Handreiking Behorende bij
Verslag over de Uitvoering Abw, IOAW, IOAZ en WIK 2003
Inhoud Onderdeel A
Beeld omtrent de wetsuitvoering Verantwoording omtrent tekortkomingen rechtmatigheid
Inleiding
3
1. Verantwoording
5
2. Verplicht onderdeel
6 6 6
2.1 Inleiding 2.2 Gemeentelijk beleid 2.2.1 Beleidsplan en beleidsverslag 2.2.2 Toeslagenbeleid
7 8
2.3 Uitvoering rechtmatigheid
10
2.3.1 Aanvraag levensonderhoud 10 2.3.2 Heronderzoek 2.3.3 Beëindigingsonderzoek 2.3.4 Vaststellen terugvordering 2.3.5 Vaststellen verhaal 37 2.3.6 Beheer debiteuren terugvordering en verhaal 44 2.3.7 Boete
Onderdeel B
26 29 32
48
Facultatieve verantwoordingsonderdelen
3. Facultatief onderdeel 3.1 Uitvoering rechtmatigheid facultatief 3.1.1 De toepassing van de richtlijn fraude sociale uitkeringen 3.1.2 De tijdigheid omtrent de aanvraag om een uitkering 3.1.3 De voorschotverlening in afwachting van een beslissing op aanvraag uitkering 3.1.4 Bijzondere bijstand 57
3.2 Uitvoering doeltreffendheid facultatief 3.2.1 Aanvraag levensonderhoud, heronderzoek en beëindiging 3.2.2Vaststellen Terugvordering en Verhaal en Debiteurenbeheer 3.2.3Boete
51 51 51 54 56
59 60 61 61
Bijlage behorend bij onderdeel A: Doel van het onderzoek en relevante bronnen
2
3
Inleiding Voor u ligt de handreiking behorend bij het model Verslag over de Uitvoering Abw, IOAW, IOAZ en WIK voor het vergoedingsjaar 2003. Waar dient deze handreiking voor? Deze handreiking kan als hulpmiddel gebruikt worden om de rechtmatigheid van de verstrekte uitkeringen vast te kunnen stellen. De gegevens resulterend uit dat onderzoek worden gebruikt om het model Verslag over de Uitvoering 2003 te vullen. Het gebruik van deze handreiking is geen verplichting. U kunt ook uw eigen onderzoekswijze toepassen. Aansluiting bij Verslag over de Uitvoering Deze handreiking sluit aan op de paragrafen van het model Verslag over de Uitvoering 2003 zodat informatie tussen de diverse stukken eenvoudig terug te vinden is. Nadat het onderzoek, conform uw opzet Interne Controle, heeft plaatsgevonden, kan het model 2003 samengesteld worden en een uitspraak worden gedaan over de rechtmatigheid van de uitvoering. Facultatieve onderdelen In het model Verslag over de Uitvoering 2003 komen net als voorheen ook facultatieve onderdelen aan de orde zowel op het gebied van rechtmatigheid als doeltreffendheid. Op het gebied van de rechtmatigheid hebben geen wijzigingen plaatsgevonden. Het onderdeel doeltreffendheid is uitgebreid. Het onderdeel heeft als doel om inzicht te verkrijgen in het bestand op het gebied van doelgroepen, in- en uitstroomgegevens, verplichtingen en stimulansen. Het model Verslag over de Uitvoering 2003 biedt ruimte om vragen over deze onderdelen te beantwoorden. Bestandsbenadering, uitzetten steekproef en vastlegging van de bevindingen De inrichting van het controle-onderzoek behoort tot de verantwoordelijkheid van de gemeente. De onderzoeksresultaten dienen als input voor het afleggen van verantwoording in het model Abw, IOAW, IOAZ en WIK 2003. Het is aan te bevelen in overleg te treden met de accountant over de inrichting van het controle-onderzoek en hiermee samenhangend de steekproef. De controle ten behoeve van het model Verslag over de Uitvoering 2003 kan op verschillende wijzen worden uitgevoerd, bijvoorbeeld op dossierniveau, vanuit geautomatiseerde systemen, op basis van processen, of een combinatie ervan. Het is van belang dat geconstateerde bevindingen op een inzichtelijke wijze vastgelegd worden met een verwijzing naar het desbetreffende dossier. Het controlespoor moet inzichtelijk worden gemaakt zodat ook nagegaan kan worden op welke wijze het onderzoek is uitgevoerd, welke bevindingen zijn geconstateerd en dergelijke. Dit is van belang om bijvoorbeeld: • op eenvoudige wijze informatie te kunnen verschaffen aan het politiek en ambtelijk management van de gemeente; • het onderzoek van de accountant (ter certificering van verantwoordingen) efficiënt te laten verlopen (voorkoming van dubbel werk); • de onderzoekgegevens in het valideringsonderzoek door het ministerie te laten gebruiken.
4
De administratie vormt de weerslag van de uitvoeringspraktijk. In de toelichting op de Rau 1996 is aangegeven dat het begrip administratie een ruime betekenis heeft en niet beperkt blijft tot de (financiële) uitkeringsadministratie. De cliëntdossiers maken onderdeel uit van de administratie in ruime betekenis. De wettelijke eisen ten aanzien van de gemeentelijke administratie impliceren dat: • alle besluiten over aanvragen, onderzoeken uitkeringen, vorderingen en verplichtingen en de hieruit voortvloeiende betalingen en ontvangsten en de daarbij behorende bescheiden juist, tijdig en volledig worden vastgelegd. Dezelfde eis geldt ten aanzien van het verificatie- en het valideringsonderzoek; • de onder a. bedoelde vastlegging zichtbaar en controleerbaar dient te geschieden; • de samenhang tussen de diverse vastleggingen en bewijsstukken duidelijk is. • niet is voorgeschreven dat de onder het eerste punt bedoelde vastlegging per individuele cliënt moet plaatsvinden in één cliëntdossier. Wel vloeit uit de Rau de eis voort dat, wanneer de gemeente meer dan één dossier per cliënt in gebruik heeft, de onderlinge samenhang gewaarborgd moet zijn. Aspectenmethode facultatief voor 2003 Het is toegestaan om net als in 2001 en 2002 ten aanzien van het onderzoeksjaar 2003 de aspectenmethode toe te passen. De aspectenmethode is een methode om tekortkomingen te kwantificeren. In de handreiking wordt per product aangegeven op welke wijze tekortkomingen gekwantificeerd kunnen worden conform deze methode. Naast deze beschrijving verwijzen wij ook naar het supplement van de circulaire van 31 juli 2001, kenmerk TZ/TG/2001/45799.
Voor vragen over deze handreiking, kan contact worden opgenomen met de Inspecteurs Werk en Inkomen in uw regio.
IWI-Noord (Groningen, Friesland en Drenthe) IWI-Oost (Overijssel, Gelderland en Flevoland) IWI-Noordwest (Noord Holland en Utrecht) IWI-Zuidwest (Zuid Holland en Zeeland) IWI-Zuid (Noord Brabant en Limburg)
tel 050 - 599 25 55 tel 026 - 352 08 00 tel 020 - 660 42 50 tel 078 - 632 15 22 tel 040 - 246 88 88
5
Onderdeel A: - Beeld omtrent de wetsuitvoering - Verantwoording omtrent tekortkomingen rechtmatigheid 1. Verantwoording Ten behoeve van het toezicht (dat onder gezag van Onze Minister uitgeoefend wordt door de Inspectie Werk en Inkomen (IWI) (art. 130 Abw, art. 52 IOAW / IOAZ en art. 33 WIK)), moeten B&W jaarlijks bij de Minister een verslag indienen over de uitvoering van Abw, IOAW, IOAZ en WIK. Het verslag over de uitvoering moet worden voorzien van een Accountantsverklaring. De accountantsverklaring heeft betrekking op de getrouwheid van de informatie over de wetsuitvoering in het verslag over de uitvoering Abw, IOAW, IOAZ en Wik. omtrent de juistheid en volledigheid van de verstrekte gegevens. De essentie van de verantwoording is dat B&W aangeven in hoeverre zij als eerst verantwoordelijke sturing geven aan de lokale uitvoering van de Abw, IOAW, IOAZ en WIK en in hoeverre zij het lokale uitvoeringsproces beheersen. Positionering: Het college van B&W legt verantwoording af via het verslag over de uitvoering.
i De verantwoording van B&W is in principe een resumé van het resultaat van het onderzoek zoals neergelegd in het verslag over de uitvoering. In dit deel worden op hoofdpunten de (positieve en minder positieve) constateringen weergegeven door het college. Een indeling van de verantwoording kan er als volgt uitzien: Verantwoording over verplicht onderdeel § Bij dit onderdeel kunnen in het kort de resultaten gegeven worden met een specificatie naar onderdelen die goed / minder goed zijn uitgevoerd en de gevolgen hiervan voor de rijksvergoeding. Daarnaast levert het onderdeel interessante informatie op over de middelen die gedurende het vergoedingsjaar zijn ingezet om processen bij te sturen. Verantwoording over facultatief onderdeel § Het facultatieve gedeelte is onderverdeeld in uitvoering rechtmatigheid en doeltreffendheid. Per onderdeel is het van belang om weer te geven of de processen voldoende verlopen en/of gestelde doelen bereikt worden. De onderdelen uitvoering rechtmatigheid en doeltreffendheid zijn van belang indien een uitspraak gedaan moet worden over resp. Minimabeleid en andere inkomensondersteunende middelen en uitstroom en middelen die hierbij ingezet worden en inrichting van de organisatie. Met name dit onderdeel levert enig inzicht in het bestand en in de doeltreffendheid van het gemeentelijk beleid. Het is aan te bevelen om gestelde en behaalde doelen in deze verantwoording aan elkaar te koppelen. De cyclus van het beleidsplan - en verslag speelt een belangrijke rol daarin.
6
2. Verplicht onderdeel 2.1 Inleiding Dit hoofdstuk bestaat uit de verplichte onderdelen beleid en uitvoering. Inzake de uitvoering zijn zeven producten geformuleerd waarover verantwoording afgelegd dient te worden, te weten: 1. Aanvraag levensonderhoud 2. Heronderzoek 3. Beëindigingsonderzoek 4. Vaststellen terugvordering 5. Vaststellen verhaal 6. Beheer debiteuren terugvordering en verhaal 7. Boete Per product dient over de aangegeven items verantwoording afgelegd te worden. De items waarover verantwoording afgelegd moet worden, zijn gelijk aan het verantwoordingsjaar 2000, 2001 en 2002. De vaststelling van de rijksvergoeding geschiedt apart voor de Abw, IOAW en IOAZ enerzijds en voor de WIK anderzijds. Derhalve is het van belang dat in het Verslag over de Uitvoering een duidelijke splitsing tussen de Abw, IOAW en IOAZ en de WIK wordt aangebracht. In de inleiding wordt u gevraagd een overzicht te verstrekken van het aantal personen aan wie gedurende het vergoedingsjaar een uitkering is verstrekt. Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat u niet verplicht bent de in- en uitstroom gegevens in te vullen. Deze verplichting geldt wel voor de stand per 31-12-2002 en 31-12-2003.
2.2 Gemeentelijk beleid De Abw, IOAW en IOAZ kent aan gemeenten naast uitvoeringsverantwoordelijkheden een ruime beleidsverantwoordelijkheid voor de bijstandsverlening toe. Via een aantal in de wet opgenomen verplichtingen wordt beoogd de betrokkenheid van het lokale bestuur bij de aansturing van en de controle op het bijstandsbeleid te vergroten. Beoordeeld wordt of het gemeentebestuur aan die verplichtingen voldoet en daarbij blijft binnen de door de wet gestelde grenzen.
7
2.2.1 Beleidsplan en beleidsverslag è Doel van het onderzoek: è Relevante bronnen:
zie bijlage 1 zie bijlage 1
è Het onderzoek In het kader van het beleidsplan en beleidsverslag dient beoordeeld te worden of deze bevoegdelijk (1), wetsconform (2) en tijdig (3) zijn vastgesteld:
i Ad 1: bevoegdelijk Het beleidsplan is bevoegdelijk totstandgekomen indien: - burgemeester en wethouders het plan vastgesteld hebben; - de gemeenteraad het plan heeft goedgekeurd. Het beleidsverslag is bevoegdelijk totstandgekomen indien: - de gemeenteraad het verslag heeft vastgesteld. Ad 2: wetsconformiteit Het beleidsplan en beleidsverslag is wetconform indien ten minste de in de wet voorgeschreven onderwerpen zijn beschreven: - gegevensverstrekking en bewijsstukken; - verificatie; - heronderzoek (*); - onderzoek naar arbeidsmarktperspectief; - gegevensuitwisseling met derden; - controle op naleving verplichting art. 65 lid 1; - afdoening geconstateerde fraude; - samenwerking met CWI en UWV om de inschakeling van bijstandsgerechtigden in het arbeidsproces te bevorderen; - uitbesteding van taken met betrekking tot inschakeling in het arbeidsproces van bijstandsgerechtigden; - cliëntenparticipatie. De wet vereist slechts dat van de genoemde onderwerpen beschreven wordt op welke wijze de gemeente daaraan uitvoering geeft dan wel daarvoor zorg draagt. Het plan wordt derhalve niet op de beleidsinhoudelijke merites beoordeeld. De feitelijke uitvoering van de genoemde onderwerpen komt aan de orde in andere onderdelen van dit verslag over de uitvoering (met name bij de beoordeling van de producten). (*) Heronderzoekplan Vanaf 2001 hoeft het heronderzoekplan niet meer jaarlijks vastgesteld te worden.
Ad 3: tijdigheid
8
Het beleidsplan is tijdig vastgesteld indien: - het beleidsplan is vastgesteld voor 1 januari van het jaar waarover het plan betrekking heeft (beleidsplan 2003 dient vastgesteld te zijn voor 1 januari 2003). Het beleidsverslag is tijdig vastgesteld indien: - het beleidsverslag is vastgesteld binnen een jaar na afloop van het jaar waarop het betrekking heeft (beleidsverslag 2002 dient vastgesteld te zijn voor 1 januari 2004).
2.2.2 Toeslagenbeleid è Doel van het onderzoek: è Relevante bronnen:
zie bijlage 1 zie bijlage 1
è Het onderzoek In het model verslag over de uitvoering zijn vragen geformuleerd die met ja of nee beantwoord kunnen worden. Aan de hand daarvan kan beoordeeld worden of de verordening wetsconform is.
i Vaststelling door gemeenteraad Het toeslagenbeleid moet bij verordening zijn vastgesteld door de gemeenteraad. Categorieën en criteria Bij verordening wordt vastgesteld voor welke categorieën de bijstandsnorm verhoogd of verlaagd wordt en op grond van welke criteria de hoogte van die verhoging of verlaging bepaald wordt. De verordening moet een zodanig (categoriaal) karakter hebben dat de belanghebbenden daaruit concreet kunnen aflezen welke verhoging of verlaging in hun situatie geldt. Daarnaast is het van belang dat de toeslag: - niet meer bedraagt dan het in art. 33, tweede lid, genoemde bedrag (gelijk aan 20%); - voor de alleenwonende alleenstaande en alleenstaande ouder met zijn of haar ten laste komende kinderen bepaald is op de maximale toeslag (art. 38, tweede lid). In deze situatie hebben B&W niet de vrijheid om de hoogte van de toeslag afwijkend vast te stellen. Artikelen 33 tot en met 37 inzake verhogingen en verlagingen De bij verordening te regelen verhogingen en verlagingen van de bijstand mogen uitsluitend betrekking hebben op de in de art. 33 t/m 37 aangegeven situaties: - het niet met een ander kunnen delen van de algemeen noodzakelijke kosten; - het geheel of gedeeltelijk met een ander kunnen delen van de algemeen noodzakelijke kosten. Bepalend is of het redelijk is ervan uit te gaan dat de kosten met een ander gedeeld kunnen worden en niet of dit ook feitelijk geschiedt; - het ontbreken van woonkosten. Omdat dit begrip niet in de Abw gedefinieerd is, behoort het tot de beleidsvrijheid van de gemeente om aan dit begrip invulling te geven; - recente beëindiging deelname onderwijs of beroepsopleiding, indien aanspraak bestond op studiefinanciering in het kader van de WSF of een tegemoetkoming in de studiekosten op
grond van hoofdstuk 4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten (WTOS) dan wel dat de belanghebbende op de eerste dag van het kalenderkwartaal waarin de
9
beëindiging plaatsvond jonger was dan 25 jaar en de voor de werkzaamheden beschikbare tijd voor ten minste 19 uur per week in beslag werd genomen door het onderwijs of de opleiding, tenzij het volgen van scholing of opleiding als verplichting aan de bijstand was verbonden; -
de hoogte van de toeslag een belemmering voor de aanvaarding van arbeid kan vormen. Deze grond geldt overigens uitsluitend voor alleenstaanden van 21 of 22 jaar.
