld crepiteren van de longen, verhoogde centraal veneuze druk (CVD), perifeer oedeem, vergrote lever, heffende/verbrede ictus, hartgeruis, tachycardie, tachypnoe, 3e harttoon) en 3. Objectief bewijs voor een structurele of functionele afwijking van het hart in rust.
Indeling van hartfalen ■ Nieuw ontstaan hartfalen: acuut of geleidelijk ontstaan ■ Tijdelijk hartfalen: eenmalig of recidiverend ■ Chronisch hartfalen: stabiel, (langzaam) progressief of acuut exacerberend
6
Diagnosis of heart failure The diagnosis of HF-Reduced EF requires three conditions: 1. Symptoms typical of HF 2. Signs typical of HF 3. Reduced LVEF The diagnosis of HF-Preserved EF requires four conditions: 1. Symptoms typical of HF 2. Signs typical of HF 3. Normal or only mildly reduced LVEF and LV not dilated 4. Relevant structural heart disease (LV hypertrophy/LA enlargement) and/or diastolic dysfunction
ESC Guidelines 2012
New York Heart Association functional classification based on severity of symptoms and physical activity
ESC Guidelines 2012
Etiologie van hartfalen 1. Ischemisch: coronaire hartziekten 2. Hypertensie 3. Kleplijden 4. Cardiomyopathieën 5. Hartritme- en geleidingsstoornissen 6. Overige
7
Coronaire hartziekten (panel A, infarct), linker ventrikelhypertrofie en dilatatie (Panel B)
Jessup, M. etM. al. Net Engl 2003;348:2007-2018 Jessup, al.J Med N Engl J Med 2003;348:2007-2018
Globale pathofysiologie van hartfalen
Krum H, Abraham WT. The Lancet 2009;373: 941-955
Hypertensie kan leiden tot hartfalen
8
Interactie atriumfibrilleren (AF) en hartfalen (HF)
Anter E, et al. Circulation 2009
Klassieke indeling van cardiomyopathieën 1. Gedilateerde CM 2. Hypertrofische CM 3. Restrictieve CM 4. Overige
Nieuwe indeling van primaire cardiomyopathieën 1. Genetisch bepaald 2. Verworven 3. Gemengd
9
Overzicht diagnostiek
De diagnose HARTFALEN 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8.
KLACHTEN ONDERLIGGENDE HARTZIEKTE LICHAMELIJK ONDERZOEK ELECTROCARDIOGRAM: ECG RONTGENFOTO LAB. onderzoek ECHOGRAFIE INSPANNINGSTEST
10
Diagnostiek ■ ECG: tekenen oud myocardinfarct, ritmestoornissen, LVH, ST-T afwijkingen passend bij ischemie ■ X-thorax: pulmonale/intrathoracale pathologie zoals pneumonie, COPD of longmaligniteit, cardiothoracale ratio (CTR) ■ Echocardiografie: LV-ejectiefractie, bewegingspatroon, volumina, wanddikte, kleppen, vullingsdynamiek, ”cardiac output” ■ Detectie van cardiale ischemie: bij verdenking op een ischemische oorzaak van hartfalen
Diagnostics in all heart failure patients Echocardiography ECG LAB hematology and chemistry Class of recommendation I (level of evidence C) Chest X-ray Measurement of natriuretic peptide (BNP, NT-proBNP, or MR-proANP) should be considered to: (i) Exclude alternative causes of dyspnoea (ii)Obtain prognostic information Class of recommendation IIa (level of evidence C)
ESC Guidelines 2012
Classes of recommendations
ESC Guidelines 2012
11
Levels of evidence
ESC Guidelines 2012
Patients with suspected heart failure—alternative ‘echocardiography first’ (blue) or ‘natriuretic peptide first’ (red) diagnostic approaches
Authors/Task Force Members et al. Eur Heart J 2012;33:1787-1847
(NT-pro)BNP in ESC / NVVC richtlijn 2012
Nieuw ontstaan hartfalen 1. Acuut:
NT-proBNP > 300 pg/mL (35 pmol/L) BNP > 100 pg/mL (35 pmol/L)
2. Geleidelijk: NT-proBNP > 125 pg/mL (15 pmol/L) BNP > 35 pg/mL (10 pmol/L)
12
m
nd n
n 12
2
6
m
m
nd
nd
n
k ee w
da 12
op na m
1
ge n
1600 1400 1200 1000 800 600 400 200 0 e
NT-proBNP (pmol/l)
NT-proBNP (pmol/l) bij opname (acuut hartfalen) en in beloop
Tijd
Phenotypic definition of the HF patient
Januzzi JL. JACC 2013;61:507-9
Wat is nieuw in de diagnostiek ?
