Handleiding WiFi-instellingen uu Inleiding Er zijn twee draadloze LAN-modi: infrastructuurmodus voor verbinding via een toegangspunt en adhoc-modus voor het maken van een directe verbinding met een draadloos LAN-apparaat (zoals een laptop). In deze handleiding wordt de draadloze LAN-configuratie voor infrastructuurmodus uitgelegd. • Infrastructuurmodus
Moet worden geconfigureerd.
De instellingen zijn klaar.
Computer
Draadloos LAN-toegangspunt (Router)
Apparaat
• Zie voor meer informatie over het configureren van de ad-hoc-modus de Gebruikershandleiding . • Om rechtstreeks verbinding te maken met een apparaat dat draadloos LAN ondersteunt, zoals een laptop, dient u de instellingen handmatig te configureren. Bij een directe verbinding is de beveiliging zwakker en de verbindingsprocedure ingewikkelder, dus het is aan te raden verbinding te maken via een toegangspunt, zoals een draadloze LAN-router.
1
1. D e draadloze netwerkomgeving controleren Controleer aan de hand van de volgende grafiek welke draadloze LAN-instellingen u moet configureren: De verbindingsmethode kan afwijken afhankelijk van de specificaties van het draadloze LAN-toegangspunt dat u gebruikt. Zie de handleiding van het toegangspunt voor meer informatie. • Controleer of uw toegangspunt is aangesloten op het netwerk.
Ondersteunt het apparaat WPS?
Nee
SP 200Nw/201Nw Zie voor meer informatie pagina 9 "De draadloze LAN-instellingen handmatig configureren". SP 203SFNw/204SFNw Zie voor meer informatie pagina 9 en 15 "De draadloze LAN-instellingen handmatig configureren".
Ja
Heeft het apparaat een WPS-knop?*1 WPS
CHV607
Ja
Handmatige instelling
Nee
PIN
SP 200Nw/201Nw Zie voor meer informatie pagina 7 "Verbinding maken met de PIN". SP 203SFNw/204SFNw Zie voor meer informatie pagina 13 "Een verbinding maken met de PIN".
PBC
SP 200Nw/201Nw Zie voor meer informatie pagina 6 "Verbinding maken via PBC". SP 203SFNw/204SFNw Zie voor meer informatie pagina 12 "Verbinding maken via PBC". *1 De naam van de toets kan variëren en hangt af van het apparaat dat u gebruikt. Als u de WPS-knop niet kunt vinden, raadpleeg dan de handleiding van het draadloze toegangspunt.
uu Beveiliging van de WPS-verbinding • De optimale beveiliging voor de apparaten wordt automatisch geconfigureerd bij een WPS-verbinding. *Beveiligingsinstellingen hangen af van de verbindingsomgeving. Hierdoor kan er niet automatisch van worden uitgegaan dat de geconfigureerde beveiligingsinstelling de meest veilige is.
2
2. Voor configuratie van de draadloze LAN-instellingen Het draadloze LAN-toegangspunt controleren Deze informatie is nodig als u draadloze LAN-instellingen configureert. Deze kan niet gecontroleerd worden met behulp van het apparaat.
Het SSID en wachtwoord (WEP-sleutel/wachtwoord) controleren Voor configuratie van de draadloze LAN-instellingen moet u de SSID en het wachtwoord bevestigen. De SSID en het wachtwoord voor het draadloze LAN-toegangspunt kunnen op een label afgedrukt zijn dat op het toegangspunt bevestigd is. Zie voor meer informatie over de SSID en het wachtwoord de handleiding bij het toegangspunt.
Wachtwoord : XXXXX
De instellingen op het apparaat configureren/controleren Druk de lijst met netwerkinstellingen af voordat u de instellingen voor het draadloze LAN configureert zodat u de juiste informatie heeft om dit te doen.
Een netwerkinstellingenlijst afdrukken • Het kan twee minuten duren om de netwerkinstellingenlijst af te drukken.
SP 200Nw/201Nw 1. Houd de [Start] knop ingedrukt.
CTT175
Houd de knop twee seconden ingedrukt.
3
SP 203SFNw/204SFNw 1. Druk op de knop [Gebruikersinstellingen].
CTT129
2. Druk op de toets [
] of [
] om [Lijst/rap. afdrukken] te selecteren. Druk vervolgens op [OK].
