Hbo-opleiding theologie Scriptienota
Versie 2009 rom091126
Inhoudsopgave 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12.
Definitie .......................................................................................................................... 2 Doelstelling ..................................................................................................................... 2 Omvang .......................................................................................................................... 2 Methode literatuurstudie ................................................................................................. 2 Literatuurlijst ................................................................................................................... 4 Vormgeving .................................................................................................................... 4 Begeleiding..................................................................................................................... 5 Beoordeling en beoordelingsschema .............................................................................. 5 Procesverslag ................................................................................................................. 6 Publicatie ........................................................................................................................ 6 Voor verdere oriëntering ................................................................................................. 7 Beoordeling .................................................................................................................... 7
1
1. Definitie Een scriptie is een schriftelijk werkstuk, waarin iemand toont een relevante vraagstelling binnen een vakgebied aan de orde te kunnen stellen en deze op een zinvolle, duidelijke wijze te kunnen behandelen op grond van: • verworven theoretische inzichten; • literatuur die voor het onderwerp van belang is; • eigen inzichten en ideeën; • eigen onderzoek. 2. Doelstelling • De student doet zelfstandig een methodisch onderzoek over een onderwerp. • De student verwerkt kritisch informatie d.m.v. een selectie en evaluatie van de schriftelijke gegevens. • De student schrijft een verantwoord samenhangend verslag en voorziet het geheel van een notenapparaat en literatuuropgave. Sleutelbegrippen zijn: duidelijkheid, objectiviteit, overzichtelijkheid en beknopte volledigheid. • De student laat zien dat hij theorie en praktijk op een adequate en vruchtbare manier kan verbinden. Voor het toekomstig beroepenveld is het van belang middels de scriptie aantoonbaar competent te zijn qua vakkennis, traditie en bronnen door te kunnen geven aan anderen (hermeneutische competentie). Daarmee is de scriptie van groot belang geworden in het geheel van de opleiding. • Tijdens de uitreiking van het diploma krijgt de student gelegenheid aan de hand van vragen of stellingen iets te zeggen over zijn scriptie. 3. Omvang • minimaal 15 en maximaal 30 pagina’s tekst, A-4. • Het aantal bronnen minimaal 5 maar maximaal 15, van wetenschappelijke kwaliteit. 4. Methode literatuurstudie • Oriënteer je op het onderwerp. Ga je interesses na en zoek naar een onderwerp. Brainstorm en streep weer weg. Raadpleeg op de site de lijst met onderwerpen die al eerder aan de orde geweest zijn. Het onderwerp moet relevant zijn voor je gekozen variant en toekomstig arbeidsterrein. Geef jezelf ook rekenschap van het doel dat je met de scriptie voor ogen staat. Formuleer voor jezelf aanleiding – relevantie – doelstelling. Alle drie moeten ten dienste staan aan de beroepsuitoefening die je voor ogen staat. • Oriënteer je ook op de informatie die beschikbaar is. De beste ingangen voor een eerste oriëntatie bieden Encyclopedieën vaktijdschriften (tot vijf jaar terug) en handboeken. Dan krijg je overzicht over de huidige stand van zaken. Vervolgens kun je aan de hand van een systematische of trefwoordencatalogus verder inwerken in de informatie. Sleutelpublicaties zijn veelal monografieën over een onderwerp of een overzichtsartikel in een
2
•
tijdschrift. Vaak wordt daarin een aantal andere publicaties kritisch besproken en geëvalueerd. Zoek binnen het onderwerp naar een probleemstelling. Een goede probleemstelling is het halve werk, want de probleemstelling is het selectiecriterium voor de te lezen literatuur en een goede probleemstelling maakt als vanzelf een onderscheid tussen hoofd- en bijzaken in de informatie. Vermijdt platgetreden paden (bijvoorbeeld: hoe is de relatie Reformatie – Nadere Reformatie?). Kies geen probleemstelling waar nauwelijks literatuur over te vinden is (bijvoorbeeld: waarom schreef Johannes Calvijn geen commentaar op Openbaring?).