■ Circulerende biomarkers in alle stadia hartfalen: (NT-pro)BNP, troponine (bij acuut HF) ■ Beeldvorming: echo/Doppler, CT, MRI, PET, SPECT, integratie ■ Genetica, DNA-diagnostiek ■ Personalized medicine
13
Biomarkers bij hartfalen 1. Brein natriuretische peptiden: 2. (High sensitive) cardiale
BNP en NT-proBNP
troponine (T en I)
3. In gevorderd stadium van onderzoek zijn: ■ MR-proANP, MR-proADM, e.a. ■ ST2, interleukines, galactine-3 ■ Groeifactoren, GDF-15, e.a. ■ Nierschade merkstoffen; UAE, NGAL, KIM1, e.a.
BNP and NT-proBNP in cardiovascular disease Gerard C.M. Linssen
Promotores Prof. dr. D.J. van Veldhuisen, Prof. dr. J.L. Hillege Prof. dr. A.A. Voors, Prof. dr. T. Jaarsma University Medical Center Groningen, The Netherlands 28 November 2011
14
Contents •
Introduction
•
BNP and NT-proBNP in patients with heart failure (HF) – Direct comparison of their prognostic value – Reduced versus preserved LVEF – Association with atrial fibrillation (AF) and outcome
•
Urinary excretion of NT-proBNP in HF
•
Conclusions and implications
Biomarkers in cardiovascular medicine
Morrow DA, et al. Circulation 2007;115:949-952
Cardiomyocyte-stretch induces intracellular proBNP production, cleavage and release of BNP and NT-proBNP into the circulation Cardiomyocyte
Peripheral circulation Lam CSP, et al. JACC 2007;49:1193-1202
15
The endogenous natriuretic peptide system exerts compensatory actions
Dries DL. Circulation Heart Failure 2011;4:107-10
(NT-pro)BNP als leidraad om medicatie bij hartfalen optimaal in te stellen
Causes for Elevated Natriuretic Peptide Levels Cardiac • Heart failure, including RV syndromes • Acute coronary syndrome • Heart muscle disease, including LVH • Valvular heart disease • Pericardial disease • Atrial fibrillation • Myocarditis • Cardiac surgery • Cardioversion
Noncardiac • Advancing age • Anemia • Renal failure • Pulmonary causes: obstructive sleep apnea, severe pneumonia, pulmonary hypertension • Critical illness • Bacterial sepsis • Severe burns • Toxic-metabolic insults, including cancer chemotherapy and envenomation
16
Stijging van (NT-pro)BNP in de hartfalenpoli Heeft de patiënt meer klachten ? ….. Is er sprake van toename vullingsdrukken in het hart ? Verslechtering hartfalen ? Compliance ? Andere oorzaken ?
Biological variation of BNP and NT-proBNP in patients with stable chronic heart failure during day-time
N=43 22M, 21F 20-86 yrs NYHA I-III
Bruins S, et al. Clin Chem 2004;50:5052-8
Biological variation of BNP and NT-proBNP in patients with stable chronic heart failure, week-to-week
Bruins S, et al. Clin Chem 2004;50:5052-8
17
Mogelijke toepassing van (NT-pro)BNP tijdens follow-up van chronisch hartfalen
Meer klachten BNP < 25% gestegen
Gewicht + 2kg
Geen toename Kg
Klinisch besluit
BNP 25-50% gestegen
Gewicht + 2kg
Andere testen
BNP > 50% gestegen
Geen toename Kg
Diuretica
Diuretica
Klinisch besluit
Naar: Maisel A, et al. Eur. J. Heart Fail. 2008
BNP and NT-proBNP in patients with heart failure (HF)
1. Direct comparison of their prognostic value 2. HF with reduced versus preserved LVEF 3. Association with atrial fibrillation (AF) and outcome
BNP and NT-proBNP in heart failure METHODS •
Randomized, controlled study of a disease-management program in heart failure (COACH) in 17 Dutch centers
•
1023 patients admitted for acute HF
•
Mean age 71 years, 38% females
•
50% in NYHA III or IV
•
Mean LVEF 34%
•
Mean eGFR 56 mL/min/1.73m2
•
Plasma BNP (Triage®, Biosite Inc.) and NT-proBNP (Elecsys proBNP®, Roche)
•
Fixed follow-up of 18 months
•
40% of patients reached primary endpoint (HF rehospitalization or death)
Jaarsma T, et al. Arch Intern Med 2008;168;316-324
18
COACH study in 17 centers
Jaarsma T, et al. Arch Intern Med 2008;168;316-324
Multivariable adjusted probability of outcome according to the BNP and NT-proBNP level at hospital discharge, baseline (n=563) 1.0
1.0 Event free Hospitalization for heart failure Death
0.8
0.6
Probability
0.6
0.4
0.2
0.4
0.2
0.0
0.0
10.0
33.0
100.0
333.0
1000.0
3333.0
10
BNP (pg/ml)
33
100
333
1000
3333
10000
33333
NT-ProBNP (pg/ml)
Linssen, Jaarsma, Hillege, Voors, van Veldhuisen. Thesis 2011
0.25
Sensitivity 0.50
0.75
1.00
BNP and NT-proBNP: predictors of primary outcome (multivariable adjusted)
BNP ROC area: 0.69 NT-proBNP ROC area: 0.68 Reference
0.00
Probability
Event free Hospitalization for heart failure Death
0.8
0.00
0.25
0.50 1-Specificity
0.75
1.00
Linssen, Jaarsma, Hillege, Voors, van Veldhuisen. Thesis 2011
19
Distribution of BNP in 5 LVEF groups (Total no. HF patients=615)
Van Veldhuisen, Linssen, Jaarsma, van Gilst, Hoes, Tijssen, Paulus, Voors, Hillege. JACC 2013;61:1498-506
Association between LVEF and BNP, and risk of primary endpoint of all-cause mortality and HF hospitalization
Van Veldhuisen, Linssen, Jaarsma, van Gilst, Hoes, Tijssen, Paulus, Voors, Hillege. JACC 2013;61:1498-506
BNP and primary endpoint in LVEF <40% and >40% (n=460 and 155 resp.)
