Ruimte voor wind op land
Visiedocument groei windenergie op land 2011 – 2020 Nederlandse Wind Energie Associatie
Ruimte voor wind op land (NWEA juni 2011)
1
Colofon NWEA, juni 2011 Foto’s voorpagina: Windpark Wisse Wind in Tholen (foto Wisse Wind bv), ‘IJzige wind’, 3e prijswinnaar fotowedstrijd Winddag 2010 (foto Jeroen van Alphen), Werken aan windenergie (foto Cees Bakker), Opening Windpark Burgervlotbrug (foto NWEA).
Korte Elisabethstraat 6 3511 JG Utrecht Tel (030) 2316977
[email protected] www.nwea.nl Twitter: NWEA_windnieuws
Ruimte voor wind op land (NWEA juni 2011)
2
Ruimte voor wind op land Visiedocument groei windenergie op land 2011-2020 Ambitie De bedrijven en organisaties die samenwerken in de Nederlandse Wind Energie Associatie (NWEA) zijn uitermate gemotiveerd om Nederland te voorzien van minimaal 6.000 MW opgesteld vermogen aan windenergie op land in 2020. Technisch is dit nu al haalbaar; het is vooral een kwestie van ambitie – van marktpartijen en van overheden – om de juiste keuzes te maken in het gebruik van de ruimte en in het aanwenden van de beschikbare middelen. Dit document belicht daartoe de visie van NWEA op de ruimtelijke mogelijkheden voor windenergie op land, en welke potentie NWEA ziet, uitgesplitst per provincie. Uit deze analyse blijkt dat de ambitie zonder extra maatregelen niet haalbaar is, maar wel na verbetering van de slaagkans van de huidige 237 onderhanden projecten én na uitbreiding van de ruimtelijke mogelijkheden op geschikte locaties. Daarmee kan de kabinetsambitie van minstens 6.000 MW overtuigend worden behaald en is er zelfs zicht op een grotere potentie, bijvoorbeeld voor verdere doorgroei na 2020 of – indien de overheid daarvoor kiest – een hogere ambitie voor 2020. De windenergiesector werkt daarom vol vertrouwen verder aan de verwezenlijking van de ambitie! Op land staat op dit moment ongeveer 2.000 MW opgesteld. De bestaande projecten (‘pijplijnprojecten’) zijn samen in 2020 goed voor bijna 3.000 MW, blijkt uit onderzoek dat bureau Bosch en Van Rijn heeft gedaan onder met name ontwikkelaars van windparken en provinciale windcoördinatoren. Daarbij is aan elk van de projecten een slagingskans toegekend, waarbij rekening is gehouden met bijvoorbeeld belemmeringen in wet- en regelgeving en risico’s in de politieke besluitvorming. Met de bestaande turbines en bestaande projecten wordt de doelstelling van minstens 6.000 MW in totaal dus niet gehaald; daarvoor is aanvullende ruimte en krachtig overheidsbeleid nodig: een overheid die ambitie uitstraalt en zorgt voor een stabiel en consistent ruimtelijk en stimuleringsbeleid. De ruimte om 6.000 MW te realiseren is er volgens de windsector zeker.
