Handreiking voor de beoordeling van mensen met een verstandelijke beperking met de Zelfredzaamheid-Matrix
Menno Segeren, Wijnand van den Boom, Leonie Klaufus, Tjerk Kamann, Steve Lauriks, Matty de Wit
1
Handreiking voor de beoordeling van mensen met een verstandelijke beperking met de Zelfredzaamheid-Matrix
December 2014 GGD Amsterdam: Menno Segeren Wijnand van den Boom Leonie Klaufus Tjerk Kamann Steve Lauriks Matty de Wit Ontwerp logo ZRM door Pakweg © GGD Amsterdam. 2014. Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere wijze, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de auteurs. De gebruiker mag deze uitgave niet voor willekeurige commerciële doeleinden gebruiken, aanpassen, of overbrengen. Contact:
[email protected]
2
Inhoudsopgave Waarom een handreiking voor de beoordeling van mensen met een verstandelijke beperking met de ZRM?
4
Bij het beoordelen van de zelfredzaamheid van mensen met een verstandelijke beperking moet je oog hebben voor aspecten van het functioneren die specifiek zijn voor mensen met een verstandelijke beperking. In deze handreiking wordt hier aandacht aan besteed. De handreiking biedt handvatten om de zelfredzaamheid van een persoon met een verstandelijke beperking zo volledig mogelijk en op een betrouwbare manier in kaart te brengen. Waar haal ik informatie vandaan?
6
De informatie die nodig is voor de beoordeling verzamel je meestal in een gesprek met de persoon met de verstandelijke beperking. Deze informatie moet zoveel mogelijk aangevuld en geverifieerd worden. Een uitgebreide toelichting op het werken met de ZRM kun je vinden in de handleiding bij de ZRM 2013 (www.zrm.nl). Aandachtspunten bij de beoordeling
8
In deze paragraaf vind je enkele aandachtspunten die bij het gebruik van de ZRM bij mensen met een verstandelijke beperking mogelijk van belang zijn. Deze aandachtspunten zijn het resultaat van gesprekken met verschillende experts. Hoe werd de handreiking voor mensen met een verstandelijke beperking ontwikkeld?
14
Bestaande meetinstrumenten voor onder andere de beoordeling van zelfredzaamheid en het sociaal aanpassingsvermogen golden als uitgangspunt. Daarnaast werden inhoudelijke gesprekken met experts uit de verstandelijk gehandicapten sector gevoerd en werd de handreiking aan hen voorgelegd. Tenslotte Geraadpleegde literatuur Geraadpleegde instrumenten
15 16 17
3
Waarom een handreiking voor de beoordeling van mensen met een verstandelijke beperking met de ZRM? Met de Zelfredzaamheid-Matrix (ZRM) meet je hoe zelfredzaam iemand is. Alle gegevens over het functioneren van een persoon druk je op de ZRM uit in een totaal oordeel over de mate van zelfredzaamheid van die persoon op dat moment. De ZRM heeft elf domeinen die zo geselecteerd zijn dat ze relevant zijn voor alle volwassenen die gebruik maken van de Nederlandse openbare (geestelijke) gezondheidszorg (O(G)Gz).
Eén van de belangrijkste uitgangspunten bij de ontwikkeling van de ZRM was dat alle domeinen voor alle personen gescoord moesten kunnen worden. Voor sommige specifieke doelgroepen blijkt het wenselijk om naast de elf ‘kern domeinen’ van de ZRM, ook de zelfredzaamheid op een aantal aanvullende domeinen in kaart te brengen. Voor deze doelgroepen worden daarom zogenaamde ZRM-supplementen ontwikkeld. Zo is in 2013 een ZRM-supplement ontwikkeld voor ouders/voogden van minderjarige kinderen (ZRM-supplement: Ouderschap). Hiermee kan de specifieke zelfredzaamheid met betrekking tot de zorg voor minderjarige kinderen worden beoordeeld op vier aanvullende domeinen.
Inmiddels wordt de ZRM steeds vaker toegepast bij de beoordeling van personen met een verstandelijke beperking (VB). Het blijkt dat je, voor het volledig in beeld krijgen van alle aspecten van zelfredzaamheid van mensen met een VB, een aanvullend domein van functioneren moet beoordelen.
