4e openbaar verslag ex art. 73a Faillissementswet in het faillissement van
HBR Infra B.V. gevestigd en kantoorhoudende te 7694 BM Kloosterhaar, aan de Kleinhaar 75
Faillissementsnummer: Uitspraak faillissement: Rechter-commissaris: Curator: Datum verslag:
C/08/14/770 F 7 oktober 2014 mr M.M. Verhoeven mr P.L. Hellinga te Zwolle 28 juli 2015
In dit verslag zijn de onderdelen niet meer opgenomen, waarvan in eerdere verslagen is vermeld dat de werkzaamheden in dat kader als afgerond kunnen worden aangemerkt. Voor die onderdelen wordt verwezen naar de eerdere verslagen. Ten aanzien van de overige onderdelen is de tekst cursief en vetgedrukt opgenomen voor zover de tekst afwijkt van het vorige verslag.
I.
Inventarisatie
De werkzaamheden in het kader van de inventarisatie zijn in de tweede verslagperiode afgerond.
II.
Personeel
De werkzaamheden ten aanzien van personeel zijn in de tweede verslagperiode afgerond.
III. 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5
Activa onroerende zaken taxaties verkoopopbrengst hoogte hypotheek boedelbijdrage
n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t.
3.6 bedrijfsmiddelen Volgens de heer Reinink en de werknemers vallen diverse bedrijfsmiddelen in het faillissement, die zich op diverse locaties zouden bevinden. De heer Reinink geeft aan dat de werknemers bedrijfsmiddelen achterhouden. Volgens de werknemers is het andersom. De curator heeft hier informatie over opgevraagd en onderzoek naar gedaan. De heer Bloemhof, adviseur van de heer Reinink, heeft daarop laten weten dat een deel van de zoekgeraakte bedrijfsmiddelen werd teruggevonden in een keet. De curator heeft het onderzoek echter gestaakt toen bleek dat de bedrijfsmiddelen niet behoren tot de activa in het faillissement.
e
blad 2 – 4 verslag inzake HBR Infra B.V.
Uit de rekening-courant verhouding tussen de gefailleerde vennootschap en HBR Materieel B.V. bleek namelijk dat (een deel van) de bedrijfsmiddelen eigendom waren van HBR Materieel B.V. Daarop heeft de curator de akten van oprichting bekeken en bij de notaris de akten van inbreng opgevraagd van de beide vennootschappen, van het gefailleerde HBR Infra B.V. en van HBR Materieel B.V. Uit de inbrengbalansen d.d. 1 juli 2013 blijkt welke activa en passiva van de eenmanszaak zijn ingebracht in welke vennootschap. In de gefailleerde vennootschap zijn ingebracht: Activa: handelsdebiteuren, belastingen en premies sociale verzekeringen, liquide middelen. Passiva: schulden aan kredietinstellingen, rekening-courant HBR Holding B.V., belastingen en premies sociale verzekeringen, overlopende passiva. Het balanstotaal per 1 juli 2013 bedroeg € 148.053. In HBR Materieel B.V. zijn ingebracht: Activa: machines en installaties, inventaris, vervoermiddelen. Passiva: schulden aan kredietinstellingen, rekening-courant HBR Holding B.V. Het balanstotaal per 1 juli 2013 bedroeg € 166.828. Hieruit heeft de curator geconcludeerd dat de bedrijfsmiddelen niet behoren tot de activa in het faillissement van HBR Infra B.V. Dit is bevestigd door de boekhouder. De gefailleerde vennootschap had overigens terzake van de bedrijfsmiddelen ook geen verzekeringen afgesloten. Zoals aangegeven onder 1.1 is HBR Materieel B.V. op 11 september 2014 met ingang van 1 september 2014 ontbonden en opgehouden te bestaan omdat geen bekende baten meer aanwezig waren. Dat laatste is echter niet juist. De bedrijfsmiddelen vormden bekende baten. Volgens de heer Reinink was dat niet bij hem bekend. Hij heeft op advies van de heer Bloemhof de vennootschap geliquideerd. De heer Bloemhof liet weten dat zij hierover geen van beiden navraag hebben gedaan bij de boekhouder. De curator heeft wel navraag gedaan bij de boekhouder. Volgens hem heeft de heer Reinink eind 2013 zelf – tegen het advies van de boekhouder in - aangegeven dat hij een aparte vennootschap wilde oprichten voor het materieel en wist hij dus dat de bedrijfsmiddelen deel uitmaakten van de activa in deze vennootschap. Kortom, de bedrijfsmiddelen vallen in een geliquideerde vennootschap. Het is de curator niet bekend hoe de heer Reinink deze situatie wil oplossen, maar dat valt ook buiten het onderhavige faillissement. 3.7 3.8 3.9 3.10
taxaties verkoopopbrengst boedelbijdrage bodemrecht fiscus
n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t.
