Gebruikshandeling OI/266/HART-NL Rev. J
Druktransmitters van serie 2600T 266 modellen HART Technische oplossingen voor alle toepassingen
Het bedrijf We zijn een toonaangevend internationaal bedrijf op het gebied van het ontwerpen en de productie van meetproducten voor industriële procesregeling, debietmeting, gas- en vloeistofanalyse en milieutoepassingen. Als onderdeel van ABB, een wereldleider op het gebied van procesautomatiseringstechnologie, staan we klanten over de hele wereld bij met expertise, service en ondersteuning. We hebben teamwerk en het leveren van kwaliteitsproducten, geavanceerde technologie en ongeëvenaarde service en ondersteuning hoog in het vaandel staan. Achter de kwaliteit, nauwkeurigheid en prestaties van de producten van het bedrijf gaat 100 jaar ervaring schuil en deze ervaring wordt bovendien aangevuld met doorlopende investeringen in innovatief design en vernieuwende ontwikkelingen zodat we steeds de nieuwste technologieën kunnen aanbieden.
2 OI/266/HART-NL Rev. J | Druktransmitters van serie 2600T
Inhoud
Inhoud 1 Inleiding........................................................................ 5 1.1 Opzet van de handleiding....................................................5 1.2 Modellen waarvoor deze handleiding is bedoeld..................5 1.3 Productomschrijving............................................................5
2 Veiligheid....................................................................... 6 2.1 Algemene veiligheidsinformatie............................................6 2.2 Oneigenlijk gebruik..............................................................6 2.3 Technische grenswaarden...................................................6 2.4 Garantiebepaling.................................................................6 2.5 Veiligheidsaanwijzingen........................................................6 2.6 Aansprakelijkheid van de exploitant......................................7 2.7 Gekwalificeerd personeel.....................................................7 2.8 Het terugsturen van apparaten............................................7 2.9 Verwijdering.........................................................................7 2.10 Informatie over de AEEA-richtlijn 2002/96/EG....................7 2.11 Transport en opslag...........................................................7 2.12 Veiligheidsinformatie voor de elektrische installatie.............7 2.13 Veiligheidsinformatie voor inspectie en onderhoud.............7
3 Overzicht van de transmitter........................................ 8 3.1 Overzicht van de transmittercomponenten...........................8 3.2 Over meetbereik en meetschaal...........................................9
4 Uitpakken.................................................................... 10 4.1 Identificatie........................................................................10 4.2 Optioneel rvs-plaatje met bevestigingsdraad (I1)................11 4.3 Verplaatsing/transport........................................................11 4.4 Opslag...............................................................................11
5 Montage...................................................................... 12 5.1 Algemeen..........................................................................12 5.2 IP-bescherming en -aanduiding.........................................12 5.3 Transmitter installeren........................................................12 5.3.1 Over de fabrieksconfiguratie van de transmitter ...........12 5.3.2 Aanwijzingen bij inzet in gevarenzones ........................12 5.4 Richtlijn Drukapparatuur (PED) (97/23/EG).........................13 5.4.1 Apparaten met PS >200 bar........................................13 5.4.2 Geräte mit PS ≤ 200 bar..............................................13 5.5 Montage eines Differenzdruck-Messumformers.................13 5.5.1 Montage met (optionele) beugel...................................14 5.5.2 Detailtekening van optionele B2-beugel voor buis- en wandmontage.......................................................................17 5.5.3 Detailtekening van rechte beugel B5............................18 5.6 Montage van een P-Style druktransmitter (266G, 266A, 266H, 266N)......................................................19 5.6.1 Detailtekening van Barrel-behuizingbeugel B1 en B2..............................................................................21 5.6.2 Detailtekening van DIN-behuizingsbeugel B2...............22 5.7 Transmitterbehuizing verdraaien.........................................23 5.8 Geïntegreerd scherm verdraaien........................................23 5.9 Meetleidingen voor standaard instrumenten aansluiten......23 5.10 Aanwijzingen voor procesaansluitingen............................24
5.11 Aansluiting met Kynar inzetstukken..................................24 5.12 Aandraaikoppels voor modellen 266MS en 266RS met Kynar inzetstukken..................................................................24 5.13 Aanbevelingen voor de installatie.....................................25 5.13.1 Debietmeting van stoom of schone vloeistoffen..........25 5.13.2 Debietmeting van gassen of vloeistoffen.....................25 5.13.3 Vloeistofniveaumeting van gesloten tanks en niet-condenseerbare vloeistoffen......................................26 5.13.4 Vloeistofniveaumeting van gesloten tanks en condenseerbare vloeistoffen.............................................26 5.13.5 Vloeistofniveaumeting met open tanks.......................26 5.13.6 Overdruk- of absolute drukmeting van een tank.........27 5.13.7 Overdruk- of absolute drukmeting van een vloeistof in een buis...............................................................27 5.13.8 Overdruk- of absolute drukmeting van een condenseerbare damp in een buis........................................28 5.13.9 Overdruk- of absolute drukmeting van een gas in een buis............................................................................28
6 Bedrading van de transmitter.................................... 29 6.1 Kabelverbinding.................................................................29 6.2 Bedrading van (HART) transmitter met analoge uitgang ....29 6.3 Voedingsvereisten..............................................................30 6.4 Bedradingsprocedure........................................................30 6.5 Elektrische aansluiting via connectoren..............................30 6.5.1 Harting-connector op DIN-behuizing............................30 6.5.2 Assemblage en aansluiting van het buscontact............31 6.6 Aardverbinding..................................................................31 6.7 Geïntegreerde bliksemafleiding (optioneel).........................31 6.8 Noormaalmodus spanningen.............................................31
7 Inbedrijfstelling........................................................... 32 7.1 Analoge en HART-communicatiemodellen.........................32 7.2 Standaard instelling voor normaal modus..........................32 7.3 Standaardinstelling voor storingsdetectie...........................32 7.4 Schrijfbeveiliging................................................................32 7.4.1 Schrijfbeveiliging activeren via de externe druktoets.....32 7.4.2 Schrijfbeveiliging activeren via dip-schakelaar...............33 7.5 Meetbegin / nulpuntverschuiving corrigeren.......................33 7.6 Meetbegin instellen............................................................33 7.7 Nulpuntverschuiving corrigeren..........................................33 7.8 Externe druktoetsen (optie R1) installeren/verwijderen........33 7.9 LCD-scherm installeren/verwijderen...................................34 7.10 Behuizing beveiligen in drukvaste gebieden.....................34
Druktransmitters van serie 2600T | OI/266/HART-NL Rev. J 3
Inhoud 8 Bediening.................................................................... 35
10 Onderhoud................................................................ 62
8.1 Functies van lokale druktoetsen (optie R1).........................35 8.2 Fabrieksinstellingen ...........................................................35 8.3 Configuratiemethoden.......................................................35 8.4 Transmitter configureren zonder een geïntegreerde lcd MMI..35 8.5 LRV- en URV-configuratie..................................................35 8.6 Correctie van nulpuntverschuiving veroorzaakt door de installatie met PV Zero Bias / Offset....................................36 8.7 Configuratie van de druktransmitter met behulp van de optionele geïntegreerde lcd-MMI met toetsenblok....................36 8.8 LCD (L1-optie) activeringsaanwijzingen..............................37 8.9 Door-het-glas (TTG) (L5-optie) activeringsaanwijzingen......37 8.10 Activeringsprocedure voor TTG (L5) en LCD (L1).............37 8.11 MMI-menustructuur.........................................................37 8.11.1 Easy Setup................................................................39 8.11.2 Apparaatconfiguratie..................................................40 8.11.3 Scherm......................................................................44 8.11.4 Procesalarm...............................................................47 8.11.5 Kalibreren..................................................................48 8.11.6 Totaalteller..................................................................49 8.11.7 Diagnose...................................................................52 8.11.8 Apparaat-info.............................................................53 8.11.9 Communicatie...........................................................54 8.12 Demping (DAMPING).......................................................55 8.13 Transmissiefunctie...........................................................55 8.13.1 Lineair........................................................................55 8.13.2 Vierkantswortel..........................................................55 8.13.3 Derdemachtswortel....................................................56 8.13.4 Vijfdemachtswortel.....................................................56 8.13.5 Aangepaste linearisatiecurve......................................56 8.13.6 Tweerichtingsstroom (te gebruiken als de transmitter is verbonden met een tweerichting stromingselement)..........56 8.13.7 Cilindrische liggende tank .........................................57 8.13.8 Sferische tank ...........................................................57 8.14 Configuratie met een pc/laptop of handheld-terminal ......57 8.15 Configuratie met grafische gebruikersinterface (DTM) - Systeemvereisten........................................................58 8.16 HART-software versieoverzicht.........................................58
10.1 Retourzendingen en afvoer als afval.................................62 10.2 Druktransmittersensor.....................................................62 10.3 Procesflenzen verwijderen/installeren...............................62 10.4 Druksensor vervangen.....................................................63 10.5 Elektronica vervangen......................................................63 10.6 Elektronische upgrade van Standard Hart naar Advanced HART.................................63
9 Storingsmeldingen..................................................... 59 9.1 LCD-scherm......................................................................59 9.2 Foutstatussen en alarmen..................................................59
4 OI/266/HART-NL Rev. J | Druktransmitters van serie 2600T
11 Aanwijzingen bij inzet in gevarenzones................... 64 11.1 Ex-veiligheidsaspecten en IP-bescherming......................64 11.1.1 Entiteiten voor ‚L5‘-optie............................................68 11.2 Ex-veiligheidsaspecten en IP-bescherming......................68 11.2.1 Toepasselijke normen.................................................68 11.2.2 Classificaties..............................................................68
Trouble Sheet........................................................... 69 Return Report........................................................... 70 EC Declaration of Conformity.................................. 71
1 Inleiding
1 Inleiding 1.1 Opzet van de handleiding Deze handleiding geeft informatie over het installeren en bedienen van de druktransmitter model 266 en het oplossen van storingen. Elke sectie van deze handleiding is specifiek gewijd aan een bepaalde fase in de levenscyclus van de transmitter vanaf de aanlevering van de transmitter en de identificatie ervan, via de installatie, de elektrische aansluitingen en de configuratie tot aan het oplossen van storingen en de onderhoudswerkzaamheden.
1.2 Modellen waarvoor deze handleiding is bedoeld Deze handleiding kan worden gebruikt voor alle 266-modellen met uitzondering van model 266C (multivariabele versie).
1.3 Productomschrijving De druktransmitters van model 266 vormen een modulaire reeks veldgemonteerde transmitters die zijn gebaseerd op microprocessorelektronica met meerdere sensortechnologieën. Deze instrumenten verschaffen nauwkeurige en betrouwbare meting van verschildruk, overdruk en absolute druk, debiet en vloeistofniveau zelfs in de moeilijkste en gevaarlijkste industriële omgevingen. Model 266 kan worden geconfigureerd om specifieke industriële uitgangssignalen te leveren volgens 4 ... 20 mA met HART digitale communicatie.
Druktransmitters van serie 2600T | OI/266/HART-NL Rev. J 5
2 Veiligheidsoverwegingen
2 Veiligheid 2.1 Algemene veiligheidsinformatie Het hoofdstuk “Veiligheid” geeft een overzicht van de veiligheidsaspecten die in acht moeten worden genomen bij de inzet van het apparaat. Het apparaat is gebouwd volgens de nieuwste stand van de techniek en is bedrijfsveilig. Het product is gekeurd en heeft de fabriek veiligheidstechnisch in perfecte staat verlaten. De informatie in de handleiding en in de betreffende documentatie en certificaten moet in acht genomen en nageleefd worden om het product in deze staat te houden gedurende de hele levensduur. De algemene veiligheidseisen moeten ten volle in acht worden genomen tijdens het gebruik van het apparaat. Naast algemene informatie bevatten de verschillende hoofdstukken in de handleiding ook beschrijvingen van processen of procedurele instructies met specifieke informatie over veiligheid. Enkel door naleving van alle veiligheidseisen kunt u de kans op ongevallen voor personeel en/of het milieu tot het minimum beperken. Deze instructies zijn bedoeld als globaal en bevatten daarom geen gedetailleerde informatie over alle leverbare modellen of elke denkbare gebeurtenis die zich zou kunnen voordoen tijdens installatie, bediening en onderhoud. Voor nadere informatie of voor specifieke problemen die niet uitvoerig in deze gebruiksaanwijzing zijn behandeld, neemt u contact op met de fabrikant. Daarnaast verklaart ABB dat de inhoud van deze handleiding geen onderdeel is van enige eerdere of bestaande overeenkomst, verbintenis of rechtsverhouding en is ook niet bedoeld om deze te wijzigen. Alle verplichtingen van ABB komen voort uit de voorwaarden van de desbetreffende koopovereenkomst die ook de volledige bepalingen van de enige bindende garantie bevat. Deze contractuele garantiebepalingen worden niet uitgebreid noch beperkt door de in deze handleiding verstrekte informatie. Let op! Uitsluitend geschoold en vakbekwaam gespecialiseerd personeel mag worden belast met de installatie, de elektrische aansluiting, de inbedrijfstelling en het onderhoud van de transmitter. Gekwalificeerd personeel wil zeggen personen die ervaring hebben met de installatie, elektrische aansluiting, inbedrijfstelling en werking van de transmitter of vergelijkbare apparaten, en de nodige kwalificaties bezitten zoals: — Training of opleiding, dat wil zeggen een bevoegdheid om apparaten of systemen te bedienen en te onderhouden volgens de veiligheidstechnische normen voor elektrische circuits, hoge drukken en agressieve media. — Training of opleiding in overeenstemming met de veiligheidstechnische normen met betrekking tot het onderhoud en gebruik van adequate veiligheidssystemen.
Waarschuwing. Het apparaat kan bij hoge drukken en met agressieve media worden gebruikt. Hierdoor kan ernstig letsel of aanzienlijke schade ontstaan als dit apparaat onjuist wordt bediend.
2.2 Oneigenlijk gebruik Het is verboden om het apparaat te gebruiken voor de volgende doeleinden: — Als klimhulp, bijvoorbeeld voor montagedoeleinden. — Als ondersteuning voor externe belastingen, bijvoorbeeld als ondersteuning voor pijpleidingen. — Toevoegen van materiaal, bijvoorbeeld door het overschilderen van het typeplaatje of het aanlassen/ solderen van delen. — Het verwijderen van materiaal, bijvoorbeeld door het aanboren van de behuizing. Reparaties, wijzigingen en verbeteringen of de installatie van vervangende onderdelen, zijn slechts toegestaan voor zover deze zijn beschreven in de handleiding. Goedkeuring door ABB moet worden aangevraagd voor alle activiteiten die buiten dit kader vallen. Hiervan zijn uitgesloten eventuele reparaties uitgevoerd door ABB-erkende centra.
2.3 Technische grenswaarden Het apparaat is uitsluitend voor gebruik binnen de op het typeplaatje en in de gegevensbladen genoemde technische grenswaarden bepaald. De volgende technische grenswaarden moeten aangehouden worden: — De maximale werkdruk mag niet worden overschreden. — De maximale omgevingstemperatuur mag niet worden overschreden. — De maximale bedrijfstemperatuur mag niet worden overschreden. — De behuizingsbeveiliging moet bij de inzet in acht genomen worden.
2.4 Garantiebepaling Het gebruik van het apparaat op een manier die niet binnen de werkingssfeer van het beoogde gebruik valt, het niet opvolgen van deze gebruiksaanwijzing, de inzet van onvoldoende gekwalificeerd personeel evenals eigenmachtige veranderingen sluiten de aansprakelijkheid van de fabrikant voor de daaruit voortvloeiende schade uit. De garantieaansprakelijkheid van de fabrikant vervalt.
2.5 Veiligheidsaanwijzingen
Om veiligheidsredenen vestigt ABB uw aandacht op het feit dat alleen voldoende geïsoleerd gereedschap conform DIN EN 60900 mag worden gebruikt.
GEVAAR – . Dit bericht geeft aan een direct dreigend gevaar aan. Het niet opvolgen van deze veiligheidsaanwijzing zal de dood of ernstig lichamelijk letsel tot gevolg hebben.
Omdat de transmitter een onderdeel kan zijn van een veiligheidsketen, raden wij aan om het apparaat onmiddellijk te vervangen als gebreken worden geconstateerd. Bij gebruik in gevaarlijke omgevingen mag alleen niet-vonkend gereedschap worden toegepast.
Voorzichtig – . Dit bericht duidt op een mogelijk gevaarlijke situatie. Het niet opvolgen van deze veiligheidsaanwijzing kan lichte verwondingen tot gevolg hebben. Kan ook worden gebruikt voor waarschuwingen voor materiële schade.
Bovendien moet u de relevante veiligheidseisen in acht nemen met betrekking tot de installatie en het gebruik van elektrische systemen en tevens de relevante normen, voorschriften en richtlijnen over explosieveiligheid. 6 OI/266/HART-NL Rev. J | Druktransmitters van serie 2600T
Belangrijk. Dit bericht geeft tips voor de gebruiker of bijzonder nuttige informatie. Dit duidt niet op een gevaarlijke of schadelijke situatie.
2 Veiligheidsoverwegingen Waarschuwing - . Dit bericht duidt op een mogelijk gevaarlijke situatie. Het niet opvolgen van deze veiligheidsaanwijzing kan de dood of ernstig lichamelijk letsel tot gevolg hebben. Attentie - <Materiële schade>. Dit bericht duidt op een mogelijk schadelijke situatie. Het niet opvolgen van de veiligheidsaanwijzing kan een beschadiging van het product of de omgeving ervan tot gevolg hebben.
2.6 Aansprakelijkheid van de exploitant Voor toepassing van corrosieve en schurende meetstoffen moet de exploitant vaststellen in hoeverre de componenten die met de meetstoffen in aanraking komen hiertegen bestand zijn. ABB wil graag adviseren bij de keuze van de materialen, maar kan hiervoor geen aansprakelijkheid overnemen. De exploitant moet de in zijn land geldende nationale voorschriften met betrekking tot de installatie, typegoedkeuring, reparatie en onderhoud van elektrische apparaten in acht nemen.
2.7 Gekwalificeerd personeel Installatie, inbedrijfstelling en onderhoud van het apparaat mag alleen worden uitgevoerd door geschoold vakpersoneel dat door de exploitant van de installatie hiertoe is geautoriseerd. Het vakpersoneel moet de handleiding hebben gelezen en begrepen en de instructies opvolgen.
2.8 Het terugsturen van apparaten Gebruik de originele verpakking of een geschikte en veilige transportdoos bij het terugsturen van apparaten voor reparatie of herkalibratie. Vul het retourenformulier in (zie aan het einde van het document) en voeg dit bij het apparaat. Volgens EU-richtlijnen en andere lokale wetten voor gevaarlijke stoffen is de eigenaar van gevaarlijk afval verantwoordelijk voor de afdanking ervan. De eigenaar moet de betreffende regelgeving voor het verzenden in acht te nemen. Alle aan ABB teruggezonden apparaten moeten vrij zijn van gevaarlijke stoffen (zuren, logen, oplossingen, etc.).
2.9 Verwijdering ABB voert een actief beleid voor milieubewustzijn en heeft een operationeel managementsysteem dat aan de eisen van de DIN EN ISO 9001: 2000, EN ISO 14001: 2004 en OHSAS 18001 voldoet. De belasting van onze producten en oplossingen op het milieu en de mens wordt bij productie, opslag, transport, gebruik en afvalverwerking zo laag mogelijk gehouden. Dit omvat het milieuvriendelijke gebruik van natuurlijke hulpbronnen. In onze publicaties voeren wij een open dialoog met het publiek.
gemeentelijke afvalinzameling. Deze inzamelpunten mogen alleen voor particulier toegepaste producten gebruikt worden volgens AEEA-richtlijn 2002/96/EG. De juiste verwerking voorkomt negatieve uitwerkingen op mens en milieu en maakt hergebruik van waardevolle grondstoffen mogelijk. ABB is bereid de inname en milieuverantwoorde verwerking tegen vergoeding te verzorgen.
2.11 Transport en opslag — Na het uitpakken van de druktransmitter moet het apparaat worden gecontroleerd op transportschade. — Kijk het verpakkingsmateriaal goed na op accessoires. — Bij een tussenopslag of bij het transport mag de druktransmitter uitsluitend in de originele verpakking worden opgeslagen c.q. getransporteerd. De toegestane omgevingsvoorwaarden voor opslag en transport zijn te vinden in paragraaf ‘4.4 Opslag’ en in het productgegevensblad. Het apparaat kan onbeperkt worden opgeslagen; de garantiebepalingen die bij opdrachtbevestiging zijn overeengekomen met de leverancier, zijn wel van toepassing.
2.12 Veiligheidsinformatie voor de elektrische installatie Elektrische aansluitingen mogen alleen door bevoegd personeel volgens de elektrische schema’s worden uitgevoerd. De informatie in de handleiding over elektrische aansluitingen moet in acht worden genomen, anders kan de toepasselijke beschermingsklasse nadelig worden beïnvloed. Het meetsysteem moet overeenkomstig de eisen geaard worden.
2.13 Veiligheidsinformatie voor inspectie en onderhoud Waarschuwing - Gevaar voor personen. Er is geen EMCbescherming of bescherming tegen ongewilde aanraking wanneer het deksel open is. Binnen de behuizing bestaan er elektrische circuits die gevaarlijk zijn bij aanraking. Daarom moet de hulpstroomvoorziening worden uitgeschakeld voordat de behuizingsdeksel wordt geopend. Waarschuwing - Gevaar voor personen. De apparaat kan bij hoge drukken en met agressieve media worden gebruikt. Eventueel vrijkomende procesmedia kunnen ernstig letsel veroorzaken. Haal de druk van de leiding/tank vóór het openen van de transmitterkoppeling. Correctieve onderhoudswerkzaamheden mogen alleen worden verricht door geschoold personeel. — Maak voordat u het apparaat verwijdert, eerst het apparaat en de bijbehorende leidingen of containers drukloos.
Dit product of oplossing bestaat uit materialen die door gespecialiseerde recyclingbedrijven voor hergebruik geschikt gemaakt kunnen worden.
