No: 6 /1 De raad van de gemeente Menterwolde; gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van Menterwolde d.d. 19 december 2012; gelet op artikel 8 Wet werk en bijstand (WWB) alsmede artikel 35 van de Wet inkomensvoor ziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW) en artikel 35 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandi gen (IOAZ); overwegende, dat het noodzakelijk is de Maatregelenverordening WWB, IOAW en IOAZ Ge meente Menterwolde in overeenstemming te brengen met de Wet aanscherping handhaving- en sanctiebeleid SZW-wetgeving; BESLUIT: vast te stellen de: BOETEVERORDENING WWB, IOAW EN IOAZ 2013 In verband met het Besluit van 13 oktober 2012, houdende wijziging van een aantal alge mene maatregelen van bestuur betreffende de Wet aanscherping handhaving en sanctiebe leid SZW-wetgeving (Besluit aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving)
HOOFDSTUK 1 Algemene bepalingen Artikel 1
Begripsbepalingen
1. In deze verordening wordt verstaan onder: a. WWB: Wet werk en bijstand;
b. IOAW: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers.
c. IOAZ: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen.
d. WWB/IOAW/IOAZ: de WWB alsmede de IOAW en de IOAZ, beiden voor zover zij op belanghebbende van toepassing zijn.
e. Uitkering: de uitkering, bedoeld in artikel 11 WWB en artikel 5, eerste lid IOAW/IOAZ.
1
f. Uitkeringsnorm: de op belanghebbende van toepassing zijnde netto uitkering bedoeld in artikel 20, 21, 22, 23, 25 en 26 WWB en de netto grondslag, bedoeld in art 5, lid vier IOAW/IOAZ.
g. (Recidive)boete: bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 18a, vijfde lid, van de wet. h. Inkomen: inkomen als bedoeld in artikel 31 en 32 WWB en artikel 8 IOAW/IOAZ. i. Belanghebbende: hij die recht heeft op een uitkering op grond van de WWB of de IOAW, voor zover hij is aangewezen op arbeid in dienstbetrekking, alsmede hij die recht heeft op een uitkering op grond van de IOAZ.
j. College: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Menterwolde. 2. Voor zover in deze verordening niet anders is gedefinieerd, hebben de begrippen dezelfde betekenis als in de WWB, IOAW, de IOAZ en de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Artikel 2
Boete bij niet of niet tijdig nakomen van de inlichtingenplicht
1. Indien naar het oordeel van het college de belanghebbende niet tijdig de verplichting als bedoeld in artikel 17 WWB of artikel 13 van de IOAW/IOAZ is nagekomen, en dit niet nakomen aan hem verwijtbaar is, legt het college een boete op.
2. Indien, in verband met de (mogelijke) overschrijding van de fraudegrens (€ 50.000) aangifte wordt gedaan bij het Openbaar Ministerie en zij tot vervolging overgaat, wordt geen boete opgelegd. Indien de zaak wordt geseponeerd gaat het college alsnog over tot het opleggen van een bestuurlijke boete.
3. De hoogte van de boete is gelijk aan het netto benadelingbedrag. 4. Ingeval er een bestuurlijke boete wordt opgelegd wegens schending van de inlichtin genverplichting ex artikel 17 WWB of artikel 13 IOAW/IOAZ, terwijl de overtreding niet heeft geleid tot een benadelingbedrag, bedraagt de boete tenminste € 150,--. Artikel 3
Berekeningsgrondslag
De boete wegens schending van de inlichtingenverplichting zoals bedoeld in artikel 2 van deze verordening wordt toegepast op de netto uitkering. Artikel 4
Afstemming van de boete
Het college stemt de boete mede af op de mate van verwijtbaarheid en de omstandigheden waar in belanghebbende verkeert. Artikel 5
Recidive
1. Indien binnen een periode van zestig maanden na verzending van het besluit tot opleg ging van een boete opnieuw een verwijtbare gedraging ex artikel 17 WWB of artikel 13 IOAW/IOAZ plaatsvindt, verhoogt het college de boete naar 150% van de teveel ont vangen netto uitkering.
2. Bij een beschikking als bedoeld in dit artikel wordt aandacht besteed aan de ernst van het feit, de mate van verwijtbaarheid en de omstandigheden van persoon en gezin. Dit kan leiden tot een lager boetebedrag.
2
Artikel 6
Besluit
In het besluit tot het opleggen van een boete worden in ieder geval vermeld: de reden van de boete, de hoogte van de boete en het percentage van de uitkeringsnorm die in aanmerking wordt genomen ter verrekening van de boete gedurende de eerste drie maanden na verzending van de beschikking. Artikel 7
Afzien van het opleggen van een boete
1. Indien het college de gedraging niet verwijtbaar acht, ziet zij af van het opleggen van de boete.
2. Verder ziet het college af van het opleggen van een recidiveboete als tussen een huidige envoorgaande verwijtbaar geachte gedraging ex artikel 17 WWB of artikel 13 IOAW/IOAZ meer dan 60 maanden zijn verstreken.