Andere gronden om de bijstandsnorm categoriaal te verhogen of te verlagen zijn niet toegestaan. Wel blijft de mogelijkheid bestaan om de bijstand op grond van de individuele omstandigheden afwijkend vast te stellen. Verlaging dient met voorrang plaats te vinden op toeslag In de volgende gevallen dienen de verlagingen met voorrang plaats te vinden op de toeslag: a. wegens ontbreken woonkosten b. wegens recente beëindiging onderwijs / opleiding Gehuwden en huurders / onderhuurders / kostgangers Indien gehuwden de woning bewonen met een of meer huurders, onderhuurders of kostgangers, houdt de gemeente rekening met de lagere algemeen noodzakelijke bestaanskosten, op grond van hetzij art. 34 Abw hetzij art. 48, vierde lid, Abw. Hierbij is sprake van een óf-óf-constructie, niet én-én. Met betrekking tot art. 48, vierde lid, Abw is het van belang dat de wetgever er weloverwogen van heeft afgezien om de inkomsten wegens het verhuren van een deel van een door belanghebbende bewoonde woning aan een huurder of onderhuurder respectievelijk wegens het houden van een kostganger landelijk te normeren. Hiermee wordt beoogd dat de gemeente deze inkomsten afstemt op de feitelijke omstandigheden van betrokkene. De gemeente dient deze inkomsten individualiserend als inkomen in aanmerking te nemen, voorzover hieruit lagere algemene bestaanskosten voortvloeien. Er is geen aanvaardbare ondergrens bij de gemeentelijke invulling van art. 48 vierde lid. Er moet op toegezien worden dat de gemeente, wanneer zij geen (categoriale) regeling bij verordening treft, bij de inkomstenkorting o.g.v. art. 48 vierde lid Abw, individualiserend te werk gaat.
10
2.3 Uitvoering rechtmatigheid 2.3.1 Aanvraag levensonderhoud è Doel van het onderzoek: zie bijlage 1 è Relevante bronnen: zie bijlage 1 Van de producten aanvraag levensonderhoud, heronderzoek en beëindigingsonderzoek zal het product aanvraag levensonderhoud uitvoerig worden beschreven. Deze informatie kan vervolgens gebruikt worden voor de producten heronderzoek en beëindigingsonderzoek. De specifieke kenmerken zullen per paragraaf aangegeven worden. A. Recht op uitkering (aanvragen) Het recht op uitkering als zodanig
i Het CWI werkt samen met burgemeester en wethouders van de gemeente om de inschakeling van uitkeringsgerechtigden en werkzoekenden in het arbeidsproces te bevorderen. Het CWI en de gemeente bevorderen dat de werkzoekende en de uitkeringsgerechtigde een klantmanager als vast aanspreekpunt wordt toegewezen in hun relatie met genoemde instanties. Het CWI beoordeelt van iedere, op grond van artikel 25 Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, geregistreerde werkzoekende de kans op werk en op welke wijze deze kans kan worden verbeterd. Met betrekking tot moeilijk plaatsbare werkzoekenden adviseert het CWI het college van burgemeester en wethouders over de wijze waarop de mogelijkheden tot inschakeling in het arbeidsproces van die werkzoekende kunnen worden verbeterd. Indien de werkzoekende niet direct in aanmerking kan komen voor betaalde arbeid en aangewezen is op een uitkering, kan een aanvraag ingediend worden bij het CWI. Het CWI voert ook de eerste toets uit of recht bestaat op een uitkering. De gemeente blijft verantwoordelijk voor de uitvoering. De belanghebbende die aanspraak wil maken op een uitkering krachtens de Wet inkomensvoorziening kunstenaars, dient ervoor zorg te dragen dat hij als kunstenaar in de zin van de WIK is ingeschreven bij het CWI (art. 15, tweede lid, onderdeel d WIK). De aanvraag is gericht tot het college van burgemeester en wethouders en wordt ingediend bij het CWI. Indien het een aanvraag betreft van andere dan algemene bijstand of van algemene bijstand aan personen die in een inrichting verblijven, aan personen ouder dan 65 jaar, aan personen zonder adres als bedoeld in artikel 1 van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens of aan zelfstandigen, wordt de aanvraag ingediend bij het college van burgemeester en wethouders. Het gemeentebestuur kan, in overeenstemming met het CWI, bij verordening categorieën van aanvragen vaststellen die, in afwijking van artikel 63a lid 2 of 3 Wet SUWI, bij het CWI moeten worden ingediend.
11
De overdracht1 van een aanvraag van algemene bijstand op grond van de Abw dan wel van een uitkering op grond van de IOAW, vindt plaats binnen 8 werkdagen nadat de aanvraag door de CWI in ontvangst is genomen (art. 2.3, eerste lid SUWI-besluit). B&W kunnen, in overeenstemming met de CWI, de termijn van 8 werkdagen verlengen. B&W dienen dan wel zorg te dragen voor een adequate bekendmaking hiervan (art. 2.3, tweede lid SUWI-besluit). Dit heeft geen gevolgen voor de beslistermijnen, deze blijven ongewijzigd. Het college van burgemeester en wethouders neemt binnen acht weken een beslissing op een aanvraag. De termijn van acht weken begint te lopen vanaf het moment dat de aanvraag bij het CWI of de gemeente is ontvangen. Indien het een aanvraag betreft om als zelfstandige bijstand (Bbz) of om een IOAZ-uitkering te ontvangen bedraagt deze termijn 13 weken. Een aanvraag dient schriftelijk te geschieden. Indien een aanvraag voor een uitkering wordt ingediend is het van belang dat de toepassing doelgroepomschrijving en voorliggende voorzieningen in beeld worden gebracht. Bij de beoordeling van een uitkering op grond van de WIK is de Stichting Kunstenaars en Co belast met advisering als bedoeld in artikel 26 Wik. Toepassing doelgroepomschrijving Bij dit onderdeel dient beoordeeld te worden of de persoon waaraan een uitkering is verstrekt tot de doelgroep behoort op grond waarvan recht bestaat op een uitkering krachtens de Abw, IOAW, IOAZ of WIK. Daarnaast is het van belang te beoordelen of de persoon woonachtig is in de gemeente waar de uitkering wordt aangevraagd. Tevens dient beoordeeld te worden of de aanvrager rechtmatig in Nederland verblijft. Onderzoek mogelijkheden: Vast te stellen Doelgroep - territorialiteitsbeginsel; - zelfstandige / IOAW / IOAZ / WIK; - vreemdeling; - uitsluitingsgronden; - adreslozen.
Te onderzoeken bronnen
-
persoonsgegevens; woongegevens; geldig identiteitsbewijs; registratie bevolkingsadministratie; bewijs rechtmatig verblijf in Nederland; registratie als kunstenaar bij CWI (WIK); Advies Stichting Kunstenaars en Co (WIK).
Voorliggende voorziening Nadat beoordeeld is of belanghebbende tot de doelgroep behoort, dient beoordeeld te worden of 1
In artikel 2.3 en 2.4 van de Regeling SUWI staat resp. vermeld op welke wijze het onderzoek plaatsvindt door de CWI inzake de verstrekte gegevens en bewijsstukken en op welke wijze de overdracht van de aanvraag plaatsvindt tussen de CWI aan de gemeente.
12
belanghebbende wellicht recht heeft op ander inkomen, bijvoorbeeld alimentatie, een uitkering van het UWV, de SVB of anders. Ook dient beoordeeld te worden of belanghebbende mogelijkheden heeft om op een andere wijze dan via Sociale Zaken in de algemene kosten van het bestaan te voorzien, waaronder uitstroom naar de arbeidsmarkt. Derhalve is de reden van uitkeringsafhankelijkheid belangrijk. Aan de hand daarvan kan beoordeeld worden of er sprake is van recht op een voorliggende voorziening. Onderzoek mogelijkheden: Vast te stellen
Te onderzoeken bronnen
Noodzakelijkheid van de uitkering en voorliggende voorzieningen
-
-
reden aanvraag uitkering; reden einde werk / uitkering; hoogte inkomen in relatie tot norm of grondslag; reden aanvraag uitkering en in relatie hiermee mogelijkheden van inkomsten uit dienstbetrekking, uitkering UWV of SVB, alimentatie, vermogen of anders. arbeidsmarktgegevens (zie onderdeel opleggen en handhaven van verplichtingen); Inlichtingenbureau.
De vorm, hoogte en ingangsdatum van de bijstand
i De vorm Bij de aanvraag dient beoordeeld te worden op welke regeling recht bestaat (Abw, IOAW, IOAZ of WIK) en of de uitkering mogelijk op basis van een krediethypotheek of op basis van het Bbz, of anderszins wordt verstrekt.
Onderzoek mogelijkheden: Vast te stellen
Bronnen
Vorm van de uitkering: - om niet; - krediethypotheek; - bijstandsverlening aan zelfstandigen; - renteloze lening; - rentedragende lening.
-
eigendomsakte onroerend goed; hypotheekakte; taxatie rapport; (mogelijkheid van) werkzaam zijn als zelfstandige; aanwezigheid van vermogen / interen op vermogen.
Hoogte van de bijstand: juiste norm/grondslag, overlijdensuitkering. Op grond van de woon- en gezinssituatie van de aanvrager wordt de hoogte van de uitkering
13
beoordeeld. De landelijke norm (inclusief eventuele toeslagen en verlagingen) / grondslag sluit aan op de gezinssituatie. Daarnaast worden in het toeslagenbeleid nog specifieke groepen onderscheiden waarvoor een andere toeslag of verlaging geldt. De volgende normen zijn relevant: - alleenstaande: jonger dan 21 jaar; - alleenstaande: 21 tot 65 jaar; - alleenstaande 65 jaar en ouder; -
alleenstaande ouder: jonger dan 21 jaar; alleenstaande ouder: 21 tot 65 jaar; alleenstaande ouder: 65 jaar en ouder;
-
echtpaar: jonger dan 21 jaar; echtpaar: 21 tot 65 jaar; echtpaar: 65 jaar en ouder.
Onderzoek mogelijkheden: Vast te stellen
Bronnen
Hoogte van de bijstand Vaststellen van grondslag of norm en eventuele toeslag of verlaging aan de hand van persoonlijke woon- en leefsituatie
-
burgerlijke staat; verzekeringsgrond ziektekostenverzekering; registratie woningstichting; registratie Gba; huurders / onderhuurders / kostgangersovereenkomsten.
Ingangsdatum van de bijstand Indien door burgemeester en wethouders is vastgesteld dat recht op bijstand bestaat, wordt de bijstand toegekend vanaf de dag waarop dit recht is ontstaan, voor zover deze dag niet ligt voor de dag waarop de belanghebbende zich heeft gemeld om bijstand aan te vragen. In het geval dat een uitkering met terugwerkende kracht wordt toegekend dient de toekenning voldoende gemotiveerd en onderbouwd te zijn in de rapportage en beschikking. De belanghebbende heeft zich gemeld als zijn naam, adres en woonplaats zijn geregistreerd en de belanghebbende in staat is gesteld een aanvraag in te dienen bij het CWI. Indien de belanghebbende de aanvraag niet zo spoedig mogelijk indient nadat de belanghebbende zich gemeld heeft en dit te verwijten valt, kunnen burgemeester en wethouders besluiten dat de bijstand wordt toegekend vanaf de dag dat de aanvraag is ingediend. Onderzoek mogelijkheden:
14
Vast te stellen
Bronnen
Ingangsdatum van de bijstand
-
meldingsdatum; intakedatum; datum aanvraag; einddatum inkomen; registratie bevolkingsadministratie; ontvangst vermogen en bezittingen; inlichtingenbureau.
De middelen
i Inkomen, vermogen en vrijlatingsbepalingen Inkomsten worden volledig in mindering gebracht (met uitzondering van de inkomsten genoemd in art. 43 lid 2 Abw, art. 3 lid 2 Inkomensbesluit IOAW en art 4 lid 1 sub a IOAZ). In het kader van de Abw, IOAZ en WIK dient het vermogen vastgesteld te worden bij aanvang van de uitkering. Artikel 51 lid 1 sub a Abw luidt: onder vermogen wordt verstaan: de waarde van de bezittingen waarover de alleenstaande of het gezin bij de aanvang van de bijstandsverlening beschikt of redelijkerwijs kan beschikken, verminderd met de op dat tijdstip aanwezige schulden. Dit houdt in dat alle bezittingen bij elkaar opgeteld minus alle schulden het vermogen bedraagt van de belanghebbende(n). Dit impliceert dat een vaststelling altijd een positief of een negatief bedrag is. Hierbij dient rekening gehouden te worden met polissen, spaarvormen en dergelijke waarvan de afkoopwaarde ook bij het vermogen gerekend dient te worden. De op dat moment geldende afkoopwaarde is relevant voor het vaststellen van het vermogen (CRvB 9 april 1996, JABW 1996/128; CRvB 6 april 1999, <
> 1999/167) Indien belanghebbende in het bezit is van een auto, dient de waarde van deze auto ook bij het vermogen opgeteld te worden. Schulden worden alleen meegerekend indien sprake is van een terugbetalingsverplichting (reeds relevant of geldend in de toekomst). Niet tot het vermogen wordt gerekend het vrij te laten toegestane vermogen (art. 54 Abw, art. 8 lid 2 IOAZ en art. 2a lid 1 sub b WIK) en bezittingen in natura die naar aard en waarde algemeen gebruikelijk zijn, bijvoorbeeld het gebruik van een inboedel. Zie verder ook artikel 51 Abw.
Onderzoek mogelijkheden:
15
Vast te stellen
Bronnen
Middelen inkomen en vermogen
-
-
inkomsten uit arbeid, uitkering UWV of SVB, voorlopige teruggaven van belastingdienst, alimentatie en overig; bank- en giro tegoeden; echtscheidingsvonnis, voorlopige voorzieningen, uitspraak boedelscheiding; overige bezittingen; inlichtingenbureau.
Voorbeeld toepassing aspectenmethode (facultatief) hetzelfde geldt voor de producten heronderzoeken en beëindigingen: Bij het aspect recht op uitkering zijn 3 deelaspecten te onderscheiden namelijk: - het recht op uitkering als zodanig; - de vorm en hoogte van de uitkering; - de middelen. Er worden bijvoorbeeld 10 besluiten gecontroleerd. Wanneer 2 tekortkomingen worden geconstateerd bij het “recht op uitkering als zodanig” betreft het foutpercentage bij dit aspect 20% (2 van de 10). Indien bij “de vorm, hoogte en ingangsdatum” één tekortkoming wordt geconstateerd betreft hier het foutpercentage 10%. Bij het aspect “middelen” zijn geen tekortkomingen geconstateerd. De percentages dienen afzonderlijk in de tabel in bijlage 1 te worden vastgelegd. Daarnaast dient altijd de omvang van de tekortkoming in euro’s berekend te worden. Het recht op uitkering Het recht op uitkering als zodanig
Foutpercentage 20%
De vorm, hoogte en ingangsdatum
10%
Middelen
0%
Foutpercentage en bedrag 20% (Deze gegevens dienen ingevuld te worden in het Vodu zie bijlage 1) 10% (Deze gegevens dienen ingevuld te worden in het Vodu zie bijlage 1) 0% (Deze gegevens dienen ingevuld te worden in het Vodu zie bijlage 1)
16
B. Onderzoeksverplichting gemeenten (aanvragen) De volledigheid en juistheid van onderzoeken2
i Bij het beoordelen van het recht op uitkering dienen gegevens onderzocht te worden. Eerst zal beoordeeld worden welke gegevens aanwezig moeten zijn. Dit is vastgelegd in het verificatie- en validatieplan van de gemeente en artikel 28 lid 2 en 3 van de Wet SUWI. De werkzoekende dient de aanvraag in bij het CWI en heeft de plicht de gevraagde gegevens te verstrekken in verband met deze aanvraag aan het CWI. Daarnaast zijn de instanties zoals genoemd in artikel 122 Abw, art. 45 IOAW/IOAZ en art. 32 WIK, verplicht, desgevraagd, kosteloos opgave en inlichtingen te verstrekken die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de Abw. Nadat alle gegevens compleet zijn moeten deze geverifieerd worden. Het aanvraag- en inlichtingenformulier is als de verklaring van de belanghebbende(n) te zien op basis waarvan mede het recht op uitkering wordt beoordeeld. Verificatie en validatie Onderdeel van het onderzoek aanvraag levensonderhoud is de beoordeling door de gemeente in hoeverre de verstrekte inlichtingen juist en volledig zijn. Verificatie van de overgelegde gegevens kan niet alleen plaatsvinden aan de hand van de door belanghebbende verstrekte bewijsstukken. Om zekerheid te verkrijgen omtrent de volledigheid van de verstrekte gegevens en inlichtingen, is verificatie van deze gegevens nodig bij een aantal andere instanties en indien het IB operationeel is, vindt de validatie mede bij het IB plaats. Bij voortzetting van de bijstandsverlening dient de gemeente regelmatig na te gaan of eerder geverifieerde gegevens zoals deze in het persoonsdossier zijn vastgelegd, nog steeds juist zijn. Deze vorm van verificatie wordt validering genoemd. Bij deze validering spelen ook andere gegevens een rol die andere instanties tussentijds hebben verstrekt. In het kader van de besluitvorming dient beoordeeld te worden of het besluit bevoegdelijk tot stand is gekomen. In beginsel dienen B&W op alle aanvragen een besluit te nemen. Wanneer er sprake is van mandatering is de besluitvorming overgedragen aan een gemeentelijke ambtenaar die een besluit neemt op de aanvraag.
