BOEKBESPREKINGEN
DELVA, W., Overzicbt van bet Belgiscb burgerlijk recbt en bet burgerlijk procesrecbt, Uitg. Story-Scientia, Gent, 4de druk, 1982 ; 373 +XXVIII biz., 1.280 fr. Goede wijn behoeft geen krans. Daarom geen paging om de verdienSten of de kwaliteit van dit werk van wijlen prof. Delva ( + 1980), dat al aan zijn vierde druk toe is, nog eens te onderstrepen, maar slechts een korte schets van inhoud en draagwijdte. Zoals de titel het misschien al laat vermoeden, gaat het om een cursus die naderhand werd uitgebracht in boekvorm : studentenportemonnees zijn meestal nog krisisbestendig. Het feit dat dit boek toch reeds aan zijn vier de druk toe is en ook andere cursusnota' s van dezelfde auteur in boekvorm werden gegoten (zie het op een vroegere cursus van Delva gesteunde "Privaatrechterlijk Bouwrecht"; recensie in het tweede nr. van deze jaargang) wijst eens te meer op de. waarde van zijn oeuvre. De systematiek van de cursus, ongetwijfeld door de jaren heen gerijpt en gegroeid, staat borg voor de grote praktische bruikbaarheid ervan. Het deel "gerechtelijk recht" is het kortste ( ± 100 blz.), en geeft een bondig overzicht van de regeling, vervat in het gerechtelijk wetboek. Voor het deel "burgerlijk recht" werd het klassieke stramien van het burgerlijk wetboek vrij nauwkeurig gevolgd. Dat vergemakkelijkt uiteraard het opzoekingswerk, maar toont ook aan hoe ons wetboek op verscheidene plaatsen totaal onaangepast blijkt t.a. v. de veranderde tijdsomstandigheden. Het soms nogal ouderwetse karakter van onze . 180 jaar oude code laat trouwens op verscheidene plaatsen in het boek zijn invloed gelden. Zo wordt het huwelijks"contract" door de auteur in het deel "contractenrecht" behandeld, wordt aanneming als een vorm van huur (nl. van werk) gekwalificeerd, net als de arbeidsovereenkomst; wordt van de tijdelijke huurwetten aileen deze van april 1975 (trouwens reeds lang afgeschaft.) vermeld, wordt in het hoofdstukje "lastgeving" niet over de verminderingsbevoegdheid van de rechter gerept. .. Deze vaststellingen doen uiteraard niets af van de waarde van het we.rkje als zodanig. Het komt erg geschikt voor om als hulp te dienen bij het instuderen van een inleidende cursus burgerlijk en gerechtelijk recht:
Hans Gilliams 107
VANDENBUSSCHE, J., en WALGRAVE, L. (Eds.), Gerechtelijke en eerste lijn, Acco, Leuven, 1983, lllblz., 295fr.
jeu~d~e~~herming
De Wet op de J eugdbescherming van 1965 is op veel punten onefficient gebleken: een aantal bepalingen zijn nooit uitgevoerd, en sommige realisaties brachten niet de verhoopte resultaten. Naast de officiele jeugdbescherming heeft zich dan ook uit de praktijk een kritische eerste-lijns-werking ontwikkeld. Tussen deze twee structuren heerst veel wantrouwen. Om tot meer samenwerking te komen, zijn op initiatief van de Vlaamse Afdeling van de Unie van Jeugdmagistraten een aantal bijeenkomsten georganiseerd door de Onderzoeksgroep J eugdcriminologie van de K.U.L .. De neerslag van deze discussies vinden we in dit werk uit de reeks Acta Falconis. Er werden vier grote vormen van eerste-lijns-werking behandeld: wijkinitiatieven, ambulante alternatieve jongerencentra (Jongeren Informatie- en Advies-Centra), alternatieve residentiele centra (o.a. Crisis Opvang Centra), en vormingsprogramma's voor kansarme jongeren. Elk onderwerp wordt ingeleid door een spreker die actief is in de eerstelijns-werking. In verband met wijkinitiatieven en vormingsprogramma's gebeurt dit door concrete projecten voor te stellen (Buurtwerk 't Zuid te Antwerpen, Centrum voor Levensvorming te Lommel, Outward Bound School voor Belgie). Voor de alternatieve centra houdt men het bij een schets van de ontstaansgeschiedenis en doelstellingen. Dan volgen verslagen van de discussies, waarin het centrale thema de samenwerking tussen jeugdrechtbanken en eerste-lijns-zorg is. Doorheen de slotevaluaties van prof. Walgrave (criminoloog aan de K.U.L.), H. Audenaert (Subst. Proc. des Konings te Dendermonde) en J. Vandenbussche (Voorzitter Vlaamse J eugdmagistraten) klinkt een duidelijke positieve noot. Beide structuren erkennen de noodzaak van elkaars bestaan. Samenwerking wordt mogelijk, enerzijds door de erkenning van de jeugdrechtbanken dat de minderjarige zoveel mogelijk buitend de gerechtelijke sfeer moet blijven, en anderzijds door een minder radicale opstelling van de eerste lijn, waar een extreme en sloganeske inspiratie plaats heeft gemaakt voor een sterk verantwoordelij kheidsgevoel. Het boek is nuttig voor iedereen die te maken heeft met jeugdzorg. Het toont de noodzaak aan van niet-officiele hulpcentra, en doorprikt het boeman-imago van de jeugdmagistraat. Maar bovenal geeft het een vrij volledig beeld van de hulpverlening aan minderjarigen.
