Handleiding
Handleiding – VP-9000
2
Gebruikershandboek Eerst en vooral willen we u bedanken dat u voor een VP-9000 van Roland, onze nieuwe en revolutionaire VariPhrase-processor, gekozen hebt.
Lees a.u.b. “Veilig gebruik van de VP-9000” op blz. 4 en “Belangrijke opmerkingen” op blz. 100 in het Referentiehandboek alvorens de VP-9000 te gebruiken. De VP-9000 wordt geleverd met twee handleidingen, dit Gebruikershandboek en het Referentiehandboek die in het Nederlands samengevat zijn tot één boek. Zo leert u de mogelijkheden van de VariPhrase Processor snel en anderzijds grondig kennen wanneer het u uitkomt. Bewaar de handleiding op een veilige plaats, omdat u ze later beslist nog eens nodig hebt. Deze module bevat een Zip™-drive. Het is dan ook van groot belang dat u de procedure onder “Uitschakelen” op blz. 29 altijd volgt. Doet u dat namelijk niet, dan zouden uw data verloren kunnen gaan. Bovendien zou u de Zip-drive alsook de VP-9000 kunnen beschadigen.
Hoe lees je de handleidingen? Zoals gezegd, zijn er twee delen: dit Gebruikershandboek en het Referentiehandboek. In het Gebruikershandboek vindt u een aantal praktijkvoorbeelden en een voorstelling van de belangrijkste functies van de VP-9000. Het Referentiehandboek bevat daarentegen een compleet overzicht van alle geboden functies plus een aantal gespecialiseerdere procedures. Dit deel zou u kunnen lezen zoals een woordenboek: zoek in de inhoudsopgave of de Index het trefwoord van de benodigde informatie op en lees alles wat u in een bepaalde situatie moet weten.
Afspraken voor deze handleiding • Woorden tussen [ ] slaan op knoppen op het frontpaneel. Voorbeeld: [PERFORM] slaat op de knop die “PERFORM” heet.
* Zip is een geregistreerd handelmerk van Iomega Corporation. © 2000 Roland Corporation. Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze handleiding mag, in welke vorm dan ook, openbaar worden gemaakt of gereproduceerd zonder de schriftelijke toestemming van ROLAND CORPORATION.
Veilig gebruik van de VP-9000 INSTRUCTIES VOOR HET VOORKOMEN VAN BRAND, ELEKTRISCHE SCHOKKEN EN VERWONDINGEN Over de
VOORZICHTIG
VOORZICHTIG
en
LET OP
labels
Over de symbolen
Wijst de gebruiker op het risico op dodelijke ongevallen of zware verwondingen als gevolg van een fout gebruik van dit apparaat. Het foute gebruik van dit apparaat kan leiden tot verwondingen en of materi le schade.
LET OP!
* "Materi le" schade heeft betrekking op het beschadigen van het meubilair of andere huishoudelijke voorwerpen evenals huisdieren enz.
Een driehoek maakt de gebruiker attent op belangrijke instructies of waarschuwingen. De juiste betekenis van het symbool wordt bepaald door de tekening in de driehoek. Het links getoonde symbool wordt gebruikt voor algemene waarschuwingen of om de aandacht te vestigen op gevaar. Dit symbool maakt de gebruiker attent op dingen die nooit mogen worden uitgevoerd. Wat nooit mag worden gedaan wordt aangegeven door de tekening in de cirkel. Het links getoonde symbool wordt gebruikt om aan te geven dat het toestel nooit uit elkaar mag worden gehaald. Dit symbool maakt de gebruiker attent op dingen die moeten worden uitgevoerd. Wat er moet worden gedaan wordt aangegeven door de tekening in de cirkel. Het links getoonde symbool betekent dat de stekker van het stroomsnoer van de uitgang moet worden losgekoppeld.
HOUD ALTIJD HET VOLGENDE IN DE GATEN VOORZICHTIG 001
• Lees eerst de volgende punten door en gebruik dan pas uw VP-9000. Zo bent u er zeker van dat u hem op de juiste manier bedient. .......................................................................................................... • Open nooit de behuizing van de VP-9000. .......................................................................................................... • Probeer nooit de VP-9000 zelf te herstellen (tenzij u in de handleiding uitdrukkelijke instructies vindt om dat wél te doen). Laat alle herstellingsen onderhoudswerken over aan een door Roland erkende technische dienst. .......................................................................................................... • Zet de VP-9000 nooit op plaatsen die de volgende kenmerken vertonen: • Plaatsen die onderhevig zijn aan sterke temperatuurschommelingen (bv. in het directe zonlicht), in een gesloten auto waar de zon op staat, in de buurt van een radiator of een airco-kanaal, op een warmtebron (stoof e.d.). • Op vochtige plaatsen (badkamer, wasruimte, op de natte grond, in de regen e.d.) • Op bijzonder stoffige plaatsen • Op plaatsen die onderhevig zijn aan sterke trillingen. .......................................................................................................... VOORZICHTIG • De VP-9000 mag u enkel in een rack schroeven of op een stand monteren die door Roland uitdrukkelijk wordt aanbevolen. ..........................................................................................................
4
• Als u de VP-9000 in een rack schroeft of op een stand monteert, moet u deze laatste op een vlak en stevig oppervlak plaatsen. Het rack en de stand mogen tijdens het normale gebruik niet verschuiven. De keuze van een veilige opstellingsplaats geldt overigens ook voor situaties waarin u de VP-9000 niet gebruikt. .......................................................................................................... • Gebruik enkel het bij de VP-9000 geleverde netsnoer en sluit het uitsluitend aan op een stopcontact dat beantwoordt aan de gegevens op het merkplaatje. .......................................................................................................... • Beschadig nooit de stroomkabel. Plooi hem niet te veel, trap er niet op, plaats er geen zware voorwerpen op enz. Een beschadigde kabel kan brand of elektrocutie veroorzaken. Gebruik nooit een stroomkabel die al beschadigd is. .......................................................................................................... VOORZICHTIG • Dit apparaat kan hetzij van zich uit, hetzij in combinatie met een externe versterker, voor een volume zorgen dat uw gehoor kan aantasten. Werk dus nooit lange tijd op een pittig volume of op een volume dat net aan de pijngrens ligt. Zodra u ook maar de indruk hebt dat uw gehoor erop achteruit gaat, moet u onmiddellijk een oorarts raadplegen. .......................................................................................................... • Zorg dat er geen kleine voorwerpen (uit metaal, brandbare stoffen, muntstukken, naalden e.d.) in het inwendige van de VP-9000 terechtkomen. Plaats nooit glazen, koppen e.d. op de behuizing. ..........................................................................................................
• Verbreek in de volgende situaties onmiddellijk de aansluiting op het lichtnet en neem contact op met een erkende herstellingsdienst of uw Roland-dealer: • Als het netsnoer zichtbaar beschadigd is. • Als er een voorwerp of vloeistof in het inwendige van de VP-9000 terecht is gekomen. • Als de VP-9000 in de regen heeft gestaan (of op een andere manier nat is geworden). • Als de VP-9000 niet naar behoren lijkt te werken of het helemaal niet meer doet. .......................................................................................................... • In gezinnen met kleine kinderen dient een volwassene toezicht te houden tot de kinderen in staat zijn om de VP-9000 in overeenstemming met de veiligheidsvoorschriften te gebruiken. .......................................................................................................... • Bescherm de VP-9000 tegen overdreven schokken. (Laat hem nooit vallen!) .......................................................................................................... • Sluit de stroomkabel van dit apparaat niet samen met een overdreven aantal andere toestellen aan op hetzelfde stopcontact. Wees voorzichtig met verlengsnoeren—het totale vermogen van alle toestellen aangesloten op het verlengsnoer mag nooit het nominale vermogen (watt/ampère) van het verlengsnoer overschrijden. Een overdreven belasting kan de isolatie van het snoer doen opwarmen en zelfs doen doorsmelten. .......................................................................................................... • Alvorens de VP-9000 in het buitenland te gebruiken, neemt u het best contact op met uw Rolanddealer om te weten te komen welk voltage er in het betreffende land wordt gehanteerd en of u al dan niet voor een geschikte stroomvoorziening moet zorgen. ..........................................................................................................
LET OP • Plaats de VP-9000 altijd zo dat de verluchting niet in het gedrang wordt gebracht. .......................................................................................................... • Neem de stroomkabel uitsluitend met de stekker vast wanneer u hem in een stopcontact of in dit toestel steekt, of wanneer u hem uittrekt. .......................................................................................................... • Als u de VP-9000 langere tijd niet wenst te gebruiken, verbreekt u het best de aansluiting op het lichtnet. .......................................................................................................... • Tracht te voorkomen dat kabels en snoeren verstrikt geraken. Houd alle kabels en snoeren buiten het bereik van kinderen. .......................................................................................................... • Ga nooit op de VP-9000 staan en plaats er geen zware voorwerpen op. .......................................................................................................... • Neem de stroomkabel of de stekkers nooit vast met natte handen wanneer u ze in een stopcontact of in de VP-9000 steekt, of wanneer u ze uittrekt. .......................................................................................................... • Trek de stekker uit het stopcontact en koppel alle externe apparaten af, alvorens de VP-9000 te verplaatsen. .......................................................................................................... • Zet de VP-9000 uit en trek de stroomkabel uit, alvorens het toestel schoon te maken. .......................................................................................................... • Trek de stekker uit het stopcontact wanneer u gevaar voor blikseminslagen vermoedt. ..........................................................................................................
5
Inhoud
Inhoud
Gebruikershandboek . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3 Luisteren naar de demosongs .................................................................................................................. 11 Wat is “VariPhrase”? .............................................................................................................................................. 11 Overzicht van de demosongs en voorstelling van de sample-componist ............................................ 18
Alvorens zelf klanken te maken............................................................................................................... 19 Golfvormgeheugen uitbreiden ............................................................................................................................ 19 Uitbouwen van SIMMs ............................................................................................................................. 21 Controle of de SIMMs worden herkend .............................................................................................. 22 Display-contrast instellen ......................................................................................................................... 28 Screen Saver (Backlight Saver)................................................................................................................ 28 Uitschakelen.................................................................................................................................................. 29 Auto Perform Load: automatisch laden van data ............................................................................ 31
Interne structuur van de VP-9000 .......................................................................................................... 33 Zelf klanken maken ............................................................................................................................................... 35 Fabrieksinstellingen laden (Factory Reset) ..................................................................................................... 35 MIDI-kanaal kiezen................................................................................................................................................. 40
VariPhrase Control: Samples beïnvloeden ................................................................................. 46 Toonhoogte, snelheid en karakter (formant) van een Sample beïnvloeden ........................................ 46
Voorstelling van een aantal technieken.......................................................................................... 51 Synchrone akkoorden spelen ............................................................................................................................... 51 Nieuwe melodieën spelen met bestaande Samples ..................................................................................... 52 Samples in een lus (Loop) afspelen ................................................................................................................... 56 Event Map: Sample-fragmenten aan afzonderlijke toetsen toewijzen ................................................... 57 Phrase Map: verschillende Samples via verschillende toetsen aansturen ............................................ 59
Effecten gebruiken (Multi, Chorus en Reverb) ........................................................................ 62 Effecten in- en uitschakelen.................................................................................................................................. 62 Effectaandeel (Send) veranderen ........................................................................................................................ 63
Verschillende Samples samen weergeven .................................................................................. 68 MIDI-kanalen instellen .......................................................................................................................................... 68 Samples aan de Parts toewijzen .......................................................................................................................... 69 Volume, stereopositie en toonhoogte................................................................................................................ 69
Splitten van het klavier (Key Range) .................................................................................................. 73 Bereik van de Parts instellen (Key Range)....................................................................................................... 73
Zelf audiomateriaal sampelen ................................................................................................................... 76 Sampelen .................................................................................................................................................................... 76 Sampelen met een microfoon .................................................................................................................. 76 Sampelen van een audio-CD ................................................................................................................... 79 Niet benodigde delen van een Sample wissen .................................................................................. 82 Tempo van een Sample instellen ........................................................................................................... 83 Encode: data klaarmaken voor het VariPhrase- en MIDI-gebruik .......................................................... 85 Solo: zangpartij coderen............................................................................................................................ 85 Golfvormdata van een audio-CD coderen.......................................................................................... 87 Eigen Samples gebruiken voor het spelen....................................................................................................... 88 Zip-schijf formatteren ................................................................................................................................ 89 Data wegschrijven (Save) ......................................................................................................................... 91
6
Inhoud
Samples via MIDI kiezen .................................................................................................................................. 97
Referentiehandboek . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 99 Belangrijke opmerkingen ............................................................................................................................. 100 Belangrijkste kenmerken van de VP-9000 .................................................................................. 102 Bedieningsorganen en aansluitingen ............................................................................................. 103 1. Voorbereidingen .............................................................................................................................................. 106 Controle van de accessoires ............................................................................................................................... 106 Meer RAM-geheugen installeren ..................................................................................................................... 106 Controleren van de RAM-capaciteit ................................................................................................... 106 Testen van het RAM-geheugen (SIMM Diagnosis) ....................................................................... 106 SCSI-apparaten aansluiten ................................................................................................................................. 107 SCSI-apparaten die u kunt gebruiken ................................................................................................ 107 Dingen die u voor het aansluiten moet weten ................................................................................ 107 SCSI-aansluitingen.................................................................................................................................... 108 Andere apparaten aansluiten ............................................................................................................................ 109 Audio-aansluitingen ................................................................................................................................ 109 Aansluiten op een MIDI-instrument of computer ......................................................................... 109
2. Een aantal praktijkvoorbeelden ...................................................................................................... 112 Tips voor het sampelen en editen van golfvormen .................................................................................... 112 Verschillende Samples synchroon afspelen .................................................................................................. 112 LFO of andere effectparameters synchroniseren ........................................................................................ 113 Legato-akkoorden spelen .................................................................................................................................... 113 72 Samples aan het klavier toewijzen ............................................................................................................. 113
3. Hoe zit de VP-9000 in elkaar? ............................................................................................................ 114 Interne structuur van de VP-9000 .................................................................................................................... 114 Display-pagina’s en basisbediening ................................................................................................................ 115 Zes modes .................................................................................................................................................... 115 Inhoud van de Play-pagina’s ................................................................................................................ 116 Waarden instellen ..................................................................................................................................... 116 Namen invoeren ........................................................................................................................................ 116 Werken met de Sample-lijst ................................................................................................................... 118 Handige ‘Shortcuts’ .................................................................................................................................. 118
4. De VP-9000 aan de praat krijgen .................................................................................................... 120 Performance-/Sample-/ System-instellingen laden .................................................................................. 120 Performance/System-instellingen laden........................................................................................... 120 Samples/golfvormen laden ................................................................................................................... 121 Verschillende Samples tegelijk laden ................................................................................................. 122 Over de namen die na het laden van bestanden verschijnen ..................................................... 123 Rx: MIDI-ontvangstkanalen ............................................................................................................................... 125 Samples kiezen ....................................................................................................................................................... 125 Samples via MIDI kiezen (programmakeuze) ................................................................................. 125 Keyboard Map instellen (Kbd Map)................................................................................................................ 126 Preview-functie: Samples op de VP-9000 starten........................................................................................ 126 Weergavefuncties voor Preview .......................................................................................................... 126 Meer details over de Preview-functie ................................................................................................ 127
5. Sample-parameters ([SAMPLE]) ..................................................................................................... 129 Informatie over de Sample ([F1 (COMMON)]) ........................................................................................... 129 Werkwijze voor het instellen van de Sample-parameters........................................................................ 130
7
Inhoud
Naam en categorie wijzigen ([F1 (COMMON)]) ............................................................................ 130 Weergave van de Sample bepalen (1) ([F2 (MODE)]) ................................................................... 130 Weergave van de Sample bepalen (2) ([F3 (SWITCH)]) ............................................................... 131 Volume instellen ([F4 (AMP)]).............................................................................................................. 131 Pitch/Time/Formant/Pan/ Portamento ([F5 (CTRL)]) .............................................................. 132 LFO-parameters ([F6 (LFO)]) ................................................................................................................ 134
6. Performance-parameters ([PERFORM]) ................................................................................. 136 Algemene Performance-parameters ([F1 (COMMON)]) .......................................................................... 136 Naam van de Performance .................................................................................................................... 136 Tempo/Clock-/metronoom-instellingen.......................................................................................... 136 Sound: Performance stemmen .............................................................................................................. 137 Instellingen voor de Parts ([F2 (PART)])........................................................................................................ 137 General: weergaveparameters voor de Parts ................................................................................... 138 Samples toewijzen..................................................................................................................................... 138 Volume/panorama/stemming van de Parts ................................................................................... 138 Nootbereik van de Parts (Key Range) ................................................................................................ 139 Phrase Map-instellingen: bereik van de Samples ([F3 (PHRASE)]) ...................................................... 139 Noten voor het aansturen van de Samples ....................................................................................... 139 Instellingen voor de afzonderlijke Phrases/noten ......................................................................... 140 Ontvangstkanaal en schakelaars ([F4 (MIDI)]) ............................................................................................ 141 Realtime-wijzigingen van het geluid ([F4 (MIDI)][F5 (CTRL)])............................................................. 142 MIDI-instellingen voor de regelaars ................................................................................................... 142 Regelbereik van de regelaars/speelhulpen ...................................................................................... 142 Pitch Bend (Bend Range Up/Down) .................................................................................................. 144 Geluid met een voetschakelaar beïnvloeden ................................................................................... 145 Groove-parameters ([GROOVE])......................................................................................................... 147 Effectinstellingen ([F6 (EFFECT)]) ................................................................................................................... 148
7. Effecten en parameters ............................................................................................................................ 149 Effecten in-/uitschakelen .................................................................................................................................... 149 Effectverbindingen en uitgangen kiezen ....................................................................................................... 149 Multi-effectparameters......................................................................................................................................... 151 01: PARAMETRIC EQ (parametrische Equalizer) ......................................................................... 152 02: GRAPHIC EQ (grafische Equalizer) ............................................................................................ 153 03: RESONANT FILTER ......................................................................................................................... 153 04: ISOLATOR AND FILTER ................................................................................................................ 154 05: OVERDRIVE (Stereo Overdrive)................................................................................................... 155 06: GUITAR AMP SIMULATOR ......................................................................................................... 155 07: AUTO WAH......................................................................................................................................... 156 08: HUMANIZER ...................................................................................................................................... 157 09: DYNAMIC PROCESSOR (Stereo Dynamic Processor) ......................................................... 158 10: TAPE ECHO SIMULATOR ............................................................................................................. 159 11: STEREO DELAY ................................................................................................................................. 159 12: MULTI TAP DELAY ......................................................................................................................... 160 13: REVERSE DELAY .............................................................................................................................. 161 14: VOCAL ECHO .................................................................................................................................... 161 15: BAND PASS DELAY ......................................................................................................................... 162 16: ANALOG DELAY->CHORUS....................................................................................................... 163 17: DIGITAL CHORUS ........................................................................................................................... 164 18: SPACE CHORUS ................................................................................................................................ 164 19: HEXA CHORUS ................................................................................................................................. 165 20: ANALOG FLANGER ........................................................................................................................ 165 21: BOSS FLANGER ................................................................................................................................. 166 22: STEP FLANGER ................................................................................................................................. 166 23: ANALOG PHASER ........................................................................................................................... 167 24: DIGITAL PHASER ............................................................................................................................. 167 25: ROTARY ................................................................................................................................................ 168
8
Inhoud
26: TREMOLO ............................................................................................................................................ 168 27: STEREO PITCH SHIFTER ............................................................................................................... 169 28: OD->CHO (Overdrive->Chorus) .................................................................................................. 169 29: OD->DLY (Overdrive->Delay) ...................................................................................................... 170 30: CHO->DLY (Chorus->Delay) ........................................................................................................ 170 31: ENH->CHO (Enhancer->Chorus)................................................................................................. 171 32: ENH->DLY (Enhancer->Delay) ..................................................................................................... 171 33: VOCAL MULTI ................................................................................................................................... 172 34: GUITAR MULTI ................................................................................................................................. 173 35: BASS MULTI ........................................................................................................................................ 174 36: RHODES MULTI ................................................................................................................................ 174 37: KEYBOARD MULTI .......................................................................................................................... 175 38: PHONOGRAPH ................................................................................................................................. 176 39: RADIO TUNING ................................................................................................................................ 177 40: BIT RATE CONVERTER .................................................................................................................. 177 Chorus-parameters................................................................................................................................................ 178 Chorus Type ............................................................................................................................................... 179 Reverb-parameters ................................................................................................................................................ 179 01: ROOM 1 ................................................................................................................................................. 180 02: ROOM 2 ................................................................................................................................................. 181 03: ROOM 3 ................................................................................................................................................. 181 04: HALL 1 .................................................................................................................................................. 182 05: HALL 2 .................................................................................................................................................. 182 06: HALL 3 .................................................................................................................................................. 182 07: GARAGE ............................................................................................................................................... 182 08: PLATE .................................................................................................................................................... 182 09: NON-LINEAR ..................................................................................................................................... 182
8. Zelf Samples maken ([SAMPLING]) ............................................................................................ 184 Sampling ................................................................................................................................................................... 184 Kiezen van een Template voor het sampelen .................................................................................. 184 Werkwijze voor het sampelen .............................................................................................................. 185 Resampling.................................................................................................................................................. 187 Setup-parameters ...................................................................................................................................... 187 Pre-effect-parameters ............................................................................................................................... 188 Metronoomparameters............................................................................................................................ 189 Naam van een Template veranderen ................................................................................................. 189 Golfvormen editen ................................................................................................................................................ 190 Algemene handelingen voor het editen ............................................................................................ 190 Loop instellen ([F1 (LOOP)]) ................................................................................................................. 192 Original Tempo ([F2 (TEMPO)]) .......................................................................................................... 192 Lengte van een Sample veranderen ([F3 (CUT&P)])..................................................................... 193 Andere editfuncties ([F4 (MODIFY)]) ................................................................................................ 194 Nieuwe Samples “uitknippen” ([F5 (REGION)]) ........................................................................... 195 Encode: VariPhrase-data van Samples maken............................................................................................. 195 Werken met Events (Depth) .................................................................................................................. 196 Quick Encode: meteen een hele rits Samples coderen .................................................................. 197 Defrag: RAM-geheugen ‘defragmenteren’.................................................................................................... 197
9. Opgeruimd staat netjes (Sample-beheer) ............................................................................. 198 Copy: Samples kopiëren ...................................................................................................................................... 198 Samples verplaatsen/uitwisselen .................................................................................................................... 198 Samples wissen....................................................................................................................................................... 199
10. Systeemparameters ([SYSTEM])................................................................................................. 200 Werkwijze voor het instellen van de System-parameters ........................................................................ 200 Contrast/Backlight Saver ([F1 (LCD)]) .............................................................................................. 200 Uitgangsvolume/stemming/sampling-frequentie ([F2 (SOUND)]) ....................................... 200
9
Inhoud
MIDI-parameters ([F3 (MIDI)]) ............................................................................................................ 201 Transpose/Octave Shift ([F4 (TRSPSE)])........................................................................................... 202 Preview-parameters ([F5 (PREVIW)]) ................................................................................................ 202 Auto Perform Load ([F6 (AUTO)]) ...................................................................................................... 203 Instelling i.v.m. SCSI (Menu2 [F1 (SCSI)]) ........................................................................................ 203
11. Instellingen wegschrijven .................................................................................................................. 204 Formatteren van een Zip- of harde schijf....................................................................................................... 204 Performance/Samples/System-instellingen wegschrijven ..................................................................... 205 Databeheer op Zip- of harde schijf................................................................................................................... 207 Copy: bestanden kopiëren ..................................................................................................................... 207 Move (bestanden verplaatsen).............................................................................................................. 208 Delete: bestanden wissen........................................................................................................................ 208 Rename: nieuwe naam voor een bestand.......................................................................................... 209 Functies i.v.m. mappen (Folders) ........................................................................................................ 209 Naam van de datadrager (Label) veranderen ................................................................................. 212 Info: controleren van de resterende capaciteit ................................................................................ 212 Zip-schijf beveiligen (Protect) ............................................................................................................... 212
12. Data archiveren (Backup en Bulk Dump) .......................................................................... 213 Backup ....................................................................................................................................................................... 213 Wat is een CD-R/CD-RW? .................................................................................................................... 213 Data archiveren .......................................................................................................................................... 213 CD-RW opnieuw gebruiken (formatteren)....................................................................................... 214 Bulk Dump: data via MIDI archiveren ........................................................................................................... 215 Bulk Dump naar de VP-9000 zenden ................................................................................................. 216
13. Fabrieksinstellingen laden ................................................................................................................ 217 Initialize .................................................................................................................................................................... 217 Sample initialiseren .................................................................................................................................. 217 Performance initialiseren ........................................................................................................................ 217 Factory Reset (fabrieksinstellingen oproepen)............................................................................................. 217
14. Varia .......................................................................................................................................................................... 218 Verhelpen van problemen .................................................................................................................................. 218 Boodschappen in het display ............................................................................................................................. 220
15. Specificaties ..................................................................................................................................................... 226 Index ................................................................................................................................................................................... 230
10
Luisteren naar de demosongsLuisteren naar de demosongs Wat is “VariPhrase”? Gebruikershandboek
VariPhrase biedt de volgende voordelen: ❍ De toonhoogte, snelheid (compressie/expansie), de klankkleur (formant) en het ritme (Groove) van audiomateriaal kunnen in Realtime worden veranderd. ❍ Het audiomateriaal kan qua tempo en toonhoogte worden gesynchroniseerd met ander audiomateriaal of met een externe klok. ❍ Eén Sample kan binnen een veel groter bereik worden gespeeld dan op traditionele samplers – zonder dat dit ten koste gaat van de klankkwaliteit. ❍ Al het voorgaande wordt uitgevoerd zonder dat je “het” hoort. VariPhrase lost dus de belangrijkste problemen van de traditionele samplers en digitale opname-apparaten op. De typische problemen bij samplers en digitale opname-apparaten zijn: • Door het tempo te veranderen wijzig je ook de toonhoogte. • Door de toonhoogte te veranderen wijzig je ook het tempo en het klankkarakter (“formant”). • De controle over het audiomateriaal is erg beperkt. Zo is het bv. niet mogelijk om maar een deel van een audiofrase te veranderen. • Op de meeste samplers is er alleen sprake van een natuurlijk geluid wanneer je gebruik maakt van de zgn. multisampling-techniek. • Voor het spelen van akkoorden voor ritmisch materiaal heb je samples nodig die op precies dezelfde snelheid “draaien”, omdat de akkoorden anders rommelig overkomen (omwille van een gebrekkige synchronisatie). • De “Feel” of “Groove” van audiomateriaal kan niet in Realtime worden veranderd. • Het wijzigen van de toonhoogte of het tempo zorgt er bij traditionele samplers voor dat de audiokwaliteit vermindert. VariPhrase lost deze problemen op. En dat gaan we nu aan de hand van de demosongs bewijzen.
Opgelet: De data van de demosongs mogen enkel in de privésfeer worden afgespeeld. U mag ze niet gebruiken voor commerciële doeleinden.
11
Luisteren naar de demosongs
VariPhrase in de praktijk De data van de demosongs vindt u op de bijgeleverde Zip-schijf. Laten we die data laden en een aantal van de VariPhrase-effecten uitproberen.
2
1
2
4
3
1
Zet de PITCH-, TIME- en FORMANT/GROOVE-regelaars in de middenpositie.
Stop de bijgeleverde Zip-schijf in de Zip-drive. Uitwerptoets
3
Druk tegelijkertijd op [UTILITY] en [DISK]. Het display beeldt nu de DEMO PLAY-keuzepagina af.
4
Breng de cursor met [▲] of [▼] naar “Da Blues” en druk op [F5 (OPEN ®)]. Kijk even of wel degelijk de naam “Demo Da Blues” in het display staat.
12
Opgelet: Druk op de uitwerptoets om de Zip weer uit de drive te kunnen halen.
Opgelet: Tijdens het kiezen van data op een disk hebben [√]/[®] dezelfde functie als [F4 (√ CLOSE)] [F5 (OPEN®].
Luisteren naar de demosongs
5
5,6,10
13
7
8
Gebruikershandboek
12
9,11
Druk op [F6 (LOAD)]. In het display verschijnt nu de volgende boodschap:
6
7 8
Druk op [F6 (OK)]. De data van de gekozen demosong worden nu in het RAM-geheugen van de VP-9000 geladen. Zodra dat gebeurd is, begint de weergave automatisch. Beluister de demosong.
Opgelet: Druk op [F1 (CANCEL)] als u toch liever een andere demosong wilt beluisteren.
Laten we nu de regelaars van de VP-9000 gebruiken om te kijken wat je allemaal met audiodata kunt doen.
Druk op [F1 (ABORT)] om toch geen demosong te laden.
Draai de PITCH-regelaar naar rechts. De frase wordt nu hoger afgespeeld. Draai de regelaar naar links om de toonhoogte te verminderen.
Opgelet: Bij een drumfrase verandert de toonhoogte niet wanneer u aan de PITCHregelaar draait.
Draai de TIME-regelaar naar rechts.
Tijdens de weergave van de demosongs dient de [TIME]regelaar voor het veranderen van het tempo.
Nu wordt de muziek sneller afgespeeld. Draai de regelaar naar links om een trager tempo te kiezen.
9
Draai de FORMANT/GROOVE-regelaar eerst naar rechts en dan naar links. Hiermee beïnvloedt u de klankkleur van het audiomateriaal (de “formant”).
13
Luisteren naar de demosongs
10
Druk op [F6 (GROOVE)]. Nu dient de FORMANT/GROOVE-regelaar voor het veranderen van de “Feel” of “Groove” van de muziek.
11
Draai de FORMANT/GROOVE-regelaar naar rechts/links. Nu verandert de Groove van de muziek.
12 13
Opgelet: De functie van de [F5 (TEMPO)]-knop wordt verderop verklaard.
Druk op [F1 (STOP)] om de weergave te stoppen. Druk twee keer op [EXIT] om terug te keren naar de PERFORM Play-pagina. Druk op [F1 (START)] om de demo nog een keer te beluisteren. Bij het verlaten van de DEMO PLAY-mode worden de geladen Samples niet automatisch gewist.
14
Opgelet: [F6] kan alleen in de Demo-mode voor het veranderen van de functie voor de FORMANT/GROOVEregelaar worden gebruikt. Voor uw eigen materiaal moet u de functie van deze regelaar vooraf bepalen en instellen hoe sterk deze twee aspecten kunnen worden beïnvloed.
Opgelet: Met de [F2 (RELOAD)]-knop kunt u andere data laden.
Luisteren naar de demosongs
Andere Samples kiezen tijdens de weergave Gebruikershandboek
In dit voorbeeld gaan we tijdens de weergave van een demo andere Samples kiezen en meteen zorgen dat ze allemaal op hetzelfde tempo worden afgespeeld.
9
2
1
2
4,5 3
6
7
8
1
Zet de PITCH-, TIME- en FORMANT/GROOVE-regelaars in de middenpositie.
Stop de bij de VP-9000 geleverde Zip-schijf in de drive. Druk vervolgens tegelijk op [UTILITY] en [DISK]. Het display beeldt nu de DEMO PLAY-keuzepagina af en “Demo Da Blues”, de demo die we daarnet beluisterd hebben, is al geselecteerd.
3
Druk eerst op [F4 (√CLOSE)] en daarna op [▼] of [▲] om de cursor naar “Phrase Mix” te brengen. Druk daarna op [F5 (OPEN®)]. Kijk even of nu wel degelijk de “Phrase Mix”-pagina wordt afgebeeld.
4
Druk op [F6 (LOAD)]. Nu verschijnt de melding “LOAD DEMO: Replace ALL Data. Are You Sure?”.
15
Luisteren naar de demosongs
5
Druk op [F6 (OK)]. Nu worden de data van de gekozen demosong geladen. Zodra dit gebeurd is, begint de weergave automatisch.
Opgelet: Met [F1 (CANCEL)] kunt u een andere demosong kiezen. Druk op [F1 (ABORT)] om de nieuwe data toch niet te laden. Ook hier worden weer alle data in het interne geheugen gewist (waarschijnlijk de data van de eerder geladen demosong in dit concrete geval).
Deze demosong bestaat uit de volgende drie delen: Deel 1: A002 (drums) Deel 2: A006 (bas) Deel 3: A010 (zang)
6 7 8
Draai aan de PITCH-regelaar om voor Part 1 Sample A001 (i.p.v. A002) te kiezen. Kies met de TIME-regelaar Sample A007 (i.p.v. A006) voor Part 2. Kies met de FORMANT/GROOVE-regelaar Sample A017 voor Part 3. De volgende Samples zijn in deze demo beschikbaar – u kunt ze trouwens aan eender welke Part toewijzen (door gebruik te maken van de regelaars).
9
A001 tot A004: Drums
A012:
Piano
A005 tot A008: Bas
A013 en A014: Zang
A009:
Gitaar
A015:
Synthesizer
A010: A011:
Koortje Orgel
A016: A017:
Saxofoon Zang
Druk op [F5 (TEMPO)]. Nu verschijnt het tempo in het display. De melding “Sync = ON” betekent dat alle Samples met het ingestelde tempo ( = 116) synchroon lopen.
16
Opgelet: Het draaien aan één van deze regelaars heeft hetzelfde gevolg als het zenden van een programmakeuze-commando. Voor het kiezen van Samples kunt u echter ook de VALUE-regelaar en [DEC/–][INC/+] gebruiken. Deze keuzefunctie van de regelaars werkt enkel in de DEMO-mode.
Opgelet: De Parts geven enkel geluid weer wanneer u een Sample tussen A001 en A017 kiest.
Luisteren naar de demosongs
10
11,12
15
Gebruikershandboek
13,14
10
Draai de VALUE-regelaar naar links of naar rechts. U kunt de VALUE-regelaar ook indrukken om het tempo telkens met één eenheid te verhogen. Deze tempowaarde is hier bepalend voor alle Samples.
11
Druk op [F6 (SYNC)]. Hierdoor schakelt u de Sync-functie uit. Nu wordt elke Sample op zijn eigen tempo afgespeeld. Deze tempowaarde maakt deel uit van de betreffende Sample-data.
12
Druk nog een keer op [F6 (SYNC)]. Hierdoor zet u de Sync-functie weer op “ON”. Dit betekent dat alle Samples weer het handmatig ingestelde tempo hanteren. Dit geeft al een goede indruk van de manier waarop de Sync-functie toelaat om Samples met verschillende tempi perfect synchroon te laten lopen.
13
Druk op [F1 (EXIT)]. De tempo-indicator verdwijnt nu weer.
14
Druk op [F1 (STOP)]. De demoweergave stopt nu.
15
Druk twee keer op [EXIT] om terug te keren naar de PERFORM Play-pagina. [F6 (MEDIAN)] De regelaars en deze knop werken als volgt: met een regelaar kunt u telkens 20 verschillende geheugens kiezen: tien vóór de middenpositie van de regelaar en tien erachter. Met [F6 (MEDIAN)] bepaalt u welk geheugen overeenkomt met de middenpositie van de regelaar. Voorbeeld: stel dat u met de middenpositie van PITCH momenteel geheugen A002 kiest. Draait u hem helemaal naar rechts, dan kiest u geheugen A012. Drukt u dan op [F6 (MEDIAN)], dan wordt “A012” de nieuwe “middenpositie”. Door PITCH nu helemaal naar links te draaien kiest u geheugen A002. Draait u hem helemaal naar rechts, kiest u in theorie geheugen A022. (Aangezien u hier echter maar 17 Samples geladen hebt, stopt de regelaar bij A017.)
Opgelet: Met [F1 (START)] kunt u de demo nog een keer starten. Druk op [F2 (RELOAD)] om een andere demosong te kunnen kiezen. Bij het verlaten van de DEMO-mode worden de Samples in het RAM-geheugen niet automatisch gewist.