3.11 andere activa De gefailleerde vennootschap had een betaalrekening en een G-rekening bij de Rabobank. Het saldo op de betaalrekening bedroeg per datum faillissement € 38,46. Dit bedrag is inmiddels ontvangen op de faillissementsrekening. Het saldo op de G-rekening bedroeg per datum faillissement € 3.581,05. Terzake moet nog overleg plaatsvinden met de Belastingdienst, nadat de vordering van de Belastingdienst bekend is. Het saldo op de G-rekening is eind november 2014 overgeboekt op de rekening van de Belastingdienst en de G-rekening is opgeheven. Met de
e
blad 3 – 4 verslag inzake HBR Infra B.V.
Belastingdienst is afgesproken dat eerst de vordering van het UWV zou worden afgewacht, omdat dan ook vast zou staan welke heffingen door het UWV zijn afgedragen. Dat is van belang voor de hoogte van de vordering van de Belastingdienst: de Belastingdienst kan terzake van de door het UWV afgedragen heffingen geen vorderingen hebben in het faillissement. Het UWV heeft eind januari de vordering in het faillissement ingediend. De curator heeft daarop het voorstel voor de afwikkeling van de gelden van de G-rekening aan de Belastingdienst toegestuurd. In de tweede verslagperiode heeft de Belastingdienst een bedrag van € 756,05 gestort op de faillissementsrekening. Deze storting wordt meegenomen in bovengenoemde afwikkeling met de Belastingdienst. In de derde verslagperiode is nader overleg gevoerd met de Belastingdienst over de door de Belastingdienst aan de boedel te betalen bedragen. Vervolgens heeft de Belastingdienst diverse bedragen ad in totaal € 21.591,00 gestort op de faillissementsrekening. De zogenaamde ‘mededelingen van verrekening of terugbetaling’ zijn echter nog niet van de Belastingdienst ontvangen. De Belastingdienst heeft de genoemde mededelingen in de vierde verslagperiode niet toegezonden. Aan de Belastingdienst is meegedeeld dat de boedel geen vordering meer heeft op de Belastingdienst. Er is sprake van een vordering op HBR Holding B.V. Volgens de grootboekmutaties bedroeg de vordering uit rekening-courant per 1 juli 2014 € 21.974,06. Daarna is er in totaal nog € 33.300,00 overgeboekt van de rekening van de gefailleerde vennootschap op de rekening van HBR Holding B.V. De totale vordering bedraagt € 55.274,06. Daarbij is geen rekening gehouden met mogelijke betalingen die HBR Holding na 1 juli 2014 heeft gedaan ten behoeve van de gefailleerde vennootschap. HBR Holding is aangeschreven om de vordering te voldoen. De Kamer van Koophandel liet de curator weten dat de heer Reinink inmiddels de ontbinding van HBR Holding heeft doorgegeven en heeft opgegeven dat HBR Holding op het moment van ontbinding (27 oktober 2014) geen baten had. Het onderzoek op dit punt is nog niet afgerond. De curator heeft onderzocht of er steunvorderingen zijn voor een faillissementsaanvraag. Die zijn niet gevonden. Daarom is besloten om het faillissement van HBR Holding B.V. niet aan te vragen, nog afgezien van de mogelijke afwezigheid van baten. De werkzaamheden in dit kader zijn hiermee afgerond en dit onderdeel zal in latere verslagen dan ook niet terugkeren.