3. Druk op de toets [
] of [
] om [Lijst netwerkinstel.] te selecteren en druk vervolgens op [OK].
De draadloze LAN-informatie ophalen uit de netwerkinstellingenlijst Om de draadloze LAN-instellingen te configureren hebt u de volgende informatie nodig: • Netwerkinterface Als "Netwerk I/F" is ingesteld op "Ethernet", wijzig dit dan in "Draadloos LAN". Zie voor meer informatie over het wijzigen van het LAN-type "Verbindingsproblemen" in 6, "Problemen oplossen". • Wi-Fi-status Als "Wi-Fi-status" ingesteld staat op "Verbonden", herstel de netwerkwerkinstellingen dan. Zie voor meer informatie over de netwerkinstellingen "Verbinding was succesvol maar draadloos LAN kan niet gebruikt worden" in 6 "Problemen oplossen". • Communicatiemodus Controleer of "Communicatiemodus" is ingesteld op "Infrastructuurmodus". Zie meer voor informatie over de communicatiemodusc "Problemen oplossen". • PIN-code • IP-adres*1 Om het IP-adres in de netwerkinstellingenlijst te wijzigen gaat u naar "Problemen oplossen". • Mac-adres*1 *1 Controleer de informatie die wordt weergegeven onder "Wi-Fi-status".
4
3. Het stuurprogramma installeren De procedure voor het configureren van de draadloze LAN-instellingen is anders dan de handmatige configuratie en configuratie aan de hand van WPS. • De draadloze LAN-instellingen handmatig configureren Om de draadloze LAN-instelling via Smart Organizing Monitor te configureren, installeert u eerst Smart Organizing Monitor via een USB-aansluiting. Het stuurprogramma installeren met behulp van [USB Quick Install]. • De draadloze LAN-instellingen configureren met behulp van WPS Om de draadloze LAN-verbinding te maken met behulp van WPS configureert u eerst de draadloze LANinstelling en installeert u vervolgens het stuurprogramma. Installeer het stuurprogramma met behulp van [Network Quick Install (DHCP)] of [Network Quick Install (Fixed IP)]. Zie de Software-installatiehandleiding voor meer informatie over het installeren van het stuurprogramma.
5
4. Het draadloze LAN configureren (SP 200Nw/201Nw) Verbinding maken via PBC • Configureer in stap 4 tot 7 iedere instelling binnen 2 minuten. Als het langer duurt, worden de geconfigureerde instellingen geannuleerd en moet u ze vanaf stap 4 opnieuw instellen. 1. Start het toegangspunt met draadloos LAN op. 2. Zorg ervoor dat de ethernetkabel van het apparaat is ontkoppeld.
CTT214
3. Zet het apparaat aan. Ga naar de volgende stap als de stroomindicator driemaal geknipperd heeft. 4. Houd de toets [Taak herstellen] ingedrukt.
CTT216
Houd de knop twee seconden of langer ingedrukt totdat het aan/uitlampje gaat knipperen. 5. Druk op [Start].
CTT218
Het waarschuwingslampje gaat knipperen. Als het apparaat is ingesteld op Ad-hoc-modus, wordt het na stap 5 automatisch opnieuw gestart en schakelt het naar Infrastructuurmodus. Als dit gebeurt, herhaal dan stap 4 en 5.
6
6. Druk op de WPS-knop op het toegangspunt. WPS
CHV607
7.
Druk op [Start].
CTT175
8. Aan de hand van het Wi-Fi-statusrapport kunt u controleren of de verbinding gelukt is. Als [Statusrapport draadloos LAN:] is ingesteld op [Aan], wordt een rapport afgedrukt waarin het voltooien van de instelling van het draadloos LAN wordt bevestigd. Indien "OK" wordt weergegeven voor "Verbinding", dan is de verbinding gelukt. Indien "Mislukt" wordt weergegeven bij "Verbinding", probeer dan de instellingen opnieuw te configureren vanaf stap 4. Als u nog steeds geen verbinding kunt maken, ga dan naar 6 "Problemen oplossen" en neem dan contact op met uw servicemonteur.