17
Luisteren naar de demosongs
Overzicht van de demosongs en voorstelling van de sample-componist Overzicht van de demo’s Op de bijgeleverde Zip-schijf vindt u de volgende 4 demo’s. 1 Demo Da Blues 2 Demo Forever 3 Demo Phrase Mix 4 Demo Somma Muziek geproduceerd door Bob Wilson Copyright © 2000 Roland Corporation
Over de componist Bob Wilson Bob Wilson is een veel gevraagde producer en arrangeur en net zo’n getalendeerde Songwriter en drummer. Bovendien geeft hij altijd blijk van een aanstekelijk enthousiasme voor de projecten waar hij aan meewerkt. In de wereld van de jazz staat hij bekend als oprichter van SEAWIND (jaren ‘70), een groep die de basis heeft gelegd voor een baanbrekende synthese van jazz en popmuziek. Hij is tevens sessiemuzikant in LA en wordt ook vaak gevraagd als songwriter, producer en arrangeur. Een en ander heeft ervoor gezorgd dat Bob van alle markten thuis is en al aan elk muziekgenre zijn medewerking heeft verleend. Naast concerten verzorgde Bob ook al albums voor en met grootheden zoals Quincy Jones, Herbie Hancock, George Benson, Boz Scaggs, Henry Mancini, Lee Ritenour, The Crusaders, Andrae Crouch, Michel Colombier en nog vele anderen. Zijn arrangementen en zijn spel zijn tevens te horen in tal van Hollywood-films en TV-programma’s. Bob is een vertegenwoordiger van de erg selecte groep van muzikanten die van alle markten thuis zijn en bovendien in elk genre een vooraanstaande rol spelen.
18
Opgelet: Naast de vier demosongs bevat de Zipschijf nog een Performance (“User Guide”) die we gaan gebruiken om de functies van de VP-9000 voor te stellen.
Alvorens zelf klanken te maken Alvorens zelf klanken te maken
Golfvormgeheugen uitbreiden Opgelet: U kunt geen 64MB SIMMs gebruiken.
U kunt het geheugen uitbreiden tot maximaal 136MB door gebruik te maken van vier 32MB SIMMs. Met dit aantal voegt u 128MB aan de al aanwezige 8MB toe. De VP-9000 laat het gebruik van de volgende soorten SIMMs toe: Aantal pennen: 72 Snelheid: 60 ns Protocol: FPM of EDO Voltage: 5 V Model: 32MB of 16MB (deze twee kunt u door elkaar gebruiken). * De pariteit (of afwezigheid daarvan) is van geen belang voor de SIMMs.
Voorzorgsmaatregelen voor het uitbreiden van het geheugen • Het inbouwen van SIMM-printen is een secuur werkje waarbij u statische elektriciteit kost wat kost moet vermijden. Houd daarom het volgende in de gaten: ❍ Alvorens het bord aan te raken moet u een metalen voorwerp vastpakken (bv. een waterleiding) om alle statische elektriciteit uit uw lichaam af te leiden. ❍ Raak nooit de contacten van een print aan. Houd hem altijd vast aan de randen waar er geen contacten zitten. ❍ Bewaar de antistatische omslag van de print op als de kans bestaat dat u de SIMM later weer verwijdert en afzonderlijk wilt vervoeren. • Gebruik enkel een schroevendraaier van de juiste grootte om de koppen van de schroeven niet te beschadigen. • Draai de schroeven in tegenwijzerszin om ze los te draaien – en in wijzerszin om ze weer vast te draaien. losdraaien
aandraaien
• Wees uiterst voorzichtig dat u bij het openen van de afdekplaat geen onnodige verwondingen oploopt. • Draai enkel de aangeduide schroeven los (blz. 20). • Laat de schroeven nooit in de behuizing van de VP-9000 vallen. • Raak noch de interne schakelkringen, noch de contacten aan. • Druk een SIMM nooit met geweld in een aansluiting. Krijgt u hem er niet zonder moeite in, moet u hem er nog eens uithalen en controleren of u wel de juiste kant gekozen hebt. Probeer het daarna nog een keer. • Beweeg de SIMM na het insteken voorzichtig heen en weer om te kijken of hij goed vastzit. • Installeer vervolgens weer de afdekplaat. Laat de VP-9000 nooit open staan.
19
Gebruikershandboek
De VP-9000 bevat bij levering 8 megabyte (of gewoon “8MB”) RAM-geheugen. Dit geheugen wordt gebruikt voor het bufferen van de Samples (zie ook “‘Samples’ en ‘Performances’” op blz. 33). Als dat niet voldoende is, kunt u het RAMgeheugen uitbreiden door meer SIMMs (“Single In-Line Memory Modules”) in te bouwen. Op die manier kunt namelijk ook met meer Samples werken.
Alvorens zelf klanken te maken
1 2
Schakel zowel de VP-9000 zelf alsook alle apparaten, die u erop hebt aangesloten, uit en verbreek de aansluiting van alle kabels op de VP-9000. Verwijder de afdekplaat van de VP-9000. Schroeven die u moet verwijderen
A
B
C
D
3
4
De keuze van aansluitingen en de volgorde voor het aansluiten van de SIMMs hangt af van het aantal SIMMs dat u wilt inbouwen: Aantal SIMM-printen
Te kiezen aansluiting (Slot) en volgorde
4
D, C, B en A – in deze volgorde.
3
C, B en A – in deze volgorde
2
B en A – in deze volgorde
1
A
Kijk even waar de boring van de eerste SIMM zich bevindt en schuif de SIMM dan schuin (zie afbeelding) in de connector.
A
20
Alvorens zelf klanken te maken
5
Druk de SIMM met uw wijsvinger in de verticale positie. Gebruikershandboek
De twee zilveren klemmen zorgen ervoor dat de SIMM goed vastzit.
A
6
Herhaal de stappen 4 en 5 om nog meer SIMMs te installeren.
7
Breng de afdekkap van de VP-9000 weer aan en schroef ze vast. Ziezo, het bijkomende RAM-geheugen van de VP-9000 is nu geïnstalleerd.
Uitbouwen van SIMMs Als u de SIMMs in de VP-9000 voor een ander apparaat nodig hebt, moet u ze in omgekeerde volgorde (zie de tabel op de vorige pagina) weer uitbouwen.
1
Druk de zilveren klemmen aan weerszijden voorzichtig naar buiten. De SIMM komt nu los te zitten en springt schuin naar boven.
A
2
Haal de SIMM uit de connector.
21
Alvorens zelf klanken te maken
Controle of de SIMMs worden herkend Alvorens de VP-9000 weer op de overige apparaten aan te sluiten moet u nagaan of hij de SIMMs wel degelijk herkent. Dat verloopt in twee stappen:
(1) Worden de SIMMs herkend?
3
1
4
5
Sluit het bijgeleverde netsnoer (weer) aan op de VP-9000 en op een stopcontact.
Netsnoer Naar stopcontact
2
Druk op de [POWER]-schakelaar van de VP-9000 om hem in te schakelen. Nu verschijnt er eerst een begroeting en daarna de PERFORM Play-pagina.
3
Druk op [UTILITY] om te zorgen dat zijn indicator oplicht. U ziet nu de pagina “UTILITY Menu 1”.
4
Druk op [F6 (MEMORY)]. Nu verschijnt de “Memory Information”-pagina. In de linker kolom wordt de status van de SIMM-slots afgebeeld. Voor slots, die geen SIMM bevatten, wordt er “0 MB” afgebeeld.
22
2
Alvorens zelf klanken te maken
5
Gebruikershandboek
Druk twee keer op [EXIT] om terug te keren naar de PERFORM Play-pagina. Als er “0 MB” verschijnt voor slots die wél een SIMM bevatten: de betreffende SIMM wordt door de VP-9000 niet herkend. Zie “Uitschakelen” op blz. 29 om de VP-9000 uit te schakelen en controleer de installatie volgens de hierboven beschreven procedure.
(2) Controle van het Wave-geheugen
1
1
3
4,5 2
Druk op de [UTILITY]-knop (indicator moet oplichten). U ziet nu de pagina “UTILITY Menu 1”.
2
Druk op [PART/s]. Nu verschijnt de pagina “UTILITY Menu 2”.
3
Opgelet: Met deze procedure wist u alle data in het interne geheugen. Schrijf alle benodigde data dus eerst weg naar Zip alvorens verder te gaan (blz. 89).
Druk op [F2 (DIAG)]. Nu verschijnt de pagina “SIMM Diagnosis”.
4
Druk op [F6 (EXEC)]. Zodra de test uitgevoerd is, verschijnt er een pagina met de bevindingen. Voor de SIMMs die naar behoren werken, wordt er “OK” afgebeeld. SIMMs die het duidelijk niet doen, krijgen de vermelding “NG”.
23
Alvorens zelf klanken te maken
5
Druk op [F6 (ACCEPT)]. Het display keert nu terug naar de PERFORM Play-pagina.
SIMMs waarvoor er “NG” wordt afgebeeld: Dit betekent dat de betreffende SIMM niet geslaagd is voor de schrijf-/leestest en dus niet deugt voor de VP-9000. Zie “Uitschakelen” op blz. 29 voor het uitschakelen van de VP-9000 en bouw deze SIMM uit. Zie “Uitbouwen van SIMMs” op blz. 21.
24
Alvorens zelf klanken te maken
VP-9000 aansluiten op externe apparaten
Stereo-hoofdtelefoon
Opgelet: Audio- en MIDIkabels evenals een stereohoofdtelefoon (RH-25/50) zijn opties, die u bij uw Roland-dealer vindt. Gebruik enkel een hoofdtelefoon met een impedantie van 32~600Ω.
Dit diagram toont maar één mogelijkheid voor het aansluiten van de VP-9000. Op blz. 108 in het Referentiehandboek vindt u nog een aantal suggesties. Opgelet: Om te voorkomen dat de VP-9000 tijdens het aansluiten c.q. verbreken van de aansluitingen beschadigd wordt, moet u alle apparaten uitschakelen voordat u de aansluitingen verandert.
MIDI IN Netsnoer MIDI-kabel Audiokabel MIDI OUT
naar stopcontact
MIDI-klavier
Actieve luidsprekers Mengpaneel enz.
HiFi-keten e.d.
Versterker/eindtrap
1
Alvorens de apparaten op elkaar aan te sluiten moet u ze allemaal uitschakelen.
25
Gebruikershandboek
De VP-9000 bevat geen interne versterking en moet dus op een mengpaneel, versterker e.d. worden aangesloten. U zou echter ook met een hoofdtelefoon kunnen werken.
Alvorens zelf klanken te maken
2 3
Sluit het bijgeleverde netsnoer (weer) aan op de VP-9000 en op een stopcontact. Zie de tekening hierboven voor het aansluiten van MIDI- en audio-apparaten op de VP-9000. De optionele hoofdtelefoon moet u aansluiten op de PHONES-connector.
Uitgangen van de VP-9000 (OUTPUT en DIGITAL AUDIO INTERFACE) Via de OUTPUT-connector worden de signalen van de VP-9000 naar externe audio-apparaten gestuurd. De VP-9000 biedt zes analoge uitgangen. Bij levering staat hij zo ingesteld dat hij enkel signalen naar MAIN OUT L (MONO) en R uitstuurt. Sluit de VP-9000 zo vaak mogelijk in stereo aan. Als de externe versterker e.d. mono is, hoeft u enkel de MAIN OUT L (MONO) connector aan te sluiten. Verder vindt u op de VP-9000 een optische (glasvezel) en coaxiale digitale uitgang die signalen met een sampling-frequentie van 48, 44.1 en 32kHz kunnen uitsuren. Via deze connectors kunt u de VP-9000 op de digitale ingangen van een mengpaneel e.d. aansluiten. Bij levering staat de VP-9000 op 44.1kHz ingesteld. Zie “Effect-configuratie en toewijzing aan de uitgangen” op blz. 65 voor meer details over het configureren van de uitgangen.
26
Opgelet: Wanneer u de VP-9000 aansluit op een ingang van een mengpaneel die van fantoomvoeding kan worden voorzien, moet u de fantoomvoeding uitschakelen. Doet u dat niet, dan kunt u de VP-9000 zwaar beschadigen.
Alvorens zelf klanken te maken
Inschakelen Gebruikershandboek
4
1
Alvorens de VP-9000 in te schakelen moet u de volgende dingen nagaan: • Is de VP-9000 naar behoren aangesloten op de externe apparaten? • Hebt u het volume van zowel de VP-9000 als de overige apparaten op de minimumwaarde gezet? • Hebt u de VP-9000 aangesloten op een geschikt stopcontact?
2 3 4
2
Druk op de [POWER]-knop van de VP-9000 om hem in te schakelen. Schakel nu de overige audio-apparaten in. Zet het volume van de VP-9000 en de overige apparaten op een geschikte waarde.
Opgelet: Sluit de VP-9000 eerst naar behoren aan (blz. 25) en schakel de apparaten daarna in de opgegeven volgorde in. Doet u dat niet, dan zou u de luidsprekers, versterker e.d. kunnen beschadigen. De VP-9000 is uitgerust met een dempingscircuit om ploffen e.d. te voorkomen. Na inschakelen duurt het dus even voordat u iets hoort. Stel nooit een overdreven volumewaarde in.
27
Alvorens zelf klanken te maken
Display-contrast instellen In sommige gevallen moet u het display-contrast wat bijsturen om de afgebeelde informatie te kunnen lezen. Dat kan ook nodig zijn nadat u al ettelijke uren met de VP-9000 hebt gewerkt of wanneer de lichtomstandigheden plots veranderen.
1
1
2
Druk eerst [SYSTEM] en daarna op [F1 (LCD)]. Het display beeldt nu de “SYSTEM LCD”-pagina af.
2
Stel met de VALUE-regelaar het gewenste contrast in. Meteen na oproepen van de SYSTEM LCD-pagina springt de cursor automatisch naar de Contrast-parameter.
Screen Saver (Backlight Saver) Bij levering staat de VP-9000 zo ingesteld dat het display automatisch dooft wanneer u langer dan 5 minuten niets op de VP-9000 doet c.q. er geen MIDIdata naartoe stuurt. Op die manier wordt voorkomen dat de verlichting te snel verslijt. De MIDI MESSAGE-indicator knippert dan in het rood om u erop te wijzen dat de VP-9000 nog steeds ingeschakeld is. Met één van de volgende handelingen zorgt u dat de verlichting weer aan gaat: • Druk op of draai aan een bedieningsorgaan op het frontpaneel; • Door één van de MIDI-commando’s naar de VP-9000 te sturen: MIDI-kanaalcommando’s MIDI-kanaalmode-commando’s SysEx-data Ziehier wat u moet doen om deze dimfunctie langer in te stellen of helemaal uit te schakelen:
28
Alvorens zelf klanken te maken
1
Gebruikershandboek
2
1
Druk eerst op [SYSTEM] en daarna op [F1 (LCD)]. Het display beeldt nu de “SYSTEM LCD”-pagina af.
2
Druk op [®] om de cursor naar “Backlight Saver” te brengen en verander de instelling met de VALUE-regelaar. U kunt ook “Off” kiezen om te voorkomen dat de display-verlichting uitgaat.
Uitschakelen
3
1
4
5
Alvorens de VP-9000 uit te schakelen, moet u het volgende doen: • Zet het volume van de VP-9000 en de daarop aangesloten apparaten op “0”. • Schrijf alle nieuwe Samples weg naar een Zip (blz. 89).
2
Schakel alle aangesloten apparaten uit.
3
Druk op [PERFORM] (bijbehorende indicator licht op). Nu verschijnt de “PERFORM Play”-pagina.
29
Alvorens zelf klanken te maken
4
Houd [SHIFT] ingedrukt, terwijl u op [▼] drukt. Als er zich een Zip-schijf in de drive bevindt, wordt hij automatisch uitgeworpen. Het display beeldt nu de “SHUT DOWN”-pagina af. Dit betekent dat de VP-9000 veilig kan worden uitgeschakeld.
5
30
Druk op de [POWER]-knop om de VP-9000 uit te schakelen.
Opgelet: Als u zich vergist hebt, drukt u op [F6 (RESTRT)] om verder met de VP-9000 te kunnen werken.
Alvorens zelf klanken te maken
Auto Perform Load: automatisch laden van data Gebruikershandboek
U kunt er tevens voor zorgen dat de VP-9000 bij het inschakelen automatisch een Performance (blz. 33) van de Zip in de drive laadt. Bij wijze van voorbeeld gaan we hier zorgen dat tijdens het inschakelen een Performance van de bijgeleverde Zip-schijf wordt geladen.
1
1
2
9
3,5,7
8 6
4
Steek de bijgeleverde Zip-schijf in de drive. Uitwerptoets
2
Druk op [SYSTEM] (indicator licht op). In het display verschijnt nu het SYSTEM-menu.
3
Druk op [F6 (AUTO)]. Nu kijkt u naar de SYSTEM “Auto Perform Load”-pagina.
4 5
Gebruik de VALUE-regelaar om “Load Switch” op “ON” te zetten. Druk op [F6 (SELECT)].
31
Alvorens zelf klanken te maken
6
Breng de cursor met [▲] of [▼] naar “User Guide” en druk op [F5 (OPEN ®)]. Kijk even of “User Guide” daadwerkelijk geselecteerd is.
7
Druk op [F6 (SELECT)]. Het display keert nu terug naar de “Auto Perform Load”-pagina waar de naam van de zonet gekozen Performance wordt afgebeeld.
8
Druk twee keer op [EXIT] om weer naar de oorspronkelijke pagina terug te keren.
Opgelet: Om deze automatische laadfunctie uit te schakelen drukt u op [F5 (CLEAR)]. Voor “Load File Name” wordt dan weer “NEW PERFORMANCE” gekozen. Dit betekent dat de VP-9000 bij het inschakelen een blanco Performance kiest – zelfs al staat “Load Switch” op “ON”.
Wanneer u de VP-9000 de volgende keer inschakelt –na eerst de Zip-schijf in de drive gestoken te hebben–, laadt hij automatisch de Performance “User Guide”.
9
Druk op de uitwerptoets van de Zip-schijf en haal de Zip uit de drive. Opgelet: Zie blz. 29 voor de juiste werkwijze om de VP-9000 uit te schakelen.
32
Interne structuur van de VP-9000 Interne structuur van de VP-9000
Gebruikershandboek
‘Samples’ en ‘Performances’ De VP-9000 hanteert twee soorten audiobestanden: “Samples” en “Performances”. De klanken, die u tijdens het spelen hoort, zijn afkomstig van “Samples”. Een Sample bestaat uit een golfvorm en een reeks parameters van de VP-9000. Een “Performance” omvat zes partijen (“Parts”). Aan die Parts kan telkens één Sample worden toegewezen. Het RAM-geheugen van de VP-9000 biedt plaats aan één Performance, maar aan 1,024 Samples (128 x 8 banken; A~H). Door een Sample aan een Part toe te wijzen en aparte MIDI-data naar de zes Parts te sturen kunt u verschillende Samples tegelijk afspelen. Het is tevens mogelijk om de Sample-keuze voor een Part via programmakeuze-commando’s (d.w.z. MIDI) te veranderen.
Hoe krijg je geluid uit de VP-9000? Na het inschakelen bevat het RAM-geheugen van de VP-9000 niets. U moet dus eerst zorgen dat het geheugen Samples bevat. Dit kunt u doen door te sampelen (d.w.z. op te nemen) of door Samples, WAV- of AIFF-bestanden van een Zipschijf te laden. Na het laden van een Sample of een WAV-/AIFF-golfvorm moet u zorgen dat deze data flexibel kunnen worden gebruikt. Dat doet u door ze te “coderen”. Pas nadat de golfvormdata gecodeerd zijn kunt u er de toonhoogte, snelheid, formant en “Groove” van veranderen en de golfvorm via een MIDI-klavier aansturen. Sample-geheugens waarvoor het display “NO WAVE DATA” afbeeldt bevatten geen data en klinken dus niet.
Maximale sample-tijd Een Sample kan maximaal 25 (stereo) of 50 (mono) seconden lang zijn. Als u het RAM-geheugen van de VP-9000 (8MB) niet uitbreidt, bedraagt de totale beschikbare duur 25 (stereo) c.q. 50 (mono) seconden. Door nog eens 128MB aan het al bestaande RAM-geheugen toe te voegen (vier SIMMs à 32MB) beschikt u over 136 MB, en die zijn goed voor 7 (stereo) of 14 (mono) minuten!
Wegschrijven van “geluiden” Tijdens het wegschrijven van een Performance naar disk slaat u niet alleen de Performance-instellingen op, maar ook alle Samples, die zich op dat moment in het RAM-geheugen bevinden. Maar let op: Samples, die geen golfvorm bevatten of die een ongeldige naam hebben, worden niet naar disk weggeschreven. In veruit de meeste gevallen kunnen we dus stellen dat een Performance alle gegevens voor een bepaald nummer bevat. Tijdens het laden van een Performance in het interne geheugen gebeurt het omgekeerde: u laadt dan niet enkel de Performance-instellingen, maar ook de Samples die deel uitmaken van die Performance. Het is echter ook mogelijk om Samples apart weg te schrijven en te laden.
33
Interne structuur van de VP-9000
Polyfonie De VP-9000 kan maximaal zes noten (stemmen) tegelijk spelen. Wanneer hij meer dan zes nootcommando’s tegelijk ontvangt, hebben de laatst gespeelde noten voorrang. Noten, die u iets vroeger gestart hebt, worden dan eventueel te vroeg uitgeschakeld. Stereo-Samples hebben twee stemmen per noot nodig.
Disk
4
Map 2
Sample wegschrijven SAMPLE 10 SAMPLE 11
Map 1
: SAMPLE 1
PERFORMANCE A
SAMPLE 2 SAMPLE 3
2 1
Performance laden
Sample laden
PERFORMANCE A 5 Performance wegschrijven
VP-9000 Main Memory
Sample-keuze
Naam
Part1: A005
A001
SAMPLE 1
Part2: A001
A002
NO WAVE DATA
Part3: A003
A003
SAMPLE 3
Part4: A002
A004
NO WAVE DATA
Part5: A002
A005
SAMPLE 2
Part6: A002
:
Part1 Phrase
: Part6 Phrase
34
Sample Nr. (PC)
:
No.1: A002
A127
NO WAVE DATA
No.2: A002
A128
NO WAVE DATA
No.3: A002
B001
:
:
No.12: A002
B128
: No.1: A002
: H001
:
:
No.12: A002
H128
: : NO WAVE DATA : NO WAVE DATA
Sampelen
3
Zelf klanken maken
Zelf klanken maken
Fabrieksinstellingen laden (Factory Reset) Gebruikershandboek
Alvorens de VP-9000 te verkennen verdient het aanbeveling om weer te fabrieksinstellingen op te roepen om te zorgen dat de VP-9000 zich precies gedraagt zoals we dat in deze handleiding beschrijven.
1
1
3
4 2
Druk op [UTILITY] (indicator licht op). Het display beeldt nu de “UTILITY Menu 1”-pagina af.
2
Druk op [PART/s]. In het display verschijnt het “UTILITY Menu 2”.
3
Druk op [F1 (FACTRY)]. Hiermee zorgt u dat de “Factory Reset”-pagina verschijnt.
4
Opgelet: Tijdens het laden van de fabrieksinstellingen worden alle data in het RAM-geheugen weer gewist. Vergeet dus niet om alle Samples e.d., die u later nog eens wilt gebruiken, eerst naar een Zip weg te schrijven (blz. 89).
Druk op [F6 (EXEC)] om de fabrieksinstellingen de laden.
Opgelet: Wanneer er zich links en/of rechts naast de huidige display-pagina nog andere pagina’s bevinden, wordt dat met twee pijltjes [√] [®] aangegeven. Die pagina’s kunt u kiezen met [w/PART] c.q. [PART/s], maar enkel indien de indicator van de betreffende knop oplicht.
Wilt u dat toch niet doen, dan moet u nu op [EXIT] drukken. Nu verschijnt de melding “Completed!” en de VP-9000 keert terug naar de PERFORM Play-pagina.
Opgelet: Na het laden van de fabrieksinstellingen moet u eventueel het contrast van het display corrigeren (blz. 28).
35
Zelf klanken maken
Performance laden (LOAD) Onder “Interne structuur van de VP-9000” op blz. 33 hadden we het erover dat alle data die u voor een bepaald nummer nodig hebt als zgn. “Performance” kunnen worden weggeschreven. Laten we dus een Performance laden om meteen operationeel te zijn voor een nieuw nummer.
1
1
2
3
Stop de bij de VP-9000 geleverde Zip-schijf in de drive en druk op [DISK] (indicator licht op). In het display verschijnt nu het “DISK Menu 1”.
2
Druk op [F1 (LOAD)] en vervolgens op [F1 (PERFRM)]. Nu verschijnt de LOAD/PERFORM-pagina. Op deze pagina kunt u de Performance kiezen die moet worden geladen. Waarschijnlijk bevat het display nog de Performance “Demo Phrase Mix”, omdat we die op blz. 11 al hebben gebruikt.
3
Druk eerst op [F4 (√CLOSE)] en vervolgens op [▼] of [▲] om de cursor naar “User Guide” te brengen en druk op [F5 (OPEN ®)]. Controleer nog eens of “User Guide” wel degelijk geselecteerd is.
4
Druk op [F6 (LOAD)]. Zodra de data geladen zijn, keert het display terug naar de PERFORM Playpagina.
36
Opgelet: Tijdens het kiezen van data op een schijf hebben [√]/[®] dezelfde functie als [F4 (√CLOSE)]/ [F5 (OPEN®)].
Opgelet: Als tijdens het laden blijkt dat u de data toch niet nodig hebt, kunt u het laden met [F1 (ABORT)] stoppen. Alle gegevens i.v.m. de geladen Performance vindt u op de PERFORM Play-pagina.
Zelf klanken maken
Ziehier een verklaring van de gegevens die op de PERFORM Play-pagina worden afgebeeld: Naam van de Performance Performance Name
Naam vanpart de gekozen Part Current
Gebruikershandboek
Naam Screen van de pagina name
Sample die aan deze Part Sample assigned is toegewezen to the current part Octaafinstelling System Octave van het systeem Shift Gekozen MapMap (zie blz. Keyboard (p. 57) 57, 59)
5
Ontvangstkanaal Current part's van de gekozen Part (zie channel blz. 40) (p. 39) reception
Status van de Parts Playing status of (zie blz. 41) each part (p. 40)
Kies met [w/PART] of [PART/s] een andere Part. Op deze pagina kunt u nagaan welke Samples er aan de Parts toegewezen zijn. “User Guide” bevat de volgende toewijzingen: Part 1:Drums (A001 Forevr-Bdy :DRM) Part 2:Bas (A002 Forevr-Bdys :BS) Part 4:Zang (A004 Forevr-BdyA :VOX) De boodschap “NO WAVE DATA” voor de Parts 3~6 betekent dat daar geen Samples aan toegewezen zijn en dat u die dus ook niet hoort wanneer u ze aanstuurt.
Opgelet: De componisten hebben ons gevraagd om de Samples op een bepaalde manier te comprimeren. Dit betekent dat u ze niet afzonderlijk kunt laden. U kunt ze enkel samen met de Performance laden waarin ze worden gebruikt.
37
Zelf klanken maken
Samples meteen uitproberen (PREVIEW) We hadden het er al over dat klanken op de VP-9000 “Samples” heten. Met de Preview-functie kunt u de Samples beluisteren zonder een MIDI-klavier, sequencer e.d. op de VP-9000 aan te sluiten (of daar naartoe te hollen). Laten we dat meteen doen met de zonet geladen Samples.
1
1
Houd de [PREVIEW]-knop ingedrukt. Zo lang u de [PREVIEW]-knop ingedrukt houdt, knippert de bijbehorende indicator. U hoort nu de drie toegewezen Samples (zang, bas en drums). Tijdens de weergave van de Samples veranderen “ ” en “ ” voor de Parts 1~3 in “ ” en “ ” (op de PERFORM Play-pagina). Het is meer dan waarschijnlijk dat de drie Samples niet precies dezelfde lengte hebben. Bovendien staan de bas en de zang zo ingesteld dat ze telkens maar één keer worden afgespeeld. De drumpartij daarentegen staat ingesteld op “Loop= ON” en dat betekent dat deze Sample voortdurend wordt herhaald.
38
Opgelet: Onder “Samples in een lus (Loop) afspelen” op blz. 56 komt u te weten hoe u “Loop Sw” moet gebruiken.
Zelf klanken maken
Preview-mode instellen U kunt zelf bepalen hoe de Preview-functie zich moet gedragen:
Gebruikershandboek
1
1
2
8 5
3 4,6,7
Druk op [SYSTEM] (indicator licht op). Het display beeldt nu het “SYSTEM Menu1” af.
2
Druk op [F5 (PREVIEW)]. Ziehier de SYSTEM Preview-pagina: Gekozen Part
Wanneer u “Sound Mode” op “ALL” zet, worden alle Parts (1~6), wier “Preview Sw” op “ON” staat ingesteld, tegelijkertijd afgespeeld bij het activeren van de Preview-functie. Wanneer u voor “Trigger Mode” MOMENTARY kiest, klinken de actieve Parts/Samples maar zolang u de [PREVIEW]-knop ingedrukt houdt.
3 4
Druk op [▼] om de cursor naar “Sound Mode” te brengen en kies met de VALUE-regelaar SINGLE.
Opgelet: De boodschap “NO WAVE DATA” voor een Part betekent dat u er geen Sample aan hebt toegewezen – en dat u hem bijgevolg niet hoort.
Houd de [PREVIEW]-knop ingedrukt. Wanneer u “Sound Mode” op SINGLE zet, kunt u telkens maar de aan de gekozen Part toegewezen Sample “preview’en”. Druk op [w/PART] of [PART/s] om een andere Part te kiezen en de daaraan toegewezen Sample te beluisteren.
5
Breng de cursor met [▲] naar “Trigger Mode” en kies met de VALUE-regelaar LATCH.
Wanneer de indicator van de [PREVIEW]-knop oplicht, kunt u [SHIFT] ingedrukt houden en op [PREVIEW] drukken om voor “Trigger Mode” afwisselend MOMENTARY en LATCH te kiezen.
39
Zelf klanken maken
6
Druk even op [PREVIEW]. De aan de geselecteerde Part toegewezen Sample wordt nu tot aan het einde afgespeeld, zelfs al laat u de [PREVIEW]-knop meteen weer los. Zolang de Sample-weergave nog actief is, knippert de indicator van de deze knop.
7
Druk nog een keer op [PREVIEW]. De Sample stopt nu, terwijl de indicator weer oplicht i.p.v. te knipperen. In de LATCH-mode kunt u een eenmaal gestarte Sample weer stoppen door nog een keer op de [PREVIEW]-knop te drukken.
8
Druk twee keer op [EXIT] om terug te keren naar de PERFORM Play-pagina.
MIDI-kanaal kiezen De aan de Parts toegewezen Samples kunnen ook via MIDI worden aangestuurd. Hiervoor moet u alleen zorgen dat het ontvangstkanaal van een Part overeenkomt met het zendkanaal van het MIDI-klavier, sequencer-spoor e.d. Zet het zendkanaal van uw MIDI-stuurbron (klavier e.d.) op “4” en zorg dat de Parts 1~6 van de VP-9000 op de MIDI-kanalen 1~6 ontvangen.
2
1
Zet het MIDI-zendkanaal van het MIDI-klavier op “4”. Zie de handleiding bij het gebruikte externe instrument.
2
Druk op [PERFORM] om te zorgen dat zijn indicator oplicht. Het display beeldt nu de “PERFORM Play”-pagina af.
40
Zelf klanken maken
3
5
Gebruikershandboek
3
4
Druk op [F4 (MIDI)] en vervolgens op [F2 (RX)]. Het display beeldt nu de “PERFORM/MIDI Rx”-pagina af.
4
Breng de cursor met [√] of [®] naar de “Rx Ch”-waarde van de gewenste Part en stel met de VALUE-regelaar de volgende MIDIkanalen in:
Druk op [F6 ( PART)] om naar een pagina te gaan waar telkens de MIDI-parameters voor één Part worden afgebeeld (zie ook blz. 141 in het Referentiehandboek). Met [F6 ( PLT)] kunt u weer naar het parameteroverzicht (“Palette”) voor alle Parts gaan.
Part 1= “1”, Part 2= “2” enz.
5 6
Druk op [EXIT] om terug te keren naar de PERFORM Playpagina. Speel op het MIDI-klavier. Nu hoort u enkel de zangpartij van Part 4. Die ontvangt namelijk op MIDIkanaal 4 (d.w.z. het zendkanaal van het MIDI-klavier). Wanneer u een C4 (centrale C) speelt, weerklinkt de Sample op zijn oorspronkelijke toonhoogte. Speel echter ook een aantal andere noten om te horen hoe de zangpartij klinkt wanneer ze hoger of lager wordt weergegeven.
Wanneer u weer de fabrieksinstellingen voor een Part oproept, wordt Part 1 automatisch op “1”, Part 2 op “2” enz. gezet.
Telkens wanneer u een toets indrukt (d.w.z. wanneer een Part een MIDI-nootcommando) ontvangt, veranderen zijn “ ” en “ ” icoontjes op de PERFORM Play-pagina in “ ” en “ ”. Bovendien knippert de MIDI MESSAGEindicator om aan te geven dat er MIDI-commando’s binnenkomen.
41
Zelf klanken maken
Samples kiezen Natuurlijk kunt u ook andere Samples aan een Part toewijzen. Laten we hier de Sample “A003” (gitaar) aan Part 3 toewijzen.
1
1
2
4
3
Druk op [PERFORM] (indicator licht op). Het display beeldt nu de PERFORM Play-pagina af.
2
Druk op [F2 (PART)] en vervolgens op [F3 (SAMPLE)]. Nu verschijnt de “PERFORM/PART Sample Select”-pagina.
3
Breng de cursor met [▼] of [▲] naar het Sample-nummer van Part 3 en kies met de VALUE-regelaar “A003”. Druk op [PREVIEW] om de zonet gekozen Sample even te beluisteren.
4
Druk twee keer op [EXIT] om terug te keren naar de PERFORM Play-pagina. Links van de Performance-naam verschijnt er een sterretje (“*”) om duidelijk te maken dat de instellingen niet meer met de geladen Performance-data overeenkomen.
42
Opgelet: Het sterretje (“*”) verdwijnt weer zodra u de Performance opnieuw naar disk wegschrijft (blz. 95).
Zelf klanken maken
Waarden in grote stappen veranderen Gebruikershandboek
Met de VALUE-regelaar (of door [DEC/–] en [INC/+] samen in te drukken) kunt u de parameterwaarden ook in grotere stappen veranderen. VALUE-regelaar Veranderen in stappen van 10: . . . . Druk op de VALUE-regelaar terwijl u eraan draait. Veranderen in stappen van 100: . . . Houd [SHIFT] ingedrukt terwijl u aan de VALUE-regelaar draait. Op pagina’s waar u Samples in het RAM-geheugen kunt kiezen verandert de waarde dan in stappen van 128 (d.w.z. per bank). Stappen van 1000: . . . . . . . . . . . . . . . Houd [SHIFT] ingedrukt en druk tegelijk op de VALUE-regelaar terwijl u eraan draait. [DEC/–] en [INC/+] Om de waarde te verhogen houdt u [INC/+] ingedrukt, terwijl u op [DEC/–] drukt. Om een waarde te verminderen doet u het omgekeerde.
Kiezen uit een lijst Het overzicht (de “lijst”) van de SAMPLE Play-pagina kan eveneens van pas komen voor het kiezen van de benodigde Sample. fig.T04-016
1
1
2
4 5
6 9
8
3,7
Druk op de [SAMPLE]-knop (indicator licht op). Het display beeldt nu de “SAMPLE Play”-pagina af. Alle Samples hebben een naam van maximaal 12 tekens en een extensie van 3 tekens die op de categorie slaat (bv. “VOX” voor zang). Sample Number
Sample-naam Sample Name
De SAMPLE Play-pagina bevat meer gegevens over de Samples die aan de Performance zijn toegewezen.
Gekozen Part Current part Encode-type (zie Encode Type blz.87) 85) (p.
Category Categorie Bank select (zie Banknummer blz. 97) (p. 99) number
Sample-type
Sample Type
Program number
Programmanummer MIDI-ontvangstkanaal van of Loop Sw. Current part's van de Aan/uit-status ON/OFF status (p. 99) (zie blz. 97) geselecteerde Part (zie blz. 40). (zie blz. 56), T QTZ Sw., Robot reception channel the Loop Sw (p. 56), Voice Sw.Sw, en Vib. KeepVoice Sw. Sw, (p. 39) T QTZ Robot
and Vib Keep Sw
43
Zelf klanken maken
2 3
Kies met [w/PART] of [PART/s] de Part waar u een andere Sample aan wilt toewijzen. Druk op de VALUE-regelaar. In het display ziet u nu vier Samples in numerieke volgorde. Dit overzicht bevat tevens de momenteel gekozen Sample.
4
Druk op [F3 (SORT)] om de Samples in het RAM-geheugen van de VP-9000 te sorteren volgens naam, categorie of geheugennummer. Deze functie zal u ongetwijfeld helpen wanneer het interne geheugen een groot aantal Samples bevat.