3. Het college kan afzien van het opleggen van een boete indien het daarvoor dringende re denen aanwezig acht waarvan de maatschappelijke kosten die van de boete verre over stijgen (onvoorwaardelijke huisuitzetting, ernstige gevolgen i.v.m. ziekte etc).
4. Indien het college afziet van het opleggen van een boete op grond van dringende rede nen, wordt/worden belanghebbende(n) hiervan schriftelijk mededeling gedaan.
HOOFDSTUK 2 Boete in verband met gedragingen van schending van de inlichtingen verplichting. Artikel 8
Maatregel, ingeval van verlies van een passende en toereikende voorlig gende voorziening, door toepassing van bestuurlijke boete.
1. In afwijking van het bepaalde in artikel 18 WWB of artikel 20 IOAW/IOAZ wordt, in dien belanghebbende(n) geen beroep meer kan doen op een passende en toereikende voorliggende voorziening, omdat deze volledig wordt verrekend met een bestuurlijke boete in het kader van het bij herhaling schenden van de inlichtingenplicht een maatre gel opgelegd van 100% gedurende de eerste drie maanden vanaf de start van de verreke ning.
2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid, wordt de maatregel in de tweede en derde maand, gerekend vanaf de start van de verrekening, gematigd tot 20% indien belangheb bende(n) redelijkerwijs niet kan (kunnen) beschikken over gelden ter hoogte van ten minste driemaal de toepasselijke bijstandsnorm.
HOOFDSTUK 3 Verrekening bestuurlijke boete bij recidive. Artikel 9
Verrekenen met beslagvrije voet bij voldoende gelden.
3
1. Indien belanghebbende(n) redelijkerwijs over gelden kan (kunnen) beschikken ter hoog te van ten minste driemaal de toepasselijke bijstandsnorm, verrekent het college de reci diveboete met de algemene bijstand zonder inachtneming van de beslagvrije voet.
2. De verrekening, bedoeld in het eerste lid, geschiedt gedurende een tijdvak van drie maanden te rekenen vanaf het moment van daadwerkelijke verrekening en dus niet van af dagtekening van de beschikking waarop de bestuurlijke boete is opgelegd. Artikel 10
Verrekenen bij geen of onvoldoende gelden.
1. Indien belanghebbende(n) redelijkerwijs niet kan (kunnen) beschikken over gelden ter hoogte van ten minste driemaal de toepasselijke bijstandsnorm, verrekent het college de (recidive)boete gedurende één maand zonder inachtneming van de beslagvrije voet. De verrekening geschiedt vanaf het moment van de dagtekening waarop de bestuurlijke boete is opgelegd.
2. Aansluitend op verrekening als bedoeld in het eerste lid, verrekend het college de recidi veboete in de daarop volgende twee maanden op een dusdanige wijze dat belanghebben de(n) blijft (blijven) beschikken over een inkomen ter hoogte van 80% van de toepasse lijke bijstandsnorm. Artikel 11
Verrekenen met inachtneming beslagvrije voet.
In afwijking van de artikelen 9 en 10 kan het college de recidiveboete met inachtneming van de beslagvrije voet verrekenen indien:
a. aannemelijk is dat verrekening op de wijze, bedoeld in de artikelen 9 en 10, zou leiden tot huisuitzetting van belanghebbende(n) of b. anderszins sprake is van dringende redenen. Artikel 12
Eerder opgelegde bestuurlijke boetes.
De artikelen 9, 10 en 11 zijn van overeenkomstige toepassing op de verrekening van de bestuur lijke boete, bedoeld in artikel 18a, eerste lid, van de wet, indien en voor zover deze boete nog niet is betaald op het moment van verrekening van de recidiveboete. Artikel 13
De uitoefening van de bevoegdheid tot verrekening
Het college verrekent het openstaande boetebedrag met de algemene bijstand ingevolge de WWB of de netto uitkering IOAW/IOAZ gedurende de eerste drie maanden na dagtekening van het besluit tot oplegging van een recidiveboete zonder dat het bepaalde in artikel 4:93 vierde lid van de Awb in acht wordt genomen. Artikel 14
Verzoek tot doorbetaling huur/hypotheekrente
1. Belanghebbende kan verzoek om, in afwijking van het bepaalde in artikel 13, de huur dan wel de hypotheekrente na aftrek van de Huurtoeslag respectievelijk hypotheekrente aftrek, gedurende de in artikel 13 genoemde periode direct vanuit de netto uitkering te voldoen. Indien dit verzoek wordt toegekend wordt de verrekening daarop aangepast.