Van Veldhuisen, Linssen, Jaarsma, van Gilst, Hoes, Tijssen, Paulus, Voors, Hillege. JACC 2013;61:1498-506
20
Risk estimates of LVEF and outcome for levels of BNP
Van Veldhuisen, Linssen, Jaarsma, van Gilst, Hoes, Tijssen, Paulus, Voors, Hillege. JACC 2013;61:1498-506
Risk estimates of LVEF and outcome for levels of BNP
Van Veldhuisen, Linssen, Jaarsma, van Gilst, Hoes, Tijssen, Paulus, Voors, Hillege. JACC 2013;61:1498-506
Burden of atrial fibrillation in heart failure patients with preserved vs. those with reduced left ventricular ejection fraction 927 subjects, included at hospital discharge after decompensated HF Reduced LV systolic function: LVEF < 40% (HF-REF) Preserved LV systolic function: LVEF > 40% (HF-PEF) Heart rhythm on the ECG at hospital discharge: AF(AFlut) vs SR Analysis of primary endpoint at 18 months
Linssen, Rienstra, Jaarsma, Voors, van Gelder, Hillege, and van Veldhuisen. Eur J Heart Fail 2011;13:1111-20.
21
In HF-PEF patients: AF is associated with higher NT-proBNP levels and is independently related to death or HF hospitalization
SR AF in 40% of 304 HF-PEF patients
AF
P logrank = 0.045 Multivariable hazard ratio = 1.49 (95%CI 1.04-2.14; P = 0.03)
Linssen, Rienstra, Jaarsma, Voors, van Gelder, Hillege, and van Veldhuisen. Eur J Heart Fail 2011;13:1111-20
Cardiorenal physiology in heart failure
Cardiorenal physiology in heart failure PURPOSE
To investigate renal handling and urinary excretion of NT-proBNP in patients with chronic heart failure
Linssen, Damman, Hillege, Navis, van Veldhuisen, Voors. Circulation 2009;120:35-41
22
Cardiorenal physiology in heart failure: urinary excretion of NT-proBNP METHODS •
94 patients, stable chronic heart failure (CHF)
•
Aged > 18 years
•
LVEF < 45 %
•
All patients on ACE-i and/or ARB
•
20 age and gender balanced, healthy control subjects
Linssen, Damman, Hillege, Navis, van Veldhuisen, Voors. Circulation 2009;120:35-41
Cardiorenal physiology in heart failure: urinary excretion of NT-proBNP METHODS (cont’d) In CHF patients and in control subjects: Estimated GFR (eGFR) by sMDRD formula Urinary NT-proBNP in 24-h urine collections In CHF patients: True glomerular filtration rate (GFR) and effective renal plasma flow (ERPF) by clearance of 125I-iothalamate
and 131I-Hippuran
Cardiorenal physiology in heart failure: urinary excretion of NT-proBNP METHODS (cont’d): calculations •
Excretion of NT-proBNP: (urinary conc * total urinary volume) / plasma NT-proBNP
•
Fractional NT-proBNP excretion: NT-proBNP excretion / eGFR * 100%
23
Urinary NT-proBNP concentration in heart failure patients vs control subjects
Linssen, Damman, Hillege, Navis, van Veldhuisen, Voors. Circulation 2009;120:35-41
Relationship between estimated GFR stratified according to the Kidney Disease Outcome Quality Initiative guidelines and NT-proBNP excretion in control subjects vs CHF patients
Linssen, Damman, Hillege, Navis, van Veldhuisen, Voors. Circulation 2009;120:35-41
Relationship between ERPF and fractional NT-proBNP excretion in CHF patients
Linssen, Damman, Hillege, Navis, van Veldhuisen, Voors. Circulation 2009;120:35-41
24
Conclusions 1. Urinary excretion of NT-proBNP is reduced in HF, independent of GFR, but associated with renal hypoperfusion. 2. Elevated levels of NT-proBNP in HF are related not only to increased production but also to decreased renal excretion
Conclusions from COACH – BNP analyses 3. In heart failure, BNP and NT-proBNP are equally strong and independent predictors of death and HF rehospitalization 4. BNP levels are lower in HF patients with preserved LVEF, however for a given BNP the prognosis is similar 5. In HF-PEF: atrial fibrillation is associated with NT-proBNP and outcome
