INHOUDSOPGAVE • • • •
Docentenhandleiding Europa is dichterbij dan je denkt Groot en sterk dankzij Europa Uit Europa: Gezond, lekker, veilig en beschermd • Vanwege het milieu • Natuurbehoud zonder grenzen • Eensgezind in dierenwelzijn
2 4 8 D E C E M B E R
14 19 25 30
2 0 0 8
Hé, Europa?! Lesproject over Europa en de Nederlandse land- en tuinbouw
Docentenhandleiding Grenzen passeren zonder paspoortcontrole, overal betalen met dezelfde munt: het lijkt zo vanzelfsprekend. Alsof het nooit anders is geweest. De Europese Unie heeft - merkbaar en onopgemerkt - een grote invloed op het leven van dag tot dag. Wie goed kijkt, ontdekt steeds meer ‘Europa’ om zich heen. Begin bij de winkelier, de bakker, de groenteman en de slager. ‘Europa’ ligt in de winkel. Het staat in de schappen en ligt in de vitrine. Zie bijvoorbeeld de E-nummers op het etiket van een potje pindakaas of een pakje frisdrank. Die E-nummers zijn Europees zo afgesproken en in elk land hetzelfde. Wel zo gemakkelijk als je een product uit een ander land koopt en je wilt weten wat er aan toevoegingen in zit.
Land- en tuinbouw in Europa Europa is belangrijk voor Nederland. Nederland is belangrijk voor Europa. Ons land is na Amerika en Frankrijk de belangrijkste exporteur van land- en tuinbouwproducten ter wereld. Het merendeel van die producten wordt geëxporteerd naar andere EU-lidstaten. Dankzij het wegvallen van de Europese binnengrenzen is de in- en uitvoer van goederen en producten er een stuk gemakkelijker op geworden. Maar ook anderszins zijn Nederlandse boeren en tuinders met hun bedrijf verbonden met Europa. De land- en tuinbouw is een sector die vanaf de oprichting van de Europese Gemeenschap in 1957 altijd heel veel met ‘Europa’ te maken heeft. Land- en tuinbouw, de voedselvoorziening, raakt het hart van Europa. Elk land heeft er alle belang bij dat er altijd voldoende voedsel tegen een redelijke prijs beschikbaar is voor de eigen bevolking. Dat moet dus gemeenschappelijk goed geregeld zijn. Naast de ontwikkeling van achtergebleven plattelandsgebieden, is die gegarandeerde voedselvoorziening nog steeds een uitgangspunt van het gemeenschappelijke landbouwbeleid. Daarnaast hebben in het Europese landbouwbeleid in de loop der jaren ook onderwerpen als dierenwelzijn, voedselveiligheid, milieuzorg, duurzame energie en natuurbescherming een steeds apartere rol gekregen. Redenen te over voor de redactie van Het Kleine Loo om in samenwerking met onder meer het ministerie van Buitenlandse Zaken en de Stichting Hart voor het Platteland een themanummer over Europa en de landbouw te maken voor de bovenbouw van het basisonderwijs en de onderbouw van het voortgezet onderwijs.
HET LESPROJECT ‘Hé, Europa?!’ laat de leerlingen zien wat de rol van de EU is bij de voedselproductie, de natuurbescherming, de milieuzorg en het dierenwelzijn in Nederland. Het is een kennismaking met de Nederlandse land- en tuinbouw door Europese ogen. Alle sectoren van de land- en tuinbouw komen erin aan bod. De hierboven genoemde thema’s zijn uitgewerkt in circuitlessen over een onderwerp. De lessen bevatten ‘begrijpend lezen’-vragen, opzoekvragen en doeopdrachten. Het lesonderdeel Europa is dichterbij dan je denkt (pagina 4) is een algemene inleidende lesmodule, waarin wordt uitgelegd waarom Europa belangrijk is en hoe invloedrijk de Europese besluiten zijn op wat in Nederland gebeurt in de land- en tuinbouw. In Groot en sterk dankzij Europa (pagina 8) wordt ingegaan op het thema voedselproductie in Europa en op de rol en betekenis van de eenwording van Europa voor de Nederlandse land- en tuinbouw (wegvallen van binnengrenzen en nationale, handelsbelemmerende regels in de EU, etc.). Land- en tuinbouw is biologie, maar ook ‘economie’. Hoe de Europese marktordening werkt, wordt toegelicht aan de hand van de voorbeelden graan, zuivel en suikerbieten. Ook gaat deze les in op de gevolgen van de liberalisering van de wereldhandel voor landen in en buiten de EU. De lesmodule Uit Europa: Gezond, lekker, veilig en beschermd (pagina 14) gaat over zaken als de kwaliteit van producten, de bescherming van regionale producten, producten die zijn gemaakt met behulp van biotechnologie, BSE en het Europese voedselveiligheidsbeleid. Nederland is op het gebied van de borging van de voedselveiligheid een voorbeeld voor de andere lidstaten. Dat is onder meer het geval bij de kwaliteitsborging van diervoeder.
2
H é , E u ro p a ? ! - D e c e m b e r 2 0 0 8
Vanwege het milieu (pagina 19) gaat in op aspecten als duurzame energie, de productie van biobrandstof, CO2, het Europese beleid op het gebied van gewasbescherming en de bescherming van het milieu. Sommige afspraken die Europees gemaakt worden, zorgen ervoor dat Nederlandse initiatieven een Europees gezicht krijgen.
LESAANPAK ‘Hé, Europa?!’ bestaat uit zes kopieerbare circuitlessen met leerlingenopdrachten, die zijn gegroepeerd rondom een specifiek thema. De nadruk ligt op zelf doen en zelf ontdekken. Verder zijn er ook ‘begrijpend lezen’ lesopdrachten opgenomen. De leerlingenopdrachten kunnen individueel of in groepjes worden gedaan, waarna de antwoorden klassikaal worden besproken. Daarnaast is het ook mogelijk om uit meerdere circuitlessen zelf een eigen circuitles samen te stellen over een specifiek deelonderwerp. Dat kan bijvoorbeeld door onderdelen uit de circuitles over ‘Eensgezind in Dierenwelzijn’ en ‘Uit Europa: Gezond, lekker en veilig’ te kopiëren en te combineren tot een nieuwe circuitles. Zo zijn zonder meer ook lesonderdelen uit ‘Vanwege het milieu’ prima te combineren met ‘Uit Europa...’. Ook andere combinaties zijn mogelijk. Zo is het bijvoorbeeld ook mogelijk een circuitles samen te stellen over het onderwerp diervoeder of een circuitles over zuivel.
In Natuurbehoud zonder grenzen (pagina 25) wordt ingegaan op onder meer de bescherming van de flora en fauna, zoals die is vastgelegd in de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn. Ook de Nederlandse boer en tuinder hebben hiermee in hun bedrijfsvoering te maken. De EU speelt eveneens een stimulerende rol bij de ontwikkeling en de instandhouding van (agrarische) natuur en ontwikkeling van het landschap.
Europaweek op school ‘Hé, Europa?!’ leent zich uitstekend als basis voor een themaweek over Europa, waarin ook andere aspecten van de EU aan bod komen. Dit kan men vervolgens laten uitmonden in een tentoonstelling/presentatie over de EU, waarbij niet alleen Nederland onder de loep wordt genomen, maar waarin ook het leven in andere lidstaten centraal staat.
In Eensgezind in dierenwelzijn (pagina 30) tot slot staat de Europese regelgeving op het gebied van dierenwelzijn (varkens, pluimvee, etc.) en de bestrijding van besmettelijke dierziekten centraal. Evenals de invloed die dat heeft op de Nederlandse veehouderij en de vooraanstaande rol die ons land speelt op het gebied van dierenwelzijn in Europa. De in Europa afgesproken maatregelen die elk land moet nemen om de uitbraak en de verspreiding van een besmettelijke ziekte te voorkomen, werden in ons land al ver voor de oprichting van de EU toegepast.
Meer weten van een bedrijfstak Een andere mogelijkheid is een deelonderwerp uit het lesproject nemen en dit als vertrekpunt gebruiken voor verdere verdieping in een bedrijfstak. Het onderwerp dierenwelzijn kan bijvoorbeeld worden gebruikt als entree voor een nadere kennismaking met de varkenshouderij, de kalverhouderij of de pluimveehouderij. Het onderdeel ‘Groot en sterk dankzij Europa’ biedt goede aanknopingspunten voor verdieping in de akkerbouw en de melkveehouderij. Zo kan het onderdeel over gewasbescherming een mooi vertrekpunt zijn voor een uitgebreide kennismaking met de glastuinbouw en de producten die in kassen worden geteeld. Zie voor aanvullend lesmateriaal en achtergrondinformatie over deelsectoren de achterpagina.
Dit themanummer van Het Kleine Loo is tot stand gekomen dankzij een financiële bijdrage uit het Europafonds van het ministerie van Buitenlandse Zaken, de Stichting Hart voor het Platteland en participanten in Het Kleine Loo.
3
H é , E u ro p a ? ! - D e c e m b e r 2 0 0 8
Europa is dichterbij dan je denkt
Waarschijnlijk sta je er niet zo bij stil, maar als je met vakantie naar een ander land van de Europese Unie gaat, hoef je bij de grens meestal niet te stoppen om je paspoort of identiteitskaart aan de douane te laten zien. Ook hoef je voor bijna geen enkel land nog geld te wisselen (te ‘kopen’) om te kunnen betalen in de munteenheid van dat land. Je kunt overal betalen met een en dezelfde munt: de euro. Dat is wel zo gemakkelijk. Het is inmiddels zo vanzelfsprekend dat je waarschijnlijk nauwelijks nog beseft, dat dit zo is door ‘Europa’ en door de afspraken en regels die de landen van de EU daarover samen hebben gemaakt. Dat doen ze over een heleboel onderwerpen. Nederlandse regels zijn daardoor heel vaak ook ‘Europese’ regels, die ook in de andere EU-landen worden toegepast. Sommige Europese regels moeten eerst door het Nederlandse parlement goedgekeurd worden voor ze rechtsgeldig zijn. Soms moet in ons land eerst een bestaande wet worden aangepast, voordat onze regels overeenkomen met de Europese regels. Steeds meer worden onze wetten zo gelijk aan die in andere EUlanden.
zorgen dat er voor alle inwoners van de Unie voldoende voedsel voorhanden is tegen redelijke prijzen. De EU moet er ook voor zorgen dat boeren en tuinders met de productie van voedsel bovendien een redelijk inkomen kunnen verdienen, zodat ze hun bedrijf kunnen blijven voortzetten, aldus de zes oprichters. De uitgangspunten van toen gelden nog steeds. Ook nu er 27 landen lid zijn van de EU.
Marktordening Met het oog op die Europese doelstellingen zijn er voor sommige agrarische producten Europese regels gemaakt. Zo zijn er bijvoorbeeld regels voor de in- en uitvoer van die producten, voor de hoeveelheid die de boer mag produceren en voor het bedrag dat hij minimaal voor zijn product moet kunnen krijgen, wil hij zijn bedrijf kunnen blijven voortzetten. Dat geheel van Europese regels voor de landbouwproductie wordt ‘marktordening’ genoemd. De marktordeningsregels verschillen per product. De productie van melk en suiker bijvoorbeeld is aan zeer strakke productieregels gebonden. Bij de meeste andere producten is dat niet het geval.
Het belang van landbouw Zoals jij bewust en onbewust met ‘Europa’ te maken hebt, zo hebben ook boeren en tuinders dat. Voor de land- en tuinbouw zijn al vrijwel direct na de oprichting van de EU in 1957 gezamenlijke Europese regels gemaakt. De voedselvoorziening is het allerbelangrijkste in een land. Als dat niet goed geregeld is, lijdt de bevolking honger en ontstaat er onrust. Elk land vindt het bovendien belangrijk dat het voldoende boeren en tuinders heeft die dat voedsel kunnen produceren. Geen enkel land wil voor het voeden van zijn bevolking afhankelijk zijn van de invoer van voedsel uit andere landen, want dan ben je extra kwetsbaar. Elk land heeft dan ook handels- en andere ondersteuningsmaatregelen om de eigen boeren en tuinders te beschermen. De zes oprichters van de EU (Frankrijk, Duitsland, Italië, België, Luxemburg en Nederland) hebben daarom in het Verdrag van Rome (het oprichtingsverdrag) extra afspraken gemaakt over de landbouw. Volgens dat verdrag moet de EU ervoor
De Europese binnenmarkt Nederland is van oudsher een agrarische exportland. Dat was ook al zo, voordat de EU werd opgericht. Driekwart van wat de Nederlandse land- en tuinbouw produceert, wordt uitgevoerd naar andere landen. Grotendeels is dat naar de andere EU-landen. Omdat er dankzij de afspraken die in de EU zijn gemaakt, geen handelsbelemmeringen meer zijn, kunnen wij gemakkelijker naar die landen exporteren. Zo hoeft er bijvoorbeeld geen geld betaald te worden om een product te mogen invoeren. Ook mogen we naar een ander EU-land zo veel uitvoeren als we willen. Wij kunnen daardoor onze producten daar verkopen onder dezelfde voorwaarden als onze con-currenten in dat land. De ‘Europese binnenmarkt’ wordt dit genoemd. Het lidmaatschap van de EU heeft er dan ook voor gezorgd dat de export van Nederlandse land- en tuinbouwproducten sinds de oprichting flink is toegenomen. 4
H é , E u ro p a ? ! - D e c e m b e r 2 0 0 8
OPDRACHT
ZO WORDT EUROPA BESTUURD
DE EU NADER BEKEKEN
De Europese Commissie
Lees de tekst nog eens goed door en beantwoord de volgende vragen: - Waarom vindt een land het belangrijk dat er boeren en tuinders zijn? - Wat wordt bedoeld met ‘marktordening’? - Leg uit welk voordeel Nederland van de Europese binnenmarkt heeft.
De Europese Commissie is een soort ‘dagelijks bestuur’ van de Europese Unie. De Europese Commissie maakt onder andere voorstellen voor nieuwe Europese regelgeving. Ook speelt de Europese Commissie en belangrijke rol bij de uitvoering van de besluiten. De Commissie kan bijvoorbeeld landen op de vingers tikken als die zich niet houden aan de Europese regels. De Europese Commissie bestaat uit 27 commissarissen, uit elke lidstaat één. Elke commissaris heeft een specifieke verantwoordelijkheid. Zo is de eurocommissaris voor landbouw verantwoordelijk voor de uitvoering van het landbouwbeleid. Zo zijn er ook eurocommissarissen voor bijvoorbeeld Mensenrechten, Milieu, Energie, Voedselveiligheid, Milieu, Buitenlandse Handel en Onderwijs, Opleiding en Jeugdzaken. Het huidige college van eurocommissarissen is in november 2004 beëdigd. In 2009 wordt er een nieuwe Europese Commissie benoemd.
OPDRACHT EUROPESE REGELS De regels in de EU komen tot stand in overleg met de regeringen van de lidstaten. Die moeten met die nieuwe Europese regels instemmen. Meestal moet elk land daarna eerst zijn eigen (nationale) wetten aanpassen om helemaal te kunnen voldoen aan die nieuwe Europese regels. In Nederland zijn het meestal de ministers die een wetsvoorstel maken. Die dienen dat wetsvoorstel in bij de Tweede Kamer. Die mag de wetsvoorstellen wijzigen, maar ook zelf een wetsvoorstel maken. Om een wet te wijzigen moet er wel een meerderheid in de Tweede Kamer vóór zijn. Nadat de Tweede Kamer een wetsvoorstel heeft goedgekeurd, gaat het naar de Eerste Kamer. Die kijkt er dan ook nog eens naar. Na goedkeuring gaat het naar de Koningin. Zij zet er haar handtekening onder voor akkoord en dan is het een wet. Wat weet jij over het Nederlandse parlement? Hoeveel leden heeft de Tweede Kamer? Voor hoe lang worden de Kamerleden gekozen? Welke partijen zitten er in de Tweede Kamer? Hoeveel leden heeft de Eerste Kamer? En hoe worden die gekozen?
De Europese Raad De regeringsleiders van de 27 lidstaten van de Europese Unie en de voorzitter van de Europese Commissie vormen samen de Europese Raad. De Raad komt minstens twee keer per jaar bijeen om de algemene politieke beleidslijnen vast te stellen.