— Controleer of gevaarlijke stoffen zijn gebruikt als meetstoffen voordat u het apparaat open maakt. Er kunnen nog steeds schadelijke stoffen in het apparaat zijn achtergebleven die kunnen ontsnappen als het apparaat wordt geopend.
2.10 Informatie over de AEEA-richtlijn 2002/96/EG (Afgedankte Elektrische en Elektronische Apparatuur)
— Controleer in het kader van de verantwoordelijkheden van de exploitant de volgende punten als onderdeel van een regelmatige inspectiebeurt:
Dit product of oplossing is niet onderworpen aan de AEEArichtlijn 2002/96/EG of de overeenkomstige nationale wetten (bijvoorbeeld de ElektroG - der Elektro- und Elektronikgerätegesetz - in Duitsland). Het product of de oplossing moet naar een gespecialiseerd recyclingbedrijf worden afgevoerd. Het hoort niet thuis op de locaties voor
Wanden/voering van het drukapparaat waarop de druk inwerkt Meettechnische functie Lekdichtheid Slijtage (corrosie) Druktransmitters van serie 2600T | OI/266/HART-NL Rev. J 7
3 Overzicht van de transmitter
3 Overzicht van de transmitter 3.1 Overzicht van de transmittercomponenten 3 2
1
Afbeelding 1: Componenten van verschildruktransmitter 2
3
1
1 - LCD-scherm met toetsenblok (L1-optie) 2 - TTG-scherm met toetsenblok (L5-optie) 3 - Standaard LCD-scherm (L9-optie)
Afbeelding 2: Componenten van overdruk- / absolute-druktransmitter
Belangrijk. Deze twee foto’s tonen slechts twee verschillende soorten transmitters uitgerust met Barrel-type behuizing. Ook DINbehuizingen zijn leverbaar.
8 OI/266/HART-NL Rev. J | Druktransmitters van serie 2600T
3 Overzicht van de transmitter 3.2 Over meetbereik en meetschaal De specificatiebladen van de 2600T-transmitter verschaffen alle informatie over het meetbereik en de meetschaal in relatie tot het model en de sensorcode. Hieronder een overzicht van de terminologie die doorgaans wordt gebruikt om de verschillende parameters te definiëren: URL: Bovengrens van het meetbereik van een specifieke sensor. De hoogste waarde van de meetwaarde waarop de transmitter kan worden ingesteld om te meten. LRL: Ondergrens van het meetbereik van een specifieke sensor. De laagste waarde van de meetwaarde waarop de transmitter kan worden ingesteld om te meten. URV: Meeteinde. De hoogste waarde van de meetwaarde waarvoor de transmitter is gekalibreerd. LRV: Meetbegin. De laagste waarde van de meetwaarde waarvoor de transmitter is gekalibreerd. SPAN: Het algebraïsche verschil tussen het meeteinde en het meetbegin. De kleinste meetschaal is de minimumwaarde die zonder verslechtering van de beoogde prestaties kan worden gebruikt. TD: (of Turn Down-ratio) is de verhouding tussen de maximale meetschaal en de gekalibreerde meetschaal. De transmitter kan met elk bereik tussen LRL en URL worden gekalibreerd met de volgende beperkingen: LRL ≤ LRV ≤ (URL - CAL SPAN) CAL SPAN ≥ MIN SPAN URV ≤ URL
Druktransmitters van serie 2600T | OI/266/HART-NL Rev. J 9
4 Uitpakken
4 Uitpakken 4.1 Identificatie
CE-identificatienummer van de aangemelde instanties voor de Richtlijn betreffende drukapparatuur: 0474 voor ATEX-certificering: 0722 voor IECEx-certificering: IT/CES/QAR07.0001/02.
Het instrument wordt geïdentificeerd door de gegevensplaatjes afgebeeld in figuur 3. De certificeringsplaat (ref. A) bevat de certificatie-gerelateerde parameters voor gebruik in een explosiegevaarlijke omgeving.
Het hier afgebeelde certificeringsplaatje (ref.A) kan ook worden uitgegeven voor ABB-APR, 32425 Minden, Duitsland, met de nummers:
Het typeplaatje (ref. B), altijd gemaakt van AISI 316 rvs, geeft informatie over de modelcode, de maximale werkdruk, de meetbereik- en meetschaalgrenzen, de voeding, het uitgangssignaal, het membraanmateriaal, de vulvloeistof, de bereikgrenzen, het serienummer, de maximale werkdruk (PS) en de temperatuur (TS).
— FM09ATEX0068X of IECEx FME 09.0002X (Ex d) — FM09ATEX0069X of IECEx FME 09.0003X (Ex ia) — FM09ATEX0070X of IECEx FME 09.0004X (Ex nL) CE-identificatienummer van de aangemelde instanties voor de Richtlijn betreffende drukapparatuur: 0045 voor ATEX-certificering: 0044 voor IECEx-certificering: DE/TUN/QAR06.0012/01.
Het tag-plaatje daarentegen bevat het klanten tag-nummer en het gekalibreerde meetbereik. Zowel het certificerings- als het tag-plaatje worden geleverd in zelfklevende uitvoering die standaard op de elektronicabehuizing zijn vastgeplakt. Met optie I2 kunnen deze plaatjes in AISI 316 rvsuitvoering worden geselecteerd die met popnagels of schroeven op de elektronicabehuizing zijn bevestigd.
Hetzelfde certificeringsplaatje (ref.A) kan worden uitgegeven voor ABB India Limited, 560.058 Bangalore, India, met de nummers: — FM11ATEX0035X (Ex ia) — FM11ATEX0036X (Ex d)
Het instrument kan worden gebruikt als een onder druk staande appendage (categorie III), zoals gedefinieerd in de Richtlijn Drukapparatuur 97/23/EG. In dit geval vindt u naast de CE-markering het nummer van de aangemelde instantie (0474) die de conformiteit heeft gecontroleerd. 266 druktransmitters voldoen aan de vereisten van Richtlijn EMC 2004/108/EG*.
— FM11ATEX0037X (Ex nL) CE-identificatienummer van de aangemelde instanties voor ATEXcertificering: 1725. ABB Engineering Limited, Shanghai 201319, P.R. China, kunnen ook dit certificeringsplaatje (ref. A) uitgeven. De nummers zijn:
Het hier afgebeelde certificeringsplaatje (ref.A) is uitgegeven door ABB SpA, 22016 Tremezzina, Italië, met de nummers:
— FM11ATEX0046X or IECEx FMG 11.0019X (Ex ia)
— FM09ATEX0023X of IECEx FME 09.0002X (Ex d)
— FM11ATEX0047X or IECEx FMG 11.0018X (Ex d)
— FM09ATEX0024X of IECEx FME 09.0003X (Ex ia)
— FM11ATEX0048X or IECEx FMG 11.0020X (Ex nL) CE-identificatienummer van de aangemelde instanties voor ATEXcertificering: 1725.
— FM09ATEX0025X of IECEx FME 09.0004X (Ex nL)
B ABB S.p.A. Made in Italy
PRODUCT CODE SEAL-H SPEC.REQUEST
SERIAL\NUMBER SEAL-L HW Rev.
SEAL
SENSOR DIAPH.-FILL FLANGE/CONN.-GASKET/S H DIAPH.-FILL L DIAPH.-FILL
MD:
PED: OUTPUT SIGNAL
POWER SUPPLY
PS
TS MWP/OVP LRL/URL SPAN LIMITS
Local keys below label
2600T
PRESSURE TRANSMITTER
ABB S.p.A. Tremezzina (Co) Italy
Calib. Range
Tag Number
II 1/2 G Ex d IIC T6 - II 1/2 D Ex tD A21 IP67 T85°C FM09ATEX0023X - IECEx FME09.0002X (-50°C
0474 0722
C
II 3 G Ex nL IIC T6 - II 3 D Ex tD A22 IP67 T85°C Ui = 42Vdc Ii < 25mA Ci < 13nF Li < 0,22mH for electrical parameters see cert. FM09ATEX0025X IECEx FME09.0004X "FNICO Field Instrument"
General Purpose IP67 Max.Supply Voltage 42 Vdc US
US US
FM APPROVED
FM APPROVED
FM APPROVED
C
C C
XP (US) CL I/DIV1/GP ABCD, DIP CL II, III /DIV1/GP EFG, XP (Canada) CL I/DIV1/GP BCD, DIP CL II, III /DIV1/GP EFG, CL I, ZONE 1, AEx/Ex d IIC T4 -50°C
Afbeelding 3: Identificatie van het product
* C en F-sensoren op de overdruk- en de absolute-druktransmitters zijn in overeenstemming met IEC61000-4-6 met B criteria 10 OI/266/HART-NL Rev. J | Druktransmitters van serie 2600T
A
4 Uitpakken 4.2 Optioneel rvs-plaatje met bevestigingsdraad (I1) De 266-transmitter kan worden geleverd met het optionele rvsplaatje met bevestigingsdraad (afbeelding 4) dat permanent met een laser is bedrukt met een aangepaste tekst die in de bestelfase door de klant is opgegeven. De beschikbare ruimte bestaat uit 4 regels met 32 tekens per regel. Het plaatje wordt aan de transmitter bevestigd met een roestvrij stalen draad.
AAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAAA
BBBBBBBBBBBBBBBBBBBBBBBBBBBBBBBB CCCCCCCCCCCCCCCCCCCCCCCCCCCCCCCC DDDDDDDDDDDDDDDDDDDDDDDDDDDDDDDD Afbeelding 4: 4-regelige indeling van het optionele rvs-plaatje met bevestigingsdraad
4.3 Verplaatsing/transport Het instrument behoeft geen speciale voorzorgsmaatregelen tijdens verplaatsing en transport. Wel moeten de normale goede praktijken in acht worden genomen.
4.4 Opslag Het instrument heeft geen speciale behandeling nodig indien het wordt opgeslagen zoals het was verzonden en volgens de voorgeschreven omgevingscondities. Er is geen limiet aan de opslagduur, hoewel de garantievoorwaarden zo blijven zoals die waren overeengekomen met het bedrijf en zoals vermeld in de orderbevestiging.
Druktransmitters van serie 2600T | OI/266/HART-NL Rev. J 11
5 Montage
5 Montage 5.1 Algemeen
5.3 Transmitter installeren
Lees deze installatie-instructies aandachtig door voordat u verder gaat. Niet opvolgen van de waarschuwingen en instructies kan een storing veroorzaken of persoonlijke veiligheid in gevaar brengen. Controleer voor het installeren van de transmitter of het ontwerp van het apparaat wat betreft meettechniek en veiligheid voldoet aan de eisen van het meetpunt.
5.3.1 Over de fabrieksconfiguratie van de transmitter De 266-druktransmitter in uw handen is in de fabriek gekalibreerd volgens de specificaties uit de gepubliceerde prestatieverklaring; in normale omstandigheden is geen verdere kalibratie vereist. In de regel configureert ABB de 266-druktransmitters volgens de behoeften van de gebruiker. Een gebruikelijke configuratie bestaat uit:
Dit betreft de: — Explosieveiligheidscertificering
— TAG-nummer
— Meetbereik
— Gekalibreerde meetschaal
— Overdrukstabiliteit — Temperatuur — Werkspanning De geschiktheid van de materialen moeten worden gecontroleerd op hun bestendigheid tegen de media. Dit betreft de: — Pakking — Procesverbinding, scheidingsmembraan, enz. Daarnaast moeten de relevante richtlijnen, voorschriften, normen en ongevallenpreventievoorschriften in acht worden genomen (zoals VDE / VDI 3512, DIN 19210, VBG, Elex V, enz.). Meetnauwkeurigheid is grotendeels afhankelijk van correcte installatie van de druktransmitter en, indien van toepassing, de bijbehorende meetpijp(en). De meetopstelling moet zoveel mogelijk vrij zijn van kritische omgevingsomstandigheden zoals grote temperatuurschommelingen, trillingen of schokken. Belangrijk. Als ongunstige omstandigheden niet kunnen worden vermeden om redenen die verband houden met de plaatselijke structuur, de meettechniek of anderszins, kan de kwaliteit van de meting nadelig worden beïnvloed. Als een aangebouwde druksensor met capillaire buis is geïnstalleerd op de transmitter, moeten de aanvullende bedieningsaanwijzingen voor aangebouwde druksensoren en de bijbehorende gegevensbladen in acht worden genomen.
5.2 IP-bescherming en -aanduiding De behuizingen voor 266-transmitters zijn gecertificeerd volgens beschermingsklasse IP66 / IP67 (volgens IEC 60529) of NEMA 4X (volgens NEMA 250). Het eerste cijfer duidt het type van bescherming aan die de geïntegreerde elektronica heeft tegen het binnendringen van vreemde voorwerpen, inclusief stof. "6" betekent dat de behuizing stofdicht is (dat wil zeggen dat geen stof kan binnendringen). Het tweede cijfer duidt het type van bescherming a an die de geïntegreerde elektronica heeft tegen het binnendringen van water. "6" betekent dat de behuizing beschermd is tegen water; in het bijzonder, tegen krachtige waterstralen onder gestandaardiseerde omstandigheden. "7" betekent dat de behuizing beschermd is tegen water; in het bijzonder, tegen de gevolgen van tijdelijke onderdompeling in water onder gestandaardiseerde waterdruk- en tijdsomstandigheden.
12 OI/266/HART-NL Rev. J | Druktransmitters van serie 2600T
— Uitgang- linearisatie — LCD-schermconfiguratie 5.3.2 Aanwijzingen bij inzet in gevarenzones De transmitter mag uitsluitend in een gevarenzone worden geïnstalleerd als het apparaat correct is gecertificeerd. Het certificeringsplaatje is permanent bevestigd op de hals van de transmitterbehuizing. De 266 druktransmitter-modelserie kan de volgende certificeringen hebben: ATEX INTRINSIEKE VEILIGHEID — II 1 G Ex ia IIC T4/T5/T6 en II 1/2 G Ex ia IIC T4/T5/T6 — II 1 D Ex iaD 20 T85°C en II 1/2 D Ex iaD 21 T85°C ATEX EXPLOSIEVEILIG — II 1/2 G Ex d IIC T6 en II 1/2 D Ex tD A21 IP67 T85°C ATEX TYPE “N” / EUROPA: — II 3 G Ex nL IIC T4/T5/T6 en II 3 D Ex tD A22 IP67 T85°C GECOMBINEERDE ATEX, ATEX FM en FM Canada — Zie gedetailleerde classificaties FM-Approvals VS en FM-ApprovalsCanada: — Explosieveilig (VS): Klasse I, Div. 1, Groepen A, B, C, D — Explosieveilig (Canada): Klasse I, Div. 1, Groepen B, C, D — Bestand tegen stofontbranding: Klasse II, Div. 1, Groepen E, F, G — Niet-brandgevaarlijk: Klasse I, Div. 2, Groepen A, B, C, D — Intrinsiek veilig: Klasse I, II, III, Div. 1, Groepen A, B, C, D, E, F, G — Klasse I, Zone 0, AEx ia IIC T6/T4 (FM US) — Klasse I, Zone 0, Ex ia IIC T6/T4 (FM Canada) IEC (Ex) — Zie gedetailleerde classificaties INTRINSIEKE VEILIGHEID/CHINA — NEPSI-goedkeuring Ex ia IIC T4-T6 EXPLOSIEVEILIG/ CHINA — NEPSI-goedkeuring Ex d IIC T6 GOST (Rusland), GOST (Kazachstan), Inmetro (Brazilië) — gebaseerd op ATEX Waarschuwing - Algemene risicofactoren voor het model 266 gebruikt in zone 0. De behuizing bestaat uit aluminium en kan een potentieel risico opleveren voor ontsteking door schokken of wrijving. Tijdens installatie en gebruik moet daarmee rekening worden gehouden en schokken of wrijving moeten worden voorkomen.
5 Montage 5.4 Richtlijn Drukapparatuur (PED) (97/23/EG) 5.4.1 Apparaten met PS >200 bar Apparaten met een toelaatbare druk PS> 200 bar zijn onderworpen aan een validatie van de overeenstemmingsverklaring. Het gegevenslabel bevat de volgende specificaties: ABB S.p.A. Made in Italy
PRODUCT CODE SEAL-H SPEC.REQUEST
SERIAL\NUMBER SEAL-L HW Rev.
SEAL
SENSOR DIAPH.-FILL FLANGE/CONN.-GASKET/S H DIAPH.-FILL L DIAPH.-FILL
MD:
PED: OUTPUT SIGNAL
POWER SUPPLY
PS
TS
Het is belangrijk om de transmitter zodanig te monteren en de procesleidingen zodanig te leggen dat gasbellen (bij het meten van vloeistoffen) of condensaat (bij het meten van gassen), terug naar het proces stromen en niet binnendringen in de meetkamer van de transmitter. Optioneel ontluchtings-/ aftapkleppen (code V1/V2/V3) voor de transmitter bevinden zich op de sensorflenzen. De transmitter moet zodanig worden geïnstalleerd dat deze aftap-/ ontluchtingskleppen hoger zijn geplaatst dan de kranen bij meting van vloeistoffen om de ontluchting van ingesloten gas mogelijk te maken of lager dan de kranen bij meting van gas zodat de lucht kan ontsnappen of condensaat kan weglopen. Zorg er om veiligheidsredenen voor dat de positie van de aftap-/ontluchtingskleppen zodanig is gekozen dat wanneer de procesvloeistof wordt afgetapt/het systeem wordt ontlucht, de stroom naar beneden is gericht en niet in de richting van technici. Het wordt aanbevolen om de transmitter zo te monteren dat deze mogelijke bron van gevaar voor ongeschoolde operators wordt vermeden.
MWP/OVP LRL/URL SPAN LIMITS Local keys below label
Afbeelding 5: 266 naamplaatje met PED-gegevens
5.4.2 A pparaten met PS ≤200 bar Apparaten met een toelaatbare druk PS ≤200 bar komen overeen met artikel 3, paragraaf (3). Ze zijn niet onderworpen aan een validatie van de overeenstemmingsverklaring. Deze instrumenten zijn ontworpen en geproduceerd volgens SEP (Sound Engineering Practices).
5.5 DP-sensor/transmitter installeren (266DS/266MS /266PS/266DR/266PR/266MR) De druktransmitter modellen 266DS, 266MS en 266PS kunnen direct op het ventielblok worden gemonteerd. Een montagebeugel voor wand- of buismontage (2”-pijp) is ook leverbaar als accessoire. Voor modellen 266DR, 266PR en 266MR moeten altijd montagebeugels worden gebruikt. Idealiter moet de druktransmitter in een verticale stand worden geïnstalleerd om latere nulpuntverschuivingen te voorkomen.
Afbeelding 6: Configuratie met aftap-/ontluchtingskleppen (respectievelijk V1, V2, V3)
Belangrijk. Dit bericht geeft tips voor de gebruiker of bijzonder nuttige informatie. Dit duidt niet op een gevaarlijke of schadelijke situatie. Belangrijk. We wijzen u erop dat bij een verschildruktransmitter voor hoge statische druk de aftap-/ontluchtingskleppen alleen op de proces-as (V1) kunnen worden geconfigureerd.
Belangrijk. Als de transmitter schuin ten opzichte van de verticale stand wordt geïnstalleerd, oefent de vulvloeistof een hydrostatische druk uit op het meetmembraan, wat resulteert in een nulpuntverschuiving. In een dergelijk geval kan het nulpunt worden gecorrigeerd via de Zero-druktoets of via de opdracht "set PV to zero". Raadpleeg de [configuratieparagraaf] voor nadere informatie. Voor transmitters zonder druksensoren moeten de volgende aanwijzingen voor ontluchten en aftappen in aanmerking worden genomen. Attentie −Kans op beschadiging van de transmitter. Zet bij een verschildruktransmitter voor hoge statische druk (266DSH.xH) altijd de egalisatieafsluiter van het ventielblok (indien aanwezig) open voordat u de transmitter onder druk komt te staan. Hoge statische druk kan de sensor beschadigen wat een nulpuntverschuiving en een sterke achteruitgang van de totale prestaties wat betreft de nauwkeurigheid veroorzaakt. In dit geval moet u de sensor volledig opnieuw kalibreren.