IV. Eigendomsvoorbehoud Niet van toepassing.
V.
Debiteuren
De werkzaamheden ten aanzien van debiteuren zijn in de tweede verslagperiode afgerond.
VI.
Bank/financiers
De werkzaamheden in dit kader zijn in de derde verslagperiode afgerond.
e
blad 4 – 4 verslag inzake HBR Infra B.V.
VII.
Doorstart/voortzetten
De werkzaamheden in dit kader zijn in de tweede verslagperiode afgerond.
VIII.
Administratie
8.1 toestand administratie De administratie werd geautomatiseerd bijgehouden door Avizie Accountants. De administratie lijkt t/m juni 2014 goed bijgehouden. 8.2 goedkeurende verklaring accountant Niet aan de orde.
IX.
Pauliana/verrekening
9.1 verdachte transacties Na de eerste faillissementszitting op 9 september 2014 heeft de heer Reinink 3 bedragen contant opgenomen van de bankrekening van de gefailleerde vennootschap, terwijl er geen sprake meer was van bedrijfsactiviteiten en er ook geen kasadministratie was. Het gaat om € 600,00 op 15 september, € 200,00 op 27 september en € 1.250,00 op 6 oktober, één dag voor datum faillissement. Volgens de heer Reinink was hij gerechtigd om deze opnamen te doen voor zijn levensonderhoud. Hij is niet bereid tot terugbetaling en naar zijn zeggen is hij daartoe ook niet in staat. Na verkregen toestemming van de rechter-commissaris is het faillissement van de heer Reinink aangevraagd. Dit faillissementsverzoek is bij de rechtbank Overijssel in behandeling onder kenmerk C/08/166557 / FT RK 15/42. Op de zitting van 27 januari 2015 is de heer Reinink niet verschenen. Hij is nu opgeroepen voor de zitting van 10 februari 2015. Bij vonnis van 10 februari 2015 is het faillissement van de heer Reinink uitgesproken. Rechtercommissaris is mr. M.M. Verhoeven en curator is mr. F. Hoff te Almelo. De vorderingen van HBR Infra B.V. op de heer Reinink zijn door de curator in het faillissement van de heer Reinink geplaatst op de lijst van voorlopig erkende crediteuren. Het gaat om een concurrente vordering van € 2.050,00 en een preferente vordering van € 1.550,00. Gelet op de inhoud van het meest recente (dat is het tweede) openbaar verslag in het faillissement van de heer Reinink is het nog te vroeg om te concluderen dat er geen uitkering valt te verwachten. 9.2
X.
Maatregelen
n.v.t.
Bestuurdersaansprakelijkheid
10.1 boekhoudplicht De eerste indruk van de curator is dat sprake is van een adequaat gevoerde boekhouding, in ieder geval t/m juni 2014.
e
blad 5 – 4 verslag inzake HBR Infra B.V.
De heer Reinink zelf blijkt echter nauwelijks op de hoogte te zijn van de boekhoudkundige stand van zaken. Verwezen wordt naar de bovenstaande onderdelen 2.1 en 3.6. Daarnaast heeft de heer Reinink aangegeven dat hij geen inzicht had in het aantal en de hoogte van de vorderingen per datum faillissement. Ook liet hij weten dat hij alle betalingen deed via de betaalrekening van HBR Holding B.V. en dat het niet bij hem bekend was dat daardoor een rekening-courant verhouding ontstond. 10.2 depot jaarrekeningen De eerste jaarrekening betreft de jaarrekening 2014, die dus nog niet hoeft te zijn gedeponeerd. 10.3 stortingsverplichting aandelen Aan voldaan. 10.4 onbehoorlijk bestuur De vennootschap is ruim 9 maanden na de oprichting gefailleerd. Nader onderzoek vindt plaats. De curator in het faillissement van de heer Reinink heeft het volledige tekort in het faillissement van HBR Infra B.V. op grond van bestuurdersaansprakelijkheid van de heer Reinink geplaatst op de lijst van voorlopig erkende concurrente crediteuren, zulks naar aanleiding van een door de curator ingediend en onderbouwd verzoek daartoe. In het eerste openbaar verslag in het faillissement van de heer Reinink is hier ook melding van gemaakt. Gelet op de inhoud van het meest recente (dat is het tweede) openbaar verslag in het faillissement van de heer Reinink is het nog te vroeg om te concluderen dat er geen uitkering valt te verwachten. 10.5 maatregelen Niet aan de orde.