5
Wanneer de Samples volgens nummer gesorteerd zijn, kunt u met [F4 (▲JUMP)]/[F5 (JUMP▼)] telkens naar de vorige/volgende Sample-bank gaan (A~H). Dan wordt automatisch geheugen 001 geselecteerd. Wanneer de Samples volgens naam of categorie gesorteerd zijn, kun u met de cursor telkens naar de vorige of volgende Sample gaan.
6 7 8
44
Houd [SHIFT] ingedrukt, terwijl u aan de VALUE-regelaar draait om in stappen van 128 Samples voor- of achteruit te gaan. Om in stappen van tien Samples voor- of achteruit te gaan moet u de VALUE-regelaar indrukken terwijl u eraan draait. Met [√]/[®] roept u telkens de voorafgaande/navolgende vier Samples op.
Zelf klanken maken
9
Gebruikershandboek
Met [▲], [▼], [DEC/–] of [INC/+] c.q. met de VALUE-regelaar kunt u telkens de voorafgaande c.q. volgende Sample kiezen.
11
10 11
Breng de cursor met één van de methodes van de stappen 4~9 naar de Sample die u moet hebben. Druk op [F6 (SELECT)]. Deze Sample wordt nu geselecteerd en het display keert terug naar de “SAMPLE Play”-pagina.
U kunt de Sample-lijst ook oproepen door, op de “PERFORM/PART Sample Select”pagina, op de VALUE-regelaar te drukken.
45
VariPhrase Control: Samples beïnvloeden
VariPhrase Control: Samples beïnvloeden
In het vorige hoofdstuk hebben we al een aantal VariPhrase-functies voorgesteld aan de hand van de demosongs. Laten we die nu met individuele Samples uitproberen. We gebruiken hier gewoon de data die zich op dit moment in het interne geheugen bevinden.
Toonhoogte, snelheid en karakter (formant) van een Sample beïnvloeden Hier willen we de toonhoogte (Pitch), snelheid (Time) en het klankkarakter (Formant) van een zanglijn beïnvloeden.
2
1 2
3
5
6
1
Zet de regelaars PITCH, TIME, FORMANT/GROOVE in de middenpositie. Druk op [SAMPLE] (indicator licht op). Het display beeldt nu de “SAMPLE Play”-pagina af.
3
Kies Part 4 met [w/PART] of [PART/s].
4
Druk op de C4-toets van het MIDI-klavier. Nu zou u de Sample van de zanglijn moeten horen.
5
Draai aan de PITCH-regelaar, terwijl u een noot speelt. De toonhoogte van de Sample verandert in de gekozen richting.
6
Speel op het klavier, terwijl u aan de TIME-regelaar draait. Nu verandert het tempo van de Sample.
46
Als u bij het spelen van een noot op het klavier niets hoort, zie dan blz. 40 om een ander MIDI-kanaal aan Part 4 toe te wijzen. Dit moet overeenkomen met het zendkanaal van het MIDI-klavier.
VariPhrase Control: Samples beïnvloeden
Gebruikershandboek
7
7
Speel op het MIDI-klavier, terwijl u aan de FORMANT/ GROOVE-regelaar draait. Nu verandert het klankkarakter van de Sample (formant). U kunt enkel de formant van Samples veranderen die met Encode= SOLO (blz. 85) gecodeerd zijn.
Opgelet: Zie ook blz. 142 in het Referentiehandboek voor meer details over de regelaars en de mogelijkheden voor de beïnvloeding van het geluid.
47
VariPhrase Control: Samples beïnvloeden
Ritme veranderen (GROOVE) Drumsamples kunt u ook op een ritmische manier beïnvloeden: door hun “Groove” (ritme) te veranderen.
2
1 2 3
4
3,6
5
1
Zet de regelaars PITCH, TIME, FORMANT/GROOVE in de middenpositie. Kijk even of de “SAMPLE Play”-pagina wordt afgebeeld en druk op [w/PART] om Part 1 te kiezen. Druk op [GROOVE] (indicator licht op). Het display beeldt nu de GROOVE-pagina af. Als de Preview-functie niet werkt zoals verwacht, zie dan “Preview-mode instellen” op blz. 39. Zet “Sound Mode” op SINGLE en “Trigger Mode” op LATCH.
4
Druk op [F6 (OFF)]. Hierdoor verandert de “Switch”-instelling in ON. Deze parameter hoeft u trouwens niet speciaal te kiezen: druk gewoon op [F6] om deze instelling te veranderen.
5
Draai aan de FORMANT/GROOVE-regelaar.
Breng de cursor met [®] naar “Template” en kies met de VALUE-regelaar een sjabloon voor de ritmische verandering. Deze wijziging wordt meteen uitgevoerd.
De Groove verandert nu. Vergeet niet op [PREVIEW] te drukken om de Sample weer te geven.
6
Druk op [GROOVE] om naar de SAMPLE Play-pagina terug te gaan. Druk nog een keer op [PREVIEW] om de Sample-weergave te stoppen. Zie “Groove-parameters ([GROOVE])” op blz. 147 in het Referentiehandboek voor meer details.
48
VariPhrase Control: Samples beïnvloeden
Eén regelaar voor verschillende wijzigingen
7
1 2 3
2
4
6 3,8
Gebruikershandboek
U kunt de toonhoogte, snelheid en formant ook samen –met één regelaar– beïnvloeden. Laten we dit uitproberen aan de hand van de inmiddels vertrouwde zanglijn.
1
Zet de regelaars PITCH, TIME, FORMANT/GROOVE in de middenpositie. Kijk even of de “SAMPLE Play”-pagina wordt afgebeeld en druk op [PART/s] om Part 4 te kiezen. Druk op de [KNOB]-knop (indicator licht op). Het display beeldt nu de “KNOB CONTROL”-pagina voor Part 4 af:
4
Druk op [▲] of [▼] om de cursor naar de parameter te brengen die u wilt instellen en stel met de VALUE-regelaar de volgende waarden in: C1 Pitch Depth+63 Time Depth–64 Formant Depth+63 Groove Depth0
5
Druk op de C4 van uw MIDI-klavier. Nu zou u de zangpartij van Part 4 moeten horen.
49
VariPhrase Control: Samples beïnvloeden
6
Draai aan de PITCH-regelaar terwijl u de Sample aanstuurt. Nu veranderen de toonhoogte, snelheid en formant van de Sample samen. De wijzigingen hoeven trouwens niet zo radicaal te zijn. U zou dus ook om het even welke waarde tussen deze twee uitersten (–64 en +63) aan de regelaar kunnen toewijzen. Probeer deze instellingen even uit en kies daarna weer de oorspronkelijke waarden om te zorgen dat de PITCH-regelaar enkel de toonhoogte beïnvloedt. Of doe het volgende:
7
Druk op [F1 (DEFALT)]. Wanneer u op [F1 (DEFALT)] drukt, terwijl er net een Sample gekozen is die volgens het SOLO-principe werd gecodeerd (blz. 85), worden de parameters weer op de hierna getoonde manier ingesteld.
8
50
Om de TIME-regelaar hiervoor te gebruiken, moet u de parameterwaarden van de “C2”kolom instellen. De FORMANT/GROOVE-regelaar is aan de “C3”-kolom toegewezen.
Druk op [KNOB] om naar de SAMPLE Play-pagina terug te gaan.
Drukt u op [F1 (DEFALT)] voor een Sample die niet volgens het SOLO-principe werd gecodeerd, dan worden de volgende waarden ingesteld: [C1] Pitch= +63, [C2] Time= +63 en [C3] Groove= +63 (m.a.w. de formant kan dan niet worden beïnvloed).
Voorstelling van een aantal technieken Voorstelling van een aantal technieken
* Als u tijdens het spelen op het klavier geen geluid hoort, klopt het MIDI-kanaal van Part 4 waarschijnlijk niet. Zie blz. 40 voor het instellen van een ander MIDI-kanaal. Dit kanaal moet overeenkomen met het zendkanaal van het MIDI-klavier.
Opgelet: Als de VP-9000 momenteel niet de Performance “User Guide” bevat, zie dan blz. 36 om ze te laden.
Synchrone akkoorden spelen Wanneer u gebonden noten achter elkaar speelt, worden de navolgende noten telkens met de Sample van de daarvóór ingedrukte toets gesynchroniseerd. Laten we dit even aan de hand van de zanglijn uitproberen.
1
1
2
3
5
Druk op [SAMPLE] (indicator licht op). Het display beeldt nu de “SAMPLE Play”-pagina af.
2
Kies met [w/PART] of [PART/s] Part 4.
3
Druk op [F2 (MODE)]. Het display beeldt nu de “SAMPLE Mode”-pagina voor Part 4 af.
4
Speel een C4 op het MIDI-klavier en voeg er de E rechts daarvan (E4) aan toe. Wanneer u “Playback” op RETRIGGER zet, begint de Sample voor elke gespeelde noot weer vanaf het begin. Door echter akkoorden te spelen (d.w.z. verschillende toetsen tegelijkertijd in te drukken) zorgt u dat de Sample op verschillende toonhoogtes tegelijk weergegeven wordt.
51
Gebruikershandboek
In dit hoofdstuk willen we een aantal technieken voorstellen, waaronder het spelen van akkoorden en het “loopen” van Samples op de VP-9000. Dit gaan we ook weer aan de hand van de eerder geladen data uitproberen. Om goed te volgen wat er nu allemaal staat te gebeuren moet u de PITCH-, TIMEen FORMANT/GROOVE-regelaars weer in het midden zetten.
Voorstelling van een aantal technieken
5
6
Breng de cursor met [®] naar “Playback” en kies met de VALUEregelaar de instelling TIME SYNC.
Speel weer de C4 en voeg daar dan de E4 aan toe. Nu wordt de noot E4 van de Sample aan de eerder gestarte C4 toegevoegd, maar bevindt zich wel op dezelfde plaats als de C4. Dit laat dus toe om akkoorden te spelen.
Nieuwe melodieën spelen met bestaande Samples Laten we de TIME SYNC-instelling gewoon aanhouden en proberen een nieuwe melodie van de gesampelde zanglijn te maken.
3
1 2
Controleer even of “Playback” op TIME SYNC staat ingesteld. Zie hiervoor de “SAMPLE Play”-pagina voor Part 4. Speel verschillende opeenvolgende gebonden noten. Probeer de frase op dezelfde manier te spelen als wanneer u een woord uitspreekt: lettergreep voor lettergreep. Speel met de rechter hand een melodie en voeg daar met de linker een akkoord aan toe. U moet wel gebonden noten spelen.
3
52
Druk op [EXIT] om weer naar de “SAMPLE Play”-pagina te gaan.
Opgelet: Wanneer u een toets opnieuw indrukt, begint de Sample weer vanaf het begin.
Voorstelling van een aantal technieken
Geluid starten en weer stoppen via het klavier
2
Gebruikershandboek
In het vorige hebben we getoond hoe je een Sample kunt afspelen door de betreffende toets lang genoeg ingedrukt te houden. Het is echter ook mogelijk om een Sample gewoon te starten en daarna weer te stoppen door twee keer op dezelfde toets te drukken. Ook hier gaan we met een zangfrase werken.
7 6 3
1
Kijk of de “SAMPLE Play”-pagina voor Part 4 wordt afgebeeld.
2
Druk op [F2 (MODE)]. Nu verschijnt de “SAMPLE Mode”-pagina voor Part 4. “Trigger” staat ingesteld op GATE. Dat betekent dat de Sample enkel wordt afgespeeld zolang u een toets ingedrukt houdt.
3
4
Druk op [®] om de cursor naar “Trigger” te brengen en kies met de VALUE-regelaar TRIGGER.
Druk op de C4-toets van het MIDI-klavier en laat ze meteen weer los. De Sample blijft nu gewoon doorspelen, ook al laat u de toets los.
5
Opgelet: U moet dezelfde toets nog een keer indrukken om de Sample weer te stoppen.
Druk nog een keer op de C4, terwijl de Sample wordt afgespeeld. De Sample stopt.
6
Zet “Trigger” met de VALUE-regelaar weer op GATE.
Als u wacht tot de Sample afgelopen is, start u hem opnieuw wanneer u nog een keer op de C4 drukt.
53
Voorstelling van een aantal technieken
7
Druk op [EXIT] om naar de SAMPLE Play-pagina terug te gaan. Links van het Sample-nummer verschijnt er nu een “E” om aan te geven dat de instellingen van de betreffende Sample veranderd werden. Sample werd gewijzigd
Als de Sample niet meer stopt (Panic Key) Als u niet meer weet welke toets u ingedrukt hebt, zodat de Sample gewoon blijft doorlopen, moet u [SHIFT] ingedrukt houden, terwijl u op [PERFORM] drukt. Hierdoor schakelt u alle noten uit. U kunt echter ook een “laatste-hulp-toets” definiëren waarmee u de weergave vanop het MIDI-klavier e.d. kunt stoppen. Gebruik hiervoor liefst een heel lage of hoge toets die u niet voor muzikale doeleinden nodig hebt. 1. Druk op [SYSTEM]. 2. Druk op [F3 (MIDI)]. 3. Druk op [▲], [▼], [√] of [®] om de cursor naar “Panic Key” te brengen. 4. Kies met de VALUE-regelaar de noot/toets die als noodrem moet fungeren. 5. Druk twee keer op [EXIT] om terug te keren naar de vorige pagina.
54
De “E” verdwijnt weer zodra u de Sample wegschrijft (blz. 91).
Voorstelling van een aantal technieken
Robot: zelfde toonhoogte voor alle noten
2
Gebruikershandboek
Met de Robot-functie kunt u volgens SOLO gecodeerde Samples (blz. 85) een bijzonder karakter geven. Laten we dit even aan de hand van onze zanglijn uitproberen.
8 7 4
1
Kijk of de “SAMPLE Play”-pagina voor Part 4 wordt afgebeeld.
2
Druk op [F3 (SWITCH)]. Het display beeldt nu de “SAMPLE Switch”-pagina voor Part 4 af.
3
Druk op de C4 van het MIDI-klavier. Wanneer “Robot” op OFF staat, wordt de melodie normaal afgespeeld.
4
5
Breng de cursor met [®] naar “Robot” en stel met de VALUEregelaar ON in.
Druk nog een keer op de C4. Nu worden alle melodienoten op dezelfde toonhoogte (C4) afgespeeld.
6
Speel nu een aantal gebonden noten. U hoort de melodie(fragmenten) nu telkens op de toonhoogte van de gespeelde noten.
7
Zet de “Robot”-functie met de VALUE-regelaar weer op OFF.
8
Druk op [EXIT] om terug te keren naar de SAMPLE Play-pagina.
Opgelet: Als u een toets loslaat alvorens de volgende in te drukken, begint de Sample weer vanaf het begin. U moet dus wel degelijk gebonden noten spelen.
55
Voorstelling van een aantal technieken
Samples in een lus (Loop) afspelen De kunst van het Sampelen bestaat er voor een deel in dat u telkens met de kortst mogelijke fragmenten werkt, maar die wel efficiënt gebruikt. Dat bespaart namelijk geheugencapaciteit. Van een zangfrase bv., die verschillende keren moet worden herhaald, hoeft u dus maar één complete versie te hebben. Als u die in een lus plaatst, wordt ze herhaald zolang u de toets ingedrukt houdt. Dit gaan we met een gitaarfrase uitproberen.
6
2
3
5
4
1
Kijk of de “SAMPLE Play”-pagina voor Part 4 wordt afgebeeld.
2
Druk op [w/PART] om Part 3 te kiezen.
3
Druk op [F3 (SWITCH)]. Nu verschijnt de SAMPLE Switch-pagina voor Part 3. Als “Loop” momenteel op OFF staat ingesteld, wordt de Sample niet automatisch herhaald. Dit kunt u nagaan door op [PREVIEW] te drukken.
4
Druk op [√] om de cursor naar “Loop” te brengen en stel met de VALUE-regelaar ON in.
Nu wordt de Sample telkens van begint tot einde herhaald. Dit noemen we een “lus” (of “Loop”). Probeer dit even uit door de [PREVIEW]-knop lang genoeg ingedrukt te houden. Druk de knop nog een keer in om de Sample weer te stoppen. Zet “Loop” nu ook voor de Parts 2 (bas) en 4 (zang) op ON. Die instellingen hebben we later nodig.
5 6 56
Kies Part 2 (en 4) met [w/PART] of [PART/s] en stel met de VALUE-regelaar ON in. Druk op [EXIT] om naar de “SAMPLE Play”-pagina te gaan.
Als de Preview-functie niet naar behoren lijkt te werken, zie dan “Preview-mode instellen” op blz. 39. Zet “Sound Mode” op SINGLE en “Trigger Mode” op LATCH.
Op de “SAMPLE Play”-pagina kunt u de Loop-instellingen van de gekozen Part ook met [▲] en [▼] veranderen.
Voorstelling van een aantal technieken
Gebruikershandboek
Event Map: Sample-fragmenten aan afzonderlijke toetsen toewijzen Het is ook mogelijk om afzonderlijke fragmenten van een Sample aan verschillende noten/toetsen toe te wijzen. Dit laat dan bv. toe om deze fragmenten apart in een lus weer te geven (door “Loop” op ON te zetten). Laten we even aan de hand van de zanglijn kijken hoe dit werkt.
1
1
2
3
Druk op [PERFORM] (indicator licht op). Het display beeldt nu de “PERFORM Play”-pagina af.
2
Druk eerst op [F2 (PART)] en daarna op [F2 (GENERL)]. Nu verschijnt de “PERFORM/PART General”-pagina. Zolang “Kbd Map” op NOR (Normal) staat, stemt de toonhoogte van de Sample altijd overeen met die van de ingedrukte toetsen.
3
Breng de cursor met [√] of [®] naar “Kbd Map” in de kolom van Part 4 en kies met de VALUE-regelaar EVT. Deze instelling betekent dat de Sample in fragmenten wordt onderverdeeld die aan verschillende toetsen worden toegewezen.
4
Met [F6 ( PART)] roept u een pagina op waar u de parameters Kbd Map, Voice Reserve (Referentiehandboek, blz. 138) Tempo Sync blz. 70, Pitch Sync (Referentiehandboek, blz. 138) en Octave Shift (blz. 75) kunt instellen. Druk op [F6 ( PLT)] om terug te gaan naar de vorige pagina.
Speel nu eerst een C3 op het MIDI-klavier en vervolgens de toetsen rechts ervan.
Opgelet: Op alle pagina’s, waar u de cursor kunt gebruiken, kunt u [SHIFT] ingedrukt houden, terwijl u op [EXIT] drukt om de cursor naar de “Home”-positie te doen springen.
Volgens de fabrieksinstellingen beginnen de Sample-fragmenten bij de C3. U kunt zelf instellen op welke plaatsen een Sample moet worden onderverdeeld. Zie blz. 196 in het Referentiehandboek.
57
Voorstelling van een aantal technieken
6
5 6
5,10 8
7
Druk twee keer op [EXIT] om terug te keren naar de “PERFORM Play”-pagina. Druk op [F3 (PHRASE)]. Het display beeldt nu het “PERFORM/PHRASE Menu” af. Wanneer “Assign” op CHROMATIC staat ingesteld, worden de Sample-fragmenten in oplopende volgorde aan de witte en zwarte toetsen toegewezen. Het uitgangspunt is daarbij de “Start Key”.
7
Breng de cursor naar “Assign” en kies met de VALUE-regelaar de instelling WHITE. Dit betekent dat de Sample-fragmenten enkel aan de witte toetsen worden toegewezen. Ook hier start u het eerste fragment met de “Start Key”.
8
Breng de cursor met [▼] naar “Start Key” en stel met de VALUEregelaar “C4” in. Het eerste fragment van de Sample (begin) kan nu via de toets C4 worden afgespeeld.
9 10
58
Druk nu alle witte toetsen rechts van de C4 in om ook de overige fragmenten even te beluisteren. Druk op [EXIT] om terug te keren naar de “PERFORM Play”pagina.
Er is ook een BLACK-instelling die de Sample-fragmenten enkel aan de zwarte toetsen toewijst.
Voorstelling van een aantal technieken
Gebruikershandboek
Phrase Map: verschillende Samples via verschillende toetsen aansturen Tot nu toe hebben we telkens met één Sample gewerkt. De VP-9000 laat echter ook toe om per Part 12 verschillende Samples via verschillende toetsen aan te sturen. Hier willen we de Phrase Map voor Part 4 instellen en via de C4 de drums, via de D4 de bas, via de E4 de gitaar en via de F4 de zanglijn spelen.
2
5
1
Zorg dat de “PERFORM Play”-pagina wordt afgebeeld.
2
Druk op [F2 (PART)] en vervolgens op [F2 (GENERL)].
3
Het display beeldt nu de “PERFORM/PART General”-pagina af.
3
Breng de cursor naar “Kbd Map” in de kolom van Part 4 en kies met de VALUE-regelaar MAP. Dit betekent dat de aan Phrase 1~12 toegewezen Samples nu via afzonderlijke toetsen kunnen worden gestart. Verderop komt u te weten wat Phrases zijn.
4
Druk nu achtereenvolgens de toetsen C4, D4, E4 en F4 in op uw MIDI-klavier. Momenteel hoort u niets wanneer u de toets F4 indrukt, omdat aan Phrase 4 een “NO WAVE DATA”-Sample toegewezen is. Maar dat gaan we zo meteen veranderen.
5
Druk twee keer op [EXIT] om terug te keren naar de “PERFORM Play”-pagina.
59
Voorstelling van een aantal technieken
6 7
8,10
6
12,15 9 10,14
13
Druk op [F3 (PHRASE)]. Het display beeldt nu het “PERFORM/PHRASE Menu” af. “Assign” en “Start Key” worden automatisch geactiveerd wanneer u “Kbd Map” op EVT of MAP zet. Aangezien “Assign” momenteel op WHITE staat ingesteld, terwijl we als “Start Key” de C4 gekozen hebben, worden de frasen 1~12 vanaf de C4 aan de daaropvolgende witte toetsen toegewezen.
7
Druk op [F4 (SAMPLE)]. Het display beeldt nu de “PERFORM/PHRASE Sample Select”-pagina af. Hier kunt u Samples toewijzen aan de Phrases 1~12.
8
Druk op [F1 ( Phrases 1~12.
)]/[F2 (
)] om Samples toe te wijzen aan de
Kijk even of de volgende toewijzingen nog kloppen: Phrase No.1:
A001 Forevr-Bdy :DRM
Phrase No.2:
A002 Forevr-Bdys :BS
Phrase No.3:
A003 Forevr-Bdy1s:EGT
Eerder hebt u op de F4 gedrukt – en niets gehoord. Dat komt omdat er nog geen Sample aan Phrase 4 is toegewezen. Dat gaan we nu rechtzetten.
9 10
Breng de cursor met [®] naar het Sample-nummer. Druk op [F1 ( )]/[F2 ( )] om Phrase 4 op te roepen en wijs er met de VALUE-regelaar Sample “A004” aan toe. “Phrase No.” kunt u altijd met [F1 ( sitie is hier dus van weinig belang.
60
)]/[F2 (
)] instellen. De cursorpo-
Houd [SHIFT] ingedrukt, terwijl u op [F3 (SETALL)] drukt om de Sample van de momenteel gekozen Phrase aan alle Phrases toe te wijzen.
Voorstelling van een aantal technieken
11
Speel een F4 op het aangesloten MIDI-klavier. Gebruikershandboek
Nu zou u de zanglijn moeten horen. Nu u weet wat de Phrase Map is, gaan we weer de normale werking van de VP-9000 kiezen:
12 13 14 15
Druk twee keer op [EXIT] om terug te keren naar de “PERFORM Play”-pagina. Druk op [F2 (PART)] en vervolgens op [F2 (GENERL)]. Zet “Kbd Map” voor Part 4 met de VALUE-regelaar weer op NOR. Druk twee keer op [EXIT] om terug te keren naar de “PERFORM Play”-pagina.
Zie “Phrase Map-instellingen: bereik van de Samples ([F3 (PHRASE)])” op blz. 139 in het Referentiehandboek voor meer details.
“SAMPLE Play”-pagina wanneer “Kbd Map” op MAP staat Op de “SAMPLE Play”-pagina wordt telkens de naam van de Sample afgebeeld die aan de laatst gekozen Phrase is toegewezen. Maar zoals u nu weet, kan een Part (via de Phrases) 12 verschillende Samples aansturen.
61
Effecten gebruiken (Multi, Chorus en Reverb)
Effecten gebruiken (Multi, Chorus en Reverb)
De VP-9000 bevat drie interne effectblokken:
MULTI-EFFECT Hier kunt u kiezen uit 40 verschillende effecten, waaronder vervorming, Rotary e.d.
CHORUS Dit effect maakt het geluid breder en “warmer”.
REVERB Dit effect zorgt voor meer diepte door galm toe te voegen. Deze effecten gaan we nu aan de hand van de eerder geladen data uitproberen. Laten we echter eerst de regelaars PITCH, TIME en FORMANT/GROOVE weer in het midden zetten. * Als de VP-9000 momenteel geen Performance bevat, moet u “User Guide” laden. Zie hiervoor “Performance laden (LOAD)” op blz. 36. * Zie blz. 39 als de Preview-functie niet reageert zoals verwacht. Zet “Sound Mode” op SINGLE en “Trigger Mode” op LATCH. * Verder is het belangrijk dat de Samples in een lus worden afgespeeld. Is dat bij u niet het geval, zie dan blz. 56 en zet “Loop” voor alle benodigde Samples op ON.
Effecten in- en uitschakelen Het MULTI-EFFECT-, CHORUS- en REVERB-effectblok kunt u op de SYSTEMpagina in- en uitschakelen. Part 3 spreekt momenteel het MULTI-EFFECT aan, terwijl het signaal van Part 4 naar de CHORUS en de REVERB wordt gestuurd. Speel eerst een paar gitaarnoten (door Part 3 aan te sturen) en vervolgens een paar zangnoten (Part 4).
1
1
2
Druk op [PERFORM] (indicator licht op). Het display beeldt nu de “PERFORM Play”-pagina af.
2
62
Kies Part 3 met [w/PART] of [PART/s].
4
3 5
Effecten gebruiken (Multi, Chorus en Reverb)
3
Gebruikershandboek
Druk op [MULTI] om het effect in (indicator licht op) of uit te schakelen. Speel een paar noten en let vooral op de herhalingen van het “STEREO DELAY”-effect dat momenteel aan het MULTI-EFFECT is toegewezen. U zou echter ook op de [PREVIEW]-knop kunnen drukken.
4
Druk op [PART/s] om Part 4 te kiezen. Nu kunt u de zanglijn van Part 4 met de [PREVIEW]-knop starten.
5
Druk nu op [CHORUS] en [REVERB] om het betreffende effect in (indicator licht op) of uit te schakelen. Zorg er ook voor dat u op een bepaald moment enkel de Chorus en daarna enkel het Reverb-effect hoort. Druk nog een keer op [PREVIEW] om de Sample weer te stoppen.
Effectaandeel (Send) veranderen Tevens kunt u bepalen hoe sterk een Part van een bepaald effect moet worden voorzien (effect aan of uit is dus niet de enige mogelijkheid qua effecten). Ook hier gaan we de eerder geladen Samples gebruiken.
2
1 2
1
Kijk even of de “PERFORM Play”-pagina nog steeds gekozen is en druk op [MULTI] om te zorgen dat zijn indicator oplicht. Druk op [w/PART] om Part 3 te kiezen.
63
Effecten gebruiken (Multi, Chorus en Reverb)
3 5
3
10 4 7,9
Druk eerst op [F6 (EFFECT)] en vervolgens op [F3 (ROUTNG)]. Het display beeldt nu de “PERFORM/FX Routing”-pagina voor Part 3 af.
4
Breng de cursor naar MFX in de “Part”-regel en stel met de VALUE-regelaar de gewenste waarde in.
Door hier de waarde “0” te kiezen zorgt u dat er geen signaal meer van de Part naar het MULTI-EFFECT wordt gestuurd. Druk even op de [PREVIEW]-knop om dit na te gaan.
5
Druk op [PART/s] om Part 4 te kiezen. Nu kunt u de Sample van Part 4 (zang) weergeven. Het display beeldt de “PERFORM/FX Routing”-pagina voor Part 4 af:
6
Druk op [CHORUS] om te zorgen dat zijn indicator oplicht. Om de Chorus beter te horen schakelt u [REVERB] best uit.
7 8
Druk op [®] om de cursor naar “Cho” in de “Part”-regel te brengen en stel met de VALUE-regelaar een waarde in. Druk op [REVERB], zodat zijn indicator weer oplicht. Om het Reverb-effect (galm) beter te horen schakelt u [CHORUS] best uit.
64
6 8
Effecten gebruiken (Multi, Chorus en Reverb)
9
Gebruikershandboek
Breng de cursor met [®] naar “Rev” in de “Part”-regel en stel met de VALUE-regelaar een waarde in. Druk nog een keer op [PREVIEW] om de Sample te stoppen.
10
Druk twee keer op [EXIT] om terug te keren naar de “PERFORM Play”-pagina. Effect-configuratie en toewijzing aan de uitgangen Met “Output Assign” op de “PERFORM/FX”-pagina kunt u bepalen hoe de effecten binnen de huidige Performance met elkaar verbonden zijn. Bovendien kunt u één of verschillende Parts aan een individuele uitgang van de VP-9000 toewijzen.
M-FX
Kies deze instelling wanneer u met het MULTI-EFFECT wilt werken. In dat geval wordt het Part-signaal namelijk naar de REVERB, CHORUS én MULTI-EFFECT gestuurd. Bovendien worden REVERB en CHORUS aan de MAIN OUT OUTPUTconnectors toegewezen. Via “MULTI-EFFECT Output Assign” kunt u de MFX aan de gewenste uitgang toewijzen.
MAIN
In dit geval wordt het originele signaal naar de REVERB, CHORUS en de MAIN OUT OUTPUT-aansluitingen uitgestuurd. Ook de REVERB en CHORUS zijn met de MAIN OUT OUTPUT-connectors verbonden.
DIR1, DIR2
Het signaal wordt naar de DIRECT OUT 1- of DIRECT OUT 2connector gestuurd. Kies deze instelling wanneer u een Sample met een extern effectapparaat (i.p.v. de effecten van de VP-9000) wilt bewerken.
Output Assign = M-FX Multi-FX Output Assign = DIR1
Output Assign = DIR2
De signalen van de MAIN OUT OUTPUT-connectors worden ook naar de twee digitale uitgangen uitgestuurd.
65
Effecten gebruiken (Multi, Chorus en Reverb)
Andere effecttypes kiezen Per Performance kunt u aan MULTI-EFFECT, CHORUS en REVERB telkens één effectprogramma (of “type”) toewijzen. Laten we hier de volgende effecttypes kiezen: MULTI-EFFECT: ST DLY
->
AD®CHO
CHORUS:
CHO 3
->
CHO 4
REVERB:
ROOM1
->
HALL1
3 5
2
1
10 4 7,9 1 6 8
Kijk even of de “PERFORM Play”-pagina nog steeds gekozen is en druk op [MULTI] om te zorgen dat zijn indicator oplicht.
2
Druk op [w/PART] of [PART/s] om Part 3 te kiezen.
3
Druk op [F6 (EFFECT)]. Nu verschijnt de “PERFORM/FX Menu”-pagina.
4
Kijk even of de cursor zich op het MULTI-EFFECT-type bevindt en kies dan met de VALUE-regelaar “AD®CHO”. Het effecttype (of algoritme) dat u hierdoor kiest heet voluit “Analog Delay + Chorus”. Druk op de [PREVIEW]-knop om te luisteren hoe het allemaal klinkt. Multi-Effect type
Chorus-type Reverb-type
5
Druk op [PART/s] om Part 4 te kiezen. Nu kunt u de zangfrase van Part weergeven.
66
Effecten gebruiken (Multi, Chorus en Reverb)
6
Druk op [CHORUS] om te zorgen dat zijn indicator oplicht. Gebruikershandboek
Om het Chorus-effect beter te horen schakelt u de [REVERB]-knop best uit. In het display (zie rechts) wordt dan “OFF” afgebeeld.
7
Breng de cursor met [®] naar het CHORUS-type en kies met de VALUE-regelaar “CHO4”. Dit betekent dat u nu het type “Chorus 4” gekozen hebt.
8
Druk op [REVERB] (indicator licht weer op). Schakel nu de [CHORUS]-knop uit om het Reverb-effect beter te horen.
9
Breng de cursor met [®] naar het REVERB-type en kies met de VALUE-regelaar “HALL1”. U zou nu de galm van een concertzaal e.d. moeten horen. Druk op [PREVIEW] om de Sample weer te stoppen.
10
Druk op [EXIT] om terug te keren naar de “PERFORM Play”pagina.
Zie “Effecten en parameters” op blz. 149 in het Referentiehandboek voor meer details over de effecten.
67
Verschillende Samples samen weergeven
Verschillende Samples samen weergeven
In dit hoofdstuk tonen we u hoe u twee of meer Samples tegelijk afspeelt. Ook hier gaan we de eerder geladen data gebruiken. Kijk wel even naar de instelling van de regelaars PITCH, TIME en FORMANT/GROOVE en zet ze in het midden als dat niet het geval is. * Verder is het belangrijk dat de Samples in een lus worden afgespeeld. Is dat bij u niet het geval, zie dan blz. 56 en zet “Loop” voor alle benodigde Samples op ON.
Opgelet: Als de VP-9000 momenteel geen Performance bevat, moet u “User Guide” laden. Zie hiervoor “Performance laden (LOAD)” op blz. 36.
MIDI-kanalen instellen Hier gaan we voor de Parts 1~4 MIDI-kanaal 4 kiezen, zodat de zang, de bas, de drums en de gitaar telkens samen klinken wanneer u op het MIDI-klavier een toets indrukt.
1
1
2
4
3
Druk op [PERFORM] (indicator licht op). Het display beeldt nu de “PERFORM Play”-pagina af.
2
Druk op [F4 (MIDI)] en vervolgens op [F2 (RX)]. Het display beeldt nu de “PERFORM/MIDI Rx”-pagina af.
3 4 5
Breng de cursor met [√] of [®] naar de “Rx Ch”-parameter van de benodigde Part (1~4) en stel met de VALUE-regelaar telkens “4” in. Druk op [EXIT] om terug te keren naar de “PERFORM Play”pagina. Speel een C4 op het aangesloten MIDI-klavier. U hoort nu telkens alle vier Samples samen.
68
Kies op het externe MIDI-klavier MIDI-zendkanaal “4”.
Verschillende Samples samen weergeven
Samples aan de Parts toewijzen Gebruikershandboek
Na aan alle Parts hetzelfde MIDI-kanaal toegewezen te hebben heeft het nog maar weinig zin om via MIDI andere Samples aan de Parts toe te wijzen, omdat alle vier de Parts dan telkens dezelfde Sample zouden kiezen. Eventuele veranderingen moeten dus handmatig worden uitgevoerd. Zie “Samples kiezen” op blz. 42 voor meer details.
Volume, stereopositie en toonhoogte Laten we nu kijken hoe je het volume, de stereopositie en de toonhoogte van een Part verandert.
2
1
Roep de “PERFORM Play”-pagina op.
2
Druk op [F2 (PART)] en daarna op [F4 (SOUND)].
3
Het display beeldt nu de “PERFORM/PART Level”-pagina af.
3 4 5 6
Breng de cursor met [√] of [®] naar de Fader van de benodigde Part en stel met de VALUE-regelaar het gewenste volume (Level) in. Druk op [F2 (PAN)] om de stereopositie (panorama) van de Parts te kunnen instellen. Met [F3 (COARSE)] kiest u de toonhoogteparameter.
Met [F6 ( PART)] roept u een pagina op die enkel de parameters Level, Pan, Coarse Tune en Fine Tune van de geselecteerde Part bevat. Met [F6 ( PLT)] keert u weer naar deze “mixerpagina” terug.
Herhaal de stappen 3 en 4 om ook de stereopositie en toonhoogte van de overige Parts te veranderen. Druk twee keer op [EXIT]. 69
Verschillende Samples samen weergeven
Samples met verschillende tempo’s synchroniseren (Tempo Sync) In dit deel gaan we kijken hoe je kunt zorgen dat alle Samples precies hetzelfde tempo hanteren, zelfs al lopen ze eigenlijk aan verschillende tempo’s.
1
2
5
1
Druk op [PERFORM] (indicator licht op).
2
Druk op [F2 (PART)] en vervolgens op [F2 (GENERL)].