Druktransmitters van serie 2600T | OI/266/HART-NL Rev. J 13
5 Montage 5.5.1 Montage met (optionele) beugel Er zijn verschillende montagebeugels leverbaar. We verwijzen u naar de betreffende installatietekening hieronder: 29 (1.14)
179 (7.02)
18 (0.71)
210 (8.28)
18 (0.71)
91 (3.58)
58 (2.28) 55 (2.17)
11 (0.43)
66 (2.60) Met plug 78 (3.07) Met d /v-ventiel
89 (3.48)
72 (2.83)
(*) 116 (4.57) 142 (5.59)
113 (4.45)
Afbeelding 7: Verschildruktransmitter met Barrel-behuizing geïnstalleerd op een horizontale buis met optionele beugel (B2)
29 (1.14) 18 (0.71)
55 (2.17)
18 (0.71)
9 (0.35)
41.3 (1.63)
66 (2.60) Met plug
65 (2.53)
78 (3.07) Met d /v-ventiel
54 (2.13) 96.8 (3.81) 100 (3.94) Voor NACE-bouten
Afbeelding 8: Verschildruktransmitter (hoge statische drukoptie)
14 OI/266/HART-NL Rev. J | Druktransmitters van serie 2600T
210 (8.28)
145 (5.70)
91 (3.58)
179 (7.02)
58 (2.28)
102 (4.02)
29 (1.12)
5 Montage 29 (1.14) 18 (0.71)
11 (0.43)
179 (7.02)
91 (3.58)
55 (2.17)
66 (2.60) Met plug 78 (3.07) Met d /v-ventiel
72 (2.83)
(*)
210 (8.28)
58 (2.28)
18 (0.71)
113 (4.45)
113 (4.43) 123 (4.86) 142 (5.59)
Afbeelding 9: Verschildruktransmitter met Barrel-behuizing geïnstalleerd op een verticale buis met optionele beugel (B2)
29 (1.14)
18 (0.71)
113 (4.45)
129 (5.06)
178 (6.99)
197 (7.73)
18 (0.71)
72 (2.83) 116 (4.57) 136 (5.35)
87 (3.42) 183 (7.19)
55 (2.17)
Afbeelding 10: Verschildruktransmitter met DIN-behuizing voor LUCHT/GAS-metingen geïnstalleerd op een verticale buis met optionele beugel (B2)
Druktransmitters van serie 2600T | OI/266/HART-NL Rev. J 15
5 Montage 29 (1.14)
116 (4.57) 136 (5.35)
87 (3.42) 183 (7.19)
55 (2.17)
18 (0.71)
83 (3.28)
65 (2.54)
4.4 (0.17)
18 (0.71)
Afbeelding 11: Verschildruktransmitter met Barrel-behuizing en Kynar-inzetstukken geïnstalleerd op een horizontale buis met optionele beugel (B2)
29 (1.14) 18 (0.71)
58 (2.28) 55 (2.17)
18 (0.71)
1/4 or 1/2 NPT
210 (8.28)
179 (7.02)
91 (3.58)
54 (2.13)
89 (3.48)
72 (2.83)
113 (4.45)
116 (4.57) Afbeelding 12: Verschildruktransmitter met Barrel-behuizing en Kynar-inzetstukken geïnstalleerd op een verticale buis met optionele beugel (B2)
16 OI/266/HART-NL Rev. J | Druktransmitters van serie 2600T
5 Montage 18 (0.71)
29 (1.14) 18 (0.71)
210 (8.28)
179 (7.02)
91 (3.58)
58 (2.28) 55 (2.17)
72 (2.83)
54 (2.13)
113 (4.45)
113 (4.43) 123 (4.86)
Afbeelding 13: Verschildruktransmitter met Barrel-behuizing en Kynar-inzetstukken geïnstalleerd op een verticale buis met optionele beugel (B2)
5.5.2 Detailtekening van optionele B2-beugel voor buis- en wandmontage Alle meegeleverde bouten en moeren zijn bedoeld voor installatie op een buis. Bij paneel- of wandmontage worden de U-bout en de U-boutmoeren en ringen niet gebruikt. De bouten voor paneelmontage zijn niet inbegrepen in de leveromvang. 1 – U-bout 3
2 – Ringen en moeren voor de bevestiging van de U-bout
2
3 – Bevestigingsbouten voor transmitter 4 – Haakse beugel B2
1 4
Afbeelding 14: Beugelset voor buis- en wandmontage (B2)
Druktransmitters van serie 2600T | OI/266/HART-NL Rev. J 17
5 Montage 29 (1.14) 18 (0.71)
55 (2.17)
70 (2.75)
84 (3.31)
117 (4.60)
166 (6.53)
11 (0.43)
179 (7.02)
91 (3.58)
58 (2.28)
210 (8.28)
18 (0.71)
(*) 95 (3.72)
70 (2.75)
174 (6.86)
142 (5.59)
Afbeelding 15: Verschildruktransmitter met Barrel-behuizing geïnstalleerd op een rechthoekige buis met optionele beugel voor rvsbehuizing (B5)
5.5.3 Detailtekening van rechte beugel B5 1 – U-bout 3
2 – Ringen en moeren voor de bevestiging van de U-bout 3 – Bevestigingsbouten voor transmitter 4 – Haakse beugel B5
4 1
2
Afbeelding 16: Recht type montagebeugelset (B5)
18 OI/266/HART-NL Rev. J | Druktransmitters van serie 2600T
5 Montage 5.6 Montage van een P-Style druktransmitter (266G, 266A, 266H, 266N) De druktransmitter kan direct op het ventielblok worden gemonteerd. Een montagebeugel voor wand- of buismontage (2”-pijp) is ook leverbaar als accessoire. Idealiter moet de druktransmitter in een verticale stand worden geïnstalleerd om latere nulpuntverschuivingen te voorkomen.
Belangrijk. Als de transmitter schuin ten opzichte van de verticale stand wordt geïnstalleerd, oefent de vulvloeistof een hydrostatische druk uit op het meetmembraan, wat resulteert in een nulpuntverschuiving. In een dergelijk geval kan het nulpunt worden gecorrigeerd via de Zero-druktoets of via de opdracht "set PV to zero". Raadpleeg de [configuratieparagraaf] voor nadere informatie. Voor transmitters zonder druksensoren moeten de volgende aanwijzingen voor ontluchten en aftappen in aanmerking worden genomen. 113 (4.45)
91 (3.58)
29 (1.14) 18 (0.71)
18 (0.71)
16 (0.63)
54 (2.13)
39 (1.54)
145 (5.71)
18 (0.71)
1/2 - 14 NPT 72 (2.83)
108 (4.25)
32 (1.26) Breedte tussen vlakken van zeskantmoer
49 (1.93)
Afbeelding 17: Model 266H of 266N hoge overbelastingsbestendige P-Style transmitter met 1/2-14 NPT buitendraad procesaansluiting en Barrel-behuizing geïnstalleerd op een 2”-pijp met optionele beugel (B1 van koolstofstaal of B2 van roestvrijstaal 316L)
113 (4.45)
29 (1.14) 18 (0.71)
18 (0.71)
18 (0.71)
16 (0.63)
36 (1.42)
19 (0.75)
145 (5.71)
91 (3.58)
32 (1.26) Breedte tussen vlakken van zeskantmoer
72 (2.83)
108 (4.25)
49 (1.93)
Afbeelding 18: Model 266H of 266N hoge overbelastingsbestendige P-Style transmitter met 1/2-14 NPT binnendraad procesaansluiting en Barrel-behuizing geïnstalleerd op een 2”-pijp met optionele beugel (B1 van koolstofstaal of B2 van roestvrijstaal 316L)
Druktransmitters van serie 2600T | OI/266/HART-NL Rev. J 19
5 Montage 113 (4.45)
91 (3.58)
29 (1.14) 18 (0.71)
Ø65 (2.56)
12 (0.45)
19 (0.74)
283 (11.12)
145 (5.71)
18 (0.71)
23 (0.9) Breedte tussen vlakken van zeskantmoer
72 (2.83) 105 (4.12)
116 (4.57)
Afbeelding 19: Model 266H of 266N hoge overbelastingsbestendige P-Style transmitter met Z-sensor met Barrel-behuizing geïnstalleerd op een 2”-pijp met optionele beugel (B1 van koolstofstaal of B2 van roestvrijstaal 316L)
Attentie −Kans op beschadiging van de transmitter. Voer bij een HART-overdruktransmitter met een 1050 bar/15000 psi sensorbereik (266HSH.Z of 266GSH.Z) en 1/2 “NPT proces-aansluiting altijd een lage kalibratie uit van de sensor om een mogelijke nulpuntverschuiving te verwijderen en een sterke achteruitgang te voorkomen van de totale prestaties wat betreft de nauwkeurigheid. Een lage kalibratie van de sensor kan worden uitgevoerd via lcd-, DTM- of handheld-terminals. 113 (4.45)
29 (1.14) 91 (3.58)
283 (11.12)
145 (5.71)
18 (0.71)
51 (1.99) max.
18 (0.71)
Ø65 (2.56)
105 (4.12)
1/2 - 14 NPT 27 (1.06) Breedte tussen vlakken van zeskantmoer 72 (2.83) 116 (4.57)
Afbeelding 20: Model 266G of 266A P-Style transmitter met Barrel-behuizing geïnstalleerd op een 2”-pijp met optionele beugel (B1 van koolstofstaal of B2 van roestvrijstaal 316L)
20 OI/266/HART-NL Rev. J | Druktransmitters van serie 2600T
5 Montage 5.6.1 Detailtekening van Barrel-behuizingbeugel B1 en B2 1 3
4
5
1
2
4 3
1 – U-bout 2 – Ringen en moeren voor de bevestiging van de U-bout 3 – Bevestigingsbouten voor transmitter 4 – Beugel B1 of B2
2
5 – Montage-adapter (meegeleverd met 266HSH) Afbeelding 21: Buis- en wandmontagebeugelsets voor P-Style transmitter met Barrel-behuizing
18 (0.71)
29 (1.14) 18 (0.71)
30 (1.19)
122 (4.80) 66 (2.60)
11 (0.43)
145 (5.71)
85 (3.35)
Ø65 (2.56) 49 (1.93)
39 (1.54)
18 (0.71)
16 (0.63)
54 (2.13)
72 (2.83)
72 (2.83)
128 (5.04)
1/2 - 14 NPT 32 (1.26) Breedte tussen vlakken van zeskantmoer
117 (4.60)
105 (4.13) Afbeelding 22: Model 266H of 266N hoge overbelastingsbestendige P-Style transmitter met DIN-behuizing geïnstalleerd op een 2”-pijp met optionele beugel (B2 van roestvrijstaal 316L)
Druktransmitters van serie 2600T | OI/266/HART-NL Rev. J 21
5 Montage
66 (2.60)
11 (0.43)
72 (2.83)
30 (1.19)
120 (4.72)
145 (5.71)
18 (0.71)
56 (2.20) max.
83 (3.27)
29 (1.14) 18 (0.71)
1/2 - 14 NPT 22 (0.87) Breedte tussen vlakken van zeskantmoer
105 (4.13)
72 (2.83)
128 (5.04)
117 (4.60)
Afbeelding 23: Model 266G of 266A P-Style transmitter met DIN-behuizing geïnstalleerd op een 2”-pijp met optionele beugel (B2 van roestvrijstaal 316L)
5.6.2 Detailtekening van DIN-behuizingsbeugel B2 1 – U-bout 1
2 – Ringen en moeren voor de bevestiging van de U-bout 3 – Bevestigingsbouten voor transmitter
4
4 – Haakse beugel B2
2
3
Afbeelding 24: Buis- en wandmontagebeugelset (B2) voor P-Style transmitter met DIN-behuizing
22 OI/266/HART-NL Rev. J | Druktransmitters van serie 2600T
5 Montage 5.7 Transmitterbehuizing verdraaien Om de toegang tot de bedrading of de zichtbaarheid van het optionele lcd-scherm te verbeteren kan de transmitterbehuizing over 360° worden verdraaid en in elke stand worden vastgezet. Een aanslag voorkomt dat de behuizing te ver wordt doorgedraaid. Om de behuizing te kunnen verdraaien moet de borgschroef van de behuizingsaanslag ongeveer één slag worden losgedraaid (niet eruit trekken) en, zodra de gewenste positie is bereikt, opnieuw worden aangehaald.
— Bij een dampvormige meetstof zijn compensatietanks niet dwingend vereist, maar er mag geen damp in de meetkamers van de meter terechtkomen (266Dx en 266Mx). — Bij kleine meetschalen en dampvormige meetstof en onder omstandigheden kan het noodzakelijk zijn om condensaattanks in te zetten (266Dx en 266Mx). — Bij inzet van condensaattanks (dampmeting) moet ervoor worden gezorgd dat de tanks op dezelfde hoogte komen in de verschildrukleidingen (266Dx en 266Mx). — Beide meetleidingen moeten zo veel mogelijk op dezelfde temperatuur worden gehouden (266Dx en 266Mx). — De meetleidingen moeten bij een vluchtige meetstof volledig worden ontlucht. — De meetleidingen moeten zo worden aangelegd dat gasbelletjes bij een vloeistofmeting of condensaat bij een gasmeting niet terug kunnen stromen in de procesleiding. — Zorg ervoor dat de meetleidingen correct zijn aangesloten (+ en - drukzijde aan meter, afdichtingen, ...). — Let erop dat de aansluiting goed is afgedicht. — Leg de meetleidingen zo aan dat niet via de meter kan worden uitgeblazen.
Afbeelding 25: Behuizing verdraaien
5.8 Geïntegreerd scherm verdraaien Indien een optioneel geïntegreerd beeldscherm is geïnstalleerd, bestaat de mogelijkheid om het scherm te monteren in vier verschillende standen door het linksom of rechtsom te draaien in stappen van 90° . Om het lcd -scherm te draaien opent u gewoon het vensterdeksel (de voorschriften voor gevarenzones moeten in acht worden genomen) en trekt u de schermbehuizing uit de communicatiekaart. Plaats de lcdconnector volgens de nieuwe stand. Duw de lcd-module terug in de communicatiekaart. Zorg ervoor dat de 4 kunststofbevestigingen goed op hun plaats zitten.
Let op! Proceslekken kunnen letsel veroorzaken of de dood tot gevolg hebben. Installeer de procesconnectoren en alle accessoires zodanig dat ze lekdicht zijn (inclusief de ventielblokken) voordat u druk op het apparaat zet. In het geval van giftige of anderszins gevaarlijke procesvloeistoffen moeten bij het aftappen of ontluchten alle voorzorgsmaatregelen worden genomen die zijn aanbevolen in het desbetreffende veiligheidsinformatieblad. Gebruik uitsluitend een 12 mm (15/32") zeskantmoersleutel om de beugelbouten vast te draaien.
5.9 Meetleidingen voor standaard instrumenten aansluiten Voor een deskundige plaatsing moeten de volgende punten in acht worden genomen: — De meetleidingen moeten zo kort mogelijk zijn en mogen geen scherpe bochten bevatten. — De meetleidingen moeten op een zodanige wijze worden aangelegd dat zich daarin geen afzettingen kunnen ophopen. Het verval/de stijging mag niet minder zijn dan ca. 8%. — De meetleidingen moeten worden doorgeblazen met perslucht of, liever nog, worden doorgespoeld met de meetstof voordat ze worden aangesloten. — Bij een vloeibare/dampvormige meetstof moet de vloeistof in beide meetleidingen op hetzelfde peil staan. Bij toepassing van scheidingsvloeistof moeten beide meetleidingen tot op hetzelfde peil gevuld worden (266Dx en 266Mx).
Druktransmitters van serie 2600T | OI/266/HART-NL Rev. J 23
5 Montage 5.10 Aanwijzingen voor procesaansluitingen De procesaansluitingen van 266-verschildruktransmitters op de transmitterflens zijn 1/4 - 18 NPT, met een centerafstand van 54mm (2,13”) tussen de aansluitingen. De procesaansluitingen op de transmitterflens zijn op centers om rechtstreekse montage mogelijk te maken op een drieweg- of vijfweg-ventielblok. Flensadapter koppelstukken met 1/2 - 14 NPT aansluitingen zijn als optie leverbaar. Verdraai één of beide flensadapters om centerafstanden te krijgen van 51mm (2.01in), 54mm (2.13in) of 57mm (2.24in). Ga als volgt te werk om adapters te installeren: 1. Plaats de adapters met de O-ring op zijn plaats. 2. Schroef de adapters op de transmitter met behulp van de meegeleverde bouten. 3. Zet de bouten vast met een aandraaikoppel van 25 Nm (roestvrijstalen bouten) of 15 Nm (voor roestvrijstalen NACE-bouten).
Afbeelding 26: Adapter
Uitzonderingen voor modellen 266Mx, 266Rx en voor PTFE O-ringen: eerst handvast aandraaien. Eerst aantrekken met 10 Nm. Daarna natrekken met 50 Nm. Voor modellen 266PS, 266VS en 266RS is het mogelijk om slechts één adapter te installeren, met lagedruk zijflens zonder procesaansluiting en aftap-/ontluchtingsventiel. Bij het hoogstatische model (266DSH.xH) moeten de bouten worden aangetrokken met een aandraaikoppel van 40 Nm (ongeacht het materiaal van de gebruikte bouten). Bij PTFE O-ringen moet eerst worden aangetrokken met 10 Nm en daarna worden nagetrokken met 50 Nm.
5.11 Aansluiting met Kynar inzetstukken Bij het aansluiten van druktransmitters met Kynar inzetstukken moeten de bouten met max. 15 Nm worden aangetrokken.
5.12 Aandraaikoppels voor modellen 266MS en 266RS met Kynar inzetstukken Bij procesflensbouten resp. moeren gelden de volgende procedures: Eerst aantrekken met 2 Nm (kruisgewijs te werk gaan). Eerst aantrekken met 10 Nm (kruisgewijs te werk gaan) en daarna met een aandraaihoek van 180°, verdeeld in twee stappen van elk 90° per bout, aantrekken en kruisgewijs te werk gaan.
24 OI/266/HART-NL Rev. J | Druktransmitters van serie 2600T
Afbeelding 27: Kynar inzetstuk
5 Montage 5.13 Aanbevelingen voor de installatie De configuratie van de meetleidingen hangt af van de specifieke meettoepassing. 5.13.1 Debietmeting van stoom (condenseerbare damp) of schone vloeistoffen — Installeer de kranen aan de zijkant van de leiding. — Monteer de transmitter naast of onder de kranen. — Monteer de aftap-/ontluchtingskranen omhoog gericht. — Vul bij een stoomtoepassing het verticale deel van de meetleidingen met een compatibele vloeistof via de betreffende T-stukken. De procesvloeistof moet de meetcel van de transmitter instromen:
De procesvloeistof moet de meetcel van de transmitter instromen: 1. Open de compensatieklep (C). 2. Sluit de lagedruk (B) en hogedruk (A) kleppen. 3. Open de afsluiters. 4. Zet de hogedruk (A) klep langzaam open om procesvloeistof toe te laten aan beide zijden van de meetcel. 5. Ontlucht of tap de meetcel-eenheid af en sluit de kleppen. 6. Open de (B) klep en sluit de compensatieklep.
1. Open de compensatieklep (C). 2. Sluit de lagedruk (B) en hogedruk (A) kleppen. 3. Open de afsluiters. 4. Zet de hogedruk (A) klep langzaam open om procesvloeistof toe te laten aan beide zijden van de meetcel. 5. Ontlucht of tap de meetcel-eenheid af en sluit de kleppen. 6. Open de (B) klep en sluit de compensatieklep.
Afbeelding 29: Debietmeting van gassen of vloeistoffen (transmitter en ventielblok)
Let op! Ventielblokken zijn leverbaar, zowel gemonteerd op druktransmitters als los geleverd. Houd bij inbouw met het volgende rekening: — Alle aanpassingen moeten door gekwalificeerd personeel worden uitgevoerd. Op de klep mag geen druk staan. — Eindverbindingen mogen niet uit de behuizing worden verwijderd. — Gebruik geen pijpsleutels of verlengstukken om de kleppen te bedienen. Afbeelding 28: Debietmeting van stoom of schone vloeistoffen (transmitter en ventielblok)
5.13.2 Debietmeting van gassen of vloeistoffen (met vaste stoffen in suspensie) — Installeer de kranen aan de boven- of zijkant van de leiding. — Monteer de transmitter boven de kranen.
— Kopeenheden mogen niet worden verwijderd na te zijn geïnstalleerd. — Bedek of verwijder geen markeringen van de behuizing. Belangrijk. De maximale bedrijfstemperatuur van het geheel (ventielblok en instrument) komt overeen met de temperatuurgrens van de druktransmitter. Belangrijk. Als het ventielblok op een 2600T druktransmitter is aangebouwd met NACE gecertificeerde A4-50 roestvrijstalen bouten (op verzoek leverbaar), is de maximum werkdruk beperkt tot 260 bar (3045 psi).
Druktransmitters van serie 2600T | OI/266/HART-NL Rev. J 25
5 Montage 5.13.3 Vloeistofniveaumeting van gesloten tanks en niet-condenseerbare vloeistoffen (gasgevulde meetleiding) — Monteer de transmitter op dezelfde hoogte als of onder het laagste te meten niveau. — Sluit de + kant (H) van de transmitter aan op de bodem van de tank. — Sluit de - kant (L) van de transmitter aan op het bovendeel van de tank, boven het hoogste niveau van de tank.
Afbeelding 31: Niveaumeting op gesloten tank met vloeistofgevulde meetleiding
5.13.5 Vloeistofniveaumeting met open tanks — Monteer de transmitter op dezelfde hoogte als of onder het laagste te meten niveau. — Sluit de + kant (H) van de transmitter aan op de bodem van de tank. — Ontlucht de “-” -kant (L) van de transmitter naar de atmosfeer (in dit geval is een overdruk getoond, de (L) kant is reeds ontlucht naar de atmosfeer). Afbeelding 30: Niveaumeting op gesloten tank met gasgevulde meetleiding
5.13.4 Vloeistofniveaumeting van gesloten tanks en condenseerbare vloeistoffen (vloeistofgevulde meetleiding) — Monteer de transmitter op dezelfde hoogte als of onder het laagste te meten niveau. — Sluit de + kant (H) van de transmitter aan op de bodem van de tank. — Sluit de - kant (L) van de transmitter aan op het bovendeel van de tank. — Vul het verticale deel van de aansluitleiding naar het bovendeel van de tank met een compatibele vloeistof via het speciale T-stuk.
Afbeelding 32: Niveaumeting op open tank met P-Style transmitter
26 OI/266/HART-NL Rev. J | Druktransmitters van serie 2600T
5 Montage 5.13.6 Overdruk- of absolute drukmeting van een tank — Plaats de kranen in het bovendeel van de tank. — Monteer de transmitter boven het niveau van de proceskraan (zowel een overdruk- als een verschildruktransmitter kan worden gebruikt). — Sluit de transmitter aan op de tank.
5.13.7 Overdruk- of absolute drukmeting van een vloeistof in een buis — Installeer de kraan aan de zijkant van de leiding. — Monteer de transmitter (zowel overdruk- als verschildruktransmitters) naast of onder de kraan voor schone vloeistoffen, boven de kraan voor vuile vloeistoffen. — Sluit de + kant (H) van de transmitter aan op de leiding.
Afbeelding 33: Overdruk- of absolute drukmeting van een tank
Afbeelding 34: Overdruk- of absolute drukmeting van een vloeistof in een buis
Druktransmitters van serie 2600T | OI/266/HART-NL Rev. J 27
5 Montage 5.13.8 Overdruk- of absolute drukmeting van een condenseerbare damp in een buis — Installeer de kraan aan de zijkant van de leiding. — Monteer de transmitter (zowel overdruk- als verschildruktransmitter) onder de kraan. — Sluit de + kant (H) van de transmitter aan op de buis. — Vul het verticale deel van de aansluitleiding naar de kraan met een compatibele vloeistof via het speciale T-stuk.
Afbeelding 35: Overdruk- of absolute drukmeting van condenseerbare damp
28 OI/266/HART-NL Rev. J | Druktransmitters van serie 2600T
5.13.9 Overdruk- of absolute drukmeting van een gas in een buis — Installeer de kraan aan de boven- of zijkant van de leiding. — Monteer de transmitter (zowel overdruk- als verschildruktransmitter) naast of boven de kraan. — Sluit de transmitter aan op de buis.
