Handleiding Wind op Zee-projecten 2014 Topconsortium voor Kennis en Innovatie Wind op Zee (TKI-WoZ)
Versie 4 april 2014
Versiebeheer: 4 april 2014
- eerste publicatie;
Handleiding Wind op Zee projecten 2014
Begrippenlijst (alfabetisch) Deelnemer (mede-aanvrager): een natuurlijke persoon of rechtspersoon neemt deel aan het samenwerkingsverband voor eigen kosten en risico. Geen subsidie wordt verstrekt aan een provincie, gemeente of openbaar lichaam als bedoeld in de Wet gemeenschappelijke regelingen. Derden (sub-contractant): derden voeren een deel van het project uit in opdracht en op kosten van de aanvrager of een deelnemer. Met een derde kan een uitbestedingsovereenkomst gesloten worden. Grote onderneming: onderneming die niet onder de definitie van kleine en middelgrote ondernemingen valt. Handleiding: dit document. Innovatiecontract: het InnovatieContract Wind op Zee, van Topteam Energie, datum 7 maart 2012. Kaderbesluit EZ subsidies: zie http://wetten.overheid.nl/BWBR0024796 Kennisinstelling: een opsomming van de kennisinstellingen vindt u in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek zie http://wetten.overheid.nl/BWBR0005682/Bijlage 1
Kleine of middelgrote onderneming (MKB) : een onderneming die: • minder dan 250 werknemers heeft en • een jaaromzet heeft van niet meer dan € 50 miljoen óf • een jaarlijks balanstotaal heeft van niet meer dan € 43 miljoen, en • niet voor 25 procent of meer van het kapitaal of van de stemrechten in handen is van één of meerdere ondernemingen die niet aan deze definitie voldoen, met uitzondering van openbare participatiemaatschappijen, van ondernemingen van risicokapitaal of van institutionele beleggers, indien deze individueel noch gezamenlijk in enig opzicht zeggenschap over de onderneming hebben. Penvoerder: één van de deelnemers in een project dat uitgevoerd wordt door een samenwerkingsverband. De penvoerder dient mede namens de andere deelnemers de aanvraag in verzorgt de correspondentie en de rapportage. De penvoerder zorgt ook voor de verdeling van de subsidie over de deelnemers. Projectkosten: kosten die een subsidieontvanger na de indiening van de aanvraag heeft gemaakt en betaald en die noodzakelijk zijn en rechtstreeks aan de uitvoering van het samenwerkingsproject zijn toe te rekenen. Referentiekosten: kosten voor een investering ten behoeve van een in Nederland gangbaar systeem, apparaat of techniek die in technisch opzicht vergelijkbaar is met een in Nederland uit te voeren project maar waarmee niet hetzelfde niveau van milieubescherming kan worden bereikt als met het uit te voeren project, terwijl, in geval van een uit te voeren project voor hernieuwbare energie, de capaciteit voor de opwekking van energie van dat project ten minste overeenkomt met die van de eerstbedoelde investering Regeling Wind op Zee projecten 2014 (of kortweg: regeling): de Subsidieregeling energie en innovatie - Wind op Zee projecten 2014, zie http://wetten.overheid.nl/BWBR0026952/Hoofdstuk3/37 RVO: Rijksdienst voor Ondernemend Nederland, zie http://www.rvo.nl Samenwerkingsverband: een verband bestaande uit ten minste twee niet in een groep verbonden natuurlijke personen of rechtspersonen, dat geen rechtspersoonlijkheid bezit. In een samenwerkingsverband kunnen, naast bijvoorbeeld een ondernemer, kennisinstituten deelnemen. Deze fungeren in dat geval als volwaardige partners in een samenwerkingsverband. Voor wind op zee-projecten bestaat een samenwerkingsverband ten minste uit een onderneming en een kennisinstelling.
1
in de zin van de verordeningen 70/2001 en 364/2004 van de Europese Commissie inzake staatssteun voor kleine of middelgrote onderneming
Versie 4 april 2014
2/ 18
Handleiding Wind op Zee projecten 2014
Inhoudsopgave 1
Samen werken aan het InnovatieContract Wind op Zee ................................................................................................. 4 Waarom deze regeling? ............................................................................................................................................. 4 Twee openstellingen in 2014 ..................................................................................................................................... 4 Voor wie is deze regeling bedoeld? ........................................................................................................................... 4 Voor wie is deze handleiding bestemd?..................................................................................................................... 4 Tenderdocumenten ................................................................................................................................................... 4 Deelnemersovereenkomst ......................................................................................................................................... 5 Subsidieaanvraag indienen ........................................................................................................................................ 6 Disclaimer .................................................................................................................................................................. 6 Voorwaarden en afwijzingsgronden ............................................................................................................................... 7 2.1 Typen onderzoek ....................................................................................................................................................... 7 2.2 Voorwaarden ............................................................................................................................................................. 8 2.3 Afwijzingsgronden...................................................................................................................................................... 8 2.4 SDE+ toets .................................................................................................................................................................. 8 De beoordelingscriteria ................................................................................................................................................. 10 3.1 Minimum aantal punten per criterium .................................................................................................................... 10 3.2 Reductie van de kostprijs ......................................................................................................................................... 10 3.3 Bijdrage aan omzet en werkgelegenheid ................................................................................................................. 10 3.4 Kwaliteit van het samenwerkingsverband ............................................................................................................... 11 3.5 Kosteneffectiviteit .................................................................................................................................................... 11 Subsidie aanvragen ....................................................................................................................................................... 12 4.1 De procedure in zeven stappen ............................................................................................................................... 12 4.2 De onderdelen van de subsidieaanvraag ................................................................................................................. 12 4.3 Subsidiepercentages ................................................................................................................................................ 14 4.4 Welke kosten zijn subsidiabel? ................................................................................................................................ 14 4.5 Adviezen en aandachtspunten ................................................................................................................................. 15 4.6 Als uw project subsidie krijgt toegekend ................................................................................................................. 15 Technology Readiness Levels ........................................................................................................................................ 17 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6 1.7 1.8
2
3
4
5
Versie 4 april 2014
3/ 18
Handleiding Wind op Zee projecten 2014 1 1.1
Samen werken aan het InnovatieContract Wind op Zee Waarom deze regeling?
De subsidieregeling energie en innovatie - Wind op Zee projecten 2014 (regeling Wind op Zee projecten 2014) wil de ontwikkeling en demonstratie versnellen van nieuwe technieken om de benutting van windenergie op zee rendabel te maken.