Onderzoek mogelijkheden: Vast te stellen
Te onderzoeken bronnen
Onderzoeksverplichting
-
zie onderdeel A en C.
Besluitvorming
-
mandaatregeling; genomen besluiten.
2
Het onderdeel ‘tijdigheid’ is nog facultatief voor 2003, derhalve wordt verwezen naar paragraaf 3.1.2.
17
Voorbeeld toepassing aspectenmethode (facultatief) hetzelfde geldt voor de producten heronderzoeken en beëindigingen: Bij het aspect onderzoeksverplichting van het product aanvraag zijn 4 deelaspecten te onderscheiden: 1. benodigde informatie/bewijsstukken aanwezig; 2. verificatie & validatie; 3. arbeidsmarktperspectief (niet van toepassing bij WIK); 4. besluitvorming. Er worden 10 besluiten gecontroleerd. Bij het deelaspect “verificatie en validatie” worden twee tekortkomingen geconstateerd evenals bij het deelaspect “besluitvorming”. In de tabel worden de resultaten weergegeven. Onderzoeksverplichting Benodigde informatie/bewijsstukken aanwezig Verificatie & validatie
Foutpercentage 0%
Foutpercentage 10%
20%
(Deze gegevens dienen ingevuld te worden in het Vodu zie bijlage 1)
Arbeidsmarktperspectief
0%
Besluitvorming
20%
− Eenmalige nadere toelichting (geldt eveneens voor andere onderdelen met deelaspecten bij de verschillende producten) Bij het aspect onderzoeksverplichting zijn bijvoorbeeld weer deelaspecten te onderscheiden. Het deelaspect “verificatie” is op checklisten die gebruikt bij de controle in het kader van de verantwoording vaak onder te verdelen in een aantal subdeelaspecten, welke van belang zijn om een oordeel over dat deelaspect “verificatie” te vormen. Al naar gelang de behoefte van de gemeente kunnen dat er 8, 10, 12 of meer “subdeelaspecten” zijn. Bijvoorbeeld: identificatie, personenkring, voorliggende voorzieningen, GBA, inkomen, vermogen, sofi-nummer, deskundigenadvies enzovoort. Door de gemeente is hiermee aangegeven dat deze subdeelaspecten bij dat deelaspect van belang zijn. Indien ten aanzien van één of meerdere van die subdeelaspecten tekortkomingen worden geconstateerd, gelden de tekortkomingen ook voor het deelaspect. Er worden dus geen wegingen aan deze subaspecten verbonden. Dit is gedaan om een verregaande detaillering van deelaspecten te voorkomen die een helder zicht op de essentie van de uitvoering niet ten goede zal komen.
Het is uiteraard van belang dat bij de rapportage omtrent de uitvoering van het deelaspect de scores op deze subdeelaspecten in stand blijft omdat dit goede
18
stuurinformatie is (precies aangeeft waar de knelpunten zitten). Zie hiervoor het supplement bij de circulaire van 31 juli 2001, kenmerk TZ/TG/2001/45799. C. Opleggen en handhaven van verplichtingen (aanvragen) Opleggen: verbinden van verplichtingen aan de uitkering
i Aan het recht op uitkering zijn verplichtingen verbonden. De verplichtingen hebben zowel betrekking op de inlichtingenplicht als op de verplichtingen in het kader van de arbeidsverplichtingen. Bij een besluit tot toekenning of wijziging van bijstand dient er slechts in het geval van de verplichtingen in het kader van de reïntegratie een bijlage bij de beschikking te worden opgesteld en door de cliënt en de gemeente te worden ondertekend (art. 70 Abw). Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat de opzet van de beschikking in het kader van de WIK ongewijzigd is gebleven (art. 15 WIK). Arbeidsverplichtingen
Afhankelijk van de uitstroommogelijkheden van de belanghebbende worden verplichtingen/individuele afspraken vanaf de dag van melding bij het CWI gemaakt in het kader van een actief uitstroombeleid, zoals: − werkervaring door deelname aan gesubsidieerde arbeid; − meewerken aan onderzoek arbeid/scholing of deelname aan scholing met het oog op activering en uitstroom; − deelname sociale activering. Ook is het mogelijk om op grond van artikel 106 Abw, vanaf de dag van melding, verplichtingen op te leggen die strekken tot inschakeling in arbeid in dienstbetrekking of in eigen bedrijf of zelfstandig beroep. Dan wel verplichtingen die verband houden met aard en doel van een bepaalde vorm van bijstand of die strekken tot vermindering of beëindiging. Hierbij kan ook worden gedacht aan een noodzakelijke behandeling van problemen van medische aard. Fasering De CWI deelt iedere op grond van de artikel 25 van de wet SUWI geregistreerde werkzoekende administratief in, in één van de vier fasen zoals genoemd in art. 2.1, eerste lid, sub a t/m d Regeling SUWI. Passende arbeid Verder is het van belang dat door B&W toepassing is gegeven aan het begrip passende arbeid. Uit de beschikking dient te blijken dat de belanghebbende passende arbeid dient te aanvaarden. In artikel 113 lid 2 Abw en de richtlijn passende arbeid en artikel 35 lid 2 IOAW/IOAZ wordt aangegeven wat onder passende arbeid wordt verstaan.
19
Partners / gehuwden In het geval dat bijstand wordt verleend aan partners / gehuwden worden de arbeidsverplichtingen in beginsel aan beide partners opgelegd. Deze verplichting is niet van toepassing op de partner / echtgeno(o)t(e)van de kunstenaar. (gedeeltelijke) Ontheffing van de arbeidsverplichtingen op grond van individuele omstandigheden en categoriale gronden Indien sprake is van een (gedeeltelijke) ontheffing van de arbeidsverplichtingen op grond van individuele omstandigheden dient dit goed gemotiveerd te worden met bijvoorbeeld een derdenadvies van bijvoorbeeld GG&GD, CWI of een arbeidsdeskundige. Voorbeelden van ontheffingen zijn: 1) Individuele redenen van medische of sociale aard; 2) Zorg voor kinderen beneden de vijf jaar; 3) (Gedeeltelijke) ontheffing op grond van leeftijd, ouder dan 57,5 jaar op basis van overgangsregeling; 4) Noodzakelijke scholing; 5) Deelname sociale activering. Ad 1: individuele redenen Bij dit aspect gaat het om de vraag of B&W systematisch afwegen of er medische of sociale gronden zijn om van bepaalde verplichtingen (gedeeltelijk) ontheffing te verlenen. Ad 2: zorg voor kinderen beneden vijf jaar Artikel 107 lid 2 Abw en de artikelen 36 lid 2 IOAW/IOAZ geven aan dat een beschikbaarheid voor de arbeidsmarkt van de verzorgende alleenstaande ouder niet wordt verlangd, zolang in het gezin een kind jonger dan vijf jaar aanwezig is. Wanneer sprake is van een gedeelde zorgtaak, bijvoorbeeld in de situatie van co-ouderschap of gehuwde partners (artikel 107, derde lid Abw en artikelen 36, derde lid, IOAW en IOAZ) is de hoofdregel dat beiden streven naar uitstroom uit de bijstand. Zo nodig zullen de (co-) ouders de onderlinge werkverdeling hier aan moeten aanpassen. Ad 3: (Gedeeltelijke) ontheffing op grond van leeftijd, ouder dan 57,5 jaar Voor personen geboren voor 1 november 1941 geldt dat zij ontheven worden van de arbeidsverplichtingen. Voor personen geboren op of na 1 november 1941 en die de leeftijd van 57,5 jaar hebben bereikt, geldt dat zij gedeeltelijk worden ontheven van de arbeidsverplichtingen. De ontheffing heeft betrekking op artikel 113 lid 1 sub a, e en f Abw / artikel 35 lid 1 sub a, e en f IOAW/IOAZ. Ad 4: Het volgen van noodzakelijke scholing Gaat een belanghebbende een scholing of opleiding volgen die door B&W noodzakelijk voor de inschakeling in de arbeid wordt geacht, dan geldt tijdens de opleidingsperiode van rechtswege (artikel 114, eerste lid, Abw en art. 37, eerste lid IOAW/IOAZ) niet de verplichting om: • naar vermogen trachten om arbeid in dienstbetrekking te krijgen; • passende arbeid te aanvaarden.
20
Ad 5: het deelnemen aan sociale activering Gaat een belanghebbende deelnemen aan activiteiten die bijdragen tot sociale activering als bedoeld in artikel 3, eerste lid onder a, van de Wet inschakeling werkzoekenden, dan kunnen B&W ontheffing verlenen van de verplichting om naar vermogen arbeid te verkrijgen (artikel 113, eerste lid onder a) op grond van artikel 114a Abw, voor ten hoogste de duur van die activiteiten. Onbeloonde arbeid Bijstandsgerechtigden dienen het verrichten van onbeloonde arbeid zo spoedig mogelijk te melden aan B&W (zie artikel 115 en artikel 38 IOAW/IOAZ). Dit geeft B&W de gelegenheid te toetsen of deze activiteiten niet belemmerend zijn voor de aanvaarding van (betaalde) arbeid. Onderzoek mogelijkheden: Vast te stellen
Bronnen
Arbeidsverplichtingen en een aanbod in het kader van reïntegratie extra verplichtingen (gedeeltelijke) ontheffingen
-
gegevens CWI gegevens scholings- en arbeidsverleden advies arbeidsdeskundige / arts mogelijkheden inzake uitstroom-, begeleidings-, activerings- of scholingsmogelijkheden
Verplichtingen gericht op zelfstandigen en kunstenaars Op grond van artikel 112 Abw respectievelijk artikel 15 WIK kunnen B&W aan bijstandsgerechtigde zelfstandigen en aan kunstenaars specifieke verplichtingen opleggen die zij nodig achten voor een doelmatige bedrijfs- en/of beroepsuitoefening. Het stellen van deze verplichtingen zal aan de orde zijn wanneer er sprake is van gebreken in de bedrijfsvoering. Indien een zelfstandige zijn bedrijf of zelfstandig beroep gedurende ten minste een half jaar niet of nagenoeg niet uitoefent, is artikel 113 Abw van toepassing: de zelfstandige dient dan uit te zien naar arbeid in dienstbetrekking. Verplichtingen verbonden aan bijstandsverlening in de vorm van hypotheek / geldlening Bij bijstandsverlening onder verband van krediethypotheek dienen B&W op grond van artikel 110 Abw aan de bijstand de verplichting te verbinden dat de belanghebbende meewerkt aan de vestiging van de hypotheek. Indien sprake is van bijstandsverlening in de vorm van een geldlening kunnen hieraan verplichtingen worden verbonden die zijn gericht op meerdere zekerheid voor de nakoming van de aan deze bijstand verbonden rente- en aflossingsverplichtingen.
Onderzoek mogelijkheden:
21
Vast te stellen
Bronnen
Verplichtingen verbonden aan krediethypotheek / geldlening
-
Zie onderdeel A: vorm uitkering
Verplichtingen adreslozen tot opgave briefadres (alleen relevant voor centrumgemeenten) Bij bijstandsverlening aan een belanghebbende zonder adres, als bedoeld in artikel 1 van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens, dienen B&W de verplichting op te leggen dat belanghebbende aangifte doet van het door hen ter beschikking gestelde briefadres (conform het gestelde in artikel 1 Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens). Opname van de vastgestelde verplichting in de bijstandsbeslissing (volgens de vormvoorschriften en voldaan aan de wettelijke vereisten) De belanghebbende dient gewezen te worden op de rechten en plichten verbonden aan de bijstandsverstrekking. Tevens dient belanghebbende gewezen te worden op de gevolgen bij het niet nakomen van de verplichtingen. De betreffende bescheiden waarin rechten en plichten en eventuele afspraken over het wegnemen van belemmeringen zijn vastgelegd, dienen in het dossier van de belanghebbende aanwezig te zijn. Dit geldt evenzo voor de gegevens met betrekking tot de naleving van de verplichtingen, eventuele sancties daarop en over verrekening van eventuele (resterende) inkomsten uit arbeid (zie ook recht op uitkering). Voorbeelden van verplichtingen: - Benoemen van de inlichtingenplicht en arbeidsverplichtingen; - Benoemen van specifieke acties in het kader van de inlichtingenplicht en arbeidsverplichtingen;
- Benoemen van verplichtingen verbonden aan bijstandsverlening die verband houden met aard en doel van een bepaalde vorm van bijstand of die strekken tot zijn vermindering of beeindiging. Zo’n verplichting kan, op advies van een arts, ook een noodzakelijke behandeling van medische aard inhouden. (art. 106 Abw). -
Consequenties van het niet naleven van verplichtingen (wet boeten en maatregelen); (Gedeeltelijke) ontheffing van de arbeidsverplichtingen, inclusief reden en duur ontheffing.
Voorbeeld toepassing aspectenmethode (facultatief) hetzelfde geldt voor de producten heronderzoeken en beëindigingen: Het aspect opleggen van verplichtingen kent 2 deelaspecten namelijk: - een terechte beslissing dienaangaande; - juistheid schriftelijk besluit. Er worden 20 besluiten gecontroleerd. Indien 2 tekortkomingen worden geconstateerd bij het aspect “juistheid schriftelijk besluit” bedraagt het foutpercentage 5%. Opleggen van verplichtingen
Een terechte beslissing dienaangaande
Foutpercentage 0%
Foutpercentage 5%
22
Juistheid schriftelijk besluit
10%
(Deze gegevens dienen ingevuld te worden in het Vodu zie bijlage 1)
Handhaven: Toezien dat verplichtingen zijn nageleefd (maatregelen)
i Indien de aanvrager niet aan de inlichtingen- en / of arbeidsplicht voldoet, dient het opleggen van een maatregel te worden beoordeeld op grond artikel 14 Abw en van het maatregelenbesluit Abw, IOAW en IOAZ . Tevens bestaat de mogelijkheid dat de gemeente specifiek beleid in dit kader heeft geformuleerd dat toegepast dient te worden. Ook indien wordt besloten af te zien van een of maatregel dient hierover een besluit genomen te worden. Dit besluit dient door middel van een beschikking medegedeeld te worden aan de belanghebbende. Voor de afwikkeling van Boeten en recidive wordt verwezen naar paragraaf 2.3.7. Voorbeeld toepassing aspectenmethode (facultatief) hetzelfde geldt voor de producten heronderzoeken en beëindigingen: Het aspect handhaven van verplichtingen kent eveneens 2 deelaspecten namelijk: - een terechte beslissing dienaangaande; - juistheid schriftelijk besluit. Er worden 10 besluiten Abw gecontroleerd. Indien 1 tekortkoming wordt geconstateerd bij het aspect “een terechte beslissing dienaangaande” bedraagt het foutpercentage 5%. Handhaven van verplichtingen
Een terechte beslissing dienaangaande Juistheid schriftelijk besluit
Foutpercentage 10%
Foutpercentage 5%
0%
(Deze gegevens dienen ingevuld te worden in het Vodu zie bijlage 1)
23
D. Administratie (aanvragen) De administratie als getrouwe weergave van uitvoering en uitvoeringsprocessen
i Een juiste, volledige en tijdige vastlegging In de administratie dienen de volgende gegevens opgenomen / verwerkt te worden: Juiste, volledige en tijdige vastlegging van besluiten met betrekking tot aanvragen 1. Hiermee wordt bedoeld: een zichtbare en controleerbare vastlegging van: - Door B&W genomen beslissingen met de hierop betrekking hebbende bescheiden; - Bescheiden voortkomende uit het onderzoek dat is verricht naar de juistheid en volledigheid van de door belanghebbenden verstrekte gegevens en de overgelegde bescheiden; - Van overige bewijsstukken ten behoeve van het gehele besluitvormings-, uitvoerings-, controle- en verantwoordingsproces (art. 117 Abw; art. 41 lid 1 IOAW/IOAZ; art. 6 lid 1 Rau Abw c.a; art. 3 lid a Rau WIK. 2. De samenhang tussen de diverse vastleggingen en bewijsstukken (art. 6 lid 2 Rau Abw c.a. en art. 3 lid b Rau WIK. 3. De samenhang per wet tussen de totalen in de financiële- en uitkeringenadministratie en van de onderdelen van de declaratie en jaaropgave (art. 6 lid 3 Rau Abw c.a. en art. 3 lid c Rau WIK). Wordt de administratie zodanig gevoerd dat een link met fraudesignalen is gewaarborgd en onderzoeksrapporten altijd aanwezig zijn Voor een adequate besluitvorming inzake het (verdere) recht op uitkering is het noodzakelijk dat het controlespoor, waarop de bevindingen zijn gebaseerd en het recht op uitkering wordt bepaald, inzichtelijk zijn. Onderzoek mogelijkheden: Vast te stellen
Bronnen
Juiste, volledige en tijdige vastlegging
- administratie; - ICT; - dossiers.