Afbeelding 36: Overdruk- of absolute drukmeting van gas in een buis
6 Bedrading van de transmitter
6 Bedrading van de transmitter Waarschuwing - Algemene gevaren. Bij de elektrische installatie moet u de betreffende voorschriften opvolgen. Alleen in spanningsloze toestand aansluiten. Omdat de transmitter geen uitschakelende elementen bezit, dient de installatie te worden voorzien van overstroombeveiligingen, bliksemafleiding resp. netscheidingsmogelijkheden (overspanningsbeveiliging / bliksemafleiding is optioneel). Controleer of de aanwezige bedrijfsspanning overeenkomt met de spanning op het typeplaatje. Dezelfde leidingen worden gebruikt voor de voeding en het uitgangssignaal. In het geval de optie overspanningsbeveiliging aanwezig is en de transmitter is geïnstalleerd in een gevaarlijke omgeving, moet de transmitter worden gevoed uit een spanningsbron die geïsoleerd is van de netspanning (galvanische scheiding). Bovendien moet de potentiaalvereffening voor de gehele voedingskabel worden gegarandeerd omdat het intrinsieke veiligheidscircuit van de transmitter is geaard. Elektrische schokken kunnen ernstig of dodelijk letsel veroorzaken. Vermijd contact met de kabels en klemmenstroken. Kabels kunnen onder hoogspanning staan die elektrische schokken kan veroorzaken. Maak GEEN elektrische aansluitingen voordat is vastgesteld dat de elektrische typeaanduiding op het typeplaatje op de transmitter overeenkomt met de classificatie van het gebied waar de transmitter moet worden geïnstalleerd. Veronachtzaming van deze waarschuwing kan leiden tot brand of explosie.
6.1 Kabelverbinding Afhankelijk van het verstrekte ontwerp wordt de elektrische verbinding tot stand gebracht via een kabelingang met M20 x 1,5 of 1/2-14 NPT schroefdraad of Han 8D stekker (8U) (PROFIBUS PA en FOUNDATION Fieldbus: M12 x 1 of 7/8 plug). De schroefklemmen zijn geschikt voor draaddiameters tot 2,5 mm² (AWG 14). Belangrijk. Met categorie 3-transmitters voor gebruik in 'Zone 2' moet een voor dit type bescherming bestemde kabelwartel worden geïnstalleerd door de klant (zie de sectie 'Aanwijzingen bij inzet in gevarenzones'). Een M20 x 1,5 schroefdraad bevindt zich in de elektronicabehuizing voor dit doel. Voor transmitters met een "drukvaste behuizing" (Ex d) type bescherming moet het deksel van de behuizing worden vastgezet met de borgschroef. De schroefplug die mogelijk is meegeleverd met de transmitter moet ter plaatse worden verzegeld met behulp van Molykote DX. De installateur draagt de verantwoordelijkheid voor een eventueel gebruikt ander type afdichtingsmateriaal. Op dit punt willen wij uw aandacht vestigen op het feit dat na verloop van enkele weken een grotere kracht nodig zal zijn om het deksel van de behuizing los te draaien. Dit wordt niet veroorzaakt door de kabels, maar is uitsluitend te wijten aan het soort pakking.
6.2 Bedrading van (HART) transmitter met analoge uitgang 1 - Inwendige aardklem
-
0
2
3
4 0
7
6
5 20
8 60
40
%
Kent-Taylor
9 80
10
2 - Uitwendige aardklem
M+
10
0
1 2
3 - Handheld-communicator
5
+
4 -- Lijnbelasting
4
-
+
-
2
691HT
6
F1
F2
F3
5 - Externe indicator 6 - Stroombron
+
+ -
1
F4
PV
REVIE W
CONF
SERIAL LINK
TRI M
A B C
D E F
G H I
1
2
3
J K L
M N O
P Q R
S T U
V W X
Y Z #
@ %
& /
+ -
4 7
5 8 0
6 9
3
Afbeelding 37: Aansluitschema HART-transmitter
De handheld HART-communicator kan op elk draadeindpunt in de lus worden aangesloten, op voorwaarde dat de minimale weerstand 250 ohm is. Als deze lager is dan 250 ohm, moet een extra weerstand worden toegevoegd om communicaties mogelijk te maken. De handheld-terminal wordt aangesloten tussen de weerstand en de transmitter, niet tussen de weerstand en de voeding.
Druktransmitters van serie 2600T | OI/266/HART-NL Rev. J 29
6 Bedrading van de transmitter 6.3 Voedingsvereisten Gebruik voor de signaal-/voedingsaansluitingen gepaarde en getwiste flexibele bedrading nr. 18 tot 22 AWG / 0,8 tot 0,35mm² ø tot max. 1500 meter. Langere lussen vereisen dikkere draden. Als een afgeschermde draad wordt gebruikt, mag de afscherming slechts aan één uiteinde zijn geaard, niet aan beide uiteinden. Maak voor de aansluiting aan de kant van de transmitter gebruik van de klemmenstrook binnen in de behuizing voorzien van de betreffende markering. Het 4 tot 20 mA DC uitgangssignaal en de DC-voeding van de transmitter gebruiken dezelfde aderparen. De voedingsspanning bij de transmitteraansluitklemmen moet liggen tussen 10,5 en 42V DC. Voor Ex ia goedkeuring mag de voedingsspanning niet hoger zijn dan 30 V DC. Kijk voor de maximale voedingsspanning op het bovenste typeplaatje van de transmitter. De werkelijk mogelijke kabellengte van de stroomkring hangt af van de totale capaciteit en weerstand en kan worden afgeschat met behulp van de volgende formule: L=
65 x 10 RxC
6
–
Cf + 10000 C
Waarschuwing - Algemene gevaren. Kabel, wartel en plug op de ongebruikte doorvoer moeten in overeenstemming zijn met het beoogde soort bescherming (bijv. intrinsiek veilig, explosieveilig, etc.) en de beschermingsgraad (bijv. IP6x volgens IEC EN 60529 of NEMA 4x). Zie ook het addendum voor 'EX VEILIGHEIDS'-aspecten en 'IP'-BESCHERMING. In het bijzonder, voor explosieveilige installaties, verwijder het tijdelijke rode plastic kapje en stop de ongebruikte doorvoer dicht met een plug die is gecertificeerd voor explosie-insluiting. — Leg indien van toepassing de bedrading aan met een druppellus. Leg de druppellus zo dat de onderkant lager dan de doorvoeraansluitingen en de transmitterbehuizing komt te liggen. — Plaats het behuizingdeksel terug. Draai dit zo dat de O-ring in de behuizing komt te liggen en draai daarna met de hand zover vast dat het deksel in aanraking is met de behuizing metaal-op-metaal. Bij een Ex-d (explosieveilige) installatie moet de deksel tegen losdraaien zijn geborgd door een stelmoer (gebruik de met het instrument meegeleverde 2 mm inbussleutel).
6.5 Elektrische aansluiting via connectoren 6.5.1 Harting-connector (HART-uitgang uitvoeringen) op DIN-behuizing 3
Waarin: L = leidinglengte in meters R = totale weerstand in Ω (ohm) C = Leidingcapaciteit in pF/m Cf = Maximale inwendige capaciteit van de HARTveldapparaten die zich in het circuit bevinden, in pF Vermijd dat de leidingen bij andere elektrische kabels worden gelegd (met inductieve belasting, enz.) of in de buurt komen van grote elektrische apparatuur. 1
6.4 Bedradingsprocedure Volg de onderstaande stappen voor het bedraden van de transmitter: — Verwijder de tijdelijke plastic dop van een van de twee kabeldoorvoeren die zich aan beide zijden in het bovenste deel van de transmitterbehuizing bevinden. — Deze doorvoeren kunnen een 1/2 inch inwendige NPT of een M20-schroefdraad hebben. Allerlei adapters en bussen kunnen in deze schroefgaten worden aangebracht om te voldoen aan de normen voor bedrading (leidingen) van de installatie. — Verwijder het behuizingsdeksel aan de kant met het opschrift FIELD TERMINALS. Zie de aanduiding op het etiket bovenop de behuizing. In een explosieveilige/ drukvaste installatie mag de transmitter niet worden verwijderd als er stroom staat op het apparaat. — Voer de kabel door de wartel en de open leidingaansluiting. — Sluit de plus-draad aan op de + pool en de min-draad op de - pool. — Dicht de leidingaansluitingen af. Zorg ervoor dat wanneer de installatie is voltooid, de kabeldoorvoeren goed zijn afgedicht tegen het binnendringen van regen en/of bijtende dampen en gassen. 30 OI/266/HART-NL Rev. J | Druktransmitters van serie 2600T
2
1 - DIN-behuizing met Harting haakse connector 2 - DIN-behuizing met Harting rechte connector 3 - Harting Han 8D stekkerbus inzetstuk voor meegeleverde contrastekker (aanzicht stekkerbussen) Afbeelding 38: Harting HAN rechte en haakse aansluitconnectors
6 Bedrading van de transmitter 6.5.2 Assemblage en aansluiting van het buscontact Het buscontact voor aansluiting van de kabel wordt in losse delen meegeleverd als accessoire voor de transmitter. — De contacten (2) moeten worden opgekrompen of gesoldeerd op de kabeluiteinden (draaddoorsnede 0,75 ... 1 mm² (AWG 18 ... AWG 17)), waarvan ongeveer. 1,5 ... 2 cm (0,59 ... 0,79 inch) van de mantel en ca. 8 mm (0,32 inch) van de isolatie zijn gestript; deze worden daarna vanaf de achterkant door de opening (1) gestoken. — Schuif de stelschroef (6), klemring (5), pakking (4) en behuizing (3) op de kabel in de voor samenbouw aangegeven volgorde (mogelijk moet de pakking (4) worden aangepast om op de diameter van de kabel te passen). Belangrijk. Voordat de contacten helemaal op het buscontact worden gedrukt, moeten de aansluitpunten nogmaals worden gecontroleerd. Verkeerd ingestoken contacten kunnen worden verwijderd met behulp van een uittrekwerktuig (bestelnr .: 0949 813) of een gewone balpen als een geïmproviseerd werktuig. Volg het aansluitschema dat is meegeleverd met de stekker.
Afbeelding 40: Aarde-aansluiting op de transmitterbehuizing
6.7 Geïntegreerde bliksemafleiding (optioneel) De druktransmitterbehuizing met overspanningsbeveiliging (code S2) binnen in de terminalkaart moet worden aangesloten met behulp van de aardklem (PE), door middel van een korte verbinding met de potentiaalequalisatie. De potentiaalequalisatie-hoofdverbinding moet een minimum diameter van 4 mm² hebben. Belangrijk. De testspanningsbestendigheid is bij inzet van deze veiligheidsschakeling niet meer gegeven.
6.8 Normaalmodus spanningen
1 - Stekkerbus 2 - Contact
De 266 druktransmitter werkt binnen de gespecificeerde niveaus van nauwkeurigheid voor normaalmodus spanningen tot 250V tussen de leidingen en de behuizing indien geaard en tot 150V niet geaard.
3 - Behuizing 4 - Pakking (kan afgesneden worden) 5 - Klemring 6 - PG 11 stelschroef 7 - Kabel (diameter 5-11 mm of 0,20-0,43 inch) Afbeelding 39: Stekkerbus componenten
6.6 Aardverbinding De druktransmitterbehuizing moet worden geaard in overeenstemming met de nationale en plaatselijke elektrische voorschriften. Aardaansluiting is verplicht voor met overspanningsbeveiliging uitgeruste apparaten om een goede werking te garanderen. Beschermende aardklemmen (PE) zijn beschikbaar buiten en/of binnen de behuizing van de transmitter. Beide aardeaansluitingen zijn onderling elektrisch verbonden en het aan de gebruiker om te beslissen welke te gebruiken. De meest effectieve aardingsmethode van de transmitterbehuizing is een directe verbinding met de aarde met een impedantie gelijk aan of lager dan 5 ohm.
Druktransmitters van serie 2600T | OI/266/HART-NL Rev. J 31
7 Inbedrijfstelling
7 Inbedrijfstelling Wanneer de installatie van de transmitter is voltooid, vindt inbedrijfstelling plaats door inschakeling van de werkspanning. Controleer het volgende voordat u de werkspanning inschakelt: — Proces-aansluitingen — Elektrische aansluitingen — De meetleiding(en) en de meetkamer van de meetapparatuur moeten volledig zijn gevuld met het te meten medium. De transmitter kan daarna in bedrijf worden gesteld. Om dit te doen moeten de afsluiters worden bediend in onderstaande volgorde (in de standaardinstelling zijn alle kleppen gesloten). (Verschildrukmodellen) 266Dx of 266Mx — Open de afsluiters bij de drukaftap-aansluiting. — Open het drukcompensatieventiel van het ventielblok. — Open de plus-afsluiter (op het ventielblok). — Open de min-afsluiter (op het ventielblok). — Sluit het drukcompensatieventiel. De buitenbedrijfstelling vindt in omgekeerde volgorde plaats. (Overdruk en absolute modellen) 266Gx, 266Ax, 266Hx, 266Nx, 266Px, 266Vx, 266Rx — Open de afsluiter bij de drukaftap-aansluiting. — Open de plus-afsluiter. De buitenbedrijfstelling vindt in omgekeerde volgorde plaats. Belangrijk. Voor de absolute-druktransmitter modellen 266AS, 266NS, 266RS of 266VS met een meetbereik C, F of G moet in aanmerking worden genomen dat het meetapparaat tijdens het transport en de opslag langdurig overbelast is geweest door de atmosferische druk. Daarom is na inbedrijfstelling een inloopperiode van ca. 30 min. noodzakelijk voor modellen 266Vx, 266Rx en 266Nx en ca. 3 uur voor modellen 266Ax totdat de sensor zich zover heeft gestabiliseerd dat de gespecificeerde precisie gewaarborgd is. Als bij transmitters met ontstekingscategorie 'intrinsieke veiligheid' bij explosiegevaar een stroommeter in de uitgangskring geschakeld wordt, of een modem parallel geschakeld wordt, dan moet de som van de capacitanties en inductanties van alle stroomkringen, inclusief de transmitter (zie EG-typegoedkeuringscertificaat) gelijk of kleiner zijn dan de toegestane capacitanties en inductanties van de intrinsiek veilige signaalstroomkring (zie EG-typegoedkeuringscertificaat van het voedingsapparaat). Alleen passieve of explosiebeveiligde testapparatuur of weergaveinstrumenten mogen worden aangesloten. Als het uitgangssignaal maar langzaam stabiel wordt, is er waarschijnlijk een grote dempingstijdconstante in de transmitter ingesteld.
7.1 Analoge en HART-communicatiemodellen Als de aangesloten druk binnen de op het typeplaatje aangegeven waarde ligt, wordt de uitgangsstroom ingesteld tussen 4 en 20 mA. Wanneer de aangesloten druk buiten het ingestelde bereik ligt, is de uitgangsstroom tussen 3,5 mA en 4 mA bij ondersturing of tussen 20 mA en 22,5 mA (op grond van de respectievelijke parameterinstelling) bij oversturing.
32 OI/266/HART-NL Rev. J | Druktransmitters van serie 2600T
7.2 Standaard instelling voor normaal modus 3,8 mA / 20,5 mA Om storingen bij de debietmetingen (266Dx en 266Mx) in het onderste drukbereik te vermijden, is naar keuze via de optionele geïntegreerde lcd-schermen met toetsenblok of via de grafische gebruiksinterface (DTM) een “Nulterugkeerfunctie” en/of een “Lin./Rad. overgangspunt” instelbaar. Als geen andere opgaven zijn gedaan, is door de fabrikant het “Lin./Rad.-overgangspunt” op 5 % en de “Nulterugkeer” op 6% van de debiet eindwaarde ingesteld. Een stroom <4 mA of >20 mA kan ook betekenen dat de microprocessor een interne storing heeft gedetecteerd. In dit geval kan de alarmuitgang geconfigureerd worden naar keuze via het lokale lcd-scherm met toetsenblok of via een externe HART handheld-terminal (ABB DHH805) of via een DTM-gebaseerd configuratieprogramma (Asset Vision).
7.3 Standaardinstelling voor storingsdetectie (alarm) 3,7 mA / 21 mA Via de grafische bedieningsinterface (DTM) of via het geïntegreerde lcd-scherm (indien aanwezig) kan een storingsdiagnose plaatsvinden Belangrijk. Een kortstondige onderbreking van de stroomvoorziening heeft een initialisatie van de elektronica (herstart van het programma) tot gevolg. Belangrijk. Alarmstroom — Ondergrens: 3,6 mA (instelbaar van 3,6 tot 4 mA) — Bovengrens: 21 mA (instelbaar van 20 tot 23 mA, beperkt tot 22 mA voor HART-beveiliging; geldt voor elektronica versie 7.1.15 of hoger) Fabrieksinstelling: hoge alarmstroom (21,0 mA)
7.4 Schrijfbeveiliging De schrijfbeveiliging voorkomt dat de configuratiegegevens worden overschreven door daartoe onbevoegde gebruikers. Als de schrijfbeveiliging is geactiveerd, is de functie van de toetsen “Z” en “S” (zowel de interne als de externe) buiten werking gezet. Maar het uitlezen van de configuratiegegevens met behulp van de grafische bedieningsinterface (DTM) of een ander vergelijkbaar communicatiemiddel is nog steeds mogelijk. Indien nodig kan de bedieningseenheid met loodjes verzegeld worden. 7.4.1 Schrijfbeveiliging activeren via de externe druktoets Wanneer het instrument is voorzien van externe niet-intrusieve druktoetsen (“R1” in de instrumentcode), kan de schrijfbeveiligingsfunctie als volgt worden geactiveerd: — Verwijder het typeplaatje (zie figuur 3 in hoofdstuk 4) door het lossen van het borgschroef in de linkerbenedenhoek. — Gebruik een geschikte schroevendraaier om de schakelaar helemaal naar beneden te drukken. — Draai daarna de schakelaar 90° rechtsom. Belangrijk. Om te schrijfbeveiliging te deactiveren de schakelaar iets indrukken en vervolgens 90° linksom draaien.
7 Inbedrijfstelling
7.7 Nulpuntverschuiving corrigeren De nulpuntverschuiving veroorzaakt door de installatie kan op verschillende manieren worden geannuleerd: — Door de “Z” toets (onder het typeplaatje op de bovenkant van de transmitter, indien aanwezig) of de interne ‘Zero’toets (op de aansluitkaart) gedurende enkele seconden in te drukken gaat de uitgangsstroom naar 4 mA. — Het is ook mogelijk de digitale PV-waarde op nul te zetten. Hiertoe zet u dip-schakelaar 3 op de communicatiekaart in de stand omhoog (1) en drukt u op de Zero-toets. Zo wordt de digitale PV-waarde op 0 gezet en als de gekalibreerde meetschaal op nul is gebaseerd, zal de uitgangsstroom naar 4 mA gaan. Afbeelding 41: Schrijfbeveiligingsdruktoets
7.4.2 Schrijfbeveiliging activeren via dip-schakelaar Standaardinstrumenten hebben geen externe, niet-intrusieve Zero, Span en Write Protection-toetsen. Om deze functie te activeren moet als volgt te werk worden gegaan: — Verwijder het instrumentdeksel en het standaard lcdscherm (indien aanwezig). — Plaats dip-schakelaar 4 op de aansluitkaart in de stand ‘omhoog’.
7.5 Meetbegin / nulpuntverschuiving corrigeren Bij de installatie van de meetomvormer kunnen er nulpuntverschuivingen door de montage optreden (bijv. een iets schuine inbouwpositie vanwege een aangebouwde druksensor, enz.) die moeten worden verholpen. Belangrijk. De transmitter moet op bedrijfstemperatuur zijn (ca. 5 min. na opstart als de transmitter al eerder de omgevingstemperatuur heeft aangenomen) om de nulpuntverschuiving te kunnen corrigeren. De correctie moet worden uitgevoerd bij dp (of p) = 0. Belangrijk. Het toetsenblok moet beschikbaar zijn voor dit doel (optie R1). Als er geen externe druktoetsen beschikbaar zijn, gebruikt u een schroevendraaier om rechtstreeks op de aansluitkaart de speciale interne druktoetsen in te drukken. Het bedienen van de toetsen met een magnetische schroevendraaier is niet toegestaan omdat dit interferenties met het magnetische pick-up systeem kan opwekken.
— Met behulp van het optionele lcd-scherm met toetsenblok (zie “Configuratie van de druktransmitter met behulp van de geïntegreerde lcd-MMI met toetsenblok” voor meer informatie). Belangrijk. Bovenstaande procedure heeft geen invloed op het afbeelden van de fysieke druk, maar corrigeert alleen het analoge uitgangssignaal. Daarom kan er een verschil optreden tussen het analoge uitgangssignaal en de weergave van de fysieke druk (PV-waarde) op het digitale scherm of in het communicatieprogramma. Om dit verschil te vermijden moet de nulpuntverschuiving worden gecorrigeerd met de functie PV-BIAS/ OFF-SET.
7.8 Externe druktoetsen (optie R1) installeren/ verwijderen — Draai de schroeven los waarmee het typeplaatje is bevestigd en verschuif het plaatje om toegang te krijgen tot de lokale aanpassingen. — Draai de montageschroeven (1) van de druktoetsen los en houd daarbij het kunststof element omlaag dat door een veer wordt opgedrukt. — Verwijder de pakking (3) die zich onder het kunststof deksel (2) van de druktoets bevindt. — De drie druktoetsen (4) en de betreffende veren (5) kunnen nu worden verwijderd uit hun zitting.
7.6 Meetbegin instellen — Stel druk meetbegin (4 mA) – afkomstig van proces of drukgever – in. De druk moet stabiel zijn en met uiterste precisie << 0,05 % worden ingevoerd (let op ingestelde demping). — Druk enkele seconden op toets “Z” (externe druktoets optie R1) of op de “Zero”-toets op de aansluitkaart van de druktransmitter. Het uitgangssignaal stelt zich in op 4 mA. De meetschaal blijft onveranderd. Belangrijk. Het instellen van het meetbegin met behulp van de druktoetsen is mogelijk als de schrijfbeveiliging niet is ingeschakeld.