De Raad van de EU en het Parlement Het goedkeuren van de wetgeving en de begroting gebeurt door de Raad van de EU (de ‘Raad van Ministers’) en het Europees Parlement. In de Raad van Ministers zijn de regeringen van de 27 lidstaten vertegenwoordigd. Zo zitten in de Landbouwraad de ministers van landbouw van alle landen. Deze Raad beslist samen met het Europees Parlement over landbouwzaken in de EU. Zo is er bijvoorbeeld ook een Milieuraad en een Raad voor Onderwijs, Jeugdzaken en Cultuur. De Raad van Ministers heeft elk half jaar een nieuwe voorzitter. Die komt telkens uit een ander EU-land.
Zoektip: Kijk onder andere op www.kennisnet.nl.
OPDRACHT VOEDSELZEKERHEID
De Raad en het Parlement nemen onder andere besluiten over de wetsvoorstellen die de Europese Commissie heeft gemaakt. Het Parlement mag wijzigingen aanbrengen in die wetsvoorstellen. Het Parlement en de Raad van de Europese Unie beslissen samen of een wetsvoorstel akkoord is.
Een van de doelstellingen van de EU is ervoor zorgen dat de boeren en de tuinders in de EU voldoende voedsel produceren om de bevolking in de lidstaten te voeden. In sommige delen van de wereld lijdt de bevolking nog steeds honger. Dit als gevolg van oorlog, misoogsten en armoede. Vooral in Afrika is dat het geval. Voorbeelden zijn Ethiopië, Soedan en Somalië. Wat weet je van de landbouw in deze landen?
Het Europees Parlement wordt rechtstreeks en om de vijf jaar gekozen via Europese verkiezingen. Daarnaast heeft elk land afzonderlijke verkiezingen voor het eigen parlement en voor een eigen regering. Elk land heeft daarvoor zijn eigen regels.
Kijk onder andere op www.landenweb.net, www.geolinks.nl, www.elmarreizen.nl, www.kennisnet.nl en http://nl.wikipedia.org/wiki. Op sommige sites moet je zoeken onder het kopje ‘economie’. Kijk ook in de schoolbibliotheek. 5
H é , E u ro p a ? ! - D e c e m b e r 2 0 0 8
OPDRACHT KIJK! DE EU! Hieronder zie je een kaart met alle landen van de Europese Unie. Schrijf bij elk land welk land het is. Ken je ook de hoofdstad? Schrijf die erbij. Naar al deze EU-landen gaan Nederlandse land- en tuinbouwproducten. Hieronder staan achter enkele belangrijke producten de vijf belangrijkste exportlanden. De vijf staan in volgorde van belangrijkheid. Elk product heeft een kleur. Geef een land een gekleurd streepje als het in de top-5 staat. Welk land staat het meest in de top-5? Groenten en fruit: Duitsland, Groot-Brittannië, België/Luxemburg, Frankrijk en Zweden (LICHTGROEN) Bloembollen: Duitsland, Groot-Brittannië, Frankrijk, Italië, Polen (BRUIN)
Snijbloemen: Duitsland, Groot-Brittannië, Frankrijk, Italië, België (DONKERGROEN) Pootgoed: Frankrijk, Duitsland, Groot-Brittannië, België, Spanje (PAARS) Biggen: Duitsland, Spanje, België/Luxemburg, Polen, Italië (GEELGROEN) Vleesvarkens: Duitsland, Hongarije, Italië, België/Luxemburg, Polen (ORANJE) Varkensvlees: Italië, Duitsland, Griekenland, GrootBrittannië, Frankrijk (ROZE) Kalfsvlees: Italië, Duitsland, Frankrijk, Denemarken, België/Luxemburg (ROOD) Eieren: Duitsland, Groot-Brittannië, België/Luxemburg, Frankrijk, Oostenrijk (ZWART) Kaas: Duitsland, Frankrijk, België, Spanje, Griekenland (GEEL)
6
H é , E u ro p a ? ! - D e c e m b e r 2 0 0 8
OPDRACHT NEDERLAND EU-LANDBOUWLAND Zet in onderstaand landenpaspoort links je naam, adres en andere persoonlijke kenmerken.
Naam: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ............................
Rechts zie je een lijst van onderwerpen die te maken hebben met de land- en tuinbouw in Europa. Schrijf achter elk onderwerp of je het nodig vindt dat de EU daarover regels maakt? Leg uit waarom je vindt dat dit moet/niet moet.
Europese zaken?
Ja
Nee
Het welzijn van boerderijdieren
De bestrijding van besmettelijke dierziekten
Adres: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ............................
De melkproductie
De teelt van energiegewassen (‘biobrandstof’)
Land: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
De toelating van nieuwe gewasbeschermingsmiddelen
De bescherming van zeldzame planten en dieren
Leeftijd: . . . . . . . .
De bescherming van de kwaliteit van het water
De invoer van landbouwproducten uit Afrika
Geboren in: . . . . . . . . . . . . . . . . . .
OPDRACHT
OPDRACHT
UIT DE EU
Ga naar de supermarkt. Schrijf op welke groente uit Nederland komt. En welke uit een ander EU-land.
Op de kaartjes in de groente- en fruitafdeling van de supermarkt staat uit welk land de groente of het fruit afkomstig is. Landen waaruit de groente afkomstig zijn, zijn onder andere Bulgarije, Roemenië, Israel, Turkije, Cyprus, Hongarije, Malta, Marokko, Spanje, Italië, Ierland, Egypte, Polen en Chili. Welk van deze landen is lid van de EU? De landen die lid zijn van de EU zijn:
Dit produceert een Nederlandse akkerbouwer op een hectare land: - 50.000 kilo aardappelen - 8.000 kilo graan - 60.000 kilo suikerbieten
7
H é , E u ro p a ? ! - D e c e m b e r 2 0 0 8
Groot en sterk dankzij Europa Het ontstaan van de Europese Unie heeft de Nederlandse land- en tuinbouw groot voordeel gebracht. Een van de doelen, die de oprichters voor ogen stonden, was het afschaffen van handelsbelemmerende maatregelen tussen de lidstaten. Voor een exporterend land als Nederland was dit een zwaarwegend belang om mee te doen in de EU. Vóór de oprichting van de EU nam elk land afzonderlijk maatregelen om zijn boeren te beschermen tegen de invoer van goedkopere producten uit andere landen. Dat gebeurde onder andere door voor ingevoerde producten invoerrechten te laten betalen, waardoor deze producten duurder werden. Soms ook mocht uit een land slechts een beperkte hoeveelheid van een product worden ingevoerd. Of was invoer zelfs helemaal verboden, waardoor de eigen boeren werden bevoordeeld. De oprichting van de EU maakte de handel tussen de landen er een stuk gemakkelijker op. Inmiddels is door de uitbreiding van de EU naar 27 landen een flinke exportmarkt ontstaan, waar vanuit elk land zonder belemmeringen handel gedreven kan worden met een ander EU-land. De Nederlandse land- en tuinbouw heeft daar goed van kunnen profiteren. Nederland is na de VS en Frankrijk het belangrijkste agrarische exportland ter wereld. De grootste afnemers van de Nederlandse land- en tuinbouwproducten zijn Duitsland, Frankrijk, Groot-Brittannië, België, Spanje, Italië en Oostenrijk. De Europese ‘binnenmarkt’ werd in 1993 een feit. Toen zijn de laatste grote grensbelemmeringen voor de handel tussen de lidstaten weggenomen.
WERELDHAVEN ROTTERDAM Een zeer belangrijke rol bij de handel in agrarische producten in de EU speelt de haven van Rotterdam. Via deze haven worden heel veel buitenlandse landbouwproducten en landbouwgrondstoffen uit verre landen ingevoerd, onder andere bulkproducten zoals graan en diervoedergrondstoffen, zoals soja, tapioca en citruspulp. Deze zijn nodig voor de Nederlandse veestapel en voor die van andere Europese landen, vooral Duitsland. Ook is Rotterdam een belangrijke doorvoerhaven van bananen, citrusfruit en andere tropische vruchten naar andere EU-landen. Mede dankzij deze aanvoer van agrarische producten van buiten de EU, is Rotterdam een van de grootste zeehavens ter wereld geworden. De handel, de overslag, het vervoer en de verwerking van al die producten zorgt voor veel werkgelegenheid.
OPDRACHT Bescherming en vrijheid Lees de tekst hiernaast nog eens door. Op welke twee manieren probeerden landen vóór de oprichting van de EU hun boeren en tuinders te beschermen tegen de invoer van goedkopere producten uit het buitenland. Waarom is het voor de Nederlandse land- en tuinbouw zo belangrijk dat er geen handelsbelemmeringen zijn?
OPDRACHT VOEDSELZEKERHEID EN GEGARANDEERDE BASISINKOMSTEN De lidstaten van de EU willen niet alleen dat er voldoende voedsel is voor de bevolking, maar ook dat boeren en tuinders met hun werk voldoende verdienen om ervan te kunnen leven, zodat ze hun bedrijf blijven voortzetten. Door een slechte oogst of doordat de producten te weinig opbrengen, kan het namelijk zo maar gebeuren dat een boer niet eens genoeg geld overhoudt om zijn gezin te onderhouden of zaad, gewasbeschermingsmiddelen en kunstmest te kopen. Vooral bij een akkerbouwbedrijf, dat afhankelijk is van het weer, kan zoiets gemakkelijk gebeuren.
Verzekerd van inkomsten Een akkerbouwer kan maar één keer per jaar van zijn akker graan, aardappelen en suikerbieten oogsten. Gezaaid en gepoot wordt meestal in het voorjaar, geoogst in de late zomer of de herfst. Als door een ernstige plantenziekte of door slechte weersomstandigheden de oogst mislukt, heeft de akkerbouwer veel kosten gemaakt, maar er geen (of te weinig) inkomsten voor teruggekregen. Het weer heeft een akkerbouwer niet in de hand. Ook kan het gebeuren dat de producten minder opbrengen dan het kost om ze te telen, bijvoorbeeld omdat goedkopere producten worden ingevoerd van landen buiten de EU. De akkerbouwer heeft daar geen invloed op. Alle boeren in de EU krijgen daarom voor hun akkerland jaarlijks een vast bedrag (een ‘toeslag’) per hectare als tegemoetkoming in de kosten die ze maken om producten te telen. Akkerbouwers bewerken grote hoeveelheden land. Ze telen daarop vooral graan en aardappelen. Dat zijn basisvoedingsmiddelen. Als bij heel veel akkerbouwers tegelijk de oogst mislukt, heeft dat direct grote gevolgen. In Nederland is een akkerbouwbedrijf gemiddeld 40 hectare (80 voetbalvelden). Er zijn ook bedrijven van meer dan 100 en zelfs 200 hectare, maar dat zijn er niet zo heel erg veel. In het buitenland zijn vaak veel grotere akkerbouwbedrijven.
8
H é , E u ro p a ? ! - D e c e m b e r 2 0 0 8
Bergboeren De EU zorgt er door specifieke steunmaatregelen ook voor dat er agrarische bedrijven blijven bestaan in gebieden die minder geschikt zijn, zoals bergachtige streken. Daar houden boeren hun dieren op hooggelegen bergweides, die met een trekker moeilijk bereikbaar zijn. Ook kan hiervan maar weinig hooi worden geoogst als wintervoer voor de dieren. Ook veel wijnboeren hebben hun akkers op berghellingen die moeilijk bereikbaar en te bewerken zijn. Het oogstwerk gaat er erg moeizaam. De boeren en tuinders kunnen daardoor met hun producten niet goed concurreren met die van boeren in andere gebieden. Voor de aantrekkelijkheid en het onderhoud van het landschap en voor de leefbaarheid van zo’n gebied is het echter belangrijk dat er ook hier boerenbedrijven zijn. Door deze boeren extra te steunen, voorkomt de EU dat delen van het platteland ontvolkt raken en het landschap niet meer onderhouden wordt. Lees het bovenstaande stukje nog eens door. Wat willen de lidstaten van de EU bereiken met het gemeenschappelijke landbouwbeleid? Vind je dit goed of slecht? Waarom vind je dat?
OPDRACHT PRODUCTEN VAN DE MARKTORDENING Heel veel boeren en tuinders hebben voor hun producten te maken met Europese marktordeningsregels. Marktordening wil zeggen dat er voor zo’n product regels zijn ingesteld voor de productie en de handel en de prijs die een boer minimaal voor zijn product moet krijgen. Ook is soms de invoer uit landen van buiten de EU aan extra regels gebonden. De marktordening zorgt ervoor dat de EU maatregelen kan nemen als er een tekort dreigt te ontstaan of als er overproductie is. Zo kan de EU de invoer beperken door een maximumhoeveelheid in te stellen of door voor ingevoerde producten een extra invoerheffing te laten betalen, waardoor het minder aantrekkelijk wordt deze producten in te voeren. De marktordeningsregels verschillen per gewas en per product. Voor sommige producten zijn er garantieprijzen. Als deze producten minder opbrengen dan het door de EUministers vastgestelde minimumbedrag, krijgt de boer van de EU toch die gegarandeerde minimumprijs. Zo zijn er ook producten die de boer maar beperkt mag telen, omdat er een overschot van is.
Graan, melk en suiker De marktordeningsregels, waarmee de Nederlandse boeren het meest te maken hebben, zijn die voor graan, suiker en melk. De regels voor deze producten gaan heel ver. Dat is geen toeval. Graan is een heel belangrijk gewas. Het is voedsel voor mens en dier en het is nodig in het bouwplan om de bodem gezond te houden. De prijs van graan heeft bovendien ook invloed op de prijs van heel veel andere producten. Niet alleen op die van brood, maar ook bijvoorbeeld op die van banket, bier, eieren, melk en vlees. Varkens, kippen en koeien eten namelijk graan. Als de graanprijs te laag
is, gaan akkerbouwers vaak meer gewassen telen, waarvan de prijs op dat moment hoger is, bijvoorbeeld aardappelen of groenten. Daardoor kan daarvan dan gemakkelijk een overschot ontstaan, waardoor die prijzen ook dalen. Suiker is eveneens een belangrijk bestanddeel van de voeding. De suikerbiet is een van de drie hoofdgewassen van een akkerbouwbedrijf. Net als graan en (in Nederland) de aardappel. Ook melk is een belangrijk onderdeel van het voedselpakket. Melkveebedrijven zitten vaak in gebieden waar alleen gras goed wil groeien. Dat is bijvoorbeeld het geval in de veenweidegebieden in ons land. De bodem is daar erg drassig. Hij is bovendien te slap voor zware akkerbouwmachines. Die zakken er gemakkelijk in weg. Daardoor is het moeilijk om er akkerbouwgewassen te telen. Leg uit waarom graan zo’n belangrijk gewas is.
OPDRACHT PRODUCTEN VAN DE VRIJE MARKT Het merendeel van wat de Nederlandse land- en tuinbouw voortbrengt, valt onder de zogeheten vrije marktproducten. Hiervoor zijn geen marktordeningsregels ingesteld of maar zeer beperkte. De productie ervan is niet aan banden gelegd en de producten moeten zonder steun van de EU concurreren met producten van buiten de EU. Als er geen kopers zijn voor deze producten of als ze te weinig opbrengen, heeft de boer ‘pech’. Producten van de vrije markt zijn onder andere varkens- en pluimveevlees, eieren, bloembollen, potplanten, boomkwekerijproducten en dagverse producten als groente, fruit en snijbloemen. Ook de poot- en consumptieaardappelen behoren ertoe. Ons land behoort in de EU tot de belangrijkste leveranciers van al deze producten. Ook van aardappelen. En niet alleen van consumptieaardappelen, maar ook van pootaardappelen. In ons land worden meer dan 200 soorten pootaardappelen geteeld (35.000 hectare). Ruim 70 procent (700.000 ton) van de oogst gaat naar het buitenland. Daar telen akkerbouwers er consumptieaardappelen van. Voor pootgoed, een specialistische teelt, is zeer veel kennis nodig. 9
H é , E u ro p a ? ! - D e c e m b e r 2 0 0 8
melk
suiker
consumptieaardappelen
bloembollen
snijbloemen
varkensvlees
1. Quotering (de productie is beperkt) 2. Invoerheffing (betalen voor de invoer) 3. Exportsteun (steun bij export naar landen buiten de EU) 4. Beperking van de invoer van buiten de EU
Hierboven staan vier Europese marktordeningsmaatregelen. Kruis aan voor welk product ze van toepassing zijn. Zoektip: Meer over de marktordening en over de afzonderlijke producten staat onder de kopjes ‘Producten van de marktordening’ (pagina 9) en ‘Melk’ en ‘Suikerregels’ (pagina 11).