Betalingen § De betalingen dienen gebaseerd te zijn op een door B&W genomen besluit § De betaling dient plaats te vinden volgens de in de wet omschreven dringende voorwaarden: - gesplitste betaling (art. 72 Abw); - betaling maandelijks achteraf (art. 73 Abw respectievelijk art. 21 WIK); - betaling vakantiegeld (art. 73 Abw respectievelijk art. 21 WIK); - voorschotverlening (art. 74 Abw); - verrekening met andere instanties en voorschotten (art. 75 Abw); - beperkte beslagmogelijkheid (art. 77 Abw). § De betalingen dienen plaats te vinden met een juiste toepassing van de rekenregels
24
Onderzoeksmogelijkheden: Vast te stellen
Bronnen
Betalingen
genomen besluiten; uitkeringsadministratie; rekenregels.
Dossiervorming In art. 6 lid 1 van de Rau Abw c.a. (de administratie) resp. art. 3 lid a van de Rau WIK (de gemeentelijke administratie) wordt aangegeven dat de administratie, waaronder de dossiers, zodanig is ingericht, dat daarin van belang zijnde vastleggingen en bewijsstukken ten behoeve van het besluitvormings-, uitvoerings-, controle- en verantwoordingsproces zichtbaar en controleerbaar aanwezig vastgelegd zijn. De bescheiden waaraan is getoetst, dienen in afschrift in de dossiers aanwezig te zijn dan wel in de dossiers dient er een verwijzing te zijn naar andere delen van de administratie, bijvoorbeeld een register. In beide gevallen dient het resultaat van de toetsing te zijn vastgelegd. Onderzoeksmogelijkheden: Vast te stellen
Bronnen
Zichtbare en controleerbare vastlegging in dossiers
-
-
aanvraag- en inlichtingenformulieren; persoonsgegevens; gegevens inkomen en vermogen; gegevens gezinssituatie; arbeidsmarktgegevens / arbeidsverplichtingen; rapportageformulieren interne controle; fraude-onderzoek; controledocumenten conform verificatie- en validatieplan; verwijzing naar eventueel schaduwdossier, zoals bijvoorbeeld fraudedossier of dossier terugvordering en verhaal; besluitvorming.
25
Voorbeeld toepassing aspectenmethode (facultatief) hetzelfde geldt voor de producten heronderzoeken en beëindigingen: Het aspect administratie bestaat uit 3 deelaspecten te weten: - een juiste, volledige en tijdige vastlegging; - betalingen; - dossiervorming. Er worden 20 besluiten Abw gecontroleerd. Bij het aspect “betalingen” en “dossiervorming” worden ieder twee tekortkomingen geconstateerd. Het foutpercentage bedraagt 7%. Van financiële tekortkomingen dient het bedrag berekend te worden. Administratie Een juiste, volledige en tijdige vastlegging Betalingen
Dossiervorming
Foutpercentage 0%
Foutpercentage en bedrag 7% / euro
10%
(Deze gegevens dienen ingevuld te worden in het Vodu zie bijlage 1)
10%
Conclusie (aanvragen)
i Aan de hand van de uitgevoerde onderzoeken wordt een weergave gegeven van de uitvoering van dit product. Hierbij kan op beknopte wijze aangegeven worden op welke manier het proces is ingericht en welke resultaten dat heeft opgeleverd. Indien knelpunten zijn gesignaleerd, kan aangegeven worden op welke wijze deze tekortkomingen zijn gecorrigeerd of gaan worden in de toekomst.
26
2.3.2 Heronderzoek è Doel van het onderzoek: è Relevante bronnen: è Onderzoeksmogelijkheden:
zie bijlage 1 zie bijlage 1
3.2.1 behandeling aanvraag levensonderhoud
A. Recht op uitkering (heronderzoek) Het recht op uitkering als zodanig
i Het heronderzoek kan gezien worden als een blauwdruk van de aanvraag levensonderhoud. Bij het heronderzoek dient de rechtmatigheid over de voorliggende periode vastgesteld te worden om het (ongewijzigd) recht op uitkering vast te kunnen stellen. De vorm, hoogte en (eventuele wijzigingsdatum) van de bijstand
i Nadat het recht op uitkering is beoordeeld, dient door de situatie van belanghebbende te beoordelen, gekeken te worden of de vorm en de hoogte van de uitkering nog correct zijn. De middelen
i De omstandigheden van de belanghebbende kunnen wijzigen, bijvoorbeeld door werkaanvaarding of omdat belanghebbende vermogen heeft ontvangen. Hierbij dient rekening gehouden te worden dat sparen gedurende de uitkeringsperiode is toegestaan en dat dit geen wijziging in de vermogensvaststelling tot gevolg heeft. Indien belanghebbende vermogen heeft ontvangen, wegens bijvoorbeeld een erfenis, dient het vermogen opnieuw te worden vastgesteld en beoordeeld of het vermogen onder de voor belanghebbende toegestane vermogensgrens blijft. Indien gedurende een heronderzoek blijkt dat er wijzigingen hebben plaatsgevonden in de situatie van belanghebbende zal beoordeeld moeten worden of belanghebbende wel op correcte wijze gevolg heeft gegeven aan de inlichtingenplicht. De belanghebbende heeft immers de plicht om wijzigingen in de situatie direct te melden aan de Sociale Dienst. Dit dient beoordeeld te worden bij onderdeel C: toezien dat verplichtingen zijn nageleefd. B. Onderzoeksverplichting (heronderzoek) De volledigheid en juistheid van onderzoeken
i Ten behoeve van het heronderzoek dient de belanghebbende diverse bescheiden te overleggen op grond waarvan het recht op uitkering beoordeeld wordt. De benodigde gegevens staan beschreven in het verificatie- en validatieplan van de gemeente. Indien de omstandigheden hier aanleiding toe geven, dienen nadere gegevens opgevraagd te worden.
27
Voor een voorbeeld van te overleggen bescheiden wordt verwezen naar onderdeel B van het product aanvragen. Rekening dient gehouden te worden met de privacy van de klant zoals dit geregeld is in de wetgeving. De handhaving van de onderzoekstermijnen
i Periodiek dient een heronderzoek plaats te vinden om te kunnen beoordelen of de belanghebbende nog steeds recht heeft op een uitkering en of belanghebbende voldoet aan de aan de uitkering verbonden verplichtingen. De periodiciteit van de heronderzoeken staat beschreven in de Rau. Het is mogelijk om af te wijken van de termijnen genoemd in de Rau door middel van het vaststellen van een eigen heronderzoekplan. Vanaf 1 januari 2001 hoeft het heronderzoekplan niet meer jaarlijks opnieuw vastgesteld te worden. Indien van deze mogelijk gebruik wordt gemaakt zal het heronderzoekplan voor onbepaalde tijd vastgesteld moeten worden. C. Opleggen en handhaven van verplichtingen (heronderzoek) Verbinden van verplichtingen aan de uitkering: opleggen
i Aan de hand van het uitgevoerde heronderzoek kan het mogelijk zijn dat de belanghebbende nog gegevens dient te overleggen voor nader onderzoek of dat de verplichtingen in het kader van de inschakeling in de arbeid zijn bijgesteld. De verplichtingen in het kader van reïntegratie dienen door middel van de bijlage behorende bij de beschikking te worden medegedeeld (en ondertekend door gemeente en cliënt) zodat voor de belanghebbende duidelijk is welke voorwaarden gelden. Eveneens dient gewezen te worden op de gevolgen indien de verplichtingen niet worden nageleefd (Maatregelenbesluit Abw, Ioaw en Ioaz en Boetebesluit sociale zekerheidswetten). Bij een besluit tot voortzetting van bijstand wordt, net als bij de aanvraag levensonderhoud mededeling gedaan van gwijzigde rechten en plichten van de belanghebbende, die verband houden met de voortzetting van de bijstand. Indien de uitkering ongewijzigd wordt vastgesteld in de gemeente niet verplicht dit door middel van een beschikking aan de belanghebbende mee te delen. Voor meer informatie wordt verwezen naar het product aanvraag levensonderhoud, onderdeel C Opleggen en handhaven van verplichtingen. Toezien dat verplichtingen zijn nageleefd: handhaven (maatregelen)
i Naar aanleiding van de aanvraag of een vorig heronderzoek zijn aan belanghebbende verplichtingen opgelegd. Gedurende het heronderzoek dient gecontroleerd te worden of belanghebbende hieraan heeft voldaan. Het niet nakomen van opgelegde verplichtingen heeft in beginsel een boete of maatregel tot gevolg. Voor boete zie het betreffende hoofdstuk.
28
D. Administratie (heronderzoek) De administratie als getrouwe weergave van uitvoering en uitvoeringsprocessen
i De gegevens voortvloeiend uit een heronderzoek moeten vastgelegd worden in de administratie. Dit kan een wijziging van het recht op uitkering betreffen bijvoorbeeld als gevolg van de verrekening van inkomsten. Tevens dient een nieuw heronderzoek gepland te worden. Alle gegevens die bij het heronderzoek zijn gecontroleerd dienen vastgelegd te worden. Daarnaast dient onder meer gecontroleerd te worden of de betalingen correct hebben plaatsgevonden en of eventuele inhoudingen of aflossingen juist zijn uitgevoerd. Daarmee wordt voor een correcte en rechtmatige betaling van de uitkering aan belanghebbende gezorgd. (zie verder 2.3.1 aanvraag levensonderhoud / D. Administratie) Conclusie (heronderzoek)
i Aan de hand van de uitgevoerde onderzoeken wordt een weergave gegeven van de uitvoering van dit product. Hierbij kan op beknopte wijze aangegeven worden op welke manier het proces is ingericht en welke resultaten dat heeft opgeleverd. Indien knelpunten zijn gesignaleerd, kan aangegeven worden op welke wijze deze tekortkomingen zijn gecorrigeerd of gaan worden in de toekomst.
29
2.3.3 Beëindigingsonderzoek è Doel van het onderzoek: è Relevante bronnen: è Onderzoeksmogelijkheden:
zie bijlage 1 zie bijlage 1
3.2.1 behandeling aanvraag levensonderhoud
A. Recht op uitkering (beëindigingsonderzoek) Het recht op uitkering als zodanig
i Gedurende het beëindigingsonderzoek dient beoordeeld te worden of de uitkering vanaf het vorige onderzoek tot beëindiging correct is verstrekt. Hierbij gelden dezelfde onderwerpen als bij de aanvraag levensonderhoud en het heronderzoek. De vorm, hoogte en beëindigingsdatum van de bijstand
i Gedurende het beëindigingsonderzoek dient onderzoek uitgevoerd te worden naar de juiste beëindigingsdatum. De uitkering moet op tijd worden beëindigd. Dat wil zeggen niet voortijdig zodat belanghebbende geen inkomen heeft en niet te laat zodat belanghebbende een dubbel inkomen heeft. De middelen
i De reden van beëindiging van het recht op uitkering kan divers zijn, waaronder inkomen en vermogen. Deze gegevens dienen dan ook ten behoeve van het onderzoek gecontroleerd te worden. Daarnaast dient dit onderdeel beoordeeld te worden om het recht op uitkering tot de datum van beëindiging vast te kunnen stellen. B. Onderzoeksverplichting (beëindigingsonderzoek) De volledigheid en juistheid van onderzoeken
i Ten behoeve van het onderzoek dienen diverse gegevens onderzocht te worden, enerzijds om het recht op uitkering tot de beëindiging te kunnen beoordelen en anderzijds om de juiste beëindigingdatum vast te kunnen stellen. Conform het verificatie- en valdatieplan van de gemeente zullen betreffende gegevens overgelegd dienen te worden door de belanghebbende eventueel aangevuld met specifieke bescheiden ten behoeve van de beëindiging. De onderzoeksverplichting houdt in de wederzijdse verplichtingen in kaart te brengen. Enkele voorbeelden zijn: - Sociale Zaken dient het vakantiegeld nog uit te betalen; - belanghebbende heeft een schuld en hiervoor dient een aflossing opgesteld te worden; - belanghebbende heeft een voorlopige teruggave van de belastingdienst ontvangen en er dient nog een afrekening plaats te vinden nadat de definitieve aanslag is ontvangen;
30
-
belanghebbende heeft later recht gekregen op een voorlopige teruggave van de belastingdienst, deze dient eveneens (naar het aantal maanden) verrekend te worden met de maanden waarover recht bestond op een uitkering; - belanghebbende dient nog andere gegevens te overleggen (arbeidscontract, bankafschriften en dergelijke). De handhaving van de onderzoekstermijnen
i Sinds 1 januari 2001 geldt dat met betrekking tot het beëindigingonderzoek binnen 6 maanden nadat de laatste betaling heeft plaatsgevonden een besluit genomen dient te zijn.
C. Opleggen en handhaven van verplichtingen (beëindigingsonderzoek) Verbinden van verplichtingen aan de uitkering: opleggen
i In het kader van de beëindiging kan het mogelijk zijn dat de belanghebbende nog gegevens dient te overleggen waarover niet beschikt kon worden gedurende het beëindigingonderzoek. In de beschikking dient dan opgenomen te worden aan welke verplichtingen (zie wederzijdse verplichtingen) belanghebbende nog dient te voldoen. Toezien dat verplichtingen zijn nageleefd: handhaven (maatregelen)
i Ook bij een beëindiging dient beoordeeld te worden of belanghebbende aan de verplichtingen verbonden aan de ontvangst van de uitkering heeft voldaan. Indien dit niet het geval is dient de mogelijkheid van een een maatregel beoordeeld te worden (met inachtneming van art. 14 lid 6 Abw). Voor boete zie het betreffende hoofdstuk. Daarnaast kan het niet voldoen aan de inlichtingenplicht de reden zijn dat de uitkering wordt beëindigd. D. Administratie (beëindigingsonderzoek) De administratie als getrouwe weergave van uitvoering en uitvoeringsprocessen
i De gegevens voortvloeiend uit het onderzoek dienen verwerkt te worden in de administratie. Zo dient de correcte beëindigingsdatum vastgesteld te worden en indien er nog recht is op vakantiegeld dient dit betaalbaar gesteld te worden. Actie voortvloeiend uit resterende wederzijdse verplichtingen zullen vastgelegd moeten worden zodat deze verplichtingen niet uit het oog verloren worden. (zie verder 2.3.1 aanvraag levensonderhoud / D. Administratie)
31
Conclusie (beëindigingsonderzoek)
i Aan de hand van de uitgevoerde onderzoeken wordt een weergave gegeven van de uitvoering van dit product. Hierbij kan op beknopte wijze aangegeven worden op welke manier het proces is ingericht en welke resultaten dat heeft opgeleverd. Indien knelpunten zijn gesignaleerd, kan aangegeven worden op welke wijze deze tekortkomingen zijn gecorrigeerd of gaan worden in de toekomst.