Implications and perspectives 1. In HF patients with relatively preserved systolic function HF-PEF): increments of BNP/NT-proBNP and presence of AF, are biological signals of adverse outcome and warrant close surveillance in management programs. Also important for design of trials. 2. Altered cardiorenal physiology in heart failure is relevant for (future) medical therapy 3. Individualized biomarker-strategies and improving adherence to HF guidelines will be beneficial for delivery of care and outcome
25
Schematic representation of the cardiac myofibrillar thin filament
Agewall S et al. Eur Heart J 2011;32:404-411
Cardiale troponine: diagnost. test (T en I) Gevoelige en specifieke marker myocardschade Niet specifiek voor acute coronaire syndromen Cardiale en niet-cardiale oorzaken Bij eenmalige schade stijgt troponine binnen enkele uren en blijft circa 2 weken verhoogd NB: chronische verhoging bij hart- en nierfalen
Selected causes of troponin release in heart failure syndromes
Januzzi J L et al. Eur Heart J 2012;33:2265-2271
26
Troponin elevation in patients with heart failure: on behalf of the third Universal Definition of Myocardial Infarction Global Task Force: Heart Failure Section, 2012 Troponins should be interpreted within the context of the specific clinical presentation in which they are measured. In patients with HF, there are numerous causes for circulating troponin above the 99th percentile, including coronary and non-coronary mechanisms.
Update
- conclusies
HF is not a single disease, per se, but a manifestation of different cardiac and non-cardiac co-morbidities; The reason and the significance of troponin concentrations in a patient with HF will depend on a number of issues: underlying cause of HF (e.g. coronary artery disease), initiating mechanism (e.g. arrhythmia), and potential amplifying mechanism(s) (e.g. renal dysfunction)
European Society of Cardiology (ESC) sept. 2012
Overzicht therapie
27
Doelen van de behandeling 1. Reduceren van mortaliteit 2. Reduceren van het risico op ziekenhuisopname voor hartfalen 3. Verminderen van klachten 4. Verhogen van de kwaliteit van leven
Overzicht therapie ACUUT HARTFALEN
Management of acutely decompensated heart failure
28
Two-Minute Assessment of Hemodynamic Profile Diagram indicating 2 × 2 table of hemodynamic profiles for patients presenting with heart failure.
Nohria, A. et al. JAMA 2002;287:628-640
Copyright restrictions may apply.
Initial assessment of patient with suspected acute heart failure
Authors/Task Force Members et al. Eur Heart J 2012;33:1787-1847
Algorithm for management of acute pulmonary oedema/congestion
Authors/Task Force Members et al. Eur Heart J 2012;33:1787-1847
29
Algorithm for management of acute pulmonary oedema/congestion (cont’d)
Authors/Task Force Members et al. Eur Heart J 2012;33:1787-1847
Overzicht therapie CHRONISCH HARTFALEN
Spectrum of primary targets of (chronic) heart failure therapy
Jessup, M. et al. N Engl J Med 2003;348:2007-2018 Jessup, M. et al. N Engl J Med 2003;348:2007-2018
30
Systolisch versus diastolisch hartfalen 1. Bewezen behandelstrategieën (medicatie en ‘devices’) bij systolisch hartfalen 2. Weinig bewezen behandelingen van diastolisch hartfalen, geadviseerd: diuretica, behandeling van hypertensie, doorgemaakt infarct behandelen volgens richtlijnen, adequate frequentiecontrole bij acuut hartfalen
JACC 2012
Cumulative benefit of polypharmacy in mild to moderate systolic heart failure
McMurray, J. et al. ESC Textbook of Cardiovascular Medicine 2009
Copyright restrictions may apply.
31
Cumulative benefit of polypharmacy (and cardiac resynchronization therapy) in severe systolic heart failure
McMurray, J. et al. ESC Textbook of Cardiovascular Medicine 2009
Copyright restrictions may apply.