Een verbinding maken met de PIN • Configureer in stap 5 tot 8 iedere instelling binnen 2 minuten. Als het langer duurt, worden de geconfigureerde instellingen geannuleerd en moet u ze vanaf stap 5 opnieuw configureren. 1. Start het toegangspunt met draadloos LAN op. 2. Open het PIN-codeconfiguratiescherm van de draadloze LAN-router of het toegangspunt op uw computer.
7
3. Zorg ervoor dat de ethernetkabel van het apparaat is ontkoppeld.
CTT214
4. Zet het apparaat aan. Ga naar de volgende stap als de stroomindicator driemaal geknipperd heeft. 5. Houd de toets [Taak herstellen] ingedrukt.
CTT216
Houd de knop twee seconden of langer ingedrukt totdat het aan/uitlampje gaat knipperen. 6. Voer de PIN-code van het apparaat in op de internetpagina van het toegangspunt.
Voer de PIN-code in die u hebt opgehaald in de netwerkinstellingenlijst. Zie voor meer informatie 2 "Voor configureren van draadloze LAN-instellingen". 7.
Druk op [Start].
CTT218
Het waarschuwingslampje gaat knipperen. Als het apparaat is ingesteld op Ad-hoc-modus, wordt het na stap 7 automatisch opnieuw gestart en overgezet naar Infrastructuurmodus. Als dit gebeurt, herhaal dan stap 5 en 7.
8
8. Voer WPS (PIN-systeem) uit vanaf de webpagina van het toegangspunt.
9. Aan de hand van het Wi-Fi-statusrapport kunt u controleren of de verbinding gelukt is. Als [Statusrapport draadloos LAN:] is ingesteld op [Aan], wordt een rapport afgedrukt waarin het voltooien van de instelling van het draadloos LAN wordt bevestigd. Indien "OK" wordt weergegeven voor "Verbinding", dan is de verbinding gelukt. Als "Mislukt" wordt weergegeven bij "Verbinding", probeer dan de instellingen opnieuw te configureren vanaf stap 5. Als u dan nog steeds geen verbinding kunt maken, ga dan naar 6 "Problemen oplossen" en neem contact op met uw servicemonteur.
De draadloze LAN-instellingen handmatig configureren Indien u de instellingen van het toegangspunt dat u wilt gebruiken, niet kunt controleren of het toegangspunt WPS niet ondersteund, configureer dan de draadloze LAN-instellingen handmatig. • Controleer de SSID en het wachtwoord (WEP-sleutel/wachtwoord) in de handleiding van het draadloze LAN-toegangspunt dat gebruikt wordt. • Controleer de beveiligingsmethode die wordt gebruikt door het toegangspunt. Als u niet zeker weet welke beveiligingsmethode ondersteund wordt door het gebruikte draadloze LAN-toegangspunt, zie dan de handleiding bij het toegangspunt. 1. Start het toegangspunt met draadloos LAN op. 2. Sluit het apparaat op de computer aan met een USB-kabel.
CTT137
3. Zet het apparaat aan. 4. Klik in het [Start]-menu op [Alle programma's]. 5. Klik op [Smart Organizing Monitor for SP xxx Series]. 6. Klik op [Smart Organizing Monitor for SP xxx Series Status]. 7. Als het apparaat dat u gebruikt niet geselecteerd is, klik dan op [Apparaat kiezen...] en selecteer het apparaatmodel. 8. Klik op [OK]. 9. Op het tabblad [Gebruikersinstellingen] klikt u op [Printerconfiguratie]. 10. Stel op het tabblad [Wi-Fi] [Communicatiemodus:] in op [Infrastructuurmodus].