32
2.3.4 Vaststellen terugvordering è Doel van het onderzoek: zie bijlage 1 è Relevante bronnen: zie bijlage 1 A. Omvang van terugvorderingbedragen (opboeking in de debiteurenadministratie)
i Bij dit onderdeel wordt naar een overzicht gevraagd van de omvang van de terugvorderingbedragen (inclusief BBZ leningen en krediethypotheken, exclusief achterstallige verhaalsbijdragen van onderhoudsplichtigen) in 2003. Hierbij kan worden volstaan met de omvang van de terugvorderingbedragen per 31-12-2002 en 31-12-2003. Indien sprake is van een sterke afwijking (> 10%) tussen de twee jaren, moet de reden van deze afwijking vermeld worden. B.1 Is invulling gegeven aan de in de wet opgenomen terugvorderingsverplichting
i Bij dit onderdeel is het van belang dat aan het besluit tot (afzien van) terugvordering een juiste motivering ten grondslag ligt. Is bijvoorbeeld op juiste wijze de wet c.q. het beleid toegepast. Actieve houding Het is van belang dat de gemeente een actief beleid inzake terugvordering voert. De wet geeft niet een termijn waarbinnen de gemeente een besluit tot terugvordering moet nemen. Van de gemeente wordt echter wel een actieve rol verwacht. Afzien van terugvordering M.b.t. de situaties waarin B&W niet zijn overgegaan tot terugvordering, moet beoordeeld worden of de uitvoering correct heeft plaatsgevonden. Hiervan is sprake indien: - hieraan een expliciet besluit ten grondslag ligt; - blijkt welke omstandigheden daarvoor als dringende redenen aanwezig zijn beoordeeld (B&W mogen zowel financiële als niet-financiële omstandigheden meewegen); - geen sprake is van categoriale besluitvorming; - de besluitvorming inzake het afzien van terugvordering op grond van dringende redenen moet niet verward worden met de besluitvorming inzake het buiten invordering stellen van vorderingen (voor dit laatste zie beheer debiteuren). Schuldregeling Onder schuldregeling wordt schuldsanering dan wel schuldbemiddeling verstaan. Van schuldsanering is sprake indien door een instantie een saneringskrediet wordt verstrekt waarmee de vorderingen van alle schuldeisers worden voldaan. De bank blijft dan als enige schuldeiser over. Bij schuldbemiddeling treedt een instantie op als bemiddelaar tussen schuldeiser en belanghebbende en zorgt ervoor dat een regeling getroffen wordt met de schuldeisers over het afbetalingsbedrag. De vordering wordt daarna in regelmatige betalingstermijnen door
33
belanghebbende afgelost. Een verzoek aan de schuldeisers om genoegen te nemen met een deel van de vordering tegen finale kwijting van het restant, kan deel uitmaken van een schuldregeling. Vermelding reden terugvordering en hoofdelijke aansprakelijkheid In het besluit dient de reden van terugvordering opgenomen te worden evenals alle belanghebbenden die betrokken zijn bij de terugvordering. In dit laatste geval is het van belang dat de terugvordering niet alleen gericht is op de persoon aan wie de uitkering is verstrekt, maar tevens op personen die in de gezinsuitkering zijn begrepen. Indien het voeren van een gezamenlijke huishouding niet of niet tijdig aan de gemeente is gemeld, kunnen de kosten mede teruggevorderd worden van de partner van de belanghebbende. Beiden zijn hoofdelijk aansprakelijk. Het vorenstaande is ook van toepassing bij schijnverlatingen. Proces- en invorderingskosten B&W mogen proces- en invorderingskosten niet in mindering brengen op de terugvorderingsopbrengst. Doen B&W dit wel, dan declareren zij die kosten aldus ten onrechte bij het rijk. Kwaliteit besluiten terugvordering De terugvorderingsbesluiten zijn in kwalitatief opzicht voldoende indien zij: 1. niet conflicteren met de hieronder opgesomde uitgangspunten; èn 2. tot stand zijn gekomen binnen de vervaltermijn (art.81 Abw en art. 24 WIK). Ad 1: uitgangspunten bij toetsing - Toepassing van art. 79 Abw is beperkt tot gevallen waarin de betrokken persoon tot het gezinsverband behoort en blijft behoren. Ingeval van een gebroken gezinsrelatie is geen terugvordering mogelijk, wel verhaal. - Bij de toepassing van art. 86 Abw en art. 27 IOAW/IOAZ is uitgangspunt dat de kosten volledig worden terugbetaald. Is betaling ineens niet mogelijk, dan zal betaling in maandelijkse termijnen kunnen geschieden. - Bij terugbetaling dient rekening gehouden te worden met de volgende regelgeving "algemene regeling van beslag op loon, sociale uitkeringen en andere periodieke betalingen" ( niet afdwingbaar). - De WIK-uitkering is niet vatbaar voor beslag (artikel 22 WIK). - De gemeente zal in het algemeen bij de tenuitvoerings1egging van een besluit een bedrag in acht dient te nemen, dat gelijk is aan de beslagvrije voet van artikel 475e en 475d Rechtsvordering. Art. 90 Abw en art. 31 IOAW/IOAZ: - De bruto verstrekte bijstand/uitkering dient te worden teruggevorderd, tenzij nog geen afdracht loonbelasting/premies sociale verzekeringswetten heeft plaatsgevonden; - Ook bruto terugvorderen indien geen recht bestaat op restitutie in verband met drempel IB; - Ook bruto terugvorderen indien B&W verzuimd hebben gebruik te maken van de mogelijkheid te verrekenen met de belastingdienst en de bedrijfsvereniging. Ad 2: Besluitvorming na vervaltermijn Als departementaal standpunt geldt dat betaling op een vordering waarbij de rechtsvordering
34
inmiddels verstreken is, aangemerkt wordt als een verschuldigde betaling. Na het verstrijken van de vervaltermijn kunnen B&W niet meer een besluit tot terugvordering nemen.
Onderzoek mogelijkheden: Vast te stellen
Bronnen
Is uitvoering gegeven aan de in de wet opgenomen terugvorderingverplichting
-
besluit tot terugvordering bescheiden ten grondslag liggend aan besluit tijdigheid beschikking beleid- en regelgeving, waaronder verruimingsbepalingen
B.2 Is voldaan aan de kwaliteitseisen van de schriftelijke besluiten tot terugvordering
i Het terugvorderingbesluit dient het bedrag dat teruggevorderd wordt te vermelden alsmede de termijnen waarbinnen betaling verlangd wordt (art. 86 Abw, Art. 27 IOAW/IOAZ en art. 24 WIK). Verder geldt dat hierin vermeld dient te worden dat het besluit, bij gebreke van tijdige betaling op de in art. 87 Abw, art. 28 IOAW/IOAZ omschreven wijze (executoriale titel), ten uitvoer gelegd zal worden. Vanuit artikel 24 WIK wordt verwezen naar art. 87 Abw onverminderd van toepassing is. Daarnaast ligt het voor de hand dat in de beschikking wordt aangegeven: - vanaf welke datum en op welke wijze de termijnen voldaan moeten worden; - dat betrokkene rente moet betalen, welk percentage daarbij geldt en volgens welke methode de berekening ervan plaatsvindt (art. 86 juncto art. 87 juncto art. 14f Abw); - terugvordering plaatsvindt na ontvangst van de middelen, vergoedingen of tegemoetkomingen, mits van toepassing (zie vraag 6a); - dat betrokkene verplicht is desgevraagd aan B&W de inlichtingen te verstrekken die voor terugvordering van belang zijn (art. 86 tweede lid Abw, art. 27 tweede lid IOAW/IOAZ en art. 24 WIK).
35
Voorbeeld toepassing aspectenmethode (facultatief): Bij het aspect terugvordering zijn 2 deelaspecten te onderscheiden: - is invulling gegeven aan de wettelijke terugvorderingsverplichting; - is voldaan aan de kwaliteitseisen met betrekking tot de schriftelijke besluiten. Er worden bijvoorbeeld 5 besluiten terugvordering IOAW gecontroleerd. Ten aanzien van het deelaspect “is invulling gegeven aan de wettelijke terugvorderingsverplichting” zijn geen tekortkomingen geconstateerd en bij het deelaspect “voldaan aan de kwaliteitseisen met betrekking tot de schriftelijke besluiten” zijn 2 tekortkomingen geconstateerd. Indien een financiële tekortkoming wordt geconstateerd dient het bedrag berekend te worden. Terugvordering Invulling gegeven aan de wettelijke terugvorderingsverplichting Is voldaan aan de kwaliteitseisen met betrekking tot de schriftelijke besluiten
Foutpercentage 0% 40%
Foutpercentage en bedrag 20% / euro Deze gegevens dienen ingevuld te worden in het Vodu zie bijlage 1
C. Administratie (vaststellen terugvordering) De administratie als getrouwe weergave van uitvoering en uitvoeringsprocessen
i Bij dit onderdeel dient beoordeeld te worden of de vorderingen en verplichtingen, nominatief juist, tijdig en volledig in de administratie zijn vastgelegd. Specifieke aandachtspunten bij de administratie van vorderingen. In de administratie dient iedere vordering te worden vastgelegd met de daarbij horende gegevens: - besluit B&W; - bedrag van vordering; - soort vordering; - einddatum invoegen; - rente -en aflossingsbedragen; - vervaldata van de betaalverplichting. Als algemene regel geldt dat de financiële gegevens zodanig dienen te worden vastgelegd dat op elk gewenst moment de omvang van de vordering bekend is. Indien voor één vordering twee (of meer) personen hoofdelijk aansprakelijk zijn (art. 84 lid 3 Abw), dient dit in de administratie tot uitdrukking te komen. Het is aan de gemeente te bepalen op welke wijze zij aan deze bepaling gevolg geeft. Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat het niet de bedoeling is dat de vordering voor de helft bij de ene schuldeiser wordt opgeboekt en de andere helft bij de andere schuldeiser. Beiden blijven namelijk tot de aflossing een feit is verantwoordelijk voor de hele schuld. (zie verder 2.3.1 aanvraag levensonderhoud / D. Administratie) Onderzoek mogelijkheden:
36
Vast te stellen
Bronnen
juiste en getrouwe weergave van de administratie
-
-
debiteurenadministratie; correcte vastlegging van data en betaalafspraken in administratie (indien aflossing ineens niet mogelijk is); dossiervorming.
Voorbeeld toepassing aspectenmethode (facultatief): Bij het aspect administratie van het product terugvordering zijn 2 deelaspecten te onderscheiden: - de administratie als getrouwe weergave van de uitvoeringsprocessen; - persoonsdossier. Er worden bijvoorbeeld 30 besluiten terugvordering Abw gecontroleerd. Er zijn 3 tekortkomingen geconstateerd die betrekking hebben op het deelaspect “de administratie als getrouwe weergave van de uitvoeringsprocessen”. Ten aanzien van het “persoonsdossier”zijn geen tekortkomingen geconstateerd Terugvordering De administratie als getrouwe weergave van de uitvoeringsprocessen Persoonsdossier
Foutpercentage 10%
Foutpercentage en bedrag 5%+bedrag
0%
(Deze gegevens dienen ingevuld te worden in het Vodu zie bijlage 1)
Conclusie (vaststellen terugvordering)
i Aan de hand van de uitgevoerde onderzoeken wordt een weergave gegeven van de uitvoering van dit product. Hierbij kan op beknopte wijze aangegeven worden op welke manier het proces is ingericht en welke resultaten dat heeft opgeleverd. Indien knelpunten zijn gesignaleerd, kan aangegeven worden op welke wijze deze tekortkomingen zijn gecorrigeerd of gaan worden in de toekomst.
37
2.3.5 Vaststellen verhaal è Doel van het onderzoek: zie bijlage 1 è Relevante bronnen: zie bijlage 1 A. Omvang van verhaalsbedragen (opboeking in de debiteurenadministratie)
i Bij dit onderdeel wordt een opgave gevraagd van de verhaalsbijdragen die niet door de onderhoudsplichtigen zijn voldaan. De stand dient weergegeven te worden op 31-12-2002 en op 31-12-2003. B.1 Is invulling gegeven aan de in de wet opgenomen verhaalsverplichting
i Actief inzake besluiten verhaal Van de gemeente wordt in het kader van verhaal een actieve opstelling verwacht, waarbij binnen een redelijke termijn na bekend worden van de grondslag tot verhaal een besluit wordt genomen. Ingangsdatum van verhaalsbijdrage Indien de verhaalsbeschikking niet leidt tot "vrijwillige" betaling van de onderhoudsplichtige, dient B&W zo spoedig mogelijk een verzoekschrift in te dienen bij de arrondissementsrechtbank. De Hoge Raad heeft op 18-11-94 uitgesproken dat de rechter de ingangsdatum van het verhaal moet vaststellen en dat hij daarbij vrij is rekening te houden met de omstandigheden die hij van belang acht. De verplichtingen zoals vastgelegd in de Abw om tot verhaal over te gaan, kan hieraan niets afdoen. Indien een rechtbank er bijvoorbeeld voor kiest om de beschikkingsdatum aan te houden als de ingangsdatum, kunnen B&W daartegen niets inbrengen. Voor de beoordeling van de toegepaste ingangsdatum geldt de volgende leidraad: - B&W dienen de potentiële onderhoudsplichtige zo spoedig mogelijk aan te schrijven met het oog op de uitoefening van het verhaalsrecht. - In de verhaalsbeschikking dienen B&W de datum van eerste aanschrijving te hanteren als ingangsdatum dan wel de datum die de competente rechtbank in z'n algemeenheid redelijk acht. - Indien de rechtbank de ingangsdatum van het verhaal op een latere datum bepaalt dan door de gemeente verzocht, dient beoordeeld te worden of dit het gevolg is van aan B&W te verwijten omstandigheden. - De onder het vorige aandachtsstreepje bedoelde beoordeling moet ook gemaakt worden indien B&W - anticiperend op de visie van de competente rechtbank - zelf al om een latere ingangsdatum verzoekt. - Wanner de gemeente verhaal niet –tijdig instelt, heeft dit in principe gevolgen voor de rijksvergoeding omdat de gemiste bijdrage dan voor rekening van de gemeente komt. -
Leidt de bedoelde beoordeling echter tot de conclusie dat B&W niets verweten kan worden, dan geldt dat het financiële risico door gemeente en rijk gezamenlijk gedragen wordt.
38
Splitsen van bijstand in kind- en ouderdeel is niet toegestaan In de situatie dat uit een niet-huwelijkse relatie een of meer kinderen geboren zijn, is de man na scheiding wel onderhoudsplichtig tegenover zijn kind(eren), maar niet tegenover zijn ex-partner. Het standpunt van de HR is dat de aan de man op te leggen verhaalsbijdrage niet beperkt kan worden tot het verschil tussen de bijstand voor een alleenstaande ouder en die voor een alleenstaande (Toezichtsstandpunt n.a.v. het HR-arrest van 28-02-97). Het arrest van de HR leidt ertoe dat de betreffende rechtbanken hun afwijkende standpunten niet kunnen handhaven. Voor nieuwe gevallen is een splitsing van de bijstand naar een kinds- en ouderdeel in geen enkel geval meer aanvaardbaar (vanaf 01-09-1997). Kwaliteit verhaalsbesluiten De verhaalsbesluiten zijn in kwalitatief opzicht voldoende indien zij: - Niet conflicteren met de hieronder opgesomde uitgangspunten; èn - tijdig tot stand zijn gekomen (zie ingangsdatum verhaalsbijdrage). Uitgangspunten m.b.t. verhaal op onderhoudsplichtigen Art. 93: - beslissend is of een burgerrechtelijke onderhoudsplicht niet of niet behoorlijk wordt nagekomen; - het te verhalen bedrag mag de grens van de wettelijke onderhoudsplicht als aangegeven in Boek 1 van het BW niet overschrijden. M.b.t. de limitering van de duur van de alimentatie wordt opgemerkt dat deze niet geldt voor de kinderalimentatie (in beginsel dient kinderalimentatie te worden betaald tot het moment dat het kind de leeftijd van 21 jaar heeft bereikt); - tussen ongehuwde samenwonenden bestaat geen onderhoudsverplichting; - het ontbreken van draagkracht laat de onderhoudsverplichting o.g.v. art. 397, boek I BW onverlet; - B&W dienen een onderzoek in te stellen naar de schuldvraag indien door de onderhoudsplichtige een beroep wordt gedaan op onredelijk gedrag van één der echtgenoten (vgl. Art. 84 lid 6, boek I BW); - indien B&W bekend is dat een alimentatievordering is ingediend kan de uitspraak van de alimentatierechter worden afgewacht. In dat geval dienen B&W wel aan de onderhoudsplichtige kenbaar te maken dat met terugwerkende kracht tot datum eerste aanschrijving kan worden verhaald zodra de alimentatierechter een uitspraak heeft gedaan; - het onderzoek door B&W naar de onderhoudsplicht bij onwettige, niet-erkende kinderen kan zich beperken tot het doen van onderzoek bij het bevolkingsregister. Indien uit het bevolkingsregister niet blijkt dat het kind erkend is, kan verder van verhaal afgezien worden, tenzij de moeder aangeeft een vaderschapsactie te willen instellen. Art. 94: - Nihilbeding/nihil plus-beding staat verhaal niet in de weg. Geen nihil beding betreffende kinderalimentatie mogelijk (art. 400 lid 2, Boek 1 BW). Art. 95: - B&W richten zich naar de criteria die de rechter hanteert bij de berekening van de onderhoudsplicht, waarbij de zogenoemde Trema-normen van belang zijn; - van belang kunnen nog zijn andere financiële factoren (m.n. de boedelscheiding) en niet-
39
-
financiële factoren; indien de onderhoudsplichtige weigert de gegevens te verstrekken die nodig zijn om de onderhoudsbijdrage te kunnen vaststellen dient bij voorkeur de gehele (bruto) bijstand verhaald te worden.