1.2
Twee openstellingen in 2014
Het InnovatieContract Wind op Zee is als bijlage bij de brief aan de Kamer van 2 april 2012 (32637 nr. 32) aan de Kamer aangeboden. In dit innovatiecontract is onder andere aangekondigd dat er een tender zal komen voor wind op zee. In 2012 is de eerste tender uitgevoerd. Het budget voor de tender Wind op Zee projecten 2012 was circa € 7 miljoen. In 2013 zijn twee tenders uitgevoerd. Het budget voor de tenders Wind op Zee 2013 was in totaal circa € 10 miljoen. De regeling Wind op Zee projecten 2014 voorziet in twee tenders (twee openstellingen) voor wind-op-zee-projecten. Een wind-op-zee-project bestaat uit fundamenteel onderzoek, industrieel onderzoek of experimentele ontwikkeling of zijnde een demonstratieproject of een combinatie van deze vormen, dat past binnen het InnovatieContract Wind op Zee (zie artikel 3.7.1 van de regeling). Hierbij kan ten hoogste 20% van de subsidiabele kosten besteed worden aan met het project samenhangend fundamenteel onderzoek. Het doel van twee openstellingen is het bereiken van een betere aansluiting bij de planning van de indieners van voorstellen en het creëren van de mogelijkheid tot tweede indiening met eventuele verbeteringen op basis van de ontvangen feedback van de adviescommissie. Voor beide tenders geldt dat projecten moeten passen binnen één van de onderstaande vijf programmalijnen (innovatielijnen). Zie bijlage 3.7.1 van de Regeling Wind op Zee projecten 2014 voor een uitgebreide beschrijving van de programmalijnen en R&D activiteiten. De budgetten voor de twee 2014 tenders bedragen €5 miljoen per openstelling. Dit jaar is er een subsidieplafond per programmalijn. Hiermee wordt een onderscheid gemaakt in de relevantie van de programmalijnen en de potentiele bijdrage tot kostenreductie op korte termijn. Het subsidieplafond is hieronder gegeven per programmalijn. De precieze bedragen zijn gegeven in de regeling. De vijf programmalijnen met bijbehorende subsidieplafonds zijn: Programmalijn 1. Ondersteuningsconstructies 2. Optimalisatie van de windcentrale 3. Intern elektrisch netwerk en aansluiting op het hoogspanningsnet 4. Transport, installatie en logistiek 5. Beheer en Onderhoud
Subsidieplafond (€) 1,25 mln. 0,5 mln. 0,5 mln. 1,5 mln. 1,25 mln.
NB: Wind-op-zee-projecten hoeven niet per se op zee te worden uitgevoerd.
1.3
Voor wie is deze regeling bedoeld?
De doelgroep van deze tender bestaat uit samenwerkingsverbanden van ten minste een onderneming en een kennisinstelling die vernieuwende activiteiten in de toepassing van offshore windenergie willen realiseren.
1.4
Voor wie is deze handleiding bestemd?
Als u van plan bent een aanvraag in te dienen voor de regeling Wind op zee projecten 2014 dan adviseren wij u deze handleiding te lezen. Alle documenten die u nodig heeft voor een aanvraag kunt u downloaden van de websites van de Staatscourant, Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (http://www.rvo.nl/windopzee) en het Topconsortium voor Kennis en Innovatie Wind op Zee (http://www.tki-windopzee.nl/page/tenders-2014). Deze handleiding heeft geen betrekking op Wind-op-zee-haalbaarheidsstudies die in paragraaf 3.7.a van de Subsidieregeling energie en innovatie wordt beschreven.
1.5
Tenderdocumenten
De volgende documenten zijn beschikbaar op de hierboven genoemde websites: 1. Regeling Wind op Zee projecten 2014; 2. InnovatieContract Wind op Zee; Versie 4 april 2014
4/ 18
Handleiding Wind op Zee projecten 2014 3. 4. 5. 6. 7. 8.
Aanvraagformulier subsidie Wind op Zee 2014; Modelbegroting Wind op Zee projecten; Modelprojectplan Wind op Zee projecten; Model Samenwerkingsovereenkomst (of: http://www.rvo.nl/subsidiesregelingen/subsidiespelregels/samenwerking-en-kennisoverdracht/samenwerkingsovereenkomst); Deelnemersovereenkomst; Handleiding Tender Wind op Zee projecten 2014 (dit document).
Onderstaand schema geeft de onderlinge relatie van de verschillende documenten weer.
1.6
Deelnemersovereenkomst
De deelnemersovereenkomst bevestigt de afspraken tussen het deelnemende consortium en het TKI Wind op Zee. Deze afspraken omvatten onder andere communicatie rondom de projecten, de rapportage over de voortgang van de projecten en de bijdrage aan het TKI Wind op Zee. Deze afspraken vloeien voort uit de Letter of Committment en het Innovatiecontract. De deelnemersovereenkomst treedt pas inwerking na toekenning van subsidie en de ondertekening van de samenwerkingsovereenkomst.
Versie 4 april 2014
5/ 18
Handleiding Wind op Zee projecten 2014 Een door de penvoerder ondertekende deelnemersovereenkomst maakt geen onderdeel uit van de subsidieaanvraag die bij RVO moet worden ingediend (zie volgende paragraaf), maar moet rechtstreeks bij het TKI Wind op Zee worden ingediend op de sluitingsdag van de tender, bij voorkeur per e-mail:
[email protected].
1.7
Subsidieaanvraag indienen
De regeling Wind op Zee projecten 2014 voorziet in twee afzonderlijke openstellingen voor wind-op-zee-projecten: a) De sluitingsdatum voor de eerste tender is 3 juni 2014. b) De sluitingsdatum voor de tweede tender is 9 september 2014. Aanvragen dienen uiterlijk om 12.00 uur op de sluitingsdatum bij Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) ontvangen te zijn. RVO ontvangt de aanvragen bij voorkeur via het eLoket (http://www.rvo.nl/digitaal-indienen/eloket). Alternatieve methodes voor het indienen van uw aanvraag zijn: • toezenden per email:
[email protected]; • verzenden per post of fax naar één van de vestigingen van RVO o.v.v. subsidieaanvraag Wind op Zee-projecten; • persoonlijk afgeven bij één van de vestigingen van RVO o.v.v. subsidieaanvraag Wind op Zee-projecten. Indienen via eLoket biedt extra functionaliteit en blijkt in de praktijk de kans op fouten/incomplete aanvragen te minimaliseren. Bedenk dat u voor gebruik van eLoket eenmalig een zogenoemde eHerkenning (beveiligingsniveau 1) moet aanschaffen. Dit kost enkele werkdagen. Analoog aan de DigiD voor particulieren: bereid u daarom ruim voor het eerste gebruik voor.
1.8
Disclaimer
Hoewel deze handleiding met zorg is samengesteld, kunnen RVO en het Topconsortium voor Kennis en Innovatie Wind op Zee geen enkele aansprakelijkheid aanvaarden voor eventuele fouten. De teksten van het Kaderbesluit EZ-subsidies en de regeling Wind op Zee projecten 2014 zijn leidend.