Medicamenteuze therapie van systolisch HF ■ Evidence based medicine: opbouwen en optimaliseren • Bèta-blokker • ACE-remmer (of ARB of beide) • Aldosterone-antagonist • Ivabradine (ESC 2012) • Digoxine bij boezemfibrilleren • Nitraten (i.c.m. hydralazine) i.g.v. Afrikaanse afkomst ■ Gebruikelijk, maar niet bewezen • Diuretica • Calciumantagonisten • Statines • Antistolling
Treatment options for patients with chronic systolic heart failure (NYHA II–IV)
Authors/Task Force Members et al. Eur Heart J 2012;33:1787-1847
32
Treatment options for patients with chronic systolic heart failure (NYHA II–IV)
Authors/Task Force Members et al. Eur Heart J 2012;33:1787-1847
Treatment options for patients with chronic systolic heart failure (NYHA II–IV) , cont’d
Authors/Task Force Members et al. Eur Heart J 2012;33:1787-1847
Mineralocorticoid receptor antagonist (MRA) An MRA is recommended for all patients with persisting symptoms (NYHA class II–IV) and an EF ≤35%, despite treatment with an ACE inhibitor (or an ARB if an ACE inhibitor is not tolerated) and a beta-blocker, to reduce the risk of HF hospitalization and the risk of premature death. Class I, level A RALES trial: Spironolactone, start 25 mg o.d., target 25-50 mg o.d EMPHASIS-HF trial: Eplerenone, start 25 mg o.d., target 50 mg o.d.
ESC Guidelines 2012
33
Ivabradine, up to 7.5 mg b.id. (in SHIFT and Beautiful) Should be considered to reduce the risk of HF hospitalization in patients in sinus rhythm with an EF ≤35%, a heart rate remaining ≥70 b.p.m., and persisting symptoms (NYHA class II–IV) despite treatment with an evidence-based dose of beta-blocker (or maximum tolerated dose below that), ACE inhibitor (or ARB), and an MRA (or ARB).
Class IIa, level B May be considered to reduce the risk of HF hospitalization in patients in sinus rhythm with an EF ≤35% and a heart rate ≥70 b.p.m. who are unable to tolerate a beta-blocker. Patients should also receive an ACE inhibitor (or ARB) and an MRA (or ARB).
Class IIb, level C
ESC Guidelines 2012
Stages, Phenotypes and Treatment of HF
34
Methode - Inclusiecriteria Opname in ziekenhuis met gedecompenseerd, hartfalen, volgens diagnostische criteria ESC NT-proBNP levels bij opname min. 200 pmol/l (1700 pg/ml)
PRIMA studie; primaire resultaten
685
664
Mortaliteit: NT-proBNP: n=46 (26.5%) Kliniek: n=57 (33.3%) niet significant
35
(NT-pro)BNP geleide behandeling Kleine, heterogene studies In meta-analyse: minder sterfte en opnames
Vooral bij HF ptn<75 jaar: betere instelling en therapietrouw medicatie, minder intoleranties; meer ICD/CRT; én minder co-morbiditeit dan bij ouderen
Overzicht therapie HF-PEF Hartfalen met relatief behouden LVEF (>40, 45, 50%...)
Previous randomized clinical trials in heart failure with preserved ejection fraction (HFpEF): Summary of the hazards ratios (95% CI) for the primary outcome measure of the large randomized placebo-controlled clinical trials in HFpEF to date.
irbesartan perindopril candesartan
nebivolol digoxine
Redfield M M et al. Circ Heart Fail 2012;5:653-659
Copyright © American Heart Association
36
Recommendations for controlling the ventricular rate in patients with heart failure and persistent/permanent atrial fibrillation and no evidence of acute decompensation*
Authors/Task Force Members et al. Eur Heart J 2012;33:1787-1847
Treatment of HFpEF Recommendations Systolic and diastolic blood pressure should be controlled according to published clinical practice guidelines Diuretics should be used for relief of symptoms due to volume overload Coronary revascularization for patients with CAD in whom angina or demonstrable myocardial ischemia is present despite GDMT Management of AF according to published clinical practice guidelines for HFpEF to improve symptomatic HF Use of beta-blocking agents, ACE inhibitors, and ARBs for hypertension in HFpEF ARBs might be considered to decrease hospitalizations in HFpEF Nutritional supplementation is not recommended in HFpEF
COR
LOE
I
B
I
C
IIa
IIa
C
C
IIa
C
IIb
B
III: No Benefit
C
Geavanceerde behandeling van hartfalen Op indicatie, na aanvullend onderzoek: ■ ■ ■ ■ ■
Percutane catheterinterventies (PCI) Chirurgie: omleidingen, hartklep ... Pacemaker / defibrillator Mechanische ondersteuning Harttransplantatie
37
Indicaties voor ICD en CRT bij LV systolische dysfunctie en hartfalen
ESC/NVVC 2012 en AHA/ACCF 2013 richtlijnen
Indicaties voor ICD en CRT Algemene overwegingen: 1. 2. 3. 4. 5.