Art. 96: - de gemeente kan op basis van een art. 96-beschikking achterstallige alimentatie verhalen op de onderhoudsplichtige. De gemeente is hierbij gehouden aan het bepaalde in de alimentatie beschikking. Op basis van de art. 96-beschikking heeft de gemeente een executoriale titel en is met uitsluiting van anderen bevoegd tot inning; - de gemeente kan naast de alimentatie een verhaalsbijdrage opleggen. Indien de onderhoudsplichtige niet betaalt, dient de gemeente een verzoekschrift in te dienen bij de rechtbank. Nadat de rechtbank de verhaalsbijdrage heeft vastgesteld heeft de gemeenten ten aanzien van de verhaalsbijdrage een executoriale titel. Art. 97: De wettelijke indexering geldt niet indien: - zulks in het alimentatievonnis is uitgesloten; - het verhaalsbedrag is vastgesteld zonder tussenkomst van de rechter. Art. 98: - het is niet toegestaan dat B&W bij een verminderde draagkracht als gevolg van bijvoorbeeld werkloosheid de onderhoudsbijdrage vaststellen in afwijking van de rechterlijke alimentatieuitspraak; - B&W dient in alle gevallen aan de hand van het alimentatievonnis/de processtukken na te gaan of de opgelegde alimentatie voldoet aan de wettelijke maatstaven; - als de rechter reeds een door de gemeente opgelegde verhaalsbijdrage heeft vastgesteld dan kan de gemeente of de onderhoudsplichtige wijziging van die beschikking verzoeken bij de rechtbank; - als er sprake is van een alimentatie uitspraak kan de gemeente de rechter verzoeken (ingevolge artikel 102 Abw) een aanvullende verhaalsbijdrage op te leggen. Schenking Onder schenking wordt verstaan iedere bevoordeling uit vrijgevigheid waardoor de eigen vermogenspositie van de schenker vermindert. Hierbij kan gedacht worden aan de overdracht van een bedrag aan geld, maar ook aan het verwerpen van een erfenis, de verkoop van een huis beneden de vrije verkoopwaarde, het afzien van een overwaarde bij de boedelscheiding etc; Het tijdstip waarop de schenking heeft plaatsgevonden is in principe niet doorslaggevend (de wetgever heeft bewust geen termijn gesteld). Bepalend is dat de schenker de noodzaak van bijstandsverlening ten tijde van de schenking redelijkerwijs niet heeft kunnen voorzien. Bij die beoordeling dient rekening gehouden te worden met het voor belanghebbende geldende vrij te laten bescheiden vermogen als bedoeld in art. 52 eerste lid onder b, juncto art. 54 Abw. Verhaal op nalatenschap Verhaal op de nalatenschap is uitsluitend mogelijk indien sprake is van een niet (geheel) terugbetaalde schuld aan de gemeente;
40
De vrijlating van het bescheiden vermogen en de extra vrijlating van het vermogen in de eigen woning zijn van toepassing; In voorkomende gevallen van kennelijke hardheid kan o.g.v. art. 92 lid 2 Abw, van verhaal op de nalatenschap afgezien worden. Proces- en invorderingskosten komen voor rekening van de gemeente B&W mogen proces- en invorderingskosten niet in mindering brengen op de verhaalsopbrengst. Doen B&W dit wel, dan declareert men die kosten aldus ten onrechte bij het rijk.
Afzien van verhaal Ook m.b.t. de situaties waarin B&W geheel of gedeeltelijk hebben afgezien van verhaal, moet beoordeeld worden of de uitvoering correct heeft plaatsgevonden. Hiervan is sprake indien: - hieraan een expliciet besluit ten grondslag ligt - blijkt welke omstandigheden daarvoor als dringende redenen aanwezig zijn geoordeeld (B&W mogen zowel financiële als niet-financiële omstandigheden meewegen) - geen sprake is van categoriale besluitvorming Kosten-batenanalyse (afzien van verhaal i.v.m. hoge proces-/invorderingskosten in relatie tot de hoogte van het te verhalen bedrag) is niet toegestaan. Vanaf 06/04-95 geldt dat gemeenten desondanks van verhaal mogen afzien indien: - de onderhoudsbijdrage(n) voor de ex-echtgeno(o)te(n) en eventuele kinderalimentatie gezamenlijk niet meer bedraagt dan € 45,38 per maand; - op voorhand duidelijk is dat de bijstandsperiode dermate beperkt zal zijn dat het verhaalsbedrag op jaarbasis niet meer zal bedragen dan € 544,54 (zie de circulaire van 14 juli 1995). De besluitvorming inzake het afzien van verhaal moet niet verward worden met de besluitvorming inzake het buiten invordering stellen van vorderingen. De beoordeling van laatstbedoelde besluitvorming geschiedt op basis van het product beheer debiteuren terugvordering. Gedeeltelijk afzien van verhaal wegens schuldregeling Ingeval van een schuldregeling kunnen B&W vanaf 01-07-1997 op grond van art. 93a Abw besluiten om gedeeltelijk van verhaal af te zien, voorzover het gaat om verschuldigde verhaalsbedragen die op het moment van het besluit opeisbaar zijn. Beoordeeld moet worden of bij een besluit om gedeeltelijk van verhaal af te zien de volgende aspecten juist zijn toegepast: - aan het besluit moet een verzoek van de belanghebbende ten grondslag liggen; - in de individuele situatie dient voldaan te zijn aan de in het eerste lid van art. 93a genoemde voorwaarden; - het besluit van B&W kan pas inwerking treden indien de schuldregeling tot stand is gekomen; - het besluit van B&W moet ingetrokken of ten nadele van de belanghebbende gewijzigd worden indien zich een in het derde lid van art. 93a Abw genoemde omstandigheid voordoet. Het gaat hierbij om een limitatieve opsomming. De besluitvorming inzake het afzien van verhaal moet niet verward worden met de besluitvorming inzake het buiten invordering stellen van vorderingen. De beoordeling van laatstbedoelde besluitvorming geschiedt op basis van het product beheer debiteuren terugvordering.
41
Onderzoek mogelijkheden: Vast te stellen
Bronnen
Is uitvoering gegeven aan de in de wet opgenomen verhaalsverplichting
-
besluit tot (afzien van) verhaal bescheiden ten grondslag liggend aan besluit tijdigheid beleid- en regelgeving, waaronder verruimingsbepalingen
B.2 Is voldaan aan de kwaliteitseisen van de schriftelijke besluiten tot verhaal
i Het verhaalsbesluit dient de volgende onderdelen te vermelden: - bedrag waarvan betaling verlangd wordt (art. 102 Abw); - termijn waarbinnen betaling verlangd wordt (art. 102 Abw); - schriftelijke mededeling van besluit aan de belanghebbenden of langstlevende echtgenoot of een der erfgenamen die geacht worden bij de nalatenschap betrokken te zijn (art. 102 Abw). Daarnaast ligt het voor de hand dat in de beschikking wordt aangegeven vanaf welke datum en op welke wijze de betalingen voldaan moeten worden. Voor het verhaalsbesluit op grond van artikel 96 Abw geldt dat het bij brief medegedeeld moet worden aan degene op wie verhaald wordt, met de aanmaning het verschuldigde binnen 30 dagen na verzending van de brief te voldoen. Onderzoek mogelijkheden: Vast te stellen
Bronnen
kwaliteit schriftelijke besluitvorming
-
inhoud beschikking;
42
Voorbeeld toepassing aspectenmethode (facultatief): Bij het aspect verhaal zijn 2 deelaspecten te onderscheiden: invulling gegeven aan de wettelijke verhaalsplicht; is voldaan aan de kwaliteitseisen van de schriftelijke besluiten tot verhaal. Er worden bijvoorbeeld 5 besluiten verhaal gecontroleerd. Er zijn 2 tekortkomingen geconstateerd ten aanzien van het deelaspect “invulling gegeven aan de wettelijke verhaalsplicht”. Ten aanzien van het deelaspect “is voldaan aan de kwaliteitseisen van de schriftelijke besluiten tot verhaal” zijn geen tekortkomingen geconstateerd. Verhaal Invulling gegeven aan de wettelijke verhaalsplicht Is voldaan aan de kwaliteitseisen van de schriftelijke besluiten tot verhaal
Foutpercentage 40%
Foutpercentage en bedrag 20% + bedrag tekortkoming
0%
(Deze gegevens dienen ingevuld te worden in het Vodu zie bijlage 1)
C. Administratie (vaststellen verhaal) De administratie als getrouwe weergave van uitvoering en uitvoeringsprocessen
i Bij dit onderdeel dient beoordeeld te worden of de verhaalsgegevens en verplichtingen, nominatief juist, tijdig en volledig in de administratie zijn vastgelegd. Specifieke aandachtspunten bij de administratie van verhaal kunnen zijn: - besluit B&W; - ingangsdatum verhaal; - hoogte verhaalsbijdrage; - vervaldata van de betalingsverplichting. (zie verder 2.3.1 aanvraag levensonderhoud / D. Administratie)
Onderzoek mogelijkheden: Vast te stellen
Bronnen
Getrouwe weergave van uitvoering
-
controle van administratie en ICT inzake de verwerking van de betreffende gegevens
43
Voorbeeld toepassing aspectenmethode (facultatief): Bij het aspect administratie van het product verhaal zijn 2 deelaspecten te onderscheiden, namelijk: - als getrouwe weergave van de uitvoeringsprocessen; - persoonsdossier. Er worden bijvoorbeeld 10 besluiten verhaal Abw gecontroleerd.Bij het eerste deelaspect “administratie als getrouwe weergave van de uitvoeringsprocessen” wordt één tekortkoming geconstateerd en ten aanzien van het persoonsdossier eveneens één tekortkoming. Eventuele financiële fouten worden in euro’s genoteerd. Verhaal Als getrouwe weergave van de uitvoeringsprocessen Persoonsdossier
Foutpercentage 10%
Foutpercentage en bedrag 10% / euro
10%
(Deze gegevens dienen ingevuld te worden in het Vodu zie bijlage 1)
Conclusie (vaststellen verhaal)
i Aan de hand van de uitgevoerde onderzoeken wordt een weergave gegeven over de uitvoering van dit product. Hierbij kan op beknopte wijze aangegeven worden op welke manier het proces is ingericht en welke resultaten dat heeft opgeleverd. Indien knelpunten zijn gesignaleerd, kan aangegeven worden op welke wijze deze tekortkomingen zijn gecorrigeerd of gaan worden in de toekomst.
44
2.3.6 Beheer Debiteuren terugvordering en verhaal è Doel van het onderzoek: è Relevante bronnen: è Debiteurenbeleid:
zie bijlage 1 zie bijlage 1 zie bijlage 1
A. Onderzoeksverplichting (beheer debiteuren) De volledigheid en juistheid van onderzoeken
i B&W moet op juiste wijze toepassing geven aan de in de wet neergelegde verplichting dat zij de juistheid en volledigheid van de verkregen gegevens moeten onderzoeken en zo nodig een onderzoek moeten instellen naar andere noodzakelijke gegevens. B&W onderzoeken regelmatig de financiële omstandigheden van degene aan wie zij betalings- en aflossingsverplichtingen hebben opgelegd met betrekking tot verleende bijstand. Gedurende het onderzoek zal aan de hand van de gegevens beoordeeld worden of de opgelegde betalings- en aflossingsverplichtingen gewijzigd dienen te worden. Voorbeeld toepassing aspectenmethode (facultatief): Bij het aspect onderzoeksverplichting van het product beheer, debiteuren terugvordering en verhaal zijn 3 drie deelaspecten te onderscheiden: 1. benodigde informatie/bewijsstukken aanwezig; 2. verificatie & validatie; 3. besluitvorming. Er worden bijvoorbeeld 10 debiteurenonderzoeken Abw gecontroleerd. Ten aanzien van het deelaspect “benodigde informatie/bewijsstukken” zijn 2 tekortkomingen geconstateerd. Daarnaast zijn bij het deelaspect “verificatie”4 tekortkomingen geconstateerd en bij “besluitvorming” geen. Onderzoeksverplichting Benodigde informatie/bewijsstukken aanwezig Verificatie & validatie Besluitvorming.
Foutpercentage 20%
Foutpercentage / bedrag 20% / euro
40%
(Dit gegeven dient ingevuld te worden in het Vodu zie bijlage 1)
0%
Handhaving van de onderzoekstermijnen
i B&W verrichten het debiteurenonderzoek, uitmondend in een besluit of in een aantekening binnen 12 maanden. Indien sprake is van een gemeentelijk onderzoeksplan, dan wordt gerekend met de op grond daarvan geldende (afwijkende) termijnen.
45
B. Debiteuren (beheer debiteuren) De noodzakelijke incasso-activiteiten vanwege opgelegde betalingsverplichting (invordering)
i B&W dienen de noodzakelijke incasso-activiteiten uit te voeren zoals, herinnering betalingsachterstand, aanmaning en de gerechtelijke invordering, indien de debiteur niet tijdig of onregelmatig aflost. Bij onvoldoende incasso wordt de tekorkoming als financieel aangemerkt als latere incasso niet meer mogelijk is. Bijvoorbeeld wanneer de vordering wordt afgeboekt omdat door onvoldoende incasso-activiteiten de vordering verjaard is, of latere incasso om een andere reden niet meer mogelijk is. Deze situatie dient te worden onderscheiden van de situatie dat een vordering op basis van de Algemene bijstandswet (artikel 78a, b en c) buiten invordering wordt gesteld. Zie hiervoor het volgende onderdeel. Voorbeeld toepassing aspectenmethode (facultatief): Het aspect incasso-activiteiten zijn onder te verdelen in 3 deelaspecten, namelijk: incasso overeenkomstig beleid; deugdelijke motivering bij opschorting; (onterecht) geen incasso. Er worden 5 besluiten gecontroleerd. Wanneer bij het deelaspect “incasso overeenkomstig beleid” een tekortkoming wordt geconstateerd en bij de overige deelaspecten eveneens één tekortkoming geldt voor elk deelaspect een foutpercentage van 20%. Het totale foutpercentage bedraagt eveneens 20%. Debiteurenbeheer Incasso overeenkomstig beleid
Foutpercentage 20%
Foutpercentage en bedrag 20% / euro
Deugdelijke motivering bij opschorting
20%
Deze gegevens dienen ingevuld te
(Onterecht) geen incasso
20%
worden in het Vodu zie bijlage 1
Buiten invordering stellen van vorderingen
i Bevoegdheid voor B&W ingaande 1 juli 1997 Sinds 1 juli 1997 kunnen B&W besluiten om gedeeltelijk van (verdere) terugvordering af te zien ingeval van een schuldregeling (art. 78a Abw, art. 25a IOAW/Z en art. 24 WIK). Beoordeeld moet worden of bij een besluit om gedeeltelijk van (verdere) terugvordering af te zien (buiten invordering stellen) de volgende aspecten juist zijn toegepast: - aan het besluit moet een verzoek van de belanghebbende ten grondslag liggen; - in de individuele situatie dient voldaan te zijn aan de in het eerste lid van art. 78a genoemde voorwaarden; - indien de terugvordering van de uitkering het gevolg is van verwijtbaar gedrag van de
46
-
belanghebbende (bijvoorbeeld fraude of het niet nakomen van opgelegde verplichtingen) heeft B&W geen bevoegdheid; hetzelfde geldt ten aanzien van vorderingen welke door pand of hypotheek op een goed of goederen gedekt zijn en voorzover daarop verhaald kan worden; het besluit van B&W kan pas inwerking treden indien de schuldregeling tot stand is gekomen; het besluit van B&W moet ingetrokken of ten nadele van de belanghebbende gewijzigd worden indien zich een in het vierde lid van art. 78a genoemde omstandigheid voor doet. Het gaat hierbij om een limitatieve opsomming.
B&W kunnen besluiten om vorderingen buiten invordering te stellen indien daarbij de algemeen geldende voorwaarden in acht worden genomen. Het buiten invordering stellingsbesluit leidt tot het teniet gaan van de vordering. Indien een vordering uit de administratie verwijderd wordt zonder dat hier een besluit van of namens B&W aan ten grondslag ligt wordt gesproken van een ‘afboeking’. Een afboeking is geen correcte toepassing van buiten invordering stelling. B&W heeft de bevoegdheid van terugvordering af te zien, indien het terug te vorderen bedrag zoals bedoeld artikel 78b Abw, 25b IOAW/IOAZ (op jaarbasis) niet te boven gaat. In het kader van de WIK wordt overeenkomstig verwezen naar de Abw (Art. 24 WIK). In artikel 78c Abw (ook van toepassing in het kader van de WIK, zie art. 24 WIK) en 25c IOAW/IOAZ staat vermeld in welke gevallen B&W kan besluiten van terugvordering of verdere terugvordering mag worden afgezien. Buiten invordering stellen van vorderingen is niet mogelijk indien vorderingen door pand of hypotheek op een goed of goederen zijn gedekt, behoudens voor zover zij niet op die goederen verhaald kunnen worden. Voorbeeld toepassing aspectenmethode (facultatief): Het aspect buiten invorderingstellingen kent 2 deelaspecten: terecht besluit tot buiten invordering stellen; is voldaan aan de kwaliteitseisen van de schriftelijke besluiten tot buiten invordering stellen. Er worden 45 besluiten (buiten invordering stellen) gecontroleerd. Wanneer bij het deelaspect “terecht besluit tot buiten invordering stellen” 2 tekortkomingen en bij “is voldaan aan de kwaliteitseisen van de schriftelijke besluiten tot buiten invordering stellen” geen tekortkomingen zijn geconstateerd dan komen we tot de volgende percentages.