Versie 4 april 2014
6/ 18
Handleiding Wind op Zee projecten 2014 2 2.1
Voorwaarden en afwijzingsgronden Typen onderzoek
De regeling Wind op Zee projecten 2014 voorziet in twee openstellingen voor wind-op-zee-projecten. Een wind-op-zee-project bestaat uit fundamenteel onderzoek, industrieel onderzoek of experimentele ontwikkeling of zijnde een demonstratieproject of een combinatie van deze vormen, dat past binnen het InnovatieContract Wind op Zee (zie artikel 3.7.1 van de regeling). Onderstaand volgen de definities voor de termen fundamenteel onderzoek (FO), industrieel onderzoek (IO), experimentele ontwikkeling (EO) en demonstratie. (2)
Fundamenteel onderzoek Experimentele of theoretische activiteiten die voornamelijk worden verricht om nieuwe kennis te verwerven over de fundamentele aspecten van verschijnselen en waarneembare feiten, zonder dat hiermee een rechtstreekse praktische toepassing of gebruik wordt beoogd. (2)
Industrieel onderzoek Planmatig of kritisch onderzoek dat is gericht op het opdoen van nieuwe kennis en vaardigheden met het oog op de ontwikkeling van nieuwe producten, procedés of diensten, of om bestaande producten, procedés of diensten aanmerkelijk te verbeteren. Het omvat de vervaardiging van onderdelen van complexe systemen, die noodzakelijk is voor industrieel onderzoek, met name voor algemene validering van technologieën, met uitzondering van prototypes als bedoeld bij experimentele ontwikkeling. (2)
Experimentele ontwikkeling Het verwerven, combineren, vormgeven en gebruiken van bestaande wetenschappelijke, technische, zakelijke en andere relevante kennis en vaardigheden voor plannen, schema's of ontwerpen van nieuwe, gewijzigde of verbeterde producten, procedés of diensten. Hieronder kan tevens de conceptuele formulering en het ontwerp van alternatieve producten, procedés of diensten worden verstaan. Deze activiteiten kunnen tevens het maken van ontwerpen, tekeningen, plannen en andere documentatie omvatten, mits zij niet voor commercieel gebruik zijn bestemd. De ontwikkeling van commercieel bruikbare prototypes en proefprojecten valt eveneens onder experimentele ontwikkeling indien het prototype het commerciële eindproduct is en de productie ervan te duur is om alleen voor demonstratie- en validatiedoeleinden te worden gebruikt. Bij commercieel gebruik van demonstratie- of proefprojecten worden eventuele inkomsten die hieruit voortvloeien, op de in aanmerking komende kosten in mindering gebracht. De kosten van de experimentele ontwikkeling en het testen van producten, procedés en diensten komen eveneens in aanmerking, voor zover deze niet voor industriële toepassing of commerciële exploitatie kunnen worden gebruikt of geschikt gemaakt. Onder experimentele ontwikkeling wordt niet verstaan de routinematige of periodieke wijziging van bestaande producten, productielijnen, fabricageprocessen, diensten en andere courante activiteiten, zelfs indien deze wijzigingen verbeteringen kunnen inhouden. Demonstratie Bij een demonstratieproject gaat het om het aantonen in een realistische gebruiksomgeving van het functioneren van een, voor Nederland, eerste toepassing van een nieuwe of vernieuwende technologie, functie, aanpak of een nieuw of vernieuwend systeem. Het kan ook gaan om een toepassing van een combinatie van nieuwe en bestaande technologie. U kunt dit combineren met een (nieuwe) aanpak van de maatschappelijke, niet-technologische factoren die een rol spelen bij de toepassing van deze nieuwe technologie. Het gaat om projecten met een maatschappelijk, technisch en/of economisch risico. Over prototypen Het vervaardigen en testen van een prototype kan vallen óf onder experimentele ontwikkeling óf onder demonstratie. Bij experimentele ontwikkeling gaat het om prototypes die u in het project gebruikt om systemen te testen en verifiëren en waarvan u de resultaten gebruikt om daarmee aanzienlijke verbeteringen aan het definitieve apparaat aan te brengen. Bij demonstratie gaat het om prototypes waaraan u weinig tot geen wijzigingen uitvoert en waarbij u zich richt op de exploitatie van het apparaat, bijvoorbeeld samen met een eerste klant.
2
Uit Communautaire Kaderregeling Inzake Staatssteun Voor Onderzoek, Ontwikkeling En Innovatie, (2006/C 323/01)
Versie 4 april 2014
7/ 18
Handleiding Wind op Zee projecten 2014 2.2
Voorwaarden
De regeling Wind op Zee projecten 2014 heeft een aantal voorwaarden waar u rekening mee moet houden als u voor subsidie in aanmerking wilt komen. Een aantal belangrijke hebben we voor u op een rijtje gezet. 3 • Subsidie kan worden verstrekt aan in Nederland gevestigde deelnemers in een samenwerkingsverband . • Alleen samenwerkingsverbanden van ten minste een onderneming en een kennisinstelling komen in aanmerking voor subsidie. • De verdeling van de subsidiabele projectkosten tussen de ondernemingen enerzijds en de kennisinstellingen anderzijds moet evenwichtig zijn (zie verder paragraaf 3.4). • De subsidieontvanger voert het wind-op-zee-project hoofdzakelijk in Nederland uit, tenzij de minister ontheffing verleent. • Binnen het project kan ten hoogste 20% van de subsidiabele kosten besteed worden aan met het project samenhangend fundamenteel onderzoek. • Een wind-op-zee-project duurt maximaal vier jaar en begint uiterlijk zes maanden na de beschikking. • Heeft uw project al eerder subsidie gehad van een bestuursorgaan of de Europese Commissie? Dan wordt met dat bedrag in de regeling Wind op Zee projecten 2014 rekening gehouden. Neem contact op met RVO om te horen wat dit voor uw situatie betekent. • Projectkosten die u heeft gemaakt voordat u de aanvraag indiende, komen niet voor subsidie in aanmerking. Dit geldt ook voor kosten die weliswaar nog niet betaald zijn, maar waarvoor wel al verplichtingen zijn aangegaan. • U voert het project uit voor eigen kosten en risico. Dit betekent o.a. dat u het project niet volledig mag uitbesteden.
2.3
Afwijzingsgronden
Uw projectvoorstel wordt in ieder geval afgewezen indien: • Het niet aannemelijk is dat het project binnen vier jaar wordt voltooid. • Gegronde vrees bestaat dat de betrokkenen het project niet kunnen financieren of er is onvoldoende vertrouwen dat de betrokkenen de capaciteiten hebben om het project uit te voeren. • Onvoldoende vertrouwen bestaat in de technische en economische haalbaarheid van het project. • Reeds eerder subsidie is verstrekt voor een soortgelijk project. • Per beoordelingscriterium niet minimaal 2,5 van de maximaal 5 punten zijn verkregen. • In totaal voor de gezamenlijke beoordelingscriteria niet 12 punten of meer verkregen zijn. Dit is gemiddeld 3 punten per beoordelingscriterium. • Niet aannemelijk is dat het project leidt tot duurzame energie productie in 2023 en leidt tot een besparing op de uitgaven aan subsidies in het kader van het Besluit stimulering duurzame energieproductie, die groter is dan de aangevraagde subsidie.
2.4
SDE+ toets
Voor de regeling Wind op Zee projecten 2014 heeft het Ministerie van Financiën budget beschikbaar gesteld uit de zgn. SDE+ innovatiemiddelen. Uw project dient daarom te voldoen aan de volgende voorwaarde (zie artikel 3.7.9, onderdeel d van de regeling): “de aanvrager moet aannemelijk maken dat het project leidt tot duurzame energieproductie in 2023 en leidt tot een besparing op de uitgaven aan subsidies in het kader van het Besluit stimulering duurzame energieproductie (SDE+), die groter is dan de aangevraagde subsidie.” Dit betekent dat uw project of de spin-off van het nu te subsidiëren project dient te leiden tot daadwerkelijke duurzame energieproductie uiterlijk in 2023. U zult aannemelijk moeten maken dat de resultaten van het project zullen worden toegepast in offshore windparken die tussen nu en 2023 voor SDE+ in aanmerking komen. Om voor SDE+ in aanmerking te komen moet de energieprijs nu al 150€/MWh of lager zijn of deze grens moet tussen nu en 2023 gepasseerd worden. Vanaf het moment (jaar) dat de energieprijs van offshore wind op de locaties waar uw techniek wordt toegepast 150€/MWh of minder is moet gelden dat de toepassing van uw techniek in een eerste project en de eventuele herhalingen daarvan leiden tot een reductie van de SDE+ uitgaven van de overheid die groter is dan de gevraagde subsidie voor uw project. Onderbouw dit met een berekening. Bij het berekenen van de besparing op de uitgaven aan subsidie in het kader van het Besluit Duurzame Energieproductie (SDE+) tellen, naast SDE+ besparingen op het project zelf, ook SDE+ besparingen mee uit spin-off projecten en herhalingsprojecten. Alle projecten die als onderbouwing gebruikt worden voor de besparing op de SDE+ uitgaven moeten uiterlijk in 2023 beginnen daadwerkelijk duurzame energie te produceren. Wel mogen SDE+ besparingen welke doorlopen na 2023 meegeteld worden.