3
3,4
Breng de cursor met [▲], [▼], [√] of [®] naar “T Sync” (Tempo Sync) van de Parts 1~4 en kies met de VALUE-regelaar telkens OFF. Speel een C4 op het MIDI-klavier. Zoals u hoort, “draaien” de drums nu sneller dan de overige Samples en klinkt het geheel erg rommelig (wegens niet synchroon).
4
Zet deze parameter met de VALUE-regelaar nu weer op ON voor de Parts 1~4. Dit betekent dat de Parts het tempo van de Performance overnemen en hun snelheid dus navenant wijzigen. Verderop komt u te weten hoe je het Performance-tempo instelt. Speel weer een C4 op het MIDI-klavier en luister nog eens naar de vier partijen: nu lopen ze weer keurig samen.
5
70
Druk twee keer op [EXIT].
Verschillende Samples samen weergeven
Waar vind je het “echte” tempo van een Sample?
2. Druk op [F1 (COMMON)]. Het display beeldt nu de “SAMPLE/COMMON Sample Info”-pagina af. Daar vindt u alle gegevens van de gekozen Sample netjes op een rij: het Encoding-type (blz. 85), Het Sample-type (blz. 187 in het Referentiehandboek), de Loop-punten (blz. 192 in het Referentiehandboek), de maatsoort (blz. 84), de Original Pitch-instelling (blz. 78), de stemming (Fine Tune) en de ingestelde tempowaarde. Kies met [w/PART] of [PART/s] een Part en kijk naar het display om de tempowaarde van de betreffende Sample te weten te komen. Doe dit, indien nodig, ook voor de overige drie Parts.
3. Druk op [EXIT] om terug te gaan naar de “SAMPLE Play”-pagina.
71
Gebruikershandboek
1. Druk op [SAMPLE] (indicator licht op).
Het oorspronkelijke (ingestelde) Sample-tempo vormt het uitgangspunt voor het berekenen van de noodzakelijke tempowijzigingen, wanneer de betreffende Sample met het Master Tempo (zie verderop) wordt gesynchroniseerd. Voorbeeld: Wanneer het Original Tempo van een Sample “100” luidt, terwijl u de Master Tempo-waarde op “200” zet, wordt de gesynchroniseerde Sample twee keer zo snel afgespeeld als normaal. Zet u het Master Tempo op “50”, dan wordt het tempo van een gesynchroniseerde Sample gehalveerd.
Verschillende Samples samen weergeven
Performance-tempo instellen (Master Tempo) Ziehier hoe u de tempowaarde van de Performance kunt instellen. Be betreffende parameter heet “Master Tempo”.
1
1
2
4
3
Druk op [PERFORM] (indicator licht op). Het display beeldt nu de “PERFORM Play”-pagina af.
2
Druk op [F1 (COMMON)]. Nu verschijnt de “PERFORM/COMMON Tempo & Metronome”-pagina.
3
Breng de cursor naar Master Tempo en stel met de VALUE-regelaar het gewenste Performance-tempo in.
Aangezien de “T Sync”-parameter van alle Parts momenteel op ON staat ingesteld, lopen de betreffende Samples synchroon – en volgen ze elke tempowijziging die u hier instelt. Speel een C4 en verander het tempo terwijl u dit doet.
4
72
Druk op [EXIT] om terug te keren naar de “PERFORM Play”pagina.
van het klavier (Key Range) Splitten van het klavier (KeySplitten Range)
Gebruikershandboek
Het is natuurlijk ook mogelijk om bepaalde samples via verschillende klavierzones aan te sturen. Hiervoor moet u voor de betreffende Parts hetzelfde MIDIkanaal kiezen (blz. 68) en dan het nootbereik instellen waarbinnen de Part kan worden aangestuurd. Zoals altijd, moet u eerst kijken of de regelaars PITCH, TIME en FORMANT/GROOVE zich in het midden bevinden. * Als de VP-9000 momenteel geen Performance bevat, moet u “User Guide” laden. Zie hiervoor “Performance laden (LOAD)” op blz. 36. * Verder is het belangrijk dat de Samples in een lus worden afgespeeld. Is dat bij u niet het geval, zie dan blz. 56 en zet “Loop” voor alle benodigde Samples op ON.
Bereik van de Parts instellen (Key Range) Hier gaan we Part 1 en 3 zo instellen dat ze enkel de noten tussen C–1 en C4 weergeven, terwijl de Parts 2 en 4 via de noten C#4~G9 kunnen worden aangestuurd. Hier hebben we dan te maken met een Split.
1
1
2
Druk op [PERFORM] (indicator licht op). Het display beeldt nu de “PERFORM Play”-pagina af.
2
Druk op [F2 (PART)] en vervolgens op [F5 (RANGE)]. Het display beeldt nu de “PERFORM/PART Key Range”-pagina af.
3
Breng de cursor met [▲], [▼], [√] of [®] naar de parameter die u wilt editen en stel de volgende noten in: Part 1:
Lwr (Lower) C-1
Upr (Upper) C4
Part 2: Part 3: Part 4:
C#4 C-1 C#4
G9 C4 G9
73
Splitten van het klavier (Key Range)
4
Speel op het MIDI-klavier om uw split even uit te proberen. U zal merken dat twee Parts nu enkel via de linker helft kunnen worden aangestuurd, terwijl de twee andere enkel in de rechter klavierhelft kunnen worden gespeeld. Links van de C4 hoort u dus enkel de drums en de gitaar, terwijl u rechts van de C4 enkel de bas en de zang hoort. U zou dit systeem nog kunnen verfijnen door voor alle vier de Parts aparte zones te kiezen.
5
74
Druk op [EXIT] om terug te keren naar de “PERFORM Play”pagina.
Splitten van het klavier (Key Range)
Octaveren van een Sample (Octave Shift)
2
5
1
Roep de “PERFORM Play”-pagina op.
2
Druk op [F2 (PART)] en vervolgens op [F2 (GENERL)].
Gebruikershandboek
In het vorige hebben we het bereik van de Parts 2 en 4 zo ingesteld dat ze niet via de toets C4 kunnen worden aangestuurd (omdat hun zone bij de C#4 begint). De originele toonhoogte van de bas en de zang speelt u echter precies met die C4. Dus gaan we “Octave Shift” voor de Parts 2 en 4 op “–1” zetten, zodat ze bij het indrukken van de C5 een C4 spelen.
3
Het display beeldt nu de “PERFORM/PART General”-pagina af.
3
4
Breng de cursor met [▲], [▼], [√] of [®] naar de “O Shift”-parameter van de Parts 2 en 4 en stel met de VALUE-regelaar “–1” in (één octaaf lager).
Speel een C5 op het aangesloten MIDI-klavier. De bas en de zangpartij worden nu een octaaf lager weergegeven, zodat u een C4 hoort.
5
Druk twee keer op [EXIT] om terug te keren naar de “PERFORM Play”-pagina.
75
Zelf audiomateriaal sampelen
Zelf audiomateriaal sampelen
In dit hoofdstuk gaan we uit de doeken doen hoe u zelf nieuw audiomateriaal kunt sampelen en de betreffende Sample dan kunt omtoveren tot een echte VariPhrase. Bovendien komt u te weten hoe u een eenmaal gemaakte Sample naar een Zip-schijf wegschrijft. De volgende handelingen werken enkel wanneer de VP-9000 nog voldoende geheugenruimte vrij heeft. De snelste manier om het RAM-geheugen leeg te maken is door de VP-9000 even uit en daarna weer in te schakelen. Zie hiervoor “Uitschakelen” op blz. 29 en “Inschakelen” op blz. 27. Door dit te doen wist u dus de vier Samples die zich momenteel nog in het RAM-geheugen bevinden. Als het geheugen data bevat die u niet wilt verliezen, moet u die naar een Zip wegschrijven (blz. 89) alvorens de VP-9000 uit te schakelen.
Een Sample kan maximaal 25 (stereo) of 50 (mono) seconden lang zijn. Bij levering bevat de VP-9000 8MB, wat overeenkomt met één Sample van dat kaliber (25 c.q. 50 seconden). U kunt het geheugen uitbreiden (zie blz. 19) om meer Samples te maken. Maar langere Samples zijn niet mogelijk. Bij maximale uitbreiding (tot 136MB) is het interne geheugen goed voor 7 minuten (stereo) of 14 minuten (mono).
Sampelen Laten we nu een audiofrase via een microfoon en van een CD sampelen.
Sampelen met een microfoon Laten we beginnen met het opnemen van een zangpartij.
1
1
6
2
4
5
Zet het volume van alle apparaten, die met de uitgangen van de VP-9000 verbonden zijn, op nul en sluit een microfoon aan op de AUDIO IN-connector. Stel nu weer een prettig luistervolume in op de externe apparaten.
* De microfoon werkt enkel wanneer de indicator van de [SAMPLING]-knop oplicht en wanneer het volume van het binnenkomende signaal door de meters wordt afgebeeld (zie ook stap 6).
76
Opgelet: Hiervoor hebt u een optionele dynamische microfoon nodig (bv. een DR-10 of DR-20 van Roland). De specificaties van de AUDIO IN-connector luiden als volgt: Ingangsniveau: –10 dBm (REC LEVEL MIN) ~–50 dBm (REC LEVEL MAX); Max. ingangsniveau: +6dBm (REC LEVEL MIN)~–34dBm (REC LEVEL MAX); ingangsimpedantie: 10 kΩ Opgelet: Zorg dat de microfoon zich nooit in de buurt van een luidspreker bevindt omdat het geluid anders zou kunnen rondzingen (fluittoon alias Feedback).
Zelf audiomateriaal sampelen
2
Op deze pagina kunt u het Sample-geheugen kiezen. Als u een Sample-geheugen kiest dat nog geen data bevat, werken [F5 (W.EDIT)] en [F6 (ENCODE)] pas nadat u iets voor dat geheugen gesampeld hebt.
3
Kijk even of geheugen “A001NO WAVE DATA:—” gekozen is.
4
Druk op [F4 (SMPLNG)]. Nu verschijnt de “SAMPLING Name”-pagina. De VP-9000 wijst automatisch een naam en een categorie aan de nieuwe Sample toe: “New Sample :—”. Die kunt u later echter nog veranderen.
5 6
Voor het sampelen kiest u het best een geheugen met de naam (“NO WAVE DATA:—”). Zie “Kiezen van een Sample-geheugen” op blz. 79. Tijdens het sampelen wijst de VP-9000 automatisch een naam aan uw nieuwe Sample toe. Die kunt u later echter nog veranderen. Zie “Samples wegschrijven” op blz. 91.
Druk op [F6 (OK)] om naar de “SAMPLING”-pagina te gaan. Stel met de REC LEVEL-regelaar op het frontpaneel het opnamevolume in. Zing of spreek in de microfoon, terwijl u dat doet. Meter Rec Level voorMeter het opnameniveau
Nu moeten we nog een zgn. “Template” kiezen.
7
Kijk even of linksboven in het display “MIC” staat. De instellingen voor het sampelen bevinden zich in “Templates” (sjablonen) waarvan de VP-9000 er 16 heeft. Deze Templates zijn bedoeld om het sampelen nog vlotter te laten verlopen. Laten we hier “MIC” gebruiken. Sampling Template (sjabloon)
77
Gebruikershandboek
Druk op [SAMPLING] om de “SAMPLING Menu”-pagina op te roepen.
Zelf audiomateriaal sampelen
Laten we even kijken wat de MIC-instellingen precies inhouden:
8
Druk op [F2 (SETUP)] of [F3 (SETUP)]. Met beide knoppen roept u dezelfde SETUP-pagina op. Kijk even of in het display nu de volgende instellingen verschijnen:
Deze instellingen zijn perfect voor het sampelen in mono via de AUDIO INaansluiting op het frontpaneel. “Trigger Mode” is hier op MANUAL gezet, wat betekent dat u op [F6 (START)] moet drukken om het sampelen te starten.
De Templates zijn SYSTEMinstellingen die ook na uitschakelen van de VP-9000 bewaard blijven. Door de VP-9000 te initialiseren (blz. 35) kunt u voor de 16 Templates weer de voorgeprogrammeerde instellingen laden.
Opgelet: De AUDIO IN-aansluiting is mono. U kunt ze dus niet gebruiken om in stereo te sampelen.
“Original Pitch”= C4 betekent dat u de C4 op het klavier moet indrukken om de Sample op de originele toonhoogte af te spelen.
9
Druk op [EXIT] om naar de SAMPLING-pagina terug te gaan. We gaan hier geen effect (“Pre-effect”) gebruiken. Laat dat dus op OFF staan. Vervolgens moet u de metronoominstelling controleren.
10
Druk op [F5 (METRO)]. Nu verschijnt de METRONOME-pagina. Die zou er als volgt moeten uitzien:
Momenteel staat de metronoom zo ingesteld dat hij enkel tijdens het sampelen klinkt. “Count-In” (aftel) staat op “1 [Meas]” ingesteld. Dit betekent dat het sampelen begint zodra de metronoom een volledige maat heeft afgeteld.
11
Het “Pre-effect” kunt u gebruiken om de dynamiek van het te sampelen signaal iets gelijkvormiger te maken of ruis te onderdrukken. De drie beschikbare effecten zijn Compressor, Limiter en Noise Suppressor (blz. 188 in het Referentiehandboek).
Opgelet: Tempo, Clock Src, Time Sign en Level zijn Performance-parameters die u kunt instellen op de “PERFORM/COMMON Tempo & Metronome”-pagina (blz. 72).
Druk op [EXIT] om terug te keren naar de SAMPLING-pagina. De VP-9000 is nu helemaal klaar voor het grote moment. Laten we vier maten van een niet te snel nummer in 4/4 opnemen.
12
Druk op [F6 (START)]. Wacht tot de metronoom één maat heeft afgeteld en begin dan te zingen in de maat van de metronoom. De beschikbare sample-tijd wordt rechtsboven in het display afgebeeld (in seconden).
13
78
Druk op [F6 (STOP)] zodra de vier maten afgelopen zijn.
Op de SAMPLING-pagina kunt u nog bepaalde Template-parameters instellen. Hierbij horen: SETUP Type, Input, Pre-effect Type en Metronome Mode.
Opgelet: Meteen na het sampelen kunt u de golfvorm niet via MIDI afspelen. U moet ze eerst coderen (blz. 85).
Zelf audiomateriaal sampelen
Nu verschijnt er een “Completed!”-melding om aan te geven dat de data verwerkt worden. Druk op [PREVIEW] om de Sample te beluisteren.
Kiezen van een Sample-geheugen 1. Druk op [F1 (SORT)] om de Samples in het RAM-geheugen volgens naam, categorie of nummer te sorteren. 2. Als de Samples gesorteerd zijn, drukt u op [F2 (▲JUMP)]/[F3 (JUMP▼)] om een andere bank A~H te kiezen. De VP-9000 selecteert automatisch geheugen 001 van de gekozen bank. Wanneer de Samples volgens naam of categorie geselecteerd zijn, kunt u met de cursor telkens naar de vorige/volgende Sample springen die met een andere letter begint. 3. Houd [SHIFT] ingedrukt, terwijl u aan de VALUE-regelaar draait om in stappen van 128 geheugens voor- of achteruit te gaan. 4. Door de VALUE-regelaar ingedrukt te houden terwijl u eraan draait, gaat u telkens tien Sample-geheugens voor- of achteruit. 5. Druk op [√]/[®] om telkens vier Sample voor- of achteruit te gaan. 6. Met [▲], [▼], [DEC/–] en [INC/+] en de VALUE-regelaar kiest u de benodigde Sample. Gebruik één van de bovenstaande methoden om de cursor naar het gewenste Sample-geheugen te brengen.
Sampelen van een audio-CD Laten we nu iets van een audio-CD sampelen. Bereid dus een CD-speler voor en neem de te sampelen CD bij de hand. In het volgende nemen we de draad op waar we daarnet zijn aanbeland (d.w.z. bij de boodschap “Completed!” in stap 13 hierboven).
3
1
1
Opgelet: Auteursrechtelijk beschermd audiomateriaal maag u zonder de toestemming van rechthebbende niet in het openbaar gebruiken.
2
Druk op [F3 (NEXT)].
79
Gebruikershandboek
Verderop tonen we u hoe u van een CD kunt sampelen.
Druk op [F2 (RETRY)] als u niet tevreden bent. De vorige versie wordt dan overschreven. Zie ook “Sampling” op blz. 184 in het Referentiehandboek.
Zelf audiomateriaal sampelen
Hiermee geeft u te kennen dat u nog een Sample wilt maken. Daarom kiest de VP-9000 automatisch het volgende vrije geheugen waar hij de naam “New Sample 1:—” aan geeft.
Als het display ondertussen naar de “SAMPLING Menu”pagina is teruggekeerd, moet u met [▲]/[▼] geheugen A002 kiezen en op [F4 (SMPLNG)] drukken. Geef de Sample vervolgens gelijk welke naam behalve “New Sample :—.”
Nu is het weer tijd om een Template kiezen. Ook hiervoor kunnen we putten uit een kant-en-klaar sjabloon dat heel toepasselijk “CD” heet.
2 3
Breng de cursor naar de Template-naam en kies met de VALUEregelaar “CD”. Zet het volume van de op de uitgangen van de VP-9000 aangesloten apparaten op de minimumwaarde en sluit de CD-speler aan op de STEREO INPUT-connectors van de VP-9000. Na aansluiten van de CD-speler kunt u weer het gewenste luistervolume instellen.
4 Audiokabel
4
CD-speler
Zet de GAIN-schakelaar op het achterpaneel in de stand “–10dB”. Start de weergave van de audio-CD. Rec Level Meter Opnameniveau
* Het via de STEREO INPUT-connectors ontvangen signaal wordt maar opgenomen/ weergegeven wanneer de SAMPLING-indicator oplicht en wanneer de meters rechts in het display te zien zijn. Laten we de instellingen van de gekozen Template even overlopen.
80
Opgelet: Als het niveau te laag is, moet u GAIN op “–20 dB” zetten. Is het niveau te hoog, dan moet u “+4dB” kiezen.
Opgelet: De REC LEVELregelaar op het frontpaneel geldt enkel voor de AUDIO IN-aansluiting. U kunt hem dus niet gebruiken voor de via STEREO INPUT ontvangen signalen.
Zelf audiomateriaal sampelen
5
Druk op [F2 (SETUP)] of [F3 (SETUP)]. Gebruikershandboek
Met beide knoppen roept u de SETUP-pagina op. Het display zou er nu als volgt moeten uitzien.
Zoals u ziet, kunt u hier in stereo opnemen (wat via de STEREO INPUT-connectors uiteraard zonder meer mogelijk is). “Trigger Mode” staat op LEVEL. Dit betekent dat het sampelen automatisch begint zodra het volume van het binnenkomende signaal boven de “Trigger Level”-waarde ligt. “Original Pitch”= C4 betekent dat u de C4 op het klavier moet indrukken om de Sample op de originele toonhoogte af te spelen.
6
Druk op [EXIT] om terug te keren naar de SAMPLING-pagina. Ook hier gaan we geen effect gebruiken tijdens het sampelen. Laat Pre-effect dus op OFF staan. Bereid nu alles voor om te sampelen: zoek het fragment op de CD dat u wilt opnemen en zet de CD-speler aan het begin van dat fragment in de pauzestand.
7
Druk op [F6 (START)] om te zorgen dat de VP-9000 wacht tot er een voldoende krachtig signaal binnenkomt.
Zoals u ziet, kunt u ook op de SAMPLING-pagina een aantal Template-parameters instellen. Deze zijn: SETUP Type, Input, Pre-effect Type en Metronome Mode. Voor het sampelen in stereo hebt u twee keer zoveel geheugen nodig als voor het sampelen in mono. De resterende geheugenruimte moet u dan ook door twee delen.
Zodra u de weergave van de CD start, begint de VP-9000 te sampelen omdat het volume meteen boven de drempelwaarde ligt. Rechtsboven in het display ziet u hoeveel tijd er nog rest voor de opname.
8
Druk op [F6 (STOP)]. Nu verschijnt er een “Completed!”-melding om aan te geven dat de data verwerkt worden. Druk op [PREVIEW] om de Sample te beluisteren.
9
Druk op [F1 (EXIT)] om terug te keren naar de “SAMPLING Menu”-pagina.
Opgelet: Meteen na het sampelen kunt u de golfvorm niet via MIDI afspelen. U moet ze eerst coderen (blz. 85). Druk op [F2 (RETRY)] als u niet tevreden bent. De vorige versie wordt dan overschreven. Zie ook “Sampling” op blz. 184 in het Referentiehandboek. Als het begin van het audiofragment er niet helemaal perfect op staat, moet u “Pre-Trigger” op de SETUP-pagina op een andere waarde dan “0” zetten en het nog een keer proberen. Zie “Setup-parameters” op blz. 187 in het Referentiehandboek voor meer details.
81
Zelf audiomateriaal sampelen
Golfvormdata editen De zonet opgenomen golfvormdata (alias samples) kunt u nog bewerken door ze te kopiëren, in stukjes te verdelen enz. Hier willen we u tonen hoe u niet benodigde golfvormdata kunt verwijderen om geheugencapaciteit te besparen. Bovendien gaan we het tempo en de originele toonhoogte van de Sample instellen.
Niet benodigde delen van een Sample wissen Hier gaan we de daarstraks gesampelde zangpartij inkorten door de data tussen het einde van uw partij en het moment waarop u op [F6 (STOP)] hebt gedrukt te wissen.
4,7,9
1 2 3
3
8
10
2
6
5
Zorg dat de “SAMPLING Menu”-pagina wordt afgebeeld. Druk op [▲]/[▼] om de cursor naar “A001New Sample :—” te brengen. Druk op [F5 (W.EDIT)]. Nu wordt de “WAVE EDIT”-pagina afgebeeld. Wanneer u een Sample-geheugen kiest dat nog geen golfvorm bevat, wordt [F5 (W.EDIT)] met een stippellijn afgebeeld om duidelijk te maken dat er geen data zijn die u kunt editen.
4
Druk op [F3 (CUT&P)]. De “CUT&PASTE”-pagina verschijnt in het display. Druk op [PREVIEW] om uw gesampelde stem te beluisteren. Wat u nu hoort, is de volledige sample van zijn officiële begin tot aan zijn officiële einde.
82
Zelf audiomateriaal sampelen
5 6 7
Breng de cursor naar Edit Start en stel met de VALUE-regelaar het begin van het te wissen fragment in. Druk op [▲] of [®] om de afgebeelde golfvorm te vergroten en stel Edit Start met de VALUE-regelaar in op de plaats waar uw zangpartij net afgelopen is. Druk op [F3 (ZERO X)]. Druk op [PREVIEW] en luister goed of het afgebakende gebied geen zang meer bevat (dat mag niet het geval zijn). Zie ook “Meer details over de Preview-functie” op blz. 127 in het Referentiehandboek voor meer details over de luisterfunctie.
8
Met [▲], [▼], [√] en [®] kunt u de afgebeelde golfvorm vergroten en verkleinen (in-/uitzoomen), wat toelaat om de ingestelde posities nauwkeuriger te controleren.
Druk op [PART/s]. Nu verschijnt de tweede CUT&PASTE-pagina.
Met [F3 (ZERO X)] zorgt u dat de Start-positie zich op een plaats bevindt waar het niveau van de golfvorm “0” bedraagt. Begint u namelijk op een andere plaats te knippen, dan “hoor je” achteraf dat er geknipt is – en dat willen we hier vermijden.
Zoom-balk
9
Druk op [F3 (CUT)]. De data tussen Edit Start en Edit End worden nu verwijderd. Druk op [PREVIEW] om te controleren of het niet meer benodigde fragment daadwerkelijk is gewist.
10
Druk op [EXIT] om terug te gaan naar de WAVE EDIT-pagina.
Tempo van een Sample instellen Na het sampelen van een audiosignaal is het verstandig om aan te geven welk tempo de betreffende Sample hanteert. Dat kunt u doen door de maatsoort en het aantal tellen op te geven. Hier komt u te weten hoe dit werkt.
83
Gebruikershandboek
Nu moeten we instellen wat we gaan wegknippen (“Cut”). Dit duidt u aan met behulp van “Edit Start” (positie vanaf waar er gewist wordt) en “Edit End” (positie tot waar de data worden verwijderd). De data tussen de Edit Start- en Edit End-positie worden geïnverteerd afgebeeld.
Zelf audiomateriaal sampelen
Met deze handelingen stelt u het Original Tempo van uw Sample in. Dat is bijzonder belangrijk wanneer u de Sample synchroon met andere Samples wilt gebruiken. Voorwaarde hiervoor is echter dat de VP-9000 weet welk tempo de Sample echt heeft (stel dus niet zomaar een tempo in).
2
1 2
4
5
3
Kijk even of de WAVE EDIT-pagina voor Sample A001 wordt afgebeeld. Druk op [F2 (TEMPO)]. Nu verschijnt de TEMPO-pagina.
3
Breng de cursor met [▲], [▼], [√] of [®] naar de benodigde parameter en stel met de VALUE-regelaar de volgende waarde in: Time Sign Meas Beat
4
4/4 4 0
Druk op [F6 (CALC)]. De VP-9000 rekent nu het tempo voor u uit. Bepalend hiervoor zijn het opgegeven aantal maten en tellen evenals de maatsoort (zie hierboven). De berekende tempowaarde verschijnt rechts naast “New”. Die waarde geldt dan als “Original Tempo”.
5
84
Stel hier de lengte van uw Sample in. Aangezien het om een zanglijn gaat die vier 4/4/maten lang is, moet u de links getoonde waarden instellen.
Druk op [EXIT] om terug te keren naar de “WAVE EDIT”pagina.
Het Original Tempo en de basistoonhoogte (Original Pitch) worden ook op de “SAMPLE/COMMON Sample Info”-pagina afgebeeld blz. 71.
Zelf audiomateriaal sampelen
Gebruikershandboek
Encode: data klaarmaken voor het VariPhrase- en MIDI-gebruik De golfvormdata van uw Sample moeten nu eerst nog gecodeerd worden om er de toonhoogte, het tempo en de formant van te kunnen veranderen. Bovendien kunt u een Sample pas via MIDI aansturen nadat u hem gecodeerd hebt. Er bestaan drie coderingstypes. Hier gaan we SOLO gebruiken voor de zangpartij en ENSEMBLE voor de data van de audio-CD.
Solo: zangpartij coderen Een als SOLO gecodeerde Sample laat toe om de formant (blz. 47) in Realtime te veranderen. Dit zorgt voor een ander klankkarakter. Bovendien kunt u een als SOLO gecodeerde Sample met de Robot-functie (blz. 55) beïnvloeden zodat alle noten dezelfde toonhoogte hebben. Ga als volgt te werk:
2
1
Zorg dat de “WAVE EDIT”-pagina voor A001 wordt afgebeeld.
2
Druk op [F6 (
ENC)].
Het display beeldt nu de “ENCODE”-pagina af.
Event
3
Kies voor “Type” de SOLO-instelling. De data worden nu gecodeerd. Als u “Depth” niet verandert, wordt daarvoor de waarde 64 gehanteerd.
De “ ” symbolen boven de golfvorm noemen we “Events”. Die zijn belangrijk wanneer u de Kbd Map-parameter op EVENT zet (blz. 57) om de Sample-fragmenten aan verschillende toetsen toe te wijzen. De plaatsen van deze Events kunt u zelf instellen. “Depth” dient voor een automatische opsporing van alle plaatsen binnen een Sample waar de Attack (“aanzet”) beduidend sterker is dan elders binnen de Sample. Meer details hierover vindt u op blz. 196 in het Referentiehandboek.
85
Zelf audiomateriaal sampelen
4
4
Druk op [F6 (EXEC)]. Zodra de data gecodeerd zijn, beeldt het display weer de “SAMPLING Menu”pagina af. Gecodeerde data worden met behulp van het “ “ symbool aangeduid. “ ” symbool
Opgelet: Wanneer u een golfvorm na het coderen nog verder edit, worden de Encode-gegevens ervan weer gewist. Daarom verdwijnt het “ “ symbool dan weer. U moet de betreffende Sample dan ook na elke wijziging opnieuw coderen.
* Het coderen van de data kan even duren. * Wilt u de golfvorm toch niet coderen, druk dan op [F1 (ABORT)].
Kenmerken van de drie Encode-types SOLO:
Dit type is vooral geschikt voor monofone partijen (zang, blaasinstrumenten e.d.). Wanneer u een golfvorm volgens dit principe codeert, kunt u er achteraf de formant (blz. 47) beïnvloeden en gebruik maken van de Robot-functie (blz. 55). Ook SOLO gecodeerde Samples kunt u achteraf polyfoon (d.w.z. als akkoorden) spelen.
BACKING:
Dit principe is vooral bedoeld voor natuurlijk uitstervende geluiden met een duidelijke Attack (drums, percussie en gitaarakkoorden bv.).
ENSEMBLE:
Kies deze instelling voor geluiden met weinig of geen volumeveranderingen (“een lange Sustain”), zoals koor- en strijkersgeluiden. ENSEMBLE is het meest universeel bruikbare type van de drie.
* Wanneer u BACKING of ENSEMBLE kiest, kunt u de formant van de betreffende Sample niet veranderen en evenmin beroep doen op de Robot-functie.
86
Zie “Encode: VariPhrase-data van Samples maken” op blz. 195 in het Referentiehandboek voor meer details.
Zelf audiomateriaal sampelen
Golfvormdata van een audio-CD coderen
4
1 2
2 3
Zorg dat de “SAMPLING Menu”-pagina wordt afgebeeld.
Breng de cursor met [▼] naar “A002New Sample 1:—” en druk op [F6 (ENCODE)]. Het display beeldt nu de “ENCODE”-pagina af.
3
Gebruikershandboek
Nu gaan we de Sample met het CD-fragment coderen. Volgens de uitleg op de vorige pagina kiest u daarvoor het best het ENSEMBLE-coderingstype.
Wanneer u een Sample kiest die nog geen golfvormdata bevat, wordt [F6 (ENCODE)] met een stippellijn afgebeeld om duidelijk te maken dat er niets te coderen valt.
Breng de cursor naar “Type” en kies met de VALUE-regelaar de instelling ENSEMBLE. De data worden nu gecodeerd. Als u “Depth” niet verandert, wordt daarvoor de waarde 64 gehanteerd.
4
Druk op [F6 (EXEC)]. Zodra de data gecodeerd zijn, beeldt het display weer de “SAMPLING Menu”pagina af. Gecodeerde data worden met behulp van het “ “ symbool aangeduid. “ ” symbool
Opgelet: Wanneer u een golfvorm na het coderen nog verder edit, worden de Encode-gegevens ervan weer gewist. Daarom verdwijnt het “ “ symbool dan weer. U moet de betreffende Sample dan ook na elke wijziging opnieuw coderen.
* Het coderen van de data kan even duren. * Wilt u de golfvorm toch niet coderen, druk dan op [F1 (ABORT)].
Zie “Encode: VariPhrase-data van Samples maken” op blz. 195 in het Referentiehandboek voor meer details.
87
Zelf audiomateriaal sampelen
Eigen Samples gebruiken voor het spelen Eens u uw eigen Sample(s) hebt gecodeerd, kunt het (ze) vanop uw MIDI-klavier aansturen.
1
1
2
Opgelet: Kies het MIDIzendkanaal “1” op uw klavier e.d.
3,5
Druk op [SAMPLE]. Het display beeldt nu de “SAMPLE Play”-pagina af.
2
Kies Part 1 met [w/PART] of [PART/s].
3
Kies met de VALUE-regelaar “A001New Sample :—”.
4
Speel een C4 op uw MIDI-klavier. Speel daarna ook andere noten en gebruik de drie VARIPHRASE CONTROLregelaars voor het veranderen van de toonhoogte, snelheid en formant van uw sample.
5 6
Kies met de VALUE-regelaar “A002New Sample 1:—”. Speel een C4 op uw MIDI-klavier. Probeer ook hier andere toonhoogtes uit en draai even aan de VARIPHRASE CONTROL-regelaars tijdens het spelen.
88
Opgelet: De FORMANT/ GROOVE-regelaar kan hier niet voor het wijzigen van de formant worden gebruikt, omdat we deze Sample volgens het ENSEMBLE-principe hebben gecodeerd.
Zelf audiomateriaal sampelen
Wegschrijven van Samples naar een Zip
Een geëdite Performance wordt met een “*” aangeduid, terwijl u geëdite Samples aan het “E”-symbool herkent. Zodra u deze data echter naar een Zip wegschrijft, verdwijnen deze twee symbolen weer.
Opgelet: Formatteer nooit de bij de VP-9000 geleverde Zipschijf, omdat u dan alle fabrieksinstellingen en demodata wist.
Zip-schijf formatteren Nieuwe Zip-schijven of schijven, die u al op een ander apparaat hebt gebruikt, moet u eerst formateren alvorens ze met de VP-9000 te kunnen gebruiken. Pas daarna kunt u er data van de VP-9000 naar wegschrijven.
1
1
3
4
2
Stop een Zip-schijf in de drive. Uitwerptoets
2
Opgelet: Tijdens het formatteren worden alle eventueel op de Zip aanwezige data gewist. Controleer dus eerst of de schijf geen belangrijke data bevat.
U kunt zowel 100 MB- en 250MB-schijven gebruiken. Aangezien het wegschrijven naar een 100MB Zip-schijf ongeveer twee keer zo lang duurt als bij een 250MB-schijf, raden we aan om 250MB-schijven te gebruiken.
Druk op [DISK] en vervolgens op [PART/s]. Het display beeldt nu de “DISK Menu 2”-pagina af.
3
Druk op [F3 (FORMAT)]. Nu verschijnt de FORMAT-pagina.
4
Druk op [F6 (QUICK)]. Nu verschijnt de display-pagina waar u een naam of “Label” aan uw Zip-schijf kunt geven.
89
Gebruikershandboek
Waneer u de VP-9000 uitschakelt, worden alle data in zijn RAM-geheugen weer gewist. Hebt u die Samples en Performance later nog eens nodig, moet u ze eerst naar een Zip wegschrijven.
Zelf audiomateriaal sampelen
3
5 6
7,8,9 10
5
6
Breng de cursor met [√]/[®] naar het eerste teken van de Zipnaam dat u wilt wijzigen. Gebruik de VALUE-regelaar voor het invoeren van een teken.
U kunt ook op de VALUE-regelaar drukken om te zorgen dat de cursor naar het volgende teken springt. Dat werkt nog sneller.
De Volume-naam van de Zip-schijf kan maximaal 11 tekens bevatten. Voor het invoeren van een naam kunt u ook de volgende functieknoppen gebruiken: [F2 (JUMP)]: Druk hierop om achtereenvolgens “A”, “0” en “$” te kiezen. [F3 (INSERT)]: Invoeren van een spatie op de plaats van de cursor. [F4 (DELETE)]: Wissen van het teken dat door de cursor wordt aangeduid. Alle navolgende tekens verhuizen één positie naar links.
7
Druk op [F6 (FORMAT)], zodra u de naam ingevoerd hebt. Nu verschijnt de volgende vraag:
Druk op [F1 (CANCEL)] om de Zip toch niet te formatteren.
8
Druk op [F6 (FORMAT)] om de Zip te formatteren. Zodra de Zip-schijf geformatteerd is, verschijnt de melding “DISK Format Completed!”.
9 10
90
Druk op [F6 (ACCEPT)] om terug te keren naar de “FORMAT”pagina. Druk twee keer op [EXIT] om weer naar de oorspronkelijke display-pagina te gaan.
Zie ook “Formatteren van een Zip- of harde schijf” op blz. 204 in het Referentiehandboek.
Zelf audiomateriaal sampelen
Gebruikershandboek
Indien de boodschap “Write Protected.” tijdens het formateren verschijnt Deze boodschap betekent dat de Zip-schijf beveiligd is, zodat u er geen data naar kunt wegschrijven en ze evenmin kunt formatteren. Ziehier hoe u die beveiliging uitschakelt:
1. Druk op [EXIT] om naar het “DISK Menu 2” te gaan. 2. Druk op [F5 (PRTECT)]. 3. Druk op [F6 (PRTECT)]. De beveiliging is nu uitgeschakeld. 4. Druk op [EXIT] en vervolgens op [F3 (FORMAT)] om terug te gaan naar de FORMAT-pagina.
Data wegschrijven (Save) Samples wegschrijven Als u wilt, hoeft u niet meteen een volledige Performance naar een Zip-schijf weg te schrijven. U kunt namelijk ook enkel de aan de momenteel gekozen Part toegewezen Sample opslaan. Dat gaan we hier met uw gesampelde zangpartij doen. Die gaan we onder de naam “My Vocal :VOX” naar de Zip wegschrijven.