Doel van de therapie bij individuele patiënt Karakteristieken van de patiënt Belangrijke co-morbiditeit Optimale medische therapie ingesteld Volgen van richtlijnen vs gemotiveerd afwijken
38
The elements of cardiac dyssynchrony
Definities ICD: Implanteerbare Cardioverter Defibrillator (interne cardiale defibrillator) CRT: Cardiale Resynchronisatie Therapie CRT-P: CRT-D:
CRT met pacemakerfunctie CRT met defibrillatorfunctie (biventriculaire ICD)
Indications for CRT Therapy
39
Indicaties ICD bij LV systolische dysfunctie Secundaire preventie: 1. Eerder gereanimeerde hartstilstand (VT / VF) of hemodynamisch onstabiele VT of met syncope 2. LVEF < 40% 3. Optimale medische therapie ingesteld 4. Levensverwachting meer dan één jaar (met goede functionele status)
Indicaties ICD bij LV systolische dysfunctie Primaire preventie ingeval van infarct: (ter sterftereductie) 1. > 40 dagen na acute fase van myocardinfarct 2. LVEF < 35% 3. NYHA functionele klasse II of III 4. Optimale medische therapie ingesteld 5. Levensverwachting meer dan één jaar (met goede functionele status)
Indicaties ICD bij LV systolische dysfunctie Primaire preventie bij niet-ischemische cardiomyopathie: (ter sterftereductie) 1. LVEF < 35% 2. NYHA functionele klasse II of III 3. Optimale medische therapie ingesteld 4. Levensverwachting meer dan één jaar (met goede functionele status)
40
Indicaties CRT-P of CRT-D bij hartfalen Ter reductie van mortaliteit en morbiditeit: 1. NYHA functionele klasse III of IV 2. Optimale medische therapie ingesteld 3. LVEF < 35% 4. QRS-breedte > 120 msec. 5. In sinusritme 6. NYHA IV patiënten dienen ambulant te zijn 7. Ingeval CRT-D: levensverwachting > 1 jaar
CRT(bij voorkeur-D) bij hartfalen NYHA II Ter reductie van morbiditeit: 1. 2. 3. 4.
Optimale medische therapie ingesteld LVEF < 35% QRS-breedte > 150 msec. In sinusritme
CRT(-D/P) bij hartfalen en permanent AFib Ter reductie van morbiditeit: 1. Optimale medische therapie ingesteld 2. LVEF < 35% 3. QRS-breedte > 130 msec. 4a. Na His-ablatie, pacemakerafhankelijk 4b. Trage ventrikelfrequentie en veel pacing
41
CRT(-D/P) en pacemaker nodig Ter reductie van morbiditeit: 1. NYHA klasse III of IV 2. Optimale medische therapie ingesteld 3. LVEF < 35% 4. QRS-breedte > 120 msec. Dient ter overweging ingeval QRS < 120 msec. Eventueel bij NYHA klasse II en QRS < 120 msec. N.B.: RV-pacing induceert dyssynchronie
Prognose: multifactorieel
Slechte prognose van hartfalen ■ Demografie: hoge leeftijd, ischemie, eerdere opname, status na reanimatie ■ Co-morbiditeit: diabetes, COPD, depressie, anemie ■ Klinisch: hypotensie, NYHA III en IV, nierfalen, aortaklepstenose, crepiteren over longen, lage BMI, slaapapneu e.a. ■ Electrofysiologisch: tachycardie, path. Q’s, breed QRS, LVH, complexe ventriculaire aritmie, AFib, e.a. ■ Bij inspanning: verminderd belastbaar, lage VO2-max. ■ LAB: hoge (NT-pro)BNP, hyponatriëmie, verhoogd troponine, e.a. ■ Beeldvorming: lage LVEF, wijde LV, hoge vullingsdrukken
42
Hartfalen in Europa, een recente survey EURObservational Research Programme: The Heart Failure Pilot Survey (ESC-HF Pilot) Eenvoudige risicostratificatie en medicatie rond ziekenhuisopname wegens (acuut) hartfalen
Maggioni AP, et al. Eur J Heart Fail 2010;12:1076-1084
EURObservational Research Programme: The Heart Failure Pilot Survey (ESC-HF Pilot) Number of centres and patients stratified by (i) areas of recruitment and (ii) type of patients: inpatients with acute heart failure or outpatients with chronic heart failure.
Maggioni A P et al. Eur J Heart Fail 2010;12:1076-1084 Published on behalf of the European Society of Cardiology. All rights reserved. © The Author 2010. For permissions please email:
[email protected].
(A) Stratification of in-hospital patients according to the profiles of the ESC guidelines.
Maggioni A P et al. Eur J Heart Fail 2010;12:1076-1084 Published on behalf of the European Society of Cardiology. All rights reserved. © The Author 2010. For permissions please email:
[email protected].
43
Rate of use of pharmacological treatments before, during hospital admission, and at discharge.
Maggioni A P et al. Eur J Heart Fail 2010;12:1076-1084 Published on behalf of the European Society of Cardiology. All rights reserved. © The Author 2010. For permissions please email:
[email protected].
All-cause in-hospital mortality by the presence of risk factors (low blood pressure, advanced age, and renal dysfunction).
Maggioni A P et al. Eur J Heart Fail 2010;12:1076-1084 Published on behalf of the European Society of Cardiology. All rights reserved. © The Author 2010. For permissions please email:
[email protected].