De handreiking die voor je ligt laat zien hoe de zelfredzaamheid van personen met een VB volledig in kaart kan worden gebracht met behulp van de elf kern domeinen van de ZRM en een aanvullend domein voor mensen die zijn vrijgesteld van arbeid. Dit aanvullende domein staat beschreven in de handleiding bij het ZRM-supplement: Tijdsbesteding. Bij het in kaart brengen van de zelfredzaamheid van een persoon met een VB dient dit supplement altijd in combinatie met de ZRM worden afgenomen. Het
4
supplement
met bijbehorende handleiding is te vinden op de ZRM-website
(www.zrm.nl).
Deze handreiking en het ZRM-supplement: Tijdsbesteding zijn bedoeld voor de beoordeling van volwassenen bij wie er sprake is van een significante beperking van zowel het intellectueel functioneren als van het (sociaal) aanpassingsvermogen. Bij een IQ lager dan 50 wordt ook wel gesproken van een zware VB, bij een IQ tussen 50-70 van een matige VB en bij een IQ tussen de 50 en 85 van een lichte VB.
5
Waar haal ik informatie vandaan? De informatie die je nodig hebt wanneer je de zelfredzaamheid van een persoon met een VB beoordeelt met de ZRM en het ZRM-supplement: Tijdsbesteding heb je vaak al verzameld tijdens het zorgproces. Dit gebeurt onder andere door het houden van gesprekken met een persoon, het afleggen van een huisbezoek of aan de hand van gesprekken met andere hulpverleners en naaste betrokkenen. De ZRM (en ook deze handreiking) is enkel bedoeld om deze informatie te ordenen en structureren om zo tot een eenduidige, gestandaardiseerde beoordeling van de zelfredzaamheid te komen die vergelijkbaar is in de tijd en tussen personen.
Het uitgangspunt van de ZRM is dat het voorschrijft welke informatie je moet verzamelen om tot een beoordeling te komen maar niet op welke manier je die informatie verzamelt. In de meeste gevallen geldt voor het ZRM-supplement: Tijdsbesteding, net als voor de ZRM, dat een interview met een persoon de basis is voor een beoordeling.
Het is belangrijk dat informatie verkregen uit een gesprek met een persoon met een VB zo mogelijk geverifieerd wordt en indien nodig nog aangevuld, bijvoorbeeld door contact te zoeken met: •
Naasten (familieleden, vrienden, buren);
•
Hulpverleners die recent contact hebben gehad met de persoon en op de hoogte zijn of haar actuele functioneren;
•
Een mantelzorger of begeleider.
Deze personen hebben mogelijk aanvullende informatie die relevant kan zijn voor een betrouwbare beoordeling van de zelfredzaamheid van de persoon met een VB. Je kunt ook de afweging maken om de mantelzorger of begeleider bij het gesprek te betrekken, mits de persoon met een VB daarmee instemt. Een keerzijde hiervan is dat een situatie kan ontstaan waarin de persoon met een VB geen volledige openheid van zaken wil geven, bijvoorbeeld door schaamte, ‘zich groot willen houden’ of vanwege privacy gevoelige informatie (bijvoorbeeld, iemand wil niet vertellen dat hij/zij met ‘foute vrienden’ omgaat, omdat hij/zij daarmee het vertrouwen van de mantelzorger zou
6
schaden). Andersom geldt eveneens dat de mantelzorger wellicht geen openheid van zaken wil geven in het bijzijn van de persoon met een VB omdat dit mogelijk hun relatie kan schaden (bijvoorbeeld het niet durven aangeven dat er sprake is van verslaving).