9
11. Voer bij [SSID:] de SSID voor het toegangspunt in. Zie voor meer informatie over het controleren van de SSID 2 "Voor configuratie van draadloze LANinstellingen". De tekens die kunnen worden gebruikt zijn ASCII 0x20-0x7e (32 tekens). 12. Selecteer [Beveiligingsmethode:]. Controleer de beveiligingsmethode die wordt gebruikt door het toegangspunt. 13. Geef de juiste instellingen op voor [WEP/WPA/WPA2-instellingen]. Het maximaal aantal tekens dat kan worden ingevoerd in [WEP-sleutel/wachtwoord (PSK:] is afhankelijk van de instellingen voor de [Sleutellengte:] en [Sleutelindeling:]. Geef instellingen op die overeenkomen met de volgende tabel:
2 3 4
1
CTT217
2. Sleutellengte
1. Beveil.methode Open Systeem - Geen Open systeem - WEP
*1
64 bit 128 bit
Gedeelde sleutel - WEP
64 bit 128 bit
*2
WPA2-PSK - AES *2 WPA/WPA2 Gem. modus
-
3. Sleutelindeling ASCII Hexadecimaal ASCII Hexadecimaal ASCII Hexadecimaal ASCII Hexadecimaal ASCII ASCII
4. WEP-sleutel/ wachtwoord (Maximaal aantal tekens) 5 tekens 5 tekens 13 tekens 26 tekens 5 tekens 5 tekens 13 tekens 26 tekens 8-63 tekens 8-63 tekens
*1 De sleutellengte, sleutelindeling en WEP-sleutel/wachtwoord kunnen niet worden geconfigureerd. *2 De sleutellengte kan niet worden geconfigureerd.
14. Voer bij [WEP-sleutel/wachtwoord (PSK)] het wachtwoord voor het toegangspunt in. Zie voor meer informatie over het controleren van het wachtwoord 2 "Voor configuratie van draadloze LAN-instellingen".
10
15. Klik op [IPv4-configuratie] als het IPv4-adres geconfigureerd moet worden. Het IPv6-adres kan alleen met behulp van Web Image Monitor geconfigureerd worden. Voor meer informatie over het configureren van het IPv6-adres, zie de Gebruikershandleiding . 16. Klik op [OK]. Als er een instelling gewijzigd is, start het apparaat automatisch opnieuw op. 17. Aan de hand van het Wi-Fi-statusrapport kunt u controleren of de verbinding gelukt is. Als [Statusrapport draadloos LAN:] is ingesteld op [Aan], wordt een rapport afgedrukt waarin het voltooien van de instelling van het draadloos LAN wordt bevestigd. Indien "OK" wordt weergegeven voor "Verbinding", dan is de verbinding gelukt. Indien "Mislukt" wordt weergegeven bij "Verbinding" probeer dan de instellingen nogmaals te configureren. Als u nog steeds geen verbinding kunt maken, zie dan 6 "Problemen oplossen" en neem dan contact op met uw servicemonteur. • Als u [Open systeem - WEP] configureert, lijkt het alsof de verbinding gemaakt is, zelfs als u een onjuiste WEP-sleutel invoert en de verbinding mislukt. Voer in dit geval de juiste WEP-sleutel in.
11
5. Het draadloos LAN configureren (SP 2023SFNw/204SFNw) Verbinding maken via PBC • Als het toegangspunt niet binnen 20 seconden gedetecteerd wordt, verloopt de zoeksessie. 1. Start het toegangspunt met draadloos LAN op. 2. Zorg ervoor dat de ethernetkabel van het apparaat is ontkoppeld.
CTT214
3. Zet het apparaat aan. 4. Druk op de knop [Gebruikersinstellingen].
CTT129
5. Druk op de toets [
] of [
] om [Netwerkinstellingen] te selecteren en druk dan op [OK].
6. Druk op de toets [
] of [
] om [Wi-Fi-instellingen] te selecteren en druk vervolgens op [OK].
7.
] of [
] om [Wi-Fi-verbinding] te selecteren. Druk vervolgens op [OK].
Druk op de toets [
8. Druk op de toets [ ] of [ ] om [Infrastructuurmodus] te selecteren. Druk vervolgens op [OK]. Als het apparaat is ingesteld op Ad-hoc-modus, wordt het automatisch opnieuw gestart na stap 8 en overgeschakeld naar Infrastructuurmodus. Als dit gebeurt, herhaal dan stap 4, 5, 6 7 en 8. 9. Druk op de toets [
] of [
] om [WPS (PBC)] te selecteren. Druk vervolgens op [OK].
WiFi-verbinding WPS (PBC)
12
10. Druk op de WPS-knop op het toegangspunt. WPS
CHV607
Als de verbinding gelukt is, wordt "Verbinding gelukt" weergegeven. Als er geen verbinding tot stand gebracht kan worden, wordt "Verbinding mislukt" weergegeven. Als dit het geval is, probeer de instellingen dan nogmaals te configureren. Als u nog steeds geen verbinding kunt maken, zie dan 6 "Problemen oplossen" en neem dan contact op met uw servicemonteur. Als [Statusrapport Wi-Fi] ingesteld is op [Aan], wordt er een rapport afgedrukt waarin het voltooien van de instelling voor het draadloos LAN wordt bevestigd.