47
Debiteurenbeheer Terecht besluit tot buiten invordering stellen Is voldaan aan de kwaliteitseisen van de schriftelijke besluiten tot buiten invordering stellen
Foutpercentage 4%
Foutpercentage en bedrag 2% / euro
0%
(Deze gegevens dienen ingevuld te worden in het Vodu zie bijlage 1)
C. Administratie (beheer debiteuren) De administratie als getrouwe weergave van uitvoering en uitvoeringsprocessen
i De besluiten inzake debiteuren, verplichtingen en ontvangsten moeten juist, tijdig en volledig in de administratie worden vastgelegd. De financiële gegevens dienen zodanig vastgelegd te worden dat op elk gewenst moment de omvang van de vordering bekend is. (zie verder 2.3.1 aanvraag levensonderhoud / D. Administratie) Voorbeeld toepassing aspectenmethode (facultatief): Bij het aspect administratie van het product Beheer debiteuren terugvordering en verhaal zijn 2 deelaspecten te onderscheiden: - correcte vastlegging in de administratie; - persoonsdossiers. Er worden bijvoorbeeld 20 besluiten gecontroleerd. Bij 4 tekortkomingen op het aspect “correcte vastlegging in de administratie” bedraagt het foutpercentage 20% (4 tekortkomingen / 20 besluiten). Bij het aspect “persoonsdossiers”zijn geen tekortkomingen geconstateerd. Financiële fouten (zoals administratieve vergissing) dienen in euro’s te worden genoteerd. Debiteurenbeheer Correcte vastlegging in de administratie Persoonsdossiers
Foutpercentage 20%
Foutpercentage en bedrag 10% / euro
0%
(Deze gegevens dienen ingevuld te worden in het Vodu zie bijlage 1)
Conclusie (beheer debiteuren)
i Aan de hand van de uitgevoerde onderzoeken wordt een weergave gegeven van de uitvoering van dit product. Hierbij kan op beknopte wijze aangegeven worden op welke manier het proces is ingericht en welke resultaten dat heeft opgeleverd. Indien knelpunten zijn gesignaleerd, kan aangegeven worden op welke wijze deze tekortkomingen zijn gecorrigeerd of gaan worden in de toekomst.
48
49
2.3.7 Boete è Doel van het onderzoek: zie bijlage 1 è Relevante bronnen: zie bijlage 1 A. Handhaven van verplichtingen (boete) Het er op toezien dat de aan de uitkering verbonden verplichtingen zijn nageleefd
i Inherent aan het recht op uitkering worden verplichtingen aan de belanghebbende opgelegd middels de beschikking naar aanleiding van de aanvraag levensonderhoud, heronderzoek of beëindigingsonderzoek. Indien de belanghebbende niet voldoet aan de inlichtingenplicht heeft dient in het kader van het Maatregelenbesluit Abw, Ioaw en Ioaz enerzijds en het Boetebesluit sociale zekerheidswetten anderzijds, beoordeeld te worden of een boete dan wel een maatregel opgelegd dient te worden. Dit product gaat alleen over de boete. Geen boete bij een niet doorgezette aanvraag Het boetetraject hoeft niet opgestart te worden indien de belanghebbende na de aanvraag niets meer van zich laat horen en de voor de aanvraag gevraagde gegevens op tijd verstrekt. In zo’n situatie mogen B&W volstaan met het besluit om de aanvraag niet te behandelen. Ontbreken van iedere vorm van verwijtbaarheid Op grond van artikel 14a lid 2 Abw (en overeenkomstige bepalingen in de IOAW, IOAZ en WIK), dienen B&W af te zien van het opleggen van een boete indien elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt. In de toelichting wordt aangegeven dat een dergelijk besluit tot de uitzonderingen zal behoren, aangezien het ontbreken van iedere vorm van verwijtbaarheid niet snel aangenomen kan worden. Indien afgezien wordt van een boete dient hierover een besluit genomen te worden dat medegedeeld wordt aan de belanghebbende met de reden van afzien van het afzien van een boete. Hoogte van de boete Het “Boetebesluit sociale zekerheidswetten” bepaalt dat de boete vastgesteld moet worden op 10% van het bruto fraudebedrag (d.w.z. inclusief de door de gemeente afgedragen loonheffing en premies), met een minimumbedrag (art. 14a lid 7 Abw, art 17 lid 7 WIK en art. 20a lid 7 IOAW/IOAZ en Boetebesluit sociale zekerheidswetten). Ook als de schending van de inlichtingenverplichting zonder financiële gevolgen is gebleven, moeten B&W een boete opleggen (conform minimumbedrag). Op grond van de artikelen 14a Abw, 20a IOAW/IOAZ en 17 lid 1 WIK is ook een maximum verbonden aan de op te leggen boete. Wet SUWI Belanghebbenden dienen niet alleen op grond van artikel 65 lid 1 Abw aan de inlichtingenplicht te voldoen maar ook aan de inlichtingenplicht op grond van artikel 28 lid 2 en artikel 29 lid 1 van de Wet SUWI. Onderzoek mogelijkheden:
50
Vast te stellen
Bronnen
naleving van de aan de uitkering verbonden verplichtingen
-
beschikkingen en andere (schriftelijke) afspraken inclusief gegevens; gegevens in het kader van de arbeidsverplichtingen; controle bij derden zoals bijvoorbeeld, UWV, belastingdienst en dergelijke; controle bij CWI, reïntegratie bedrijven, en dergelijke; Inlichtingenbureau.
Omvang van de ontvangsten met betrekking tot opgelegde boetes
i Hierbij dient een overzicht gegeven te worden van het bedrag dat in 2003 aan boeten is ontvangen afgezet tegen het voorgaande jaar. Bij sterke afwijkingen wordt het overzicht aangevuld met de reden van de afwijking. Voorbeeld toepassing aspectenmethode (facultatief): Bij het aspect boete zijn 2 deelaspecten te onderscheiden: - het erop toezien dat de verplichtingen worden nageleefd; - correctheid van het schriftelijk besluit. Er worden bijvoorbeeld 20 boetebesluiten gecontroleerd. Wanneer 2 tekortkoming zijn geconstateerd ten aanzien van het deelaspect “het erop toezien dat de verplichtingen worden nageleefd” bedraagt het foutpercentage hierbij 10%. Bij het deelaspect “ correctheid van het schriftelijk besluit” worden 4 tekortkomingen geconstateerd. Boete Het erop toezien dat de verplichtingen worden nageleefd
Foutpercentage 10%
Foutpercentage en bedrag 15%
Correctheid van het schriftelijk besluit
20%
(Deze gegevens dienen ingevuld te worden in het Vodu zie bijlage 1)
51
B. Administratie (boete) De administratie als getrouwe weergave van uitvoering en uitvoeringsprocessen
i Het boetebesluit moet juist, volledig en tijdig vastgelegd worden in de administratie. Hierbij is van belang dat de boete verrekend wordt met de uitkering of indien de uitkering is beëindigd zorg gedragen wordt voor incasso van de opgelegde boete. (zie verder 2.3.1 aanvraag levensonderhoud / D. Administratie). Voorbeeld toepassing aspectenmethode (facultatief): Bij het aspect administratie van het product Boete zijn 2 deelaspecten te onderscheiden: - correcte vastlegging in de administratie; - persoonsdossiers. Er worden bijvoorbeeld 50 besluiten Abw gecontroleerd. Bij het eerste deelaspect (correcte vastlegging in de administratie) wordt 1tekortkomingen geconstateerd en bij het tweede deelaspect 2 tekortkomingen. Debiteurenbeheer Getrouwe weergave van de uitvoeringsprocessen Persoonsdossiers
Foutpercentage 2%
Foutpercentage en bedrag 3% / euro
4%
(Deze gegevens dienen ingevuld te worden in het Vodu zie bijlage 1)
Conclusie (boete)
i Aan de hand van de uitgevoerde onderzoeken wordt een weergave gegeven van de uitvoering van dit product. Hierbij kan op beknopte wijze aangegeven worden op welke manier het proces is ingericht en welke resultaten dat heeft opgeleverd. Indien knelpunten zijn gesignaleerd, kan aangegeven worden op welke wijze deze tekortkomingen zijn gecorrigeerd of gaan worden in de toekomst.
52
Onderdeel B 3. Facultatief onderdeel 3.1 Uitvoering rechtmatigheid facultatief 3.1.1 De toepassing van de richtlijn fraude sociale uitkeringen Inleiding In de Richtlijn fraude sociale uitkeringen staan de uitgangspunten voor het door de gemeente doen van aangifte van SZ-fraude beschreven. De gemeente is verplicht op grond van de Regeling frauderegistratie Abw, IOAW en IOAZ bepaalde gegevens met betrekking tot de geconstateerde gevallen van fraude te registreren. Aan de hand van deze registratie is het mogelijk een algemeen beeld te schetsen.De rubrieksnummers waarnaar in het onderstaande wordt verwezen corresponderen met de nummers uit de frauderegistratie. Relevante bronnen - Richtlijn fraude sociale uitkeringen (Stcrt. 1997, 12) - Regeling frauderegistratie Abw, IOAW, IOAZ (Stcrt. 192) Abw - Art. 65 lid 1 (inlichtingenplicht); - Art. 66 lid 1 t/m 5 (regels onderzoek door B en W); - Art. 118 (inhoud plan en beleidsverslag); - Art. 122 (inlichtingenverplichting instanties). -
Actueel onderzoek ‘Facetten van fraudebestrijding’, blz.34
53
Algemeen beeld
Dit algemene beeld biedt inzicht in de aanleidingen voor fraudeonderzoek. Aanleiding start onderzoek*
aantal
relatief (procentueel)
UWV CWI Belastingdienst (incl. FIOD) Informatie Beheer Groep Andere GSD Zorgverzekeraar SVB Bijstandsmaatschappelijk werker SIOD Rif / andere samenwerking Justitie/OM Tip op naam Tip anoniem Anders Totaal * Zoals gevraagd in Frauderegistratie Abw, IOAZ en IOAW.
Het is van belang om opmerkelijke veranderingen t.o.v. vorig jaar te beschouwen. Indien bepaalde aanleidingen zich feitelijk niet voordoen dient er ingegaan te worden op de vraag of de hier achterliggende processen volledig werken. Geautomatiseerde bestandsvergelijking Op basis van rubriek 10 kan worden beschouwd in welke mate dit type bestandsvergelijking plaats heeft gevonden en wat de ‘opbrengst’ is. Lik-op-stuk Op basis van de rubriek duur van het onderzoek kan een beeld worden geschetst van de snelheid van fraudeonderzoek. Ook kwalitatieve beschouwingen over problemen hierbij laten zich in deze paragraaf goed beschouwen. Type fraude Op basis van de rubriek type fraude kan het soort fraude nader worden beschouwd. Zo mogelijk kan vergelijking plaatsvinden met voorgaande jaren.
54
Type fraude* Verzwijgen witte inkomsten (eventueel via IB) Verzwijgen zwarte inkomsten Verzwijgen vermogen/inkomsten uit vermogen Onjuiste opgave woonsituatie Partnerfraude Anders TOTAAL
Percentage
Aantal
Eventueel aan te vullen met een kolom voor bedragen zodat kan worden vastgesteld bij welke type fraude de belangen het grootst zijn en waar dus het grootste succes kan worden geboekt. * Zoals gevraagd in Frauderegistratie Abw, IOAZ en IOAW.
Beslissing gemeente n.a.v. fraudeonderzoek De rubriek beslissing van de gemeente van de fraudestatistiek kan in dit aspect een goed inzicht bieden. Het gaat in deze rubriek om de opgelegde boetes. Deze tabel, indien van toepassing, uit te bereiden met andere wetten.
Abw aantal
bedrag (in hele euro’s)
A Waarschuwing/geen B Administratieve boete C Aangifte politie/OM TOTAAL Interessant bij a en b is een samenhang met paragraaf 2.3.7 van het Verslag over de Uitvoering, waarin de ontvangsten met betrekking tot de opgelegde boetes ingevuld moeten worden. Het verdient aanbeveling om de bij c ingevulde aantallen en bedragen te vergelijken met die van vorig jaar en eventuele opvallende verschillen te verklaren. Overige aspecten Overige relevante aspecten zijn: - Of het IB al operationeel is (in het kader van ‘witte’ fraude); - Aandacht voor voorlichting en misbruikpreventie; - Organisatie/aanwezigheid van bijzonder onderzoek; - Samenwerking van sociale recherche met ander instanties met opsporingsbevoegdheid; - Samenwerking met OM (OM koppelt afhandeling aangifte terug); - Ontwikkeling in afhandeling belastingsignalen. Tot en met 1995 is hiervoor aan de gemeenten een aantal gegevens gevraagd dat wellicht geschikt is voor gebruik bij de verantwoording.
55
Bijzonderheden en tekortkomingen In deze paragraaf wordt met name ingegaan op de vraag of: - In alle daarvoor in aanmerking komende gevallen (tussen € 3.000 en € 6.000 benadeling kan de gemeente kiezen om aangifte te doen, vanaf € 6.000 is dit verplicht, bij recidive ook verplicht vanaf € 3.000) conform de Richtlijn fraude sociale uitkeringen aangifte is gedaan bij het OM; en of: - conform de Regeling fraudestatistiek de constatering van fraude binnen een kwartaal is gemeld aan de Directeur-Generaal van de Statistiek, met gebruik van het formulier ‘Bijstandsfrauderegistratie’ en de daarbij behorende toelichting. 3.1.2 De tijdigheid van het besluit over de aanvraag om een uitkering Inleiding Om inzicht te krijgen op de wijze waarop de gemeente de uitkeringsaanvragen behandelt, wordt gekeken naar de tijdigheid van het uiteindelijke besluit. Het vergelijken van de werkelijke situatie met de wettelijke voorschriften geeft een beeld van hoe de gemeente er voor staat op dit gebied. Voor wat betreft de tijdigheid van de behandeling van de aanvraag geldt dat volgens de Abw de gemeente binnen 8 weken vast moet stellen of het recht op uitkering bestaat, tenzij het gaat om een zelfstandige. In dat geval is de termijn 13 weken. Een verlenging van deze laatste termijn is mogelijk. Deze wordt dan verlengd met ten hoogste 13 weken. In de IOAW geldt ook de termijn van 8 weken. In de IOAZ geldt de termijn van 13 weken en de eventuele verlenging daarvan met 13 weken.De WIK kent geen specifiek termijnvoorschrift op het punt van de aanvraag, zodat conform art. 4:14 Awb een termijn van 8 weken als norm geldt. Indien de aanvraagbehandeling niet tijdig heeft plaatsgevonden als gevolg van de situatie waarin aan betrokkene een termijn is gegeven om alsnog de nodige bewijsstukken te leveren (art. 4:15 van de Awb), wordt de periode van onderbreking uiteraard betrokken bij de vraag of de aanvraagbehandeling te lang heeft geduurd. Hieronder worden voor gebruik door de gemeente enkele tabellen en attentiepunten gegeven, aan de hand waarvan er een beeld kan worden verkregen van de aanvraagafhandeling bij de gemeente. Relevante bronnen Awb - Art. 3:47 lid 2 (wettelijke grondslag besluit) - Art. 3:49 (vermelding advisering) - Art. 4:7 (horen aanvrager bij afwijzing) - Art. 4:12 (beperking art. 4:7) - Art. 4:14 (informeren bij verlenging termijn - Art. 10:2 (besluit/grenzen mandaat)
56
Abw - Art. 68 lid 1 en 2 (termijn/verlenging) IOAW - Art. 16 lid 1 (termijn) IOAZ - Art. 16 lid 1 en 2 (termijn/verlenging) Het onderzoek Abw A B C D E F
Nog te behandelen aanvragen per 1-1-2003 Aantal ingekomen aanvragen in 2003 Totaal a en b Aantal afgewezen aanvragen in 2003 Aantal (gedeeltelijk) toe- gekende aanvragen in 2003 Nog te behandelen aanvragen per 31-12-2003
Deze tabel eventueel uit te breiden met IOAW, IOAZ, WIK, bijzondere bijstand etc.