1
Opgelet: Schrijf uw eigen Samples nooit weg naar de bij de VP-9000 geleverde Zipschijf.
2
1
Druk op [SAMPLE] om naar de gelijknamige pagina te gaan.
2
Kies met de VALUE-regelaar “A001New Sample :—”.
91
Zelf audiomateriaal sampelen
3
3
7 4
8 10,11,12
5
6,9
Controleer even of de Zip-drive een geformatteerde Zip-schijf bevat en druk vervolgens op [DISK]. Het display beeldt nu het “DISK Menu 1” af. Indien echter de “DISK Menu 2”pagina verschijnt, moet u op [w/PART] drukken.
4
Druk eerst op [F2 (SAVE)] en vervolgens op [F2 (SAMPLE)]. Nu verschijnt de “FILENAME”-pagina waar u een naam kunt geven aan uw Sample.
5 6
Breng de cursor met [√]/[®] naar het eerste teken van de naam dat u wilt veranderen. Kies met de VALUE-regelaar het gewenste teken. De naam van een Sample kan maximaal 12 tekens bevatten. Voor het invoeren van namen kunt u ook de volgende knoppen gebruiken: [F2 (JUMP)]:
Druk hierop om achtereenvolgens “A”, “0” en “$” te kiezen.
[F3 (INSERT)]: Invoeren van een lijn op de plaats van de cursor. [F4 (DELETE)]: Wissen van het teken dat door de cursor wordt aangeduid. Alle navolgende tekens verhuizen één positie naar links. [F5 (SPACE)]: Dient voor het invoegen van een spatie op de plaats van de cursor. Verandert kleine letters in hoofdletters. [▲]: [▼]: Verandert hoofdletters in kleine letters.
92
U kunt ook op de VALUE-regelaar drukken om te zorgen dat de cursor naar het volgende teken springt. Dat werkt nog sneller.
Zelf audiomateriaal sampelen
7
Gebruikershandboek
Voer de naam “My Vocal” in en druk vervolgens op [F1 ( CATG)]. Nu verschijnt de pagina waar u de categorienaam voor de Sample kunt programmeren.
8
Druk op [F5 (PRESET)]. Het display beeldt nu een lijst van voorgeprogrammeerde categorienamen af.
9
Kies met de VALUE-regelaar “VOX”.
10
Druk op [F6 (OK)].
Opgelet: U kunt ook eigen categorienamen (3 letters) programmeren door gewoon de betreffende drie tekens in te voeren.
De categorie-pagina verdwijnt nu weer.
11
Druk op [F6 (OK)].
Zie ook “Sample- en categorienaam invoeren” op blz. 117 in het Referentiehandboek.
Ziezo, uw Sample heeft nu een naam en is ook al aan een categorie toegewezen. Nu verschijnt de display-pagina waar u kunt kiezen naar welke schijf de Sample moet worden weggeschreven. Als u het bestand toch niet wilt opslaan, moet u op [EXIT] drukken.
12
Druk op [F6 (SAVE)] om de data naar de Zip-schijf weg te schrijven. Zodra dat gebeurd is, beeldt het display weer de “SAMPLE Play”-pagina af. Zie ook “Performance/Samples/System-instellingen wegschrijven” op blz. 205 in het Referentiehandboek.
93
Zelf audiomateriaal sampelen
Naam van een Sample veranderen Tijdens het wegschrijven van een Performance worden ook alle Samples, die reeds golfvormdata bevatten en een geldige naam hebben, opgeslagen. Het is evenwel niet mogelijk om andere namen aan de Samples te geven alvorens deze –samen met de Performance– naar disk weg te schrijven. Indien nodig, moet u eerst de gewenste namen aan de Samples toekennen en pas daarna de Performance wegschrijven. Laten we de naam van de CD-Sample veranderen in “Audio CD :—”:
1
1
3
5
2
Druk op [SAMPLE]. Het display beeldt nu de “SAMPLE Play”-pagina af.
2
Kies met de VALUE-regelaar “A002New Sample 1:—”.
3
Druk eerst op [F1 (COMMON)] en vervolgens op [F1 (NAME)]. Het display beeldt nu de “SAMPLE COMMON Name”-pagina af.
4 5
94
Zie nu de stappen 5~11 op blz. 92 voor het invoeren van de naam en de categorie “Audio CD :—” voor deze Sample. Druk op [EXIT] om terug te gaan naar de “SAMPLE Play”pagina.
Opgelet: De volgende Sample-“namen” zijn “ongeldig”: • “NO WAVE DATA:---” (hoofd- of kleine letters) • “Namen” die enkel spaties bevatten.
Zelf audiomateriaal sampelen
Performance wegschrijven
1
1
Opgelet: De volgende “namen” kunt u hiervoor niet gebruiken: • “NEW PERFORMANCE” (hoofd- of kleine letters); • Een “naam” die enkel spaties bevat.
3 2
Kijk even of de Zip-schijf zich in de drive bevindt en druk op [DISK]. Het display beeldt nu de “DISK Menu 1”-pagina af.
2
Druk op [F2 (SAVE)]. Het display beeldt nu de “DISK Save Menu”-pagina af.
3
Voor het wegschrijven van uw Performances maakt u het best aparte mappen op de Zip-schijf e.d. aan. Op die manier kunt u namelijk alle data netjes in hun eigen map opslaan. Zie ook blz. 209 in het Referentiehandboek.
Druk op [F1 (PERFRM)]. Op de nu verschijnende pagina kunt u een naam geven aan uw Performance.
4 5
Zie de stappen 5 en 6 op blz. 92 voor het invoeren van de naam “MY PERFORMANCE”.
Opgelet: Een Performancenaam kan maximaal 16 tekens bevatten.
Druk op [F6 (OK)] zodra u de naam ingevoerd hebt. Nu verschijnt de display-pagina waar u kunt kiezen waar de Performance moet worden opgeslagen. Wilt u ze toch niet wegschrijven, dan moet u op [EXIT] drukken.
95
Gebruikershandboek
Laten we nu even doen alsof de zangfrase en het fragment van de audio-CD deel uitmaken van eenzelfde project/nummer. Die willen we dus samen naar een Zip e.d. wegschrijven – en de eenvoudigste manier om dat te doen is door meteen alle data als zgn. Performance weg te schrijven. Die Performance gaan we de toepasselijke naam “MY PERFORMANCE” geven.
Zelf audiomateriaal sampelen
6
Druk op [F6 (SAVE)]. Het display beeldt nu de volgende pagina af:
Dit betekent dat de Performance een Sample bevat met een naam die op de gekozen Zip-schijf al bestaat. Misschien herinnert u zich dat we de Sample met uw zangfrase al naar de Zip hebben weggeschreven – en die bestaat dus al op de Zip-schijf. Druk op [F5 (QUICK)] om enkel de Samples weg te schrijven die een originele (nog niet gebruikte) naam hebben. In ons geval wordt dus enkel de CD-Sample weggeschreven. Druk op [F6 (ALL)] om alle Samples in het RAM-geheugen van de VP-9000 samen met de Performance weg te schrijven. De Samples op de schijf, die dezelfde naam hebben als Samples, die u hierdoor opslaat, worden overschreven.
7
Druk op [F5 (QUICK)] om de data naar de Zip weg te schrijven. Zodra de data weggeschreven zijn, beeldt het display weer de “PERFORM Play”-pagina af.
96
Zie ook “Performance/Samples/System-instellingen wegschrijven” op blz. 205 in het Referentiehandboek.
Samples via MIDI kiezen
Samples via MIDI kiezen
Gebruikershandboek
Samples voor de Parts kunt u ook via MIDI kiezen, wat dus een handige afstandsbediening toelaat. Dit is mogelijk dankzij drie MIDI-commando’s: bankkeuze (CC00 en CC32) en programmakeuze. In dit hoofdstuk tonen we u hoe u bv. Sample A003 aan een Part kunt toewijzen.
1 2
Zorg dat de externe MIDI-stuurbron (klavier, sequencer e.d.) op het kanaal zendt van de VP-9000-Part waarvoor u een andere Sample wilt kiezen. Zie ook blz. 40. Zend nu eerst de waarde “70” voor CC00 (bankkeuze MSB) naar de VP-9000.
3
Zend nu de waarde “00” voor CC32 (bankkeuze LSB).
4
Zend programmanummer (PC) “3” naar de VP-9000. Terwijl u met de programmanummers 1~128 telkens een geheugen van een bank selecteert, dienen CC00 en CC32 voor het kiezen van de benodigde bank (A~H). Zie ook de volgende tabel: Sample-geheugen A001~A128 B001~B128 C001~C128 D001~D128 E001~E128 F001~F128 G001~G128
Banknummers MSB LSB 70 00 70 01 70 02 70 03 70 04 70 05 70 06
Opgelet: Als een bepaalde Part hetzelfde MIDI-ontvangstkanaal heeft als het controlekanaal van de VP-9000 (SYSTEM/MIDI General), heeft het controlekanaal voorrang. Een op dat MIDI-kanaal ontvangen programmanummer zorgt er dan voor dat alle Parts dezelfde Sample kiezen (zie ook blz. 201 in het Referentiehandboek).
Programmanummer 001~128 001~128 001~128 001~128 001~128 001~128 001~128
H001~H128 70 07 001~128 Nog een laatste opmerking: deze commando’s moeten altijd in de volgorde CC00 – CC32 – Programmakeuze worden verzonden.
Werken met een MIDI-instrument dat geen bankkeuze kan zenden Inmiddels is duidelijk dat u de banken A~H met CC32 (LSB) kiest, terwijl u ook de waarde “70” voor CC00 moet zenden. Wanneer u enkel een programmanummer zendt, kiest de betreffende Part een andere Sample (1~128) van de momenteel actieve bank. Het is dan echter niet mogelijk om een andere bank te kiezen. Dat zou u dus handmatig op de VP-9000 moeten doen. Meer details over de structuur van het RAM-geheugen vindt u onder: “Samples/golfvormen laden” op blz. 121 in het Referentiehandboek “Sampelen” op blz. 76 “Opgeruimd staat netjes (Sample-beheer)” op blz. 198 in het Referentiehandboek
97
Samples via MIDI kiezen
98
Referentiehandboek Eerst en vooral willen we u van harte bedanken dat u voor een VP-9000 van Roland, onze nieuwe en revolutionaire VariPhrase-processor, gekozen hebt.
Hoe lees je de handleidingen?
Afspraken voor deze handleiding • Woorden tussen [ ] slaan op knoppen op het frontpaneel. Voorbeeld: [PERFORM] slaat op de knop die “PERFORM” heet.
* * * * * * * *
Microsoft en MS-DOS zijn geregistreerde handelsmerken van Microsoft Corporation. Microsoft en Windows zijn geregistreerde handelsmerken van Microsoft Corporation. De officiële benaming van Windows® 3.1 is “Microsoft® Windows® operating system Version 3.1”. De officiële benaming van Windows® 95 is “Microsoft® Windows® 95 operating system”. De officiële benaming van Windows® 98 is “Microsoft® Windows® 98 operating system”. Macintosh en Mac OS zijn handelsmerken van Apple Computer, Inc. en als zodanig geregistreerd in de VS en andere landen. Alle in deze handleiding vermelde productnamen zijn handelsmerken of geregistreerde handelsmerken en eigendom van de betreffende rechtspersonen. Zip is een geregistreerd handelsmerk van Iomega Corporation.
© 2000 Roland Corporation. Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze handleiding mag, in welke vorm dan ook, openbaar worden gemaakt of gereproduceerd zonder de schriftelijke toestemming van ROLAND CORPORATION.
Belangrijke opmerkingen
Belangrijke opmerkingen
Lees, naast de overige voorzorgsmaatregelen aan het begin van deze handleiding, ook het volgende:
Voeding • Sluit de VP-9000 niet samen met apparaten, die ruis veroorzaken (zoals een elektrische motor of een regelbaar lichtsysteem), op eenzelfde stroomkring aan. • Alvorens de VP-9000 op andere apparaten aan te sluiten schakelt u best alle toestellen uit. Zo voorkomt u defecten en/of schade aan luidsprekers of andere apparaten.
Opstelling • Als u de VP-9000 gebruikt nabij een vermogensversterker (of een ander apparaat met grote transformators), kan er brom ontstaan. Orienteer de VP-9000 dan anders of verwijder hem van de interferentiebron. • De VP-9000 kan de radio- of TV-ontvangst verstoren. Gebruik hem niet in de nabijheid van dergelijke ontvangers. • Voor het gebruik van Zip-schijven moet u het volgende in de gaten houden. Zie bovendien “Behandeling van Zipschijven”. • Plaats de VP-9000 nooit in de buurt van apparaten die sterke magnetische velden genereren (bv. luidsprekers e.d.). • Plaats de VP-9000 altijd op een vlak en stevig oppervlak. • Zorg dat de VP-9000 nooit wordt blootgesteld aan trillingen terwijl de Zip-drive nog in gebruik is. • Gebruik de VP-9000 niet op een plaats die blootgesteld is aan de regen, of in een andere vochtige omgeving.
Onderhoud • Gebruik voor een gewone schoonmaakbeurt een zachte droge doek of een lichtjes met water bevochtigde doek. Gebruik voor hardnekkig vuil een doek met een mild, niet-bijtend schoonmaakmiddel. Veeg de VP-9000 nadien goed af met een zachte droge doek. • Gebruik nooit benzine, thinner, alcohol of gelijk welk oplosmiddel om verkleuring of vervorming te voorkomen.
Bijkomende voorzorgen • Gelieve er rekening mee te houden dat de inhoud van het geheugen onherroepelijk verloren kan gaan ten gevolge van een defect of een foute bediening van de VP-9000. Daarom raden we aan om van belangrijke data regelmatig een Backup te maken op een Zip-schijf of een andere externe datadrager. • Jammer genoeg kan het gebeuren dat de data op een Zipschijf of een andere datadrager niet meer kunnen worden hersteld wanneer ze eenmaal gewist zijn. Roland Corporation is niet aansprakelijk voor zulk dataverlies.
100
• Ga voorzichtig tewerk wanneer u de knoppen, regelaars en andere bedieningsorganen, en de aansluitingen van de VP-9000 gebruikt. Ruw omgaan met deze dingen kan defecten veroorzaken. • Sla of druk nooit op het display. • Neem bij het aan- en afkoppelen van de kabels steeds de connector zelf vast – trek nooit aan de kabel. Zo voorkomt u kortsluitingen en schade aan de aders. • Tijdens het gebruik wordt de VP-9000 warm. Dit is volkomen normaal. • Om uw buren niet te storen houdt u het volume best op een redelijk niveau. U kunt ook een hoofdtelefoon gebruiken zodat u zich geen zorgen hoeft te maken over de mensen rondom u (vooral in de late uren). • Om de VP-9000 te transporteren gebruikt u best de oorspronkelijke verpakking (inclusief opvulling). Anders dient u te zorgen voor een gelijkwaardige verpakking of een degelijke flightcase e.d. • Gebruik Roland-kabels voor de aansluitingen. Als u een kabel van een ander merk gebruikt, let dan op het volgende: • Sommige verbindingskabels bevatten weerstanden. Sluit op de VP-9000 geen kabels aan die weerstanden bevatten. Anders is het mogelijk dat het geluid niet of nauwelijks hoorbaar is. Voor meer informatie over de kabels wendt u zich best tot de fabrikant van de betreffende kabel.
Behandeling van Zip-schijven Dingen i.v.m. de Zip-drive • Plaats de VP-9000 altijd op een vlak en stevig oppervlak. Als de VP-9000 onder een hoek moet worden geplaatst, mag die niet groter zijn dan het toegelaten bereik. • Na het verplaatsen van de VP-9000 van een koude en/of vochtige plaats naar warmere oorden gebruikt u hem best niet meteen. Het is namelijk waarschijnlijk dat er condensatie optreedt in de Zip-drive. Het verdient dan ook aanbeveling om de VP-9000 in te schakelen en minstens een uur te wachten alvorens een Zip-schijf in de drive te steken. • Druk de benodigde Zip-schijf voorzichtig, maar vastberaden in de drive tot hij vastklikt. Om de Zip-schijf uit te werpen moet u op de uitwerptoets van de drive drukken. • Probeer de Zip-schijf nooit uit de drive te halen, terwijl de VP-9000 er data van leest c.q. naar wegschrijft. Dit zou niet alleen de Zip-schijf zelf, maar ook de drive kunnen beschadigen. • Haal de Zip-schijf uit de drive alvorens de VP-9000 in of uit te schakelen. • Om de Zip niet onnodig te beschadigen, moet u hem verticaal houden, terwijl u hem in de drive stopt. Druk een Zip-schijf nooit met geweld in de drive. • Om schade aan de drive te voorkomen mag u enkel Zipschijven in de Zip-drive steken. Probeer nooit een floppy of andere metalen voorwerpen in de drive te steken.
Belangrijke opmerkingen
Behandeling van Zip-schijven • Een Zip bevat een plastic-schijf met een dunne magnetische laag voor het opslaan van data. Deze opslag vereist een grote nauwkeurigheid. Daarom dient u tijdens het gebruik van Zip-schijven de volgende dingen in de gaten te houden: • Raak nooit het magnetisch oppervlak binnenin de Zip aan. • Bewaar Zip-schijven nooit op stoffige of vuile plaatsen op. • Stel Zip-schijven nooit bloot aan extreme temperaturen (laat ze nooit in de zon of in een gesloten auto liggen). De toegelaten temperatuur bedraagt –22°~51°C.
Behandeling van CD-ROMs • Behandel CD-ROMs altijd met de nodige zorg om te voorkomen dat er krassen op de datakant ontstaan. Verkraste CD-ROMs kunnen namelijk niet meer gelezen worden. Vermijd bovendien plekken op de datakant. Maak de CD-ROM, indien nodig, schoon met een reinigingsproduct voor CDs.
Copyright • Het opnemen, verdelen, de verkoop of het verhuren, opvoeren in het openbaar en uitzendingen van beschermd materiaal zijn niet toegestaan zonder de schriftelijke toestemming van de rechthebbende (dit slaat zowel op audio- als op videodata). • De VP-9000 laat de opname van audiosignalen in het digitale domein toe zonder kopieerbeveiliging (SCMS). Dit is het geval omdat de VP-9000 voor de produktie van origineel muziekmateriaal is bedoeld. Voorwaarde hiervoor is echter dat u dit enkel doet met niet beschermd materiaal of uw eigen composities. (SCMS is een beveiligingssysteem dat maar één digitale kopie van een CD, MD e.d. toelaat.) Roland is niet aansprakelijk voor inbreuken op de copyright-wetgeving die u met de VP-9000 pleegt. Dit doet u volledig voor eigen rekening.
• Roland Corporation of haar distributeurs kunnen niet aansprakelijk worden gesteld voor het verlies van data en de daarmee gepaard gaande directe of indirecte financiële en andere schade, indien dit te wijten is aan een verkeerd gebruik van de VP-9000 of een defect. In geen enkel geval zal Roland de opgelopen schade of gemaakte uitgaven vergoeden voor projecten waarbij de VP-9000 werd gebruikt. • Omwille van technische en mechanische beperkingen kan het gebeuren dat de VP-9000 niet compatibel is met de daarop aangesloten apparaten. Roland kan niet aansprakelijk worden gesteld voor de gevolgen van een dergelijke incompatibiliteit. • Deze beperking van aansprakelijkheid geldt in alle gevallen, dus ook wanneer u vooraf niet werd gewaarschuwd voor eventuele problemen of incompatibiliteit.
Licentieovereenkomst • De VP-9000 en de mogelijkheid om er CD-Rs mee te branden zijn uitsluitend bedoeld voor het vervaardigen van originele werken die berusten op origineel audiomateriaal of audiomateriaal waarvoor u een schriftelijke toestemming van de eigenaar hebt om het te gebruiken. Zonder beperkend te zijn, slaat dit op audiomateriaal afkomstig van CD, MD, cassettes en andere datadragers. Beschermd materiaal mag u enkel gebruiken voor privédoeleinden. U mag het niet verveelvoudigen, verkopen, verhuren of op eender welke andere manier tegen betaling –of met het oog op persoonlijke financiële vergoeding van gelijk welke aard– verdelen. Alle juridische consequenties voor de minachting van deze bepalingen zijn voor eigen rekening en kunnen niet ten laste worden gelegd van Roland Corporation of haar distributeurs. Raadpleeg een copyright-specialist of een officieel erkende vereniging voor meer details inzake het auteursrecht en de copyright-bepalingen.
101
Referentiehandboek
• Stel Zip-schijven nooit bloot aan sterke magnetische velden. Leg ze nooit in de buurt van zware transformatoren of luidsprekers. • Kleef het etiket altijd op de daarvoor voorziene plaats en zorg dat het nergens los kan komen te zitten. Als het etiket namelijk los komt, kan het gebeuren dat u de Zip niet meer uit de drive kunt halen. • Bewaar Zip-schijven altijd op een veilige plaats en steek ze na gebruik weer in hun doos (indien aanwezig). Stof, vloeistoffen en plekken kunnen een Zip namelijk onleesbaar maken.
Beperking van aansprakelijkheid
Belangrijkste kenmerken van de VP-9000
Belangrijkste kenmerken van de VP-9000
De VP-9000 VariPhrase Processor is een nieuwe klankbron die toelaat om de toonhoogte (Pitch), weergavesnelheid (Time), de klankkleur (Formant) en het ritme (Groove) van audiomateriaal in Realtime te beïnvloeden. Deze controle kunt u hetzij met de regelaars van de VP-9000 zelf of via MIDI uitoefenen. De kwaliteit van de bewerkingen situeert zich op elk moment op een professioneel (studio) niveau.
Talrijke intuïtieve functies voor het editen van Samples
Geavanceerde klankbron
De VP-9000 laat toe om in stereo te sampelen. Bij levering bevat omvat zijn RAM-geheugen 8MB, wat goed is voor 25 seconden in stereo of 50 seconden in mono. Met vier 32MB SIMMs kunt u het RAM-geheugen echter uitbreiden tot 136 MB. Dit brengt de totale geheugencapaciteit op ongeveer 7 minuten in stereo en 14 minuten in mono. De maximale lengte van een Sample bedraagt echter 25 seconden (stereo) of 50 seconden (mono).
De nieuwe klankbron van de VP-9000 berust op de unieke VariPhrase-technologie van Roland, waarvoor er inmiddels een patent werd aangevraagd.
Realtime-controle van audiofrasen Via aparte regelaars kunt u de toonhoogte, snelheid, klankkleur en/of het ritme van gesampeld audiomateriaal beïnvloeden (zie blz. 142). U kunt tot zes Samples tegelijk afspelen en beïnvloeden. Deze controle is tevens mogelijk via MIDI.
MIDI-controle De verschillende audio-aspecten kunnen tevens via MIDI worden beïnvloed. Hiervoor kunt u een MIDI-klavier, een sequencer, een computer en gelijk welke andere stuurbron gebruiken die de benodigde MIDI-commando’s kan zenden.
Synchronisatie van Samples met afwijkende toonhoogtes en tempo’s U kunt voor alle Samples van een Performance instellen dat ze het tempo en de toonaard van de Performance volgen, wat het gebruik van materiaal van verschillende origine aanzienlijk vereenvoudigt (zie blz. 138). Bovendien kunt u zelfs de benodigde Samples via MIDI kiezen, namelijk met zgn. programmakeuze-commando’s (blz. 125).
Dankzij de weergave van de golfvorm en een aantal eenvoudig te gebruiken –maar desondanks krachtige– editfuncties kunt u snel het gewenste audioresultaat bereiken (zie blz. 184).
Sampelen in stereo
Resampling Het is ook mogelijk om de Samples in het RAM-geheugen van de VP-9000 opnieuw te sampelen, terwijl u ze in Realtime beïnvloedt. Dit is één van de krachtigste functies van de VP-9000 (zie blz. 187).
Ondersteunt verschillende dataformaten Naast bestanden in het VP-9000-formaat kunt u golfvormdata in verschillende formaten laden (CD-ROM: de bijgeleverde CD-ROM, de Roland VP-CD-serie, Roland L-CD-serie, Roland L-CDP-serie en AKAI S1000-serie). U kunt echter ook AIFF- en WAVE-bestanden laden (blz. 120). (Ondersteunde sampling-frequenties: 48, 44.1, 32, 30, 24, 22.05, 16, 15, 11, 8 kHz; 8 of 16 bit.)
Ingebouwde Zip-drive De VP-9000 is voorzien van een 250MB Zip-drive die het gebruik van 100MB en 250MB Zips toelaat.
Met één Sample komt u een heel eind
Twee soorten SCSI-connectors
Voor het eerst hebt u genoeg aan één Sample om een groot aantal noten te spelen zonder dat dit hoorbare gevolgen voor de klankkwaliteit heeft. U hoeft dus niet voor elke noot (of alle twee noten) een aparte Sample op te nemen.
De VP-9000 is voorzien van een 25-pins D-Sub (SCSI-A) en een 50-pins SCSI-connector (SCSI-B), zodat u ook externe Zip-drives, harde schijven en CD-ROM drives kunt gebruiken.
Pientere DSP-effecten
Zes individuele uitgangen
Dankzij een hoogwaardige DSP (Digital Signal Processor) kunt u kiezen uit 40 verschillende effecttypes (of algoritmen) en telkens één daarvan naast het Reverb- en Chorus-effect gebruiken. U beschikt dus over drie effecten (zie blz. 151).
Naast de stereo-uitgangen biedt de VP-9000 zes individuele uitgangen. Alle analoge in- en uitgangen zijn symmetrische 1/4”-jacks.
Robot-functie Dankzij de Robot-functie kunt u toonhoogte-variaties van een Sample teniet doen. Dit laat toe om een Sample te gebruiken voor het spelen van volledig nieuwe melodieën (zie blz. 131).
102
Digitale in- en uitgangen Verder zijn er twee soorten digitale in- en uitgangen die het zenden en ontvangen van audiodata met een sampling-frequentie van 48, 44.1 en 32 kHz toelaat.
Bedieningsorganen en aansluitingen Bedieningsorganen en aansluitingen
D
A
B
Zip-drive Hier moet u de bijgeleverde of een andere Zip-disk insteken. U kunt zowel 100MB als 250MB Zip-schijven gebruiken.
SYSTEM-knop Hiermee kiest u de System-mode (blz. 115).
DISK-knop
B
Druk op deze knop om de Disk-mode te selecteren (blz. 115). Door hem samen met de [UTILITY]-knop in te drukken roept u de Demo-mode op (Gebruikershandboek, blz. 11).
VOLUME-regelaar
D
Hiermee stelt u het volume van de signalen in die via de MAIN OUT-connectors, en de PHONES-aansluitingen worden uitgestuurd.
Display
PHONES-aansluiting Hier kunt u een optionele hoofdtelefoon aansluiten (blz. 109). Gebruik liefst een hoofdtelefoon van Roland of anders een model met een impedantie tussen 32 en 600Ω.
REC LEVEL-regelaar Hiermee bepaalt u het opnameniveau van het via AUDIO IN ontvangen signaal tijdens het sampelen (blz. 186).
AUDIO IN-aansluiting
Hier vindt u alle informatie i.v.m. de instellingen van de partameters of de gekozen functie.
E F1~F6 knoppen (functieknoppen) De functies van deze knoppen verschillen naar gelang de gekozen display-pagina. De naam van de functies wordt telkens boven deze knoppen in het display afgebeeld.
w/PART, PART/s
Hier kunt u een microfoon of andere signaalbron aansluiten voor het sampelen (er zijn tevens stereo-ingangen op het achterpaneel). Gebruik uitsluitend een dynamische microfoon (blz. 185).
Met deze knoppen kunt u de telkens benodigde Part kiezen. Soms vindt u links en rechts van de gekozen display-pagina nog andere pagina’s. In dat geval lichten de indicators van deze knoppen op om aan te geven dat u die pagina’s met de Part-knoppen kunt kiezen.
C
MIDI MESSAGE/BACKLIGHT SAVER
PERFORM-knop Hiermee selecteert u de Performance-mode (blz. 115).
SAMPLE-knop Hiermee kiest u de Sample-mode (blz. 115).
Deze indicator licht in het groen op wanneer de VP-9000 MIDI-commando’s ontvangt. Als u langer dan de voor “Backlight Saver” (blz. 200) ingestelde tijd geen bedieningsorgaan op het frontpaneel hebt gebruikt, dooft de displayverlichting. In dat geval knippert deze indicator in het rood.
SAMPLING-knop Druk op deze knop om de Sampling-mode op te roepen (blz. 115).
UTILITY-knop Hiermee kiest u de Utility-mode (blz. 115).
103
Referentiehandboek
A
E
C
Bedieningsorganen en aansluitingen
G (VARIPHRASE-REGELAARS)
G
F
PITCH-regelaar (C1) Hiermee kunt u de toonhoogte veranderen.
TIME-regelaar (C2) Hiermee kunt u de weergavesnelheid veranderen.
FORMANT/GROOVE-regelaar (C3) Hiermee kunt u de klankkleur (formant) van bepaalde Samples en de ritmische indeling (Groove) van andere Samples beïnvloeden.
H
* U kunt voor elke regelaar instellen welke parameter(s) hij moet beïnvloeden (blz. 142). De hierboven vermelde functies gelden enkel meteen na het inschakelen van de VP-9000.
I
F EXIT-knop Druk op deze knop om naar de vorige display-pagina terug te keren (blz. 116).
SHIFT-knop Deze knop moet u samen met andere knoppen gebruiken. sommige knoppen hebben namelijk ook een grijze benaming. En die functies kunt u kiezen wanneer u [SHIFT] ingedrukt houdt, terwijl u op de betreffende knop drukt.
H PREVIEW-knop Druk op deze knop om de geselecteerde Sample af te spelen (blz. 126).
KNOB-regelaar Druk op deze knop om de mate in te stellen waarin de regelaars de parameters beïnvloeden (blz. 144).
GROOVE-knop Druk op deze knop om de Groove in te stellen (blz. 147).
VALUE-regelaar
MULTI-knop
Hiermee kunt u waarden instellen. U kunt hem indrukken en eraan draaien of [SHIFT] ingedrukt houden, terwijl u eraan draait om de waarde sneller te veranderen.
Hiermee schakelt u het multi-effect in of uit (blz. 149).
DEC/–, INC/+ knoppen Met deze knoppen kunt u eveneens waarden instellen. Houd de ene knop ingedrukt, terwijl u op de andere drukt, om de waarde sneller te veranderen (blz. 116).
√, ®, ▲, ▼ knoppen (cursorknoppen) Met deze knoppen kunt u de cursor naar de gewenste parameter brengen (blz. 116). Op de “PERFORM Play”-pagina kunt u met [▲][▼] de System Octave Shift-instelling wijzigen (blz. 202). Op de “SAMPLE Play”-pagina kunt u de Loop-functie met [▲][▼] in- en uitschakelen (blz. 131). In de Sampling-mode wordt soms de golfvorm van de gekozen Sample afgebeeld. In dat geval laten deze knoppen toe om de golfvorm-afbeelding te vergroten of te verkleinen (blz. 190).
104
CHORUS-knop Hiermee schakelt u de Chorus in of uit (blz. 149).
REVERB-knop Hiermee schakelt u de galm in of uit (blz. 149).
I POWER-knop Hiermee schakelt u de VP-9000 in en uit.
Bedieningsorganen en aansluitingen
J
K
L
M
O
N N
AC-aansluiting
MIDI-aansluitingen
Sluit hier het bijgeleverde netsnoer aan.
K
Via deze connectors kunt u de VP-9000 met externe MIDIinstrumenten, een sequencer of een computer verbinden. Gebruik hiervoor uitsluitend MIDI-kabels (blz. 109).
STEREO INPUT-aansluitingen
IN: via deze aansluiting ontvangt de VP-9000 MIDI-commando’s.
Sluit hier een CD- of MD-speler aan om dat signaal te kunnen sampelen. Als het niveau te laag is, moet u de GAINschakelaar op “–20dB” zetten. Als het niveau van de CD-speler te hoog is, moet u de GAIN-schakelaar op “+4 dB” zetten.
L OUTPUT Verbind deze aansluitingen met een versterker of mengpaneel (blz. 109). De toewijzing van de uitgangen kunt u op de pagina maken waar u ook de “routing” van de effecten instelt (blz. 149). DIRECT OUT 1, 2-aansluitingen Via deze uitgangen wordt het signaal hetzij helemaal zonder, hetzij enkel met het multi-effect uitgestuurd. MAIN OUT-uitgangen Via deze uitgangen wordt het uitgangssignaal in stereo uitgestuurd. Als uw versterker e.d. mono is, hoeft u enkel de L/ Mono-connector aan te sluiten.
M SCSI-aansluitingen Hier kunt u een SCSI-apparaat aansluiten (Zip-drive, CD-R/ RW, harde schijf). Er zijn twee verschillende SCSI-types: een D-Sub 25-pins (SCSI-A) en een Amphenol 50-pins (SCSI-B). Als de VP-9000 het eerste of laatste apparaat in uw SCSIketen is, moet u de TERMINATOR-schakelaar in de ONpositie zetten. Kies altijd een SCSI-nummer dat u nog aan geen ander SCSI-apparaat gegeven hebt (blz. 108). Elk SCSI ID mag binnen de SCSI-keten maar één keer worden gebruikt.
OUT: via deze aansluiting worden MIDI-commando’s naar andere apparaten verzonden. THRU: via deze aansluiting zendt de VP-9000 de via MIDI IN ontvangen commando’s weer uit.
O DIGITAL AUDIO INTERFACE Via deze aansluitingen kunt u de VP-9000 met externe digitale audio-apparaten verbinden. Via IN worden digitale audiosignalen ontvangen, via OUT zendt de VP-9000 zijn eigen signalen naar de buitenwereld (blz. 109). De toewijzing van deze uitgangen is eveneens instelbaar (blz. 149). IN: Via deze aansluitingen (coax en optisch) kan de VP-9000 digitale audio-signalen ontvangen. U kunt telkens maar één van beide gebruiken. Dit zijn stereo-connectors. OUT: Via deze aansluitingen (coax en optisch) zendt de VP-9000 zijn eigen audiosignalen. Deze stereo-uitgangen kunnen wel samen worden gebruikt, maar zenden wel telkens hetzelfde signaal. * De optische aansluitingen zijn voorzien van een kapje dat u enkel mag verwijderen wanneer u een kabel op de betreffende connector aansluit. * Laat de kappen nooit op een plaats liggen waar kinderen ze vinden en ermee kunnen spelen. Let er vooral op dat kleine kinderen de kappen niet inslikken.
105
Referentiehandboek
J
1. Voorbereidingen
Voorbereidingen
Controle van de accessoires De VP-9000 wordt geleverd met de volgende dingen. Controleer na het uitpakken of alles in de doos zit: • De VP-9000 zelf • Netsnoer • Handleidingen (2x Engels, 1x Nederlands) • Zip-schijf met demomateriaal • Sound Library CD-ROM
Testen van het RAM-geheugen (SIMM Diagnosis) U kunt het RAM-geheugen (d.w.z. het beschikbare werkgeheugen) van de VP-9000 ook testen om te kijken of alles naar behoren werkt. Deze test moet u doorvoeren na het installeren van nieuwe SIMMs of wanneer er een foutmelding i.v.m. het RAM-geheugen wordt afgebeeld. * Tijdens het uitvoeren van deze test worden alle data in het RAMgeheugen gewist. Als u de data in het interne geheugen dus nog nodig hebt, moet u ze wegschrijven (blz. 205).
1. Druk op [UTILITY] (indicator licht op).
Meer RAM-geheugen installeren Meer details over het installeren van bijkomende SIMMs vindt u op blz. 19 in het Gebruikershandboek. Hoe u de SIMMs weer uitbouwt, vindt u op blz. 21.
2. Als het display nu de “UTILITY Menu1”-pagina afbeeldt, moet u op [PART/s] drukken. U moet namelijk de “UTILITY Menu2”-pagina hebben. 3. Druk op [F2 (DIAG)]. Het display beeldt de “UTILITY SIMM Diagnosis”-pagina af.
Controleren van de RAMcapaciteit Als alle bijkomende SIMMs naar behoren zijn geïnstalleerd, wordt de bijkomende capaciteit ook in het display afgebeeld. Dit kunt u op de volgende manier controleren: 1. Druk op [UTILITY] (indicator licht op). Het display beeldt de “UTILITY Menu1”-pagina af. Als de “UTILITY Menu2”-pagina verschijnt, moet u op [w/PART] drukken. 2. Druk op [F6 (MEMORY)].