OPDRACHT GRAAN Het meest geteelde gewas ter wereld is graan. Het meest geteeld wordt de graansoort maïs, gevolgd door rijst en tarwe. Andere graangewassen zijn gerst, rogge en haver. Het duurt vijf tot zes maanden voordat van één graankorrel een heleboel korrels zijn te oogsten. Die graanoogsten kunnen van jaar tot jaar flink verschillen. Ieder jaar zijn er wel ergens op de wereld misoogsten door plantenziekten, insectenvraat, aanhoudende droogte of langdurige regenval. Een deel van het graan dat in de EU nodig is, komt uit bijvoorbeeld Amerika, Australië of Oekraïne, belangrijke graanexporterende landen. Als daar de oogst mislukt, gaat wereldwijd de graanprijs flink omhoog, net als de voedselprijs. In het ergste geval kan wereldwijd grote voedselschaarste en zelfs ernstige hongersnood ontstaan. De EU kan de Europese graanmarkt bijsturen via de marktordeningsregels. Afhankelijk van de hoeveelheid graan die de Europese akkerbouwers telen en de hoeveelheid die nodig is, kan ze bijvoorbeeld de uitvoer van de EU aan banden leggen. Ook de invoer van buiten de EU kan ze beperken. In Nederland wordt graan vooral geteeld als grondstof voor diervoederbedrijven en bierbrouwerijen. Het graan voor ons brood kopen de meelbedrijven in onder andere Frankrijk en Duitsland. Daar groeien graanrassen die dankzij het klimaat daar beter geschikt zijn om brood van te bakken, dan het Nederlandse graan.
want graan en gras zijn familie van elkaar. Wintertarwe moet per se in het najaar worden gezaaid. Meestal gebeurt dat in de eerste helft van oktober. De grond wordt daarvoor eerst bemest, geploegd en geëgd (de grote kluiten aarden worden met een eg fijngemaakt). Wintertarwe moet eerst een koudeperiode hebben gehad om te kunnen bloeien. Als deze tarwesoort pas in het voorjaar wordt gezaaid, bloeit hij niet. Zonder bloei komen er ook geen zaden, en zonder zaden ook geen graanoogst. Zomertarwe wordt tussen half februari en begin april gezaaid. Dat hangt van de weersomstandigheden af. Wintertarwe geeft de boer vaak hogere opbrengsten dan zomertarwe.
Zomer- of wintergraan? Graan wordt gezaaid in de herfst en in het voorjaar. Het graan dat in de herfst wordt gezaaid heet wintergraan. Het andere heet zomergraan. Wintergraan (tarwe en gerst) wordt eerder geoogst (eind juli/eerste helft augustus) dan zomergraan (augustus). Wintergraan is eerder rijp, omdat het langer heeft kunnen groeien en aren vormen. Al een paar weken nadat het graan is gezaaid, zie je allemaal groene sprietjes boven de grond komen, net grassprietjes. Dat is niet zo raar,
Kijk in je atlas en zoek op waar in Nederland kleigrond is. Klei is de meest vruchtbare grondsoort. Kleur die gebieden op dit kaartje groen. Schrijf ook de namen op van de andere provincies met kleigrond.
10
H é , E u ro p a ? ! - D e c e m b e r 2 0 0 8
OPDRACHT MELK Als er jaar in jaar uit grote overschotten van een product ontstaan, kan de EU besluiten de productie te beperken. De EU stelt dan een productiequotum in. Dat is onder meer gedaan met de melkproductie. Elk melkveebedrijf in de EU heeft een ‘melkquotum’. Het quotum is de hoeveelheid melk die een veehouder op zijn bedrijf maximaal mag produceren. Als een boer zijn bedrijf wil uitbreiden, moet hij daarvoor eerst quotum kopen van een andere boer die ermee stopt. Melkt de boer meer dan het quotum, dan moet hij een fikse boete betalen.
Nationaal melkquotum De melkquotering voorkomt dat er overschotten (‘melkplassen en boterbergen’) komen, waardoor de prijs zakt en het voortbestaan van melkveebedrijven op het spel komt te staan. De melkquotering is ingevoerd in 1984. Het quotum is sindsdien enkele malen verlaagd, omdat er nog steeds overschotten waren. Daardoor is ook de Europese melkveestapel verder ingekrompen. Nu zijn er geen overschotten meer.
melkveehouder kan daardoor geleidelijk zijn melkveestapel een beetje uitbreiden zonder dat hij daarvoor extra melkquotum hoeft bij te kopen. In 2015 wordt het melkquotum afgeschaft. Voor enkele landbouwproducten is in de EU een productiequotum ingesteld. Melk is er daar een van. Schrijf in je eigen woorden op wat een quotum is en waarom de EU een melkquotum heeft ingevoerd.
OPDRACHT NEDERLAND ZUIVELLAND Nederland is een belangrijk zuivelland in Europa. De Nederlandse zuivelfabrieken exporteren jaarlijks voor zo’n 3,6 miljard euro aan zuivelproducten. Nederland is een van de grootste zuivelexporterende landen ter wereld. De Nederlandse melkveebedrijven (21.000) behoren tot de beste en modernste ter wereld. De 1,5 miljoen melkkoeien in ons land, leveren in totaal 11 miljard liter melk. Daarvan worden allerlei producten gemaakt. Tweederde van de zuivelproducten die in Nederland worden gemaakt, gaat naar het buitenland. Welke producten worden van melk gemaakt? Noem er tien. Tip: kijk onder andere op www.zuivelonline.nl voor een antwoord.
SUIKERREGELS De melkquotering geldt alleen voor de melk van koeien, niet voor die van schapen en geiten. Schapen en geiten geven minder melk (600 tot 800 liter per jaar) dan een koe (10.000 liter). Hun melk wordt voornamelijk verwerkt tot kaas. De melk van koeien wordt tot tal van zuivelproducten verwerkt. De melkquota van alle Nederlandse melkveebedrijven tezamen vormen het quotum van Nederland. Elke lidstaat heeft zo een eigen nationaal melkquotum.
Behalve voor melk, is er ook voor suiker een productiequotum. De enige Nederlandse suikerproducent is Suiker Unie, onderdeel van Cosun. Het bedrijf mag jaarlijks niet meer dan 800.000 ton suiker produceren. Om dit suikerquotum te kunnen produceren heeft elke bietenteler van de fabriek het recht gekregen om een bepaalde hoeveelheid suikerbieten te leveren. Dat leverrecht mag de teler verkopen aan een collega-teler.
Moeilijk te voorspellen Afschaffing van het melkquotum Om de melkquotering goed te laten werken, kan de EU allerlei aanvullende ondersteunende maatregelen nemen. Zoals het opkopen van botervoorraden bij de zuivelfabrieken. Ook kan de EU exportbedrijven een vergoeding geven voor de verkoop van zuivelproducten buiten de EU, die eigenlijk buiten de EU onverkoopbaar zijn, omdat ze te duur zijn. De EU betaalt dan het verschil tussen die hoge productieprijs en de verkoopprijs bij. In het verleden is dat ook gebeurd. Inmiddels zijn dergelijke steunmaatregelen niet meer nodig. Wereldwijd is de vraag naar zuivelproducten in de afgelopen jaren flink toegenomen. Zuiveloverschotten zijn er al vele jaren niet meer. Alle melkveehouders mogen van de EU tussen 2008 en 2015 zelfs meer melk leveren om aan de groeiende wereldvraag te kunnen voldoen. Iedere
De suikerfabriek kan aan het begin van het groeiseizoen moeilijk inschatten hoeveel suiker er op het einde van het jaar precies gewonnen gaat worden. Suiker is van nature het reservevoedsel voor de plant. Onder gunstige groeiomstandigheden kan een bietenplant 17 procent suiker bevatten. Maar als het in de loop van het groeiseizoen te nat of te droog is, of als het te koud is, of als de bietenplanten ziek worden, kan dat ook maar 12 procent zijn. Ook als de teler door het slechte weer pas laat in het voorjaar kan zaaien, is de suikeropbrengst lager. De plant maakt dan te weinig suiker aan. Een bietenteler moet dus van tevoren goed inschatten hoeveel bietenzaad hij nodig heeft. Het zaad voor het komende groeiseizoen moet hij eind december al bestellen.
11
H é , E u ro p a ? ! - D e c e m b e r 2 0 0 8
OPDRACHT ZETMEELAARDAPPELEN Net als voor melk en suiker, is er in de EU ook voor aardappelzetmeel een marktordeningsregeling van kracht. Van het zetmeel van aardappelen worden bij het bedrijf Avebe in Groningen allerlei producten gemaakt, zoals lijm, textielversteviger en afbreekbaar plastic. Zetmeel is ook bindmiddel in soepen, sauzen en verf. Ook in frisdrank en medicijnomhulsel zit het.
Streekgebonden teelt Zetmeelaardappelen worden in Nederland uitsluitend in het noordoosten van ons land geteeld. Hét gebied voor de zetmeelaardappelteelt zijn de Veenkoloniën (Groningen/Drenthe). Vroeger was de aardappelzetmeelindustrie samen met de strokartonindustrie de belangrijkste industrie in dit gebied. De aardappelzetmeelindustrie is dat nog steeds. De landbouw is in de Veenkoloniën de belangrijkste bron van werkgelegenheid. Als er geen landbouw was, zou de werkeloosheid er flink toenemen. Onder andere met financiële steun van de EU wordt geprobeerd de Veenkoloniën aantrekkelijk te maken voor andere soorten bedrijven, zodat het gebied minder afhankelijk wordt van de landbouw. De EU helpt zo ook in andere landen plattelandsgebieden met hun ontwikkeling. Bijvoorbeeld door mee te betalen aan de aanleg van goede wegen, bruggen en voorzieningen. De financiële hulp bij de plattelandsontwikkeling staat echter los van de marktordening.
Kleur op de kaart van Nederland in waar de Veenkoloniën liggen. Schrijf op wat je weet over de historie van de Veenkoloniën en over de rol van de landbouw in dat gebied. Waarom heet het gebied Veenkoloniën, denk je? Wanneer is de akkerbouw er tot ontwikkeling gekomen? Wat was daarvoor de belangrijkste bron van inkomsten? Wat weet je over de strokartonindustrie? Wanneer is de laatste strokartonfabriek verdwenen? Zoektip: kijk voor de beantwoording van de vragen ook in de schoolbibliotheek en op internet (Google op ‘strokarton’ en ‘Veenkoloniën’).
OPDRACHT
OPDRACHT
BOEREN MET ‘EUROPA’
EEN VRIJERE WERELDHANDEL
Hier zie je een melkveehouder en een akkerbouwer, die suikerbieten teelt. Schrijf onder het plaatje hoe de melkveehouder en de bietenteler met ‘Europese regels’ te maken hebben.
De EU is niet de enige met regels voor de voedselproductie en met beschermingsmaatregelen voor de eigen boeren en tuinders. In vrijwel alle landen van de wereld gebeurt het. Die beschermingsmaatregelen belemmeren de wereldhandel. Vooral voor ontwikkelingslanden heeft dat vervelende gevolgen. Vaak zijn deze landen voor hun inkomsten bijna volledig afhankelijk van de uitvoer van landbouwproducten en delfstoffen (bauxiet, koper en andere metalen). De regeringen van alle landen proberen daarom gezamenlijk afspraken te maken om handelsbelemmeringen weg te nemen, zonder dat dit heel erg ten koste gaat van de eigen boeren en tuinders. Die afspraken over de internationale handel worden gemaakt via de Wereldhandelsorganisatie (de ‘WTO’). Alle landen van de wereld praten en beslissen daarin mee.
De melkveehouder
De bietenteler
Afschaffing quotering Ten behoeve van die grotere vrijhandel heeft de EU de meest belemmerende marktordeningsregels inmiddels veranderd, waardoor de Europese boeren meer concurrentie hebben van producten van buiten de EU en voor hun inkomsten minder kunnen rekenen op steun en bescherming. Dergelijke aanpassingen gaan stapsgewijs en beslaan meerdere jaren. 12
H é , E u ro p a ? ! - D e c e m b e r 2 0 0 8
Zo wordt voorkomen dat boeren er in één keer heel erg hard in inkomsten op achteruit gaan. Ook hebben boeren en de fabriek die hun producten verwerkt, zo meer tijd om zich op de nieuwe situatie voor te bereiden.
Meer invoer Onder meer is de marktordening voor graan ingrijpend aangepast. Ook voor suiker is dat recent gebeurt. De EU heeft sinds 2005 de Europese suikerproductie verminderd door de opkoop van productierechten (‘suikerquotum’) en door suikerfabrieken financieel te helpen die helemaal wilden stoppen. Ook is de hoeveelheid suiker verlaagd die elke fabriek in de EU mag produceren. De fabrieken die doorgaan met de suikerproductie, betalen mee aan de kosten van deze hervormingen. Na deze hervorming worden geleidelijk de invoermogelijkheden voor suikerriet uit ontwikkelingslanden (bijvoorbeeld Cuba en sommige Afrikaanse landen) verder vergroot. Die invoer is er overigens altijd al geweest, maar deze is door de EU gebonden aan een maximum hoeveelheid. Rietsuiker uit de allerarmste gebieden kreeg daarbij voorrang boven die uit andere landen. Er werd - als een vorm van gerichte ontwikkelingshulp - ook een hogere prijs voor betaald. Door de nieuwe wereldhandelsregels worden alle rietsuikerlanden nu gelijk behandeld.
Geleidelijk minder eigen suiker De stapsgewijze hervorming van de suikermarkt voorkomt dat door de plotselinge invoer van grote hoeveelheden rietsuiker een flink suikeroverschot in de EU kan ontstaan. Daardoor zouden suikerfabrieken failliet gaan en alle Europese bietentelers noodgedwongen moeten stoppen met de teelt. De EU is in dat geval volledig aangewezen op de
– onzekere – aanvoer van suiker uit andere delen van de wereld. Door de groeiende uitvoer van rietsuiker naar de EU krijgen ontwikkelingslanden betere mogelijkheden hun economie verder te ontwikkelen. Ook de marktordening voor melk wordt aangepast. In 2015 wordt de melkquotering afgeschaft. Lees de tekst nog eens door. Welke gevolgen heeft de stapsgewijze hervorming van de Europese suikermarktordening voor de Nederlandse bietenteler, denk je? Wat betekent het voor de teler van rietsuiker in een ontwikkelingsland? Vind je het goed hoe de EU de hervorming van de suikermarkt aanpakt? Waarom vind je dat?
OPDRACHT WERELDSUIKER Suiker wordt gewonnen uit suikerriet en uit de suikerbiet. Een suikerbiet heeft een dikke wortel, waarin de plant haar reservevoedsel (de suiker) bewaart. De wortel groeit in de zomer onder de bietenplant. De bladeren maken dan van lucht, water en zonlicht heel veel zoete stof. Ook suikerriet maakt de zoetstof aan. Suikerriet is één van de grootste grassen ter wereld. Het kan zo hoog als een huis worden. De plant slaat de suiker op in de stengel. Die kan wel vijf centimeter dik worden. Suikerriet groeit alleen in tropische landen. Kijk goed naar deze wereldkaart. Schrijf de namen op van tropische landen waar suikerriet wordt geteeld. Wat valt je op? In welk gebied worden de meeste suikerbieten geteeld? En in welke drie continenten het meeste suikerriet?