2. Een verzoek als bedoeld in het eerste lid wordt in ieder geval afgewezen indien de be langhebbende(n) redelijkerwijs over voldoende gelden kan/kunnen beschikken om de
4
genoemde drie maanden in zijn levensonderhoud te voorzien dan wel redelijkerwijs deze gelden op korte termijn kan verwerven.
Artikel 15
Verrekenen met inachtneming van artikel 4:93 vierde lid Awb
In afwijking van artikel 13 verrekent het college het openstaande boetebedrag met inachtneming van artikel 4:93, vierde lid Awb voor zover:
a. toepassing van artikel 13 en 14 onaanvaardbare consequenties heeft voor de eventuele minderjarige belanghebbende(n), dan wel b. de gezondheidstoestand van (een van de) belanghebbende(n) naar het oordeel van het college ernstig wordt bedreigd doordat mogelijkheden ontbreken om de noodzakelijke medicatie of behandeling te financiering. Artikel 16
Zeer ernstige misdragingen
Indien de belanghebbende zich naar de mening van het college zeer ernstig misdraagt jegens medewerkers werkzaam bij de gemeente Menterwolde of schade toebrengt aan eigendommen van de gemeente Menterwolde, onder omstandigheden die rechtstreeks verband houden met de uitvoering van de WWB/IOAW/IOAZ, verlaagt het college de norm met een door het college vast te stellen percentage gedurende een door het college vast te stellen periode, met een maxi mum van 30% gedurende drie maanden.
HOOFDSTUK 4 Slotbepalingen Artikel 17
Onvoorziene gevallen
Het college beslist in gevallen waarin deze verordening niet voorziet. Artikel 18
Citeertitel en inwerkingtreding
1. Deze verordening wordt aangehaald als “Boeteverordening WWB, IOAW en IOAZ 2013”.
2. Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2013.
Muntendam, 31 januari 2012. De raad voornoemd, De voorzitter,
De griffier,
5
(E.A. van Zuijlen)
(F.A.P. Grit)
Algemene Toelichting Per 1 januari 2013 treedt de Wet aanscherping handhaving- en sanctiebeleid SZW-wetgeving in werking. Met de wet krijgt het college de plicht om een boete op te leggen indien sprake is van schending van de inlichtingenplicht. De eerdere bevoegdheid om een maatregel in deze situatie op te leggen (het schenden van de in lichtingenverplichting) verdwijnt. De hoogte van de boete is daarbij in beginsel gelijk aan het bedrag dat belanghebbende te veel aan bijstand heeft ontvangen. Is sprake van het bij herhaling schenden van de inlichtingenplicht (recidive) dan wordt deze boe te in beginsel verhoogd tot 150% van het teveel ontvangen bedrag. Naast deze verhoging krijgt het college daarbij ook de bevoegdheid om in de eerste drie maanden na oplegging van de boete de bijstand volledig te verrekenen met de openstaande boetevordering. In eerste instantie had de wetgever voorzien in een plicht tot volledige verrekening van de boete vordering. Bij amendement is deze verplichting echter omgezet in een bevoegdheid, zodat de ge meente de mogelijkheid heeft om daar waar volledige verrekening onwenselijke effecten heeft (denk b.v. aan hogere maatschappelijke kosten vanwege uithuisplaatsing) de verrekening aan te passen, dan wel bij de verrekening de beslagvrije voet volledig te respecteren. De WWB/IOAW/IOAZ verplicht de gemeenteraad in dit kader bij verordening nadere regels te stel len met betrekking tot het gebruik van deze bevoegdheid. Opgemerkt zij nog dat de verordening enkel de verrekening regelt van uitkeringsgerechtigden die te maken krijgen met een door het college zelf opgelegde recidiveboete. Is de recidiveboete opgelegd op het moment dat belanghebbende elders een uitkering krachtens WWB/IOAW/IOAZ ontvangt, dan kan het boete opleggende college het uitkeringsverstrekken de college verzoeken om conform de regels van het boete opleggende college tot verrekening over te gaan. Mocht belanghebbende tussentijds het uitkeringsverstrekkende college verzoeken de beslagvrije voet alsnog te respecteren, dan is dit college bij de verrekening daaraan gehouden.