Om deze pagina te verlaten zonder de diagnose uit te voeren moet u op [EXIT] drukken. 4. Druk op [F6 (EXEC)] om de test te starten. Zodra de diagnose beëindigd is, wordt ongeveer de volgende pagina afgebeeld. “OK” betekent dat de betreffende SIMM naar behoren werkt. “NG” betekent dat de betreffende SIMM niet deugt of fout/helemaal niet geïnstalleerd is.
Nu verschijnt de “UTILITY Memory Information”-pagina. De bijkomende capaciteit wordt in de linker kolom afgebeeld. Voor slots, die geen (of een foute) SIMM bevatten, wordt er “0 MB” afgebeeld. 5. Druk op [F6 (ACCEPT)]. Het display beeldt nu de “PERFORM Play”-pagina af. 3. Druk twee keer op [EXIT] om terug te keren naar de “PERFORM Play”-pagina. * Als u zeker weet dat een slot, waarvoor er “0MB” wordt afgebeeld, een SIMM bevat, moet u de VP-9000 uitschakelen. Zie hiervoor “Uitschakelen” op blz. 29 in het Gebruikershandboek. Sluit de betreffende SIMM daarna opnieuw aan. Zie ook blz. 19.
106
* SIMMs waarvoor “NG” wordt afgebeeld kunt u niet met de VP-9000 gebruiken. Schakel de VP-9000 dus uit (zie blz. 29) en verwijder de betreffende SIMM.
Voorbereidingen
SCSI-apparaten aansluiten Als u golfvormdata van een externe datadrager (CD-ROM met klanken en frasen) wilt laden of data naar een MO, harde schijf of externe Zip wilt wegschrijven, hebt u nog een optioneel extern SCSI-apparaat nodig. SCSI-apparaten zijn betrekkelijk gevoelig voor foute aansluitingen of een foute bediening. Dat leidt niet enkel tot overdrachtsfouten, maar zou de communicatie helemaal onmogelijk kunnen maken. Voor het aansluiten neemt u er dus best ook de handleiding van het externe SCSI-apparaat bij.
Dit is een apparaat dat niet alleen toelaat om data van een CD-ROM te lezen, maar ook om er data naar weg te schrijven. “RW” staat voor “Rewritable” d.w.z. een CD-ROM die u een aantal keren kunt overschrijven.
Dingen die u voor het aansluiten moet weten Soorten SCSI-kabels en -aansluitingen De VP-9000 is met twee verschillende SCSI-connectors uitgerust: een D-Sub 25-pins (SCSI-A) en een Amphenol 50-pins (SCSI-B). Beide zijn vrouwelijk.
Wisselschijven (Revovable Disks) verwijzen naar datadragers die u uit de drive kunt halen (bv. Zip e.d.).
SCSI-apparaten die u kunt gebruiken U kunt de volgende SCSI-apparaten aansluiten:
Zip-drives Dit is een drive die dezelfde schijven hanteert als de interne Zip-drive. Het gaat om een snelle en betrouwbare datadrager die tegen stof en zelfs fysieke schokken bestand is. Zip-schijven, die u nog nooit eerder met de VP-9000 gebruikt hebt, moet u eerst formatteren (blz. 204). * 100MB Zip-schijven schrijven data ongeveer twee keer trager weg dan 250MB-schijven. Gebruik dus liefst altijd 250MB-schijven.
Harde schijven Harde schijven zijn in de regel nóg sneller dan een Zip-drive of andere wisselschijven. Bovendien is de capaciteit vele maken groter (ettelijke gigabytes). Omdat u de harde schijf zelf echter niet zonder meer uit de behuizing kunt halen, lijken harde schijven eerder geschikt voor “vaste installaties”.
Sluit de VP-9000 via een geschikte SCSI-kabel op het externe apparaat aan. Controleer, voordat u een kabel koopt, welk type aansluiting u nodig hebt. * Zorg altijd dat de SCSI-kabels zo kort mogelijk en bovendien afgeschermd zijn. Verder moet hun impedantie compatibel zijn met de SCSI-standaard (110Ω ±10%). * De totale lengte van alle SCSI-kabels in uw keten mag niet groter zijn dan 6,5m.
Over SCSI-ketens Er zijn acht SCSI IDs (d.w.z. adressen), wat dus betekent dat u maximaal zeven externe SCSI-apparaten op de VP-9000 kunt aansluiten. Deze apparaten kunt u “doorlussen”. Veruit de meeste SCSI-apparaten zijn van twee SCSI-connectors voorzien die u –in de regel– zowel als ingang en als uitgang kunt laten fungeren. SCSI-apparaten moet u als zgn. keten op elkaar aansluiten. Dit wordt ook wel Daisy Chain genoemd.
* Het is zonder meer mogelijk om één harde schijf vanop twee VP-9000 aan te spreken. Zorg er echter wel voor dat u nooit tegelijkertijd data van de twee VP-9000’s naar de harde schijf wegschrijft of van de harde schijf laadt. * Anderzijds is het niet slim om een harde schijf zowel via de VP-9000 als een computer aan te spreken. Sommige computers lezen de inhoud van de harde schijf namelijk op vastgestelde tijdstippen, zodat er bij het wegschrijven van VP-9000-data wel eens een conflict zou kunnen ontstaan.
CD-ROM Dit is een apparaat dat toelaat om klankbibliotheken op CDROM aan te spreken en de betreffende data te lezen.
Datadrager 1 (harde schijf e.d.)
VP-9000
Datadrager 2 (Zip e.d.)
Datadrager 7 (CD-R/RW e.d.)
Over “Terminators” SCSI-apparaten moeten altijd weten waar de keten begint en waar ze eindigt, omdat het signaal anders “in het oneindige” zou verdwijnen. Daarom moeten het eerste en het laatste apparaat van de keten van een weerstand worden voorzien, die Terminator heet. Sommige apparaten bevatten al een Terminator-schakeling die u aan en uit kunt zetten. Andere Terminators zijn “extern” en zien eruit als een geamputeerde SCSI-kabel (eigenlijk alleen de stekker) die u op de tweede
107
Referentiehandboek
SCSI (uitgesproken “scazzie” of “skoezie”) is de afkorting voor “Small Computer System Interface”. Dit is een overdrachtsprotocol dat toelaat om massa’s data op betrekkelijk korte tijd naar andere apparaten te kopiëren.
CD-R/RW
Voorbereidingen
SCSI-aansluiting van het (eerste en) laatste apparaat moet schuiven. De Terminator-schakelaar van de VP-9000 vindt u op het achterpaneel:
SCSI-aansluitingen Lees eerst “Dingen die u voor het aansluiten moet weten” op blz. 107 en sluit de SCSI-apparaten daarna volgens één van de volgende voorbeelden aan. Schakel de VP-9000 en de overige apparaten altijd uit alvorens één van de volgende dingen te doen:
Als u een externe Terminator moet gebruiken, kiest u het best een actieve Terminator. Dat vereist tevens dat u de Terminator-voeding van het betreffende apparaat (indien aanwezig) inschakelt. Zie hiervoor de handleiding van het gebruikte SCSI-apparaat. * Op bepaalde apparaten is de Terminator-schakelaar altijd ingeschakeld (d.w.z. dat de Terminator actief is). Dergelijke Terminators moet u helemaal vooraan (ene uiteinde) of achteraan (andere uiteinde) in de SCSI-keten plaatsen. * Gebruik nooit een “dubbele afsluiting”. Sluit dus nooit een externe Terminator aan op een apparaat dat een (ingeschakelde) interne Terminator bevat.
• Maken/verbreken van een SCSI-aansluiting. • In-/uitschakelen of plaatsen/verwijderen van een Terminator. • Instellen van het SCSI ID-nummer. * Zie “Uitschakelen” op blz. 29 in het Gebruikershandboek voor de juiste procedure tijdens het uitschakelen.
Aansluitingsvoorbeelden Eén extern SCSI-apparaat aansluiten Terminator AAN Terminator AAN
SCSI ID-nummers In een SCSI-keten moet elk apparaat zijn eigen adres hebben dat door geen enkel ander apparaat in de keten wordt gebruikt. Dit betekent dat u een SCSI ID-nummer tussen “0” en “7” moet instellen. Wanneer twee apparaten hetzelfde SCSI-nummer hanteren, kan de VP-9000 de betreffende apparaten niet herkennen. Bij levering staat het SCSI IDnummer van de VP-9000 ingesteld op “1”. Geen enkel ander apparaat in de keten mag dus dit nummer gebruiken.
Als u het SCSI ID op een bepaald apparaat niet kunt instellen en als dat apparaat nu net op “1” staat ingesteld, moet u het SCSI ID-nummer van de VP-9000 veranderen. Schakel de VP-9000 en de overige SCSI-apparaten dan eerst uit en stel de ID-regelaar achterop de VP-9000 in op een nummer dat geen enkel ander apparaat gebruikt.
SCSI ID "0" Datadrager 1
Twee of meer externe SCSI-apparaten (1) Ziehier een voorbeeld wanneer de Terminator van de VP-9000 ingeschakeld is. Terminator AAN
Terminator UIT
Terminator AAN
VP-9000 SCSI ID "1"
Datadrager 1 SCSI ID "0"
Datadrager 2 SCSI ID "2"
Twee of meer externe SCSI-apparaten (2) Ziehier een voorbeeld wanneer de Terminator van de VP-9000 uitgeschakeld is. Terminator AAN Terminator OFF
Datadrager 1 SCSI ID "0"
108
SCSI ID "1" VP-9000
VP-9000 SCSI ID "1"
Terminator ON
Datadrager 2 SCSI ID "2"
Voorbereidingen
Andere apparaten aansluiten
* Als u naast de VP-9000 nog andere MIDI-klankbronnen gebruikt, moet u die eveneens op het mengpaneel, de versterker e.d. aansluiten. Dit doet u op dezelfde manier als voor de VP-9000.
De VP-9000 kan in principe niet als alleenstaand instrument worden gebruikt. U moet er dus nog minstens één MIDIinstrument (klavier, sequencer/computer e.d.) en een versterker/mengpaneel e.d. op aansluiten. Het aansluiten van deze twee soorten apparaten wordt apart uit de doeken gedaan. * Om schade aan de luidsprekers en de betrokken apparaten te voorkomen moet u het volume van alle apparaten op de minimumwaarde zetten alvorens er iets op aan te sluiten c.q. de aansluitingen te verbreken.
Audio-aansluitingen
Aansluiten op een MIDIinstrument of computer Eens de audio-aansluitingen voltooid zijn, kunt u de MIDIinstrumenten op de VP-9000 aansluiten. Verderop tonen we u enkel de meest typische aansluitingsmogelijkheden. Er bestaan dus nog andere denkbare configuraties. Ook de instellingen komen hier echter aan bod. Kies dus liefst één van deze voorbeelden voor uw eigen setup. * Zorg altijd dat de ontvangstkanalen van de Parts niet hetzelfde nummer hebben als het controlekanaal van de VP-9000 (blz. 201). Dat kanaal dient namelijk voor de gelijktijdige controle van alle Parts die op dat kanaal ontvangen. Als u het betreffende MIDIkanaal ook aan een Part toewijst, heeft het controlekanaal voorrang.
VP-9000 met een MIDI-klavier aansturen
Stereo-hoofdtelefoon
Ziehier de meest eenvoudige MIDI-verbinding tussen een MIDI-klavier en de VP-9000.
VP-9000 MIDI IN Netsnoer
MIDI OUT Audiokabels
MIDI-klavier 1. Schakel alle betrokken apparaten uit.
naar stopcontact
2. Verbind de VP-9000 via een MIDI-kabel zoals hierboven getoond met het MIDI-klavier. 3. Schakel beide apparaten in.
Actieve luidMengpaneel e.d. sprekers
HiFi-keten enz.
4. Zorg dat het MIDI-ontvangstkanaal van de benodigde VP-9000-Part overeenkomt met het zendkanaal van het MIDI-klavier (blz. 141). * Zie ook de handleiding bij het MIDI-klavier voor het kiezen van een ander MIDI-zendkanaal.
Eindtrap
1. Schakel alle betrokken apparaten uit. 2. Sluit het ene einde van het bijgeleverde netsnoer aan op de AC-connector achterop de VP-9000 en het andere einde op een stopcontact. 3. Kijk even naar bovenstaande tekening en sluit de audioapparaten dan met geschikte audiokabels op de VP-9000 aan. Als u met een optionele hoofdtelefoon werkt, moet u die op de PHONES-connector op het frontpaneel aansluiten.
109
Referentiehandboek
De VP-9000 bevat geen interne versterker of luidsprekers. U moet hem dan ook op een versterker, mengpaneel of actieve luidsprekers aansluiten of een stereo-hoofdtelefoon gebruiken.
* Let er wel op dat u de OUTPUT-connectors van de VP-9000 enkel op een mengpaneel-ingang aansluit wiens fantoomvoeding uitgeschakeld is. Anders zou u de VP-9000 namelijk kunnen beschadigen.
Voorbereidingen
MIDI-klavier voor het aansturen van de VP-9000 en een andere klankbron
VP-9000 vanop een externe sequencer aansturen
Ziehier de aansluitingen die u nodig hebt om uw MIDI-klavier voor het aansturen van de VP-9000 en een andere klankbron te kunnen gebruiken.
Ziehier hoe u de VP-9000 in een MIDI-setup kunt gebruiken bestaande uit een MIDI-klavier, een externe klankmodule en een sequencer. Dit is ideaal voor meersporentoepassingen.
U zou het MIDI-klavier bv. kunnen splitten om via de ene helft de VP-9000 en via de andere helft de module e.d. van data te kunnen voorzien.
Bij dit soort toepassing verdient het aanbeveling om de metronoom van de sequencer te gebruiken en eerst de drums, dan de bas en vervolgens de overige partijen op te nemen.
Indien uw MIDI-klavier ook een sequencer of Arpeggiator bevat (een kleine sequencer die bepaalde riedeltjes afspeelt), kunt u die eveneens gebruiken voor het aansturen van de VP-9000-Parts. Zo beschikt u over nog meer creatieve mogelijkheden.
Natuurlijk kunt u de sequencer ook gebruiken voor de weergave van eerder opgenomen (of aangekocht) materiaal en daar dan bepaalde partijen van de VP-9000 aan toevoegen. MIDI OUT
Externe klankbron (module)
Externe MIDIklankbron
VP-9000
MIDI IN
MIDI IN
MIDI IN
MIDI THRU
MIDI OUT
MIDI OUT
MIDI-Patchbay
VP-9000 MIDI IN
MIDI IN
MIDI OUT
MIDI OUT
Sequencer
MIDI-klavier 1. Schakel alle betrokken apparaten uit. 2. Sluit de module en het MIDI-klavier nu zoals hierboven getoond op de VP-9000 aan.
MIDI IN1
MIDI IN2
MIDI OUT
MIDI-klavier
3. Schakel alle apparaten weer in. 4. Zorg dat minstens één Part van de VP-9000 op het MIDIkanaal van het klavier ontvangt (blz. 141). 5. Zorg tevens dat ook de module op hetzelfde of een ander zendkanaal van het MIDI-klavier ontvangt. * Zie ook de handleiding bij het MIDI-klavier voor het kiezen van een ander MIDI-zendkanaal. Zie tevens de handleiding van de externe module. * De MIDI THRU-connector zendt de via MIDI IN ontvangen commando’s meteen weer uit naar een ander MIDI-instrument. Deze data worden trouwens ongewijzigd doorgestuurd.
1. Schakel alle betrokken apparaten uit. 2. Zie de tekening hierboven voor het aansluiten van de MIDI-kabels op de juiste IN- en OUT-connectors voor de module, het MIDI-klavier, de sequencer en de VP-9000. 3. Schakel alle apparaten nu in. Zie ook “Inschakelen” op blz. 27. 4. Stel op de VP-9000 de volgende dingen in: • Zorg dat minstens één Part van de VP-9000 op het MIDIkanaal van het klavier ontvangt (blz. 141). Om verschillende Parts vanop de sequencer te kunnen aansturen moet u zorgen dat de Parts op de MIDI-kanalen van de gewenste sporen ontvangen. • Kies voor C1~C3 de “Output Mode” MIDI (blz. 142). Als u nu aan de regelaars van de VP-9000 draait, worden de overeenkomstige MIDI-commando’s naar MIDI OUT uitgestuurd. Door “MIDI” te kiezen voorkomt u dat de VP-9000 deze commando’s twee keer ontvangt (één keer rechtstreeks en nog eens via MIDI). • Activeer alle ontvangstschakelaars (blz. 141, 201). Nu kunt u verschillende parameters van de VP-9000 via MIDI aansturen (hetzij vanop het MIDI-klavier, hetzij via de sequencer). • Activeer tevens de zendschakelaars (blz. 202).
110
Voorbereidingen
Als u op de VP-9000 andere Samples kiest of bepaalde Sample- en/of Performance-instellingen wijzigt, worden de betreffende commando’s eveneens via MIDI doorgeseind. • Kies als “Clock Source” MIDI (blz. 137). Nu lopen de Samples synchroon met het tempo van de sequencer. 5. Stel de volgende dingen in op de MIDI-klankbron (module): • Zorg dat alle multitimbrale Parts van de module op de MIDI-kanalen van de gewenste sporen ontvangen. * Kies echter wel kanalen die u nog niet aan de VP-9000 hebt toegewezen, tenzij u bepaalde partijen wilt dubbelen.
• Zorg dat de module enkel de MIDI-commando’s filtert die niet mogen worden uitgevoerd. • Zorg dat alle sporen op het juiste MIDI-kanaal zenden. Kies de kanaalnummers in functie van de aan te sturen Parts van de VP-9000 of de externe module. • Schakel de Thru-functie (MIDI Echo) van de sequencer in om te zorgen dat de via MIDI IN1 ontvangen commando’s ook tijdens de opname meteen weer via MIDI OUT worden uitgestuurd. • Stel een tempo in dat u toelaat om moeiteloos de gewenste partijen op te nemen. 7. Stel het zendkanaal van het MIDI-klavier in. Kies hier het kanaal dat overeenkomt met het kanaal van het spoor waarop u wilt opnemen. * Meer details over het maken van deze instellingen vindt u in de handleiding van het betreffende instrument. * Op sommige sequencers hoeft u het zendkanaal van de stuurbron niet telkens te veranderen, omdat de opgenomen data automatisch op het MIDI-kanaal van het gekozen spoor worden uitgestuurd.
Ziehier hoe u de VP-9000 op een MC-307 kunt aansluiten om te zorgen dat de Samples van de VP-9000 via de Pads van de MC-307 kunnen worden afgespeeld. Zelfs al kiest u op een bepaald moment een ander patroon op de MC-307, dan nog kunt u via de Pads VP-9000 aansturen. De zend- en ontvangstkanalen van de MC-307 zijn vast ingesteld. De keuze van het MIDI-kanaal houdt dus verband met de keuze van een Part op de MC-307. (M.a.w. kies de Part die aan het benodigde MIDI-kanaal is toegewezen.) In dit voorbeeld gaan we Part 1 van de MC-307 gebruiken voor het aansturen van Part 1 op de VP-9000. Door “Kbd Map” voor Part 1 (VP-9000) op PHRASE MAP te zetten (blz. 138) kunt u tot twaalf verschillende Samples van de VP-9000 via de Pads van de MC-307 aansturen.
VP-9000 MIDI IN MIDI OUT
MC-307 1. Schakel zowel de VP-9000 als de MC-307 uit. 2. Sluit de MIDI IN-connector van de VP-9000 aan op de MIDI OUT-connector van de MC-307. 3. Schakel beide apparaten in. Zie ook blz. 27 in het Gebruikershandboek. 4. Zet het MIDI-ontvangstkanaal van Part 1 op de VP-9000 op “1” (blz. 141). 5. Maak de volgende instellingen op de MC-307: • Zet “Local Tx Switch” van Part 1 op EXT. Wanneer u nu op een Pad drukt, zendt de MC-307 de overeenkomstige MIDI-commando’s naar MIDI OUT. • Kies Part 1 op de MC-307. Nu zenden alle Pads van het klaviertje op MIDI-kanaal “1”. * Zie ook de handleiding van de MC-307 voor meer details i.v.m. zijn MIDI-parameters. * Het is tevens mogelijk om patronen met de MC-307 op te nemen die een Part van de VP-9000 aanspreken om zo tot een overweldigende combinatie van deze twee instrumenten te komen.
111
Referentiehandboek
6. Maak de volgende instellingen op de sequencer:
VP-9000 met een MC-307 gebruiken
2. Een aantal praktijkvoorbeelden
Een aantal praktijkvoorbeelden
Tips voor het sampelen en editen van golfvormen Keuze van het audiomateriaal In de regel verdient het aanbeveling om geen materiaal te sampelen dat al effecten bevat. Vooral materiaal met veel galm of een prominent Delay-effect deugt niet echt voor de specifieke VariPhrase-toepassingen en wordt bovendien niet altijd naar behoren gecodeerd. De VP-9000 biedt talrijke effecten die u tijdens de weergave op de Samples kunt loslaten. * Anderzijds kunt u al tijdens het Sampelen een effect in de audiodata “branden” door gebruik te maken van Pre-effect (blz. 188).
Sampel altijd een beetje meer dan wat u echt nodig hebt In de regel verdient het aanbeveling om een Sample altijd iets ruimer op te nemen dat het gedeelte dat u achteraf gaat gebruiken (bv. één tel meer in het geval van een drumpartij). Met Truncate of Cut kunt u de Sample daarna inkorten. (Wat u door een te krappe tijd niet gesampeld hebt, kunt u ook niet meer aan de Sample breien zonder er uren aan te spenderen.) Zie blz. 193 voor het inkorten van Samples. Het grootste nadeel van een iets te korte Sample is dat hij niet naar behoren kan worden “geloopt” en dat de synchronisatie met het Master Tempo dus niet naar behoren zal werken.
Vermijd gekraak in uw Samples
Snel goede “Loops” maken Ook hier verdient het aanbeveling om te vertrekken van een Sample die iets te lang is. Stel Loop Start en Loop End echter zo in dat de Loop (lus) helemaal goed zit. Als u dan Length Lock (blz. 192) inschakelt, kunt u de Loop nog verschuiven tot hij op het juiste moment begint – maar de Loop blijft wel intact, omdat Loop Start samen met Loop End verschuift en vice versa. Eens u tevreden bent met de Loop, kunt u hem met Truncate (blz. 193) inkorten. En dat gaat vliegensvlug indien u als volgt te werk gaat: Kies eerst een Loop-punt (Start of End) en roep dan meteen de “Cut & Paste”-pagina op. Dan krijgt Edit Start namelijk de waarde van Loop Start, en Edit End de waarde van Loop End. Voer de Truncate-operatie uit en klaar is Kees. Als u meerdere Samples samen wilt gebruiken en een beroep wilt doen op de synchronisatie, moet u voor elke Sample het juiste Original Tempo instellen (blz. 192). Het tempo kan automatisch worden berekend – maar het klopt alleen indien u de Sample of Loop-punten daarna niet meer wijzigt. Doet u dat wél, dan moet u het tempo opnieuw invoeren/door de VP-9000 laten berekenen.
Verschillende Samples synchroon afspelen Bereid de Samples (eventueel met de Loop-punten) eerst voor (zie hierboven). Ga dan als volgt te werken:
Ongewenste bijgeluiden in uw Samples voorkomt u door de Loop-punten (Start en End) op een plaats te zetten waar het volume van de Sample “0” bedraagt. Als de overgang tussen het begin en het einde van de Sample namelijk “niet goed zit”, hoort u dingen (ruis, klik e.d.) die u kunt missen als kiespijn.
1. Schakel de Loop-functie voor alle benodigde Samples in (blz. 131).
De VP-9000 biedt een Zero Cross Search-functie (blz. 191) die automatisch naar een positie springt waar de waarde gelijk is aan “0”. Als uw Loop ritmisch gezien perfect is, zou u gebruik kunnen maken van de Trim-functie (blz. 194) om het begin en het einde bij “0” te laten beginnen. Ook dan hoort u geen klik of ruis meer.
4. Speel op het MIDI-klavier.
Samples “loopen” die eigenlijk te kort zijn
1. Zie de stappen 1 & 2 hierboven.
Stel dat u net een zangpartij gesampeld hebt die maar drie tellen muziek bevat (terwijl de vierde een rust zou moeten zijn). Aan drie tellen hebt u niets voor een Loop in 4/4 (omdat de Loop geen rekening houdt met de rust, die er niet is). Gebruik dan Zero Insert (blz. 193) om een bijkomende tel aan uw Sample te breien (gewoon digitaal “0”, dus iets wat u niet hoort, maar wat de Sample wel op de juiste lengte brengt).
112
2. Schakel Tempo Sync voor elke Part in (blz. 138). 3. Zet Clock Source van de Performance op INT (blz. 137) en stel de juiste Master Tempo-waarde in (blz. 136).
Synchroniseren met een extern MIDIapparaat Wilt u niet het INT-tempo, maar het tempo van een externe sequencer gebruiken, dan moet u als volgt te werk gaan: 2. Zet Clock Source op MIDI (blz. 137). 3. Stel het gewenste tempo in op de sequencer. 4. Start de weergave van de sequencer. 5. Zorg dat de sequencer de Parts van de VP-9000 aanstuurt of speel, in de maat van het sequencertempo, op het MIDI-klavier.
Een aantal praktijkvoorbeelden
De snelste manier om een “mankende” synchronisatie te corrigeren
3. Speel op het MIDI-klavier.
Als het gesampelde audiofragment iets te vrij (“laid back”) is gespeeld, kan het gebeuren dat de synchronisatie niet klopt, zelfs al hebt u de optimale Loop-punten ingesteld.
Legato-akkoorden spelen
In dat geval kunt u proberen om de Original Tempo-waarde van de betreffende Sample handmatig in te stellen. Dit werkt echter enkel voor Samples die u niet in een lus (Loop) afspeelt. Original Tempo vertegenwoordigt de tempowaarde die als basis fungeert voor de synchronisatie van een Sample met het Master Tempo (intern of extern). Als die waarde niet klopt, zal de Sample niet perfect synchroon lopen met een eventueel grotere of kleinere tempowaarde. Ziehier hoe u snel het goede tempo zou kunnen instellen: 1. Druk op [SAMPLE] (indicator licht op). Het display beeldt nu de “SAMPLE/COMMON Sample Info”-pagina af. De cursor bevindt zich al op de tempowaarde. 3. Start de weergave van de Sample door een toets in te drukken en verander de tempowaarde met de VALUEregelaar of [DEC/–] [INC/+]. (Schakel eventueel de metronoom in.) • Als de tellen van de Samples iets te laat komen, moet u de Original Tempo-waarde verminderen. • Zijn de tellen van de Sample iets te vroeg, moet u de Original Tempo-waarde van de Sample verhogen. 4. Druk op [EXIT] om terug te keren naar de “SAMPLE Play”-pagina. * Deze methode werkt niet wanneer u de Loop-schakelaar geactiveerd hebt.
LFO of andere effectparameters synchroniseren
1. Zet “Playback” op TIME SYNC (blz. 130). 2. Zet “Hold 1 Destination” of “Hold 2 Destination” op LCK (blz. 145). 3. Trap de voetschakelaar in, terwijl u de gewenste noten speelt. Zolang de voetschakelaar ingetrapt is, klinken alle noten gebonden, ook al speelt u ze betrekkelijk kort. * De voetschakelaar met de Hold-functie moet u op de betreffende connector van het MIDI-klavier aansluiten. Vergeet niet op de VP-9000 in te stellen of hij Hold 1- (CC64) of Hold 2-commando’s (CC69) moet gebruiken.
72 Samples aan het klavier toewijzen Wanneer u voor alle 6 Parts de MAP-instelling kiest, kunt u 72 verschillende Samples via afzonderlijke toetsen aansturen: 1. Zet “Kbd Map” voor alle 6 Parts op MAP (blz. 126). 2. Zet “Assign” voor alle 6 Parts op CHROMATIC (blz. 139). 3. Wijs aan elke Part een andere “Start Key” toe (blz. 139). 4. Wijs aan elke Phrase (“No.”) de gewenste Sample toe (blz. 140).
Op de VP-9000 kunt u de volgende parameters met het Master Tempo synchroniseren: • LFO-snelheid van de Samples. • Multi-effectparameters waarvoor u een nootwaarde kunt instellen. • Modulatiesnelheid van de Chorus/Flanger. Deze synchronisatie werkt enkel indien u Tempo Sync activeert: 1. Kies een nootwaarde voor de te synchroniseren parameter: • LFO Rate van de Sample (blz. 134) • Multi-effectparameter (blz. 152~178) • Chorus Rate (blz. 179) 2. Zet de Tempo Sync-parameter van de betrokken Sample op ON (blz. 138).
113
Referentiehandboek
2. Druk op [F1 (COMMON)].
Een Hold-pedaal (optionele voetschakelaar) laat toe om te zorgen dat zelfs kort gespeelde akkoorden zich gedragen als legato (gebonden) gespeelde noten. Dit laat toe om een complete zangpartij te spelen die soms enkelvoudige noten bevat en dan weer twee- of driestemmig klinkt, maar altijd doorloopt.
3. Hoe zit de VP-9000 in elkaar?
Hoe zit de VP-9000 in elkaar?
Interne structuur van de VP-9000
Tijdens het laden van een Performance (blz. 120) kopieert u weer de Performance-instellingen én de bijbehorende Samples van de schijf naar het interne geheugen.
Samples en Performances
U kunt echter ook individuele Samples wegschrijven (blz. 205) en laden (blz. 121).
De VP-9000 berust op twee belangrijke eenheden voor het voortbrengen van geluid: Samples en Performances.
Wat is een “Keyboard Map”?
De benodigde geluiden hoort u wanneer u een Sample aanstuurt. Een “Sample” bevat een golfvorm en een reeks parameters die bepalen hoe de golfvorm klinkt.
De VP-9000 bevat een Parameter die “Kbd Map” heet. Die bepaalt welke noten voor het aansturen van bepaalde Samples kunnen worden gebruikt (blz. 138). Er zijn drie standen. “Kbd Map kunt u voor elke Part afzonderlijk instellen.
Een Performance omvat zes Parts waar u telkens een Sample aan moet toewijzen (blz. 125). Het interne geheugen van de VP-9000 biedt plaats aan 1 Performance, maar 1.024 Samples (128 x 8 banken (A–H)). U kunt aan elke Part minstens één Sample en een apart MIDI-kanaal toewijzen. Door dan MIDI-commando’s op de betreffende MIDI-kanalen naar de VP-9000 te zenden kunt u verschillende Parts tegelijk aansturen en zelfs vanop afstand andere Samples aan de Parts toewijzen (zie blz. 125).
Klanken aansturen Meteen na het inschakelen bevat het RAM-geheugen van de VP-9000 helemaal niets. U moet dus eerst een aantal Samples (of een Performance) laden of nieuwe Samples opnemen (blz. 184). U kunt echter ook WAVE- en AIFF-data importeren (blz. 121). Nieuw gesampelde of geïmporteerde data moet u eerst coderen alvorens ze als volwaardige VariPhrases te kunnen gebruiken (blz. 195). Eens u dat gedaan hebt, kunt u er namelijk de toonhoogte, weergavesnelheid, klankkleur en/of “Groove” van beïnvloeden tijdens het spelen. Samples, waarvoor het display “NO WAVE DATA” afbeeldt, bevatten geen golfvorm en klinken dus niet wanneer u ze aanstuurt.
Maximale duur van een Sample Een Sample kan maximaal 25 seconden (stereo) of 50 seconden (mono) lang zijn. Bij levering bevat de VP-9000 8MB aan RAM-geheugen, wat precies overeenkomt met 25/50 seconden, die echter ook over verschillende Samples kunnen worden verdeeld. U kunt het RAM-geheugen echter met 128MB uitbreiden (4 SIMMs à 32MB) om over een totaal van 136MB te beschikken, wat neerkomt op ±7 minuten stereo of ±14 minuten mono.
Klanken opslaan Het interne geheugen van de VP-9000 wordt bij het uitschakelen weer gewist. U moet de data dus naar een Zip-schijf e.d. wegschrijven. De snelste (en veiligste) manier om dat te doen is door een Performance naar een Zip e.d. weg te schrijven (blz. 205). Die bevat namelijk niet alleen de Performanceparameters, maar ook alle Samples in het interne geheugen die een golfvorm bevatten (voor S-700 gebruikers: dit komt ongeveer overeen met de “Volumes” op bv. een S-750).
114
Wanneer u “NORMAL” kiest, bepaalt u met de ingedrukte toetsen de weergave-toonhoogte van de aangestuurde Sample. Kiest u “EVENT”, dan wordt de aan een Part toegewezen Sample in verschillende (van te voren ingestelde) “Events” onderverdeeld (blz. 196), die aan aparte toetsen zijn toegewezen. Dit betekent dat u de afzonderlijke Sample-fragmenten in gelijk welke volgorde kunt afspelen. Schakelt u de Loop-functie in (blz. 131), dan worden de afzonderlijke fragmenten zelfs apart in een lus weergegeven (“geloopt”). De “PHRASE MAP”-instelling tenslotte laat toe om meerdere Samples aan een Part toe te wijzen en via aparte toetsen te starten en te stoppen. De “officieel” aan de betreffende Part toegewezen Sample wordt dan genegeerd, omdat de Part enkel de Samples van de Phrases 1~12 aanstuurt. Dit zou u bv. kunnen gebruiken om verschillende drumklanken aan een Part toe te wijzen en die dan te spelen zoals een Drum Set op een “gewone” module.
Over de Sample-weergave In de regel begint de weergave van een Sample altijd vanaf het begin. U kunt dus geen ander startpunt instellen. Dit is enkel mogelijk, wanneer u “Kbd Mode” op EVENT zet (zie ook hierboven). U zou “Playback” echter ook op StEP kunnen zetten (blz. 130) om te zorgen dat een Sample telkens maar tot aan de volgende stap (Event) wordt afgespeeld, wat betekent dat u verschillende (of dezelfde) toetsen herhaaldelijk moet indrukken om de afzonderlijke stappen te doorlopen. De Events zijn bepalend voor het aantal en de lengte van de stappen (blz. 196). Tenslotte kunt u een golfvorm ook omkeren (blz. 194), zodat ze van achter naar voren wordt afgespeeld. Dit kent u misschien al van andere samplers of een analoge bandopnemer. * Zie blz. 34 in het Gebruikershandboek voor meer details over de polyfonie.
Hoe zit de VP-9000 in elkaar?
‘Time’ en ‘Tempo’ De weergavesnelheid van een Sample kan op twee manieren worden beïnvloed:
Display-pagina’s en basisbediening
1. Via een regelaar of een MIDI-commando (blz. 142). 2. Door “Tempo Sync” voor de betreffende Part te activeren (blz. 138) en het Master Tempo van de Performance te veranderen (blz. 136) – of door een ander tempo op het externe MIDI-apparaat te kiezen.
Zes modes
De methoden 1 en 2 verschillen op de volgende manier van elkaar. Voorbeeld: Wanneer u een Sample van één maat aan een Part toewijst en in de hieronder getoonde timing noot-aanen noot-uit-commando’s naar de VP-9000 zendt…
De VP-9000 bevat de volgende zes modes:
Performance-mode ([PERFORM] licht op)
Nootaan
Origineel
1
Sneller
1
Trager
Nootuit Nootaan
2
Sneller
2
Trager MAAT1
Nootaan
Hello!
Hel
Hel
Hello!
Hello!
Hello
Hello
H
H
Hell
Hell 2
Hello!
3
Hello!
Hello!
Hello!
Hello!
4
Hel
Hello! 2
Hel
Hel 3
Sample-mode ([SAMPLE] licht op) In deze mode kunt u de Sample-parameters instellen en dingen veranderen zoals de categorie-naam, de manier waarop een Sample wordt afgespeeld, het volume, de toonhoogte, weergavesnelheid, LFO enz. Zie hiervoor blz. 129.
In deze mode kunt u nieuwe Samples opnemen en golfvormen editen. Zie hiervoor blz. 184.
Utility-mode ([UTILITY] licht op)
Hel
3
Hello!
Hel
Hel
In deze mode kunt u de Performance-parameters instellen. Sommige van deze parameters gelden voor de hele Performance, terwijl andere telkens maar betrekking hebben op één Part. Deze instellingen worden op blz. 136 en blz. 149 uit de doeken gedaan.