De visie van NWEA op het ruimtelijk beleid Gebruik van de ruimte in een klein land als Nederland betekent voortdurend keuzes maken. Kiezen voor bijvoorbeeld stadsuitbreiding, natuur- of recreatiegebied, bedrijventerrein of asfalt. Maar ook: ruimte voor energieopwekking. De traditioneel gemaakte keuzes voor energieopwekking en distributie zijn door het hele land zichtbaar: elektriciteitscentrales, koeltorens, hoogspanningsmasten, schakeltuinen en netstations. De verschillende functies die in de ruimte kunnen worden ingepast, zijn soms combineerbaar, en soms niet. Welke functies het meest wenselijk zijn, en welke combinaties mogelijk worden geacht, hangt af van degenen die beslissen over het gebruik van de ruimte. Dit is geen statisch gegeven, maar hangt sterk af van urgentie, couleur locale en politieke voorkeur van het moment. Denk aan de verbreding van snelwegen of het onder laten lopen van polders. Het Nederlandse landschap is eeuwenlang al aan voortdurende verandering en keuzes onderhevig. Kiezen voor windenergie Voor energieopwekking wordt in toenemende mate gekozen voor vormen van duurzame energie, waaronder het plaatsen van windturbines. Momenteel bedraagt het opgestelde vermogen aan windenergie op land 2.000 MW. Moderne windturbines zijn omvangrijke, in het oog springende bouwwerken, met grote ronddraaiende rotorbladen, die een hoge spanning opwekken en vrije aanstroming van wind nodig hebben voor maximale opbrengst. Door de hiermee samenhangende ruimtelijke, zichtbaarheids- en veiligheidsaspecten zijn ze niet altijd combineerbaar met andere Ruimte voor wind op land (NWEA juni 2011)
3
functies. Soms is dit evident: tussen hoge gebouwen zet je geen windturbines en onder een windturbine plan je geen speeltuin. Maar in veel gevallen zijn combinaties juist goed mogelijk, zoals met agrarisch gebruik, langs infrastructuur of aan de randen van bedrijventerreinen. In andere situaties is het minder duidelijk en ontstaat discussie tussen voor- en tegenstanders over de wenselijkheid van windturbines. Een lijnopstelling van windturbines aan de rand van een recreatiegebied of langs infrastructuur wordt door de ene recreant als mooi en door de ander als lelijk beschouwd. Het besef dat windenergie schone energie is en bijdraagt aan een duurzamere wereld en Nederland minder afhankelijk maakt van elektriciteit uit fossiele brandstoffen of van andere landen heeft er voor gezorgd dat windturbines voor velen het icoon van duurzaamheid zijn geworden. Anderen vrezen een aantasting van het landschap zoals zij dat al lang kennen – ook al is dat landschap eerder ook al door mensenhanden zo gevormd. NWEA onderkent deze discussie, maar is er tegelijkertijd van overtuigd dat de urgentie om te kiezen voor windenergie de komende jaren sterk zal stijgen. De afwegingen van beslissers over het gebruik van de ruimte zullen in toenemende mate in het voordeel van windenergie uitvallen. Hiervoor zijn drie belangrijke redenen: −
Leveringszekerheid: de fossiele brandstoffen voor onze traditionele energievoorziening komen voor een groot deel uit politiek instabiele regio’s. Dat geldt niet voor windenergie: het waait hier. Windenergie maakt ons minder afhankelijk van politieke conflicten elders. De wind is bovendien een oneindige energiebron.
−
Duurzaamheid: windenergie is schone energie en heeft geen nadelige effecten op het leefmilieu. Denk aan klimaatverandering, luchtverontreiniging (gezondheid), zure regen en olierampen. Voor elektriciteit uit windenergie zijn geen fossiele brandstoffen nodig. Er is dus ook geen winning van brandstoffen of (risicovol) transport per schip, over de weg of pijpleiding nodig. Windenergie gebruikt bovendien amper water in tegenstelling tot andere vormen van 1 elektriciteitsopwekking (water in productieproces of voor koeling). Windenergie kan snel in grote mate bijdragen aan het halen van de Europese doelstellingen voor duurzame energie.
−
Kosten: windenergie van windturbines op land behoort tot de goedkoopste vormen van duurzame energie en is nu al feitelijk even duur als elektriciteit uit nieuwe gas- of kolencentrales als de verborgen kosten van fossiel worden meegerekend. De Rijksoverheid wil juist sterk inzetten op de laagst mogelijke kosten om de Europese doelstelling te halen. De kosten voor windstroom zijn de afgelopen decennia geleidelijk gedaald. Doordat de prijs van elektriciteit opgewekt met fossiele brandstoffen of kernenergie naar ieders verwachting geleidelijk duurder zal worden, wordt windenergie steeds meer concurrerend.