XI.
Boedelschulden/fiscus/bedrijfsvereniging
11.0 boedelschulden Het UWV heeft een boedelvordering aangemeld van € 17.616,19. Daarnaast zullen de boedelschulden bestaan uit salaris/verschotten curator. 11.1 vordering van de fiscus De Belastingdienst heeft een vordering aangemeld ad € 285,00. 11.2 vordering van de UWV Het UWV heeft preferente vorderingen aangemeld van in totaal € 45.195,36. 11.3 overige preferente vorderingen Er zijn nog geen overige preferente vorderingen aangemeld, ook niet door degenen die het faillissementsverzoek hebben ingediend.
XII.
Crediteuren
12.1 aantal concurrente crediteuren Naar aanleiding van poststukken die de heer Reinink heeft afgegeven, zijn door de curator crediteuren aangeschreven met het verzoek hun vordering ter verificatie aan te melden. Het is verwarrend dat sommige facturen en aanmaningen zijn gericht aan HBR Dienstverlening. Uit de
e
blad 6 – 4 verslag inzake HBR Infra B.V.
balans per 1 juli 2013 blijkt echter dat HBR Dienstverlening op dat moment geen crediteuren had. Dat betekent dat alle vorderingen van daarna zijn en – voorzover zij geen betrekking hebben op de activiteiten van HBR Materieel B.V. – meegenomen worden in het faillissement van HBR Infra B.V. Inmiddels is van 9 crediteuren de vordering voorlopig door de curator erkend. 12.2 bedrag concurrente crediteuren Het door de zich inmiddels gemeld hebbende crediteuren ter verificatie aangemelde en door de curator voorlopig erkende totale vorderingsbedrag bedraagt € 51.128,59. 12.3 wordt het eigenlijke opheffer De curator kan nog niet aangeven op welke manier het faillissement dient te worden afgewikkeld. 12.4 een vereenvoudigde afwikkeling Zie 12.3 12.5 wordt aan concurrente crediteuren uitgedeeld? Zie 12.3
XIII. 13.1 13.2 13.3 13.4 13.5 13.6 13.7 13.8 13.9
Rechtbank toestemming afkoelingsperiode toestemming voortzetting bedrijf toestemming ontslag/beëindiging toestemming opzegging/beëindiging huur toestemming activatransacties toestemming procederen anderszins (toestemming verrekening, zie 5.3) termijn afwikkeling faillissement plan van aanpak
13.10 indiening volgend verslag
n.v.t. n.v.t. 9 en 17 oktober 2014 n.v.t. n.v.t. 30 december 2014 17 oktober 2014 n.n.b. volgen van ontwikkelingen in faillissement van de heer Reinink (ivm onderdelen 9.1 en 10.4) 28 oktober 2015
XIV. Overig Als bijlage is aan dit verslag een staat van baten en lasten met een kopie van het laatste bankafschrift gehecht – productie 1. Het saldo op de faillissementsrekening bedraagt per 16 juli 2015 € 36.048,11. Verder gaat hierbij een specificatie van de werkzaamheden in de periode 28 april t/m 27 juli 2015 - productie 2. Door de curator is in deze periode aan de afwikkeling 2,2 uur besteed. Daarmee komt het totaal op 70,7 uur.
Zwolle, 28 juli 2015
P.L. Hellinga curator
e
blad 7 – 4 verslag inzake HBR Infra B.V.
Dit faillissement is in behandeling bij: RAAD advocaten mr P.L. Hellinga Postbus 289 8000 AG ZWOLLE telefoon: 038 – 4238348 telefax: 038 – 4238349 email:
[email protected]