13
H é , E u ro p a ? ! - D e c e m b e r 2 0 0 8
Uit Europa: gezond, lekker, veilig en beschermd Voedsel moet niet alleen lekker smaken en er smaakvol uitzien, het moet ook gezond en veilig zijn. Het mag geen schadelijke stoffen bevatten waar je ziek van kunt worden. Het mag ook niet bedorven zijn. En als je gevoelig (‘allergisch’) bent voor iets dan moet je op de verpakking kunnen zien of zo’n stof erin zit. Voor al dit soort zaken hebben de Europese landen gezamenlijk afspraken gemaakt. De regels gelden voor voedsel uit de EU-landen, maar ook voor voedsel dat in de EU wordt ingevoerd. De Europese regels hebben betrekking op de wijze waarop het voedsel wordt geteeld, in fabrieken wordt verwerkt, wordt verpakt en wordt verkocht in de winkel. Op elk verpakt product moet staan, waar het is gemaakt, wat erin zit en tot wanneer het verkocht mag worden. Bij vers gebakken brood van de bakker staat overigens op het etiket niet tot hoe lang het houdbaar is, maar wanneer het in de winkel is gelegd. Producten die over de houdbaarheidsdatum zijn mogen niet meer verkocht worden. Meestal worden ze dan verwerkt tot diervoeder, want er is verder niets mis mee. Op de naleving van de verkoopregels wordt toegezien door controleurs van de Voedsel en Waren Autoriteit (VWA).
als veiligste uit de bus. Dat komt doordat de Nederlandse boeren en tuinders zorgvuldig werken, maar ook doordat ze middelen toepassen die snel afbreken. Ook passen ze biologische bestrijding toe. In plaats van gewasbeschermingsmiddelen gebruiken ze dan de natuurlijke vijanden van plaaginsecten en beestjes, die plantenziekten overbrengen. Vooral groentetelers met een kas passen deze methode veel toe. Ook in de sierteelt in kassen gebeurt het steeds meer. Fruittelers maken er ook gebruik van. Zij hebben in hun boomgaard onder andere valkenkasten. De valken jagen op muizen en vogels die het op het fruit hebben voorzien. Hier zie je verschillende soorten groenten. Sommige groeien in de kas, andere groeien op de akker. Zet achter elke groente ‘kas’ of ‘akker’. Let op: één groente wordt in Nederland zowel buiten als binnen geteeld.
bloemkool
komkommer
paprika
prei
peen
sla
OPDRACHT HET STAAT OP HET ETIKET Bekijk een voorverpakt brood uit de supermarkt, een doosje met eieren, een pak melk, voorverpakte vleeswaren, gesneden groenten in een zak en een blikje frisdrank. Kijk goed naar het etiket. Schrijf op wat erin zit en hoe lang het houdbaar is. Staan er nog extra waarschuwingen op het etiket voor mensen met een allergie? Wat staat er nog meer op het etiket?
spruitjes Op voorverpakt voedsel staan vaak ook zogenoemde E-nummers. Elk E-nummer verwijst naar een stof die aan het voedingsmiddel is toegevoegd. Soms heeft de fabrikant een stof toegevoegd die de smaak versterkt (een veel gebruikte is E621) of die het product beter houdbaar maakt. Ook worden soms kleur- en geurstoffen toegevoegd. Kijk nog eens goed naar het blikje frisdrank. Welke E-nummers staan daarop? Kijk ook naar de andere producten. Welke stoffen ‘verbergen’ zich achter de nummers? Schrijf ze op. Op http://www.natuurlijkerwijs.com/enummers/ enummers.htm staat een overzicht van alle E-nummers. Je vindt daar ook waar de stof vandaan komt en waar hij voor dient. Welke groepen E-nummers zijn er?
tomaat
OPDRACHT SCHOOLFRUIT
GEZONDE NEDERLANDSE GROENTEN
Eten doe je niet alleen omdat het lekker is, maar ook omdat het nodig is. In voedsel zitten nuttige stoffen die je lichaam nodig heeft om te kunnen groeien, te bewegen en gezond te blijven. Die gezonde stoffen zitten onder andere in groente en fruit. De EU wil bevorderen dat kinderen gezonder gaan eten. Als je gezond eet, verklein je de kans op ziek worden. Liever groente en fruit dus in de schoolpauze in plaats van snoep! De EU stelt daarom geld beschikbaar om aan kinderen tussen 6 en 10 jaar op school gratis groente en fruit uit te delen. Gezond leven begint bij gezond eten. Tip: Als je op je computer lekker wilt dollen met groente en fruit moet je naar www.schoolgruiten.nl.
Met het oog op de gezondheid zijn er ook Europese regels voor het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen. Zo wordt gecontroleerd op de eventuele aanwezigheid van restanten gewasbeschermingsmiddel op voedsel. Uit internationaal onderzoek hiernaar komen Nederlandse producten steevast
Welk fruit eet jij op school? Wat vind je het lekkerste? Weet je ook uit welk land het komt? Welke groente zou jij graag op school willen eten? Waarom?
OPDRACHT
14
H é , E u ro p a ? ! - D e c e m b e r 2 0 0 8
VOEDSELVEILIGHEID
Gekke koeien
De veiligheid van voedsel luistert heel nauw. Ziek worden van voedsel wil niemand. De oorzaak zit meestal in een klein hoekje. Soms is het een kwestie van geen goede hygiëne. Als de producent niet zorgvuldig werkt, kan voedsel schimmels en bacteriën bevatten waardoor je ziek wordt. Maar ook kan het gebeuren dat er bij de bereiding thuis niet hygiënisch gewerkt wordt. Een heel bekend voorbeeld is de salmonellabesmetting.
Een beruchte dierziekte is BSE. De ziekte nestelt zich in het zenuwstelsel van de koe en tast de hersenen van het dier aan. De koe kan daaraan overlijden. Mensen die besmet vlees eten, lopen een extra kans de ziekte van CreutzfeldtJakob te krijgen. BSE wordt overgebracht door stofjes, die prionen worden genoemd. De ziekte is in 1984 voor het eerst ontdekt. De ziekte is in Groot-Brittannië ontstaan door een onzorgvuldige productie van diermeel. Diermeel wordt gemaakt van botten en vleesresten van geslachte dieren. Er zitten veel waardevolle voedings-stoffen in voor dieren. De EU heeft als bescherming van de gezondheid van de burgers van de EU maatregelen genomen om de verspreiding van BSE te voorkomen. Op een bedrijf waar een besmette koe wordt aangetroffen, worden ook alle andere koeien gedood. Vlees van BSE-koeien mag niet worden verkocht. Uit voorzorg mogen van geslachte dieren risico-organen en het ruggenmerg niet worden verwerkt in vleesproducten. Ook heeft de EU het gebruik van diermeel als diervoeder verboden. BSE is inmiddels geen grote bedreiging meer voor de volksgezondheid.
Salmonellabestrijding Salmonella is een bacterie. Van enkele soorten kun je flink ziek worden als je besmet voedsel eet. Zo’n besmetting ontstaat bijvoorbeeld doordat iemand bij de bereiding in de keuken met hetzelfde mes én rauw vlees én groenten heeft gesneden of met de handen aan het rauwe en het gewone vlees heeft gezeten. Ook als je een rauw ei eet, kun je een salmonellabesmetting oplopen. Maar als je het vlees en de eieren kookt of bakt, is er niets aan de hand. De salmonellabacteriën gaan dan dood. Om de verspreiding van salmonella via vlees en eieren te voorkomen hebben pluimveehouders en slachterijen allerlei voorzorgsmaatregelen genomen. Dat gaat zo ver dat de stal regelmatig ontsmet wordt en dat zelfs het voer dat de kippen krijgen salmonellavrij is.
OPDRACHT
Europese voedingsmiddelenverordening Behalve hygiënisch, moet het voedsel dat je in de winkel koopt ook veilig zijn. In een pot appelmoes of een fles frisdrank mag geen glasscherf zitten. Alle bedrijven in de EU zijn daarom verplicht voorzorgsmaatregelen te nemen om te voorkomen dat zoiets kan gebeuren. Als er desondanks toch iets mis is met een product in de winkel, worden van diezelfde fabrikant al die producten uit alle winkels teruggehaald. Ook kunnen kopers dat product terugbrengen naar de winkel. Ze krijgen dan hun geld terug. De basisregels voor het achterhalen van de herkomst van een product en de meldplicht als er iets mis mee is, zijn vastgelegd in de zogeheten Food Law (de Europese voedingsmiddelenverordening). De wet geldt voor alle bedrijven ‘van boer tot bord’ die zich bezig houden met de productie, verwerking en handel in voedingsmiddelen. De Food Law is vanaf 2002 in fases in alle schakels van de voedselketen van kracht geworden. De meldplicht is ingegaan in 2005. Met de invoering is er een einde gekomen aan de versnipperde wetgeving die de lidstaten tot dan hadden over dit onderwerp.
Dierziekte Zoals gebrekkige hygiëne en glas een risico zijn voor de gezondheid van mensen, zo kan ook vlees van zieke dieren dat zijn. Als er een besmettelijke dierziekte uitbreekt, kan die via het vlees of de eieren verder verspreid worden. Sommige besmettelijke dierziekten kunnen ook voor mensen besmettelijk zijn. Tuberculose bijvoorbeeld, dat is een longziekte die bij mens en dier voorkomt. Om verspreiding van besmettelijke dierziekten te voorkomen, worden uit voorzorg het vlees, de melk en de eieren van de (mogelijk) besmette dieren vernietigd, zodat ze niet in de voedselketen terechtkomen.
OPSPORING VERZOCHT Elke kalf krijgt, zodra het wordt geboren, in elk oor een gele flap met een streepjescode en een uniek nummer. Dit nummer staat ook in een centrale computer. Daarin staat onder andere wie de eigenaar is van het dier en wanneer het is geboren. Als het wordt verkocht, worden de naam en het adres van de nieuwe eigenaar in de computer erbij geschreven. Zo is precies na te gaan op welk bedrijf het dier is geweest. Mocht er op de slachterij geconstateerd worden dat er met het vlees iets aan de hand is, dan is zo gemakkelijk na te gaan, wat daarvan de oorzaak is en kunnen maatregelen worden genomen.
Voer en medicijnen De kalverhouder houdt onder meer bij welk voer zijn dieren hebben gehad en wanneer welke medicijnen. Van elk kalf is zo na te gaan, wat er met het dier is gebeurd. Van het stukje vlees in het schap kun je zo helemaal het spoor terug volgen tot aan de boerderij waar het dier is geboren. Elk land van de EU heeft zo’n registratiesysteem van dieren.
Kippen Ook voor varkens, schapen, geiten en kippen is er zo’n registratie. Van een ei in de supermarkt bijvoorbeeld is precies te achterhalen van welke boerderij en uit welke stal het afkomstig is. Ook kun je aan de eicode zien hoe de dieren 15
H é , E u ro p a ? ! - D e c e m b e r 2 0 0 8
gehuisvest zijn. Anders dan bij koeien en varkens, hebben kippen geen individueel nummer, maar een groepsnummer. Een kip kun je geen oormerk indoen. Een pluimveehouder koopt zijn dieren (legkippen of vleespluimvee) bovendien als groep. Hij verkoopt ze ook als groep.
Euro-eitjes Elk ei heeft een nummercode. Ook het land van herkomst staat erop. Hier zie je afkortingen van EU-landen. Weet jij welke afkorting bij welk land hoort? Verbind ze met een lijntje. Verenigd Koninkrijk, Slowakije, Portugal, CZ
CY
PT
UK
ES
EE
SK
Tsjechië, Cyprus, Spanje, Estland Tip: Kom je er niet uit, kijk op www.eicode.nl.
OPDRACHT VEILIG VOER, VEILIG VOEDSEL In diervoeder worden niet alleen granen, soja (een peulvrucht) en tapioca (meel van de cassavewortel) verwerkt, maar ook waardevolle restproducten uit de voedingsmiddelenindustrie. Die grondstoffen komen deels ook van buiten de EU. De Nederlandse mengvoerindustrie gebruikt ze om er smakelijke diervoeders van te maken. Op de kwaliteit van die grondstoffen wordt streng toegezien door de diervoederbedrijven om te voorkomen dat er ongewenste stoffen in het diervoeder komen. Alleen bedrijven die werken volgens dezelfde kwaliteitsregels als de Nederlandse diervoederbedrijven zelf mogen grondstoffen leveren. Dat wordt gecontroleerd.
Waarschuwingssysteem De diervoederbedrijven hebben bovendien een onderling waarschuwingssysteem. Zodra in een partij grondstoffen een verdacht stofje wordt gevonden, worden direct alle andere diervoederbedrijven gewaarschuwd, zodat ook die direct maatregelen kunnen nemen. Ook wordt de Nederlandse Voedsel- en WarenAutoriteit (VWA) gewaarschuwd. Die licht ook de EFSA, de European Food Safety Authority (EFSA), in. Dat is een onafhankelijk wetenschappelijk adviesorgaan dat de Europese Commissie adviseert over de risico’s voor de voedselveiligheid.
Zet de woorden op de juiste plaats in de puzzel. Pas op. Niet alle diervoedergrondstoffen passen in de puzzel. Diervoedergrondstof melasse vinasse sojaschroot wei lijnzaad maïsgluten palmpitschilfers graan muesli aardappelschillen zonnebloempitten kokosschroot vismeel koekjes bierbostel citruspulp bietenpulp tapioca
Afkomstig van
Puzzelen met diervoedergrondstoffen Hiernaast staan allerlei grondstoffen die in diervoeder verwerkt worden. Weet je ook wat voor diervoedergrondstof het is en waar het van afkomstig is? Zet het erachter. Tip: Kijk op www.diervoeder.info onder het kopje ‘Voor kinderen; de Voerhoek’. Daar staat een Diervoeder ABC.
16
H é , E u ro p a ? ! - D e c e m b e r 2 0 0 8
OPDRACHT BIOLOGISCH MET EEN EU-LOGO Biologische boeren en tuinders gebruiken geen chemische gewasbeschermingsmiddelen en geen kunstmest. De dieren op een biologische boerderij kunnen buiten rondscharrelen en ze krijgen biologisch voer. In Nederland kun je biologische producten herkennen aan het EKO-keurmerk. Maar met biologische producten uit andere landen is dat lang niet altijd het geval, omdat die vaak andere keurmerken en logo’s hebben. Ook verschillen de regels voor de biologische teelt soms per land. De EU heeft daarom regels gemaakt waaraan alle biologische producten minimaal moeten voldoen. Vanaf 2009 is er één Europees logo voor alle biologische producten uit alle lidstaten. Voor alle inwoners van de EU zijn de biologische producten dan gemakkelijker als biologisch herkenbaar.
Organisme. Genetisch is een ander woord voor ‘erfelijk’. ‘Gemodificeerd’ betekent ‘aangepast’ en een ‘organisme’ is een ander woord voor een levend wezen. Dat kan een plant zijn, maar ook een dier, een bacterie of een schimmel. In plaats van GGO wordt soms ook de Engelse afkorting GMO gebruikt (‘Genetically Modified Organism’). Ook wordt de term GG-gewassen gebruikt.
Bijzondere eigenschappen Met behulp van genetische modificatie is het mogelijk een plant eigenschappen te geven die ze van nature niet heeft, bijvoorbeeld ongevoeligheid voor een bepaald onkruidbestrijdingsmiddel. De boer kan dan beter het hardnekkig onkruid bestrijden tussen die planten zonder dat deze ook doodgaan. Maar ook is het met deze veredelingstechniek bijvoorbeeld mogelijk planten ongevoelig te maken voor een plantenziekte, waardoor geen chemische gewasbescherming meer hoeft te worden toegepast.
Maïs en soja Op http://ec.europa.eu/agriculture/qual/ organic/index_nl.htm staat de Europese verordening over het nieuwe logo. Wat wordt in deze verordening gezegd over het gebruik van het logo? Mogen er ook andere logo’s op de verpakking? Wanneer mag het logo op de verpakking?
OPDRACHT VERBODEN PLANTEN EN PRODUCTEN Voor sommige producten van buiten de EU geldt een absoluut invoerverbod. Ze mogen onder geen enkele voorwaarde de EU in. Zo’n invoerverbod geldt voor de zogeheten GGOgewassen, die door de EU nog niet zijn toegelaten voor verwerking in voedingsmiddelen en diervoeders. Ook mogen restproducten van deze planten hier niet in diervoeder worden verwerkt, ook al zijn ze in landen buiten de EU wel toegelaten.
Vruchten van de veredeling ‘GGO’-planten zijn ontwikkeld met de modernste veredelingstechnieken. Boeren en tuinders willen op hun bedrijf graag planten met de allerbeste eigenschappen. Plantenveredelaars ontwikkelen daarom steeds nieuwe rassen met betere erfelijke eigenschappen dan alle reeds bestaande rassen. Dat kan zijn een plant die meer opbrengst geeft, maar ook een plant die ongevoelig is voor een ziekte of een plaag. De plantenveredelaar doet dat door met het stuifmeel van een plant met een nuttige eigenschap een plant te bevruchten die deze eigenschap nog niet heeft.
Trucje Bij ‘GGO’-planten wordt een andere veredelingsmethode toegepast. Daarbij wordt het stukje erfelijk materiaal uit die plant ‘geknipt’ en met een trucje ingebouwd in een andere plant. Er komt dus geen bevruchting meer aan te pas. GGO is dan ook de afkorting van Genetisch Gemodificeerd
Genetisch gemodificeerde gewassen mogen in de EU niet zo maar worden geteeld en verkocht. De EU moet daarvoor toestemming geven. Ook voor de invoer van dergelijke gewassen van buiten de EU is toestemming van de EU nodig. Die wordt pas gegeven als onderzoek heeft aangetoond dat zo’n ras geen enkel risico is voor de gezondheid van mens, dier en milieu. Internationaal zijn er afspraken gemaakt dat eerste de veiligheid van een nieuw GGO-gewas wordt onderzocht alvorens het wordt toegelaten. Vooral in Amerika, Brazilië en Argentinië worden veel GGO-gewassen geteeld, vooral maïs en soja. Maar ook bijvoorbeeld in Canada, India en China groeien veel GGO-planten.