3
Niet in Nederland gevestigde deelnemers mogen wel deelnemen aan een samenwerkingsverband, maar hun kosten zijn niet subsidiabel en dienen niet te worden opgenomen in de projectbegroting. Niet in Nederland gevestigde deelnemers kunnen geen penvoerder zijn.
Versie 4 april 2014
8/ 18
Handleiding Wind op Zee projecten 2014 Let op: • Het beleid van het Ministerie van Financiën gaat er vanuit dat alleen opties met een basisbedrag van 150€/MWh nodig zijn om de duurzame energiedoelstelling van 16% in 2023 te bereiken, duurdere opties niet. De besparing op uitgaven aan de SDE+ treedt dus pas op als het basisbedrag hieronder zakt. • Indien uw onderbouwing onvoldoende is, wordt uw project afgewezen. • Voor uitleg over de SDE+: zie http://www.rvo.nl/sde.
Versie 4 april 2014
9/ 18
Handleiding Wind op Zee projecten 2014 3
De beoordelingscriteria
RVO legt de ingediende projecten ter beoordeling voor aan de Adviescommissie Wind op Zee-projecten. Deze commissie adviseert de minister over de rangschikking van de voorstellen aan de hand van de vier criteria die in de regeling zijn gegeven. De adviescommissie bestaat uit (inter)nationale experts op het gebied van offshore wind die door middel van NDA’s gehouden zijn aan vertrouwelijke behandeling van de voorstellen. In de tekst van de regeling is hierover opgenomen in Artikel 3.7.10: 1. De minister rangschikt de aanvragen waarop niet afwijzend is beslist, hoger naarmate: a. het project meer bijdraagt aan de kwantitatieve reductie van de kostprijs van windenergie op zee in 2020; b. het project meer bijdraagt aan omzet en werkgelegenheid van de Nederlandse windenergie op zee sector in 2020; c. de kwaliteit van het project beter is, blijkend uit de samenstelling van het consortium, deelname van cruciale partijen uit de waardeketen of van het MKB, het publicatieplan en de plannen voor het intellectuele eigendom, de technische of wetenschappelijke onderzoeksmethode, het projectplan en de projectorganisatie; d. de projectopzet kosteneffectiever is en voor het project minder subsidie wordt aangevraagd in verhouding tot wat maximaal voor het project op grond van deze paragraaf mogelijk is. 2. Voor de rangschikking tellen de criteria even zwaar. 3. Geen subsidie wordt verleend voor een project dat lager is gerangschikt dan een soortgelijk project. Het is waarschijnlijk niet mogelijk om elke aanvraag te honoreren. Het budget voor elk van de Wind op Zee-projecten 2014 tenders is € 5 miljoen. Dit bedrag is verdeeld over de programmalijnen, waarbij een subsidieplafond per programmalijn is vastgesteld (zie paragraaf 1.2). Projecten worden gehonoreerd in volgorde van scores op deze vier criteria, tot het beschikbare budget van de betreffende programmalijn verdeeld is.
3.1
Minimum aantal punten per criterium
In Artikel 3.7.9 van de regeling zijn minima per criterium opgenomen. Een project moet voor elk criterium op een schaal van 1 tot 5 minimaal 2,5 punten scoren. De vier criteria wegen even zwaar. De totaal score van de vier criteria dient 12 punten of meer te bedragen. Dit is gemiddeld 3 punten per beoordelingscriterium. Als niet aan deze voorwaarden is voldaan, zal de minister het project afwijzen. Dit houdt overigens ook in dat als er niet genoeg projecten van voldoende kwaliteit zijn, het budget van de tender niet uitgeput raakt.
3.2
Reductie van de kostprijs
Het eerste criterium betreft de verlaging van de kostprijs van windenergie op zee. Dit wil zeggen dat naarmate een wind op zee project meer bijdraagt aan de verlaging van die kostprijs, het project meer punten scoort. De aanvrager dient de relatie tussen het project en het potentieel voor kostprijsreductie in ieder geval kwalitatief te geven te onderbouwen. Bij de bijdrage aan de kostprijsdaling van windenergie op zee gaat het om de kostprijsreductie van het eindproduct elektriciteit van wind op zee die het project uiteindelijk na toepassing van de resultaten mogelijk maakt in het jaar 2020. Bij onderbouwing van de daling van (elementen van) de kostprijs dient u een duidelijke relatie te leggen met de toepassing van de gebruikte technieken. Geen aan in welke van de kostenelementen (cost drivers) uw project betrekking heeft en welke bijdrage in de kostenreductie van dat specifieke element te verwachten is. Doe dit aan de hand van de onderverdeling van de kostprijselementen zoals gegeven in het modelprojectplan. De reductie dient te worden uitgedrukt in vergelijking met de standaard/norm/gemiddelde van het product of de dienst in 2010.
3.3
Bijdrage aan omzet en werkgelegenheid
Het tweede criterium is de bijdrage aan omzet en werkgelegenheid van Nederlandse partijen in de windenergie op zee markt in 2020. De aanvrager dient te onderbouwen hoe het project bijdraagt aan de Nederlandse offshore wind activiteiten. De positionering van de consortium partners t.o.v. buitenlandse partijen kan hierbij een relevante factor zijn. Ook beslissingen en plannen voor investeringen, vermarkting en personeel kunnen hiervoor dienen. Bij de beoordeling van het economisch perspectief gaat het om omzet en werkgelegenheid die u met de resultaten van dit project in 2020 gaat realiseren. In de beschrijving van het creëren van omzet en werkgelegenheid moet u daarom inzicht geven in uw marktsituatie. Toegang tot de beoogde markt of met welke inspanningen u toegang denkt te krijgen, spelen bij dit criterium ook een rol. Daarom moet u inzicht geven in uw marketing aanpak op hoofdlijnen nadat het project is afgerond. Het creëren van omzet en werkgelegenheid moet u kwantitatief onderbouwen. De uitgangspunten hiervoor zijn marktfeiten, aannames over marktomvang, prognose van de omzet, verkoopprijs van een alternatief en uw concurrentiepositie. Een beschrijving van uw investeringsplannen en personeelsbehoefte gekoppeld aan een tijdstraject kan mede ter onderbouwing dienen.