Verder kent de ontwikkeling van windenergie op land positieve neveneffecten, zoals: − groei van de werkgelegenheid, ook in dunbevolkte gebieden2 − een neerwaarts drukkend effect op de groothandelsprijzen voor elektriciteit − extra inkomsten voor de betrokken gemeenten uit bijvoorbeeld WOZ Inpassing van windturbines Om maximaal rekening te houden met andere gebruikers van de ruimte, is NWEA voorstander van met name gebundelde plaatsing van windturbines in twee verschillende vormen, namelijk: −
Grote windparken: bundeling van veel grote windturbines bij elkaar in een groot gebied waar windenergie de hoofdfunctie krijgt. Deze windparken staan in het teken van efficiënte en ongehinderde winning van windenergie. Zij kunnen ontwikkeld worden in die gebieden in Nederland, waar het vaak en hard waait en waar maat en schaal van het huidige landschap overeenstemmen met maat en schaal van moderne hoge windturbines in enkele vlak- of lijnopstellingen van substantiële omvang.
−
Kleine windparken: bundeling van minder hoge windturbines in een kleinschaliger opstelling, ingepast in gebieden die qua functionele verwantschap het beste overeenstemmen met het
1 2
Zie www.nwea.nl/water Windturbines dragen ook positief bij aan de bedrijfsvoering van veel agrarische bedrijven, zie het onderzoek ‘Spin off windenergie’ van ACRRES voor Flevoland, zie www.nwea.nl/nieuws/windenergie-levert-banen-op-blijkt-flevoland00237
Ruimte voor wind op land (NWEA juni 2011)
4
karakter van moderne windturbines. Te denken valt aan industriële omgevingen, agrarische productielandschappen en grote, lange infrastructuurlijnen van weg, water (dijken) en spoor. Het aantal en de hoogte van de windturbines zullen per locatie bepaald moeten worden.
Analyse potentie aan windenergie op land Kijkend naar Nederland ziet NWEA vele gebieden die voldoen aan de twee bovenstaande beschrijvingen en waar dus realisatie van windparken in principe mogelijk is. Naast de reeds onderhanden projecten ziet NWEA extra potentie voor windenergie op land, zoals uitgewerkt in de hieronder beschreven analyse. Methodiek De analyse om te beoordelen welke fysieke ruimte er voor wind op land in Nederland bestaat, behelsde de volgende stappen: 1. Verzamelen van gegevens over het reeds opgestelde vermogen aan windturbines, per provincie. 2. Doornemen van door Rijk en provincies geformuleerde beleidsstukken voor windenergie, nagaan welke ambities in cijfers al in een eerder stadium zijn afgegeven, en hoe deze cijfers zijn onderbouwd. Een belangrijke basis hiervoor was het position paper ‘Nationaal Ruimtelijk Perspectief Windenergie op land’3, waaruit ook sterk de gedachte van grotere gebieden voor windenergie spreekt. 3. Laten actualiseren van het Projectenboek Windenergie uit 20084, om zicht te krijgen op de onderhanden windprojecten, de vermogens die daarmee gemoeid zijn en de kans van slagen van deze projecten. De samenvatting van de actualisatie (samenvatting) is bijgevoegd als bijlage 1. 4. Valideren van de resultaten van stap 1 en stap 2 en bepalen van de additionele ruimtelijke mogelijkheden in een ‘snelkookpansessie’ van een groep ervaren windparkontwikkelaars uit de gelederen van NWEA. 5. Uitwerken van de visie en de kwantitatieve onderbouwing en deze iteratief toetsen aan het inzicht van de achterban. In de volgende paragrafen worden de resultaten van de analyse verder verduidelijkt. De aanpak is ook op hoofdlijnen besproken met enkele vertegenwoordigers van de overheid. Bestaande windturbines 5 Op land staat nu 2.000 MW aan opgesteld vermogen. In 2020 zal een deel van deze turbines er niet meer staan, ofwel omdat ze zijn vervangen (opschaling) door grotere turbines die relatief meer duurzame elektriciteit opwekken en veelal deel uitmaken van een groter windpark op een andere locatie, ofwel omdat ze het einde van de levensduur bereiken. Het eerste effect (opschaling) is verrekend bij de projecten die nog verwezenlijkt worden; het verdwijnen daarbovenop van turbines om andere redenen schat NWEA op 10 tot 15% van het nu opgestelde vermogen; op de cijfers voor 2020 dus een effect van ongeveer 200 tot 300 MW van de huidige MW die er in 2020 niet meer zijn. Met een veiligheidsmarge van 25% betekent dit dat van de huidige turbines in 2020 1.500 MW overblijft.