Een uitgebreide toelichting op het werken met de ZRM vind je in de handleiding bij de ZRM 2013 die te downloaden is op www.zrm.nl. Verder geldt de algemene aanbeveling dat nieuwe gebruikers van de ZRM worden getraind om het instrument goed te kunnen toepassen. Voor informatie over de mogelijkheden voor in-company trainingen kun je een e-mail sturen naar:
[email protected]
7
Aandachtspunten bij de beoordeling Bij het gebruik van de ZRM en het ZRM-supplement: Tijdsbesteding geldt een aantal aandachtspunten. Deze aandachtspunten hebben voor een deel betrekking op het werken met de ZRM in het algemeen en deels zijn ze specifiek opgesteld voor de beoordeling van personen met een VB. •
Het ZRM-supplement: Tijdsbesteding is een aanvulling op de ZRM 2013. Gezamenlijk zijn zij een eenvoudige meetlat (screener) die een globaal overzicht geeft van het functioneren, oftewel de mate van zelfredzaamheid van een persoon op een aantal belangrijke domeinen van het leven. Omdat de ZRM een screeningsinstrument is, kan het in geen geval worden gebruikt in het kader van diagnostiek (het vaststellen van een ziekte, stoornis of syndroom dat ten grondslag ligt aan de vertoonde symptomen). Uit de beoordeling op de ZRM en het ZRMsupplement: Tijdsbesteding kan blijken dat een persoon met een VB op een bepaald domein beperkt zelfredzaam, niet zelfredzaam of zelfs acuut problematisch is. Dit kan een reden zijn om dieper in te gaan op het functioneren van deze persoon op dat domein en eventuele onderliggende oorzaken.
•
Probeer door te vragen. Om de situatie van een persoon met een VB goed in kaart te kunnen brengen, is het belangrijk dat je goed doorvraagt en daarbij rekening houdt met zijn of haar cognitieve capaciteiten. Een persoon met een VB doet zich wellicht beter voor dan hij of zij in werkelijkheid functioneert. Bij een persoon met een VB speelt wellicht ook mee dat hij of zij bang is voor negatieve consequenties als gevolg van de ZRM-uitkomst. Waardeer daarom alle informatie die je krijgt, niet alleen die van de persoon met VB zelf, maar ook die van andere informatiebronnen (zoals de mantelzorger, familie, observaties en registraties) en beoordeel deze altijd op hun betrouwbaarheid en bruikbaarheid.
•
Sociale weerbaarheid. Met de ZRM meet je zelfredzaamheid als uitkomst. In de praktijk zijn er veel factoren die van invloed zijn op de mate van zelfredzaamheid op één of meerdere ZRM-domeinen van een persoon. Bij mensen met een VB speelt vaak verminderde sociale weerbaarheid een grote rol. Dit tekort in sociale weerbaarheid, ook wel sociaal-emotionele kwetsbaarheid genoemd, wordt in de
8
ZRM beschouwd als een persoonlijkheidskenmerk dat mogelijk van invloed is op de uitkomst van iemands zelfredzaamheid op meerdere ZRM-domeinen. Zo kan het voorkomen dat een persoon met een VB zijn of haar tijd wil besteden aan activiteiten die buitenshuis worden georganiseerd, maar door zijn of haar gebrek aan sociale vaardigheden en/of sociale weerbaarheid daarin wordt belemmerd. Het gebrek aan sociale vaardigheden en/of sociale weerbaarheid is hier een oorzakelijke factor die bij het beoordelen van het domein Tijdsbesteding buiten beschouwing wordt gelaten. De uitkomst is dat geen of weinig tijd wordt besteed aan activiteiten buitenshuis, wat terug te zien is in een mogelijk lage beoordeling op het domein Tijdsbesteding. •
Mantelzorg. Sommige personen met een VB wonen bij hun ouder(s) of ontvangen andere vormen van mantelzorg. De hulp en zorg die de mantelzorger biedt kun je per domein van de ZRM en het ZRM-supplement: Tijdsbesteding aangeven op het standaard scoreformulier in de kolom “Hulp aanwezig (informeel/formeel)”, direct achter de ZRM-beoordeling. Mantelzorg is de voornaamste vorm van “informele zorg”. De mantelzorger is ook onderdeel van het huishouden (wanneer deze bij de persoon met een VB woont) of onderdeel van het sociaal netwerk van de persoon met een VB (wanneer deze niet bij de cliënt woont). De zelfredzaamheid van de persoon met een VB in relatie met de mantelzorger moet je dan ook op die domeinen beoordelen (Huiselijke relaties en Sociaal netwerk).