Op het etiket In de EU-wetgeving is vastgelegd dat op alle voedingsmiddelen (bijvoorbeeld bloem, plantaardige olie en glucosestroop) en diervoeders op het etiket moet staan als het is gemaakt met of bestaat uit genetisch gemodificeerde organismen. Dierlijke producten vallen er niet onder. Dierlijke producten, zoals melk, eieren en vlees, worden niet gemaakt van GGO-gewassen. Daarom hoeft dat ook niet op het etiket.
Maak een Vele-wensen-vrucht Beschrijf hoe jouw ideale vrucht eruit moet zien (lekker, zoet, sappig, lang houdbaar, andere vorm zodat hij beter in je rugzak past, een andere kleur misschien of minder pitjes). Wat denk je, zou jouw ideale vrucht ook de ideale vrucht van de fruitteler zijn? Of heeft zijn vrucht (ook) andere ideale eigenschappen? Welke? Hou er rekening mee dat hij de vruchten moet kweken. Dat hij afhankelijk is van het klimaat (regen, hagel, wind en weinig zon), dat hij ze moet beschermen tegen insecten en vogels en ze ook goed en snel moet plukken en ze langere tijd moet kunnen bewaren. 17
H é , E u ro p a ? ! - D e c e m b e r 2 0 0 8
BESCHERMD DOOR EUROPA Sommige landbouwproducten genieten extra Europese bescherming. De Opperdoezer Ronde bijvoorbeeld. Deze aardappelsoort mag alleen worden geteeld rondom het plaatsje Opperdoes. Zoek in je atlas of op internet maar eens op waar het ligt. De Opperdoezer Ronde is een begrip. Het heeft een erkenning als Europees streekproduct en mag daarom alleen maar daar worden geteeld. De beschermde status van de Opperdoezer Ronde kun je ook zien aan het Europese logo ‘Beschermde Geografische Aanduiding’ op de verpakking. Ook de Westlandse Druif heeft deze erkenning. Zo zijn er in de EU ook andere producten die Europese bescherming hebben door de wijze waarop ze gemaakt worden en door hun bijzondere smaak. Doel van die bescherming is te voorkomen dat iedereen zo’n product gaat namaken. Er zijn inmiddels 740 producten met zo’n Europese bescherming. Deze producten mogen het logo voeren van Beschermde Oorsprongsbenaming. Dat logo wordt verleend aan producten waarvan de productie, verwerking en bereiding in een streek volledig plaatsvinden volgens een bijzondere, gecontroleerde methode. Zo zijn er ook beschermde producten, die niet helemaal uit een gebied afkomstig zijn of in een gebied gemaakt.
Europees logo voor een bijzonder product dat volledig is gemaakt in een bepaalde streek en volgens een specifiek, beschermd recept.
Dit product is volgens een specifiek recept in een bepaalde streek gemaakt, maar niet helemaal. De grondstof kan van elders komen of een deel van de bewerking is buiten de streek gedaan.
Dit product is op een bijzondere, ambachtelijke wijze en/of volgens een bijzonder recept gemaakt en mag niet zo maar nagemaakt worden.
OPDRACHT KAAS
Kaaskundige
In ons land hebben de kaassoorten Noord-Hollandse Gouda, Noord-Hollandse Edammer, Boeren-Leidse met sleutels en de Kanterkazen (komijnekaas en nagelkaas) een beschermde Europese status. De naam ‘Kanter’ verwijst naar de ‘kantige’ vorm. De kaas heeft scherpere kanten dan de gewone kaas. Kanterkazen komen uit Friesland en het Westerkwartier. De Boeren-Leidse onderscheidt zich van andere kazen door zijn bijzondere smaak. Slechts enkele melkveebedrijven in Leiden en directe omgeving mogen hem maken. Dat er zo veel Nederlandse kazen Europese bescherming genieten is niet zo verwonderlijk. Nederland is in de EU beroemd om zijn kazen. Duitsers noemen Nederlanders daarom ook wel ‘kaaskoppen’. Duitsers zijn gek op onze kazen. Naar Duitsland gaat dan ook de meeste Nederlandse kaas. Een heel bekend buitenlands beschermd product is de Parmaham. Die mag alleen in de Italiaanse plaats Parma gemaakt worden. Het vlees is overigens vaak afkomstig van varkens uit Nederland.
Kaas is te koop in heel veel soorten. Kijk maar eens in de winkel. Hoeveel soorten kaas ken jij? Schrijf ze allemaal op. Weet je ook welke van die kazen uit een ander Europees land komt? Uit welk land?
18
H é , E u ro p a ? ! - D e c e m b e r 2 0 0 8
Vanwege het milieu De EU-landen hebben in 1987 van milieubescherming een politiek hoofdonderwerp van de Europese Unie gemaakt. Sindsdien zijn er allerlei gezamenlijke milieuregels gemaakt. Die regels hebben tot doel het milieu en de natuur (en dus de gezondheid van mens en dier) te beschermen en verspilling van grondstoffen te voorkomen. Zo zijn er afspraken gemaakt over de bescherming van de kwaliteit van het oppervlakte- en drinkwater, over het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en mest en over de toepassing van duurzame energie. De verplichte bijmenging van biobrandstof in benzine is een van de afspraken. Biobrandstof wordt gemaakt van akkerbouwgewassen, maar het kan ook gemaakt worden uit dierlijk vetten of plantenresten. De Europese milieuregels zijn maatgevend voor elke lidstaat, maar een land mag strengere regels instellen als dat nodig is voor het milieu. Elk land is verplicht zich aan de Europese milieuregels te houden. Vaak moet daartoe de wetgeving in een land worden aangepast. Voldoet een land niet aan de Europese milieuregels, dan kan de EU boetes opleggen en aanvullende maatregelen eisen. Een land mag alleen van de Europese regels afwijken met toestemming van de Europese Commissie (het dagelijks bestuur van de EU). Als daarvoor goede redenen zijn, krijgt een land tijdelijk een ontheffing en mag het afwijken van de Europese regels.
Lees de tekst nog eens door. Vind je het goed dat de EU regels voor het milieu maakt? Waarom vind je dat?
OPDRACHT BIOLOGISCHE BESTRIJDING Planten worden bedreigd door ziekten en plagen. Boeren en tuinders nemen daarom maatregelen om te voorkomen dat ze worden aangetast en de oogst mislukt. Zij doen dat onder andere met behulp van chemische gewasbeschermingsmiddelen. Ook over het gebruik van deze middelen zijn in de EU afspraken gemaakt. Ziekten en plagen die een plant kunnen belagen zijn onder andere: vogels, muizen, luizen, rupsen, slakken, schimmels, bacteriën, virussen, kevers, insecten en bodemdiertjes, zoals aaltjes en emelten, die de wortels en plantenstengels aanvreten. Maar ook onkruid is een bedreiging van de oogst.
Akkerbouwers telen elk jaar een ander gewas op een akker
OPDRACHT NATIONAAL MILIEUBELEIDSPLAN De maatregelen die ons land moet nemen om aan de milieudoelstellingen te kunnen voldoen, zijn door de regering vastgelegd in Nationale Milieubeleidsplannen. Het huidige Milieubeleidsplan loopt van 2001 tot 2010. Om maatregelen uit dit plan door te kunnen voeren moet soms de wetgeving worden aangepast. Boeren en tuinders hebben daarnaast vrijwillig afspraken gemaakt met de overheid (een ‘convenant’) over maatregelen om schoner te produceren. Die afspraken hebben betrekking op het gebruik van energie, gewasbeschermingsmiddelen, (kunst)mest en het hergebruik van bedrijfsafval. In 1989, vooruitlopend op het eerste Nationaal Milieubeleidsplan van de overheid in datzelfde jaar, is door de land- en tuinbouw voor alle sectoren een Integraal Milieuactieplan gemaakt. De afspraken over het terugdringen van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen zijn vastgelegd in een Meerjarenafspraak Gewasbescherming. Afgesproken was dat het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen in 2000 nog maar de helft zou zijn van het gebruik in de periode 1984-1988. Die doelstelling is gehaald. De glastuinbouw heeft daarnaast afzonderlijk een convenant afgesloten over het efficiëntere gebruik van energie en het beperken van het broeikasgas CO2. Het convenant liep tot 2000. Het heeft een vervolg gekregen in een nieuw convenant met nieuwe, zwaardere milieudoelstellingen voor 2010. In dit nieuwe convenant is ook het gebruik van duurzame energie opgenomen.
Bloembollentelers zetten tijdelijk hun land onder water
Sommige soorten onkruid worden weg geschoffeld met een machine 19
H é , E u ro p a ? ! - D e c e m b e r 2 0 0 8
Alternatieve bestrijdingsmethoden Om minder chemische gewasbescherming te hoeven gebruiken, passen boeren en tuinders allerlei andere beschermingsen bestrijdingsmethoden en -technieken toe. Akkerbouwers telen elk jaar een ander gewas op een akker. Zo voorkomen ze het ontstaan van ziekten en plagen. Bloembollentelers zetten na de oogst hun land tijdelijk onder water, zodat daar geen onkruid kan groeien, waarop belagers van bloembollen zich vermeerderen. Ook beperken boeren en tuinders het gebruik van chemische gewasbeschermingsmiddelen door het onkruid weg te schoffelen.
De natuur helpt mee Een veel beproefde beschermingsmethode is de inzet van natuurlijke vijanden van de oogstbelagers. ‘Biologische bestrijding’ wordt dit genoemd. Deze methode wordt vooral in de glastuinbouw op grote schaal toegepast. Zodra een teler in zijn kas schadelijke insecten (luizen, spint, trips, wantsen, wittevlieg, mineervlieg) ontdekt, haalt hij roofinsecten (roofmijt, roofwants, sluipwesp) in zijn kas. Die koopt hij bij een gespecialiseerd bedrijf. Of er veel schadelijke insec-
OPDRACHT DE VRIENDEN VAN DE TUINDER In de natuur is het eten of gegeten worden. Niet alle biologische bestrijders die in de kas ingezet worden, schakelen hun prooi uit door hem direct op te eten. Roofmijten bijvoorbeeld eten niet alleen de spintmijt, maar ook haar eitjes. Of neem de sluipwesp. Die legt een eitje in de pop van de witte vlieg. De larve van de wesp leeft van de inhoud van de pop. Zo komt er uit deze pop geen witte vlieg meer, maar een wesp.
ten zijn, ziet de tuinder onder andere op de gele kleefplaatjes die hij in zijn kas heeft opgehangen. De Nederlandse tuinders lopen met de biologische bestrijding voorop in de wereld. In de groenteteelt onder glas is biologische bestrijding algemeen. Ook telers van rozen, chrysanten en gerbera’s maken er meer en meer gebruik van. Mede dankzij de biologische bestrijding zijn groenten uit Nederlandse kassen de veiligste van Europa. Ook fruittelers passen deze bestrijdingsmethode toe. Fruittelers hebben een valkenkast in hun boomgaard. De valken jagen op muizen en vogels die het op de oogst hebben voorzien. In de boomgaard hangen ook sekselokvallen. Daarin zit een geurstof die mannelijke insecten lokt. Die kunnen zich dan niet voortplanten. De biologische bestrijdingsmethodes worden door ‘gewone’ en ‘EKO’- boeren en -tuinders toegepast. EKOboeren en –tuinders gebruiken geen chemische gewasbeschermingsmiddelen en geen kunstmest. De andere boeren en tuinders doen dat wel. Lees de tekst nog eens door. Noem vijf manieren waarop boeren hun planten en de oogst beschermen.
Hier zie je verschillende natuurhulpjes van de tuinder. Wat weet je nog meer van deze dieren? Wat eten ze? Hoe doen ze dat? Hoe planten ze zich voort? Waar leven ze? Tip: Kijk in de bibliotheek of op internet voor een antwoord. timalia
torenvalk gekko
sluipwesp
roofwants
20
H é , E u ro p a ? ! - D e c e m b e r 2 0 0 8
roofmijt
lieveheersbeestje
GEWASBESCHERMING MET REGELS Een gewasbeschermingsmiddel bestaat meestal uit een of meerdere werkzame stoffen (het eigenlijke ‘gif’) en een ‘drager’, waar die stof aan vast zit. De toelating en het gebruik van een werkzame stof is gebonden aan regels. In Nederland is dat geregeld in de Bestrijdingsmiddelenwet. Voordat een nieuw middel wordt toegelaten, wordt eerst onderzocht of het veilig is voor wie ermee moet werken en of het anderszins een risico voor de volksgezondheid is. Ook wordt gekeken naar mogelijk schadelijke neveneffecten voor het milieu. Een eenmaal toegelaten middel mag bovendien alleen maar gebruikt worden in die gewassen, waarvoor een toelating is aangevraagd. Als later blijkt dat een toegelaten middel toch schadelijke gevolgen heeft, wordt de toelating ingetrokken.
Hier zie je een graanplant, een maïsplant, koolzaad en een suikerbiet. Van deze planten kun je biobrandstof maken. Deze planten worden ook gebruikt als diervoeder en als voedsel voor mensen. Ken jij voedingsmiddelen die van deze planten worden gemaakt? Schrijf ze hieronder op.
Graan levert de grondstof voor bio-ethanol.
Toelating geregeld via de EU De beoordeling van een gewasbeschermingsmiddel verschilt per land. Daardoor kan het gebeuren dat een middel dat in België of Duitsland is toegelaten, in Nederland verboden is. Dat schept verwarring, onduidelijkheid en onbegrip bij boeren en tuinders. De EU is daarom bezig die toelating centraler te regelen en de toelatingsprocedures in de verschillende landen beter op elkaar af te stemmen. Zo komt een middel, waarvoor een toelating wordt aangevraagd, nu na een centrale, Europese beoordeling terecht op een zogeheten positieve lijst. De fabrikant van dat middel kan daarna in elk land afzonderlijk een toelating aanvragen. In elk land kan daardoor bij de toelating nog steeds rekening worden gehouden met specifieke nationale omstandigheden. Zoals in ons land de hoge grondwaterstand, waardoor een middel een risico voor het milieu kan zijn. Een land mag alleen de toelating van een werkzame stof op de positieve lijst weigeren, als het bij de Europese Commissie de noodzaak daarvan kan aantonen.
Maïs levert de grondstof voor bio-ethanol en wordt gebruikt als grondstof voor een biovergistingsinstallatie. Hierin maken bacteriën van mest en maïs biogas. Hiermee wekt vervolgens een motor stroom op.
Uit het zaad van koolzaad wordt olie geperst die gebruikt wordt als biodiesel.
OPDRACHT AUTOBRANDSTOF VAN DE PLANT De landen van de EU hebben afgesproken dat in 2020 minimaal 20 procent van het totale energieverbruik in de EU afkomstig moet zijn van zogeheten hernieuwbare energiebronnen, zoals wind- en zonne-energie. En dat 10 procent van de brandstof voor auto’s en vrachtwagens gemaakt moet zijn uit ondermeer landbouwgewassen en/of plantenresten. ‘Biobrandstof’ wordt deze brandstof genoemd. De brandstof (bio-ethanol en biodiesel) vervangt benzine en diesel. Die worden gemaakt van aardolie. Bij het gebruik van benzine en diesel ontstaat CO2, een broeikasgas dat bijdraagt aan de opwarming van de aarde. Brandstof die uit de plant wordt gewonnen, helpt dat voorkomen.
Van de suiker uit de suikerbiet wordt bio-ethanol gemaakt.
21
H é , E u ro p a ? ! - D e c e m b e r 2 0 0 8
OPDRACHT KASSEN Nederland is het belangrijkste glastuinbouwland van de EU. Ons land heeft zo’n 10.000 hectare kassen. Driekwart van wat de Nederlandse telers in hun kas telen aan groenten, snijbloemen en potplanten wordt uitgevoerd naar andere landen in de EU en daarbuiten. In een kas kan de teler de temperatuur en het licht en de voeding van de plant heel nauwkeurig regelen. Omdat hij niet afhankelijk is van het seizoen en de weersgesteldheid kan een tuinder met een kas het hele jaar door groente en sierplanten telen.