Joost Everaert 108
VAN GERVEN, W., tia, 1983, 21 biz.
Beginsel~n
van behoorlijk handelen, Story-Scien-
De a parte uitgave van deze rede, door Prof. Van Gerven op 1 oktober 1982 te Gent uitgesproken ter gelegenheid van het zesde lustrum van de Algemene Praktische Rechtsverzameling, is een toe te juichen initiatief. De auteur onderzoekt er het verband tussen de in de titel vermelde beginselen van behoorlijk handelen erM.J! als begrip beter gekende beginselen van behoorlijk bestuur (a.b.b.b.). Dit, zoals hij zelf zegt om aan te tonen dat publiek- en privaatrecht tot een gemeenschappelijke noemer kunnen worden teruggebracht en dat ze beide van elkaar iets kunnen leren. Na een analyse van het begrip a.b.b.b., zwel in het privaat- als in het publiekrecht komt prof. Van Gerven tot de vraag of de in het privaatrecht toepassing vindende a.b.b.b. niet een subcategorie zijn van het beginselen van behoorlijk handelen en deals begrip beter gekende betot ontwikkeling is gekomen. Concluderend stelt hij dat a.b.b.b. in wezen beginselen van behoorlijk handelen zijn. Deze beginselen maken deel uit van de gemeenschappelijke onderbouw van privaat- en publiekrecht. Hoewel de tekst beperkt van omvang blijft, slaagt de auteur er vrij goed in om deze problematiek diepgaand te behandelen. Het synthetiserende artikel is vlot geschreven, oogt goed en durft waar nodig de puntjes op de i te zetten. De efficiente maar sobere voetnoten werden achteraan opgenomen, wat dan weer zijn voor- en nadelen heeft. Geert Glas VAN ROERMUND, G., Wetten en weten, "theorie van bet recht": een wijsgerige kritiek, Acco, Leuven, 1983, 327 biz., 980 fr.
Het boek is het proefschrift waarop de auteur op 9 september 1983 tot doctor in de wijsbegeerte aan de universiteit van Tilburg promoveerde. Het is een werk van een filosoof (ook theologisch geschoold, echter niet juridisch) die de rechtswetenschap aan een diepgaand en erg kritisch onderzoek wil onderwerpen. Het wil aanduidingen geven voor een echt wetenschappelijke rechtstheorie (met een eraan aangepaste methodiek), waarin de vooronderstellingen, die ons denken over recht schragen, worden geformuleerd. Een erg ambitieus opzet, waarbij door de auteur beroep werd gedaan op erg uiteenlopende filosofische stromingen, zo o.m. het strukturalisme, de hermeneutiek, het ideologiekritisch denken en heel in het bijzonder ook de analytische filosofie (wat resulteert in een grote aandacht voor de rechtstaal). Naar de au109
teur zelf erkent konden deze segmenten van het filosofisch spectrum niet altijd even harmonieus samengepast worden, maar ''wellicht geeft het raamwerk waarbinnen de aanzetten hier bijeengebracht werden, de richting aan van een samenhangend onderzoeksprogramma" (blz. 15). De vraagstelling van het proefschrift sluit nauw aan bij het werk van , prof. Jan Broekman, trouwens een der promotoren ervan. Van de lezer wordt naast juridische toch ook heel wat filosofische bagage voorondersteld. Een zware brok lektuur dus, die rechtstheoretici echter heel wat bruikbaar filosofisch materiaal aanbiedt.
Hans Gilliams
Y. DE CLIPPELE e.a., Wie zal dat betalen, Interuniversitaire Studentenreeks, nr. 5, Kluwer Rechtswetenschappen, Antwerpen, 1983.