De mantelzorger heeft meestal een positieve invloed maar het kan voorkomen dat die relatie een negatieve invloed heeft op het functioneren. Daarom is het belangrijk dat je, indien sprake is van mantelzorg, de relatie tussen de persoon met een VB en zijn of haar mantelzorger(s) goed in beeld brengt. Een voorbeeld is een onderschatting (of juist overschatting) van het ontwikkelingspotentieel van de persoon met een VB door de mantelzorger. De gedachte dat de persoon met een VB meer (aan) kan dan realistisch is, kan overvraging tot gevolg hebben. Wanneer sprake is van ontspoorde mantelzorg, bijvoorbeeld als gevolg van overbelasting, onkunde of gebrek aan kennis van de mantelzorger of wanneer sprake is van misbruik of mishandeling door een mantelzorger of andere persoon die deel uitmaakt van het huishouden (bijvoorbeeld een ouder, broer, zus of een partner), zal je een ‘3’ of lager scoren op het domein Huiselijke relaties. Wanneer de mantelzorger een negatieve invloed heeft op het functioneren van de persoon met een VB maar geen
9
deel uitmaakt van het huishouden (bijvoorbeeld de buurman), zal je dit scoren bij domein Sociaal Netwerk (mantelzorger wordt dan gezien als ‘foute vriend’). De persoon met een VB kan uiteraard ook zelf mantelzorg bieden. Hierbij geldt, net als bij het ontvangen van mantelzorg, dat de relatie van de mantelzorger en hulpbehoevende in kaart gebracht dient te worden. Indien de persoon met een VB die je beoordeelt mantelzorg verleent, kun je de tijd die hij of zij besteedt aan mantelzorgtaken mee laten wegen bij je beoordeling van de zelfredzaamheid op het domein Tijdsbesteding. •
Begeleid werk en werken op een sociale werkvoorziening. Een persoon met een VB die werkt en/of een opleiding volgt, scoort uiteraard minimaal een ‘4’ op het domein Dagbesteding. Begeleid werk of werk op een sociale werkvoorziening is een vorm van hoogdrempelige dagbesteding en beoordeel je daarom eveneens als voldoende zelfredzaam (‘4’) op het domein Dagbesteding. Als het gaat om vast werk scoor je natuurlijk een ‘5’ op het domein Dagbesteding.
•
Beheer van financiën door derden. Het beheer van financiën kan bij een persoon met een VB informeel geregeld zijn, denk bijvoorbeeld aan de ouders of andere familieleden die de financiën beheren. Dit kun je op het standaard scoreformulier aangeven als “Hulp aanwezig (informeel/formeel)” bij het domein Financiën. Wanneer een familielid of mantelzorger is aangewezen als bewindvoerder is er sprake van formele hulp. De bewindvoerder moet immers extern verantwoording afleggen aan een formele instantie en is aan een aantal wettelijke regels gebonden met betrekking tot het financieel beheer voor zijn of haar (hulpbehoevende) familielid/ vriend. Dit geldt ook voor personen met een VB die onder curatele staan. Deze informatie is direct van invloed op beoordeling op het domein Financiën (beperkt zelfredzaam, score ‘3’). Wanneer sprake is van financieel misbruik door de persoon die de financiën beheert en dit negatieve gevolgen heeft voor de uitgaven, zal je dit scoren met een 2 (“ongepast uitgeven”) op het domein Financiën.
•
Negatief gedrag bij het domein Huiselijke relaties. Onder negatief gedrag wordt ook verstaan het veroorzaken of in stand houden van een verstikkende of symbiotische
10
relatie (bijvoorbeeld met ouders, opvoeders, andere gezinsleden of mantelzorgers), ondanks dat daarbij ook sprake kan zijn van ondersteuning. Er is sprake van een verstikkende of symbiotische relatie als hier duidelijk herkenbare aanwijzingen voor zijn. In dit geval betekent dat, dat de relatie als zodanig is benoemd door een arts (psychiater) of gedragsdeskundige, aangezien zij de kennis en vaardigheden hebben om dergelijke karakteristieken van relaties te herkennen. •
Persoonlijkheids- en gedragsproblematiek. Vaak gaat het hebben van een VB gepaard met andere geestesziekten, zoals autisme. Er wordt dan gesproken van comorbiditeit. Ook wordt in de literatuur beschreven dat er een verhoogde kans is dat een VB samengaat met persoonlijkheids- en/of gedragsproblematiek. Er zijn aanwijzingen dat gedragsproblematiek kan zijn ontstaan indien een VB (langdurig) onherkend is gebleven leidend tot overvraging, te hoge verwachtingen en opeenstapeling van faalervaringen. Persoonlijkheids- en/of gedragsproblematiek vallen onder “stoornissen van de geest” en de symptomen en de invloed van die symptomen kunnen daarom, net als bijvoorbeeld die van ADHD of depressie, gescoord worden op het domein Geestelijke Gezondheid. Bij observeerbare uitingen van persoonlijkheids- en gedragsproblematiek kun je onder andere denken aan angstig, vijandig of achterdochtig (zichtbaar) gedrag, maar ook aan automutilatie of bijvoorbeeld pica.