Onderhanden windprojecten: de pijplijn 3
4
5
Ministerie van VROM (2010), Nationaal Ruimtelijk Perspectief Windenergie op land – Uitgangspunten voor nieuw beleid, concept van 14 juni 2010, Den Haag. Bosch & Van Rijn (2008), Projectenboek Windenergie - Analyse van windenergieprojecten in voorbereiding, in opdracht van Ministeries van VROM, EZ en LNV, Utrecht. Stand februari 2011: 2017 MW opgesteld vermogen op land. Daarnaast staat 228 MW op zee. Samen leveren deze turbines jaarlijks ruim 5,3 miljoen MWh, ongeveer 4,8% van de Nederlandse stroombehoefte. Zie http://www.windenergie-nieuws.nl/gegevens/statistiek
Ruimte voor wind op land (NWEA juni 2011)
5
Verschillende bedrijven en organisaties werken op dit moment al aan 237 windenergieprojecten, verspreid over het hele land, blijkt uit de actualisatie van het Projectenboek Windenergie door bureau Bosch en Van Rijn. De fasen waarin deze zogenaamde pijplijnprojecten zich bevinden variëren van oriëntatie tot vergunningsprocedure tot bouw. Sommige windparken komen er zeker, andere projecten zijn nog afhankelijk van de afwegingen van beslissers over het gebruik van de ruimte, of van het oplossen van specifieke knelpunten, zoals radarverstoring of netinpassing. Zouden alle projecten gerealiseerd worden, dan komt er tot 2020 een windenergievermogen op land bij van 5.740 MW (gemiddelde van de minimale en maximale hoeveelheden totaal gepland vermogen, te weten 4.928 – 6.551 MW). Het is echter niet aannemelijk dat alle projecten daadwerkelijk gerealiseerd worden. Bosch en Van Rijn heeft per project de ontwikkelaars en provinciale windcoördinatoren naar de ‘slaagkans’ gevraagd, rekening houdend met bijvoorbeeld belemmeringen in wet- en regelgeving of (lokale) politieke besluitvorming. De gemiddelde slaagkans van de projecten is vanwege verschillende belemmeringen 52% (bijlage 1). Deze slaagkans vermenigvuldigd met het gemiddeld vermogen aan onderhanden windprojecten, levert een verwachte toename van bijna 3.000 MW (2.995 MW) op.6 Samen met de bestaande windturbines betekent dit 3.000 en 1.500 is 4.500 MW. Conclusie: de onderhanden projecten leveren bij het huidig beleid en de huidige opstelling van met name de lokale politiek niet genoeg op om de ambitie van 6.000 MW te verwezenlijken. De slaagkans van de onderhanden windprojecten kan echter worden verbeterd, door gezamenlijk aanpakken van de ondervonden belemmeringen door de overheid (Rijk, provincies en gemeenten) en de windsector. Verder zijn de met deze projecten gemoeide vermogens vaak gebaseerd op de verworven grondposities en niet zozeer op de volledige ruimtelijke mogelijkheden voor windenergie in het betreffende gebied. Met een gecoördineerde aanpak kan een project wellicht uit een groter aantal turbines bestaan. Additionele mogelijkheden Om minstens 6.000 MW te verwezenlijken ziet NWEA meerdere kansrijke gebieden, waar grote en kleine windparken kunnen worden gerealiseerd, maar waar nog geen initiatieven zijn ontplooid, of waar geschikte initiatieven in een eerder stadium zijn gestrand. Tenslotte sluit NWEA nadrukkelijk aan bij de ontwikkeling van concentratiegebieden zoals geschetst in het position paper ‘Nationaal Ruimtelijk Perspectief Windenergie op land’. Totaal ziet NWEA ruim 3.900 MW aan additionele mogelijkheden. Omdat het verwezenlijken van een windproject van pril begin tot exploitatie meerdere jaren vergt, zal een groot deel van deze additionele projecten niet meer kunnen meetellen voor de ambitie van 2020. Bij het bepalen van de mogelijkheden binnen de ‘concentratiegebieden’ is rekening gehouden met het feit dat van de huidige ‘pijplijn’-projecten er meerdere in deze gebieden gelokaliseerd zijn.