Stroomleveranciers De glastuinbouw dankt zijn sterke positie mede aan de grote voorraad aardgas in de Nederlandse bodem. Maar aardgas is duur. Daarom probeert de tuinder zo zuinig mogelijk ermee te zijn. Sommige telers gebruiken bijvoorbeeld de restwarmte van een energiecentrale om hun kas mee te verwarmen. De meeste telers hebben een warmtekrachtinstallatie (een ‘WKK’). Dat is een installatie die de kas verwarmt (met behulp van opgewarmd water, net als bij jou thuis gebeurt) en die tegelijkertijd ook stroom opwekt. De stroom die de tuinder niet nodig heeft, verkoopt hij aan het elektriciteitsnet. De glastuinbouw levert zo 8 procent van de stroom van alle Nederlandse huishoudens. In geval van nood kan dat zelfs worden opgevoerd tot 15 procent.
met dit nieuwe systeem om er ervaring mee op te doen en om het verder te vervolmaken. Ook zijn er telers die gebruik maken van aardwarmte om hun kas te verwarmen. Onderzoekers van Wageningen Universiteit zijn inmiddels bezig met de ontwikkeling van een kas die uit zonlicht stroom opwekt. Tuinders uit andere Europese landen volgen deze nieuwe ontwikkelingen met heel veel belangstelling (en met een jaloerse blik), want de Nederlandse glastuinbouw is wereldwijd toonaangevend op dit gebied.
Groenten, snijbloemen en potplanten Hier zie je planten, groenten en bloemen die in de kas groeien. Zet de juiste naam bij de afbeeldingen.
anthurium, chrysant, palmboom, roos, tomaat, paprika, radijs, lelie, komkommer, aubergine, gerbera, ficus, orchidee
CO2 van Shell Veel tuinders in Zuid-Holland gebruiken in hun kas overtollige CO2 van de olieraffinaderij van Shell in Pernis. CO2 is een broeikasgas. Het draagt bij aan de opwarming van de aarde. De plant heeft CO2 nodig om te groeien. Hoe meer CO2 ze krijgt, hoe beter ze groeit. Sommige telers winnen de benodigde CO2 terug uit het rookgas, dat vrijkomt als ze hun verwarmingsinstallatie aanzetten.
De kas als energiebron Maar tuinders met een kas kunnen meer dan zuinig zijn met energie. Zo wordt flink gewerkt aan de ontwikkeling van een kas die meer energie produceert dan er wordt gebruikt. Dat kan bijvoorbeeld door met zonnewarmte water in de kas op te warmen en dit tijdelijk in een grote, geïsoleerde tank naast de kas of diep onder de grond op te slaan. Als de kas verwarmd moet worden, wordt het warme water weer opgepompt. Dat bespaart aardgas. Enkele tuinders werken inmiddels al 22
H é , E u ro p a ? ! - D e c e m b e r 2 0 0 8
OPDRACHT
OPDRACHT
ZUINIG MET ENERGIE
VOEDINGSSTOFFEN
Telers met een kas gebruiken aardgasenergie om groenten, snijbloemen en potplanten te kweken. Door allerlei energiebesparingsmaatregelen hebben ze daarvoor nu 54% minder aardgas nodig dan in 1980 voor datzelfde gewas nodig was. Wat doen jullie thuis aan energiebesparing? En aan waterbesparing?
Om te groeien heeft een plant voedingsstoffen (‘mineralen’) nodig. De belangrijkste zijn stikstof (aangeduid met de letter N), fosfor (P) en kalium (K). Ook heeft ze heel kleine hoeveelheden magnesium, ijzer, zink en koper nodig. Als er te weinig voedingsstoffen in de bodem zijn, kan de plant niet goed groeien. Daarom bemest de boer zijn land met dierlijke mest en kunstmest.
Wij zijn zuinig met energie, doordat we
Voedingsstoffen in het water
Wij gebruiken minder water, doordat we
Als er veel te veel meststoffen in de bodem zitten, kan dat ook in grondwater terechtkomen, dat wordt gebruikt voor de drinkwaterwinning. Om de kwaliteit van het drinkwater goed te houden, is in de EU afgesproken dat in een liter grondwater niet meer dan 50 milliliter nitraat mag zitten. De norm is in 1991 vastgelegd in een Europese Nitraatrichtlijn. Elke lidstaat is daardoor verplicht het gebruik van mest te beperken om problemen met de drinkwatervoorziening te voorkomen. Zo is er ook een Europese Kaderrichtlijn Water die regels stelt voor de kwaliteit van het oppervlaktewater, zoals sloten, meren en kanalen. Als er in een sloot te veel fosfaat (fosfor) terechtkomt, bevordert dat de algengroei. Algen groeien heel goed op fosfaat. De algengroei gaat ten koste van andere waterplanten en sommige soorten vissen.
Mestmaatregelen
OPDRACHT ZO GROEIT DE PLANT Kijk goed naar deze tekening. Wat heeft een plant nodig om te groeien?
Nitraat ontstaat uit stikstof. Dit zit in kunstmest en in dierlijke mest. Te veel nitraat in het drinkwater is niet gezond. Daarom heeft de Nederlandse regering regels gemaakt om te voorkomen dat dit kan gebeuren. Die regels zijn vastgelegd in de Mestwetgeving. Die is er sinds 1986. Zo mag de boer niet meer mest uitrijden dan zijn planten nodig hebben. Ook mag dierlijke mest niet uitgereden worden als het heeft gevroren. De mest kan dan wegspoelen naar de sloot. Om mestoverschotten tegen te gaan heeft de regering maatregelen genomen waardoor de varkens- en pluimveestapel niet verder kan toenemen. Elke boer moet bovendien een boekhouding bijhouden, zodat duidelijk is hoeveel kilo voedingsstoffen is gebruikt voor de bemesting. Mineralen zitten niet alleen in mest en kunstmest, maar ook in planten, dieren en dierlijke producten, zoals melk, vlees en eieren. Jouw lichaam heeft de voedingsstoffen in deze producten nodig om te groeien en gezond te blijven.
Bemesting op maat Als er via mest en kunstmest meer voedingsstoffen in de bodem worden gebracht dan de planten nodig hebben, kunnen die uitspoelen naar het grond- en oppervlaktewater. In de sloot zorgt dat voor extra algengroei. Op de volgende pagina zie je vijf voorbeelden van hoe de boer en de tuinder omgaan met meststoffen. Zet het cijfer van de tekst in het goede plaatje.
23
H é , E u ro p a ? ! - D e c e m b e r 2 0 0 8
1. De boer brengt de dierlijke mest op het land met een zodenbemester of een mestinjecteur. Die brengt de mest rechtstreeks onder de grond. Zo kan geen ammoniak ontsnappen. 2. De akkerbouwer laat bodemonderzoek doen. Zo weet hij of er nog voldoende voedingsstoffen voor de planten in de bodem zitten. Ook houdt hij in zijn mineralenboekhouding bij hoeveel voedingsstoffen zijn planten krijgen.
4. De kunstmeststrooier is zo aangepast dat er geen kunstmest in de sloot terecht kan komen. 5. De tuinder geeft de planten in zijn kas voedingstoffen die opgelost zijn in water. De voedingsstoffen die de plant niet nodig heeft, worden opgevangen en later opnieuw gebruikt. Zo gaat niets verloren.
3. Als de grond bevroren is, wordt er geen mest uitgereden. De boer rijdt de dierlijke mest alleen uit als de mest nodig is voor de planten.
24
H é , E u ro p a ? ! - D e c e m b e r 2 0 0 8
Natuurbehoud zonder grenzen Zoals het milieu een zaak van Europa is, zo zijn dat ook het behoud van de natuur en de bescherming en het herstel van planten- en diersoorten én van hun leefgebieden. Ook Nederlandse boeren doen op hun bedrijf aan natuurbeheer en natuurbescherming. De natuurbescherming is in ons land geregeld in de Flora- en faunawet en in de Natuurbeschermingswet.
OPDRACHT EEN EUROPEES NETWERK VAN NATUURGEBIEDEN Elk land, zo hebben de lidstaten van de Europese Unie afgesproken, is verplicht maatregelen te nemen om het uitsterven van planten, vogels en andere dieren te voorkomen en het leefgebied van zeldzame flora en fauna te beschermen. Die verplichtingen zijn geregeld in onder andere de Europese Vogelrichtlijn (1979) en de Habitatrichtlijn (1992). De Vogelrichtlijn verbiedt onder andere het vernielen van nesten en het verstoren van vogels, met name tijdens het broedseizoen. De Habitatrichtlijn verbiedt onder andere het beschadigen en vernielen van de voortplantings- en rustplaatsen van beschermde dieren. De bescherming van de natuur is later verder uitgewerkt in Natura 2000. Dit plan voorziet in een Europees netwerk van beschermde natuurgebieden waar de zeldzame planten en dieren extra worden beschermd. Nederland heeft zelf ook zo’n netwerk van beschermd gebied. Het heet de Ecologische Hoofdstructuur. Natura 2000 beslaat zo’n 20 procent van het Europese grondgebied. Elk EU-land heeft zijn beschermingsgebied zelf aangewezen. Ook Nederland heeft dat gedaan.
gebied voorzien van luchtwassers of biofilters die de lucht van ammoniak zuiveren.
Europees beschermd natuurgebied in Nederland In Nederland zijn 162 gebieden aangewezen als beschermingsgebied. Hieronder zijn enkele van deze gebieden genoemd, waar ook boerenbedrijven (in de buurt) liggen. Tussen haakjes staan de namen van vogels, insecten, amfibieën, andere dieren en planten, die er beschermd worden. Kijk in je atlas of op internet waar deze gebieden liggen en kleur ze in op deze kaart. Kijk op www.minlnv.nederlandsesoorten.nl (‘Zoeken op soort’) als je meer wilt weten over een dier of plant.
Landbouw aan banden In zo’n beschermd gebied waar de natuur zich ongeremd kan ontwikkelen, is vaak de landbouw aan banden gelegd. Soms is er zelfs helemaal geen landbouw toegestaan. De boer mag in een beschermd gebied alleen zijn bedrijf uitoefenen onder zeer strenge voorwaarden. Zo mag hij bijvoorbeeld geen kunstmest in zijn weiland strooien, omdat daar zeldzame planten groeien die alleen maar groeien in grond met heel weinig voedingsstoffen. Ook kan het zijn dat de boer pas mag maaien, nadat sommige zeldzame planten zijn uitgebloeid en zaad hebben gevormd, waarmee ze zich vermeerderen.
De natuur als leidraad Ook aan de bedrijven die aan zo’n natuurgebied grenzen, worden vaak beperkingen opgelegd. Zo is de uitbreiding van de veestapel op zo’n bedrijf aan extra regels gebonden en moet de veehouder extra maatregelen nemen om te voorkomen dat ammoniak uit de stal ontsnapt. Ammoniak ontstaat uit mest. Te veel ammoniak in de lucht kan schadelijk zijn voor de groei van planten. De dierlijke mest wordt daarom opgeslagen in een overdekte mestopslag. Ook wordt de mest zo snel mogelijk afgevoerd uit de stal. Om de stallucht te zuiveren zijn pluimvee- en varkensstallen bij zo’n natuur-
(Groningen) Leekstermeergebied (o.a. kolgans, brandgans, kwartelkoning) (Friesland) Sneekermeergebied (porseleinhoen, kemphaan, kievit, grutto, Noordse woelmuis) (Flevoland) Zwarte Meer (lepelaar, grauwe gans, toendra-rietgans, kievitsbloem in hooiland) (Overijssel) het stroomgebied van de Dinkel (rivierdonderpad, blauwgrasland) (Gelderland) Veluwe (o.a. jeneverbesstruiken in grasland, eiken-haagbeukbossen, kamsalamander) (Zuid-Holland) Strijen (in het Oudeland van Strijen: kolgans, dwerggans, brandgans, smient) (Noord-Brabant) De Langstraat (o.a. hooiland met vossenstaart, glanshaver en weidekervel en leefgebied modderkruiper) (Limburg) Het stroomdal van de Roer (o.a. bever, de zeggekorfslak, de gaffellibel, kamsalamander, veenbos, hooiland met grotevossenstaart en glanshaver, en het donkerpimpernelblauwtje) 25
H é , E u ro p a ? ! - D e c e m b e r 2 0 0 8
OPDRACHT NATUUR IN SOORTEN Iemand heeft eens gezegd dat je in ons land vier soorten natuur hebt: boerennatuur (natuur die ontstaat en in stand wordt gehouden door het werk van boeren), waterschapsnatuur (de natuur in sloten en plassen), Natuurmonumentennatuur (gebieden die worden gekocht en beheerd door natuurbeschermingsorganisaties om landschappen in stand te houden en sommige bijzondere soorten planten en dieren te kunnen laten overleven) en Wereld-Natuurfondsnatuur (natuur waar de mens niet ingrijpt en de natuur zijn gang kan gaan in voor mensen niet toegankelijke gebieden (‘Wildernisnatuur’, zeg maar). Welke soort natuur vind jij het mooist? Waarom?
OPDRACHT
Ook langs de slootkant bij het weiland groeien vaak bijzondere soorten, zoals de pinksterbloem, de koekoeksbloem en het grasklokje. Dat zijn planten die alleen kunnen overleven in voedselarme (‘schrale’) grond.
Houtwallen In sommige streken staan rondom weilanden nog steeds houtwallen. Op een houtwal groeien vaak zeldzame planten. Ook zijn het schuilplaatsen voor vossen, reeën, fazanten, hermelijnen, wezels, egels en konijnen. Vaak ook zijn ze voedsel- en broedplaats voor vele (soms zeldzame) vogels. Zo’n houtwal (een aarden verhoging met daarop dicht op elkaar allerlei soorten bomen en struiken) was vroeger de afscheiding tussen het land van de boer en dat van zijn buurman. Ze stammen uit de tijd dat er nog geen prikkeldraad en stroomdraad waren uitgevonden. De houtwallen voorkwamen dat de koeien, paarden en schapen op zwerftocht gingen.
NATUUR VAN DE BOERDERIJ Boerennatuur (de natuur op de boerderij) heeft vele gezichten. Veel van deze natuur dankt haar aanwezigheid aan de landbouw en is voor het voortbestaan afhankelijk van wat de boer op zijn land doet. Dat geldt bijvoorbeeld voor de aanwezigheid van weide- en akkervogels, maar ook voor de bijzondere soorten planten in de wei, zoals het zandblauwtje en de tormentil.
Veedrenkplaatsen en slootkanten Soms is de aanwezige natuur het gevolg van hoe het bedrijf vroeger werd uitgeoefend. Bij sommige boerderijen bijvoorbeeld zijn nog veedrenkplaatsen, poeltjes waar het vee uit dronk. Tegenwoordig haalt de boer het water voor het vee meestal uit een waterbron diep in de grond. Dat is schoner. De oude drinkpoeltjes zijn vaak het domein van padden, verschillende soorten kikkers, salamanders en insecten (libellen bijvoorbeeld). In het water leven allerlei soorten vis. Voor sommige vogels is het een ideale plek om een maaltje bij elkaar te scharrelen. In en bij zo’n poel groeien vaak ook zeldzame, beschermde planten.
Natuur op de akker Ook op akkers vind je natuur. Er leven onder andere veldmuizen, maar ook bijvoorbeeld de zeldzaam geworden korenwolf (de ‘veldhamster’) leeft er. De korenwolf leeft goeddeels onder de grond. Hij dankt zijn naam aan het graan (het ‘koren’) dat hij hamstert. Ook broeden er op akkers vogels, zoals de grauwe kiekendief en de veldleeuwerik. Ook in de akkerranden groeit, bloeit en leeft van alles. Zo kun je ook in de bloemen- en moestuin bij de boerderij en in de stal bijzondere natuur tegenkomen. In een boerentuin korenwolf kom je bijvoorbeeld zeldzame vlinders tegen. In stallen en schuren bouwt onder andere de boerenzwaluw zijn nest. Bij sommige boerderijen nestelen kerkuilen onder het dak. Ook vinden vleermuizen op sommige bedrijven een rustig plekje om te leven.
26
H é , E u ro p a ? ! - D e c e m b e r 2 0 0 8
OPDRACHT WEIDEVOGELS
Mijn boerderij Teken de plattegrond van een boerderij met de stallen, gebouwen, akkers, weilanden met slootjes en houtwallen. Geef op de plattegrond aan waar ‘natuur’ te vinden is. Kleur dat groen.
Grote delen van Nederland zijn veengebied. Veengrond is drassige (natte) grond en dus niet erg geschikt voor akkerbouw met zware machines. Vooral gras groeit er goed op. Het veenweidegebied is voor weidevogels zeer belangrijk. Het is hun broed- en leefgebied. Ze zoeken er beschutting en voedsel. De veengebieden van Noord- en Zuid-Holland, Utrecht, Friesland en Overijssel zijn dan ook zeer belangrijk voor deze vogels. Van de gruttobevolking in West- en Midden-Europa bijvoorbeeld broedt zeventig tot tachtig procent in ons land. Als de vogels hier niet kunnen broeden, is het snel gedaan met de gruttobevolking in Europa.