•
Zwangerschap. Indien sprake is van zwangerschap is het belangrijk om na te gaan of
het
verloop
van
de
zwangerschap
wordt
gemonitord
door
een
verloskundige(praktijk). Het op afspraak bezoeken van de verloskundige gedurende de zwangerschap wordt beschouwd als behandeltrouw en kan worden gescoord op het domein Lichamelijke gezondheid. •
Gedragsverslavingen. Bij het beoordelen van de zelfredzaamheid op het domein Verslaving moet je, naast middelengebruik en medicijnmisbruik, ook aandacht hebben voor gedragsverslavingen. Gedragsverslavingen komen relatief veel voor bij mensen met een VB. Hoewel in het domein Verslaving vooral wordt gesproken over middelen, scoor je ook een computerverslaving (gamen, chatten, seks), een gokverslaving of een koopverslaving op dit domein.
11
•
Complexe activiteiten. Onder complexe activiteiten wordt verstaan; alle activiteiten die nodig zijn voor het op orde houden van het huishouden in het algemeen. Naast stofzuigen, afwassen en de was doen, betekent dit ook het openen en sorteren van de post, het uitvoeren van de administratie, contact opnemen en onderhouden met instellingen, ‘online zaken regelen’ en beschikken over specifieke informatie wanneer dat nodig is. Dit scoor je op het domein Activiteiten van het dagelijks leven. Het begrijpen en gebruiken van dergelijke informatie kun je onder andere ook terugzien op de domeinen Lichamelijke Gezondheid en Geestelijke Gezondheid (behandeltrouw: begrijpen van voorgeschreven recept of behandeling is een eerste vereiste om de behandeling te kunnen volgen), Financiën (inkomensbeheer door derden), Sociaal Netwerk (gebruik van e-mail om naasten te contacteren) en in de zwaartefactor cognitief vermogen.
•
Verantwoord gebruik van anticonceptie. Bij het domein Activiteiten van het dagelijks leven wordt onder het begrip zelfzorg ook verstaan het verantwoord omgaan met anticonceptie(middelen).
•
Foute vrienden. Bij het domein Sociaal netwerk is het ook van belang te inventariseren in welke mate sprake is van aanwezigheid van foute vrienden. In sommige gevallen is het snel duidelijk of iemand in contact staat met foute vrienden, bijvoorbeeld in het geval van drugsvrienden, criminele bendes en loverboys. Daarnaast beschouw je ook individuen door wie de persoon met een VB wordt gepest als foute vrienden, ondanks dat je in een dergelijk geval niet daadwerkelijk kan spreken van ‘vrienden’.
•
Medicijngebruik. Relatief veel personen met een VB gebruiken verschillende medicijnen met mogelijk sterk uiteenlopende voorschriften over frequentie en hoeveelheid van inname. Het is daarom raadzaam om het medicijngebruik van een persoon met een VB goed in beeld te hebben. Het kan zijn dat de persoon een minder goed (over)zicht op zijn of haar medicijngebruik heeft, mogelijk met verstoring van het behandelprotocol als gevolg. Dit beschouw je in de ZRM als (beperking) van behandeltrouw en weeg je mee in je beoordeling op het domein Geestelijke gezondheid of op het domein Lichamelijke gezondheid.