6
Uit het onderzoek door Bosch en Van Rijn bleek dat meerdere projecten door ontwikkelaars zijn ‘stopgezet’. In principe kunnen verschillende van deze projecten bij nieuw beleid of nieuwe wet- en regelgeving alsnog een doorstart maken. In deze analyse zijn deze projecten niet meegerekend; zij behoren op dit moment niet tot de pijplijn.
Ruimte voor wind op land (NWEA juni 2011)
6
Potentie per provincie In het overzicht op de volgende bladzijden wordt de potentie die NWEA ziet aan windenergie op land uitgesplitst per provincie. In de daarbij opgenomen tabellen zijn de hiervoor geschetste cijfers ook opgesplitst per provincie weergegeven. Achtereenvolgens wordt hierin weergegeven: − het totaal realiseerbare vermogen in de betreffende provincie, zoals geschat door NWEA − het reeds gerealiseerde vermogen in 2010 − de afname van het reeds gerealiseerde vermogen in 2011 – 2020 (hier wordt 7 voorzichtigheidhalve een kwart van het reeds gerealiseerde vermogen gehanteerd) − het vermogen dat de onderhanden windprojecten naar verwachting zullen opleveren (de gewogen gemiddelden)8 − het vermogen dat additioneel nodig is voor het door NWEA ingeschatte totaal realiseerbare vermogen. Groningen Groningen is een zeer windrijke provincie. Groningen heeft veel grootschalige gebieden zoals in en om de Eemshaven, rond Delfzijl, langs de N33, de Groningse Veenkoloniën, de Dollard-regio en langs de kust. Totaal schat NWEA het ruimtelijk potentieel in Groningen in op 1.000 MW.
realiseerbaar gerealiseerd vervanging onderhanden additioneel
1.000 MW 357 MW - 89 MW 283 MW 449 MW
realiseerbaar gerealiseerd vervanging onderhanden additioneel
800 MW 156 MW -39 MW 147 MW 536 MW
realiseerbaar gerealiseerd vervanging onderhanden additioneel
800 MW 1 MW -1 MW 292 MW 508 MW
realiseerbaar gerealiseerd vervanging onderhanden additioneel
150 MW 6 MW -2 MW 77 MW 69 MW
realiseerbaar gerealiseerd vervanging onderhanden additioneel
2.000 MW 614 MW -154 MW 681 MW 859 MW
Friesland In Friesland waait het vaak en hard. Zeer geschikt voor grote windparken zijn het grootschalige Kleigebied, de Afsluitdijk en de Friese IJsselmeerkust. Kleinschaligere opstellingen zijn goed mogelijk nabij spoorwegen en snelwegen. Totaal schat NWEA het ruimtelijk potentieel in 9 Friesland in op 800 MW. Drenthe Drenthe heeft veel potentie voor windenergie, met name in de grootschalige Veenkoloniën. Daarnaast ziet NWEA kleinschaliger mogelijkheden bij Wijster, langs de A37 tussen Hoogeveen en Emmen en bij gemeenten als Meppel, Beilen en Coevorden. Totaal schat NWEA het ruimtelijk potentieel in Drenthe in op 800 MW. Overijssel Overijssel heeft weinig grootschalige gebieden. In het landelijk gebied staan veel woningen. Overijssel kent relatief lage windsnelheden. Dat zorgt er voor dat deze provincie minder potentie heeft voor windenergie. De provincie heeft twee zoekgebieden aangewezen: ten noorden van de Vecht tussen Staphorst en Zwolle en bij Hardenberg. Daarnaast ziet NWEA o.m. mogelijkheden in Kampen, langs de N50, bij Deventer en op of nabij diverse bedrijventerreinen. NWEA schat het ruimtelijk potentieel in Overijssel in op 150 MW. Flevoland Flevoland is een uitstekend windgebied en zeer geschikt voor grote windparken in Oostelijk Flevoland, Zuidelijk Flevoland, de Noordoostpolder, het IJsselmeer en het Markermeer. Extra potentie ziet NWEA in het opschalen van bestaande windturbine-opstellingen in vooral de gemeenten Zeewolde, Dronten en Lelystad. Totaal schat NWEA het ruimtelijk potentieel in Flevoland en het IJsselmeer in op 2.000 MW.