• •
•
•
•
Formuleer de probleemstelling: deze moet zowel scherp geformuleerd zijn alsook sterk inperkend zijn. Vergelijkende onderzoeken (het genadeverbond bij Calvijn en Gomarus) zijn niet aan te bevelen. Het vergt veel onderzoek om overzicht te krijgen en derhalve blijft een dergelijk onderwerp vaak aan de oppervlakte steken, met alle gevolgen van dien. Globaal zijn vier verschillende typen van onderzoeksvragen te onderscheiden: • beschrijvend: de aard van een verschijnsel wordt in kaart gebracht. Bijvoorbeeld: wat verstaat Jakobus onder ziekenzalving?, Wat zijn Amish? of iets dergelijks. • toetsend: dan wordt een verschijnsel op juistheid getoetst. Maak dan ook duidelijk waaraan getoetst wordt. Historische continuïteit wordt daaraan en daarop getoetst, dogmatische begrippen worden bijbels-theologisch geijkt. • verklarend: dan wordt een verband gelegd tussen oorzaak en gevolg. Bijvoorbeeld: waardoor heeft het calvinisme het gewonnen van het lutheranisme in de Nederlanden? • explorerend: dan wordt een relatie tussen verschillende verschijnselen gezocht. Bijvoorbeeld: hoe komt het dat in de tijd van de Reformatie ook de Wederdopers actief werden? De laatste twee verdienen de voorkeur, omdat de eerste te eenvoudig is en de tweede veelal te moeilijk is; verder ook omdat de laatste twee goede onderzoeksvragen opleveren, die scherp afgebakend zijn. Onderzoek: literatuuronderzoek zet je op aan de hand van het fichessysteem of een kaartenbak. Per trefwoord of deelvraag noteer je aantekeningen en vindplaatsen van bronnen. Sociologisch veldonderzoek zet je bijvoorbeeld op aan de hand van vragenlijsten, waarop korte, eenduidige vragen geformuleerd worden, met een multiple-choice antwoordsysteem. De uitwerking: de informatie van de fiches orden je tot hoofdstukken. De conclusie: hierin beschrijf je in hoeverre je de probleemstelling hebt kunnen uitwerken / beantwoorden. Onderzoek: veldwerk kan op verschillende manieren gebeuren: via enquêtes kan een probleemstelling onderbouwd en geanalyseerd worden (is de kerkverlating in de randstad groter dan daarbuiten?), via diepte-interviews (is er een accentverschuiving in de prediking waar te nemen tussen 1950-heden?) of via een participerende observatie, waarin de onderzoeker onderdeel wordt van het te onderzoeken werkveld. De enquêtes moeten eenduidig opgesteld worden, met korte vragen die met ja / nee te beantwoorden zijn. De steekproef moet groot genoeg zijn om toevalsfactoren zoveel mogelijk uit te sluiten. Het verwerken van de enquête dient te voldoen aan de criteria de ervoor staan, zoals bijvoorbeeld het SPSS-onderzoekprogramma. 3
5. Literatuurlijst • Vermeld niet meer dan vijf bronnen per pagina. Vermeld alleen om een gedachte te legitimeren of te archiveren. Zo kunnen anderen je tekst narekenen. • Vermelding van de bronnen geschiedt op de volgende wijze (let op de punten en de komma's hoofdletters en cursivering): • bij boeken: auteur en co-auteur, Volledige titel. Met ondertitel, geheel herziene 5e druk, deel 3, Utrecht, 2004. • bij artikelen in een verzamelbundel: auteur van het artikel, “Titel van het hoofdstuk”, eerste auteur, Titel van het boek, Utrecht, 2004. • bij tijdschriften: auteur, “Titel van het artikel”, Titel tijdschrift, nr.18 (2004) pg.3-18. Let op: bij eerste drukken valt de vermelding van de druk weg. Titels van de auteurs vallen weg, ook in de beschrijving van de tekst. Dus niet ds. X, maar X. Eventueel een eerste keer: predikant van de Gereformeerde Gemeente te Zaamslag. 