Versie 4 april 2014
10/ 18
Handleiding Wind op Zee projecten 2014 3.4
Kwaliteit van het samenwerkingsverband
Bij dit criterium gaat het om de samenwerking van de partijen, de kwaliteit en expertise van de partijen die dit project uitvoeren, en de kwaliteit van het projectplan. U licht toe welke partijen bij het project betrokken zijn en wat hun inbreng en toegevoegde waarde is. Kwaliteiten van eventuele deelnemende MKB-bedrijven licht u toe. Bij de samenstelling van het samenwerkingsverband wordt onder meer gelet op de mate waarin partners elkaar aanvullen als het gaat om de inbreng van relevante kennis en onderzoekscapaciteit en de mate waarin sprake is van gezamenlijke kennisontwikkeling en op een evenwichtige verdeling van tijd, inhoudelijke inbreng, kosten, risico's en profijt van de resultaten van het project. U voegt de samenwerkingsovereenkomst bij het projectplan en neemt daarin op de afspraken over het publicatieplan en over intellectueel eigendom. Het is belangrijk dat het samenwerkingsverband een evenwichtige verdeling dient te hebben tussen bedrijven aan de ene kant en kennisinstellingen/onderzoeksinstituten aan de andere kant. In de toelichting bij artikel 3.7.2. van de regeling staat o.a. “Een zeer onevenwichtige samenwerking in termen van financiële of inhoudelijke bijdragen aan het project, kan leiden tot een lagere of onvoldoende score op het rangschikkingscriterium ‘kwaliteit van het project.’ ” Het projectplan dient hier dus aandacht aan te besteden. De aanvrager dient te onderbouwen dat het consortium volledig in staat is de voorgestelde activiteiten uit te voeren. Een beschrijving van het team, op het niveau van de key experts en onderzoekers, is gewenst. Daarnaast scoort een project beter naarmate − meer cruciale partijen uit de waardeketen of MKB-bedrijven deelnemen. Dit blijkt o.a. uit de samenwerkingsovereenkomst tussen de projectdeelnemers. Deelname van MKB-bedrijven scoort beter dan deelname van andere partijen, omdat de sector veel MKB-bedrijven telt die veel innovaties genereren; − het publicatieplan dat bijdraagt aan de doelstelling van het TKI-WOZ beter is. Dit blijkt o.a. uit een goede beschrijving van de activiteiten van geplande wetenschappelijke en technische publicaties, minimaal een inhoudelijke jaarrapportage aan het TKI-WOZ en verplichte medewerking aan TKI kennisoverdrachtsactiviteiten, in relatie tot de doelstellingen van het TKI-WOZ. − het intellectuele eigendom (IE) in de fasen van het project beter geregeld is en past bij die fasen. Dit blijkt o.a. bijvoorbeeld uit regelingen over voorgrondkennis, achtergrondkennis, eventueel zijgrondkennis, licenties, geheimhouding en beveiliging van informatie, besluitvormingsprocedures over IE, kostenverdeling voor IE rechten, eventueel een geschilbeslechtingsregeling, aanstelling van een IE-manager. − de technische en/ of wetenschappelijke onderzoeksmethode beter is; − het projectplan de achtergrond van het probleem, de probleemdefinitie, de doelen, de technische aanpak, de per partner uit te voeren activiteiten, de te gebruiken middelen en de resultaten beter beschrijft; − de projectorganisatie effectiever is, blijkend uit een goede beschrijving van de rol van iedere partner, interne en externe projectcommunicatie, een SMART beschrijving van de mijlpalen en de go/ no-go beslispunten, een heldere beschrijving van de budgetplanning per partner en een beschrijving van de risico’s en risicobeheersing.“
3.5
Kosteneffectiviteit
Het vierde criterium bepaalt dat een project hoger scoort naarmate − het project meer kosteneffectief wordt uitgevoerd. Dat gebeurt vooral indien het project efficiënt wordt uitgevoerd, de projectkosten tot opgevoerde kwaliteit en omvang laag zijn en de opgevoerde kwaliteit en omvang van het project niet onnodig hoog − er minder wordt aangevraagd dan wat maximaal volgens de regeling verkregen zou kunnen worden. Om het mogelijk te maken zoveel mogelijk projecten voor subsidie in aanmerking te kunnen laten komen, wordt gestimuleerd minder subsidie aan te vragen. Een hogere bijdrage uit niet-subsidiebronnen is hierbij een pre.
Versie 4 april 2014
11/ 18
Handleiding Wind op Zee projecten 2014 4 4.1
Subsidie aanvragen De procedure in zeven stappen
Stap 1 – Subsidieaanvraag indienen U kunt een subsidieaanvraag indienen tijdens de openstellingstermijn. Een subsidieaanvraag bestaat uit een aanvraagformulier en de benodigde bijlagen. Sla het projectplan op als Word-document en de begroting als Excel-bestand. U dient uw subsidieaanvraag bij voorkeur in via eLoket (zie paragraaf 1.7). Een overzicht van de openstellingstermijnen met bijbehorende sluitingsdata vindt u in de regeling. Zorg dat uw aanvraag uiterlijk voor 12.00 uur op de sluitingsdatum binnen is bij RVO. Te laat ingediende aanvragen worden onherroepelijk afgewezen. We adviseren u er naar te streven om ruim voor de sluitingstijd in te dienen. Het risico van haperende techniek ligt bij de aanvrager, dit geldt zelfs voor haperende techniek bij RVO. Stap 2 – Toetsing ontvankelijkheid Als uw aanvraag op tijd bij RVO binnen is, wordt gecontroleerd of deze aan alle formele voorwaarden voldoet. Bevat de aanvraag een concreet verzoek tot subsidie, een datum van indiening en is de aanvraag rechtsgeldig ondertekend? Is dit het geval, dan kan uw project formeel in aanmerking komen voor subsidie. Is dit niet het geval, dan wordt uw aanvraag afgewezen. Stap 3 – Toetsing volledigheid Als uw aanvraag ontvankelijk is, wordt gecontroleerd of deze volledig is. Is de aanvraag volledig ingevuld en voorzien van alle benodigde bijlagen? Als uw aanvraag compleet is, wordt de aanvraag in behandeling genomen. Als uw aanvraag niet volledig is, dan wordt u in de gelegenheid gesteld om de omissies te herstellen. De geboden hersteltijd is tot 2 dagen na de sluitingsdatum van de tender. Stap 4 – Beoordeling van de aanvraag RVO legt de ingediende projecten ter beoordeling voor aan de internationale Adviescommissie Wind op Zee. Deze commissie rangschikt de voorstellen aan de hand van de beoordelingscriteria. Stap 5 – Informatieronde De Adviescommissie Wind op Zee heeft de mogelijkheid om op enkele punten een verduidelijking te vragen aan de indieners. Mocht de Adviescommissie van deze mogelijkheid gebruik willen maken, dan zal RVO hierover contact opnemen met de penvoerder van het project. Stap 6 – Uitsluitsel over toekenning of afwijzing De beoordeling van en berichtgeving over de Wind op Zee-projecten tender neemt na de tendersluiting maximaal dertien weken in beslag. Binnen deze termijn laten we u weten of uw aanvraag is toegekend of afgewezen.