7 8 9
Preciezere cijfers voor vervanging van bestaand windvermogen per provincie vergen nader onderzoek. Het gemiddelde van de minimale en maximale hoeveelheden gepland vermogen, vermenigvuldigd met de slaagkans. NWEA acht doorgroei naar 1.000 MW in Friesland haalbaar ná 2020.
Ruimte voor wind op land (NWEA juni 2011)
7
Gelderland Gelderland is vergelijkbaar met Overijssel qua kleinschaligheid van de landschappen, verspreiding woningen, en relatief lage windsnelheden. Dit beperkt de ruimtelijke mogelijkheden voor windenergie. NWEA ziet o.m. mogelijkheden langs de A15, langs de A12 en in de Achterhoek. Totaal schat NWEA het ruimtelijk potentieel in Gelderland in op 200 MW.
realiseerbaar gerealiseerd vervanging onderhanden additioneel
200 MW 36 MW -9 MW 73 MW 100 MW
realiseerbaar gerealiseerd vervanging onderhanden additioneel
100 MW 9 MW -2 MW 35 MW 58 MW
realiseerbaar gerealiseerd vervanging onderhanden additioneel
1.030 MW 293 MW -73 MW 492 MW 318 MW
realiseerbaar gerealiseerd vervanging onderhanden additioneel
1.000 MW 246 MW -62 MW 370 MW 446 MW
realiseerbaar gerealiseerd vervanging onderhanden additioneel
800 MW 205 MW -51 MW 247 MW 399 MW
realiseerbaar gerealiseerd vervanging onderhanden additioneel
500 MW 71 MW -18 MW 270 MW 177 MW
realiseerbaar gerealiseerd vervanging onderhanden additioneel
50 MW 6 MW -2 MW 28 MW 18 MW
Utrecht Utrecht is een dichtbevolkt gebied, met minder mogelijkheden voor windenergie. NWEA ziet een aantal kleinschalige mogelijkheden, o.m. bij Lage Weide, langs de A2 bij Loenen en Breukelen, langs de A12 en bij de Rijnbrug. NWEA schat het ruimtelijk potentieel in Utrecht in op 100 MW.
Noord-Holland Ook Noord-Holland is een prima windprovincie, met voldoende grootschalige mogelijkheden. Grote windparken kunnen worden gerealiseerd in de Kop van Noord-Holland en in het gebied rond het Noordzeekanaal en de Amsterdamse Haven. Het geldend provinciebeleid behelst een ambitie van 1.030 MW. NWEA sluit hier graag op aan. Zuid-Holland Zuid-Holland is een windrijke provincie. In het zuidelijke deel van ZuidHolland zijn verschillende geschikte gebieden voor grote windparken: de Maasvlakte, de haven van Rotterdam en Goeree-Overflakkee. De provincie heeft de groot- en kleinschalige mogelijkheden voor windenergie gedetailleerd in kaart gebracht, en daar een ambitie van 1.000 MW aan gekoppeld. NWEA sluit hier graag op aan. Zeeland Zeeland is een prima windgebied, met landschappen die geschikt zijn voor grote windparken. NWEA ziet mogelijkheden voor opschaling en uitbreiding van bestaande locaties, en nieuwe mogelijkheden langs de A58 en in het oostelijke deel van Zeeuws-Vlaanderen. Totaal schat NWEA het ruimtelijk potentieel in Zeeland in op 800 MW. Noord-Brabant Het westelijk gedeelte van Noord-Brabant is een windrijk gebied, met grootschalig potentieel voor windenergie. Grotere windturbineopstellingen zijn hier mogelijk. Voor het overige is Noord-Brabant vergelijkbaar met Gelderland en Overijssel: overwegend dichtbevolkt en minder geschikt voor windenergie. NWEA ziet daar kleinschalige mogelijkheden op bijvoorbeeld bedrijventerreinen. Totaal schat NWEA het ruimtelijk potentieel in Noord-Brabant in op 500 MW. Limburg Limburg biedt alleen kleinschalige mogelijkheden voor windenergie. NWEA 10 schat het ruimtelijk potentieel voor 2020 in Limburg in op 50 MW .