6
7
Artikelsgewijze toelichting wijzigingsbesluit Het wijzigingsbesluit voorziet in de wijziging van de maatregelenverordening Wet Werk en Bij stand (Wet werk en bijstand) en de maatregelverordening IOAW en IOAZ. In de maatregelver ordening Wet werk en bijstand zijn naast de bepalingen die voorzien in de regeling van de be voegdheid tot verrekening van de recidiveboete ook wijzigingen opgenomen die enerzijds ver band houden met het wegvallen van de maatregel bij schending van de inlichtingenplicht en an derzijds verband houden met het wegvallen van rechten op passende en toereikende voorliggen de voorzieningen (zoals b.v. de WW) zodra aldaar een bestuurlijke boete wordt opgelegd van wege het herhaaldelijk schenden van de inlichtingenplicht. De wijzigingen in de maatregelveror dening IOAW en IOAZ houden enkel en alleen verband met het wegvallen van de mogelijkheid om een maatregel op te leggen bij schending van de inlichtingplicht. Artikel 1 Behoeft geen nadere toelichting. Artikel 2 t/m 7 Het hoofdstuk inzake maatregelen in verband met de schending van de inlichtingenplicht en de daarin opgenomen bepalingen komt te vervallen. Zo in de toekomst schending van de inlichtin genplicht wordt geconstateerd, levert dit een beboetbare gedraging op. De in de verordening op genomen bepalingen rond de maatregel vanwege schending inlichtingenplicht kunnen daarom komen te vervallen. Hoofdstuk 2 Hoofdstuk 2 van de Maatregelverordening IOAW en IOAZ Gemeente Menterwolde (versie 2012) draagt in de uitwerking nog vaak de term van de maatregel. Nu het maatregelwaardig ge drag als terminologie in de nieuwe verordening vervalt is daarmee in de titel van het hoofdstuk rekening gehouden door daarin de term boete op te nemen. Artikel 11 Zoals reeds in de inleiding aangegeven wordt door de huidige wet ook het sanctieregime in de overige sociale zekerheidswetten aangescherpt. In wezen wordt een vergelijkbaar boeteregime ingevoerd (boete ter hoogte van de te veel ontvangen uitkering en bij recidive 150% daarvan) zij het dat de uitvoeringsinstanties UWV, SVB en Gemeente (voor wat betreft de IOAW en IOAZ) het uitstaande boetebedrag binnen de termijn van vijf jaren in beginsel dienen te verrekenen zon der rekening te houden met de beslagvrije voet. Dit houdt in dat belanghebbenden, zodra de ver rekening wordt geëffectueerd, in beginsel geen beschikking hebben over hun uitkering en indien andere middelen ontbreken, zullen zij dan een beroep moeten doen op de bijstand. Artikel 12 Dit artikel voorziet in de invoering van een afwijkende verrekeningsbevoegdheid. Van de gebruikelijke verrekeningsbevoegdheid is afgeweken om deze zo duidelijk mogelijk los te koppelen van de mogelijkheid om bij (een nieuwe) schending, (wederom) over te gaan tot het opleggen van een boete
8
Artikel 13 en 14 In beginsel wordt het feit dat het recht op een passende en toereikende voorliggende voorziening teloor is gegaan, aangemerkt als tekortschietend besef van verantwoordelijkheid. Een en ander levert daarom maatregel/boete waardig gedrag op, op basis waarvan de bijstand kan worden ver laagd. De huidige maatregelverordening mist echter een bepaling die volledig is toegesneden op deze situatie. De hier voorgestelde artikelen willen in de leemte voorzien. De artikelen zijn daar bij zo geredigeerd dat belanghebbende in beginsel in een feitelijk met de recidiverende bij standsgerechtigde vergelijkbare situatie terecht komt. Dat houdt in dat belanghebbende in begin sel drie maanden vanaf datum effectuering verrekening geen bijstand toekomt. Het staat hem daarbij vrij om- gelijk de recidiverende bijstandsgerechtigde- een verzoek te doen tot doorbeta ling van de vaste lasten. Specifiek is de effectuering van de verrekening en niet de datum van oplegging van de boete gekozen als startpunt van de drie maandentermijn. Een en ander houdt verband met het feit dat de verrekeningstermijn in deze vijf jaren bedraagt. Ook wanneer de boe te wordt opgelegd op een tijdstip dat hij niet afhankelijk is van enige uitkering, is de kans, dat hij vanwege de verrekening op een bepaald moment rechten niet te gelde kan maken, reëel. Opgemerkt zij nog dat de bepaling in welke situaties worden genoemd op basis waarvan de ver rekening enkel met in acht name van de beslagvrije voet wordt toegepast, niet van overeenkom stige toepassing is verklaard. Dit houdt verband met het feit dat het hier niet om verrekenen maar om het verlagen van de bijstand gaat. Bij verlaging van de bijstand is artikel 18, eerste lid, van de Wet werk en bijstand van toepassing. Dit houdt in dat de verlaging zal moeten worden afgestemd op de omstandigheden, mogelijkheden en middelen van belanghebbende. In dat kader kan ook rekening worden gehouden met situaties die om een beperktere verlaging vragen.
9