4.2
De onderdelen van de subsidieaanvraag
Om uw project te kunnen beoordelen, is het nodig dat u alle onderdelen van de subsidieaanvraag aanlevert. Het is belangrijk dat alle projectplannen en begrotingen op dezelfde manier zijn opgesteld. Daarom is er een model beschikbaar voor het aanvraagformulier, het deelnemersformulier, het projectplan en de begroting. Deze modellen kunt u downloaden via de in paragraaf 1.4 genoemde websites. Een subsidieaanvraag bestaat uit: • Het aanvraagformulier; • Bijlage 1: Deelnemersformulier (voor iedere deelnemer); • Bijlage 2: Projectplan (hiervoor kan het model projectplan (Template Project Description) worden gebruikt); • Bijlage 3: Begroting (in Excel format); • Bijlage 4: Documenten voor het bewijs van het stimulerend effect (alleen voor grote ondernemingen); • Bijlage 5: Overige bijlage(n). Het aanvraagformulier Het aanvraagformulier is het eerste officiële stuk van de aanvraag. Op het aanvraagformulier staan de gegevens van de aanvrager (penvoerder) en van de projectdeelnemers. De penvoerder dient het aanvraagformulier te ondertekenen. Het aanvraagformulier is alleen rechtsgeldig als het ondertekend is door een onder tekeningsbevoegd persoon of een persoon die daarvoor gemachtigd is via een apart bijgevoegde machtiging. Op het aanvraagformulier vindt u een toelichting bij de in te vullen velden. Alle correspondentie, die op uw subsidieaanvraag volgt, stuurt RVO naar de penvoerder. Samenwerking in het consortium Versie 4 april 2014
12/ 18
Handleiding Wind op Zee projecten 2014 Omdat u het project gezamenlijk uitvoert, is het belangrijk dat u goede afspraken maakt. In een samenwerkingsovereenkomst zijn rechten, plichten en aansprakelijkheden van alle betrokkenen vastgelegd. RVO adviseert u dringend om een dergelijke overeenkomst tijdig af te sluiten. Bij de verlening van een projectaanvraag let RVO er namelijk op dat de in het projectplan omschreven activiteiten ook daadwerkelijk uitgevoerd worden door de genoemde partij. Mochten er problemen bij de samenwerking ontstaan, dan is het belangrijk om op de gemaakte afspraken te kunnen terugvallen. RVO adviseert om ten minste de volgende punten in deze overeenkomst op te nemen: • De deelnemers in het samenwerkingsverband; • De doelstelling van de samenwerking; • De manier waarop u samenwerkt; • De duur van de samenwerking; • De onderlinge verdeling van kosten en risico’s; • De onderlinge verdeling van de subsidie. RVO stelt een voorbeeld van een samenwerkingsovereenkomst ter beschikking (http://www.rvo.nl/subsidiesregelingen/subsidiespelregels/samenwerking-en-kennisoverdracht/samenwerkingsovereenkomst). Bijlage 1: Deelnemersformulier (aanmelding en machtiging) Een samenwerkingsverband is verplicht. Vul daarom de deelnemersgegevens in op het deelnemersformulier. Iedere deelnemer ondertekent dit formulier en machtigt hiermee de penvoerder voor de subsidieaanvraag en verdere correspondentie hierover. Deze ondertekening is ook een verklaring dat er een samenwerkingsovereenkomst komt als het project subsidie krijgt toegekend. Bijlage 2: Projectplan Uw subsidieaanvraag beoordelen we inhoudelijk op basis van het projectplan. Het projectplan moet een gedetailleerd beeld geven van het project. Hiervoor is een modelprojectplan (TKI-WoZ Project Description) beschikbaar via de in paragraaf 1.4 genoemde website van TKI-WoZ en RVO. Een projectplan telt maximaal dertig pagina's. Wij vragen u om het projectplan in het Engels te schrijven, vanwege de internationale adviescommissie en het internationale karakter van de bedrijfstak. Zie verder de toelichting in het modelprojectplan. Bijlage 3: Begroting Op de in paragraaf 1.4 genoemde website van RVO is een begrotingsmodel beschikbaar. Hierin geeft u de kosten van uw project aan en maakt u deze kosten aannemelijk. Dit kunt u doen door in de begroting een onderbouwing te geven en bijvoorbeeld offertes mee te sturen. U dient van alle deelnemers een begroting op te sturen. In de begroting dient u onderscheid te maken in de activiteiten voor fundamenteel onderzoek, industrieel onderzoek, experimentele ontwikkeling en demonstratie, vanwege de verschillen in definities in subsidiabele kosten en verschillende subsidiepercentages die voor deze onderscheiden onderdelen gelden. In het zogenoemde O&O-deel van het formulier moet u de kosten opsplitsen voor fundamenteel onderzoek, industrieel onderzoek en experimentele ontwikkeling. In het zogenoemde Demonstratiedeel van het formulier geeft u de meerkosten van de investering ten opzichte van een referentiesituatie op. Het begrotingsmodel biedt u de gelegenheid uw project te vergelijken met een referentiesituatie. U dient de scheidslijn tussen het fundamenteel onderzoek, industrieel onderzoek, experimentele ontwikkeling in het O&O-deel en het demonstratiedeel duidelijk te definiëren in het werkplan en in de begroting. Bijlage 4: Documenten voor het bewijs van het stimulerend effect Grote ondernemingen moeten met documenten aantonen dat de subsidie een stimulerend effect zal hebben. Daarbij moeten zij voldoen aan één van de volgende criteria: 1. een wezenlijke toename van de omvang of reikwijdte van het project; 2. een wezenlijke toename van de totale uitgaven van de onderneming voor het project; 3. een wezenlijke toename van de snelheid waarmee het project wordt voltooid. De Europese Commissie geeft als richtlijn dat de grote onderneming minstens moet overleggen: een intern document waarin hij de levensvatbaarheid van het te subsidiëren project of de te subsidiëren activiteit heeft onderzocht in een scenario mét en een scenario zonder steun, en dat een geloofwaardige analyse alsook bewijs van het stimulerende effect 4 bevat. Een eenvoudige verklaring dat steun de reikwijdte of omvang van een project helpt vergroten wordt derhalve niet voldoende geacht. Bijlage 5: Overige bijlagen Wij raden u aan om stukken die belangrijk zijn voor het project ter onderbouwing mee te sturen. Denk hierbij aan:
4
Zie hiervoor de toelichting in de regeling Wind op zee projecten over Staatssteun en de AGVV
Versie 4 april 2014
13/ 18
Handleiding Wind op Zee projecten 2014 • • • •
4.3
offertes; financiële toezeggingen van een bank; uitbestedingsovereenkomst; de samenwerkingsovereenkomst.
Subsidiepercentages
De subsidie voor industrieel onderzoek, experimentele ontwikkeling en demonstratie is afhankelijk van de grootte van uw bedrijf en de eventuele deelnemers waarmee u het project uitvoert. Dit is samengevat in Tabel 1. Binnen de regeling Wind op Zee-projecten krijgen MKB-ondernemingen extra aandacht. MKB-ondernemingen die deelnemen aan een project (i.e. hun eigen projectaandeel betalen) krijgen een toeslag van 10% voor hun aandeel in de projectkosten. Dit geldt niet voor fundamenteel onderzoek. Vanwege het EU Milieusteunkader (MSK) moeten aanvragers voor het eventuele demonstratiegedeelte van hun project nog rekening houden met eventuele opbrengsten. Tabel 1: Subsidiepercentages Kleine en Middelgrote en kleine ondernemingen Onderzoek & Ontwikkeling Fundamenteel onderzoek Industrieel onderzoek Experimentele ontwikkeling
Basis (over subsidiabele projectkosten)
Wind op Zee-projecten artikel 3.7.3 lid 1 Demonstratie Demonstratie Basis (over meerkosten t.o.v. van referentie, waarvan <50% van meerkosten aan derden)
Grote onderneming en onderzoeksorganisaties
100 60 35
100 50 25
50
40
Noot bij de tabel; De ondersteuning voor onderzoek & ontwikkeling is op basis van het Europese O&O&I steunkader. Daarin hangen de subsidiabele kosten en het subsidie percentage af van de fase van het onderzoek bijvoorbeeld fundamenteel onderzoek, industrieel onderzoek of experimentele ontwikkeling. De ondersteuning voor demonstratie is op basis van een ander Europees steunkader, en kent een heel andere grondslag: de extra investeringskosten die noodzakelijk zijn voor de verwezenlijking van de voor subsidie in aanmerking komende maatregel (voor energiebesparing of duurzame energie). Punt 80 tot en met 84 van de Communautaire kaderregeling inzake staatssteun ten behoeve van het milieu (PbEU 2008, C 82), meestal het Milieusteunkader (MSK) genoemd.
4.4
Welke kosten zijn subsidiabel?
Voor welke kosten kunt u subsidie krijgen bij fundamenteel onderzoek, industrieel onderzoek of experimentele ontwikkeling? Kosten die bij fundamenteel onderzoek, industrieel onderzoek en experimentele ontwikkeling in aanmerking komen, zijn; • loonkosten, waarbij de volgende methodieken worden geaccepteerd: 1. Integrale kostensystematiek (Kijk voor de voorwaarden op http://www.rvo.nl/organisatie/subsidiespelregels) 2. Loonkosten + 50% opslagsystematiek 3. Vast uurtarief van € 60,00; • kosten van aangeschafte machines en apparatuur; • kosten van verbruikte materialen en hulpmiddelen; • kosten van uitbesteding (kosten derden). Demonstratie De berekening van de subsidiabele kosten die behoren bij een demonstratieproject wijkt af van de berekening bij onderzoek en experimentele ontwikkeling. Bij een demonstratieproject krijgt u maximaal 40% subsidie over de meerkosten van een investering. En u kunt geen gebruik maken van de subsidiabele kosten van een demonstratieproject als u gedurende de looptijd van het project geen aantoonbare duurzaamheidsbijdrage realiseert. U kunt subsidie krijgen over de extra investeringskosten ten opzichte van de gangbare technologie. Dit zijn de investeringskosten van het project, minus de referentiekosten, extra opbrengsten en voordelen gedurende de eerste vijf jaar van de gebruiksduur. Als u geen BTW in aftrek kunt brengen, nemen we de kosten inclusief omzetbelasting in aanmerking.