Vogels kijken Hieronder zie je vogels die in het veenweidegebied leven: grutto, tureluur, wulp, scholekster en kievit. Schrijf op waaraan je deze vogels in het weiland kunt herkennen.
Teken in het weiland een kievit en een grutto. Neem als voorbeeld de afbeeldingen van de opdracht onder het kopje weidevogels. Teken de sloten blauw. De sloten moet de boer ieder najaar uitbaggeren, zodat het water snel weg kan en de sloten niet overlopen. Teken de snelste route voor de boer om al zijn slootkanten schoon te maken. grutto
kievit
scholekster
tureluur
OPDRACHT AMFIBIEËN EN REPTIELEN In veedrenkplaatsen en sloten leven onder andere kikkers. Een kikker is een amfibie. Waaraan herken je een amfibie? Denk aan de voortplanting en waar hij leeft? Ken je nog andere amfibieën? Welke? In de natuur in Nederland leven ook hagedissen, slangen en adders. Dat zijn reptielen. Aan welke eigenschappen herken je een reptiel? Tip: Kijk in de bibliotheek of op internet voor een antwoord.
wulp De kievit herken ik aan zijn De grutto heeft een De scholekster herken je aan zijn en De wulp herken ik aan zijn kromme Bij de tureluur valt zijn
27
H é , E u ro p a ? ! - D e c e m b e r 2 0 0 8
op
OPDRACHT
OPDRACHT
NEDERLAND GANZENLAND
BESCHERMDE BOERENNATUUR
Nederland is erg in trek bij ganzen. Er zijn in ons land maar liefst negentien soorten gesignaleerd. Ze overwinteren hier en gebruiken ons land als broedplaats en als tussenstation op hun trektocht door Europa. Het grootste deel (meer dan een miljoen) van de ganzen dat overwintert in West-Europa, strijkt neer in Nederland. De belangrijkste ganzengebieden zijn Zeeland, Flevoland, Friesland en Groningen. Ganzen zijn gek op jonge grassprietjes en jonge graanplantjes. Maar ook andere akkerbouwgewassen lusten ze. De boer is vanwege de schade die de ganzenvraat in het voorjaar oplevert, meestal niet erg blij met deze gasten op zijn land. Ganzen zijn beschermde dieren. De boer mag ze niet verjagen. Ernstige schade krijgt hij daarom vergoed van de overheid.
Voor de instandhouding en de bescherming van de natuur op de boerderij moet een boer soms extra maatregelen nemen. Om weidevogels ongestoord te kunnen laten broeden, moet de boer voor hij gaat maaien eerst alle nesten in het eiland opsporen en die met een stok markeren. Dan kan hij om het nest heen maaien. Ook moet hij in zijn weiland nestbeschermers plaatsen om te voorkomen dat koeien het nest vertrappen. In weilanden met zeldzame planten kan de boer pas maaien als de planten uitgebloeid zijn en hun zaad hebben verspreid. Hij kan daardoor van zo’n weiland minder wintervoer oogsten voor zijn koeien.
Houtwallen en akkerranden Hier ziet je verschillende soorten ganzen. Wat eten ze? Waar komen ze vandaan? Waar broeden ze? Kijk op www.minlnv.nederlandsesoorten.nl en ‘Zoeken op soort’.
Ook het onderhoud van houtwallen is extra werk. De houtwallen moeten op hoogte blijven en de bomen en struiken op de wal moeten geregeld worden teruggesnoeid. Zeldzame planten op de houtwal hebben zo betere overlevingskansen.
Grauwe gans
Rietgans
Rotgans
Kolgans
Brandgans
Voor de instandhouding van al deze natuur krijgt de boer een vergoeding. Dit krijgt bijvoorbeeld ook een akkerbouwer die op zijn land bloeiende akkerranden maakt. Zo’n akkerrand is een strook van een paar meter breed met daarin verschillende soorten wilde planten die insecten en beestjes aantrekken, waar wilde vogels van houden. Patrijzen bijvoorbeeld. Op zo’n akkerrand komen ook insecten (o.a. lieveheersbeestjes en zweefvliegen) af, die van luizen houden. Luizen brengen ziektes over op aardappelplanten. Zo slaat de boer twee vliegen in een klap, want luizen zijn voor de boer een plaag. Schrijf op wat de boer doet voor de instandhouding van de natuur op zijn bedrijf. 28
H é , E u ro p a ? ! - D e c e m b e r 2 0 0 8
OPDRACHT BIODIVERSITEIT De verscheidenheid aan planten en dieren wordt biodiversiteit genoemd. Hoe groter de verscheidenheid is, hoe beter. Een grote verscheidenheid maakt de natuur minder saai. Bovendien hebben al die soorten een functie. Dat geldt voor de inheemse wilde planten en dieren, net zo goed als voor landbouwhuisdieren en akkerbouwgewassen. Boeren en tuinders willen graag dieren en planten met de allerbeste eigenschappen, omdat ze voor hun inkomsten afhankelijk zijn van de verkoop van wat ze produceren. Dat leidt ertoe dat rundveerassen die minder melk geven of kippenrassen die minder eieren leggen, verdwijnen van de boerderij. Over de instandhouding van deze verdwijnende boerderijdieren ontfermt zich de Stichting Zeldzame Huisdieren (www.szh.nl).
Paprika Kijk goed naar deze paprikaplant. Daaraan hangen allerlei soorten paprika’s en pepers. De paprika is familie van de peper. Ze groeien oorspronkelijk in Zuid-Amerika. Hun smaken variëren van heel zoet tot ‘gepeperd’. Welke vormen zie je?
Rassen uit de Genenbank Zo maken ook groenten, sierteeltgewassen, fruitbomen en akkerbouwgewassen voortdurend plaats voor nieuwe rassen met betere eigenschappen (meer opbrengst, vruchten met een nieuwe smaak, een nieuwe bloemkleur of ongevoeligheid voor een plantenziekte). Net als de oude boerderijdierrassen worden ook de oude bloembolrassen, fruitrassen, sierplanten en groenterassen nog steeds in stand gehouden. Dat gebeurt in zogeheten genenbanken die ervoor zorgen dat deze rassen telkens opnieuw worden uitgeplant en gezaaid, zodat er altijd zaad of nieuw plantmateriaal beschikbaar blijft. Veredelaars maken hier graag gebruik van, want in deze oude rassen zitten vaak planteneigenschappen die bruikbaar zijn in nieuwe rassen.
Kool De groenteplant met de meest verschillende familieleden is kool. Spruitjes (‘spruitkool’) behoren ertoe, maar ook bijvoorbeeld de witte kool. Hiervan wordt ‘zuurkool’ gemaakt. Welke koolsoorten ken je nog meer?
De oogst van witte kool
29
H é , E u ro p a ? ! - D e c e m b e r 2 0 0 8
Eensgezind in dierenwelzijn Gemeenschappelijke regels zijn er in de Europese Unie onder meer ook om het welzijn en de gezondheid van dieren te beschermen. Al sinds 1974. Ze zijn er voor het houden, het vervoer en het slachten van de dieren. Maar ook voor als er een besmettelijke dierziekte uitbreekt.
regels, de controle op de naleving en de rechtspraak bij overtreding. Dergelijke regels zijn er onder andere voor de pluimvee-, varkens- en rundveesector. In de PVE werken vertegenwoordigers van alle schakels uit de vee- en vleesketen samen: van boer en veehandelaar tot slachterij en supermarkt.
OPDRACHT
Zelf regels maken
RECHTEN De Europese dierenwetgeving gaat ervan uit dat elk boerderijdier recht heeft op een goede verzorging. Een dier mag geen honger of dorst lijden. Het moet goed gehuisvest en goed behandeld worden. Het mag niet gekweld, verwond en gepijnigd worden. Het moet zich veilig kunnen voelen en niet angstig gemaakt worden. Ook moet het zich zo kunnen gedragen zoals het dat van nature doet. Niet alleen dieren hebben rechten. Mensen hebben ook rechten of ‘vrijheden’. De vrijheid van godsdienst is bijvoorbeeld zo’n recht. Weet je nog enkele andere rechten/vrijheden? Schrijf er vijf op.
Voor sommige soorten boerderijdieren zijn er gedetailleerde welzijnsregels en voorschriften die de vee- en vleessector zelf opstelt en uitvoert. Deze ‘IKB’-regels gaan verder dan de welzijnsregels van de EU. IKB is de afkorting van Integrale Ketenbeheersing. Ook deze regels worden gemaakt door de productschappen. Dat gebeurt op verzoek van de bedrijven die deze dieren houden en die willen dat het welzijn van deze dieren goed geregeld is. Ook de Dierenbescherming praat mee over de welzijnsregels.
Biologische landbouw Biologische veehouders hebben te maken met extra welzijnsvoorschriften, die bij de biologische veehouderij horen. De dieren van een biologische veehouder (een ‘EKO’-boer) moeten buiten kunnen lopen. Een biologische varkenshouder bijvoorbeeld moet zijn dieren in de stal bovendien op stro houden. Andere varkenshouders hoeven dat niet. Die mogen hun dieren ook houden in een stal met een gewone vloer of een vloer met een rubbermat. Lees het stukje ‘Dierenwelzijn in de Nederlandse wet’ nog eens goed door. Geef drie voorbeelden van hoe in ons land de bescherming van het welzijn van boerderijdieren is geregeld.
OPDRACHT
OPDRACHT
DIERENWELZIJN IN DE NEDERLANDSE WET
PRETTIG IN DE STAL
De algemene regels voor het welzijn van dieren zijn in Nederland vastgelegd in de Gezondheids- en Welzijnswet voor Dieren. Net als in de EU zijn er daarnaast voor legkippen, varkens en vleeskalveren specifieke, aanvullende regels gemaakt. De Nederlandse regels sluiten aan op die van de EU, maar soms gaan ze verder.
Verder dan de wet In Nederland zijn er voor sommige boerderijdieren ook gedetailleerde welzijnsregels (‘Verordeningen’), waarvoor én de Nederlandse overheid én de EU niets heeft geregeld. Ze zijn gemaakt op verzoek van de minister van Landbouw en uitgevoerd door de Productschappen Vee, Vlees en Eieren (PVE). Welzijnsverordeningen (dat is wetgeving) zijn er voor konijnen, vleeskalkoenen, vleeskuikenouderdieren en nertsen. Op de naleving van die verordeningregels wordt streng gecontroleerd. Op overtreding staan zware geldboetes. In andere EU-landen zijn er voor het houden van deze dieren veelal geen afzonderlijke welzijnsregels. Via het productschap regelt de sector de uitvoering van
Of een dier zich prettig voelt, heeft te maken met een heleboel zaken. De stal moet zo zijn ingericht dat een dier rustig kan eten en gemakkelijk kan gaan liggen en zich bewegen. Ook moet het niet te warm of te koud zijn in de stal. En er moet voldoende en goed afleidingsmateriaal zijn, zodat het dier zich niet gaat vervelen. Ook moet er voldoende bewegingsruimte zijn, zodat het kan wegvluchten als het in het nauw is gebracht. Een dier moet ook zijn nieuwsgierigheid en zijn scharrel-, zuig- of wroetbehoefte kunnen bevredigen. En natuurlijk moet het voldoende drinken en voedsel krijgen. Verder bepaalt ook de gezondheid van een dier of het zich prettig voelt. Maar ook hoe de boer in de stal zijn werk doet, heeft invloed op het dierenwelzijn. Het maakt nogal wat uit of de veehouder rustig in de stal bezig is of dat hij opgejaagd en lawaaierig doet. Dieren worden daar onrustig en angstig van. Een goede veehouder weet dat en houdt daar rekening mee. Lees de tekst nogmaals door. Wat hebben dieren nodig voor hun welzijn?
30
H é , E u ro p a ? ! - D e c e m b e r 2 0 0 8
OPDRACHT
OPDRACHT
Mijn welzijnsregels
DIERENWELZIJN LANGS DE MEETLAT
Stel, je moet voor alle huisdieren in Europa een Europese Gezondheids- en welzijnswet maken. Wat zou je daarin willen zetten over het dierenwelzijn? Denk onder andere aan zaken als de huisvesting, voeding, afleidingsmateriaal en bewegingsruimte.
Hoe meet je het dierenwelzijn? Over die vraag buigen zich zo’n 150 wetenschappers uit Europa en Latijns-Amerika. De onderzoekers proberen een algemene standaard (een soort meetlat) te maken, waaraan je kunt aflezen hoe het met het welzijn van een dier is gesteld. De meetlat wordt gemaakt voor verschillende soorten boerderijdieren. Aan het onderzoek doen ook wetenschappers van Wageningen Universiteit mee. Zo’n standaard maken lijkt gemakkelijker dan het is. Want hoe bepaal je wat het dierenwelzijn precies is en hoeveel een dier hiervan heeft? Een jong dier bijvoorbeeld heeft andere welzijnseisen dan een moederdier dat net is bevallen of een oud dier. Wetenschappers zijn het er dan ook lang niet altijd met elkaar over eens of iets nodig is voor het dierenwelzijn of niet.
Gedrag
OPDRACHT VARKENS IN EUROPA Eén van de dieren waarvoor specifieke Europese welzijnsregels zijn, is het varken. De meeste varkenshouders houden hun dieren in een stal zonder uitloop naar buiten. ‘Intensieve veehouderij’ wordt dit genoemd. Deze gespecialiseerde varkenshouderijbedrijven hebben meestal onvoldoende akkerland om al het voer voor hun dieren zelf te verbouwen. Intensieve veehouders kopen het voer voor hun dieren bij een diervoederfabriek.
Of een dier zich prettig voelt, kun je soms zien. Een dier dat niet lekker in zijn vel zit, is lusteloos. Het eet en beweegt weinig. Zo’n dier kan ziek zijn. Een dier dat in een te krappe stal zit zonder afleidingsmateriaal laat dat ook merken. Varkens bijvoorbeeld gaan dan in elkaars staart of oren bijten of aan stangen knagen. Of ze maken voortdurend dezelfde, eentonige beweging met hun kop. Dat is duidelijk. Maar van een boerderijdier dat buiten loopt, kun je niet zonder meer zeggen dat het zich ‘dus’ prettiger voelt dan een soortgenoot die uitsluitend in een stal verblijft. In een stal kun je het namelijk heel aangenaam maken voor een dier. Jammer dat dieren niet kunnen praten. Als een dier zich niet lekker voelt, zie je dat vaak aan zijn gedrag. Hoe zou je aan een goudvis kunnen zien dat hij zich niet lekker voelt in zijn kom? En hoe zou je dat aan een konijn in een konijnenhok kunnen zien?
Europese welzijnsrichtlijn De regels voor het houden van varkens zijn vastgelegd in de Europese Welzijnsrichtlijn voor varkens. Daarin staat onder andere hoeveel vierkante meter vloeroppervlak een dier minimaal nodig heeft en hoe drachtige gelten en zeugen (bevruchte jonge en oudere vrouwtjesvarkens) gehuisvest moeten worden. Ook zijn er regels voor de watervoorziening, de hoeveelheid buitenlicht en lawaai in de stal. In de richtlijn staat onder andere ook dat er afleidingsmateriaal, zoals stro, hooi, hout, zaagsel, compost, turf of een mengsel daarvan aanwezig moet zijn. Het mag de gezondheid van de varkens niet in gevaar brengen. De nieuwe Europese regels worden in 2013 van kracht. De varkenshouders hebben zo voldoende tijd om hun stallen aan deze regels aan te passen. Alle varkenshouders in alle EU-landen moeten dan voldoen aan dezelfde regels. Daarnaast staat het elk land echter vrij verder te gaan dan de Europese regels. Waarom is het goed dat er Europese regels zijn voor het welzijn van dieren, denk je? Licht je antwoord toe.