Beloop van hartfalen op individueel niveau is grillig, moeilijk voorspelbaar en wordt gekenmerkt door acute, intermitterende decompensaties, die de prognose verslechteren
44
Clinical course of heart failure with associated therapies
Allen LA, et al. Circulation 2012 (April 17)
European Society of Cardiology Criteria for Advanced Chronic Heart Failure 1. Moderate to severe symptoms of dyspnea and/or fatigue at rest or with minimal exertion (NYHA functional class III or IV) 2. Episodes of fluid retention and/or reduced cardiac output 3. Objective evidence of severe cardiac dysfunction demonstrated by at least 1 of the following: ■
Left ventricular ejection fraction <30%
■
Pseudonormal or restrictive mitral inflow pattern by Doppler
■
High left and/or right ventricular filling pressures, or
■
Elevated B-type natriuretic peptide
4. Severe impairment of functional capacity as demonstrated by either inability to exercise, 6-min walk distance <300 m, or peak oxygen uptake <12 to 14 mL/g/min 5. History of at least 1 hospitalization in the past 6 months 6. Characteristics should be present despite optimal medical therapy
NYHA indicates New York Heart Association
Metra et al. 2007. Eur J Heart Fail. 2007;9:684–694.
Transmurale zorg (ESC richtlijn)
45
Multiple domains affecting individual patients
Allen LA, et al. Circulation 2012 (17 April), adapted from Spilker B, ed. Quality of Life and Pharmacoeconomics in Clinical Trials. 2nd ed. Philadelphia, PA; 1996.
Hartfalenzorgprogramma (NVVC) ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■ ■
Multidisciplinair team, in vroeg stadium actief Gespecialiseerde verpleegkundigen, hartfalenpolikliniek Voorlichting, begeleiding, advies, coördinatie van de zorg Laagdrempelig, goed bereikbaar Bevorderen zelfzorg en therapietrouw Betrekken partner, naasten Samenwerking eerste en tweede lijn; ketenzorg Aandacht voor palliatieve zorg zonodig Eventueel telemonitoring
HERSTELPROGRAMMA HARTFALEN Initiatief van cardiologen, hartfalenverpleegkundigen, ZGT lijn 1-2, transferbureau, huisartsen, ZorgAccent (De Koppel, Almelo) en Menzis Zorgverzekeraar N.V. Ondersteund door management en ZGT Academie Gestart op verpleegafdeling Cardiologie in locatie Almelo, in december 2012, op termijn ZGT breed Kenmerken: transmuraal, anderhalf lijnszorg Projectgroep Ketenzorg Hartfalen Duopresentatie door cardioloog en verpleegkundig specialist
46
Doel verbeteridee Kwaliteit, veiligheid en doelmatigheid van zorgproces (transmuraal, ketenzorg) voor patiënten met (matig-) ernstig chronisch hartfalen te verbeteren, middels: Aansluitend op ziekenhuisopname voor ontregeld hartfalen, naar verzorgingshuis als brugperiode naar eigen woonomgeving
Doel op patiëntniveau Aansterken in rustige, professionele omgeving, met extra aandacht voor omgaan met hartfalen, vergroten zelfzorg, verbeteren conditie en reductie van angst en depressie in periode van max. 10 dagen Veilig terug keren naar eigen omgeving Minder kans op ontregeling en ziekenhuisheropname
Wat gedaan? Brede, transmurale (1e & 2e lijn) projectgroep: procesgestuurde zorg ontworpen voor de doelgroep scholing van verzorgenden, diëtisten, fysiotherapeuten prospectieve risico inventarisatie van het zorgproject taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden team bewezen (gevalideerde) meetinstrumenten ingevoerd evaluatie van periodieke metingen bijsturen op niveau van zorg en van patiënt
47
Hoe aangepakt? Streven naar transmurale zorg op maat Spilfunctie van hartfalenverpleegkundige en huisarts Aandacht voor scholing, communicatie en overdracht van patiënt van het ziekenhuis naar verzorgingshuis De Koppel Werkafspraken verpleegafdeling, hartfalenverpleegkundige, cardioloog, huisarts, verzorgenden Multidisciplinair overleg in het verzorgingshuis Follow-up: 2 weken na ontslag uit De Koppel Ingevoerd in ZGT kwaliteitsysteem
Woonzorgcentrum De Koppel in Almelo
Resultaat 1. 2. 3. 4.
Breed gedragen zorgverbetering Recent gestart; positieve ervaringen van patiënten Toepassing van bewezen meetinstrumenten Gebleken haalbaarheid van transmurale zorg bij categorie van hoog-complexe, chronische patiënten 5. Samenwerking ziekenhuis – eerste lijn is effectief 6. Biedt mogelijkheden voor onderzoek en opleiding (STZ) 7. “Who cares, who benefits, we all do!”
48
Conclusies 1. Verbetering van transmurale Hartfalenzorg 2. Stimulerend teamproces 3. Voorbeeldfunctie, bovenregionale uitstraling
Hartfalenprogramma
tKennis tHouding tVaardigheden tBehandeling Coördinatie zorg
tZelfzorggedrag Adequate hulpverzoek tTherapietrouw uSymptomen tFunctioneren uHeropname tTevredenheid
Bron: Prof. Tiny Jaarsma, e.a.