Op het einde van vorig academiejaar verscheen het vijfde deel in de lnteruniversitaire Studentenreeks (IUS). Vroeger was IUS een studententijdschrift, te vergelijken met Jura Falconis, dat vijf keer per jaar verscheen. Sinds een tweetal jaren verschijnen nogal onregelmatig themanummers in boekvorm. Het vijfde nummer bevat enkele hete hangijzers uit het aansprakelijkheidsrecht. F. De Ly heeft het over de contractuele en extra-contractuele immuniteit, meer specifiek m.b.t. de aansprakelijkheid van aangestelden en uitvoeringsagenten tegenover de medecontractant van de aansteller (het nalatige stuwadoorsarrest). Op duidelijke wijze worden de overheersende stellingen in de rechtsleer betreffende de samenloop van contractuele en quasi-delictuele aansprakelijkheid naast elkaar gezet. Misschien is het nuttig te vermelden dat onlangs de heersende ~assatierechtspraak bevestigd werd in het arrest van de nalatige antiquairs, gepubliceerd na het verschijnen van het vijfde IUS-nummers in het Rechtskundig Weekb/ad 1983-1984, kolom 163, met noot van Prof. J. Herbots. In zijn artikel over de overheidsaansprakelijkheid voor het wegennet behandelt S.J. VanDamme eerst de historische evolutie van de overheidsaansprakelijkheid in het algemeen om daarna meer specifiek de problemen i. v .m. het wegennet te bestuderen. Het diepgaande artikel beperkt zich wei tot de algemene aansprakelijkheidsregeling, terwijl de meer specifieke verkeersrechtelijke regeling zoals voorzien in artikel 78 van het verkeersreglement terzijde gelaten wordt. In een uitgebreide rechtsvergelijkende studie vergelijken H. De Decker en M. Schautteet de objectieve aansprakelijkheid in het Belgische en Duitse recht. Y. De Clippele heeft het tenslotte over de aansprakelijkheid van de gemeente voor schade veroorzaaakt door samenscholingen (Decreet 110
van 10 vendimaire Jaar IV) en formuleert enkele iateressante voorstellen tot hervorming van deze toch al oude regeling. In een naschrift formuleren de Professoren L. Cornelis en H. Vandenberghe enkele diepgaande beschouwingen n.a.v. het Belgische en Franse aansprakelij kheidsrecht. Bijzonder interessant aan deze IUS-uitgaven is dat elk artikel voorzien is van een uitgebreide bibliografie en trefwoordenlijst, zodat het opzoeken fel vergemakkelijkt wordt. Een mooi werkje voor iemand die in het aansprakelijkheidsrecht geinteresseerd is en voor de studenten-abonneeprijs van 148 fr. per deeltje hoeft men het alvast niet te laten.
Jeff Keustermans
VANDEPLAS, A., Strafwetboek, wetboek van strafvordering en bijzondere strafwetten, Maarten Kluwer, Antwerpen, 1983, 344 biz., 495 fr. Voorstellen hoeft bij deze vierde druk nog nauwelijks, dachten we, Alleen dit: het gaat om een nederlandstalige uitgave van de basisteksten van het "gemene" strafrecht (teksten van het militaire, fiscale, economische of sociale strafrecht werden niet opgenomen). Het wordt uitgegeven in pocketformaat, wat de handig-heid ervan nog verhoogt. In tegenstelling tot vele andere wetboeken is het niet losbladig : de uitgever opteerde voor een ''wegwerpeditie''. Een uitgebreid (zowat 850 woorden groot !) zaakregister kan een stevige hulp zijn bij het opzoekwerk. De voornaamste wijziging tegenover de vorige druk is dat nu ook de wet op de jeugdbescherming werd opgenomen. Het geheel is bijgewerkt tot op 1 september 1983; verheugend is wel dat de prijs bij deze druk ongewijzigd bleef.
R.