Een verbinding maken met de PIN • Als het toegangspunt niet binnen 20 seconden gedetecteerd wordt, verloopt de zoeksessie. 1. Start het toegangspunt met draadloos LAN op. 2. Open het PIN-codeconfiguratiescherm van de draadloze LAN-router of het toegangspunt op uw computer.
3. Zorg ervoor dat de ethernetkabel van het apparaat is ontkoppeld.
CTT214
4. Zet het apparaat aan.
13
5. Druk op de knop [Gebruikersinstellingen].
CTT129
6. Druk op de toets [
] of [
] om [Netwerkinstellingen] te selecteren. Druk vervolgens op [OK].
7.
Druk op de toets [
] of [
] om [Wi-Fi-instellingen] te selecteren. Druk vervolgens op [OK].
8. Druk op de toets [
] of [
] om [Wi-Fi-verbinding] te selecteren. Druk vervolgens op [OK].
9. Druk op de toets [ ] of [ ] om [Infrastructuurmodus] te selecteren. Druk vervolgens op [OK]. Als het apparaat is ingesteld op Ad-hoc-modus, wordt het automatisch opnieuw gestart na stap 9 en overgeschakeld naar Infrastructuurmodus. Als dit gebeurt, herhaal dan stap 5, 6, 7, 8 en 9. 10. Voer de PIN-code van het apparaat in op de internetpagina van het toegangspunt.
Voer de PIN-code in die u hebt opgehaald in de netwerkinstellingenlijst. Zie voor meer informatie 2 "Voor configureren van draadloze LAN-instellingen". 11. Druk op de toets [
] of [
] om [WPS (PIN)] te selecteren. Druk vervolgens op [OK].
WiFi-verbinding WPS (PIN) 12. Voer WPS (PIN-systeem) uit vanaf de webpagina van het toegangspunt.
Als de verbinding gelukt is, wordt "Verbinding gelukt" weergegeven. Als er geen verbinding tot stand gebracht kan worden, wordt "Verbinding mislukt" weergegeven. Als dit het geval is, probeer de instellingen dan nogmaals te configureren. Als u nog steeds geen verbinding kunt maken, zie dan 6 "Problemen oplossen" en neem dan contact op met uw servicemonteur. Als [Statusrapport Wi-Fi] ingesteld is op [Aan], wordt er een rapport afgedrukt waarin het voltooien van de instelling voor het draadloos LAN wordt bevestigd.
14
De draadloze LAN-instellingen handmatig configureren Indien u de instellingen van het toegangspunt dat u wilt gebruiken, niet kunt controleren of het toegangspunt WPS niet ondersteund, configureer dan de draadloze LAN-instellingen handmatig. • Controleer de SSID en het wachtwoord (WEP-sleutel/wachtwoord) in de handleiding van het draadloze LAN-toegangspunt dat gebruikt wordt. • Controleer de beveiligingsmethode die wordt gebruikt door het toegangspunt. Als u niet zeker weet welke beveiligingsmethode ondersteund wordt door het gebruikte draadloze LAN-toegangspunt, zie dan de handleiding bij het toegangspunt.
De SSID zoeken 1. Start het toegangspunt met draadloos LAN op. 2. Zorg ervoor dat de ethernetkabel van het apparaat is ontkoppeld.
CTT214
3. Zet het apparaat aan. 4. Druk op de knop [Gebruikersinstellingen].
CTT129
5. Druk op de toets [
] of [
] om [Netwerkinstellingen] te selecteren. Druk vervolgens op [OK].
6. Druk op de toets [
] of [
] om [Wi-Fi-instellingen] te selecteren. Druk vervolgens op [OK].
7.
] of [
] om [Wi-Fi-verbinding] te selecteren. Druk vervolgens op [OK].
Druk op de toets [
8. Druk op de toets [ ] of [ ] om [Infrastructuurmodus] te selecteren. Druk vervolgens op [OK]. Als het apparaat is ingesteld op Ad-hoc-modus, wordt het automatisch opnieuw opgestart na stap 8 en overgeschakeld naar Infrastructuurmodus. Als dit gebeurt, herhaal dan stap 4, 5, 6 7 en 8. 9. Druk op de toets [
] of [
] om [SSID zoeken] te selecteren. Druk vervolgens op [OK].