Kwaliteit van leven Overleving Kosten
Ontwikkelingen en toekomst
49
De hartfalenzorg in de toekomst (1)
• • •
Input van klinische genetica / genomics Preventie van hartfalen op de voorgrond Betere diagnostiek breed toegepast: biomarkers en geavanceerde beeldvorming (gated-SPECT, MRI, PET): ”one-stop-shop”
De hartfalenzorg in de toekomst (2)
• • •
Ontwikkeling van nieuwe medicijnen
•
Individuele zorgplannen; rol van telemonitor
Stamceltherapie (uit eigen beenmerg) Betere behandeling van co-morbiditeit: hypertensie, diabetes mellitus, obesitas, OSAS, COPD, nierinsufficiëntie en anemie (met rH-EPO en ijzer), cachexie, jicht, e.a.
Evaluatie van educatiemodule
50
Educatiemodules Hartfalen: Evidence-based practice in 2013 Leerdoelen: 1. Kennis en inzicht vergroten in achtergronden van het hartfalensyndroom 2. Overzicht van praktijkrichtlijnen en actuele ontwikkelingen 3. Inzicht in de rol van zorgprofessionals en multidisciplinaire team voor optimale hartfalenzorg in de eerste en de tweede lijn
Educatiemodules Hartfalen: Evidence-based practice in 2013 Take-home-messages: 1. Bij de diagnostiek horen ECG, (NT-pro)BNP bepaling en echocardiografie, ook in de eerste lijn 2. Optimale instelling van medicatie vermindert symptomen en verbetert de levensverwachting 3. Aandacht voor oorzakelijke behandeling van hartfalen, zoals catheterinterventies en chirurgie 4. Indicatiestelling voor CRT-D en ICD volgens richtlijnen, rekening houdend met kenmerken, wensen en verwachtingen van patiënt 5. Tijdens follow-up, regelmatig therapie evalueren en zonodig palliatieve zorg tijdig bespreken en starten 6. Hartfalenzorg is teamwerk
Up-to-date richtlijnen en implementatie in hartfalenzorgprogramma’s is essentieel !
Volg o.a.:
www.nvvc.nl en www.escardio.org
51
Vragen en discussie
Afsluitende toetsvragen
Toetsvragen module 1: juist of onjuist ? (1) 1. De prevalentie van hartfalen in Nederland is > 100.000 personen. 2. Boven de 75 jaar zijn er meer mannen dan vrouwen met hartfalen. 3. De multidisciplinaire richtlijn stelt dat meestal echocardiografie nodig is in de diagnostiek van hartfalen, ook in de eerste lijn. 4. De diagnose berust op symptomen, onderzoekbevindingen en objectief bewijs van hartafwijking(en). 5. Coronaire hartziekte is de meest vóórkomende onderliggende oorzaak van diastolisch hartfalen. 6. De 5-jaarsoverleving van hartfalen is ongeveer 70%. 7. Diastolisch hartfalen is per definitie, met (relatief) behouden LVEF. 8. ACE-remmers en ARB’s verlagen de mortaliteit van diastolisch HF. 9. Er is overtuigend bewijs voor toepassing van calciumantagonisten bij chronisch hartfalen. 10.Boezemfibrilleren kan leiden tot tachy-cardiomyopathie.
52
Toetsvragen module 1: juist of onjuist ? (2) 11. Verlies van de atriale systole verhoogt de cardiac output bij patiënten met boezemfibrilleren 12. Het lang-QT-syndroom is een genetisch bepaalde ionkanaalstoornis. 13. Een lage VO2-max. impliceert een gunstige prognose. 14. Zowel (NT-pro)BNP als troponine zijn prognostische markers bij patiënten met acuut hartfalen. 15. In de circulatie is tevens proBNP aanwezig. 16. De afkapwaarden in de Ned. Richtlijn voor (NT-pro)BNP zijn bij acuut ontstaan hartfalen hoger dan bij geleidelijk ontstaan. 17. Bij acuut hartfalen is de combinatie: hoge bloeddruk, hoge leeftijd en nierinsufficiëntie, een sterke voorspeller van ziekenhuissterfte. 18. Cardiale resynchronisatietherapie verbetert de levensverwachting bij patiënten met matig-ernstig hartfalen. 19. Een lage BMI is prognostisch ongunstig bij hartfalen. 20. Aldosteron-antagonisten zijn alleen geïndiceerd bij NYHA III en IV.
Antwoorden op toetsvragen module 1 1. Juist 2. Onjuist 3. Juist 4. Juist 5. Onjuist 6. Onjuist 7. Juist 8. Onjuist 9. Onjuist 10.Juist
11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20.
Onjuist Juist Onjuist Juist Juist Juist Onjuist Juist Juist Onjuist
Dank voor uw aandacht en inbreng !
53