Afbeelding 42: Montageonderdelen van externe druktoets
Belangrijk. Bij een elektronica-upgrade van Standard HART naar Advanced HART (zie hoofdstuk 10.6) kunnen externe, nietintrusieve druktoetsen worden geïnstalleerd (indien niet met de optie R1 geselecteerd) door artikelcode DR1014 te bestellen. Neem contact op met uw plaatselijke ABB-vertegenwoordiger.
Druktransmitters van serie 2600T | OI/266/HART-NL Rev. J 33
7 Inbedrijfstelling 7.9 LCD-scherm installeren/verwijderen — Schroef het behuizingsdeksel los van de communicatiekaart/lcd-kant. Belangrijk. Bij een Ex d / drukvast ontwerp verwijzen wij u naar het gedeelte "Behuizing beveiligen in drukvaste gebieden". — Bevestig het LCD-scherm. Afhankelijk van de opstelplaats van de druktransmitter kan het LCD-scherm in vier verschillende standen worden bevestigd. Dit maakt ± 90° of ± 180° rotaties mogelijk. Belangrijk. Draai de behuizingsdeksel vast tot handvast. Raadpleeg zonodig het gedeelte "Behuizing beveiligen in drukvaste gebieden".
Afbeelding 43: Voorklep met venster en LCD-scherm
7.10 Behuizing beveiligen in drukvaste gebieden Elk van de voorzijden van de elektronicabehuizing is voorzien van een borgschroef (imbusschroef) aan de onderkant. — Installeer het deksel op de behuizing door het handvast aan te draaien. — Draai de borgschroef linksom om het deksel te blokkeren. Dit betekent de schroef zo ver losdraaien dat de schroefkop tegen het deksel van de behuizing komt.
34 OI/266/HART-NL Rev. J | Druktransmitters van serie 2600T
8 Bediening
8 Bediening 8.1 Functies van lokale druktoetsen (optie R1) Bij 266 transmitters zijn lokale aanpassingen mogelijk via de ingebouwde niet-intrusieve druktoetsen, indien geselecteerd. De druktoetsen bevinden zich onder het typeplaatje. Om de toegang te krijgen tot de lokale aanpassingsfunctie moeten de bevestigingsschroeven van het typeplaatje worden losgedraaid en moet daarna het typeplaatje rechtsom worden gedraaid. Waarschuwing - Beschadiging van onderdelen. De toetsen mogen niet met een magnetische schroevendraaier worden bediend. 1 - Typeplaatje
1
2 - Nul-druktoets (Zero) 3 - Meetbereik-druktoets (Span) 4 - Schrijfbeveiligingsdruktoets 2 4 3
8.4 Transmitter configureren zonder een geïntegreerde lcd MMI De parameters “meetbegin” en “meetbereik” kunnen direct worden ingesteld op de transmitter met behulp van de externe of interne druktoetsen. De transmitter is door de fabrikant gekalibreerd op basis van de bestelgegevens. De tag-plaat bevat informatie over het ingestelde “meetbegin” en “meeteinde”. In het algemeen geldt: De eerste drukwaarde (bijvoorbeeld 0 mbar) wordt altijd toegewezen aan het 4 mA signaal (of 0%), terwijl de tweede drukwaarde (bijvoorbeeld 400 mbar) altijd wordt toegewezen aan het 20 mA signaal (of 100%). Voer als druk in het meetapparaat de gewenste druk voor ‘meetbegin’ en ‘meeteinde’ in om het bereik van de transmitter te wijzigen. Zorg ervoor dat de meetgrenzen niet worden overschreden. Belangrijk. Reduceerstations met instelbare druk- en referentieschermen kunnen worden gebruikt als drukgevers. Zorg er bij het maken van de verbinding voor dat er geen vloeistoffen (voor gasvormige teststoffen) of luchtbellen (voor vloeibare teststoffen) achter zijn gebleven in de meetleidingen omdat deze fouten bij het controleren kunnen opleveren. De potentiële meetafwijking van de drukgever moet minimaal drie maal kleiner zijn dan de gewenste meetafwijking van de transmitter. Het wordt aanbevolen dat de demping is ingesteld op 1 seconde.
Afbeelding 44: Druktoetsfuncties
8.2 Fabrieksinstellingen Transmitters zijn in de fabriek gekalibreerd voor het gespecificeerde meetbereik van de klant. Het gekalibreerde bereik staat op het naamplaatje en het tag-nummer staat op de extra tag-plaat. Het gekalibreerde bereik en het tag-nummer vindt u op het typeplaatje. Als deze gegevens niet zijn doorgegeven bij de bestelling, wordt de transmitter geleverd met de volgende configuratie: Parameter Meetbegin (LRV) (4 mA) Meeteinde (LRV) (20 mA) Uitgangtransmissiefunctie Demping Transmitterstoring (alarm) Optionele LCD MMI-schaal
Fabrieksinstelling Nul Bovengrens van het meetbereik (URL) Lineair 1 seconde Oversturen (21 mA) 1 regel PV en uitgangssignaal staafgrafiek
Belangrijk. Elk van de configureerbare parameters hier links kan eenvoudig worden aangepast, hetzij via de optionele LCD MMI, of met een HART handheld-terminal of met een compatibele softwareoplossing. Informatie over flenstype en -materiaal, O-ring materiaal en type vulvloeistof is opgeslagen in het permanente geheugen van het apparaat.
Belangrijk. Bij 266-transmitter voor absolute druk (266Vx, 266Rx, 266Ax en 266Nx) met een meetbereik lager dan of gelijk aan 650 mbar abs. moet in aanmerking worden genomen dat het meetapparaat tijdens het transport en de opslag langdurig overbelast is geweest door de atmosferische druk. Daarom is na inbedrijfstelling een inloopperiode van ca. 30 min. noodzakelijk voor modellen 266Vx, 266Rx en 266Nx en 3 uur voor modellen 266Ax totdat de sensor zich zover heeft gestabiliseerd dat de gespecificeerde precisie gewaarborgd is.
8.5 LRV- en URV-configuratie (4 ... 20 mA meetbereik) — Breng het systeem op de druk voor het ‘meetbegin’ en wacht ca. 30 s tot het is gestabiliseerd. — Druk op toets “Z” (intern of extern). Zo stelt u de uitgangsstroom in op 4 mA. — Breng het systeem op de druk voor het ‘meeteinde’ en wacht ca. 30 s tot het is gestabiliseerd. — Druk op toets “S” (intern of extern). Zo stelt u de uitgangsstroom in op 20 mA.
8.3 Configuratiemethoden
— Reset zonodig de demping op de oorspronkelijke waarde.
Druktransmitters kunnen als volgt worden geconfigureerd:
— Noteer de nieuwe instellingen. De betreffende parameter wordt 10 seconden nadat de toetsen “Z” of “S” voor het laatst zijn ingedrukt, in het niet-vluchtige geheugen opgeslagen.
— Configuratie van de parameters meetbegin (LRV) en meeteinde (URV) (m.b.v. de druktoetsen Zero en Span), zonder een geïntegreerde lcd-MMI. — Configuratie van de druktransmitter met behulp van de geïntegreerde lcd-MMI met toetsenblok (menu-gestuurd). — Configuratie met een handheld-terminal. — Configuratie met een pc / laptop via de grafische gebruikersinterface (DTM).
Belangrijk. Deze configuratieprocedure verandert alleen het 4 ... 20 mA stroomsignaal en heeft geen invloed op de fysische procesdruk (PV-waarde) die ook op het digitale scherm of de gebruikersinterface is weergegeven. Om mogelijke tegenstrijdigheden te voorkomen kunt u onderstaande procedure volgen. Na het aanbrengen van een correctie moet u de configuratie van het apparaat controleren.
Druktransmitters van serie 2600T | OI/266/HART-NL Rev. J 35
8 Bediening 8.6 Correctie van nulpuntverschuiving veroorzaakt door de installatie met PV Zero Bias / Offset — Zet dip-schakelaar 3 omhoog (op 1). — Druk op toets “Z”. Hiermee wordt de uitgangsstroom op 4 mA ingesteld. De digitale PV-waarde wordt 0 (nul). — Als u de PV-nul bias-instelling wilt resetten, drukt u op toets “S”. Belangrijk. Wanneer de transmitter weer teruggezet is op nul volgens bovenstaande procedure, wordt een nul bias/ verschuivingswaarde toegepast en opgeslagen in het transmittergeheugen.
8.7 Configuratie van de druktransmitter met behulp van de optionele geïntegreerde lcd-MMI met toetsenblok (menu-gestuurd) De geïntegreerde lcd-MMI is aangesloten op de 266-communicatiekaart. Deze MMI kan worden gebruikt om het procesmeetvariabelen te visualiseren en ook om het scherm en de transmitter te configureren. Bovendien wordt diagnose-informatie getoond. Om toegang te krijgen tot de MMI-functies moet een activeringsprocedure worden uitgevoerd. De TTG- versie (Trough The Glass) en de conventionele MMI hebben verschillende activeringsprocedures voor het toetsenblok.
Belangrijk. Deze actie kan zowel worden uitgevoerd met behulp van de externe, niet-intrusieve druktoetsen (optie R1) als met de interne toets op de aansluitkaart (zie de volgende afbeelding voor details).
Afbeelding 46: Schermtoetsenblok
Advanced HART-communicatiekaart
De toetsen (1) , (4) , (2) en (3) voor de menugestuurde configuratie.
zijn beschikbaar
— De naam van het menu / submenu wordt bovenaan het lcd-scherm weergegeven. — Het nummer / de regel van het momenteel geselecteerde menu-item wordt weergegeven in de rechterbovenhoek van het lcd-scherm. — Aan de rechterkant van het lcd-scherm bevindt zich een schuifbalk die de relatieve positie van het geselecteerde menu-item in het menu laat zien. — Toetsen (1) en (4) kunnen allebei verschillende functies hebben. De betekenis van deze toetsen wordt onderaan het lcdscherm boven de betreffende toets afgebeeld.
Standard HART aansluitkaart met toetsen Zero en Span Afbeelding 45: Overzicht van HART-kaarten
Belangrijk. De Standard HART-aansluitkaart is leverbaar met toetsen Zero en Span. Als de Standard HART-versie is geselecteerd samen met optie R1, worden de toetsen Zero, Span en Write Protect in de fabriek geïnstalleerd onder het typeplaatje van het instrument en niet op de aansluitkaart zoals weergegeven in figuur 45, deel 2.
— U kunt door het menu bladeren of een nummer selecteren binnen een parameterwaarde met behulp van toetsen (2) en (3) . Met knop (4) selecteert u het gewenste menu-item. Functies van toets (1) Exit Back Delete Next
geselecteerde parameterwaarde Selecteer volgende positie om cijfers of letters in te voeren
Functies van toets (4)
Betekenis
Select Edit
Submenu/parameter selecteren Parameter bewerken Geselecteerde parameter opslaan en
OK
36 OI/266/HART-NL Rev. J | Druktransmitters van serie 2600T
Betekenis Menu sluiten Eén submenu terug Afsluiten zonder opslaan van de
opgeslagen parameterwaarde weergeven
8 Bediening 8.8 LCD (L1-optie) activeringsaanwijzingen Toegang krijgen tot het scherm door het vensterdeksel los te schroeven. Volg de voorschriften voor gevarenzones voordat u begint met het verwijderen van de deksel. Voor activering, zie onderstaande instructies.
8.9 Door-het-glas (TTG) (L5-optie) activeringsaanwijzingen Door de TTG-technologie kan de gebruiker het toetsenbord op de MMI-interface activeren zonder het vensterdeksel van de transmitter te hoeven openen. De capacitieve opnemers detecteren de aanwezigheid van uw vinger boven de betreffende toets hetgeen de specifieke opdracht activeert. Bij het inschakelen van de transmitter kalibreert de MMI-interface automatisch zijn gevoeligheid. Het is noodzakelijk voor de goede werking van de TTG MMI-interface dat het deksel goed vastzit bij het inschakelen. Als het deksel is verwijderd om toegang te krijgen tot de communicatiekaart, is het raadzaam om de transmitter uit- en weer in te schakelen zodra de vensterdeksel weer op zijn plaats is gezet en goed is aangedraaid.
Met dit menu is het mogelijk om het hele apparaat te controleren en te parametreren. De menugedreven structuur bevat de inschakeling van schrijfbeveiliging, de instelling van proces-variabelen (eenheid, LRV en URV), de selectie van de overdrachtsfunctie (linearisatie type en laag-debiet uitschakeling) en de uitgangsschaling (eenheid volgens de meting en LRV/URV). Met het laatste selecteerbare submenu kan de gebruiker alle parameters naar de standaardconfiguratie terugzetten.
8.10 Activeringsprocedure voor TTG (L5) en LCD (L1) De MMI-interface beschikt over 4 druktoetsen (zie afbeelding hierboven) die de navigatie door de verschillende functies mogelijk te maken. — Druk tegelijkertijd op toetsen (2) en (3) totdat twee pictogrammen verschijnen in de onderste hoeken van het scherm. — Druk binnen één seconde op toets (4) onder het betreffende pictogram om toegang te krijgen tot het MMImenu of druk op de linkertoets (1) om toegang te krijgen tot de actuele diagnosemeldingen. Belangrijk. Het TTG-scherm (‘L5’-optie) mag niet worden bediend binnen de 30 seconden nadat de transmitter is ingeschakeld. In deze tijd worden de capacitieve schakelaars door de transmitter gekalibreerd.
Met dit menu kunnen de verschillende functies worden ingesteld die verband houden met het scherm zelf. De menugedreven structuur helpt u bij het kiezen van een aantal functionele aspecten zoals de taal en het contrast. Bovendien is het mogelijk om in detail uit te kiezen wat u wilt zien op het scherm: een of twee regels met of zonder staafgrafiek. Binnen dit menu bestaat de mogelijkheid om een wachtwoordbeveiliging (veiligheid) en de schermschaling (type linearisatie, eenheid, LRV, URV) in te stellen. Beschikbare schermrevisienummer.
8.11 MMI-menustructuur Het MMI-menu bestaat uit de volgende delen die door middel en (3) kunnen worden geselecteerd. van toetsen (2) Zodra het pictogram van het gewenste submenu verschijnt, . bevestigt u uw keuze met de toets [SELECT] (4) Volg de instructies op het scherm om de verschillende parameters te configureren.
Dit menu maakt de controle en de parametrering mogelijk van de basisconfiguratie van de 266 druktransmitter. De menugedreven structuur helpt u bij het kiezen van de interfacetaal, de tag-nummerconfiguratie, de technische eenheden, de URV en LRV (meeteinde en meetbegin), de transmissiefunctie (lineair of vierkantswortel), de dempingtijd, de automatische nulstelling (stel de ingangsmeetwaarde op 4 mA en de PV-waarde op 0 in), de schermweergavemodus (de waarde die op het LCD-scherm moet worden weergegeven).
Met dit menu kunnen de parameters van het procesalarm worden ingesteld. De menugedreven structuur helpt u bij het kiezen van de storingbeveiligingsfuncties zoals de verzadigingsgrenzen en het storingsniveau (oversturen of ondersturen).
Met dit menu kan het instrument lokaal worden gekalibreerd. De menugedreven structuur helpt u bij het kiezen van de druksensor kalibratie (laag of hoog), de uitgangsinstelling (ingesteld op 4 of 20 mA) en aan het einde kunt u deze parameters resetten (terugzetten naar de fabriekskalibratie van de sensor, naar de gebruikerskalibratie voor de sensor of naar de fabriekskalibratie van de uitgang). Druktransmitters van serie 2600T | OI/266/HART-NL Rev. J 37
8 Bediening
Met dit menu kunt u de ingebouwde teller instellen. Om de teller aan te kunnen zetten moet vooraf een eenheid voor het debiet zijn geselecteerd. Daarna moet de status van de teller op ‘run’ worden geplaatst. Er kunnen verschillende werkingsmodi worden geselecteerd: Normaal: standaard telling van voorwaarts stromend debiet. • Batch: een dergelijke instelling kan enkel bij teller 1 worden gebruikt. Vooraf moet een bepaalde waarde zijn ingesteld. Zodra de teller die waarde bereikt, begint de teller opnieuw vanaf nul te tellen en wordt het aantal batches (partijen) met één verhoogd. • Voorwaarts/Terug: teller 1 bewaakt het voorwaartse stromend debiet en teller 2 het terugstromende debiet. • Voorwaarts - Terug: als deze modus wordt ingesteld, verschijnt op het scherm het verschil tussen het voorwaarts- en het terugstromend debiet. • Voorwaarts + Terug: als deze modus wordt ingesteld, verschijnt op het scherm de som van het voorwaarts- en het terugstromend debiet. Een andere belangrijke instelling is de omrekeningsfactor die moet worden gebruikt wanneer de getelde eenheid niet direct gerelateerd is aan de geschaalde eenheid (bijv. m3/h geteld in kg). De omrekeningsfactor is in feite een vermenigvuldigingsfactor. De gebruiker kan het wachtwoord toevoegen/wijzigen/ verwijderen en ook alle tellers resetten.
Met dit menu kunt u de diagnosemeldingen volgen die verband houden met de drukvariabele, de uitgangsstroom, het uitgangspercentage, de geschaalde output en de statische en sensordruk. De menugedreven structuur helpt u ook bij de lustest (4 en 20 mA en de uitgangswaarde instellen).
38 OI/266/HART-NL Rev. J | Druktransmitters van serie 2600T
Dit menu verschaft u alle informatie over het apparaat. De menugedreven structuur helpt u om informatie weer te geven over het type sensor, de hardware en software revisies, de hoge en lage sensorgrenzen en ook de minimaal toepasselijke meetschaal.
Het laatste deel van dit gestructureerde menu geeft u de mogelijkheid om de communicatie-tag en de MULTI-DROPmodus met HART-adresnummers van het apparaat te wijzigen.
8 Bediening 8.11.1 Easy Setup Druk op toets (4) en selecteer de taal. Druk, na het invoeren van de instellingen, op toets (1) om naar het volgende menu-item te gaan.
Zodra u in het alfabetische menu bent, gebruikt u de toets Next (1) om de cursor op het teken plaatsen dat u wilt wijzigen. Blader door de lijst met tekens met (2) + (3). Druk, zodra u op het geselecteerde teken staat, éénmaal op de “Next” toets (1). Als u klaar bent drukt u op “ok” (4). Druk op toets (4). Blader door de lijst met eng. eenheden met (2) + (3) en selecteer met toets (4). Druk op toets (1) om naar het volgende menu-item te gaan.
Druk op toets (4) en stel de LRV-waarde in. Druk, na het invoeren van de instellingen, op toets (1) om naar het volgende menu-item te gaan.
Druk op toets (4) en stel de LRV-waarde in. Druk, na het invoeren van de instellingen, op toets (1) om naar het volgende menu-item te gaan. Gebruik op het configuratie-niveau toetsen (2) + (3) om naar het menuitem “Easy Set-up” te bladeren en dit te selecteren door op toets (4) te drukken.
Druk op toets (4) en selecteer de transmissie- functie in de lijst met (2) + (3). Druk, na het invoeren van de instellingen, op toets ‘ok’ (1) om naar het volgende menuitem te gaan. Druk op toets (4) en stel de demping in. Druk, na het invoeren van de instellingen, op toets (1) om naar het volgende menu-item te gaan.
Deze functie stelt de PV-waarde in op nul en de analoge uitgang op 4 mA. Druk eenvoudigweg op toets ‘ok’ (4) om de “PV op nul”-functie te activeren. Druk op toets Next (1) om naar het volgende menu-item te gaan. Met deze functie kunt u de LCD-weergave selecteren. Kies uit de lijst en bevestig met toets “ok” (1).
Druktransmitters van serie 2600T | OI/266/HART-NL Rev. J 39
8 Bediening 8.11.2 Apparaatconfiguratie
40 OI/266/HART-NL Rev. J | Druktransmitters van serie 2600T
8 Bediening
Druktransmitters van serie 2600T | OI/266/HART-NL Rev. J 41
8 Bediening
42 OI/266/HART-NL Rev. J | Druktransmitters van serie 2600T
8 Bediening
Druktransmitters van serie 2600T | OI/266/HART-NL Rev. J 43
8 Bediening 8.11.3 Scherm
44 OI/266/HART-NL Rev. J | Druktransmitters van serie 2600T
8 Bediening
Druktransmitters van serie 2600T | OI/266/HART-NL Rev. J 45
8 Bediening
46 OI/266/HART-NL Rev. J | Druktransmitters van serie 2600T
8 Bediening 8.11.4 Procesalarm Met dit menu kunt u de analoge uitgang in geval van verzadiging en alarm volledig configureren. Het uitgangssignaal ligt tussen 4 en 20 mA als de procesvariabele binnen het gekalibreerde bereiksgrenzen is. Als de procesvariabele (PV) onder de LRV (meetbegin) daalt, wordt het signaal naar de ‘lage verzadiging-limiet (die configureerbaar is) gedreven. Als de PV boven de URV (meeteinde) stijgt, wordt het signaal naar de ‘verzadiging’ -bovengrens (die configureerbaar is) gedreven. Als de diagnostiek van de transmitter een storing detecteert, wordt het signaal overstuurt of onderstuurt, al naar gelang de gebruikersinstellingen (de storingsrichting wordt gekozen via dip-schakelaars 4 en 5 op de communicatiekaart). De exacte waarde waarop het signaal wordt gestuurd, kan worden ingesteld via het bovenstaande menu (alarmgrenzen). Bij conventie is de alarmondergrens < de verzadigingsondergrens en de alarm-bovengrens > de verzadigingsbovengrens.