Sampling-mode ([SAMPLING] licht op)
4
Hel
Hello! 2
MAAT1
Origineel
Nootuit
Hello!
MAAT1
Origineel
NootNootuit uit Nootaan
Hel 4
In geval 1 worden de noot-aan/uit-commando’s telkens op hetzelfde moment ontvangen, wat dus betekent dat de betreffende Sample hetzij te snel, hetzij te traag wordt afgespeeld in verhouding tot de “timing” van de muziek. Bij een trager tempo hoort u dus telkens maar een gedeelte van de Sample, terwijl de Sample bij een hoger tempo te vroeg afgelopen is. In geval 2 verhuizen ook de noot-aan/uit-commando’s, zodat de Sample altijd keurig in de maat van de muziek wordt afgespeeld.
In deze mode kunt u de interne Samples wijzigen (Copy, Move, Delete, blz. 198), data initialiseren (blz. 217) of via MIDI verzenden (blz. 215), weer de fabrieksinstellingen laden (blz. 217) en de SIMMs/de status van het interne geheugen controleren (blz. 106).
System-mode ([SYSTEM] licht op) In deze mode stelt u de systeemparameters in. Die gelden voor de VP-9000 in z’n geheel. Hier vindt u dingen zoals het contrast en de instellingen voor de Preview-functie. Zie blz. 200.
Disk-mode ([DISK] licht op) Deze mode bevat alle functies die op de één of andere manier verband houden met Zip-schijven en externe datadragers (laden, wegschrijven, wissen, formatteren). Zie hiervoor blz. 204 en blz. 213.
Het veranderen van het tempo via een regelaar op het frontpaneel of een MIDI-commando is dan ook eerder geschikt als tijdelijk effect – maar zeker niet voor het aanpassen van de weergavesnelheid aan het nieuwe tempo.
115
Referentiehandboek
Hello!
Sample van 1 maat
Hoe zit de VP-9000 in elkaar?
Inhoud van de Play-pagina’s
Waarden instellen
De Play-pagina’s van de Performance- en Sample-mode bevatten een heleboel nuttige informatie.
1. Breng de cursor met [▲][▼][√][®] naar de parameter waarvoor u een andere waarde wilt instellen.
PERFORM Play-pagina
2. Stel de gewenste waarde in met de VALUE-regelaar of [DEC/–][INC/+].
Deze pagina verschijnt wanneer u op [PERFORM] drukt. Performance-naam System Octave Shift Naam van de pagina
Gekozen Part
Keyboard Map
Weergavestatus van de Parts Sample van de gekozen Part
MIDI-ontvangstkanaal van de gekozen Part
SAMPLE Play-pagina Wanneer u op [SAMPLE] drukt, ziet het display er als volgt uit: Sample-naam
Categorie
Encode-type Sample-nummer
Gekozen Part
Snelle functies voor het instellen Zie “Waarden in grote stappen veranderen” op blz. 43 in het Gebruikershandboek.
Terugkeren naar de vorige pagina [EXIT]: Met de [EXIT]-knop gaat u telkens terug naar de voorafgaande display-pagina. Door herhaaldelijk op [EXIT] te drukken belandt u uiteindelijk weer bij de “PERFORM Play”- of “SAMPLE Play”-pagina (of bij het Sampling-menu).
Namen invoeren Sample-type
Ontvangstkanaal van de gekozen Part
Status van Loop, T QTZ, Robot en Vib Keep
Banknummer
Programmanummer
De VP-9000 bevat verschillende pagina’s waar u een naam kunt geven aan een Performance, een Sample e.d. De werkwijze voor het invoeren van namen is overal min of meer dezelfde. Alleen het aantal tekens verschilt: Performance:
Max. 16 tekens (blz. 136)
Sample:
Naam: 12 tekens, categorie: 3 tekens (blz. 130)
System-instellingen:
Max. 16 tekens (blz. 205)
Folder (map):
Max. 16 tekens (blz. 209)
Sampling Template:
Max. 6 tekens (blz. 189)
Volume (Zip):
Max. 11 tekens (blz. 212)
Backup-naam:
Max. 16 tekens (blz. 213)
Namen voor iets anders dan een Sample
Roep eerst de pagina op waar u een naam kunt invoeren en ga dan als volgt te werk: 1. Breng de cursor met [√][®] naar de positie waarvoor u een ander teken wilt programmeren.
116
Hoe zit de VP-9000 in elkaar?
In plaats van de stappen 4~6 uit te voeren kunt u ook een eigen categorienaam van maximaal drie tekens invoeren. Hiervoor staan de volgende tekens ter beschikking:
* U kunt de cursor ook telkens naar de volgende positie (rechts) verplaatsen door de VALUE-regelaar in te drukken.
2. Kies het gewenste teken met de VALUE-regelaar of [DEC/–][INC/+].
A–Z 0–9 - _ spatie Met [F2]~[F4] kunt u sneller werken. Zie ook blz. 90 in het Gebruikershandboek.
U kunt de volgende tekens gebruiken: Performance-naam, System-instellingen, Folder, Sampling Template en Backup-naam: A–Z a–z 0–9 ! # $ % & ‘ ( ) + - = @ [ ] ^ _ ` spatie Volume-naam: A–Z 0–9 $ % ‘ - _ @ ! ` ( ) ~
Ziehier een overzicht van de voorgeprogrammeerde categorienamen: Categorie
Met [F2]~[F5] en [▲][▼] beschikt u tevens over een aantal handige functies. Zie hiervoor blz. 90 (Volume-naam) en blz. 92 (andere namen) in het Gebruikershandboek.
Betekenis NO ASSIGN
Niet nader bepaald
PNO:
AC.PIANO
Akoestische piano
EP:
EL.PIANO
Elektrische piano
KEY:
KEYBOARDS
Andere toetseninstrumenten (clavinet, klavecimbel e.d.)
BEL:
BELL
Klokken, klok-achtige geluiden
MLT:
MALLET
Xylofoon, vibrafoon e.d.
ORG:
ORGAN
Electrisch en kerkorgel
ACD:
ACCORDION
Accordeon
HRM:
HARMONICA
Mondharmonica
AGT:
AC.GUITAR
Akoestische gitaar
EGT:
EL.GUITAR
Elektrische scheur-gitaar
DGT:
DIST.GUITAR
Elektrische gitaar
BS:
BASS
El. & akoestische bas
SBS:
SYNTH BASS
Synthesizerbas
A–Z a–z 0–9 ! # $ % & ‘ ( ) + - = @ [ ] ^ _ ` spatie
STR:
STRINGS
Strijkers
U kunt ook de knoppen [F2]~[F5] en [▲][▼] gebruiken. Zie blz. 92.
ORC:
ORCHESTRA
Orkestgeluiden
HIT:
HIT&STAB
“Hits” van orkest e.d.
WND:
WIND
Houtblazers (hobo e.d.)
FLT:
FLUTE
Fluit, piccolo
BRS:
AC.BRASS
Akoestische kopers
SBR:
SYNTH BRASS
Synthesizer-blazers
SAX:
SAX
Saxofoon
HLD:
HARD LEAD
Bijtende synthklanken
SLD:
SOFT LEAD
Ronde synthklanken
TEK:
TECHNO Synth
Techno-synthesizers
PLS:
PULSATING
Pulserende synthesizers
FX:
SYNTH FX
Synth-geluidseffecten (ruis e.d.)
SYN:
OTHER SYNTH
Polyfone synthesizerklanken
BPD:
BRIGHT PAD
Heldere synth-tapijten
SPD:
SOFT PAD
Ronde synth-tapijten
VOX:
VOX
Monofone zangpartijen
6. Druk op [F6 (OK)] om de categorielijst weer te sluiten.
CHR:
CHOIR
Koorzang
7. Druk nog een keer op [F6] om de naam en de categorie te bevestigen.
PLK:
PLUCKED
Tokkelinstrumenten (harp e.d.)
ETH:
ETHNIC
Etnische geluiden
3. Druk op [F6] om de ingevoerde naam te bevestigen.
Sample- en categorienaam invoeren
Roep eerst de pagina op waar u een naam voor de gekozen Sample kunt invoeren en doet daarna het volgende: 1. Breng de cursor met [√][®] naar de plaats waarvoor u een ander teken wilt invoeren. * U kunt de cursor ook telkens naar de volgende positie (rechts) verplaatsen door de VALUE-regelaar in te drukken.
2. Kies met de VALUE-regelaar en [DEC/–][INC/+] het gewenste teken.
3. Druk, na het invoeren van de naam, op [F1 (
CATG)].
Nu verschijnt er een pagina waar u de categorienaam kunt invoeren:
* Druk op [F1 ( NAME)] om terug te gaan naar de Samplenaam als u hem nog wilt wijzigen.
4. Druk op [F5 (PRESET)]. Nu wordt er een lijst met voorgeprogrammeerde categorienamen afgebeeld. 5. Kies met de VALUE-regelaar, [DEC/-][INC/+] of [▲][▼] de benodigde categorienaam. Met [√][®] kunt u telkens de voorafgaande/volgende vijf categorienamen oproepen.
117
Referentiehandboek
—
Hoe zit de VP-9000 in elkaar?
Categorie
Betekenis
FRT:
FRETTED
Snaarinstrumenten (mandoline e.d.)
PRC:
PERCUSSION
Percussie
SFX:
SOUND FX
Geluidseffecten
BTS:
BEAT&Groove
“Loops” & “Beats”
DRM:
DRUMS
Drum Sets
Handige ‘Shortcuts’ De VP-9000 biedt bovendien een aantal ‘Shortcuts’ (afkortingen) waarmee u nog sneller het gewenste resultaat bereikt. * Deze Shortcuts zijn niet beschikbaar op de “PERFORM/COMMON Name”- of “SAMPLE/COMMON Name”-pagina. * [SHIFT] + [**] betekent dat u [SHIFT] moet ingedrukt houden, terwijl u op [**] drukt.
Performance laden (blz. 120)
Werken met de Sample-lijst Op pagina’s waar u Samples kunt kiezen is er ook een functie die toelaat om de benodigde Sample uit een lijst te kiezen. Dit doet u door op de functieknop te drukken die op dat moment de LIST-functie heeft, of door op de VALUE-regelaar te drukken.
[SHIFT]+[F5 (LOAD)] Dit is enkel in de Performance-mode mogelijk (wanneer [PERFORM] oplicht) en enkel op pagina’s waar [F5 (LOAD)] wordt afgebeeld wanneer u op [SHIFT] drukt. Met dit commando roept u een pagina op waar u de te laden Performance kunt selecteren. * Op de “PERFORM/PART Sample Select”- en “PERFORM/ PHRASE Sample Select”-pagina is dit niet mogelijk.
Performance wegschrijven (blz. 205) [SHIFT]+[F6 (SAVE)] 1. Druk op [F3 (SORT)] om de Samples in het RAM-geheugen volgens naam, categorie of nummer te sorteren. Als het interne geheugen een groot aantal Samples bevat, kunt u met deze functie een hoop tijd besparen.
Dit is enkel in de Performance-mode mogelijk (wanneer [PERFORM] oplicht) en enkel op pagina’s waar [F6 (SAVE)] wordt afgebeeld wanneer u op [SHIFT] drukt. Met dit commando roept u een pagina op waar u een naam kunt geven aan de weg te schrijven Performance.
Sample laden (blz. 121) [SHIFT]+[F5 (LOAD)]
2. Wanneer de lijst volgens nummers is gesorteerd, kunt u met [F4 (▲JUMP)][F5 (JUMP▼)] de telkens voorafgaande/volgende bank (A~H) kiezen. In dat geval wordt telkens Sample 001 van de gekozen bank geselecteerd. Wanneer de Samples volgens naam of categorienaam zijn gesorteerd, kunt u telkens naar de voorafgaande/volgende Sample springen die met een ander teken begint. 3. Om in stappen van 128 Sample-geheugens voor- of achteruit te gaan, moet u [SHIFT] ingedrukt houden, terwijl u aan de VALUE-regelaar draait. 4. Om in stappen van 10 geheugens voor- of achteruit te gaan, houdt u de VALUE-regelaar ingedrukt, terwijl u eraan draait. 5. Met [√][®] kunt u telkens vier geheugens voor- of achteruit gaan.
Dit commando werkt in de Sample-mode (wanneer [SAMPLE] oplicht), maar enkel op pagina’s waar [F5 (LOAD)] wordt afgebeeld wanneer u op [SHIFT] drukt. Hiermee roept u een pagina op waar u de te laden Sample kunt kiezen. Deze functie is ook op de volgende pagina’s beschikbaar: • SAMPLING Menu-pagina • PERFORM/PART Sample Select-pagina • PERFORM/PHRASE Sample Select-pagina
Sample wegschrijven (blz. 205) [SHIFT]+[F6 (SAVE)] Dit commando werkt in de Sample-mode (wanneer [SAMPLE] oplicht), maar enkel op pagina’s waar [F6 (SAVE)] wordt afgebeeld wanneer u op [SHIFT] drukt. Hiermee roept u een pagina op waar u een naam kunt geven aan de weg te schrijven Sample. • Ook beschikbaar op de SAMPLING Menu-pagina
6. Met [▲][▼] en [DEC/–][INC/+] en de VALUE-regelaar kiest u telkens het voorafgaande/navolgende geheugen.
Functie van de [PREVIEW]-knop (blz. 126)
7. Welke methode (1~6) u hanteert, is van weinig belang.
Deze functie is beschikbaar wanneer de [PREVIEW]-knop oplicht. Door [SHIFT] ingedrukt te houden en herhaaldelijk op [PREVIEW] te drukken, zet u de “Trigger Mode”-parameter afwisselend op MOMENTARY en LATCH.
8. Druk op [F6 (SELECT)] (of [F6 (OK)]). De Sample is nu geselecteerd.
118
[SHIFT]+[PREVIEW]
Hoe zit de VP-9000 in elkaar?
Cursor naar de linker bovenhoek van het display brengen [SHIFT]+[EXIT] Deze functie is op alle pagina’s van de volgende modes beschikbaar waar er een cursor wordt afgebeeld: • Performance-mode ([PERFORM] licht op) • Sample-mode ([SAMPLE] licht op) • System-mode ([SYSTEM] licht op)
System Octave Shift-instelling (blz. 202) Druk op [▲] of [▼]. Deze functie is enkel op de “PERFORM Play”-pagina beschikbaar. Druk op [▲] om een hoger octaaf (+) te kiezen. Met [▼] kiest u een lager octaaf. Deze instelling wordt op de “PERFORM Play”-pagina afgebeeld (blz. 116).
Referentiehandboek
Loop in-/uitschakelen (blz. 131) Aan: [▲] – uit: [▼]. Enkel beschikbaar op de “SAMPLE Play”-pagina. Wanneer Loop ingeschakeld is, wordt het gedeelte tussen Loop Start en Loop End voortdurend herhaald (blz. 116).
Quick Encode (blz. 197) [SHIFT]+[F4 (Q-ENC)] Deze functie is op de “SAMPLING Menu”-pagina beschikbaar en laat toe om de geselecteerde Sample meteen te coderen. Daarvan kunt u handig gebruik maken om meteen een hele reeks Samples volgens hetzelfde principe en met dezelfde diepte te coderen. Deze instellingen kunt –althans bij gebruik van deze functie– niet voor elke Sample apart instellen.
119
4. De VP-9000 aan de praat krijgen
De VP-9000 aan de praat krijgen
Performance-/Sample-/ System-instellingen laden
6. Breng de cursor met [▼][▲] of [F4 (√CLOSE)] [F5 (OPEN ®)] naar het bestand dat u wilt laden. 7. Druk op [F6 (LOAD)] om het bestand te laden. Zodra de data geladen zijn, verschijnt de melding “Completed!” in het display. Vervolgens keert het display terug naar de “PERFORM Play”-pagina.
Naast Performances, Samples en System-instellingen kunt u met de VP-9000 ook data van een CD-ROM laden (samplingfrequenties: 48, 44.1, 32, 30, 24, 22.05, 16, 15, 11, 8 kHz; 8 en 16 bit). Meer bepaald gaat het om de volgende datatypes:
* Druk op [F1 (ABORT)] als u de data toch niet wilt laden.
Golfvormdata
* Het laden van een Performance kan soms wel even duren.
• WAV (audiobestanden van Windows) • AIFF (audiobestanden van MacOS) Data van CD-ROM • Data van de bijgeleverde CD-ROM • Data van de VP-CD-serie • Roland L-CD-serie • L-CDP-serie
* Door [SHIFT] ingedrukt te houden, terwijl u op [F1 (DRIVE)] drukt, kunt u telkens de drive met het voorafgaande SCSI-nummer kiezen. * Tijdens het kiezen van een bestand hebben [√]/[®] dezelfde functie als [F4 (√CLOSE)]/[F5 (OPEN ®)]. * Als u in stap 6 op [F3 (INFO)] drukt, worden de volledige naam en de omvang (volume) van het gekozen bestand afgebeeld. Druk vervolgens op [F6 (OK)] om naar de vorige pagina terug te keren.
• AKAI S1000-serie
Performance/System-instellingen laden Tijdens het laden van een Performance hevelt u niet alleen de Performance-instellingen over van een datadrager naar het interne geheugen, maar ook alle Samples die samen met de Performance-data werden weggeschreven. * Het laden van Performance- of System-instellingen betekent dat de betreffende data (Performance & Samples of System-parameters) in het interne geheugen worden overschreven.
1. Stop de datadrager met de te laden data in de (juiste) drive.
* U kunt een Performance ook via een Shortcut laden ([SHIFT] + [F5 (LOAD)]). Zie ook “Handige ‘Shortcuts’” op blz. 118.
Als er tijdens het laden van een Performance een boodschap verschijnt Soms wordt tijden het laden van een Performance een waarschuwing afgebeeld. Ziehier wat ze betekenen en hoe u het “probleem” kunt verhelpen.
2. Druk op [DISK] om de “DISK Menu1”-pagina op te roepen. Indien nu de “DISK Menu2”-pagina verschijnt, moet u op [w/PART] drukken. 3. Druk op [F1 (LOAD)] om naar het “DISK Load Menu1” te gaan. Indien nu de “DISK Load Menu2”-pagina verschijnt, moet u op [w/PART] drukken.
De VP-9000 bevat nog Samples die u niet naar disk hebt weggeschreven. Druk op [F6 (ACCEPT)] en schrijf hetzij enkel de nieuwe Samples, hetzij de hele Performance in het interne geheugen weg naar een disk (blz. 205).
4. Druk op [F1 (PERFRM)] om een Performance te laden. Druk op [F3 (SYSTEM)] om systeeminstellingen te laden. Nu verschijnt er een pagina waar u het benodigde bestand kunt kiezen. 5. Druk op [F1 (DRIVE)] om de benodigde drive te kiezen (indien nodig).
* Als u een harde schijf met twee of meer partities kiest, verschijnt het partitienummer in het midden van het icoontje (hier “2”).
120
De VP-9000 bevat al Samples die dezelfde naam hebben als sommige Samples die hij zou moeten laden. Omdat de interne Samples niet geëdit werden, hoeft u die niet echt te laden. (Druk op [F1 (CANCEL)] om de Performance niet te laden.) Druk op [F5 (QUICK)] om de Performance en enkel de Samples te laden die zich nog niet in het interne geheugen bevinden. Samples, die al in het RAM-geheugen zitten, worden dus niet overschreven, maar krijgen eventueel wel een ander nummer om te zorgen dat hun volgorde overeenkomt met de volgorde binnen de geladen Performance.
De VP-9000 aan de praat krijgen
Druk op [F6 (ALL)] om alle Samples van de disk te laden (dus ook degene die al in het interne geheugen aanwezig waren).
1. Stop de datadrager met de te laden data in de (juiste) drive. 2. Druk op [DISK] om de “DISK Menu1”-pagina op te roepen. Als nu de “DISK Menu2”-pagina verschijnt, moet u op [w/PART] drukken. 3. Druk op [F1 (LOAD)].
Het interne geheugen van de VP-9000 volstaat niet om alle benodigde Samples te laden. Druk op [F6 (ACCEPT)] om de procedure te beëindigen.
Samples/golfvormen laden
Data van één van de volgende series, die een L- en een Rbestand (stereo) bevatten, worden samen geladen en afgebeeld: • Roland L-CD-serie
5. Druk op de functieknop die aan het benodigde bestandstype is toegewezen: Load Menu1-pagina [F2 (SAMPLE)]:
Sample
[F4 (VP)]:
Bijgeleverde CD-ROM, Roland VP-CDserie (klankbibliotheek)
[F5 (WAV)]:
Wave-data
[F6 (AIFF)]:
AIFF-data Load Menu2-pagina
[F1 (S-7X0)]:
Data van een CD-ROM van de L-CD- of LCDP-serie
[F2 (S1000)]:
Data van de AKAI S1000-serie
• Roland L-CDP-serie • AKAI S1000-serie Voor dergelijke stereo-bestanden (“L” en “R”) is het trouwens niet mogelijk om maar één van de twee te laden, tenzij de betreffende datadrager enkel het “L”- of “R”-bestand bevat. En als het “L”- en “R”-bestand een verschillende omvang hebben, worden ze niet als stereopaar beschouwd en dus ook niet samen geladen. U kunt ze echter wél apart laden. * Golfvormdata als zodanig kunnen niet via MIDI worden aangestuurd. Na het laden moet u dit soort data dus eerst “coderen” (blz. 195).
6. Druk op [F1 (DRIVE)] om de benodigde drive te kiezen (indien nodig).
* De maximale lengte van een Sample is 25 seconden (stereo) of 50 seconden (mono). Langere golfvormen worden dus maar gedeeltelijk geladen. * Vaak hebt u aan de standaard 8MB RAM-geheugen niet voldoende. Zie dus blz. 19 in het Gebruikershandboek voor het uitbreiden van het RAM-geheugen. * Wave-data worden enkel geladen wanneer ze de extensie “.WAV” hebben. AIFF-data worden enkel geladen wanneer ze de extensie “.AIF” of “.AIFF” hebben. * Opgelet: een golfvorm op de bijgeleverde CD-ROM of op een CD-ROM van de VP-CD-serie neemt intern 3,4 keer zoveel geheugen in beslag als op de CD-ROM. In het geval van een andere golfvorm moet u minstens 1,7 keer zoveel geheugen voorzien.
* Als u een harde schijf met twee of meer partities kiest, verschijnt het partitienummer in het midden van het icoontje (hier “2”).
7. Breng de cursor met [▼][▲] of [F4 (√CLOSE)] [F5 (OPEN ®)] naar het bestand dat u wilt laden. Voor “L”- en “R”-bestanden die als “partners” van een stereo-bestand worden herkend, wordt aan het einde van de naam een “S” afgebeeld.
* De Samples op de bijgeleverde Zip-schijf kunnen niet afzonderlijk worden geladen (enkel via de Performance waar ze deel van uitmaken).
Voorbeeld: In het geval van een bestand van de Roland L-CD- of L-CDP-serie maakt de VP-9000 van… “VOX:ABCDEFGHIJ-L” “VOX:ABCDEFGHIJ-R”
* Gecomprimeerde .WAV- of .AIFF-bestanden kunt u niet laden.
… één bestand met de naam “ABCDEFGHIJ-S:VOX”.
121
Referentiehandboek
Een “Sample” van de VP-9000 bevat een golfvorm en een reeks parameters die altijd samen worden geladen. In het geval van een golfvorm (WAV, AIFF) of data afkomstig van een CD-ROM wordt echter enkel de golfvorm zelf geladen. Deze data worden naar 44.1kHz omgezet.
4. Druk op [w/PART] of [PART/s] om de “Load Menu1”- of “Load Menu2”-pagina te kiezen.
De VP-9000 aan de praat krijgen
In het geval van een golfvorm van de AKAI S1000-serie maakt de VP-9000 van… “12345678901L” “12345678901R” …één bestand dat “12345678901S” heet.
Boodschappen die tijdens het laden van Samples kunnen verschijnen Soms wordt er tijdens het laden van Samples/golfvormen een waarschuwing afgebeeld. Ziehier wat ze betekenen:
8. Druk op [F6 (LOAD)]. Nu verschijnt er een display-pagina waar u het Samplegeheugen kunt kiezen dat de te laden data moet bevatten. 9. Kies met de VALUE-regelaar, [DEC/–][INC/+] of [▼][▲] het geheugen van bestemming. Met [F4 (▲JUMP)] [F5 (JUMP▼)] kunt u een andere bank (A~H) kiezen (indien beschikbaar). 10. Druk nog een keer op [F6 (LOAD)] om het bestand te laden.
Deze waarschuwing verschijnt waneer het RAM-geheugen al een Sample bevat die dezelfde naam heeft als de te laden Sample. Druk dan op [F1 (CANCEL)] om de operatie te beëindigen. Om de Sample in het interne geheugen te overschrijven, moet u op [F6 (REPLCE)] drukken.
Zodra de data geladen zijn, wordt de melding “Completed!” afgebeeld. Vervolgens keert het display terug naar de LOAD-pagina. 11. Druk drie keer op [EXIT] om naar de eerste pagina terug te gaan. * Als u de data toch niet wilt laden, moet u op [F1 (ABORT)] drukken. * Door [SHIFT] ingedrukt te houden, terwijl u op [F1 (DRIVE)] drukt, kunt u telkens de drive met het voorafgaande SCSI-nummer kiezen.
Deze boodschap betekent dat het geheugen van bestemming al een Sample bevat. Druk op [F1 (CANCEL)] om de operatie te beëindigen, of op [F6 (CLEAR)] om de Sample in het interne geheugen te overschrijven.
* Tijdens het kiezen van een bestand hebben [√]/[®] dezelfde functie als [F4 (√CLOSE)]/[F5 (OPEN ®)]. * Door in stap 7 op [F2 (SORT)] te drukken kunt u de bestanden volgens naam of categorie sorteren. * Druk in stap 7 op [F3 (INFO)] om de volledige naam en de omvang van het geselecteerde bestand te zien. Gaat het om twee helften van een stereo-bestand, dan wordt het einde van de bestandsnaam vervangen door “L&R(Stereo)” (voorbeeld: “VOX:ABCDEFGHIJ-L&R(Stereo)”).
Druk op [F6 (OK)] om terug te keren naar de vorige pagina.
Het interne geheugen van de VP-9000 is vol. Druk op [F6 (ACCEPT)] om het laden te stoppen. Wis alle niet meer benodigde Samples uit het interne geheugen (blz. 199) en probeer het nog een keer.
Verschillende Samples tegelijk laden Het is ook mogelijk om verschillende Samples en golfvormbestanden tegelijk te laden. Dit is echter beperkt tot de bestanden die zich in eenzelfde map (Folder) bevinden).
Volume v.h. bestand op de datadrager
Benodigde capaciteit in het interne geheugen
* Bestanden met een “ ” symbool zijn reeds geladen. Maar dat geldt enkel voor bestanden waar u daarna geen andere naam aan geeft.
* Samples en golfvormbestanden kunt u nog sneller laden door [SHIFT] ingedrukt te houden, terwijl u op [F5 (LOAD)] drukt. Zie ook “Handige ‘Shortcuts’” op blz. 118.
122
* Als een map twee bestanden bevat die dezelfde naam en categorienaam hebben, terwijl maar één ervan al gecodeerd is (en dus van het symbool is voorzien), kunt u maar één van beide laden.
1. Breng de cursor op de keuzepagina naar een bestand dat u wilt laden en druk op de VALUE-regelaar. Naast de naam van dit bestand verschijnt er nu een “+”:
* Om het “+” symbool weer te verwijderen moet u nog een keer op de VALUE-regelaar drukken.
De VP-9000 aan de praat krijgen
Om een hele rits bestanden te selecteren moet u als volgt te werk gaan: • Door aan de VALUE-regelaar te draaien terwijl u erop drukt, selecteert u alle bestanden waar de cursor overheen gaat. • Houd [SHIFT] ingedrukt, terwijl u op de VALUEregelaar drukt en tegelijk eraan draait om de volgende 100 bestanden te selecteren. 2. Na alle benodigde bestanden met een “+” gemarkeerd te hebben drukt u op [F6 (LOAD)]. Nu verschijnt er een pagina waar u het geheugen kunt kiezen waar het eerste bestand terecht moet komen. 3. Breng de cursor met de VALUE-regelaar, [DEC/–] [INC/+] of [▼][▲] naar het gewenste geheugen van bestemming.
4. Druk op [F6 (LOAD)] om de bestanden te laden. Alle gekozen Samples worden nu in opeenvolgende geheugens geladen, te beginnen bij het geheugen dat u met stap 3 hebt gekozen.
Mogelijke boodschappen wanneer u verschillende bestanden tegelijk laadt Ziehier de boodschappen die eventueel verschijnen wanneer u verschillende Samples tegelijk probeert te laden:
Over de namen die na het laden van bestanden verschijnen Het display beeldt niet enkel de bestandsnamen af, maar volgt de volgende regels: * Tekens die de VP-9000 niet kan afbeelden worden vervangen door “^”.
Performances Performance-namen bevatten de volgende elementen: • “VP9PFM****************.PFM” Het “***” gedeelte kan maximaal 16 tekens bevatten. De naam van een Performance wordt zonder de “VP9PFM” en de extensie (“.PFM”) afgebeeld. * Verander nooit de naam van een Performance op een computer e.d., tenzij u de bovenstaande elementen intact laat. Anders herkent de VP-9000 ze namelijk niet meer.
Samples Sample-namen worden op twee manieren afgebeeld: • “VP9SAM***************.WAV” (gecodeerde Samples) Betekent dat de VP-9000 deze Sample (in dezelfde staat) al bevat. Druk op [F1 (CANCEL)] om de operatie te beëindigen. Drukt u op [F5 (QUICK)], dan worden enkel Samples geladen die zich nog niet in het interne geheugen bevinden. Geëdite Samples (met een “E”) worden echter niet overschreven. Houd er rekening mee dat het aantal Samples, die niet worden geladen, verschilt naar gelang het gekozen geheugen van bestemming (zie stap 3). Hoe dichter zich dat geheugen bij H128 bevindt, hoe meer kans u maakt dat bepaalde Samples niet worden geladen. Druk op [F6 (ALL)] om alle Samples te laden.
• “VP9RAW***************.WAV” (niet gecodeerde Samples) Het “***” gedeelte kan maximaal 15 tekens bevatten. In dit geval worden de voorzetsels “VP9SAM” c.q. “VP9RAW” en de extensies “.WAV” niet in het display getoond, terwijl er van de 15 tekens in de naam maar 12 worden afgebeeld. De laatste drie tekens verwijzen naar de categorie. * Verander nooit de naam van een Sample op een computer e.d., tenzij u de bovenstaande elementen intact laat. Anders herkent de VP-9000 ze namelijk niet meer.
System-instellingen Een naam van een System-bestand bestaat uit de volgende elementen: • “VP9SYS****************.VP9” Betekent dat het geheugen van bestemming al een Sample bevat. Druk op [F1 (CANCEL)] om de operatie te beëindigen of op [F6 (CLEAR)] om alle Samples te laden.
Het “***” gedeelte kan maximaal 16 tekens lang zijn. Het display laat “VP9SYS” en “.VP9” achterwege. De “echte” naam wordt echter volledig in het display getoond. * Verander nooit de naam van een System-bestand op een computer e.d., tenzij u de bovenstaande elementen intact laat. Anders herkent de VP-9000 ze namelijk niet meer.
123
Referentiehandboek
* Druk op [F4 (▲JUMP)][F5 (JUMP▼)] om de gewenste bank (A~H) te kiezen.
Betekent dat het RAM-geheugen van de VP-9000 vol is. Druk op [F6 (ACCEPT)] om de operatie te beëindigen. Wis alle niet meer benodigde Samples (blz. 199) en probeer het nog een keer.
De VP-9000 aan de praat krijgen
WAV- en AIFF-data (golfvormen) De naam van een Wave- of AIFF-bestand wordt op de volgende manier in het display afgebeeld: 1. De eerste drie tekens van de extensie worden als categorienaam gebruikt. * Als een teken niet voor de categorienaam kan worden gebruikt, wordt het vervangen door “^”.
2. De naam wordt samengetrokken tot 12 tekens. (Zie ook verderop.) 3. Als de bestandsnaam 15 tekens of minder bevat, worden de eerste 12 tekens als naam gehanteerd, terwijl de rest als categorienaam fungeert. 4. Als regel 3 ertoe leidt dat er te weinig tekens zijn, wordt de naam van het nodige aantal spaties voorzien, terwijl er koppeltekens (–) voor de categorie worden gebruikt. Voorbeeld 1: 15 tekens Bestandsnaam: ABCDEFGHIJKLMNO.WAV ABCDEFGHIJKLMNO.AIF Display: ABCDEFGHIJKL:MNO Voorbeeld 2: 16 tekens of meer Bestandsnaam: ABCDEFGHIJKLMNOPQRSTUVWXYZ.WAV ABCDEFGHIJKLMNOPQRSTUVWXYZ.AIF Display: ABCDEFGHI~VW:XYZ Voorbeeld 3: 14 tekens Bestandsnaam: ABCDEFGHIJKLMN.WAV ABCDEFGHIJKLMN.AIF Display: ABCDEFGHIJKL:MNVoorbeeld 4: 1 teken Bestandsnaam: A.WAV A.AIF Display: A :—
Regels voor het inkorten van namen Als een bestandsnaam meer dan 16 tekens bevat, wordt hij volgens het volgende systeem samengetrokken: Voorbeeld:
3. Als methode 2 uitgeput is, terwijl er nog steeds een naamconflict zou kunnen optreden, wordt er een volledig nieuwe naam gehanteerd (“L00000000001 + categorie”) Display: L00000000001:XYZ 4. Vervolgens wordt het nummer dan verhoogd. Voorbeeld: “L00000000002 + categorie”. Display: L00000000002:XYZ * Het teken “~” (ASCII 7EH) kan weliswaar worden afgebeeld, maar u kunt het zelf niet invoeren.
Bijgeleverde CD-ROM of Roland VP-CDserie De bestandsnamen op de bijgeleverde CD-ROM of een CDROM van de Roland VP-CD-serie hanteren het volgende systeem: • “Vari***************.WAV” (WAV met codering) • “Vari***************.VPW” (gecomprimeerde WAV met codering) Er is geen beperking voor het aantal tekens van het “***” gedeelte. In het display wordt “Vari” echter niet getoond. Enkel de daaropvolgende tekens gelden als display-naam. Daarna worden de regels voor .WAV- en AIFF-bestanden gehanteerd.
Roland L-CD- en L-CDP-serie CD-ROMs De bestandsnamen van deze serie bestaan uit een “categorie à 3 tekens” plus “:” plus “naam à 12 tekens” (maximaal 16 tekens). De VP-9000 keert deze volgorde om: Hij beeldt de namen dus in het formaat “12 tekens : categorie à 3 tekens” af. Stereo-bestanden die respectievelijk op “L” en “R” eindigen worden samengevoegd en krijgen de benaming “S” (voor “stereo”) in het display.
Bij een naam zoals…
AKAI S1000-serie
“ABCDEFGHIJKLMNOPQRSTUVWXYZ.WAV” of ABCDEFGHIJKLMNOPQRSTUVWXYZ.AIF”
De bestandsnamen van de S1000-serie kunnen maximaal 12 tekens bevatten. Dergelijke bestandsnamen worden in het formaat “12 tekens:—” afgebeeld.
…fungeren de eerste drie tekens van de extensie als categorienaam. De naam op zich luidt als volgt: “ABCDEFGHIJKLMNOPQRSTUVW” 1. “eerste 9 tekens + “~” + laatste 2 tekens + categorie” Display: ABCDEFGHI~VW:XYZ 2. Als methode 1 een naam oplevert die al bestaat, wordt het systeem als volgt gewijzigd: “eerste 8 tekens + “~” + laatste 3 tekens + categorie” Display: ABCDEFGH~UVW:XYZ Dit wordt zo vaak herhaald tot de “~” zich helemaal aan het begin van de naam bevindt. Voorbeeld: Display: ~MNOPQRSTUVW:XYZ
124
Stereo-bestanden die respectievelijk op “L” en “R” eindigen worden samengevoegd en krijgen als nieuwe einde de letter “S” voor “stereo”.
De VP-9000 aan de praat krijgen
Rx: MIDI-ontvangstkanalen De VP-9000 is een module, wat dus betekent dat hij op MIDIcommando’s van de buitenwereld wacht. Meer bepaald bevat hij zes Parts die elk op een apart MIDI-kanaal kunnen ontvangen. Het is dan ook van groot belang dat u de MIDIkanalen in functie van de stuurbron (MIDI-klavier of sequencer/computer kiest). * Hoe u de MIDI-kanalen op de externe instrumenten instelt, vindt u in hun handleiding.