WiFi-verbinding SSID zoeken 10. Druk op de toets [ ] of [ ] om de SSID te selecteren. Druk vervolgens op [OK]. Zie voor meer informatie over het controleren van de SSID 2 "Voor configuratie van draadloze LANinstellingen".
15
11. Voer het wachtwoord (WEP-sleutel/wachtwoord) van het toegangspunt in.
Sleutel invoeren 1111_ Zie voor meer informatie over het controleren van het wachtwoord 2 "Voor configuratie van draadloze LAN-instellingen". Als de beveiligingsmethode is ingesteld op "Open systeem - Geen" is het niet nodig een wachtwoord in te vullen. 12. Druk op de [OK]-knop. Als de verbinding gelukt is, wordt "Verbinding gelukt" weergegeven. Als er geen verbinding tot stand gebracht kan worden, wordt "Verbinding mislukt" weergegeven. Als dit het geval is, probeer de instellingen dan nogmaals te configureren. Als u nog steeds geen verbinding kunt maken, zie dan 6 "Problemen oplossen" en neem dan contact op met uw servicemonteur. Als [Statusrapport Wi-Fi] ingesteld is op [Aan], wordt er een rapport afgedrukt waarin het voltooien van de instelling voor het draadloos LAN wordt bevestigd.
Het SSID invoeren
Als u het toegangspunt niet kunt vinden in "Zoeken naar de SSID", configureer de SSID dan conform de volgende procedure. • Als u de instellingen handmatig configureert, kunt u ook Smart Organizing Monitor gebruiken. Dit is makkelijk voor het invoeren van tekens die moeilijk in te voeren zijn met behulp van het bedieningspaneel. Zie voor meer informatie over het configureren van de instellingen 4 "Het draadloos LAN configureren (SP 200Nw/201Nw)". 1. Start het toegangspunt met draadloos LAN op. 2. Zet het apparaat aan. 3. Zorg ervoor dat de ethernetkabel van het apparaat is ontkoppeld.
CTT214
4. Druk op de knop [Gebruikersinstellingen]. 5. Druk op de toets [
] of [
] om [Netwerkinstellingen] te selecteren. Druk vervolgens op [OK].
6. Druk op de toets [
] of [
] om [Wi-Fi-instellingen te selecteren]. Druk vervolgens op [OK].
7.
] of [
] om [Wi-Fi-verbinding] te selecteren. Druk vervolgens op [OK].
Druk op de toets [
8. Druk op de toets [ ] of [ ] om [Infrastructuurmodus] te selecteren. Druk vervolgens op [OK]. Als het apparaat is ingesteld op Ad-hoc-modus, wordt het automatisch opnieuw gestart na stap 8 en overgeschakeld naar Infrastructuurmodus. Als dit gebeurt, herhaal dan stap 4, 5, 6 7 en 8. 9. Druk op de toets [
] of [
] om [SSID invoeren] te selecteren. Druk vervolgens op [OK].
WiFi-verbinding SSID invoeren
16
10. Voer de SSID van het toegangspunt in. Druk vervolgens op [OK].
SSID invoeren Null Zie voor meer informatie over het controleren van de SSID 2 "Voor configuratie van draadloze LANinstellingen". Houd de toets [ ] ingedrukt om een teken te wissen. Druk op de toets [ ] om de cursor naar achter te verplaatsen. Druk op de toets [ ] om de cursor naar voren te verplaatsen. De tekens die kunnen worden gebruikt zijn ASCII 0x20-0x7e (32 tekens). 11. Selecteer de beveiligingsmethode.
Beveiligingsmethode Open systeem - Geen Als u [Open systeem - Geen] geselecteerd hebt, ga dan verder met stap 16. 12. Druk op de [OK]-knop. Als u [WPA2-PSK - AES] of [WPA/WP2 gem. modus] geselecteerd hebt, ga dan verder met stap 15. 13. Selecteer de sleutellengte en druk vervolgens op [OK].
Sleutellengte 64 bit 14. Selecteer de sleutelindeling en druk vervolgens op [OK].