Druktransmitters van serie 2600T | OI/266/HART-NL Rev. J 47
8 Bediening 8.11.5 Kalibreren
48 OI/266/HART-NL Rev. J | Druktransmitters van serie 2600T
8 Bediening 8.11.6 Totaalteller
Druktransmitters van serie 2600T | OI/266/HART-NL Rev. J 49
8 Bediening
50 OI/266/HART-NL Rev. J | Druktransmitters van serie 2600T
8 Bediening
Druktransmitters van serie 2600T | OI/266/HART-NL Rev. J 51
8 Bediening 8.11.7 Diagnose
52 OI/266/HART-NL Rev. J | Druktransmitters van serie 2600T
8 Bediening 8.11.8 Apparaat-info
Druktransmitters van serie 2600T | OI/266/HART-NL Rev. J 53
8 Bediening 8.11.9 Communicatie
54 OI/266/HART-NL Rev. J | Druktransmitters van serie 2600T
8 Bediening 8.12 Demping (DAMPING) Druktransmitter uitgangssignalen die onrustig zijn als gevolg van het proces kunnen elektrisch worden gladgestreken (gedempt). De extra tijdconstante is instelbaar tussen 0 s en 60 s in stappen van 0,0001 s. Demping heeft geen invloed op de waarde die op het digitale scherm verschijnt in fysische eenheden. Demping beïnvloedt alleen de daarvan afgeleide parameters zoals de analoge uitgangsstroom, vrije procesvariabele, ingangssignaal voor de regelaar, enzovoort. Demping kan op verschillende manieren worden gewijzigd: — Via de lokale MMI: Ga naar het menu: > Device Setup > Output Scaling > Damping. Stel de demping in op de gewenste waarde. — Via de Asset Vision Basic Software: Zie de gebruiksaanwijzing van de Asset Vision Software. — Via het handheld terminal: Zie de betreffende gebruiksaanwijzing.
8.13 Transmissiefunctie De 266-druktransmitter beschikt over een hele serie uitgangsfuncties zoals: — Lineair voor verschildruk, overdruk en absolute druk of niveaumetingen. — Vierkantswortel (x) voor debietmetingen met behulp van een meetelement in de vorm van een obstructie zoals een stuwplaat, integrale opening, Venturi of Dall-buis en dergelijke. — Vierkantswortel (x3) voor open goot debietmeting met behulp van een rechthoekig of trapeziumvormig meetschot.
Afbeelding 47: Lineaire uitgang
8.13.2 Vierkantswortel Met de vierkantswortelfunctie is de uitvoer (in % van het bereik) evenredig met de vierkantswortel van het invoersignaal in procenten van het gekalibreerde meetbereik (d.w.z. het instrument geeft een analoge uitvoer die evenredig is met het debiet). De mogelijkheid bestaat om over de volledige vierkantswortelfunctie te beschikken. Om een extreem hoge versterkingsfout te vermijden wanneer de invoer nul nadert, stijgt de transmitteruitvoer lineair met de invoer met een helling van 1 tot 0,5% en daarna nog lineair met de geëigende helling naar een programmeerbaar percentage tussen 10% en 20%. Deze optie dient om te zorgen voor een stabielere uitvoer als het signaal vrijwel nul is om zo fouten te vermijden ten gevolge van de hoge versterking van de vierkantswortel. Om de waarden te verwaarlozen wanneer de invoer nul nadert, is de transmitteruitgang nul met de invoer tot aan een programmeerbaar percentage tussen 0% en 20%. Deze optie dient om een stabielere debietmeting te waarborgen. Deze optie is mogelijk voor alle genoemde uitgangsfuncties.
— Vierkantswortel (x5) voor open goot debietmeting met behulp van een (driehoekig) V-schot. — Bidirectioneel debiet. — Aangepaste lineariseringstabel. — Cilindrische liggende tank. — Sferische tank. Deze uitgangsfuncties kunnen worden geactiveerd met behulp van een configuratietool (geïntegreerd digitaal LCD-scherm, handheld-communicator of PC-gebaseerde software zoals Asset Vision Basic). De transmissiefunctie kan worden toegepast op het analoge signaal 4-20 mA alleen of ook op de indicatie (in technische eenheden). Zie gebruiksaanwijzing. 8.13.1 Lineair Met deze functie is de verhouding tussen de invoer (meetwaarde), uitgedrukt in % van het gekalibreerde meetbereik en de uitvoer lineair (d.w.z. 0% invoer komt overeen met 0% uitvoer - 4 mA, 100% uitvoer komt overeen met 100% uitvoer - 20mA). Geen verdere instellingen zijn hier mogelijk.
Afbeelding 48: Vierkantswortel transmissiefuncties
Druktransmitters van serie 2600T | OI/266/HART-NL Rev. J 55
8 Bediening 8.13.3 Derdemachtswortel De derdemachtswortel transmissiefunctie kan worden gebruikt voor debietmetingen in een open goot (zie figuur rechts) met behulp van ISO 1438 rechthoekige meetschotten (Hamilton Smith, Kindsvater-Carter, Rehbock formules) of trapeziumvormige meetschotten (Cippoletti formules) en ISO 1438 Venturi goten. Bij dit soort apparaten is het verband tussen het debiet en de ontwikkelde opvoerhoogte h (het drukverschil gemeten door de transmitter) evenredig is met h3/2 of vierkantswortel van h3. Andere soorten Venturi of Parshall goten volgen dit verband niet. Met deze functie is de uitvoer evenredig met de derdemachtswortel van het invoersignaal in % van het gekalibreerde meetbereik : het instrument geeft een uitvoersignaal dat evenredig is met het debiet berekend met de bovengenoemde formules.
8.13.5 Aangepaste linearisatiecurve De aangepaste linearisatiecurve transmissiefunctie wordt in de regel gebruikt voor volumetrische niveaumeting in tanks met een onregelmatige vorm. De curve kan worden opgeslagen in een vrij identificeerbare transmissiefunctie met maximaal 22 basispunten. Het eerste punt is altijd het nulpunt, de laatste is altijd de eindwaarde. Geen van deze punten kan worden veranderd. Daartussen kunnen maximaal 20 punten vrij worden geprogrammeerd. Deze punten moeten worden bepaald door extrapolatie van de tankgegevenstabel door deze te reduceren tot 22 punten. Na te zijn bepaald moeten de 22 punten in het apparaat te worden geüpload ofwel met een HART-handheld-terminal in bezit of met een specifieke configuratiesoftware zoals Asset Vision Basic. 8.13.6 Tweerichtingsstroom (te gebruiken als de transmitter is verbonden met een tweerichting stromingselement) De tweerichtingsfunctie, toegepast op de transmitterinvoer (x), uitgedrukt in procenten van de gekalibreerde meetschaal, heeft de volgende vorm: Uitvoer = ½ + ½ sign (x) ∙ x ½ waarin “x” en “Uitvoer” voor berekeningsdoeleinden worden genormaliseerd in het bereik tussen 0 tot 1 , en waarbij Uitvoer de volgende betekenis heeft: — Uitgang = 0 betekent Analoog uit 4 mA; — Uitgang = 1 betekent Analoog uit 20 mA; Deze functie kan worden gebruikt voor debietmeting wanneer de stroom in beide richtingen vloeit en de meetelementen zijn ontworpen om dit soort metingen uit te voeren. Als voorbeeld: als we een tweerichting debietmetingapplicatie hebben met de volgende gegevens: Max. omgekeerd debiet: -100 l/h Max. debiet:
+100 l/h
De verschildruk opgewekt door de stroommeetcel, is voor het maximale debiet 2500 mmH2O en voor het max. omgekeerde debiet 2500 mmH2O. Afbeelding 49: Tanks (respectievelijk rechthoekig meetschot, trapeziumvormig meetschot en V-meetschot)
8.13.4 Vijfdemachtswortel De vijfdemachtswortel transmissiefunctie kan worden gebruikt voor een open goot debietmeting met behulp van ISO 1438 (driehoekige) V-schotten (zie figuur rechts), waarin het verband tussen het debiet en de ontwikkelde opvoerhoogte h (het drukverschil gemeten door de transmitter) evenredig is met h5/2 of vierkantswortel van h5. Met deze functie is de uitvoer (in % van het meetbereik) evenredig met de vijfdemachtswortel van het invoersignaal in % van het gekalibreerde meetbereik : het instrument geeft een uitvoersignaal dat evenredig is met het debiet berekend met behulp van de Kingsvater-Shen formule.
56 OI/266/HART-NL Rev. J | Druktransmitters van serie 2600T
De transmitter moet als volgt worden geconfigureerd: Gekalibreerde meetschaal: 4mA
20mA
= LRV = -2500mmH2O = URV = +2500mmH2O
Transmissiefunctie: Bidirectionele stroom Na te zijn geconfigureerd zoals hierboven is aangegeven levert de transmitter: Debiet 100 l/h tegenstroom:
uitgang = 4 mA
Geen debiet:
uitgang = 12 mA
Debiet 100 l/h:
uitgang = 20 mA
8 Bediening 8.13.7 Cilindrische liggende tank Deze functie dient om het volumetrische niveau in een cilindrische horizontale tank met platte uiteinden te meten. De transmitter berekent het volume van het gemeten vulniveau. 8.13.8 Sferische tank Deze functie dient om het volumetrische niveau in een sferische tank te meten. De transmitter berekent het volume van het gemeten vulniveau.
8.14 Configuratie met een pc/laptop of handheldterminal Een grafische gebruikersinterface (DTM) is vereist voor de configuratie van de transmitter via een pc of laptop. Voor gebruiksaanwijzingen wordt verwezen naar de softwarebeschrijving.
De 266-transmitters kunnen worden geconfigureerd met een van de volgende apparaten. — Handheld-terminals zoals de ABB 691HT, ABB DHH800-MFC, Emerson Process 375 en 475 op voorwaarde dat de 266 EDD is gedownload en geactiveerd in de terminal. — ABB Asset Vision Basic, een nieuw softwareconfiguratieprogramma dat gratis te downloaden is op www.abb.com/Instrumentation. — Elke DTM-gebaseerde software voor configuratie van HART-instrumenten mits die compatibel is met EDD of DTM. U kunt een handheld-terminal gebruiken om de transmitter uit te lezen of te configureren/kalibreren. Als een communicatieweerstand is geïnstalleerd in de aangesloten voedingseenheid, kunt u de handheld-terminal direct aansluiten op de 4 ... 20 mA lijn. Als er geen communicatieweerstand aanwezig (min. 250 Ω) is, moet u er een installeren in de lijn. De handheld-terminal wordt aangesloten tussen de weerstand en de transmitter, niet tussen de weerstand en de voeding.
A - Transmitter B - V oeding (communicatieweerstand niet meegeleverd in de voedingseenheid)
Afbeelding 50: Communicatie-opstelling met handheld-terminal
A - Transmitter B - V oeding (communicatieweerstand niet meegeleverd in de voedingseenheid)
Afbeelding 51: Aansluitingsvoorbeelden met communicatieweerstand in de verbindingslijn
Druktransmitters van serie 2600T | OI/266/HART-NL Rev. J 57
8 Bediening Kijk voor meer informatie in de gebruiksaanwijzingen van de handheld-terminal. Als de transmitter in de fabriek is geconfigureerd volgens de specificaties van de klant voor het meetpunt, hoeft u alleen maar de transmitter te installeren zoals is voorgeschreven (kijk in het gedeelte “Problemen met de nulpuntverschuiving” om mogelijke nulpuntverschuivingen te corrigeren) en schakelt u het apparaat in. Het meetpunt is nu klaar voor gebruik. Als u echter wijzigingen wilt aanbrengen in de configuratie, is een handheld-terminal of - liever - een grafische gebruikersinterface (DTM) is vereist. Met dit DTM-tool kan alles in het apparaat worden geconfigureerd. Dit hulpprogramma ondersteunt zowel het HART-protocol als het PROFIBUS PA veldbus-protocol en kan worden uitgevoerd op een pc of laptop, of als onderdeel van een automatiseringssysteem. Voor een FOUNDATION Fieldbus is de apparaatbeschrijving (DD) die in verschillende configuratieprogramma’s kan worden bijgeladen, vereist om te kunnen configureren.
Functionaliteit
266 Advanced HART 266 Standard HART
Configuratie via MMI
Op de kaart
Niet beschikbaar
SIL gecertificeerd
Op de kaart
Niet beschikbaar
Op de kaart
Op de kaart
Trend
Op de kaart
Niet beschikbaar
Totaalteller
Op de kaart
Op de kaart
Op de kaart
Niet beschikbaar
Op de kaart
Niet beschikbaar
PILD (Plugged Impulse Line Detection / Verstopte meetleiding detectie)
Servicepoort voor firmwareupdates op locatie Elektronica vervangen
8.16 HART-software versieoverzicht Versie Van
Tot 7.1.11
Raadpleeg de installatiehandleiding die bij de software is meegeleverd om te weten hoe het programma moet worden geïnstalleerd. De belangrijkste parameters kunnen worden ingesteld via het pad “Parametrize_Differential Pressure Measurement”.
— HART-opdracht 35 bug opgelost. Volgens HART-specificatie mag #35-eenheid niet als pv-eenheid worden ingesteld — Als de lokale indicator niet gemonteerd was, werd slechts één actie via druktoetsen uitgevoerd 7.1.11
7.1.12
Verbeteringen: — Vervangingsfunctionaliteit verbeterd — Interne verbeteringen om fabrieksconfiguratie kleiner te maken — Meer en strengere controle over de juistheid van procesvariabelen 7.1.13
— DTM (Device Type Manager; grafische gebruikersinterface)
— HART-reactietijd verkort (30%) Interne uitgave, niet gepubliceerd Verbeteringen:
7.1.12
7.1.14
— Fabrieksconfiguratie versneld — Implementatie van per service
Bugreparaties: — Sensorkalibratie via lokaal scherm
266-druktransmitters kunnen worden gecodeerd met:
werd alle in kPa uitgevoerd — Diagnose 'vervangingsfout'
— Advanced HART en 4 tot 20 mA
verschijnt niet meer 7.1.14
7.1.15
— Eenheidstekenreeksen op het lokale scherm (Nm3, bbl, t) waren verkeerd Nieuwe functies: — Nieuwe talen (Frans en Spaans) op de lokale weergave-eenheid — Sensor polariteit omkering
58 OI/266/HART-NL Rev. J | Druktransmitters van serie 2600T
01/2011
gedetailleerde diagnose
Voor aanwijzingen over het gebruik van Asset Vision Basic wordt verwezen naar de betreffende gebruiksaanwijzing. Standard HART en Advanced HART: functionaliteit
Tussen Advanced HART en Standard HART bestaan er enige verschillen in termen van functionaliteit.
06/2010
Off-specificatie
— Operationeel besturingsprogramma (bijv. ABB Asset Vision Basic versie 1.00.17 of hoger)
— HART en 4 tot 20 mA veiligheid, gecertificeerd volgens IEC 61508
— MWP-diagnoseclassificatie is Onderhoud geworden in plaats van
8.15 Configuratie met grafische gebruikersinterface (DTM) - Systeemvereisten
— Standard HART en 4 tot 20 mA
datum 09/2009
toegevoegd
Bovendien kan een offline-configuratie worden uitgevoerd door middel van een interne database.
— Besturingssysteem (afhankelijk van het betreffende besturingsprogramma)
Eerste uitgave Bugreparaties:
Uitgave-
— Microbar- en millitor-eenheden
Met het programma kan de transmitter geconfigureerd, afgevraagd en getest worden.
Elke configuratiestap is onderworpen aan een redelijkheidscontrole. Op elk gewenst moment kunt u contextgevoelige help oproepen door toets F1 in te drukken. Onmiddellijk nadat u de transmitter hebt ontvangen of vlak voordat u de configuratie gaat wijzigen, raden wij u aan de bestaande configuratiegegevens op te slaan in een losstaand gegevensopslagmedium via het pad “File_Save”.
Omschrijving
01/2013
9 Storingsmeldingen
9 Storingsmeldingen 9.1 LCD-scherm De MMI-interface van het lcd-scherm is bij transmitterfouten of -storingen in staat om specifieke fout-/storingsmeldingen weer te geven om de gebruiker te helpen bij het opsporen en oplossen van het probleem. Bij een alarm verschijnt een melding in de vorm van een pictogram en tekst onderaan het processcherm. Gebruik toets (1) om het informatieniveau op te roepen. Gebruik het menu Diagnose om de foutomschrijving met een help-tekst op te roepen. In de foutomschrijving wordt op de tweede regel het foutnummer weergegeven (M028.018). De volgende twee regels worden gebruikt om de fout te beschrijven. De status van het apparaat is verdeeld in vier groepen. De tekst naast dit pictogram op het scherm geeft informatie over de plaats waar de fout mogelijk te vinden is. Er bestaan de volgende gebieden: elektronica, sensor, configuratie, bediening en proces. Pictogram
Omschrijving Storing / Defect
Functionele controle (bijv. tijdens de simulatie)
Buiten specificaties (bijv. werkt met lege meterbuis)
Onderhoud vereist
9.2 Foutstatussen en alarmen — Storingsmeldingen in verband met de communicatiekaart / elektronica. Storingsmelding Tx LCD melding F116.023
Mogelijke oorzaak
Elektronisch geheugen
Elektronisch geheugen
defect
beschadigd.
Aanbevolen actie De elektronica moet worden vervangen.
Tx reactie Analoog signaal naar alarm
Een kalibratie van de DAC (digitaal-naarF108.040
uitgangomvormer) moet worden uitgevoerd en Analoog signaal naar
Uitgang teruglezing
Het uitgangscircuit is mogelijk
storing
defect of is niet goed gekalibreerd. als de storing blijft bestaan, moet de
alarm
communicatiekaart worden vervangen. Zet de transmitter uit en weer aan en M030.020
controleer of de fout zich blijft voordoen. Zo
Elektronische
Gegevensuitwisseling tussen de
interfacefout
sensor en de elektronica is onjuist. ja, vervang dan zo snel mogelijk de
geen invloed
communicatiekaart. M026.024
F106.035
F106.035
C090.033
NV elektronisch geheugen brandfout
Het wegschrijven naar het elektronische permanente geheugen is mislukt.
Onbetrouwbare
De D/A-omzetter is niet goed
uitgangsstroom
gekalibreerd/afgeregeld.
Onbetrouwbare
Het apparaat is niet goed
uitgangsstroom
geconfigureerd. De analoge uitgangswaarde voor
De communicatiekaart moet zo snel mogelijk worden vervangen. Voer een uitgangsafregeling uit en als de fout blijft bestaan, moet de communicatiekaart worden vervangen. Controleer de apparaatconfiguratie.
geen invloed
Analoog signaal naar alarm Analoog signaal naar alarm
Gebruik een HART-configurator (handheld
Analoge uitgang
de meetvariabele is afgeleid uit de DTM) om het apparaat terug te zetten in de
vastgelopen
waarde gesimuleerd voor de
normale modus (verwijder de analoge
ingang.
uitgang-simulatie).
geen invloed
Druktransmitters van serie 2600T | OI/266/HART-NL Rev. J 59
9 Storingsmeldingen — Storingsmeldingen in verband met de sensor. Storingsmelding Tx LCD melding
Mogelijke oorzaak
Aanbevolen actie
Het sensorsignaal wordt niet correct geactualiseerd als F120.016
Sensor ongeldig
gevolg van een elektronicastoring, sensorfout of een los contact in de sensorkabel.
F120.016 F118.017
F114.000
Sensor ongeldig Sensorgeheugen defect Storing in P-dP sensor Storing van de
F112.001
statischedruksensor
F110.002
Storing van de
M028.018
sensorgeheugen brandfout
Controleer de kabelverbinding, controleer de sensor en als het Analoog signaal naar probleem blijft bestaan, moet
alarm
de sensor worden vervangen.
Het model en/of de versie van de sensor is niet langer
De sensor moet worden
Analoog signaal naar
compatibel met de aangesloten elektronische versie.
vervangen.
alarm
De sensor moet worden
Analoog signaal naar
vervangen.
alarm
De sensor moet worden
Analoog signaal naar
vervangen.
alarm
De circuits voor de bemonstering van de statische
De sensor moet worden
Analoog signaal naar
druk zijn defect.
vervangen.
alarm
De circuits voor de bemonstering van de temperatuur
De sensor moet worden
Analoog signaal naar
vervangen.
alarm
Het geheugen van de sensor is beschadigd. Mechanische schade aan de sensor. Verlies van de vulvloeistof uit de cel, gescheurd membraan, defecte sensor.
sensortemperatuur zijn defect. NV
Tx reactie
Het wegschrijven naar het elektronische permanente
De sensor moet zo snel
geheugen is mislukt.
mogelijk worden vervangen.
geen invloed
— Storingsmeldingen in verband met de configuratie. Storingsmelding Tx LCD melding C088.030
C088.030
C088.030
Input-simulatie actief Input-simulatie actief Input-simulatie actief
Mogelijke oorzaak
Aanbevolen actie
De P-dP waarde geproduceerd in
Gebruik een HART-configurator (handheld DTM) om
output is afgeleid uit de waarde
het apparaat terug te zetten in de normale modus
gesimuleerd in input.
(verwijder de input-simulatie).
Configuratiefout
geen invloed
De statische drukwaarde geproduceerd Gebruik een HART-configurator (handheld DTM) om in output is afgeleid uit de waarde
het apparaat terug te zetten in de normale modus
gesimuleerd in input.
(verwijder de input-simulatie).
De sensor temperatuurwaarde
Gebruik een HART-configurator (handheld DTM) om
geproduceerd in output is afgeleid uit
het apparaat terug te zetten in de normale modus
de waarde gesimuleerd in input.
(verwijder de input-simulatie).
Raadpleeg de handleiding om de M014.037
Tx reactie
mogelijke oorzaak van deze fout te begrijpen.
Gebruik een HART-configurator (handheld DTM) om de configuratie te corrigeren.
geen invloed
geen invloed
geen invloed
De vervangingsprocedure moet worden uitgevoerd:
M020.042
Vervang info
De elektronica of de sensor is
Zet SW 1 van de elektronica in stand 1 =
vervangen, maar de
Vervangingsmodus Aan -Kies met SW 2 het element
vervangingsprocedure niet is
dat is vervangen: nieuwe sensor of nieuwe elektronica
uitgevoerd.
-Zet het apparaat uit en weer aan -Zet SW 1 van de
geen invloed
elektronica in stand 0. De vervangingsprocedure moet worden uitgevoerd: De elektronica of de sensor is M020.042
Vervang info
Alleen de gegevens van de elektronica kunnen in de
vervangen en de vervangingsprocedure sensor worden gekopieerd sensor -Zet SW 1 op voor een nieuwe sensor moet worden
Vervangingingsmodus Aan (1) -Kies met SW 2 de
uitgevoerd.
nieuwe sensor (1) -Zet het apparaat uit en weer aan
geen invloed
-Zet SW 1 op Vervangingsmodus Uit (0).