WEYTS, L. (Ed.), Clausules over bet strafrecht van de langstlevende echtgenoot, Kluwer Rechtswetenschappen, Antwerpen, 1983, 180 p. De recyclagedagen van Federatie der Notarissen beginnen zo stilaan een traditie te worden. Vorig jaar verscheen bij dezelfde uitgeverij het. verslagboek van de dagen 1981, nu dat van de dagen 1982. Het opzet van het boek is nate gaan wat er in de praktijk, een jaar 111
(inmiddels zijn het er twee geworden) na de inwerktreding van de wet van 14 mei 1981 op het erfrecht van de langstlevende echtgenoot is terecht gekomen. Ret verslagboek van de Antwerpse studiedag van december 1981, bij dezelfde uitgever verschenen, liet immers soms nogal onheilspellende geruchten horen. Wat is er van terecht gekomen? Ret boek is bijzonder interessant om verschillende redenen. Vooreerst zijn er de tussenkomsten van Mr. F .Baert, volksvertegenwoordiger en verslaggever van de nieuwe wet. Zij laten toe de visie van de notarissen te confronteren met die van de ''wetgever''. Mr. F. Baert heeft ook de inleiding tot de studiedag voor zijn rekening genomen. Verder is het werk in drie grote delen onderverdeeld: Prof. M. Puelinckx-Coene bespreekt, m.i. ietwat theoretisch, de schenkingen, contractuele erfstellingen e.d.m.; Prof. Not. G. Van Oosterwyck behandelt de huwelijkscontracten en Dr. W. Pintens de echtscheiding en feitelijke scheiding. Telkens wordt uitgegaan van de clausules door de verschillende notarissen ingezonden die door elke ''verslaggever'' kritisch geanalyseerd en besproken worden. Elk deel eindigt met de verschillende vragen en antwoorden uit het aanwezige publiek naar voor gekomen. Ret slot van het werk wordt dan ook gevormd door de samengebrachte clausules voor verschillende akten. Dit laatste toont het verschil in opstel met het vorige verslagboek (dat over de schenkingen) : hier waren de clausules in het begin van elk hoofdstuk opgenomen en nadien, steeds afzonderlijk besproken. De schenkingen lenen zich echter beter tot een "stuksgewijze" bespreking, dan wel het erfrecht over de langstlevende echtgenoot. Voor de notarH!le praktijk een onmisbaar boek : ik vraag me af of het op ook maar een kantoor kan ontbreken ... ! Voor andere rechtspraktizijnen is het voorzeker ook nuttig, maar toch niet in dezelfde mate. De hoge prijs (1500 fr.), spijtig genoeg eigen aan onze Vlaamse rechtsliteratuur zal de studenten waarschijnlijk afschrikken. Niettemin een basiswerk, nihil nisi bene.
Thierry Van Sinay
MINNE- DORSIMONT, Th., Questions immobilieres- Jurisprudences des dix dernieres annees, 1972-1982, Res et Jura Immobilia, Dilbeek, 1982, 160 p. In dit relatief beknopt volume werd gepoogd het erg omvangrijke domein van al de rechtspraak die verband houdt met onroerende goederen te synthetiseren. De meest verscheiden onderwerpen komen aan bod: van architecten over huurcontracten, milieurecht, deskundigen tot zelfs ruimtelijke ordening. Dit is een kenmerk en ongetwijfeld een 112
grote kwaliteit van het werk, doch brengt onmiddellijk als schaduwzijde met zich mee : de onvermijdelijke onvolledigheid. Men heeft zo goed als aileen (op enkele uitzonderingen na) oog gehad voor de rechtspraak en de rechtsleer, verschenen in het tijdschrift Reset jura immobilia. Nu is dit ongetwijfeld een zeer gespecialiseerd tijdschrift in deze materie, doch volledigheid kan toch niet betracht worden: denken. we maar aan de overvloedige rechtspraak van de Raad van State op het stuk van ruimtelijke ordening. Zeker, het is een erg nuttig werk en, heeft men een probleem dat van verre of nabij onroerende goederen betreft, doet men er goed aan het na te slaan: men zal uitspraken vinden die anders misschien niet zo gemakkelijk gevonden waren. De trefwoorden "Expertises", "Mitoyennete" en "Voisinage" trokken het meest mijn· aandacht. Ze zijn erg verzorgd en dit zijn nu precies stukken waarover niet echt overzichten van rechtspraak bestaan. De schikking is erg geslaagd : het gebruik van trefwoorden maakt het hoek tot een handig te hanteren werk. Per trefwoord worden de uitspraken chronologisch vermeld : dit vermoeilijkt wel ergens het opzoekingswerk. De onroerende goederen vormen een erg omvangrijke categorie goederen in ons recht ; meer en meer aandacht wordt besteed aan de regels uit de verschillende rechtstakken die deze goederen beheersen (vergelijk het praktijkboek "Het onroerend goed in de praktijk" bij Kluwer, Antwerpen). Dit overzicht van rechtspraak is een (merkwaardige) stap verder in deze richting. Tot slot : het boek kan besteld worden op het redactieadres van Res et Jura Immobilia, Eikelenberg, 11 te 1710 Dilbeek. Het kost 890 fr. Thierry Van Sinay als kulturele stichting van de belangrijkste vlaamse verzekeringsmaatschappij
DE HOORDSTAR EM BOERHAAYE M.Y. Groot-Brittannielaan 121, 9000 Gent ziet het
MOORDSTARFOMDS Y.ZYI. het als een eer aan bij te dragen tot de uitgave van jura falconis 113