Sleutelindeling ASCI I Het maximaal aantal tekens dat ingevoerd kan worden in het wachtwoordveld is afhankelijk van de instellingen [Sleutellengte] en [Sleutelindeling]. Zie voor meer infomatie over het configureren van de instellingen 4 "Het draadloos LAN configureren (SP200Nw/201Nw)" 15. Voer het wachtwoord (WEP-sleutel/wachtwoord) van het toegangspunt in. Zie voor meer informatie over het controleren van het wachtwoord 2 "Voor configuratie van draadloze LAN-instellingen".
Sleutel invoeren 1111_ 16. Druk op de [OK]-knop. Als de verbinding gelukt is, wordt "Verbinding gelukt" weergegeven. Als er geen verbinding tot stand gebracht kan worden, wordt "Verbinding mislukt" weergegeven. Als dit het geval is, probeer de instellingen dan nogmaals te configureren. Als u nog steeds geen verbinding kunt maken, zie dan 6 "Problemen oplossen" en neem dan contact op met uw servicemonteur. Als [Statusrapport Wi-Fi] ingesteld is op [Aan], wordt er een rapport afgedrukt waarin het voltooien van de instelling voor het draadloos LAN wordt bevestigd. • Als u [Open systeem - WEP] configureert, lijkt het alsof de verbinding gemaakt is, zelfs als u een onjuiste WEP-sleutel invoert en de verbinding mislukt. Voer in dit geval de juiste WEP-sleutel in.
17
6. Problemen oplossen Problemen met de verbinding Als er problemen optreden nadat u de verbindingsinstellingen opnieuw hebt opgegeven, controleer dan de volgende items: nn Zijn de instellingen voor het draadloze LAN-toegangspunt juist geconfigureerd? • Controleer of de WPS-functie niet is ingesteld op "inactief" of "uit". • Andere functies dan WPS kunnen afhankelijk van hun instellingen invloed op de WPS-functie hebben. Voor informatie raadpleegt u de handleiding van het draadloze toegangspunt. nn Bevinden de draadloze LAN-toegangspunten zich op een plek waar ze radiogolven kunnen ontvangen? • Het gebied waarin de apparaten radiogolven kunnen ontvangen, is afhankelijk van de structuur van het gebouw. Als het apparaat niet in de buurt van het draadloze LAN-toegangspunt staat, plaats het apparaat dan dichterbij. Sluit vervolgens de printer op de apparaten aan. nn Hebt u op de WPS-knop gedrukt? • De WPS-knop heeft verschillende namen. Hoe lang u op de knop moet drukken, hangt af van het draadloze LAN-toegangspunt dat u gebruikt. Voor informatie over welke knop u moet indrukken of vasthouden voor een bepaalde periode, raadpleegt u de handleiding. nn Is de pincode juist geconfigureerd? • Configureer de pincode op de juiste wijze aan de hand van de handleidingen van het draadloze LAN-toegangspunt. • Controleer de pincode als deze wordt weergegeven of is afgedrukt. nn Is het LAN-type ingesteld op [Ethernet]? • Stel het LAN-type in op [Draadloos LAN]. • SP 200Nw/201Nw (Web Image Monitor) [Interface-instellingen] [LAN-type] [Draadloos LAN] • SP 203SFNw/204SFNw (bedieningspaneel) Toets [Gebruikersmiddelen] [Netwerkinstellingen] [LAN-type] [Draadloos LAN] nn Is er een ethernetkabel aangesloten? • Als het apparaat met een ethernetkabel op het netwerk is aangesloten, wordt de ethernetverbinding actief. Om wireless LAN te gebruiken, dient u de ethernetkabel van het apparaat te ontkoppelen. nn Is de communicatiemodus ingesteld oop [802.11 Ad-hoc-modus]? • Stel de communicatiemodus in op [Infrastructuurmodus]. • SP 200Nw/201Nw (bedieningspaneel) Houd de toets [Taak herstellen] ingedrukt toets [Start] • SP 203SFNw/204SFNw (bedieningspaneel) Toets [Gebruikersmiddelen] [Netwerkinstellingen] [Wi-Fi-instellingen] [Wi-Fi-verbinding] [Infrastructuurmodus] nn Hebt u de SSID en het wachtwoord correct ingevoerd? • Zorg ervoor dat u deze correct invoert. De SSID en het wachtwoord zijn hoofdlettergevoelig.