M020.042
De elektronica of de sensor is
Vervang (zo mogelijk) de vervangingsrichting -SW 1
vervangen.
staat al op Vervangingingsmodus Aan (1) -Zet SW 2
De vervangingsmodus is ingeschakeld,
op nieuwe sensor (1) -Zet het apparaat uit en weer
maar in de verkeerde richting (SW2 = 0).
aan -Zet SW 1 op Vervangingsmodus Uit (0).
Vervang info
60 OI/266/HART-NL Rev. J | Druktransmitters van serie 2600T
geen invloed
9 Storingsmeldingen — Operatie-gerelateerde storingsmeldingen Storingsmelding Tx LCD melding Mogelijke oorzaak M024.036
M024.036
M022.041
M022.041
Aanbevolen actie
Tx reactie
Controleer de spanning op de klemmenstrook
Voeding
De voeding van het apparaat is dicht bij de
- waarschuwing
laagst aanvaardbare grenswaarde.
Voeding
De voeding van het apparaat is dicht bij de
- waarschuwing
hoogst aanvaardbare grenswaarde.
Temperatuur van
De temperatuur van de elektronica is onder de
de elektronica
laagst aanvaardbare grenswaarde. De circuits
De elektronica moet zo snel mogelijk worden
buiten de
voor de bemonstering van de temperatuur van
vervangen.
grenswaarden
de elektronica zijn defect.
Temperatuur van
De temperatuur van de elektronica is boven de
de elektronica
hoogst aanvaardbare grenswaarde. De circuits
De elektronica moet zo snel mogelijk worden
buiten de
voor de bemonstering van de temperatuur van
vervangen.
grenswaarden
de elektronica zijn defect.
en als deze niet binnen het geldige bereik is,
geen invloed
moet de externe voeding worden gecontroleerd. Controleer de spanning op de klemmenstrook en als deze niet binnen het geldige bereik is,
geen invloed
moet de externe voeding worden gecontroleerd.
geen invloed
geen invloed
— Proces-gerelateerde storingsmeldingen Storingsmelding
Tx LCD melding Mogelijke oorzaak
Aanbevolen actie
Tx reactie
Dit effect kan worden veroorzaakt door andere apparaten op F104.032
Overschrijding van drukbereik
het proces (kleppen, enz.). Overschrijding van het drukbereik
De compatibiliteit van het druktransmittermodel en de
kan een geringere nauwkeurigheid of mechanische schade
procesomstandigheden moeten worden gecontroleerd.
aan het membraanmateriaal veroorzaken en kan kalibratie/
Een andere soort transmitter is mogelijk vereist.
geen invloed
vervanging noodzakelijk maken.
F102.004
P-dP buiten de
Het meetbereik is niet goed berekend OF een verkeerd model
grenswaarden
druksensor is geselecteerd.
De compatibiliteit van het druktransmittermodel en de procesomstandigheden moeten worden gecontroleerd.
geen invloed
Waarschijnlijk is een ander type transmitter vereist.
De statische druk van het proces overschrijdt de grenswaarde Statische druk F100.005
buiten de grenswaarden
van de sensor. Overschrijding van de statische druk kan verlies van nauwkeurigheid of mechanische schade aan de membraan veroorzaken en kan kalibratie/vervanging noodzakelijk maken. Mogelijk is een onjuist model druksensor
De compatibiliteit van het druktransmittermodel en de procesomstandigheden moeten worden gecontroleerd.
geen invloed
Waarschijnlijk is een ander type transmitter vereist.
geselecteerd. Temperatuur van S054.006
de sensor buiten de grenswaarden
De temperatuur van het proces heeft nadelige invloed op de druktransmitter. Te hoge temperatuur kan de nauwkeurigheid verminderen, kan componenten apparaat beschadigen en kan kalibratie/vervanging noodzakelijk maken.
De compatibiliteit van het druktransmittermodel en de procesomstandigheden moeten worden gecontroleerd. Mogelijk is een ander type installatie noodzakelijk,
geen invloed
bijvoorbeeld met gebruik van aangebouwde druksensoren.
De statische druk van het proces overschrijdt de maximale S052.031
De compatibiliteit van het druktransmittermodel en de
Max. werkdruk
werkdruk van de transmitter. De overschrijding van de max
overschreden
werkdruk kan mechanische procesaansluitingen beschadigen procesomstandigheden moeten worden gecontroleerd.
geen invloed
(flenzen, buizen, enz.) en/of gevaarlijk zijn. De analoge uitgang voor de meetvariabele overschrijdt de lage F098.034
Analoge uitgang
schaallimiet ervan en vertegenwoordigt niet meer het werkelijk Wijzig zo mogelijk de verzadigingsgrenswaarde of het
verzadigd
toegepaste proces. De analoge uitgang (4-20 mA) is verzadigd werkbereik.
geen invloed
tot aan de ingestelde lage verzadigingsgrenswaarde. De analoge uitgang voor de meetvariabele overschrijdt de F098.034
Analoge uitgang verzadigd
hoge schaallimiet ervan en vertegenwoordigt niet meer het werkelijk toegepaste proces. De analoge uitgang (4-20 mA) is verzadigd tot aan de ingestelde hoge
Wijzig zo mogelijk de verzadigingsgrenswaarde of het werkbereik.
geen invloed
verzadigingsgrenswaarde. Een (HOOG of LAAG) of beide verbindingen tussen de M018.038 PILD-uitgang
druksensor en het proces zijn geblokkeerd door een verstopping of door gesloten kleppen.
M016.039
Controleer de kleppen en de meetleiding. Reinig zo nodig de meetleiding en start een PILD-training.
PILD-Gewijz.op.
De procescondities zijn dusdanig gewijzigd dat nieuwe
Een nieuwe training is noodzakelijk voor deze nieuwe
Voorwaarden
instellingen voor het PILD-algoritme nodig zijn.
procesconditie.
geen invloed
geen invloed
Druktransmitters van serie 2600T | OI/266/HART-NL Rev. J 61
10 Onderhoud
10 Onderhoud Als transmitters voor hun eigenlijke doel worden gebruikt onder normale omstandigheden, is geen onderhoud nodig. Het is voldoende om regelmatig (al naar gelang de bedrijfsomstandigheden) het uitgangssignaal te controleren, zoals beschreven in de instructies in hoofdstuk ‘Bediening resp. Configuratie van de transmitter’. Als te verwachten valt dat zich afzettingen kunnen ophopen, moet de meetapparatuur regelmatig, al naar de bedrijfsomstandigheden, worden schoongemaakt. Reiniging moet idealiter in een werkplaats worden uitgevoerd. Reparaties en onderhoudswerkzaamheden mogen uitsluitend door bevoegd personeel van de klantenservice worden uitgevoerd. Bij het vervangen of repareren van individuele componenten, moeten originele onderdelen worden gebruikt. Attentie – Beschadiging van onderdelen. De elektronische componenten van de printplaat kunnen worden beschadigd door statische elektriciteit (volg de ESD-richtlijnen). Zorg ervoor dat de statische elektriciteit in uw lichaam ontladen is bij het aanraken van elektronische componenten. Als een aangebouwde druksensor op de meetapparatuur is gemonteerd, mag deze niet worden verwijderd (raadpleeg het speciale document). Waarschuwing – . Explosieveilige transmitters moeten ofwel door de fabrikant worden gerepareerd ofwel na reparatiewerkzaamheden worden gekeurd door een gecertificeerde deskundige. Neem de betreffende veiligheidseisen in acht, zowel voor, tijdens als na de reparatie. Haal de transmitter uitsluitend gedeeltelijk uit elkaar voor zover dat nodig is voor reiniging, inspectie, reparatie en vervanging van beschadigde onderdelen.
10.1 Retourzendingen en afvoer als afval Defecte transmitters die naar de afdeling reparaties worden opgestuurd, moeten zo mogelijk worden vergezeld van uw eigen beschrijving van de storing en de onderliggende oorzaak. Waarschuwing - Algemene gevaren. Controleer voordat met demonteren van het apparaat wordt begonnen, op mogelijke gevaarlijke procesomstandigheden zoals druk op het apparaat, hoge temperaturen, agressieve of toxische media, enzovoort. Lees de instructies in de hoofdstukken 'Veiligheid' en 'Elektrische aansluiting' en voer de daarin beschreven stappen in omgekeerde volgorde uit.
10.2 Druktransmittersensor In wezen is geen onderhoud voor de transmitter sensor. Toch is het beter om ook de volgende punten regelmatig te controleren: — Controleer de integriteit van de drukgrens (er mogen geen scheurtjes zichtbaar zijn op de procesaansluiting of op de procesflenzen. — Controleer of er geen lekken zijn bij de sensor/ flens-interface of via de ontluchtings-/aftapkleppen. — De procesflensbouten (bij 266DS/MS/PS/VS/ RS-modellen) mogen geen overmatige roest vertonen. Als bij een van de controles een defect wordt vastgesteld, moet het beschadigde deel met een origineel onderdeel worden vervangen. Neem contact op met uw plaatselijke ABB-vestiging voor vragen over reserveonderdelen of raadpleeg de onderdelenlijst.
62 OI/266/HART-NL Rev. J | Druktransmitters van serie 2600T
Het gebruik van niet-originele onderdelen maakt de garantie ongeldig. Als u wenst dat ABB de reparatie uitvoert, kunt u de transmitter terugsturen naar uw plaatselijke ABB-vestiging samen met het retourenformulier dat u kunt vinden in de bijlage van deze handleiding en dat u bij het apparaat voegt.
10.3 Procesflenzen verwijderen/installeren 1. Draai de procesflensschroeven los en ga daarbij kruisgewijs te werk (zeskant, sleutel 17 mm (0,67 inch) voor 266DS/266PS/266VS of sleutel 13 mm (0,51 inch) / sleutel 17 mm (0,67 inch) voor 266MS/266RS). 2. Verwijder voorzichtig de procesflens. Zorg ervoor dat de scheidingsmembranen daarbij niet worden beschadigd. 3. Gebruik een zachte borstel en een geschikt oplosmiddel om de scheidingsmembranen te reinigen en - zo nodig de procesflens. 4. Steek de nieuwe procesflens O-ringen in de procesflens. 5. Bevestig de procesflens op de meetcel. De draagvlakken van beide procesflenzen moeten op hetzelfde niveau zijn en haaks staan op de elektronicabehuizing (behalve bij verticale procesflenzen). 6. Controleer of de schroef vrij kan bewegen in de procesflensgaten: Draai de moer met de hand aan totdat deze de schroefkop bereikt. Gebruik nieuwe schroeven en moeren als dit niet mogelijk is. 7. Smeer de schroefdraad en de draagvlakken van de schroefverbinding. 8. Ga bij het voorlopige en het definitieve aandraaien van de bouten op een kruisgewijs te werk. Attentie – Beschadiging van onderdelen. Gebruik geen puntige of scherpe gereedschappen. Zorg dat de scheidingsmembranen niet beschadigd raken. Belangrijk. Bij olie- en vetvrije uitvoeringen moeten de meetkamers zonodig opnieuw worden gereinigd zodra de procesflens is geïnstalleerd.
10 Onderhoud — Volg de aanwijzingen uit onderstaande tabel bij het opnieuw installeren van procesflenzen. Transmittermodel en bereik Viton pakkingen
266DSH / PSH / VSH
PTFE pakkingen
Procedure Alle bouten
Gebruik een momentsleutel om de bouten aan te draaien met een koppel van 25 Nm.
Koolstofhoudend staal
Gebruik een momentsleutel om de procesflensmoeren aan te draaien met een koppel van 40 Nm. Laat de flens een
NACE en RVS
uur lang stabiliseren. Draai de moeren los en daarna weer aan tot 25 Nm.
Roestvrijstaal NACE
266DSH.x.H (Hoge statische optie)
266DSH meetbereik A (1 kPa) 266DSH / 266PSH met Kynar inzetstukken
Viton pakkingen PTFE pakkingen
Alle bouten Alle bouten
Gebruik een momentsleutel om de procesflensmoeren aan te draaien met een koppel van 25 Nm. Laat de flens een uur lang stabiliseren. Draai de moeren aan tot 25 Nm. Gebruik een momentsleutel om de bouten aan te draaien met een koppel van 31 Nm. Gebruik een momentsleutel om de procesflensmoeren aan te draaien met een koppel van 40 Nm. Laat de flens een uur lang stabiliseren. Draai de moeren los en daarna weer aan tot 31 Nm. Gebruik een momentsleutel om de procesflensschroeven/moeren aan te draaien met een koppel van 14 Nm. Wees
Alle pakkingen
Alle bouten
u ervan bewust dat als het onderste deel wordt uitgebouwd en weer ingebouwd, de originele prestaties niet meer kunnen worden gegarandeerd.
Alle pakkingen
Alle bouten
Gebruik een momentsleutel om de procesflensschroeven/moeren aan te draaien met een koppel van 15 Nm.
Gebruik eerst een momentsleutel om de procesflensschroeven/moeren aan te draaien tot een aansluitkoppel van — MJ = 2 Nm (0,2 kpm), en ga daarbij kruisgewijs te werk.
266MSx / 266RSx MWP ≤ 41Mpa / 410bar /
Alle pakkingen
Alle bouten
5945 psi
— Draai ze vervolgens aan met een koppel MJ = 10 Nm (1,0 kpm), en ga daarbij kruisgewijs te werk — Draai ze vervolgens volledig aan door elke moer of schroef weer aan te draaien (kruisgewijs) door verder aandraaien met een hoek A = 180°. Ga te werk in twee stappen van elk 90°. Sommige transmitterversies gebruiken M10-schroeven. Als deze schroeven worden gebruikt, wordt de aandraaihoek A = 270°. Ga te werk in twee stappen van elk 90°. Gebruik eerst een momentsleutel om de procesflensschroeven/moeren aan te draaien tot een aansluitkoppel van —
266MSx / 266RSx MWP 60Mpa / 600bar /
MJ = 2 Nm (0,2 kpm), en ga daarbij kruisgewijs te werk. Perbunan
Alle bouten
8700 psi
— Draai ze vervolgens aan met een koppel MJ = 10 Nm (1,0 kpm), en ga daarbij kruisgewijs te werk — Draai ze vervolgens volledig aan door elke moer of schroef weer aan te draaien (kruisgewijs) door verder aandraaien met een hoek A = 180°. Ga te werk in twee stappen van elk 90°.
10.4 Druksensor vervangen
10.5 Elektronica vervangen
Ga als volgt te werk als de druksensor moet worden vervangen:
Ga als volgt te werk als de elektronicamodule moet worden vervangen:
1. Isoleer de transmitter van het proces met behulp van de ventielblokken of de afsluiters. 2. Open de ontluchtingskleppen om de druk weg te nemen van de sensor. 3. Schakel de voeding uit en koppel de bedrading los. 4. Haal de transmitter uit de beugel door de bevestigingsbouten los te draaien. 5. Open het klepje van het communicatiekaartcompartiment. 6. De communicatiekaart is verbonden met de sensor via een lintkabel en een connector. Verwijder de communicatiekaart en koppel voorzichtig de connector los. 7. Los de klemschroef en verdraai de behuizing totdat deze volledig kan worden verwijderd. 8. Draai de bevestigingsbouten van de druksensor los en verwijder de procesflenzen. 9. De O-ringen tussen het membraan en de flens (Viton of PTFE) moeten na elke demontage worden vervangen. 10. Zet de flenzen weer in elkaar door bovenstaande stappen in omgekeerde volgorde te volgen. 11. De 266 kan zichzelf opnieuw configureren met de vorige geconfigureerde parameters dankzij de zelf-configuratiefunctie. 12. Voordat de transmitter wordt ingeschakeld, moeten dipschakelaars 1 en 2 omhoog worden gezet. Schakel de voeding van de transmitter in, wacht tien seconden en zet dip-schakelaars 1 en 2 daarna omlaag. 13. Voer na het installeren van de transmitter op de beugel en het verbinden met het ventielblok, een PV-zonder bias uit.
1. Isoleer de transmitter van het proces met behulp van de ventielblokken of de afsluiters. 2. Open de ontluchtingskleppen om de druk weg te nemen van de sensor. 3. Schakel de voeding uit en koppel de bedrading los. 4. Open de klep van het communicatiekaartcompartiment en verwijder het LCD-scherm (indien aanwezig). 5. Verwijder de communicatiekaart en koppel voorzichtig de connector los. 6. Sluit de lintkabel van de sensor aan op de nieuwe elektronische module met dip-schakelaar 1 omhoog. 7. Schakel de voeding van de transmitter in, wacht tien seconden en zet dip-schakelaar 1 in de 0-stand. De 266 kan zichzelf opnieuw configureren met de voorheen geconfigureerde parameters dankzij de zelf-configuratiefunctie.
10.6 Elektronische upgrade van Standard HART naar Advanced HART Attentie. Na een elektronische upgrade van Standard HART naar Advanced HART moet de transmitter helemaal opnieuw worden geconfigureerd omdat alle zelf aangepaste gegevens verloren zijn gegaan. Ga als volgt te werk om de elektronicamodule te upgraden: 1. Volg alle punten uit de vorige paragraaf van 1 tot 5 punten. 2. Sluit het grotere lintkabel aan op de nieuwe elektronica. Deze moet dip-schakelaars omhoog hebben staan. 3. Schakel de voeding van de transmitter in, wacht tien seconden en zet dip-schakelaars 1 en 2 daarna omlaag. Druktransmitters van serie 2600T | OI/266/HART-NL Rev. J 63
11 Aanwijzingen bij inzet in gevarenzones
11 Aanwijzingen bij inzet in gevarenzones 11.1 Ex-veiligheidsaspecten en IP-bescherming (Europa) Volgens de ATEX-richtlijn (Europese Richtlijn 94/9/EG van 23 maart 1994) en de bijbehorende Europese normen die de naleving waarborgen van essentiële veiligheidseisen zoals EN 60079-0 (Algemene eisen), EN 60079-1 (Drukvaste omhulsels “d”), EN 60079-11 (Bescherming van materieel door intrinsieke veiligheid “i”), EN 60079-26 (Materieel met beschermingsniveau -EPL- Ga), EN 61241-0 (Algemene eisen), EN 61241-1 (Bescherming door omhulsels “tD”) EN 61241-11 (Bescherming door intrinsieke veiligheid “iD”), zijn de druktransmitters van serie 2600T gecertificeerd voor de volgende groep, categorieën, media van gevaarlijke atmosfeer, temperatuurklassen en typen bescherming. Voorbeelden van toepassingen zijn ook hieronder getoond door middel van eenvoudige schetsen. a) Certificaat ATEX II 1 G Ex ia IIC T4/T5/T6 en II 1 D Ex iaD 20 T85°C FM-Approvals certificaatnummer FM09ATEX0024X (producten uit Tremezzina) FM09ATEX0069X (producten uit Minden) FM11ATEX0035X (producten uit Bangalore) FM11ATEX0046X (producten uit Shanghai) De betekenis van de ATEX-code is als volgt: — II : Groep voor bovengrondse zones (geen mijnen) — 1 : Categorie
Certificaat IECEx Ex ia IIC T4/T5/T6 en Ex iaD 20 T85°C, FISCO, IP67 IECEx certificaatnummer IECEx FME 09.0003X (producten uit Tremezzina en Minden) IECEx FMG 11.0019X (producten uit Shanghai) Belangrijk. Het nummer naast de CE-markering op de veiligheidslabel van de transmitter duidt de aangemelde instantie aan die verantwoordelijk is voor het toezicht op de productie. De andere markering verwijst naar het gebruikte type bescherming volgens de relevante EN-normen: — Ex ia: Intrinsieke veiligheid, bescherming niveau “a” — IIC: Gasgroep — T4: Temperatuurklasse van de transmitter (wat overeenkomt met max. 135°C) met een Ta van -50°C tot +85°C — T5: Temperatuurklasse van de transmitter (wat overeenkomt met max. 100°C) met een Ta van -50°C tot +40°C — T6: Temperatuurklasse van de transmitter (wat overeenkomt met max. 85°C) met een Ta van -50°C tot +40°C Wat betreft de toepassingen kan deze transmitter worden gebruikt in als ‘zone 0’ (gas) en ‘zone 20’ (stof) geklasseerde gebieden (continu gevaar), zoals dat op de volgende schetsen is getoond.
— G : Gas (gevaarlijk medium) — D: Stof (gevaarlijk medium) — T85°C: Maximale oppervlaktetemperatuur van de transmitterbehuizing met een Ta (omgevingstemperatuur) van -50°C tot +40°C voor stof (niet gas) met een stoflaag van max. 50 mm dik.
Toepassing voor druktransmitter Ex ia categorieën 1G en 1D Toepassing met gas
Toepassing met stof Zone 0
Zone 20
266 Tx Categorie 1G Ex ia
266 Tx Categorie 1D IP6x (Ex ia)
Let op: de transmitter moet worden aangesloten op een voeding (bijbehorend apparaat) die is gecertificeerd [Ex ia]
Let op: de bescherming wordt hoofdzakelijk verzekerd door de ‘IP’-graad in combinatie met de zwakstroomvoeding. Dit mag of [ia] of [ib] gecertificeerd zijn [Ex ia]
64 OI/266/HART-NL Rev. J | Druktransmitters van serie 2600T
11 Aanwijzingen bij inzet in gevarenzones b) Certificaat ATEX II 1/2 G Ex ia IIC T4/T5/T6 en II 1/2 D Ex iaD 21 T85°C
Certificaat IECEx Ex ia IIC T4/T5/T6 en Ex iaD 21 T85°C, FISCO, IP67
FM-Approvals certificaatnummer
IECEx certificaatnummer
FM09ATEX0024X (producten uit Tremezzina)
IECEx FME 09.0003X (producten uit Tremezzina en Minden) IECEx FMG 11.0019X (producten uit Shanghai)
FM09ATEX0069X (producten uit Minden) FM11ATEX0035X (producten uit Bangalore) FM11ATEX0046X (producten uit Shanghai) Belangrijk. Deze ATEX-categorie is afhankelijk van de toepassing (zie hierna) en tevens van het intrinsieke veiligheidsniveau van de voeding van de meetomvormer (bijbehorend apparaat) die soms geschikt kan zijn voor [ib] in plaats van [ia]. Zoals goed bekend is, wordt het niveau van een intrinsiek veiligheidssysteem bepaald door het laagste niveau van de verschillende gebruikte apparaten. In geval van een [ib] voeding, neemt het systeem dus dit niveau van bescherming over. De betekenis van de ATEX-code is als volgt: — II: Groep voor bovengrondse zones (geen mijnen) — 1/2: Categorie - Dit betekent dat slechts een deel van de transmitter aan categorie 1 voldoet en een tweede deel aan categorie 2 voldoet (zie volgende applicatieschets). — G: Gas (gevaarlijk medium) — D: Stof (gevaarlijk medium) — T85°C: Maximale oppervlaktetemperatuur van de transmitterbehuizing met een Ta van -50°C tot +40°C voor stof (niet gas) met een stoflaag van max. 50 mm dik. T85°C: zoals hiervoor voor stof voor een Ta +85°C.