Versie 4 april 2014
14/ 18
Handleiding Wind op Zee projecten 2014 De referentiekosten betreffen kosten voor een investering van een voor Nederland gangbaar systeem, apparaat of techniek die in technisch opzicht vergelijkbaar is met een in Nederland uit te voeren project maar waarmee niet hetzelfde niveau van milieubescherming kan worden bereikt als met het uit te voeren project. 5
Investeringskosten zijn : • Kosten van verwerving of op andere titel dan verwerving in gebruik verkregen bedrijfsterreinen; • Kosten van verwerving, huurkoop of lease van bedrijfsgebouwen en daartoe te rekenen centrale voorzieningen; • Kosten van aangeschafte machines en apparatuur; • Kosten van verbruikte materialen en hulpmiddelen; • Kosten van onderhoud en inspectie, administratie en beheer, ontmanteling, onvoorziene reparaties, verplichte milieumonitoring en verzekeringen; • Kosten van geleidelijk opstarten en in gebruik nemen van het project en daartoe te rekenen productiekosten; • Kosten van tenaamstelling, verwerving en instandhouding van rechten van intellectuele eigendom; • Aan derden verschuldigde kosten.
4.5
Adviezen en aandachtspunten
4.5.1 Vanaf welk moment zijn kosten subsidiabel? De subsidiabele kosten die u maakt vanaf het moment van aanvraag van de subsidie, zijn subsidiabel als u een subsidietoezegging krijgt. (De kosten voor het schrijven van het voorstel zijn dus niet subsidiabel.) Wees wel voorzichtig hiermee. Als uit uw projectvoorstel met begroting blijkt dat u voorafgaand aan de toezegging van de subsidie reeds een aanzienlijk deel van het project heeft uitgevoerd, kan het oordeel zijn dat u de subsidie niet nodig hebt om het project te realiseren. Als u geen subsidie krijgt, zijn de gemaakte kosten voor eigen rekening.
4.5.2 Reken u niet rijk De subsidiepercentages voor fundamenteel, industrieel, experimenteel onderzoek en demonstratie zijn verschillend. Respectievelijk ten hoogste 100%, 50% (voor MKB 60%) en 25% (voor MKB 35%) en 40 % van de meerkosten (voor MKB 50%). Meer dan 100% is natuurlijk niet mogelijk. Als bedrijf is het zeer onwaarschijnlijk dat u fundamenteel onderzoek gaat doen. Dat is meestal het terrein van de kennisinstellingen. Bij een onjuiste interpretatie van het type onderzoek door de indiener, zal RVO een correctie aanbrengen. Uw eigen bijdrage aan de projectkosten gaat dan navenant omhoog. Het is daarom belangrijk u te verzekeren van een juiste interpretatie van die kosten. Tot uiterlijk 4 weken voor de sluitingsdatum van de tender kunt u uw aanvraag met begroting voorleggen aan RVO met het verzoek deze te controleren op een juiste interpretatie.
4.5.3 Cumulatie van subsidie Artikel 3.7.4 van de regeling gaat over cumulatie van subsidie. Bij de wind-op-zee-projecten hoeven de onderstaande reeds verstrekte subsidies niet in mindering gebracht te worden; − Subsidies op grond van het Zevende Kaderprogramma van de Europese Commissie (KP7); − Subsidies op grond van Horizon 2020 - het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie (2014 -2020). De overheid wil verschillende doelen nastreven, namelijk kostprijsreductie door innovatie (regeling Wind op Zee projecten) en exploitatie (SDE+), waarbij het niet bezwaarlijk is als beide doelen in één project samenkomen. De reden om cumulatie met subsidies uit KP7 toe te staan is dat het niet de bedoeling is goede projecten te belemmeren subsidie aan te vragen bij de Europese Commissie. het Horizon 2020 - het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie (2014 -2020) In de praktijk betekent dit dat eventuele SDE+ inkomsten bij een project, bijvoorbeeld in geval van het testen van een prototype regeling op een turbine, niet met de subsidie uit de regeling Wind op Zee projecten verrekend hoeft te worden. Wel moeten deze inkomsten verrekend worden met de subsidiabele kosten en mag de maximaal toegestane steun volgende de Europese steunkaders niet overschreden worden. Neem contact op met RVO om te horen wat dat voor uw situatie betekent. Omdat WBSO niet mee telt als subsidie kan deze ook cumuleren met subsidie uit de regeling Wind op Zee projecten.
4.6
Als uw project subsidie krijgt toegekend
Als uw project voor subsidie in aanmerking komt, ontvangt u hiervan schriftelijk bericht in de vorm van een beschikking. Hierin staat hoeveel subsidie u krijgt, welke voorwaarden er mogelijk nog gelden en aan welke bepalingen u moet voldoen. 5
Dit is een samenvatting van artikel 11-14a van het Kaderbesluit EZ subsidies. De regelingsteksten zoals gepubliceerd in de Staatscourant zijn echter leidend.
Versie 4 april 2014
15/ 18
Handleiding Wind op Zee projecten 2014 Het subsidiebedrag krijgt u in delen uitgekeerd. Aanvragers en deelnemers krijgen automatisch een voorschot binnen twee weken na aanvang van de activiteiten. Vervolgens krijgt u twee weken na de start van een nieuw kwartaal (14 januari, 14 april, 14 juli, 14 oktober) automatisch een voorschot. Het totaal van de voorschotten bedraagt maximaal negentig procent van de subsidie. De laatste tien procent van het subsidiebedrag wordt pas na afsluiting en bij vaststelling van het project uitbetaald. Indien het project vertraging oploopt heeft RVO het recht om de bevoorschotting op te schorten. Houd er rekening mee dat u aan een aantal verplichtingen moet voldoen als uw project subsidie krijgt. De belangrijkste zijn: • U houdt een juiste projectadministratie bij, inclusief een sluitende urenadministratie; • U voert het project uit volgens het projectplan en de bepalingen in de beschikking; • Voor eventuele wijzigingen in de uitvoering van het project vraagt u vooraf schriftelijk toestemming aan RVO; • U zorgt tot vijf jaar na de subsidievaststelling voor een verantwoord gebruik van de resultaten die uit het project voortkomen zoals deze in de subsidieaanvraag zijn beschreven. Bijvoorbeeld voor een adequate tenaamstelling en bescherming van de intellectuele eigendomsrechten als die uit het project voortkomen; • U rapporteert na afloop van elk jaar schriftelijk over de voortgang van het project. Het model voor de voortgangsrapportage vindt u na subsidieverlening op http://www.rvo.nl/subsidies-regelingen/tender-tki-wind-opzee; • Aan het eind van het project stuurt u RVO binnen dertien weken een verzoek om de subsidie vast te stellen en een eindverslag. Voor deelnemers die meer dan € 125.000 subsidie krijgen, verstrekt u ook een controleverklaring. Wat gebeurt er als uw aanvraag wordt afgewezen? Als uw subsidieverzoek wordt afgewezen, ontvangt u hiervan ook schriftelijk bericht in de vorm van een beschikking. U kunt telefonisch een nadere toelichting krijgen. Afhankelijk van de reden voor afwijzing, bekijken wij samen met u of er andere financiële ondersteuningsmogelijkheden zijn bij RVO. Houd er hierbij rekening mee dat al gemaakte kosten bij een eventuele tweede indiening niet voor ondersteuning in aanmerking komen.