10
NWEA acht meer doorgroei in Limburg mogelijk ná 2020.
Ruimte voor wind op land (NWEA juni 2011)
8
Eindresultaat analyse Zonder extra maatregelen (dus met de huidige belemmeringen) zal het vermogen aan windenergie op land tot 2020 groeien naar ongeveer 4.500 MW, namelijk: − 1.500 MW aan overgebleven bestaande windturbines − Bijna 3.000 MW (2.995) uit de onderhanden projecten Daarmee alleen wordt de huidige kabinetsambitie van minstens 6.000 MW dus niet gehaald.
realiseerbaar gerealiseerd vervanging onderhanden additioneel
8.430 MW 2.000 MW -500 MW 2.995 MW 3.935 MW
Door samen met Rijk, provincies en gemeenten knelpunten op te lossen en nieuwe grootschalige en kleinschalige locaties te ontwikkelen, ziet NWEA in 2020 ruim 3.900 MW aan additionele mogelijkheden. Dit is ruim voldoende om de ambitie van 6.000 MW wel te bereiken. Overigens is NWEA voorstander van het stimuleren van de productie van energie (MWh), in plaats van louter de realisatie van vermogen (MW). Immers, bij een gegeven locatie en windaanbod is de energieproductie (per opgestelde MW) afhankelijk van de efficiency van de windturbine, de ashoogte en de rotordiameter. Een efficiënte windturbine met een kleiner vermogen kan dus net zoveel energie produceren als een minder efficiënte windturbine met een groter vermogen. Doelstellingen zouden voortaan dan ook in MWh in plaats van MW gesteld moeten worden.
Samen realiseren van de ambitie Zoals hierboven gesteld, is NWEA ervan overtuigd dat de urgentie om te kiezen voor windenergie de komende jaren sterk zal stijgen en dat de beslissingen over het gebruik van de ruimte in toenemende mate in het voordeel van windenergie zullen uitvallen. Daarbij kunnen we inmiddels gebruik maken van bruikbare praktijkervaringen voor de succesvolle totstandkoming van windparken. Twee aansprekende voorbeelden zijn: −
Windpark Zuidlob, een groot windpark in het zuiden van Flevoland van ruim 100 MW, waarvan de bouw naar verwachting in 2012 zal starten. Hier namen de grondeigenaren zelf het initiatief, waardoor vanaf het begin groot draagvlak bestond voor het project, ook bij de betrokken overheden. De Rijkscoördinatieregeling zorgde voor een relatief vlotte vergunningverlening.
−
Windpark Distripark, een klein windpark van 9 MW, op een bedrijventerrein langs de A12 tussen Gouda en Zoetermeer. Windpark Distripark komt voort uit het windconvenant van de Regio Midden-Holland, waarmee het draagvlak bij de overheid werd gewaarborgd. Daarnaast is de enthousiaste en betrokken houding van de gemeente Waddinxveen van groot belang; men is meteen aan de slag gegaan met het bestemmingsplan en men heeft altijd meegedacht bij knelpunten in procedure en vergunningverlening. Wat ook helpt is het brede politieke en maatschappelijke draagvlak in Waddinxveen. Het Platform Duurzaam Waddinxveen en de Vereniging de Windvogel propageren al jaren de voordelen van windenergie.