12
Ook is er onder mensen met een VB een verhoogde kans op interactie van middelen (alcohol en/of drugs) met medicatie. Sommige medicijnen kunnen een verslavend effect hebben (denk aan kalmerings- of slaapmedicatie of pijnstillers). Misbruik, het bewust meer (of minder) medicijnen gebruiken dan voorgeschreven om een genotsgevoel te krijgen, beoordeel je op het domein Verslaving. •
Veiligheid. Het aspect veiligheid zal je als uitkomst op verschillende ZRM-domeinen terugzien. Enkele voorbeelden zijn: Een persoon met een VB die zich niet (meer) buitenshuis veilig voelt en daardoor het huis niet meer verlaat en geen boodschappen meer voor zichzelf haalt (een lagere score op domeinen Activiteiten Dagelijkse Leven, Tijdsbesteding); Mishandeling of misbruik van een persoon met een VB in huiselijke kring (domein Huiselijke relaties); Een persoon met een VB die wordt opgelicht aan de telefoon of aan de deur, waardoor hij of zij ongepast geld uitgeeft (domein Financiën).
13
Hoe werd de handreiking voor mensen met een verstandelijke beperking ontwikkeld? Deze handreiking werd tussen november 2013 en maart 2014 ontwikkeld in een aantal stappen. Hieronder zijn de stappen beschreven.
1. Literatuur.
Een
inventarisatie
is
gemaakt
van
relevante
literatuur
en
meetinstrumenten op het gebied van personen met een VB. 2. Verkennende gesprekken met experts uit de verstandelijk gehandicapten (VG) sector. Op basis van literatuur en bestaande instrumenten is een aantal experts uit de VG-sector geïnterviewd. Hen is onder andere gevraagd hoe je zelfredzaamheid bij personen met een VB het beste kunt meten. 3. ZRM-werkgroep (eerste fase). De informatie uit de literatuur en verkennende gesprekken met experts werden gebundeld door een werkgroep bestaande uit onderzoekers van de GGD Amsterdam en verwerkt in aanpassingen/ toevoegingen van de ZRM. 4. Focusgroepen. De ZRM-aanpassingen en toevoegingen zijn gepresenteerd tijdens een focusgroep op 11 maart 2014, waarbij reacties van een tiental experts werden geïnventariseerd. 5. ZRM-werkgroep (tweede fase). Op basis van feedback uit de focusgroep is een tweede conceptversie ontwikkeld door onderzoekers van de GGD Amsterdam. 6. Schriftelijke consultatie van experts vanuit de focusgroepen. Tijdens een schriftelijke ronde zijn experts geconsulteerd over de inhoud van deze handreiking. 7. Ervaringen vanuit de ZRM-trainingen voor de de pilots met de wijkzorgteams VB in Amsterdam. Ervaringen vanuit de trainingen zijn door trainers aan de GGD teruggekoppeld en verwerkt. 8. Terugkoppeling van de ervaringen en dataverzameling vanuit de pilots met wijkzorgteams. Ervaringen van professionals met betrekking tot de haalbaarheid en bruikbaarheid van de handreiking zijn geanalyseerd en verwerkt in de conceptversie van de handreiking.
14
Tenslotte Heb je vragen, opmerkingen, ideeën, suggesties over deze handreiking? Stuur dan een bericht naar
[email protected]. Wij kunnen feedback goed gebruiken bij de ontwikkeling van eventuele nieuwe versies van deze handreiking en/of het ZRMsupplement: Tijdsbesteding.
Meer weten? Bezoek ook eens de website van de ZRM voor meer informatie en publicaties: www.zrm.nl.
15
Geraadpleegde literatuur •
Buntinx WHE, Bernard S. 'Verstandelijke handicap': kritische beschouwing van de definitie volgens de American Association on Mental Retardation (AAMR). NTZ: Nederlands tijdschrift voor de zorg aan verstandelijke gehandicapten 1996; 22(1):3-17.
•
Došen A. Psychische stoornissen, gedragsproblemen en verstandelijke handicap: een integratieve benadering bij kinderen en volwassenen. Assen: Van Gorcum, 2008.
•
Douma JCH, Kersten MCO, Koopman HM, Schuurman MIM, Hoekman J. Het 'meten' van kwaliteit van bestaan van mensen met een verstandelijke handicap: een overzicht van de Nederlandse instrumenten. NTZ: Nederlands tijdschrift voor de zorg aan verstandelijk gehandicapten 2001; 27(1):17-36.