Versie 4 april 2014
16/ 18
Handleiding Wind op Zee projecten 2014 5
Technology Readiness Levels
Het TKI-WoZ is door het ministerie gevraag om te rapporteren op basis van Technology Readiness Levels (TRL’s). Daarom vragen we u om in het projectplan aan te geven waar uw project zich bevindt op de TRL schaal. Een TRL is een maat voor de mate van volwassenheid van een technologische ontwikkeling. Er bestaan verschillende definities van de TRL’s. Binnen het TKI-WoZ hanteren we onderstaande definities, welke zijn gebaseerd op de definities van het Department of Energy (USA). Er zijn negen TRL’s gedefinieerd. Merk op de TRL’s zijn gedefinieerd als mijlpalen (oftewel ‘stage gates’). Een ontwikkeling heeft op enig moment een TRL gepasseerd , maar bevindt zich dus niet in een TRL. TRL1: Basis principes zijn geobserveerd en gerapporteerd
TRL1
TRL3: Kritische functie of karakteristiek is analytisch en experimenteel bewezen
TRL2
TRL2: Technologisch concept en/of toepassing is geformuleerd
TRL 1
Definitie Basis principes zijn geobserveerd en gerapporteerd
2
Technologisch concept en/of toepassing is geformuleerd
3
Kritische functie of karakteristiek is analytisch en experimenteel bewezen
Versie 4 april 2014
TRL3
TRL4
TRL4: Component of experimenteel model is gevalideerd in laboratorium omgeving
TRL5: Component of experimenteel model is gevalideerd in relevante omgeving
TRL5
TRL7: Prototype van het systeem is gedemonstreerd in een operationele omgeving
TRL6
TRL7
TRL6: Systeem / subsysteem model of prototype is gedemonstreerd in een relevante omgeving
Omschrijving Laagste niveau. Vertaling van wetenschappelijk onderzoek naar toegepast onderzoek en ontwikkeling (O&O) is begonnen. Voorbeelden omvatten studies op papier van de basiseigenschappen van een technologie. Het uitvinding proces heeft een aanvang genomen. Nadat basis principes geobserveerd zijn, zijn praktische toepassingen aangedragen. Praktische toepassingen zijn nog speculatief en bewijs of gedetailleerde analyse ter onderbouwing van de aannames kan nog ontbreken. Voorbeelden zijn beperkt tot analytische studies. Actieve O&O is opgestart. Analytische studies en laboratorium studies zijn uitgevoerd om de analytische voorspellingen van de fysica van aparte onderdelen van de technologie te valideren.
TRL9: Daadwerkelijk systeem is bewezen door succesvol operationeel bedrijf
TRL8
TRL9
TRL8: Daadwerkelijk systeem is compleet en gekwalificeerd door test en demonstratie
Informatie die het TRL onderbouwd Gepubliceerd onderzoek dat de principes identificeert die aan deze technologie ten grondslag liggen. Referenties naar wie, waar en wanneer
Publicaties of andere referenties die de beoogde toepassing omlijnen en die een analyse geven die het concept onderbouwen.
Resultaten van testen in een laboratorium die zijn uitgevoerd aan kritische subsystemen om interessante parameters te meten en te vergelijken met voorspellingen. Referenties naar wie, waar en wanneer deze testen en vergelijkingen zijn uitgevoerd.
17/ 18
Handleiding Wind op Zee projecten 2014 TRL 4
Definitie Component of experimenteel model is gevalideerd in laboratorium omgeving
5
Component of experimenteel model is gevalideerd in relevante omgeving
6
Systeem / subsysteem model of prototype is gedemonstreerd in een relevante omgeving
Een representatief model of prototype van het systeem, dat veel verdergaand is dan in TRL 5, is getest in een relevante omgeving. Dit niveau is een belangrijke stijging van de gereedheid van een technologie door demonstratie. Een voorbeeld is dat testen aan een prototype zijn uitgevoerd in een getrouwe omgeving in een laboratorium of in een geënsceneerde operationele omgeving.
7
Prototype van het systeem is gedemonstreerd in een operationele omgeving
Het prototype benadert of evenaart het geplande operationele systeem. Dit niveau vertegenwoordigd een grote voortgang na niveau 6, doordat het een demonstratie vereist van het prototype van het daadwerkelijke systeem in een operationele omgeving.
8
Daadwerkelijk systeem is compleet en gekwalificeerd door test en demonstratie
Het is aangetoond dat de technologie werkt in zijn uiteindelijke uitvoering en onder de verwachte omstandigheden. In vrijwel alle gevallen markeert dit niveau het einde van de ontwikkeling van het systeem.
9
Omschrijving Basis componenten van de technologie zijn geïntegreerd om vast te stellen dat het samenstel werkt. Dit is relatief laagwaardig in vergelijking met het uiteindelijke systeem. Een voorbeeld is dat ‘ad hoc’ samenstelling van hardware in een laboratorium is uitgevoerd. Getrouwe weergave door experimenteel model is in belangrijke mate toegenomen. De basis componenten van de technologie zijn geïntegreerd met redelijk realistische ondersteunende elementen, zodat deze getest kunnen worden in een geënsceneerde omgeving. Een voorbeeld is dat integratie van componenten met een grote overeenkomst met het daadwerkelijke systeem is uitgevoerd in een laboratorium.
Daadwerkelijk De technologie wordt in zijn uiteindelijke systeem is bewezen uitvoering en onder daadwerkelijke door succesvol operationele condities toegepast. operationeel bedrijf Interpretatie en vertaling: Michiel Zaaijer
Versie 4 april 2014
Informatie die het TRL onderbouwd Daadwerkelijke conceptuele systemen die beschouwd zijn en resultaten van testen aan experimentele modellen op laboratoriumschaal.
Resultaten van testen van een experimenteel systeem dat is geïntegreerd met ondersteunende elementen in een geënsceneerde omgeving. Aangegeven is hoe de ‘relevante omgeving’ afwijkt van de operationele omgeving, hoe de testresultaten zich verhouden tot de verwachtingen, welke problemen zich eventueel hebben voorgedaan en of het experimentele systeem verfijnd is om de beoogde doelen van het systeem dichter te benaderen. Resultaten van testen in een laboratorium aan een prototype dat de daadwerkelijke configuratie benadert voor wat betreft prestatie, gewicht en omvang. Aangegeven is hoe de testomgeving afwijkt van de operationele omgeving, wie de testen heeft uitgevoerd, hoe de testresultaten zich verhouden tot de verwachtingen, welke problemen zich eventueel hebben voorgedaan, wat de plannen, opties of acties zijn om de problemen op te lossen voordat het volgende niveau bereikt kan worden. Resultaten van testen van het prototype van het systeem in een operationele omgeving. Aangegeven is wie de testen heeft uitgevoerd, hoe de testresultaten zich verhouden tot de verwachtingen, welke problemen zich eventueel hebben voorgedaan, wat de plannen, opties of acties zijn om de problemen op te lossen voordat het volgende niveau bereikt kan worden Resultaten van testen van het systeem in zijn uiteindelijke configuratie en onder de verwachte reikwijdte van omgevingsconditie waarin het wordt geacht te worden bedreven. Aangegeven is welke problemen zich eventueel hebben voorgedaan, wat de plannen, opties of acties zijn om de problemen op te lossen voordat het ontwerp definitief is. Rapportages van operationele testen en evaluatie.
18/ 18