6. Vormgeving • De scriptie wordt in de volgende vorm gerangschikt: titelblad (met titel onderwerp, naam en adres van de auteur, klas en jaar - inhoudsopgave – inleiding (inclusief probleemstelling) – inhoud – conclusie/evaluatie – literatuurlijst – notenapparaat. • Plan van aanpak en procesverslag horen bij de scriptie; voeg deze als bijlage bij. • Typografische vormgeving: gebruik A-4, regelafstand 1 lettergrootte 11 of 12. Alinea's niet in laten springen of scheiden door een witregel. Maak (sub)titels vet, maar gebruik geen afwijkend lettertype. Zet geen punt achter de titel. Citaten markeren met aanhalingstekens. Zijn de citaten langer dan twee regels dan worden ze door een witregel gemarkeerd. Nummer alle pagina’s met uitzondering van de titelpagina en inhoudsopgave. • Schriftelijk rapporteren vergt logisch redeneren, hoofdzaken goed onderscheiden en uitwerken. Maak eerst een indeling van het hoofdstuk aan de hand van kernwoorden. Goed formuleren is namelijk gevolg van weten wat je wilt zeggen. De indeling maak je als volgt: een deelvraag van de probleemstelling – inventarisatie van de fiches – rubricering naar deelvraag – rangschikking naar logische volgorde – selectie en controle. Maak een duidelijke onderverdeling in punten. Zorg voor goede titels van de paragrafen. Een voorbeeld van onderverdeling: 1 geplukte peren 1.1 bruikbare 1.1.1 rijpe 1.1.1.1 direct consumeren 1.1.1.2 nog niet direct te consumeren 1.1.2 nog niet rijpe 1.2 niet-bruikbare
4
7. Begeleiding Het maken van een scriptie wordt begeleid door een docent die deskundig is op het betrokken vakgebied. Het schrijven van een scriptie begint met het opstellen van een raamwerk, waarin het volgende aangegeven wordt: onderwerp, mogelijke begeleider, onderzoeksvraag, relatie met het werkveld, tijdpad, etc.. Dit raamwerk moet voorgelegd worden aan de studieleider. Deze bepaalt of de student aan het werk kan gaan en wie zijn begeleider wordt. De student benadert daarna zelf een vakdocent voor de begeleiding van zijn/haar scriptie. Als het niet lukt een vakdocent te vinden, wordt dat besproken met de studieleider. Deze regelt eventueel een extern deskundige voor de begeleiding van de scriptie. De begeleider moet vanaf het allereerste begin bij de scriptie betrokken worden. Dit betekent dat de student pas aan de uitwerking van het raamwerk kan beginnen na goedkeuring van de begeleider. Werk na goedkeuring van het raamwerk gefaseerd naar het eindresultaat toe: 1. Stuur een plan van aanpak met probleemstelling en tijdpad op. Houd er rekening mee dat de begeleider tijdens officiële schoolvakanties in principe niet beschikbaar is. 2. Stuur vervolgens de opzet van de scriptie in hoofdstukken en paragrafen in kernwoorden op naar je begeleider. 3. De uitwerking van de hoofdstukken per hoofdstuk opsturen naar de begeleider. 4. Er moet minstens elke zes weken contact zijn met de begeleider over de voortgang. Elke stap geeft de begeleider een “go-/no go”-beoordeling. Ga niet verder, voordat de begeleider zijn goedkeuring gegeven heeft; dit om verlies van tijd en inspanning te voorkomen. Werk geconcentreerd aan de scriptie, ongeveer een half jaar. Zorg voor vijf geprinte exemplaren van je scriptie: voor je begeleider, voor het secretariaat, voor de theologische bibliotheek, voor jezelf en voor de meelezer. Daarnaast moet een digitaal exemplaar gezonden worden aan het secretariaat. Het secretariaat stuurt een digitaal exemplaar aan de directieleden. De secretaresse zorgt ervoor dat de titel van uw scriptie bij de lijst van onderwerpen op de site wordt geplaatst. 8. Beoordeling en beoordelingsschema • Naast de vakdocent zal ook een andere docent van de CGO de scriptie beoordelen. • Beoordeling vindt door de vakdocent plaats op de volgende punten: consequente uitwerking van de probleemstelling, inhoudelijke uitwerking (let op goede argumentatie – onderscheid tussen feit en mening - objectiverende beschrijving), ordening en opbouw (volgt de eindconclusie logisch uit de opbouw), formulering, bronnenverwerking, kwantiteit en inhoud in relatie met elkaar? Bereiken van doelstelling, verzorging. Voor de scriptie moet een voldoende worden gehaald. • De puntenwaardering per onderdeel zal mede bepaald worden door de mate waarin begeleiding / bijsturing nodig was.