OPDRACHT RANGORDE Wilde zwijnen en varkens leven in een groep. Binnen zo’n groep is altijd een rangorde. Bij varkens is hiervoor de leeftijd alles bepalend. Elk dier weet zijn plaats in die rangorde. Een ouder dier neemt een voornamere positie in een groep in dan een jonger dier. In een groep met dieren van dezelfde leeftijd wordt de rangorde bepaald door vechten. Bij tamme varkens vechten de pasgeboren biggen al direct na de geboorte om de beste tepel. Na enkele dagen kennen ze hun plaats en heeft iedereen zijn eigen tepel. Het zwakste dier ligt achteraan. Ook als er in een groep een nieuw varken bij komt, wordt er gevochten om een plaatsje. In een varkensstal wordt dus soms heel erg geruzied. Ook runderen vechten om de rangorde. Vooral met duwen en stoten. Is er bij jullie in de klas ook een soort rangorde? Hoe wordt die bepaald? En bij jullie thuis? 31
H é , E u ro p a ? ! - D e c e m b e r 2 0 0 8
OPDRACHT HET WELZIJN VAN VLEESPLUIMVEE WAT WIL HET VARKEN? In een speciaal ingerichte stal in een praktijkproefbedrijf in Raalte laten de varkenshouders onderzoek doen naar de beste manier om het een varken helemaal naar de zin te maken. Dit onderzoek wordt het ‘Comfort Class-project’ genoemd (www.comfortclass.nl). Het onderzoek is een gezamenlijk project van de boerenorganisatie LTO Nederland en de Dierenbescherming. In de proefstal wordt onder meer onderzoek gedaan naar allerlei soorten afleidingsmateriaal. Ook wordt gekeken hoe bij de inrichting van de stal de speel-, wroet- en eetbehoefte van het varken het beste bevredigd kan worden. Enkele varkenshouders hebben deze nieuwe inzichten inmiddels in hun bedrijf toegepast om te onderzoeken of de bedachte oplossingen goed toepasbaar zijn in hun bedrijf.
OPDRACHT
Zo lui als een varken
LEGKIPPEN
Varkens brengen een groot deel van de dag slapend en dommelend door. Meestal liggen ze in een groep bij elkaar. Zo houden ze elkaar warm. Hier zie je de dagindeling van een fokzeug. Kleur de slaapuren rood.
Met het oog op het dierenwelzijn van legkippen hebben de EU-landen in 1999 besloten dat in 2012 geen kippen meer in een zogenoemde legbatterij mogen worden gehouden. Vanaf dan moet een kip kunnen beschikken over een zitstok en een legnest. En ze moet voldoende scharrelruimte hebben. Nederlandse pluimveehouders gaan voortvarend te werk in de aanpassing van hun stal. In 2007 zat al meer dan de helft van de Nederlandse legpluimveestapel in een stal die voldoet aan de nieuwe Europese regels. Nederland loopt met de omschakeling voor op de meeste andere EU-landen, samen met Duitsland, Oostenrijk, Zweden en Denemarken.
Hoeveel uur slaapt ze op een dag? Hoeveel uur slaap jij gemiddeld?
Begin 2007 hebben de lidstaten een Europese welzijnsrichtlijn voor vleespluimvee vastgesteld. De richtlijn regelt onder andere hoeveel vleeskuikens een pluimveehouders maximaal in zijn stal mag houden. Als maatstaf is het aantal kilo’s per vierkante meter genomen. Er zijn drie ‘grensgewichten’: 33, 39 en 42 kilo. Dat laatste is het absolute maximum. Hoe hoger het grensgewicht, hoe zwaarder de welzijnseisen die aan de stal worden gesteld. De richtlijn wordt in 2010 van kracht. De EU is wereldwijd de eerste met specifieke welzijnseisen voor het houden van vleeskuikens.
Pikorde in de stal Kippen hebben de neiging om elkaar in de veren te pikken, dit is natuurlijk gedrag voor ze. Een kip die door het verenpikken gewond is geraakt, wordt daarna voortdurend aangevallen door de andere kippen. Om te voorkomen dat ze elkaar ernstig verwonden, wordt bij nog jonge dieren de snavel een klein stukje ingekort, zodat die niet meer zo scherp is. Kippen pikken ook in de grond om voedsel te zoeken.
Verenpikkers Pluimveehouders en wetenschappers doen gezamenlijk onderzoek naar mogelijkheden om de snavelbehandeling achterwege te laten. Dit kan alleen als er een goede methode wordt gevonden om het verenpikken te voorkomen. Daartoe worden nu afleidingstactieken beproefd, zoals het strooien van graan op de grond en het ophangen van blokjes gasbeton. Als de kip daarin pikt, wordt hun snavel vanzelf botter. De snavelbehandeling zou dan vanaf 2011 helemaal achterwege kunnen blijven. Als er daadwerkelijk een afdoende oplossing wordt gevonden, kan de Nederlandse regering de andere Europese landen proberen te overtuigen er een Europese dierenwelzijnsregel van te maken. De legpluimveehouderij is een belangrijke tak van de Nederlandse land- en tuinbouw. Er zijn in ons land zo’n 27 miljoen leghennen. Nederland is de grootste exporteur van eieren ter wereld. Ons land exporteert jaarlijks zo’n 8 miljard eieren. 32
H é , E u ro p a ? ! - D e c e m b e r 2 0 0 8
De dagindeling van een leghen Bekijk de dagindeling van de leghen in de etagestal. Kleur de taartpunten waaruit blijkt dat: - de hen haar verenpak verzorgt (rood) - het legnest gebruikt (geel) - scharrelt (groen) - de ruimte heeft en contact met andere kippen (zwart) Maak een lijstje van de taartpunten die je niet gekleurd hebt. Onderstreep hiervan de activiteiten die voor ieder dier noodzakelijk zijn.
OPDRACHT KIJK! KIPPEN! Een kip is een dier dat van nature op de grond leeft. Zij scharrelt daar haar voedsel bij elkaar. Ook neemt ze er graag een stofbad. In de natuur leven kippen graag rond een boom. Om te rusten en zodra er gevaar is, vliegen ze daarin. Hier zie je een scharrelstal, een volièrestal en een zogenoemde ‘Kleingruppenhaltung’. Dat is een Duits woord, dat ‘houden in kleine groepen’ betekent. De kippen zitten in deze huisvesting bij elkaar in groepjes van zestig dieren. Ze kunnen er vrij rondlopen, hebben zitstokken op verschillende hoogtes en kunnen een stofbad nemen. In elk van deze stallen wordt rekening gehouden met het welzijn van de kip. Schrijf bij elke afbeelding hoe.
DE KIP VAN BINNEN Zo ziet een kip er van binnen uit.
33
H é , E u ro p a ? ! - D e c e m b e r 2 0 0 8
OPDRACHT DE ZORG OM DE DIERGEZONDHEID RUNDERGEDRAG Ook voor de huisvesting van vleeskalveren gelden Europese regels. Kalveren die ouder zijn dan acht weken moeten in een groep gehouden worden in plaats van alleen in een hok. Jonge kalveren zuigen graag. Dat is nodig om melk uit het uier te kunnen drinken. Soms zuigen kalveren ook aan elkaar. Dat doen ze als ze niet helemaal tevreden zijn. Ze gaan dan aan elkaars navel likken of elkaars plas drinken. Van die plas kunnen ze ziek worden. Om dit te voorkomen hangt de kalverhouder speelgoed als afleidingsmateriaal in de stal, zoals een grote skippybal of een autoband aan een ketting. Ook hangen er likstenen (van zout) en zijn er borstels waaraan de dieren zich kunnen schuren. Koeien zijn echte likkers. Een volwassen rund likt zich gemiddeld 125 keer per dag. Een koe heeft een heel beweeglijke tong. Ze kan daarmee zelfs haar neus schoonlikken.
Net als alle andere dieren, kunnen ook de boerderijdieren getroffen worden door besmettelijke ziekten. Zo’n besmettelijke ziekte kan overgebracht worden door wilde dieren (een vogel of een wild zwijn) die de ziektekiemen bij zich hebben. Of door de invoer van een besmet boerderijdier uit een land waar de ziekte heerst. Of door een auto of vrachtwagen die op een besmet bedrijf is geweest. Sommige besmettelijke dierziekten kunnen zelfs overgebracht worden door voedsel. Door een broodje met vlees bijvoorbeeld, dat iemand van zijn vakantie terug mee naar huis heeft genomen.
Rampzalig De uitbraak van een besmettelijke ziekte heeft voor de veestapel rampzalige gevolgen. Dieren worden ernstig ziek of overlijden. Een risico dat zo’n ziekte uitbreekt is er altijd. De boer probeert dit risico door voorzorgsmaatregelen op zijn bedrijf zo klein mogelijk te maken. Toch gebeurt het ook in Nederland wel eens dat er een besmettelijke ziekte uitbreekt. In 1997 bijvoorbeeld werden heel veel varkenshouderijbedrijven getroffen door de varkenspest. In 2001 brak op koeienbedrijven mond- en klauwzeer (MKZ) uit. In 2003 werden pluimveebedrijven getroffen door de vogelpest.
Varkenspest Varkenspest is een zeer gevreesde ziekte. Een dier dat is besmet wordt lusteloos, heeft veel last van diarree en ziet er grauw en grijs uit. Sommige besmette dieren raken zo verzwakt dat ze eraan doodgaan. Varkenshouders nemen dan ook zeer uitgebreide voorzorgsmaatregelen in acht om een uitbraak van die ziekte te voorkomen. Bij elke stal staat een ontsmettingsbak voor schoenen en laarzen. Wie de stal in wil, krijgt van de varkenshouder bovendien aparte kleding en schoeisel aangereikt. Op sommige bedrijven moet je uit voorzorg eerst een douche nemen, anders mag je de stal niet in. Ook voor vrachtwagens die voer brengen of dieren ophalen of brengen, gelden strenge bedrijfsvoorschriften.
Als een kalf het niet naar zijn zin heeft, laat het dat merken. En Jij? Hoe laat jij dat merken als je niet tevreden bent? Wat doe je dan?
34
H é , E u ro p a ? ! - D e c e m b e r 2 0 0 8
OPDRACHT DIERGEZONDHEIDSPUZZEL Zie jij deze woorden in de puzzel: vaccin, vogelpest, enten, griep, scharrelstal, virus, pikorde dit woord zit er niet goed in? Het is een echte ziekmaker, want sommige woorden staan er van achter naar voren in, omhoog en naar links of rechts in.
S
C
H
A
R
R
E
V
A
C
C
I
N
L
G
E
N
T
E
N
S
R
I
E
P
V
I
T
E
D
R
O
R
A
O
V
P
I
K
U
L
G
E
L
P
E
S
T
geweest, grondig ontsmet. Alle vee van het besmette bedrijf wordt gedood. ‘Ruimen’ wordt dit genoemd. Ook bij de omliggende bedrijven gebeurt dat. De kadavers van deze dieren worden vernietigd om verspreiding van het virus te voorkomen. Bedrijven waar is geruimd, worden bovendien grondig ontsmet. Pas als er geen risico meer is voor een nieuwe besmetting, mag er weer nieuw vee in de stal. In de periode dat de boer geen dieren mag houden, heeft hij ook geen inkomsten. Dat kan weken tot maanden duren. De bestrijding van een besmettelijke dierziekte is in elk EUland hetzelfde. De EU kan een land verplichten aanvullende maatregelen te nemen als het de bestrijding van een dierziekte niet goed heeft geregeld.
OPDRACHT ENTEN OF NIET ENTEN?
MKZ MKZ is een dierziekte die bij meerdere diersoorten kan voorkomen. Bij mond- en klauwzeer krijgen de dieren blaren op hun tong, rondom hun mond en aan hun poten. Ze kunnen daardoor nauwelijks eten en moeilijk lopen. De ziekte is niet besmettelijk voor mensen. Van het eten van vlees van deze dieren word je dus niet ziek.
Vogelpest Vogelpest wordt veroorzaakt door een griepvirus. Het heet daarom ook wel vogelgriep. Een kip die vogelpest heeft, is snotterig, heeft weinig zin om te eten en legt minder eieren. Ze drinkt veel en heeft een opgezwollen kam en lellen. Ze kan moeilijker ademhalen en sterft uiteindelijk. De vogelpest wordt onder meer verspreid door wilde vogels, zoals duiven en eenden. Het griepvirus kan zich voor kortere of langere tijd in leven houden in vogels, hun mest, luchtdeeltjes, dierlijk weefsel en water. Sommige varianten van het virus zijn ook heel besmettelijk voor mensen.
Elk land wil een besmettelijke dierziekte-uitbraak voorkomen. Sommige landen weren zelfs alle dierlijke producten uit een land waar een uitbraak is. Zelfs al zijn deze producten afkomstig van bedrijven in gebieden waar de ziekte niet heerst. Tegen sommige besmettelijke dierziekten zijn vaccins ontwikkeld. De veestapel hoeft dan niet geruimd te worden. Tuberculose (TBC) is zo’n ziekte. Hij is besmettelijk voor mens en dier. TBC is een longziekte, waaraan je dood kunt gaan. Vroeger was het een gevreesde volksziekte. Doordat in het verleden een intensieve inentingscampagne onder mensen en dieren is gevoerd, is de kans op een uitbraak van TBC een flink stuk kleiner geworden.
Europa beslist Ook tegen varkenspest, mond- en klauwzeer en vogelpest zijn er entstoffen ontwikkeld, waardoor de dieren niet ziek worden. Toch mogen ze niet worden gebruikt. De ministers van de EU hebben in 1992 afgesproken dat inenten niet mag, omdat veel landen buiten de EU (onder andere Japan, Zuid-Korea en Amerika) uit vrees voor een besmetting geen vlees van geënte dieren willen invoeren. In de Europese landen waar sinds 1992 een besmettelijke dierziekte is geweest, groeien de protesten tegen het Europese besluit. Ook de Nederlandse boeren willen graag dat er geënt wordt. Maar zolang de meeste andere landen de Europese regels niet willen aanpassen, blijven ze gehandhaafd.
Maatregelen De uitbraak van een gevaarlijke, besmettelijke dierziekte is een zeer ingrijpende gebeurtenis. Zodra zo’n ziekte op een bedrijf wordt ontdekt, worden er in een straal van enkele kilometers rondom strenge maatregelen genomen om verdere verspreiding van de ziekte te voorkomen. Door zo’n ‘quarantainegebied’ mag tijdelijk geen vee vervoerd worden. Ook is het vervoer van vee, mest, eieren, melk en vlees uit het besmette gebied verboden. De dierlijke producten worden uit voorzorg vernietigd. Ook worden mensen, auto’s en vrachtwagens die bij de bedrijven moeten zijn of zijn
Wat vind jij? Moeten Nederlandse boeren hun dieren mogen inenten tegen besmettelijke dierziekten of niet? Waarom vind je dat?
35
H é , E u ro p a ? ! - D e c e m b e r 2 0 0 8
Lesmateriaal www.hetkleineloo.nl
Nuttige sites over Europa http://nl.wikipedia.org/wiki/Europese_Unie: Algemene informatie over de EU. www.europa-nu.nl: Deze site van het Bureau Europees Parlement Den Haag bevat (achtergrond)informatie over allerlei onderwerpen die spelen in de EU. http://www.jeugdbieb.nl/rubriek.php?rID=126: Handige site met links naar achtergrondinformatie over de EU-lidstaten. http://europa.eu/scadplus/glossary/index_nl.htm: Op deze site worden allerlei begrippen en termen uitgelegd die met de EU te maken hebben. www.europaeducatief.nl: Lesmateriaal voor het basis- en voortgezet onderwijs. www.davindi.nl: (Zoekwoord ‘Europa’) Deze site biedt toegang tot allerhande aanvullende lessen over het onderwerp. http://europa.eu/europago/welcome.jsp: Hier kun je Europa leren kennen aan de hand van quizzen en spelletjes. Kijk voor informatie onder meer ook op www.kennisnet.nl.
Sites over land- en tuinbouw Aanvullend lesmateriaal en achtergrondinformatie over deelsectoren van de land- en tuinbouw is te vinden op onder meer www.hetkleineloo.nl, www.akkerbouw.info, www.groenwerkt.nl (over alle sectoren van de tuinbouw), www.bloembollencentrum.nl, www.devarkenshouder.nl, www.vleesvanfoktotkok.nl, www.zuivelonline.nl, www.kipkiplekker.nl en www.blijmeteenei.nl. Colofon Het Kleine Loo verschijnt vier maal per jaar en is een uitgave van PRLT Communicatie in samenwerking met Productschap Akkerbouw, Campagne Akkerbouw brengt land tot leven, Productschap Tuinbouw, Productschap Diervoeder, Nederlandse Zuivelorganisatie, Stichting Blij met een Ei, Campagne De varkenshouder en Vleesinformatiepunt. Dit themanummer is mede mogelijk gemaakt door een bijdrage uit het Europafonds van het ministerie van Buitenlandse Zaken en door de Stichting Hart voor het Platteland. Oplage 12.000 stuks.