•
Egberts F & Jansen L. Ontwikkelingsstoornissen WAJONG: richtlijn voor verzekeringsgeneeskundig onderzoek en beoordeling van ontwikkelingsstoornissen in de wet Wajong. Amsterdam: UWV. Sociaal Medische Zaken, Centraal Expertise Centrum, 2010.
•
Fassaert T, Lauriks S, van de Weerd S, de Wit M, Buster M. (2013). Ontwikkeling en betrouwbaarheid van de Zelfredzaamheid-Matrix. Tijdschrift voor Gezondheidswetenschappen 2013;91(3):169-177.
•
Kraijer DW, Plas JJ. Handboek psychodiagnostiek en beperkte begaafdheid: classificatie, test- en schaalgebruik. Amsterdam: Hartcourt, 2006.
•
Lauriks S, Buster M, de Wit M, van de Weerd S, Theunissen V et al. Handleiding en toelichting bij de Zelfredzaamheid-Matrix. Amsterdam: GGD Amsterdam, 2013.
•
Lauriks S, Buster MCA, de Wit MAS, van de Weerd S, Tigchelaar G, Fassaert T. ZelfredzaamheidMatrix 2013. Amsterdam: GGD Amsterdam, 2012.
•
Leemrijse CJ, Pisters MF. Quick scan kwaliteit en veiligheid van ambulante zorg voor mensen met een verstandelijke beperking. Utrecht: NIVEL, 2009.
•
Neijmeijer L, Moerdijk L, Veneberg G, Muusse C. Licht verstandelijk gehandicapten in de GGZ. Een verkennend onderzoek. Utrecht: Trimbos Instituut, 2010.
•
van Nieuwenhuijzen M, Orobio de Castro B, Matthys W. LVG jeugdigen: specifieke problematiek en behandeling. Utrecht: Universiteit Utrecht en Landelijk Kenniscentrum LVG, 2006.
•
Ras M, Woitiez I, van Kempen H, Sadiraj, K. Steeds meer verstandelijk gehandicapten?: ontwikkelingen in de vraag en gebruik van zorg voor verstandelijk gehandicapten 1998-2008. Den Haag: Sociaal Cultureel Planbureau, 2010.
•
Schalock RL, Borthwick-Duffy SA, Bradley VJ, Buntinx WHE, Coulter DL et al. Intellectual Disability: definition, classification and systems of support. Washington DC: AAIDD, 2010.
•
Schippers AP, Lakerveld A, Crum M, ten Horn GHMM, Nakken H et al. ZIP zelfevaluatie individuele zorg- en begeleidingsplannen: handleiding. Groningen: Stichting Kinderstudies, 1998.
•
Snell ME, Luckasson R. Characteristics and needs of people with intellectual disabilities who have higher IQs. Intellectual and Developmental Disabilities, 2009;47(3):220-233.
16
•
Stoll J, Bruinsma W, Konijn C. Nieuwe cliënten voor bureau jeugdzorg : jeugdigen met meervoudige problemen waaronder een lichte verstandelijke beperking en instrumenten voor herkenning en signalering. Utrecht: NIZW, 2004.
•
Thompson JR, Bradley VJ, Buntinx WHE, Schalock RL, Shogren KA et al. Conceptualizing supports and the support needs of people with intellectual disabilities. Intellectual and developmental Disabilities 2009;47(2):135–146.
•
Vermeulen T, Jansen M, Feltzer M. LVG: een lichte verstandelijke handicap met zware gevolgen, een onderzoek naar de problematiek van licht verstandelijk gehandicapte jeugdigen. Onderzoek & Praktijk 2007;5(2):4-15.
•
de Wit M, Moonen X, Douma J. Richtlijn effectieve interventies LVB: aanbevelingen voor het ontwikkelen, aanpassen en uitvoeren van gedragsveranderende interventies voor jeugdigen met een licht verstandelijke beperking. Utrecht: Landelijk Kenniscentrum LVG, 2011.