De andere markering verwijst naar het gebruikte type bescherming volgens de relevante EN-normen: — Ex ia: Intrinsieke veiligheid, bescherming niveau “a” — IIC: Gasgroep — T4: Temperatuurklasse van de transmitter (wat overeenkomt met max. 135°C) met een Ta van -50°C tot +85°C — T5: Temperatuurklasse van de transmitter (wat overeenkomt met max. 100°C) met een Ta van -50°C tot +40°C — T6: Temperatuurklasse van de transmitter (wat overeenkomt met max. 85°C) met een Ta van -50°C tot +40°C Wat betreft de toepassingen kan deze transmitter worden gebruikt in zone ‘0’ (gas) gevaarlijke zones (continu gevaar) met alleen zijn ‘procesgedeelte’, terwijl het resterende gedeelte van de transmitter, dat wil zeggen de behuizing, alleen kan worden gebruikt in zone 1 (gas) (zie onderstaande schets). De reden hiervoor is het procesgedeelte van de transmitter (normaal ‘meetcelomvormer’ genoemd) dat beschikt over interne scheidingselementen om de elektrische sensor te isoleren van het continu gevaarlijke proces volgens EN 60079-26 en EN 60079-1. Wat betreft ‘stof’-toepassingen is de transmitter geschikt voor de ‘zone 21’ volgens EN 61241-0 en EN 61241-11 zoals dat is aangegeven op het betreffende gedeelte van de schetsen.
Toepassing voor druktransmitter Ex ia categorieën 1/2G en 1/2D Toepassing met gas Toepassing met stof Silo
Tank
Zone “0”
Zone “20”
Zone “1”
Zone “21”
Primaire druksensor
Gevaarlijk medium (proces)
266 Tx Categorie 1/2 G Ex ia
Gevaarlijk medium (proces)
266 Tx Categorie 1/2 D Ex ia
Zone ‘0’ / Zone ‘1’ - scheidingselement
Let op: de transmitter kan worden aangesloten op een ofwel [ib] ofwel [ia] voeding (bijbehorend apparaat) die is gecertificeerd [Ex ia]
Let op: de bescherming wordt hoofdzakelijk verzekerd door de ‘IP’-graad in combinatie met de zwakstroomvoeding. Dit kan of [ia] of [ib] zijn
Opmerking voor ‘meetcelomvormer”: zie de certificering voor uitzonderingen Druktransmitters van serie 2600T | OI/266/HART-NL Rev. J 65
11 Aanwijzingen bij inzet in gevarenzones c) Certificaat ATEX II 1/2 G Ex d IIC T6 ATEX II 1/2 D Ex tD A21 IP67 T85°C (-50°C ≤ Ta ≤+75°C)
Certificaat IECEx Ex d IIC T6, Ex tD A21 T85°C, Ta= -50°C tot +75°C IECEx certificaatnummer
FM-Approvals certificaatnummer FM09ATEX0023X (producten uit Tremezzina)
IECEx FME 09.0002X (producten uit Tremezzina en Minden) IECEx FMG 11.0018X (producten uit Shanghai)
FM09ATEX0068X (producten uit Minden) FM11ATEX0036X (producten uit Bangalore) FM11ATEX0047X (producten uit Shanghai) De betekenis van de ATEX-code is als volgt: — II: Groep voor bovengrondse zones (geen mijnen) — 1/2: Categorie - Dit betekent dat slechts een deel van de transmitter aan categorie 1 voldoet en een tweede deel aan categorie 2 voldoet (zie volgende applicatieschets). — G: Gas (gevaarlijk medium) — D: Stof (gevaarlijk medium) — T85°C: Maximale oppervlaktetemperatuur van de transmitterbehuizing met een Ta (omgevingstemperatuur) van -50°C tot +75°C voor stof (niet gas) met een stoflaag van max. 50 mm dik. Belangrijk. Het nummer naast de CE-markering op de veiligheidslabel van de transmitter duidt de aangemelde instantie aan die verantwoordelijk is voor het toezicht op de productie.
De andere markering verwijst naar het gebruikte type bescherming volgens de relevante EN-normen: — Ex d: Explosieveilig — IIC: Gasgroep — T6: Temperatuurklasse van de transmitter (wat overeenkomt met max. 85°C) met een Ta van -50°C tot +75°C Wat betreft de toepassingen kan deze transmitter worden gebruikt in zone ‘0’ (gas) gevaarlijke zones (continu gevaar) met alleen zijn ‘procesgedeelte’, terwijl het resterende gedeelte van de transmitter, dat wil zeggen de behuizing, alleen kan worden gebruikt in zone 1 (gas) (zie onderstaande schets). De reden hiervoor is het procesgedeelte van de transmitter (normaal ‘meetcelomvormer’ genoemd) dat beschikt over interne scheidingselementen om de elektrische sensor te isoleren van het continu gevaarlijke proces volgens EN 60079-26 en EN 60079-1. Wat betreft ‘stof’-toepassingen is de transmitter geschikt voor de ‘zone 21’ volgens de EN 61241-1 zoals dat is aangegeven op het betreffende gedeelte van de schetsen.
Toepassing voor druktransmitter Ex d categorieën 1/2G en 1/2D Toepassing met gas Toepassing met stof
Silo
Tank
Zone “21”
Zone “0”
Zone “1”
Zone “20”
266 Tx Categorie 1/2 D Ex d
Meetcel Gevaarlijk medium (proces)
266 Tx Categorie 1/2 G Ex d
Gevaarlijk medium (proces)
Zone ‘0’ / Zone ‘1’ - scheidingselement
IP-code Wat betreft de beschermingsgraad die de behuizing van de druktransmitter geeft, is de serie 2600T gecertificeerd als IP67 volgens norm EN 60529. Het eerste cijfer in de code geeft de bescherming aan van het inwendige elektronica tegen het binnendringen van vaste vreemde voorwerpen zoals stof. Bijvoorbeeld een ‘6’ duidt op een stofdichte behuizing (geen binnendringen van stof). Het tweede cijfer in de code geeft de bescherming aan van het inwendige elektronica tegen het binnendringen van water. Bijvoorbeeld een ‘7’ duidt op een waterdichte behuizing die bestand is tegen tijdelijke onderdompeling in water onder gestandaardiseerde druk- en tijdsduuromstandigheden. 66 OI/266/HART-NL Rev. J | Druktransmitters van serie 2600T
11 Aanwijzingen bij inzet in gevarenzones Volgens de ATEX-richtlijn (Europese Richtlijn 94/9/EG van 23 maart 1994) en de bijbehorende normen die de naleving waarborgen met essentiële veiligheidseisen, zoals EN 60079-0 (Algemene eisen), EN 60079-15 (Specificatie voor elektrische apparaten met ‘n’- typebescherming), EN 61241-0 (Algemene eisen), zijn de druktransmitters van serie 2600T gecertificeerd voor de volgende groep, categorieën, media van gevaarlijke atmosfeer, temperatuurklassen en typen bescherming. Voorbeelden van toepassingen zijn ook hieronder getoond door middel van eenvoudige schetsen. d) Certificaat ATEX II 3 G Ex nL IIC T4/T5/T6 (voor T4 = -50°C ≤ Ta ≤+85°C), (voor T5 en T6 = -50°C ≤ Ta ≤+40°C) en II 3D Ex tD A22 IP67 T85°C. FM-Approvals certificaatnummer: FM09ATEX0025X (producten uit Tremezzina) FM09ATEX0070X (producten uit Minden) FM11ATEX0037X (producten uit Bangalore) FM11ATEX0048X (producten uit Shanghai) De betekenis van de Atex-code is als volgt: — II 3G Ex nL IIC T4/T5/T6 (voor T4 = -50°C < Ta < +85°C) (voor T5 en T6 = -50°C < Ta < +40°C) — II: Groep voor bovengrondse zones (geen mijnen) — 3: Categorie apparatuur
— T6: Temperatuurklasse van de transmitter (wat overeenkomt met max. 85°C) met een Ta van -50°C tot +40°C Belangrijk. Dit is de technische ondersteuning voor de ABB-conformiteitsverklaring. Belangrijk. Na installatie moet deze transmitter worden gevoed via een spanningsbegrenzer die voorkomt dat de nominale spanning van 42V DC wordt overschreden. Wat betreft de toepassingen kan deze transmitter worden gebruikt in zone 2 (gas) (onwaarschijnlijk/niet-frequent gevaar), zoals dat op de volgende schets (links) is getoond. — II 3D Ex tD A22 IP67 T85°C — II: Groep voor bovengrondse zones (geen mijnen) — 3: Categorie apparatuur — D: Gas (gevaarlijk medium) — Ex tD: type bescherming ‘tD’ betekent bescherming door behuizingstechniek — A22: voor zone 22 (getest volgens methode A van EN61241-0) — IP67: beschermingsgraad van de transmitter volgens EN60529
— G: Gas (gevaarlijk medium) — Ex nL: type bescherming ‘n’ met ‘energiebeperkings’-techniek — IIC: gasgroep — T4: Temperatuurklasse van de transmitter (wat overeenkomt met max. 135°C) met een Ta van -50°C tot +85°C
— T85°C: Maximale oppervlaktetemperatuur van de transmitterbehuizing met een Ta van -50°C tot +40°C voor stof (niet gas) Wat betreft de toepassingen kan deze transmitter worden gebruikt in zone 22 (stof) (onwaarschijnlijk/niet-frequent gevaar), zoals dat op de volgende schets (rechts) is getoond.
— T5: Temperatuurklasse van de transmitter (wat overeenkomt met max. 100°C) met een Ta van -50°C tot +40°C Toepassing voor druktransmitter Ex nL categorieën 3G en 3D Toepassing met stof
Toepassing met gas Zone 2
Zone 22
266 Tx Categorie 3G Ex nL
266 Tx Categorie 3D IP6x (Ex nL)
Let op: de transmitter moet worden aangesloten op een voeding met uitgangsspanning van max. 42V DC, zoals hierboven is aangegeven. De Ii van de transmitter is onder 25 mA.
Let op: de bescherming wordt hoofdzakelijk verzekerd door de ‘IP-’graad gekoppeld aan een laag voedingsvermogen.
Belangrijk - Opmerking voor een druktransmitter met een gecombineerde goedkeuring. Voor de installatie van de transmitter moet de klant op de veiligheidslabel door middel van een permanente markering aangeven welk beveiligingsconcept hij heeft gekozen. De transmitter mag voor de hele levensduur ervan alleen volgens dit beveiligingsconcept worden gebruikt. Als twee of meer typen beschermingsomhulsel permanent zijn gemarkeerd (op de veiligheidslabel), moet de druk zender worden verwijderd uit als gevaarlijk geklasseerde locaties. Het gekozen type bescherming mag alleen door de fabrikant worden gewijzigd na een nieuwe beoordelingstest.
Druktransmitters van serie 2600T | OI/266/HART-NL Rev. J 67
11 Aanwijzingen bij inzet in gevarenzones 11.1.1 Entiteiten voor ‚L5‘-optie (scherm met TTG-technologie) HART-versie met "L5"-optie (TTG-scherm) Ui= 30Vdc
Ci= 5nF
Li= uH
Tempera-
Tempera-
Minimum Maximum Imax
Vermo-
tuurklasse
tuurklasse
omg. °C
amb. °C
mA
gen W
- Gas
- Stof
T4 T4 T5 T6
T135°C T135°C T100°C T85°C
-50°C -50°C -50°C -50°C
+60°C +60°C +56°C +44°C
100 160 100 50
0,75 1 1,75 0,4
PROFIBUS-versie met "L5"-optie (TTG-scherm) Ui= 17,5 Vdc
Ii= 360 mA
Pi= 2,52 W
Ci= 5nF
Li= 10 uH
Tempera-
Tempera-
Minimum
Maximum
tuurklasse
tuurklasse
omg. °C
amb. °C
- Gas
- Stof
T4 T5 T6
T135°C T100°C T85°C
-50°C -50°C -50°C
+60°C +56°C +44°C
FF / FISCO-versie met "L5"-optie (TTG-scherm) Ui= 17,5 Vdc
Ii= 380 mA
Pi= 5,32 W
Ci= 5nF
Li= 10 uH
Tempera-
Tempera-
Minimum
Maximum
tuurklasse
tuurklasse
omg. °C
amb. °C
- Gas
- Stof
T4 T5 T6
T135°C T100°C T85°C
-50°C -50°C -50°C
+60°C +56°C +44°C
11.2 Ex-veiligheidsaspecten en IP-bescherming (Noord-Amerika) 11.2.1 Toepasselijke normen Volgens FM-Approvals: normen die de naleving kunnen verzekeren van essentiële veiligheidseisen. FM 3600:
Elektrische apparatuur voor gebruik op gevaarlijke (geclassificeerde) locaties, Algemene eisen.
FM 3610:
Intrinsiek veilige apparaten en bijbehorende apparaten voor gebruik in klasse I, II, III, afdeling 1 en klasse I, zone 0 en 1 Gevaarlijke (geclassificeerde) locaties.
FM 3611:
Niet-brandgevaarlijke elektrische apparaten voor gebruik in klasse I, II, III, div. 2 en klasse I, div. 1 en 2 Gevaarlijke (geclassificeerde) locaties.
FM 3615:
Explosieveilige elektrische apparatuur
FM 3810:
Elektrische en elektronische test-, meet- en regelapparatuur.
NEMA 250: Behuizing voor elektrische apparatuur (max. 1000 volt).
68 OI/266/HART-NL Rev. J | Druktransmitters van serie 2600T
11.2.2 Classificaties Druktransmitters van serie 2600T zijn gecertificeerd door FM Approvals voor de volgende klasse, divisies en gasgroepen, gevaarlijke geclassificeerde locaties, temperatuurklasse en soorten bescherming. — Explosieveilig (VS) voor klasse I, divisie 1, groepen A, B, C en D, gevaarlijke (geclassificeerde) locaties. — Explosieveilig (Canada) voor klasse I, divisie 1, groepen A, B, C en D, gevaarlijke (geclassificeerde) locaties. — Bestand tegen stofontbranding voor klasse II, III, divisie 1, groep E, F en G, gevaarlijke (geclassificeerde) locaties. — Geschikt voor klasse II, III, divisie 2, groepen F en G, gevaarlijke (geclassificeerde) locaties. — Niet-brandgevaarlijk voor klasse I, divisie 2, groepen A, B, C en D, in overeenstemming met niet-brandgevaarlijke bedradings-eisen voor gevaarlijke (geclassificeerde) locaties. — Intrinsiek veilig voor gebruik in klasse I, II en III, divisie 1, groepen A, B, C, D, E, F en G in overeenstemming met de Entiteitsvoorschriften voor gevaarlijke (geclassificeerde) locaties. — Temperatuurklasse T4 tot T6 (afhankelijk van de maximale ingangsstroom en de maximale omgevingstemperatuur). — Omgevingstemperatuurbereik -40°C tot +85°C (afhankelijk van de maximale ingangsstroom en de maximale temperatuur-klasse). — Elektrische voedingsbereik minimaal 10,5 volt, maximaal 42 volt (afhankelijk van het type van bescherming, de maximale omgevingstemperatuur, de maximumtemperatuurklasse en het communicatieprotocol). — Type 4X-toepassingen binnen/buiten. Voor een correcte installatie in het veld van druktransmitters van serie 2600T: zie de betreffende controletekening. Let op: de bijbehorende apparatuur moet FM-goedgekeurd zijn.
Druktransmitters van serie 2600T | OI/266/HART-NL Rev. J 69
70 OI/266/HART-NL Rev. J | Druktransmitters van serie 2600T
Druktransmitters van serie 2600T | OI/266/HART-NL Rev. J 71
72 OI/266/HART-NL Rev. J | Druktransmitters van serie 2600T
Opzettelijk blanco
Druktransmitters van serie 2600T | OI/266/HART-NL Rev. J 73
Opzettelijk blanco
74 OI/266/HART-NL Rev. J | Druktransmitters van serie 2600T
Producten en klantenondersteuning ABB-portfolio voor afsluiterbedieningen: − Trappenloze elektrische en pneumatische aandrijvingen − Elektro-pneumatische, pneumatische en digitale klepstandstellers
Klantenondersteuning Via een wereldwijde service-organisatie voorzien wij in een uitgebreide klantenservice na de verkoop. Neem contact op met een van de volgende kantoren voor meer informatie over uw dichtstbijzijnde service- en reparatiecentrum.
− I/P-signaalomvormers
ABB-portfolio voor drukmeting: − Absolute, overdruk- en verschildruktransmitters − IEC 61508 SIL 2/3 gecertificeerde druktransmitters en -schakelaars − Multivariabele transmitters − Interfaceniveau-/dichtheidstransmitters − Aangebouwde druksensoren voor drukmeting − Accessoires voor drukmeting − Pneumatische druktransmitters
ABB-portfolio voor temperatuurmeting: − Universele temperatuursensoren − Hogetemperatuursensoren − Temperatuursensoren voor sanitaire toepassingen − Temperatuursensoren met mineraalisolatie − Thermowells − Temperatuurtransmitters − IEC 61508 SIL 2/3 gecertificeerde temperatuursensoren en -transmitters
ABB-portfolio van recorders en controllers: − Procescontrollers en -weergave-instrumenten − Videografische recorders − Papierband-recorders − Weergave-instrumenten en controllers voor veldmontage
ABB-portfolio van niveaumeting: − Magnetische niveaumeters − Magnetostrictieve en geleide radar niveautransmitters − Laser en scanner niveautransmitters − Ultrasone, capaciteits en trillingsvork niveautransmitters en -schakelaars − Roterende peddel en thermische dispersie niveauschakelaars − IEC 61508 SIL 2/3 gecertificeerde niveautransmitters
ABB-portfolio van apparaatbeheer: − Veldbus en draadloze oplossingen − Schaalbaar asset management en apparaatbeheer − Asset vision-software
ABB S.p.A. Via Vaccani, 4 Loc. Ossuccio 22016 Tremezzina (Co) – Italië Tel: +39 0344 58111 Fax: +39 0344 56278 ABB Automation Product GmbH Schillerstrasse 72 D-32425 Minden – Duitsland Tel: +49 551 905534 Fax: +49 551 905555 ABB Inc. 125 E. County Line Road Warminster, PA 18974 – USA Tel: +1 215 6746000 Fax: +1 215 6747183 ABB Inc. 3450 Harvester Road Burlington, Ontario L7N 3W5 – Canada Tel: +1 905 6810565 Fax: +1 905 6812810 ABB India Limited Peenya Industrial Area, Peenya Bangalore, Karnataka 560058 – India Tel: +91 80 4206 9950 Fax: +91 80 2294 9389 ABB Engineering (Shanghai) Ltd. No. 4528, Kangxin Highway, Pudong New District, Shanghai 201319 - Volksrepubliek China Tel: +86 21 6105 6666 Fax +86 21 6105 6677
Garantie voor klanten Voorafgaand aan de installatie moet de apparatuur waarnaar in deze handleiding wordt verwezen, overeenkomstig de gepubliceerde specificaties van het bedrijf in een schone, droge omgeving worden opgeslagen. De staat van de apparatuur moet regelmatig worden gecontroleerd. In geval van een defect dat onder de garantie valt, moet de volgende documentatie tot staving worden verstrekt: — Een overzicht van de proceshandelingen en alarmlogboeken ten tijde van de foutmelding. — Kopieën van alle opslag-, installatie-, bedrijfs- en onderhoudsdocumenten met betrekking tot de vermeende gebrekkige eenheid.
− Handheld mobiliteitsproducten
Druktransmitters van serie 2600T | OI/266/HART-NL Rev. J 75
ABB Ltd. Process Automation Howard Road, St. Neots Cambridgeshire, PE19 8EU Verenigd Koninkrijk Tel: +44 (0)1480 475321 Fax: +44 (0)1480 217948
N.B. We behouden ons het recht voor om zonder voorafgaande kennisgeving technische wijzigingen aan te brengen of de inhoud van dit document te wijzigen. Ten aanzien van bestellingen gelden de overeengekomen bijzonderheden. ABB aanvaardt geen enkele verantwoordelijkheid voor mogelijke fouten of mogelijk gebrek aan informatie in dit document
ABB Inc. Process Automation 125 E. County Line Road Warminster, PA 18974 Verenigde Staten Tel: +1 215 674 6000 Fax: +1 215 674 7183
We behouden ons alle rechten voor op dit document en de daarin opgenomen informatie en afbeeldingen. Verveelvoudiging, openbaarmaking aan derden of gebruik van de inhoud, zij het geheel of gedeeltelijk, is verboden zonder de voorafgaande schriftelijke toestemming van ABB.
ABB Automation Product GmbH Schillerstrasse 72 D-32425 Minden Duitsland Tel: +49 551 905534 Fax: +49 551 905555
3KXP000002R4201
ABB S.p.A. Process Automation Via Vaccani, 4 Loc. Ossuccio 22016 Tremezzina (Co) Italië Tel: +39 0344 58111 Fax: +39 0344 56278 www.abb.com
Copyright© 2011 ABB Alle rechten voorbehouden
™ Viton is een handelsmerk van Dupont de Nemours ™ Kynar is een handelsmerk van Elf Atochem North America Inc
OI/266/HART-NL Rev.J 07.2015
Contact