5
Beoordelingsschema 1. Inhoudelijk (70 punten) o duidelijke en relevante onderzoeksvraag, waarin een integratie tussen theorie en praktijk zichtbaar is, alsmede een duidelijke motivering van de onderzoeksvraag (5 punten) o goede omschrijving van vaktermen, begrippen en hun onderlinge samenhang (5 punten) o onderscheiding van mening en feiten (5 punten) o beheersing onderwerp (55 punten): ontwikkeling van ideeën? oorspronkelijkheid in de verwerking van de literatuur ontwikkeling vanuit de hoofd- en deelvragen naar de conclusie zelfstandig vinden van oplossingen en conclusies voldoende voorzichtigheid bij het trekken van conclusies; let erop of er draagkracht voor het trekken van de conclusies is 2. Relevantie (in totaal 20 punten; je moet daarvan minimaal 15 punten halen, wil de scriptie goedgekeurd worden) Een duidelijke relatie met beroepsveld is essentieel voor het behalen van een voldoende binnen GL- of PW-stream. Wie de algemene variant volgt, zal een duidelijke toespitsing moeten geven naar een zelf gekozen situatie in de praktijk. Er wordt gelet op: o zicht op consequenties van stellingname (7 punten) o uitvoerbaarheid van de suggesties en ideeën (7 punten) o actualiteit van de onderzoeksvraag en conclusies (6 punten) 3. Vormgeving (10 punten) o Iayout, omvang, paginering, inleiding (motivering keuze, overzicht inhoud), inhoudsopgave, evaluatie van het gedane werk, plan van aanpak, literatuurlijst (2,5 punt) o procesverslag (5 punten) o taal, stijl, eigen bewoordingen (2,5 punt) 4. Credits Je krijgt voor de scriptie 9 credits. 9. Procesverslag • Hierin staan de verantwoording van de tijd die je werkt, of je de planning goed volgt, de stappen juist neemt bij het vervaardigen van je scriptie. Geef aan waar je voor keuzes kwam te staan en motiveer de gemaakte keuze. Reken voor het procesverslag minstens drie A-4 pagina's. 10. Publicatie • De scriptie is onder verantwoordelijkheid van de CGO tot stand gekomen. 6
Publicatie mag alleen op advies van en met toestemming van begeleidende docenten. De naam van de CGO wordt in publicatie of interview niet genoemd. 11. Voor verdere oriëntering • Baarda, D.B., Basisboek kwalitatief onderzoek, Groningen 2001 • Baarda, D.B., Basisboek Methoden en technieken, Houten 2000 • Boef, H.J., Schriftelijk rapporteren, Baarn 1993 • Heuvel, J.H.J. van den, Hoe schrijf ik een scriptie of these, Utrecht 2004 12. Beoordeling
Beoordelingsblad scriptie CGO Naam student: __________________________________________________________________ Titel scriptie: __________________________________________________________________ Naam beoordeler 1: __________________________________________________________________ Naam beoordeler 2: __________________________________________________________________
Onderdeel
punten
score
Inhoudelijk
duidelijke en relevante onderzoeksvraag, waarin een integratie tussen theorie en praktijk zichtbaar is, alsmede een duidelijke motivering van de onderzoeksvraag
5
goede omschrijving van vaktermen, begrippen en hun onderlinge samenhang
5
onderscheiding van mening en feiten
5
7
Onderdeel
punten
beheersing onderwerp: - ontwikkeling van ideeën? - oorspronkelijkheid in de verwerking van de literatuur - ontwikkeling vanuit de hoofd- en deelvragen naar de conclusie - zelfstandig vinden van oplossingen en conclusies - voldoende voorzichtigheid bij het trekken van conclusies; let erop of er draagkracht voor het trekken van de conclusies is
55
Totaal inhoudelijk
70
score
Relevantie
Een duidelijke relatie met het beroepsveld is essentieel voor het behalen van een voldoende binnen de GL- of PWstream. Wie de algemene variant volgt, zal een duidelijke toespitsing moeten geven naar een zelf gekozen situatie in de praktijk. Gelet wordt op:
Zicht op consequenties van stellingname
7
Uitvoerbaarheid van suggesties en ideeën
7
Actualiteit van onderzoeksvraag
6 Totaal relevantie
20
Vormgeving
Iayout, omvang, paginering, inleiding (motivering keuze, overzicht inhoud), inhoudsopgave, evaluatie van het gedane werk, plan van aanpak, literatuurlijst
2.5
Procesverslag
2.5
Taal, stijl, bewoordingen
5
8
Onderdeel
punten Totaal vormgeving
score
10
Totaal scriptie Overige opmerkingen:
9