Daarnaast zullen de overheid en de windsector samen een aantal knelpunten moeten zien op te lossen. We refereren hiervoor aan de brief van het Interprovinciaal Overleg van 28 februari 2011 aan de minister van Economische Zaken, Landbouw & Innovatie en aan diens antwoord van 17 mei 2011. Of de ambitie van 6.000 MW wordt gehaald staat of valt vooral bij een overheid (op alle niveaus) die ambitie uitstraalt en die zorgt voor een stabiel en consistent stimulerings- en ruimtelijk beleid. De volgens NWEA wezenlijke andere noodzakelijke aanpassingen van belemmeringen voor bestaande en toekomstige projecten zijn: − het oplossen van de radarproblematiek (defensie en civiele radar) Ruimte voor wind op land (NWEA juni 2011)
9
− − − − − −
mogelijkheden om windturbines te plaatsen in waterkeringen en langs infrastructuur het oplossen van de capaciteitsproblemen in het elektriciteitsnetwerk en voorrang voor transport van duurzame energie. Aanpassen omgevingsrecht voor effectiever opschalen en herstructureren. Aanpassen vergoedingssystematiek Rijksvastgoed- en ontwikkelingsbedrijf (RVOB) voor gebruik van rijksgronden Duidelijkheid en afstemming tussen Rijk en provincies over het ruimtelijke beleid Daadwerkelijk oppakken door provincies van de rol die zij hebben binnen de Crisis- en Herstelwet.
NWEA is ervan overtuigd een noodzakelijke en nuttige bijdrage te kunnen leveren aan het oplossen van de hier en in de genoemde brieven behandelde knelpunten en in de ontwikkeling van de Structuurvisie Wind op Land. De windsector is hier klaar voor, en roept Rijk, provincies, gemeentes en inwoners van Nederland op om de uitdaging gezamenlijk op te pakken. Samen breiden we dit decennium het opgesteld vermogen aan windenergie op land uit naar 6.000 MW of meer!
Ruimte voor wind op land (NWEA juni 2011)
10
BIJLAGE 1 Actualisatie Projectenboek Windenergie, samenvatting
Actualisatie Projectenboek Windenergie Stand van zaken 2011
Opdrachtgever NWEA
Ruimte voor wind op land (NWEA juni 2011)
11
Projectenboek Windenergie 2011, samenvatting Uit een inventarisatie van alle lopende windenergieprojecten blijkt dat in Nederland naar verwachting 2.995 MW aan windenergievermogen op land zal worden geplaatst vóór 2020. Dit blijkt uit onderzoek dat adviesbureau Bosch & Van Rijn uitvoerde in opdracht van NWEA, waarbij projectontwikkelaars en provinciale windenergiecoördinatoren zijn gevraagd naar lopende projecten, realisatiekansen en -belemmeringen. In totaal wordt gewerkt aan 237 windenergieprojecten, samen goed voor 5.740 MW. De gemiddelde slaagkans van deze projecten vóór 2020 bedraagt 52%. De belangrijkste belemmeringen voor de realisatie van projecten zijn de gemeentelijke en provinciale besluitvorming en het soms restrictieve beleid. In Flevoland, Noord-Holland en Zuid-Holland wordt de grootste toename verwacht. In 2012 en 2013 wordt veel nieuw windenergievermogen gerealiseerd: jaarlijks 400 à 500 MW. Dit hangt samen met de bouw van twee grote windparken: windpark ‘Noordoostpolder’ en windpark ‘Zuidlob’ in Zeewolde. Zie onderstaande figuur.
In 2008 is een vergelijkbaar onderzoek uitgevoerd. Zie onderstaande tabel.
In de pijplijn totaal Totaal aantal projecten Slagingskans Vermogen x Slagingskans
Onderzoek 2008 (periode 2008-2012) 4.419 MW 214 37% 1.662 MW
Onderzoek 2011 (periode 2011-2020) 5.740 MW 237 52% 2.995 MW
Toename 2008 – 2011 (%) 30% 11% 80%
Er zijn op dit moment meer en grotere projecten in voorbereiding dan drie jaar geleden. De hogere slagingskans hangt deels samen met de gehanteerde doorlooptijd (realisatie voor 2020) ten opzichte van het onderzoek uit 2008 (tot 2012).
Ruimte voor wind op land (NWEA juni 2011)
12