•
Woittiez I, Ras M, Odijk D. IQ met beperkingen: de mate van verstandelijke handicap van zorgvragers in kaart gebracht. Den Haag: SCP, 2012.
Geraadpleegde instrumenten •
BSA. Beoordeling Sociaal Aanpassingsvermogen. Schouten R, Lekkerkerker, L. Instrument ‘Beoordeling Sociaal Aanpassingsvermogen’ (BSA): Handleiding 2009. Utrecht: Nederlands Jeugdinstituut, 2009.
•
CANS. Care and Needs Scale. Tate RL. Manual for the Care and Needs Scale (CANS): unpublished manuscript, revised version1. Sydney: University of Sydney. Rehabilitation Studies Unit, 2011.
•
DABS. Diagnostic Adaptive Behavior Scale. American Association on Intellectual and Developmental Disabilities. Aaidd.nl [http://aaidd.org]. Washington: AAIDD, z.j. [http://aaidd.org/intellectual-disability/diagnostic-adaptive-behavior-scale, 12.12.2013].
•
ICF. International Classification of Functioning, Disability and Health. RIVM. ICF. Nederlandse vertaling van de International Classification of Functioning, Disability and Health. Bilthoven: Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu/Nederlands. WHO FIC Collaborating Centre, 2002.
•
IDQOL. Intellectual Disability Quality of Life. Hoekman J, Douma JCH, Kersten MCO, Schuurman MIM, Koopman HM. IDQOL – Intellectual Disability Quality of Life. Gouda / Utrecht / Leiden: Gemiva-SVG Groep / BBI / LUMC afd. Kindergeneeskunde, 2001.
•
LDSQ. Learning Disability Screening Questionnaire. McKenzie K, Paxton D, Murray G, Milanesi P, Murray AL. The evaluation of a screening tool for children with an intellectual disability: the Child and Adolescent Intellectual Disability Screening Questionnaire. Research in Developmental Disabilities 2012;33(4):1068–1075.
17
•
MOCA. The Montreal Cognitive Assessment. Nasreddine ZS, Phillips NA, Bédirain V, Charbonneau S, Whitehead V et al. The Montreal Cognitive Assessment, MoCA: a brief screening tool for mild cognitive impairment. Journal of the American Geriatrics Society 2005;53(4):695-699.
•
POS. Persoonlijke Ondersteuningsuitkomsten Schaal. Loon J van, Hove G van, Schalock R, Claes C. Schaal voor de beoordeling van de individuele kwaliteit van bestaan. Antwerpen / Apeldoorn: Garant, 2008.
•
SCIL. Screener voor intelligentie en licht verstandelijke beperking. Kaal H, Nijman H, Moonen X. SCIL. Screener voor intelligentie en licht verstandelijke beperking. Amsterdam: Hogrefe, z.j.
•
SIS. Support Intensity Scale. Buntinx WHE, Maes B, Claes C, Curfs LMG. De Nederlandstalige versie van de Supports Intensity Scale: psychometrische eigenschappen en toepassingen. NTZ: Nederlands tijdschrift voor de zorg aan mensen met verstandelijke beperkingen 2010;36(1):4-22.
•
SIVT. Sociale Informatie Verwerkings Test. Scheepmaker MJM, Vriens A, Nieuwenhuijzen. Handleiding van de Sociale Informatie Verwerkings Test (SIVT). Utrecht / Amsterdam: Universiteit Utrecht / de Bascule, 2008.
•
SRZ/SRZ-I. Sociale Redzaamheidsschaal voor Verstandelijk Gehandicapten. Kraijer DW, Kema GN, Bildt AA de. SRZ/SRZ-i sociale redzaamheidsschaal: handleiding. Amsterdam: Pearson, 2004.
•
SRZ-P. Sociale Redzaamheidsschaal voor Verstandelijk Gehandicapten van hoger niveau. Kraijer DW, Kema GN, De Bildt AA. SRZ-P sociale redzaamheidsschaal voor verstandelijk beperkten van hoger niveau: handleiding. Amsterdam: Pearson, 2004.
•
Vineland-Z. Bildt AA, Kraijer DW. Vineland-Z: sociale redzaamheidsschaal voor kinderen en jeugdigen met een verstandelijke beperking: handleiding. Leiden: PITS, 2003.
18