18
Verbinding is geslaagd, maar draadloos LAN kan niet gebruikt worden Als er een verbinding tot stand is gebracht, maar wireless LAN kan niet gebruikt worden, controleer dan de volgende items: nn Controleer of er een ethernetkabel onjuist op het apparaat is aangesloten. • Als het apparaat met een ethernetkabel op het netwerk is aangesloten, wordt de ethernetverbinding actief. Om wireless LAN te gebruiken, dient u de ethernetkabel van het apparaat te ontkoppelen. nn De verbinding kan mislukken door radiogolven. • Als er een ander draadloos netwerk in de buurt is, kan dit ervoor zorgen dat de verbinding niet tot stand kan worden gebracht. Wacht even en maak dan opnieuw verbinding met het netwerk. nn Het Wi-Fi-statusrappport kan niet afgedrukt worden. • Stel het Wi-Fi-statusrapport in op [Aan]. • SP 200Nw/201Nw (Smart Organizing Monitor) Tabblad [Gebruikersmiddelen] [Printerconfiguratie] loos LAN:] [Aan]
Tabblad [Wi-Fi]
[Statusrapport draad-
• SP 203SFNw/204SFNw (bedieningspaneel) Toets [Gebruikerstoepassingen] [Netwerkinstellingen] [Wi-Fi-instellingen] [Wi-Fi-statusrapport] [Aan] nn De eerder ingestelde verbinding kan niet opnieuw ingesteld worden. • Om de draadloze LAN-instellingen opnieuw te configureren, moet u de netwerkinstellingen eerst herstellen. • SP 200Nw/201Nw 1. Houd de knop [Taak resetten] ingedrukt en schakel de stroom in. • SP 203SFNw/204SFNw 1. Houd de knop [Stop/wis] ingedrukt en schakel de stroom in. Houd de toets vijf seconden ingedrukt. Houd de knop ingedrukt totdat de waarschuwingsledlampjes oplichten. Zodra de reset is afgerond, start het apparaat zichzelf automatisch opnieuw op. nn Zijn de IP-adresinstellingen correct ingesteld? • Controleer of de IP-adresinstellingen juist geconfigureerd zijn. • Het IPv4-adres voor draadloze LAN-verbinding configureren • SP 200Nw/201Nw (Smart Organizing Monitor) Tabblad [Gebruikersmiddelen] [Printerconfiguratie] • SP 203SFNw/204SFNw (bedieningspaneel)
Tabblad [Wi-Fi]
[IPv4-configuratie]
Toets [Gebruikersmiddelen] [Netwerkinstellingen] [Wi-Fi-instellingen] [IPv4-adres apparaat] • Het IPv6-adres configureren voor draadloze LAN-verbinding • SP 200Nw/201Nw (Web Image Monitor) Zie voor meer informatie de gebruikershandleiding . • SP 203SFNw/204SFNw (bedieningspaneel) Toets [Gebruikersmiddelen] [Netwerkinstellingen] [Wi-Fi-instellingen] [IPv6-adres apparaat]
19
Woordenlijst draadloos LAN • Draadloos LAN-toegangspunt (Router) Dit apparaat routeert gegevens tussen draadloze, voor LAN geschikte apparaten en het internet. • Infrastructuurmodus Selecteer dit om te communiceren via een toegangspunt. • Ad-hoc modus Selecteer dit om een rechtstreekse verbinding te maken met een apparaat dat is uitgerust met draadloos LAN (zoals een laptop). • WPS (Wi-Fi Protected Setup) WPS is een standaard voor coderingsinstellingen voor verbindingen tussen apparaten die WiFi ondersteunen. Apparaten die deze standaard ondersteunen, kunnen eenvoudig met elkaar worden verbonden via een wireless LAN met codering. • PBC Een WPS-verbindingsmethode via een drukknop. • PIN Een WPS-verbindingsmethode via een pincode. • SSID Dit is een netwerkidentificatie om onderscheid te maken tussen verschillende LAN-toegangspunten. Het wordt ook wel netwerknaam of toegangspuntnaam genoemd. • Wachtwoord (WEP-sleutel/wachtwoord) Dit is het wachtwoord dat nodig is voor het gebruik van het draadloze LAN-toegangspunt. Het wordt ook wel netwerksleutel of coderingssleutel genoemd.
NL 20
NL
© 2013 M144-8641