Na invulling van bovenstaande tabel kan het voor de gemeente nuttig zijn de volgende vragen te stellen: - Ad d: Wat is het voornaamste type onderwerp dat leidt tot afwijzing van de aanvraag? - Ad f: Hoe is de eventuele opmerkelijke stijging van de grootte van de werkvoorraad, in dit geval een stijging van f t.o.v. a, te verklaren? De antwoorden op deze vragen zijn van belang voor een eventueel uit te brengen intern/gemeentelijk verbeteradvies. Tijdigheid van de aanvraagbehandeling A Aantal aanvragen afgehandeld binnen 8 weken B Aantal aanvragen afgehandeld binnen 13 weken
Abw nietzelfst.
Abw zelfst.
IOAW
n.v.t.
n.v.t.
IOAZ
WIK
n.v.t.
n.v.t.
n.v.t.
C Aantal aanvragen afgehandeld buiten de geldende termijn D Gemiddelde duur van de termijnoverschrijding van de onder ad. c. bedoelde aanvragen
57
Ad c: Als meer dan 15% van het aantal afgehandelde aanvragen is afgedaan na het verstrijken van de geldende termijn, dan wordt aanbevolen in een beschouwing nader in te gaan op de vraag of een intern/gemeentelijk verbeteradvies aan de orde is. Zie vastleggingsformulier tijdigheid aanvraagbehandeling (Bijlage 2).
3.1.3 De voorschotverlening in afwachting van een beslissing op aanvraag uitkering Inleiding Deze twee onderwerpen hebben een duidelijke relatie met elkaar. De voorschotverlening kan zonder nader onderzoek plaatsvinden zolang er geen besluit op de aanvraag heeft plaatsgevonden tot aan de perioden welke zijn genoemd in artikel 68 Abw. De kosten van deze bevoorschotting zijn geheel voor rekening van de gemeente. De gemeente zal dus geïnteresseerd (moeten) zijn naar de oorzaken die zijn gelegen in het niet snel kunnen beslissen op de aanvraag (de belemmerende factoren). Er zal bij gemeenten een voortgangsbewakingssysteem voorhanden behoren te zijn om na te kunnen gaan hoe het met een bepaalde aanvraag er voor staat. Hieromtrent zijn voor gemeenten geen voorschriften gesteld. Dit onderdeel heeft dus een aspect met betrekking tot de kwaliteit van de uitvoering maar is voor gemeenten ook in financiële zin niet onbelangrijk (beslag op gemeentelijke middelen). Relevante Bronnen Abw - Art. 25 (voorschot is renteloze lening) - Art. 66 (regels voorafgaand onderzoek) - Art. 68 (termijn/verlenging) - Art. 74 lid 1 (bevoegdheid voorschotverlening) - Art. 74 lid 2 (periode voorschotverlening) - Art. 74 lid 3 (voorschot niet bestemd voor gebruik als bedrijfskapitaal) - Art. 75 (regels voor terugvordering) - Art. 80 (voorschot is terug te vorderen) Voorschotverlening Volgens de Abw gelden met betrekking tot de voorschotverlening o.a. de volgende regels: - De voorschotverlening kan zonder nader onderzoek plaatsvinden zolang er geen besluit op de aanvraag heeft plaatsgevonden, tot aan het einde van de perioden welke zijn genoemd in artikel 68 Abw; - Omdat B&W niet bevoegd zijn tot voorschotverlening buiten de termijn genoemd in art. 74 lid 2 Abw, heeft t.a.v. overschrijding een afzonderlijke signalering plaats. - Het voorschot is een renteloze lening; - De kosten van de voorschotverlening komen geheel ten laste van de gemeente; - Het voorschot mag niet gebruikt worden als bedrijfskapitaal.
58
Aangezien de kosten van de bevoorschotting geheel ten laste komen van de gemeente, is het voor de gemeente van belang om bevoorschotting te voorkomen. Dit zal echter niet in alle gevallen mogelijk zijn. Om dit niet wenselijke beslag op de gemeentelijke middelen toch zoveel mogelijk te voorkomen, is het voor de gemeente zaak om de afhandelingstijd van uitkeringsaanvragen zo kort mogelijk te houden. Hieronder wordt voor gebruik door de gemeente een tabel gegeven, aan de hand waarvan er een beeld gevormd kan worden van de bevoorschottingssituatie. Aantal A B C D E *
Bedrag
Verleende voorschotten op 31-12-2002 In 2003 verleende voorschotten Teruggevorderde voorschotten in 2003 Openstaande voorschotten op 31-12-2003 Aantal voorschotverleningen die de termijn genoemd in art.74 lid 2 overschrijden Bij een significante verandering van d t.o.v. a is een verklaring gewenst.
3.1.4 Bijzondere bijstand Inleiding Beoordeeld moet worden of het gemeentelijk beleid inzake de verlening van bijzondere bijstand binnen de door de wet gestelde grenzen blijft. In principe dient de beoordeling plaats te vinden aan de hand van het door de gemeente op schrift gestelde beleid (verordeningen, nota’s en instructies), maar omdat dit niet verplicht is voorgeschreven kan de situatie zich voordoen dat een schriftelijk stuk ontbreekt. In die situatie is een beoordeling van het beleid op basis van dossieronderzoek onvermijdelijk. B&W zijn gehouden rekening te houden met de draagkracht van de belanghebbende, waaronder gerekend wordt het vermogen. Op welke wijze invulling wordt gegeven aan de vaststelling van de draagkracht behoort tot de gemeentelijke verantwoordelijkheid. Wel moeten zij er rekening mee houden dat het vrij te laten bescheiden vermogen en de extra vrijlating van het in de zelfbewoonde eigen woning gebonden vermogen ook bij de bijzondere bijstand van toepassing zijn. B&W zijn niet verplicht een drempelbedrag toe te passen, maar als zij ervoor kiezen het wel te doen zijn zij gebonden aan het in artikel 41 Abw bepaalde maximum bedrag. Relevante bronnen Abw - Art. 9 (uitsluitingsgronden) - Art. 10 (bijzondere bijstand aan personen < 21 jaar) - Art. 11 (dringende redenen tot bijstandsverlening) - Art. 15 (wanneer bijzondere bijstand) - Art. 16 (niet noodzakelijke kosten) - Art. 17 (voorliggende voorzieningen) - Art. 20, vierde lid (bijzondere bijstand en krediethypotheek) - Art. 21 (bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen) - Art. 39 (recht op bijzondere bijstand) - Art. 40 (vaststelling draagkracht)
59
-
Art. 41 (drempelbedrag)
Onderzoeksvragen en toelichtingen In het Model verslag over de Uitvoering 2003 wordt gevraagd of het beleid is vastgesteld en op welke wijze dit heeft plaatsgevonden. Deze vragen raken niet de rechtmatigheid van de uitvoering. Zij zijn slechts bedoeld om inzage te verkrijgen in de wijze waarop de gemeente haar beleid inzake de verlening van bijzondere bijstand (al dan niet) vaststelt. Het feit dat de verlening van de bijzondere bijstand financieel en beleidsmatig gedecentraliseerd is, neemt niet weg dat de verlening daarvan moet voldoen aan de reguliere eisen. Vanaf 1 juli 1997 zijn gemeenten bevoegd om bijzondere bijstand categoriaal te verstrekken. Deze bevoegdheid laat onverlet de plicht van gemeenten om bijzondere bijstand te verstrekken als in het individuele geval sprake is van uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende meerkosten. Beide vormen van bijstand zullen in de uitvoeringspraktijk naast en aanvullend op elkaar toegepast worden3. De beoordeling van de op individuele omstandigheden afgestemde bijzondere bijstand blijft onveranderd. Indien de gemeente gebruik maakt van de mogelijkheid om bijzondere bijstand categoriaal te verstrekken, dient voldaan te worden aan de volgende eisen: - de criteria voor de categoriale bijzondere bijstandsverlening dienen vastgelegd te zijn in lokale beleidsregels; - toelichting: Deze verplichting is niet expliciet in de wet opgenomen, doch kan uit de toelichting afgeleid worden4; - het gemeentebestuur moet de doelgroep vaststellen onafhankelijk van de bron van het inkomen; - toelichting: door toepassing van de door de gemeente vastgestelde draagkrachtcriteria wordt de afgrenzing van de doelgroep ten aanzien van degenen met een hoger inkomen bereikt. Op dit punt verschilt de categoriale bijzondere bijstandsverlening niet van de bijzondere bijstandsverlening op grond van individuele omstandigheden; - de bijstandsverlening is alleen mogelijk voorzover geen recht bestaat op een tegemoetkoming uit een voorliggende voorziening; - toelichting: de feitelijke toepassing van het begrip voorliggende voorziening in individuele gevallen wordt beoordeeld via het cluster Recht op Uitkering; - door middel van een individualiserende toepassing van de wet moet de voorziening ook beschikbaar zijn voor personen die niet tot de doelgroep behoren, maar die voor het overige wel in vergelijkbare omstandigheden verkeren; - De bijstand dient betrekking te hebben op het bestrijden van kosten; ongerichte inkomenssuppleties zijn niet toegestaan;
3 4
Zie brief van de minister aan de Tweede Kamer d.d. 22.11.96, kenmerk BZ/UK/96/5149 Kamerstukken II, 1995-1996, 24 772, nr. 3, blz. 3
60
-
-
Toelichting: De bijstand wordt verleend omdat de doelgroep in de regel met bepaalde noodzakelijke kosten van het bestaan geconfronteerd wordt, die niet uit het eigen inkomen bestreden kunnen worden. B&W hoeven alleen na te gaan of de kosten tot de noodzakelijke bestaanskosten gerekend kunnen worden. Indien deze beoordeling positief uitvalt, hoeven B&W (anders dan bij de verstrekking van bijzondere bijstand op grond van individuele omstandigheden) niet na te gaan of de kosten in het individuele geval ook daadwerkelijk noodzakelijk zijn en of ze ook daadwerkelijk gemaakt zijn; De toekenning van de bijstand dient plaats te vinden op basis van een daartoe ingediende aanvraag; Toelichting: De mogelijkheid van categoriale bijzondere bijstandsverlening gaat niet zover dat B&W die bijstand ambtshalve kunnen toekennen.
De verlening van bijstand aan jongeren ter aanvulling op de norm Allereerst zal de landelijke bijstandsnorm moeten worden vastgesteld. Voorzover de noodzakelijke kosten van het bestaan voor personen van 18 tot 21 jaar uitgaan boven de toepasselijke landelijke bijstand, kunnen b&w op grond van artikel 10 Abw aanvullende bijstand verstrekken. Hierbij gelden de volgende voorwaarden: de aanvullende bijstand moet verstrekt worden als bijzondere bijstand: - de inkomenspositie van de ouders is zodanig dat zij niet of slechts ten dele in de "meerkosten" kunnen voorzien; of - de ouders zijn weliswaar volledig in staat om aan hun ouderlijke onderhoudsplicht te voldoen, maar zij zijn daartoe niet bereid - bijvoorbeeld als gevolg van een ernstig verstoorde relatie - of het zou onredelijk zijn van de jongere te eisen dat hij dit onderhoudsrecht afdwingt; - betrokkene heeft geen ouders meer; - alleen degene die recht heeft op de landelijke norm kan in aanmerking komen voor de aanvullende bijstand; in de situatie waarin de jongere geen recht heeft op de landelijke norm, kan de aanvullende bijstand alleen aan de ouders verleend worden. - voor de toepassingsmogelijkheid van artikel 10 Abw maakt het geen verschil of de jongere alleen of samenwoont (waarbij een of beide partners jonger dan 21 kunnen zijn), dan wel als alleenstaande de zorg heeft voor één of meer kinderen.
3.2 Uitvoering doeltreffendheid facultatief Voor het jaar 2003 is besloten om facultatief een beperkte set doeltreffendheidsindicatoren toe te voegen aan het verslag over de uitvoering. Met behulp van deze gegevens kan inzicht worden verkregen in de doeltreffendheid van de uitvoering. Er zijn enkele indicatoren genoemd die reeds bekend zijn bij de gemeente aangezien deze gegevens via de CBS-statistiek dan wel via de Benchmark worden uitgevraagd.
61
3.2.1 Ad producten: aanvraag levensonderhoud, Heronderzoek en beëindigingsonderzoek Bestandssamenstelling naar: a. Inkomensvoorziening In de tabel wordt een overzicht gevraagd van het aantal uitkeringen dat wordt verstrekt gespecificeerd naar de betreffende regeling en norm / grondslag. In principe dienen alle klanten onderverdeeld te kunnen worden conform de landelijke normering. b. Dak- en thuislozen Deze gegevens zijn alleen relevant voor de centrumgemeenten. c. Verdeling naar geslacht Door middel van deze tabel kan een weergave worden gemaakt van de verdeling mannen en vrouwen in de bijstand onderverdeeld naar alleenstaanden, alleenstaande ouders met kinderen onder de 5 jaar, alleenstaande ouders met kinderen boven de 5 jaar en echtparen. Hierbij dienen echtparen afzonderlijk vermeld te worden. Een echtpaar telt dus voor 2. d. Verdeling naar fase In deze tabel dient een overzicht te worden verschaft inzake de soort uitkering in relatie tot de fase waarin deze personen zijn ingedeeld. Uit deze tabel kan inzicht ontstaan welke groepen zich manifesteren en welke middelen daarbij ingezet kunnen worden. Indien een overgroot deel van het bestand in fase 4 zit, zal intensieve begeleiding gewenst zijn bij bemiddeling naar arbeid of sociale activering. Hierbij dienen echtparen afzonderlijk vermeld te worden, dus per partner dient de fasering genoteerd te worden. e. Verdeling naar ontheffingen arbeidsplicht In deze tabel dient een overzicht te worden gegeven met betrekking tot de verplichtingen die aan personen worden opgelegd ter bevordering van de uitstroom. Ook hierbij geldt weer dat echtparen afzonderlijk worden genoteerd. f. Verdeling naar opleidingsniveau Deze tabel verschaft een overzicht van het opleidingsniveau van het klantenbestand. Op basis van deze gegevens kunnen keuzen gemaakt worden voor een bepaald aanbod aan de klanten. g. Verstrekken toeslagen en verlagingen Op basis van deze tabel wordt een overzicht verkregen met betrekking tot het aantal toeslagen en verlagingen die verstrekt worden aan personen met een uitkering op grond van de Abw. h. In- en uitstroom Bij dit onderdeel dient de reden van de bijstandsafhankelijkheid en uitstroom ingevuld te worden. Hier dient de directe aanleiding voor de bijstandsverlening en -beëindiging te worden vermeld. Het gaat om het aangeven van die situatie die heeft geleid tot de aanvang dan wel beëindiging van de bijstand. Is het recht op uitkering / beëindiging van de uitkering door een samenloop van omstandigheden ontstaan dan wordt de eerste van toepassing zijnde code aangegeven.
62
i. Draaideurcliënten
Draaideurcliënten zijn personen die in de twaalf maanden voorafgaand aan het tijdstip van instroom uitkeringsontvangend waren en na beëindiging van de uitkering weer zijn ingestroomd. j. CWI In de tabel worden gegevens gevraagd die betrekking hebben op de uitkeringsintake die vanaf 1 januari 2002 bij het CWI uitgevoerd moet worden. Door middel van het invullen van de tabel ontstaat inzicht over diverse aspecten van de SNO die wordt afgesloten tussen CWI en gemeente. k. Service Niveau Overeenkomst (SNO) Bij dit onderdeel wordt nader ingegaan op de invulling van de SNO.
3.2.2 Ad producten: Vaststellen Terugvordering en Verhaal en Debiteurenbeheer a. Terugvorderingen Door middel van het overzicht ontstaat inzicht in de ontstaansgrond van de vorderingen. Tevens blijkt uit het overzicht wat er is afgelost en wat de stand van zaken is per 31-12-2003. b. Debiteuren In deze tabel wordt een overzicht verschaft van het aantal debiteuren dat zich in uw bestand bevinden en het profiel van deze debiteuren; of deze een uitkering van uw dienst ontvangen, de uitkering beëindigd is of nooit een uitkering ontvangen hebben. c. Fraude In deze tabel wordt naar een overzicht gevraagd van het aantal terugvorderingen ten gevolge van fraude en wat het totaal bedrag van de fraude bedraagt.
3.2.3 Ad product: Boete Boete Er zijn diverse reden waarom een boete kan worden opgelegd, daarnaast kan ook afgezien worden van een boete indien de belanghebbende niet verwijtbaar is of om andere dringende redenen. Door middel van het invullen van deze tabel ontstaat inzicht in het product boeten.
63