1. Druk op [PERFORM] (indicator licht op).
* Als een bepaalde Part hetzelfde MIDI-ontvangstkanaal heeft als het controlekanaal van de VP-9000 (SYSTEM/MIDI General), heeft het controlekanaal voorrang. Een op dat MIDI-kanaal ontvangen programmanummer zorgt ervoor dat alle Parts dezelfde Sample kiezen (zie ook blz. 201). * Deze commando’s worden enkel ontvangen indien de betreffende ontvangstschakelaars (Rx Switch PC & Bank) ingeschakeld zijn. Volgens de fabrieksinstellingen is dit het geval (blz. 201). Verder moet ook de Rx PC-schakelaar van de betreffende Part aan staan (blz. 141).
De Sample-geheugens hebben de volgende MIDI-adressen:
Het display beeldt de “PERFORM Play”-pagina af. 2. Druk op [F4 (MIDI)] en daarna op [F2 (RX)].
4. Stel met de VALUE-regelaar of [DEC/–][INC/+] het gewenste MIDI-kanaalnummer in. 5. Druk op [EXIT] om naar de “PERFORM Play”-pagina terug te gaan.
A001–A128 B001–B128 C001–C128 D001–D128 E001–E128 F001–F128 G001–G128 H001–H128
Bankkeuzenummer CC00 CC032 70 70 70 70 70 70 70 70
00 01 02 03 04 05 06 07
Programmanummer 001–128 001–128 001–128 001–128 001–128 001–128 001–128 001–128
Referentiehandboek
3. Breng de cursor met [▲][▼][√][®] naar de “Rx Ch”parameter van de benodigde Part.
Samplegeheugen
Samples kiezen Hoe u Samples kiest, weet u al. Bent u het vergeten, zie dan “Samples kiezen” op blz. 42 in het Gebruikershandboek. U kunt trouwens ook gebruik maken van een lijst. Zie daarvoor blz. 43 in het Gebruikershandboek. Ziek tevens blz. 118 voor meer details over de lijsten.
Samples via MIDI kiezen (programmakeuze) Op blz. 97 in het Gebruikershandboek hadden we het er al over dat u Samples ook va MIDI kunt kiezen. Hiervoor moet u bankkeuze- (CC00 en CC32) en programmakeuze-commando’s gebruiken. 1. Zorg dat de stuurbron (MIDI-klavier, sequencer e.d.) op het MIDI-kanaal van de Part zendt waarvoor u een andere Sample wilt kiezen (blz. 141). 2. Zend nu eerst een waarde (70) voor CC00 (bankkeuze MSB). 3. Zend vervolgens een waarde voor CC32 (0~7). Hiermee kiest u de gewenste bank (A~H). 4. Zend tenslotte het MIDI-programmanummer van de benodigde Sample (1~128).
125
De VP-9000 aan de praat krijgen
Keyboard Map instellen (Kbd Map)
Preview-functie: Samples op de VP-9000 starten
Elke Part kan op drie verschillende manieren worden aangestuurd. Kies telkens degene die in een bepaalde situatie het beste uitkomt. NOR
U kunt één Sample aansturen en er melodieën mee spelen.
Door op de [PREVIEW]-knop te drukken kunt u de momenteel gekozen Sample afspelen. Dat is handig wanneer de VP-9000 iets verder van het MIDI-klavier staat opgesteld en u even wilt controleren of u wel degelijk de juiste Sample aan een Part of Phrase hebt toegewezen.
EVT
Een Sample wordt in verschillende Events onderverdeeld (blz. 196) die apart kunnen worden aangestuurd. Zo kunt u de fragmenten in de gewenste volgorde afspelen.
Tijdens het gebruik van de Preview-functie houdt de VP-9000 geen rekening met de “Trigger”-instelling (blz. 130). In plaats daarvan hanteert hij de “Trigger Mode” van de Preview-functie zelf.
MAP
U kunt tot 12 verschillende Samples aan afzonderlijke toetsen toewijzen en via één Part weergeven. In dit geval houdt de VP-9000 geen rekening met de Sample die u “officieel” aan de Part toegewezen hebt. Hier worden dus enkel de aan de Phrases (1~12) toegewezen Samples aangestuurd. Zie ook blz. 139.
Telkens wanneer deze functie beschikbaar is, licht de indicator van de [PREVIEW]-knop op. Tijdens de Preview-weergave knippert de indicator.
Weergavefuncties voor Preview
Als u EVENT of PHRASE MAP kiest, klinkt de Sample telkens op zijn normale toonhoogte (Original Pitch).
U kunt zelf bepalen hoe de Preview-functie werkt:
1. Druk op [PERFORM] (indicator licht op).
2. Druk op [F5 (PREVIW)] om naar de “SYSTEM Preview”pagina te gaan.
Het display beeldt de “PERFORM Play”-pagina af.
1. Druk op [SYSTEM].
2. Druk op [F2 (PART)] en vervolgens op [F2 (GENERL)].
3. Breng de cursor met [▲][▼][√][®] naar de “Kbd Map”parameter van de Part wiens gedrag u wilt wijzigen. 4. Kies met de VALUE-regelaar of [DEC/–][INC/+] de gewenste optie. 5. Druk twee keer op [EXIT] om terug te keren naar de “PERFORM Play”-pagina. * U kunt zelf instellen hoeveel fragmenten (Events) er moeten zijn (blz. 196). * In het geval van “EVT” en “MAP” kunt u ook instellen via welke toets de eerste Sample van de groep wordt aangestuurd (blz. 139). De overige Samples zijn aan de daaropvolgende toetsen toegewezen.
3. Breng de cursor met [▲][▼][√][®] naar de parameter die u wilt instellen. 4. Stel met de VALUE-regelaar of [DEC/–][INC/+] de gewenste waarde in. 5. Druk twee keer op [EXIT] om terug te keren naar de oorspronkelijke pagina. * Als u in stap 4 op [F5 (ALLOFF)] drukt, wordt “PrvwSw” voor alle Parts uitgeschakeld. Druk daarna op [F6 (ALL ON)] om de Preview-functie weer voor alle Parts in te schakelen.
Trigger Mode Hiermee bepaalt u hoe de [PREVIEW]-knop werkt. MOMENTARY:
Om een lange Sample helemaal af te spelen, moet u [PREVIEW] lang ingedrukt houden.
LATCH:
Door één keer op [PREVIEW] te drukken start u de weergave. Door er nog een keer op te drukken stopt u ze weer.
* Als de indicator van de [PREVIEW]-knop oplicht, kunt u [SHIFT] ingedrukt houden en op [PREVIEW] drukken om telkens de “andere” Trigger Mode te kiezen (MOMENTARY of LATCH).
126
De VP-9000 aan de praat krijgen
Sound Mode
Disk-mode
Hiermee kiest u welke Parts op de Preview-signalen moeten reageren en dus kunnen worden gestart.
Alvorens één van de volgende bestanden te laden
SINGLE:
Enkel de Sample van de momenteel gekozen Part (of van de momenteel gekozen Phrase) wordt afgespeeld.
ALL:
Alle Parts, wier “PrvwSw”-parameter op ON staat ingesteld, klinken.
PrvwSw (Preview Switch) Stel hiermee voor elke Part in of hij al (ON) dan niet (OFF) moet klinken wanneer u de [PREVIEW]-knop indrukt (indien u hierboven ALL hebt gekozen).
Meer details over de Previewfunctie
Performance-, Sample- en System-mode De golfvorm(en) wordt/worden telkens vanaf het begin (Wave Start) tot aan het einde (Wave End) afgespeeld – naar gelang de “Trigger Mode”-instelling. Niet gecodeerde Samples (zonder ) kunt u niet “preview’en”.
Utility-mode Tijdens het kopiëren ([F1 (COPY)]), verplaatsen ([F2 (MOVE)]), wissen ([F3 (DELETE)]), initialiseren ([F4 (INIT)]) of dumpen ([F5 (BULK)]) van VP-9000-Samples kunt u de gekozen Sample beluisteren. De Samples worden telkens vanaf het begin (Wave Start) tot aan het einde (Wave End) afgespeeld – maar zonder rekening te houden met de Sample-parameterinstellingen. Instellingen zoals “Loop” hebben hier dus geen invloed op de weergave. De “Sound Mode”- en “PrvwSw”-instellingen van de [PREVIEW}-knop hebben geen invloed op de weergave. Enkel de “Trigger Mode”-instelling wordt gebruikt. Niet gecodeerde Samples (zonder ) kunt u niet “preview’en”.
Load Menu1-pagina [F2 (SAMPLE)]:
Sample
[F4 (VP)]:
Bijgeleverde CD-ROM, Roland VP-CDserie (klankbibliotheek)
[F5 (WAV)]:
Wave-data
[F6 (AIFF)]:
AIFF-data Load Menu2-pagina
[F1 (S-7X0)]:
Data van een CD-ROM van de L-CD- of LCDP-serie
[F2 (S1000)]:
Data van de AKAI S1000-serie
In dit geval hoort u telkens de eerste twee seconden van het bestand – en ook weer zonder Sample-parameters. De “Sound Mode”- en “PrvwSw”-instellingen van de [PREVIEW}-knop hebben geen invloed op de weergave. Enkel de “Trigger Mode”-instelling wordt gebruikt. Niet gecodeerde Samples (zonder ) kunt u niet “preview’en”. * De Samples op de bijgeleverde Zip-schijf kunnen niet afzonderlijk worden geladen (enkel via de Performance waar ze deel van uitmaken). Het is evenmin mogelijk om ze te “preview’en”. * Gecomprimeerde Wave- of AIFF-bestanden kunt u niet met [PREVIEW] afspelen.
Sampling-mode U kunt telkens de gekozen Sample beluisteren. Die wordt afgespeeld zonder Sample-parameters (u hoort de “Loop” dus niet als die ingeschakeld is). De “Sound Mode”- en “PrvwSw”-instellingen van de [PREVIEW}-knop hebben geen invloed op de weergave. Enkel de “Trigger Mode”instelling wordt gebruikt. Niet gecodeerde Samples (zonder ) kunt u hier echter wél beluisteren. In de Sampling-mode verschilt de werking van de Previewfunctie naar gelang de momenteel geselecteerde displaypagina. Alvorens daar nader op in te gaan, willen we even de volgende termen verklaren: Wave Start: Het begin van de golfvorm. Wave End: Het einde van de golfvorm. Loop Start, Loop End: Als u “Loop” op ON hebt gezet, wordt het fragment tussen deze twee punten continu herhaald (lus). Edit Start, Edit End: Alle editfuncties hebben telkens betrekking op het gebied dat u met deze twee punten afbakent. Current: De huidige positie binnen de golfvorm. SAMPLING Menu- en WAVE EDIT-pagina Op deze twee pagina’s wordt de golfvorm tussen “Wave Start” en “Wave End” afgespeeld.
127
Referentiehandboek
De werking van de Preview-functie verschilt naar gelang de gekozen mode.
([F1 (LOAD)] kunt u het “preview’en”.
De VP-9000 aan de praat krijgen
LOOP EDIT- en TEMPO-pagina De golfvorm begint vanaf de huidige positie en wordt dan tussen “Loop Start” en “Loop End” herhaald. De keuze gebeurt op basis van de volgende regels: W.S.
L.S.
L.E.
W.E.
A B C D
A: “Current” bevindt zich ergens tussen “WS” en “LS” (maar nog niet op LS). B: “Current” bevindt zich ergens tussen “LS” en “LE” (maar nog niet op “LE”). C: “Current” bevindt zich ergens tussen “LE” en “WE”. D: Als “Current” zich al op “LE” bevindt, wordt de golfvorm niet afgespeeld. CUT&PASTE-, MODIFY-, REGION-pagina De golfvorm wordt tussen “Current” en “Edit End” afgespeeld. Ook hier worden er bepaalde regels gehanteerd: W.S.
E.S.
E.E.
W.E.
E F G
W.S.
E.S. E.E.
W.E.
H I
E: “Current” bevindt zich ergens tussen “WS” en “EE”. F: “Current” bevindt zich ergens tussen “EE” en “WE”. G: Als “Current” zich al op “WE” bevindt, wordt de golfvorm niet afgespeeld. H: “Current” bevindt zich ergens tussen “WS” en “EE” (= Start). I:
“Current” bevindt zich tussen “EE” (= Start) en “WE”.
ENCODE-pagina De golfvorm wordt vanaf de huidige positie tot aan het volgende Event afgespeeld. In bepaalde gevallen (naar gelang de instelling voor “Event Sense”) kan het gebeuren dat het om een erg kort fragment gaat. Als er rechts van de huidige positie geen Event meer is, wordt de golfvorm tussen “Current” en “WE” afgespeeld. Bevindt de golfvorm zich al bij “WE”, dan wordt ze niet afgespeeld.
128
Sample-parameters ([SAMPLE]) 5. Sample-parameters ([SAMPLE])
Via de volgende functieknoppen hebt u toegang tot de instelbare functies voor Samples:
3. Druk op [F1 (COMMON)].
[SAMPLE] [F1 (COMMON)] [F1 (NAME)] [F2 (INFO)]
Naam en categorie (blz. 130) Sample-informatie,toonhoogte,tempo en Fine Tune originele t (zie hieronder)
[F2 (MODE)]
Weergave van een Sample (1) (blz. 130)
[F3 (SWITCH)]
Weergave van een Sample (2) (blz. 131)
[F4 (AMP)] [F1 (GAIN)] [F2 (VELO)]
Volumeparameters (blz. 131) Aanslaggevoeligheid (blz. 131)
[F5 (CTRL)] Toonhoogte-parameters (blz. 132) Weergavesnelheid (blz. 132) Klankkleur (formant, blz. 132) Stereopositie (blz. 133) Portamento-parameters (blz. 133)
4. Breng de cursor met [▲][▼] naar de parameter die u wilt instellen. 5. Stel met de VALUE-regelaar of [DEC/–] [INC/+] de gewenste waarde in. Zie de stappen 6~8 voor het wijzigen van de codering. 6. Druk op [F6 (RE-ENC)]. Nu verschijnt het “Re-Encode”venster.
[F6 (LFO)] [F1 (COMMON)] LFO-parameters (blz. 134) [F2 (DEPTH)] LFO-diepte (blz. 135)
7. Kies met de VALUE-regelaar of [DEC/–] [INC/+] het gewenste Encoding-type.
Informatie over de Sample ([F1 (COMMON)])
[F2 (INFO)] Op de “SAMPLE/COMMON Sample Info”-pagina worden een reeks belangrijke gegevens over de geselecteerde Sample afgebeeld: • Encode-type (blz. 196) • Sample-type (blz. 187) • Positie van de Loop-punten (Loop S, Loop E) (blz. 192) • Maatsoort (blz. 192)
* Druk op [F5 (CANCEL)] als u de Sample toch niet anders wilt coderen.
8. Druk op [F6 (EXEC)] om de data te coderen. Het display beeldt nu de melding “Completed!” af en keert daarna terug naar de “SAMPLE/COMMON Sample Info”-pagina. * Het coderen van een Sample kan wel even duren. * Om de codering halverwege te stoppen moet u op [F1 (ABORT)] drukken.
9. Druk op [EXIT] om terug te keren naar de “SAMPLE Play”-pagina. * Zie blz. 196 voor meer details over de Encoding-types.
• Original Tempo (blz. 192) • Original Pitch (blz. 188) • Fine Tune-instelling ORIGINAL Tempo, Pitch en Fine Tune kunt u ook hier wijzigen. Om het juiste tempo in te stellen maakt u echter best gebruik van de TEMPO-pagina (blz. 192). ORIGINAL Fine Tune dient voor het “fijnstemmen” van de Sample in stappen van 1 Cent (1/100 halve toon) binnen een bereik van –50 en +50 Cent (kwarttoon hoger/lager). Tevens kunt u hier ook de codering van een al eerder gecodeerde Sample wijzigen. 1. Druk op [SAMPLE] (indicator licht op). 2. Kies met [w/PART][PART/s] de Part waaraan de Sample is toegewezen die u wilt controleren. * Samples die aan geen Part zijn toegewezen kunt u niet controleren. Gebruik dus de VALUE-regelaar of [DEC/–][INC/+] om de betreffende Sample (tijdelijk) aan een Part toe te wijzen.
129
Referentiehandboek
[F1 (PITCH)] [F2 (TIME)] [F3 (FORMNT)] [F4 (PAN)] [F5 (PORTA)]
Zie de stappen 4 en 5 voor het wijzigen van ORIGINAL Fine Tune, Tempo en/of Pitch.
Sample-parameters ([SAMPLE])
Werkwijze voor het instellen van de Sample-parameters
Weergave van de Sample bepalen (1) ([F2 (MODE)])
Ziehier hoe u te werk moet gaan om de instellingen van een Sample te wijzigen. 1. Druk op [SAMPLE] (indicator licht op). Het display beeldt nu de “SAMPLE Play”-pagina af. 2. Kies de Part met de Sample, die u wilt wijzigen, met [w/PART][PART/s]. * Samples die aan geen Part zijn toegewezen kunt u niet controleren. Gebruik dus de VALUE-regelaar of [DEC/–][INC/+] om de betreffende Sample (tijdelijk) aan een Part toe te wijzen.
3. Druk op één van de functieknoppen [F1]~[F6]. 4. Als u in stap 3 op [F1] of [F4]~[F6] drukt, kunt u met [F1]~[F5] de benodigde pagina oproepen. 5. Kies met [▲][▼][√][®] de parameter die u wilt instellen. 6. Stel met de VALUE-regelaar of [DEC/–] [INC/+] de gewenste waarde in. 7. Druk op [EXIT] om terug te keren naar de “SAMPLE Play”-pagina. Links van het Sample-nummer verschijnt er nu een “E” om duidelijk te maken dat de Sample gewijzigd werd.
Key Assign Een Sample kan hetzij polyfoon (POLY), hetzij monofoon (SOLO) worden afgespeeld. Voor bepaalde klanken (blazers bv.) is het soms handiger als u telkens maar één noot kunt spelen, omdat de betreffende partij dan nóg overtuigender klinkt. Deze instelling wordt ook op de “SAMPLE Play”pagina afgebeeld. POLY: U kunt akkoorden spelen. SOLO: U hoort telkens maar één noot (en wel die van de laatst ingedrukte toets).
Playback Hiermee bepaalt u hoe de Sample kan worden aangestuurd. RETRIGGER: Telkens wanneer u een toets indrukt, begint de weergave weer vanaf het begin van de Sample. TIME SYNC (wanneer “Key Assign”= POLY): Wanneer u gebonden noten speelt, vervolgt de frase voor later gespeelde noten (d.w.z. vanaf de huidige positie). LEGATO (wanneer “Key Assign”= SOLO): Door gebonden noten te spelen zorgt u dat de Sample alsmaar doorloopt (en dus niet telkens vanaf het begin wordt gestart.
* Wanneer u de VP-9000 uitschakelt, worden alle Samples in het interne geheugen weer gewist. Samples, die u nog nodig hebt, moet u dus wegschrijven naar een Zip e.d. (blz. 205). Pas daarna verdwijnt het “E”-symbool weer.
Naam en categorie wijzigen ([F1 (COMMON)])
[F1 (NAME)]
Na het opnemen of laden van een Sample kunt u er de naam en categorienaam van wijzigen. Roep de “SAMPLE/COMMON Name”-pagina (zie afbeelding) op en wijzig de naam dan volgens “Namen invoeren” op blz. 116.
130
STEP: De Sample wordt bij elke ingedrukte toets telkens tot aan het volgende Event (blz. 196) afgespeeld.
Trigger Hiermee bepaalt u hoe een Sample weer wordt gestopt eens u hem hebt gestart. GATE: De Sample klinkt maar zo lang tot u de ingedrukte toets weer loslaat. De “druklengte” is dus bepalend voor de “weergavelengte”. TRIGGER: Door een toets in te drukken start u de weergave van een Sample. Door ze nog een keer in te drukken stopt u de weergave weer. DRUM: De Sample begint te spelen zodra u een toets indrukt en loopt dan door tot aan het einde. Dit zou u bv. kunnen gebruiken voor de weergave van cymbaalklanken die natuurlijk moeten uitsterven. * Als u TRIGGER kiest en een Sample start, maar daarna vergeet welke toets u ingedrukt had, blijft de betreffende Sample klinken. Houd dan [SHIFT] ingedrukt, terwijl u op [PERFORM] drukt. U zou echter ook de “Panic”-toets kunnen indrukken (blz. 201).In dat geval worden alle momenteel actieve noten uitgeschakeld.
Sample-parameters ([SAMPLE])
Weergave van de Sample bepalen (2) ([F3 (SWITCH)])
* Loop, T QTZ, Robot en Vib Keep kunt u ook op de “Sample Play”pagina bekijken.
Voorbeeld; wanneer een zangpartij ook vibrato bevat, terwijl u er met de TIME-regelaar (of het overeenkomstige MIDIcommando) de weergavesnelheid van wijzigt, wordt ook de vibrato sneller afgespeeld en klinkt dan navenant kunstmatig. Schakelt u “Vib Keep” echter in, kunt u de snelheid met de toegewezen Hold-voetschakelaar tijdelijk weer in de normale stand zetten, zodat de vibrato natuurlijk klinkt. * Deze functie is enkel beschikbaar voor Samples die over een “Hold Loop”-positie beschikken. Die positie kunt u op de VP-9000 weliswaar niet instellen, maar ze zit wel in bepaalde Sample op de bijgeleverde CD-ROM vervat (zie de “Wave List”, blz. 5~11). * Als u dergelijke Samples in de VP-9000 laadt en opnieuw codeert, verdwijnt de “Loop Hold”-positie weer.
Loop
([F4 (AMP)])
Referentiehandboek
Kies ON wanneer de Sample in een lus moet worden afgespeeld (d.w.z. dat hij voortdurend wordt herhaald). De lus bevindt zich tussen het “Loop Start”- en “Loop End”-punt van de “LOOP EDIT”-pagina (zie blz. 191).
Volume instellen [F1 (GAIN)]
* Wanneer u “Trigger Mode”= DRUM kiest, wordt de Sample niet in een lus afgespeeld (omdat hij anders niet meer zou stoppen). * Als u Kbd Map (blz. 126) op EVENT zet, wordt enkel het gestarte Event (fragment) in een lus afgespeeld (d.w.z. het Event dat aan de ingedrukte toets is toegewezen). * Zet u “Playback” op STEP (blz. 130), dan wordt het momenteel bereikte Event in een lus afgespeeld. * De Loop-instelling kunt u ook op de “Sample Play”-pagina wijzigen door op [▲][▼] te drukken.
T QTZ (Trigger Quantize) Kies hier ON als u wilt dat een Sample enkel op een tel van de maat kan beginnen (ook al drukt u de toets iets te vroeg/ te laat in) en dat de “Loop Start”-positie (blz. 192) eveneens naar een tel van de maat verhuist.
Robot Met deze functie “walst” u alle toonhoogteverschillen van de Sample “plat”, zodat alle noten op dezelfde toonhoogte worden afgespeeld. Dit laat toe om de Sample te gebruiken voor het “knutselen” van een volledig nieuwe zangpartij die echter wel berust op de tekst van de gekozen Sample.
Wave Gain Hiermee kunt u de golfvorm van de Sample harder zetten en dus zorgen dat alle Samples ongeveer hetzelfde niveau hebben (0~+18 [dB]).
Fade In Met deze parameter zorgt u dat het volume van de Sample geleidelijk aan opkomt vanaf 0. Hier kunt u instellen hoelang de Sample erover doet om zijn maximale volume te bereiken (0.00~2.00 [sec]).
Fade Out Dit zorgt ervoor dat het volume van de Sample aan het einde geleidelijk aan stiller wordt. Met “Fade Out” bepaalt u de lengte van deze volumewijziging (0.00~6.00 [sec]).
[F2 (VELO)]
* Deze functie is enkel beschikbaar voor Samples die volgens het SOLO-principe gecodeerd zijn (blz. 196). * Ook versieringen in de melodie (trillers e.d.) worden teniet gedaan, zodat het resultaat niet altijd even overtuigend is. Bovendien verdient het aanbeveling om enkel “gerobotiseerde” noten in de buurt van de Original Pitch-noot te spelen.
Vib Keep (Vibrato Keep) Deze parameter laat toe om vibrato in de Sample in ongewijzigde vorm te behouden (“Keep”). Deze functie moet samen met Hold 1 of Hold 2 (CC64 of CC69) worden gebruikt. Voorwaarde daarvoor is echter dat u “Hold 1 Destination” of “Hold 2 Destination” op HOLD zet (blz. 145).
Velocity Hiermee bepaalt u in welke mate het volume van de Sample via de aanslag kan worden beïnvloed. Wanneer u hier REAL kiest, worden de MIDI-aanslagwaarden gebruikt. Stelt u een waarde in (1~127), dan worden alle Sample-noten op hetzelfde volume afgespeeld. De Sample is dan dus niet meer aanslaggevoelig.
131
Sample-parameters ([SAMPLE])
Curve (Velocity Curve)
[F2 (TIME)]
Er zijn zeven aanslagcurves die bepalen hoe de aanslagwaarden (bij keuze van REAL hierboven) in volume worden vertaald. De grafiek in het display vertelt u hoe deze vertaling wordt uitgevoerd (Type1~Type7).
Pitch/Time/Formant/Pan/ Portamento ([F5 (CTRL)]) [F1 (PITCH)]
Control Sw Met deze parameter stelt u in of de weergavesnelheid (Time) al dan niet via controlecommando’s kan worden gewijzigd (MIDI of regelaar op de VP-9000). Als de weergavesnelheid mag worden beïnvloed, moet u hier ON kiezen.
Human Feel
Control Sw Met deze parameter stelt u in of de toonhoogte al dan niet via controlecommando’s kan worden gewijzigd (MIDI of regelaar op de VP-9000). Als de toonhoogte mag worden beïnvloed, moet u hier ON kiezen.
Rnd Pitch Hiermee bepaalt u hoe “vals” de Sample bij elke ingedrukte noot mag zijn. Dit is een parameter die je op talrijke digitale synthesizers aantreft om voor meer warmte te zorgen (een simulatie van het gebrek aan stabiliteit van analoge synthesizers). Als u deze warmte niet nodig hebt, moet u hier “0” kiezen. De ingestelde waarde slaat op de mogelijke toonhoogteschommeling in Cent (1/100 halve toon). Sommige hebben al niets meer met “warmte” te maken, omdat de verschillen veel te groot zijn. Mogelijkheden: 0, 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 20, 30, 40, 50, 60, 70, 80, 90, 100, 200, 300, 400, 500, 600, 700, 800, 900, 1000, 1100, 1200
Keyfollow Hiermee bepaalt u in welke mate de toonhoogte verandert wanneer u intervallen van halve tonen speelt (een witte en de zwarte toets ernaast). Een normaal toonhoogteverloop bereikt u door hier “+100” te kiezen. Moet de toonhoogte binnen één octaaf op het klavier 2 octaven klimmen, dan moet u hier “+200” instellen. Negatieve waarden betekenen dat de toonhoogte daalt naarmate u hogere noten speelt. “0” betekent dat alle toetsen dezelfde toonhoogte hanteren. Mogelijkheden: -100, -70, -50, -30, -10, 0, +10, +20, +30, +40, +50, +70, +100, +120, +150, +200
Met deze parameter kunt u de timing van de gespeelde noten licht uit verband trekken om een koor te simuleren waar bepaalde zangers iets te vroeg, andere iets te laat en één op tijd begint (geintje). Hoe groter de waarde, hoe menselijker het allemaal klinkt (0~7). * Wanneer u “Human Feel” op een andere waarde dan 0 instelt, loopt de Sample niet meer synchroon met het tempo.
Keyfollow (Time Keyfollow) Met deze parameter bepaalt u in welke mate de weergavesnelheid door de toonhoogte van de gespeelde noten wordt beïnvloedt. Positieve waarden (+) betekenen dat de snelheid steeds meer toeneemt naarmate de gespeelde noten zich verder rechts van de Original Pitch-noot bevinden (blz. 188). Lagere noten zijn navenant trager. Een negatieve waarde (–) betekent dat de snelheid bij hogere noten daalt. “+100” levert hetzelfde effect op als het afspelen van een Sample op een conventionele Sampler. Mogelijkheden: -100, -70, -50, -30, -10, 0, +10, +20, +30, +40, +50, +70, +100, +120, +150, +200
[F3 (FORMNT)] * De parameters op deze pagina hebben enkel betrekking op Samples die volgens het SOLO-principe gecodeerd zijn (blz. 196).
Control Sw (Formant Control Switch) Met deze schakelaar bepaalt u of de klankkleur (formant) van de Sample via de regelaars op het frontpaneel of via MIDI kan worden beïnvloed. Kies ON als u dat wilt.
Keyfollow (Format Key Follow) Met deze parameter bepaalt u in welke mate de formant door de toonhoogte van de gespeelde noten wordt beïnvloedt. Positieve waarden (+) betekenen dat de formant steeds hoger komt te liggen naarmate de gespeelde noten zich verder rechts van de Original Pitch-noot bevinden (blz. 188). Lagere noten zorgen alsmaar meer voor een mannenstem (of iets wat daarop lijkt). Een negatieve waarde (–) betekent dat de
132
Sample-parameters ([SAMPLE])
formant bij hogere noten daalt. “+100” levert hetzelfde effect op als het afspelen van een Sample op een conventionele Sampler.
[F5 (PORTA)]
Control Mode (Pan Control Mode)
Master Sw
Hiermee bepaalt u hoe via MIDI ontvangen Pan-commando’s (CC10) worden uitgevoerd:
Hiermee kunt u bepalen of het Portamento-effect al (ON) dan niet (OFF) wordt toegepast.
OFF: Pan-commando’s worden genegeerd.
Formant Sw
Mogelijkheden: -100, -70, -50, -30, -10, 0, +10, +20, +30, +40, +50, +70, +100, +120, +150, +200
CONTINUOUS: De stereopositie van de aangestuurde Part verandert meteen bij ontvangst van nieuwe Pan-commando’s (dus ook wanneer u een noot lang aanhoudt). KEY-ON: De stereopositie van de aangestuurde Part verandert pas wanneer u de volgende noot speelt (of dit door de sequencer e.d. laat doen). Dit laat dus niet toe om aangehouden noten heen en weer te bewegen.
Random Pan Met deze parameter kunt u zorgen dat elke gespeelde noot zich op een andere plaats in het stereobeeld bevindt. Hoe groter de waarde (0~63), hoe verder de noten uit elkaar liggen.
Alternate Met deze parameter zorgt u dat opeenvolgende noten afwisselend via het linker en het rechter kanaal worden uitgestuurd. Hoe groter de waarde, hoe breder het stereobeeld wordt (d.w.z. de noten liggen verder uit elkaar). Met een “L”- of “R”-waarde kiest u het kanaal via hetwelke de eerste noot van een groep wordt weergegeven (d.w.z. het uitgangspunt voor deze Pan-variatie). (L64–63R)
Keyfollow Hiermee bepaalt u in welke mate de toonhoogte van de gespeelde noten de plaatsing in het stereobeeld beïnvloedt. Dit is bv. handig voor het simuleren van een in stereo gesampelde piano met een evenwichtige verdeling van de noten in het geluidsbeeld. Positieve waarden (+) betekenen dat noten rechts van de Original Pitch (blz. 188) zich steeds verder rechts bevinden, terwijl lagere noten alsmaar verder links te horen zijn. Met een negatieve waarde (–) keert u dit om (hoog= links, laag= rechts). Hoe groter de waarde zelf, hoe breder de stereospreiding wordt. Mogelijkheden: -100, -70, -50, -40, -30, -20, -10, 0, +10, +20, +30, +40, +50, +70, +100
Als u Formant Keyfollow (blz. 132) op een andere waarde dan “0” zet, bepaalt “Formant Sw” of de formantverschillen tussen de eerste en tweede noot geleidelijk aan (ON) of onmiddellijk (OFF) worden uitgevoerd. Dit geldt enkel voor Samples die volgens het SOLO-principe gecodeerd zijn. * Deze functie is enkel beschikbaar, wanneer u Master Sw op “ON” zet.
Time Sw Als u Time Keyfollow (blz. 132) op een andere waarde dan “0” zet, bepaalt Time Sw of het verschil in weergavesnelheid tussen de eerste en de tweede noot geleidelijk aan (ON) of onmiddellijk (OFF) duidelijk moet zijn. * Deze functie is enkel beschikbaar, wanneer u Master Sw op “ON” zet.
Mode Met deze parameter bepaalt u wanneer het Portamento-effect wordt toegepast: NORMAL: Portamento voor alle noten. LEGATO: Enkel gebonden gespeelde noten worden van Portamento voorzien (d.w.z. als u de volgende toets al indrukt alvorens de vorige los te laten).
Typ Hiermee bepaalt u hoe het Portamento-effect moet werken: RATE: De snelheid van de toonhoogte-verandering verschilt naar gelang het interval tussen de eerste en de tweede noot die u speelt. Bij kleinere intervallen duurt de overgang relatief gezien langer dan bij grote intervallen. (Hier wordt de Time-waarde dus aan het interval aangepast om al te lange “schuivers” te vermijden.) TIME: De “Time”-waarde (zie verderop) wordt voor alle noten gehanteerd, of u nu kleine of grote intervallen speelt.
133
Referentiehandboek
[F4 (PAN)]
Portamento is een effect dat voor geleidelijke toonhoogteovergangen tussen twee noten zorgt. Wanneer u “Key Assign” op SOLO zet, zorgt het Portamento-effect voor de typische schuivers van bv. een trombone of zigeunergitaar. Portamento is echter ook beschikbaar wanneer u “Key Assign” op POLY zet.
Sample-parameters ([SAMPLE])
LFO-parameters
Start Als u een andere toets indrukt, terwijl het Portamento-effect al naar de eerder gespeelde noot aan het schuiven is, begint er een nieuwe overgang naar de zopas ingedrukte toets. Met “Start” bepaalt u op welke toonhoogte de nieuwe overgang begint. PITCH: Als u op een andere toets drukt, terwijl de toonhoogte aan het verschuiven is, begint de nieuwe overgang vanaf de op dat moment bereikte toonhoogte. Toonhoogte
[F1 (COMMON)]
Waveform Hiermee kiest u een golfvorm voor de LFO.
C5
Overgang vanaf de bereikte toonhoogte D4 C4
Tijd Derde noot: D4 Tweede noot: C5 Eerste noot: C4
TRI: SIN: SAW: SQR: TRP: S&H: RND: CHS:
Driehoeksgolf Sinusgolf Zaagtand Blokgolf Trapezoïdaal Sample & Hold Willekeurige golfvorm (Random) Chaos-golfvorm
Key Trigger
NOTE: Het Portamento-effect begint vanaf de toonhoogte die na voltooien van de vorige overgang zou zijn bereikt, indien u de betreffende toets lang genoeg ingedrukt had gehouden.
Hiermee kunt u instellen of de LFO-cyclus bij het indrukken van een toets telkens weer vanaf het begin start (ON) of niet (OFF).
Rate Hiermee bepaalt u de modulatiesnelheid van de LFO. Als u “Ext Sync” op CLK zet, kunt u de LFO-snelheid in de vorm van een nootwaarde aangeven (bv. achtste noten), wat voor een perfecte synchronisatie van de LFO zorgt.
Toonhoogte C5
([F6 (LFO)])
Overgang begint bij de C5
Voorbeeld: Als uw sequencer e.d. momenteel de tempowaarde = 120 hanteert, komen de nootwaarden overeen met de volgende intervallen:
D4 C4
Setting
Tijd Derde noot: D4 Tweede noot: C5 Eerste noot: C4
Time (0~127) Hiermee bepaalt u hoe snel de overgang naar de telkens volgende noot is. Hoe groter de waarde, hoe trager de overgang.
Duur van een LFO-cyclus
192= (halve noot)
1 s (60 / 60 =1 (sec))
96= (kwartnoot)
0,5 s (60 / 120= 0,5 (sec))
48= (achtste noot)
0,25 s (60 / 240= 0,25 (sec))
Mogelijkheden: 0~127 (wanneer “Ext Sync” = OFF), 0~880 (met nootsymbolen) (wanneer “Ext Sync” = CLK) * Wanneer u voor “Waveform” CHS kiest, wordt deze instelling genegeerd.
Offset Hiermee kan de LFO-golfvorm verticaal worden verschoven, zodat ze iets verder boven of onder de “0”-as ligt. Positieve waarden (+) betekenen dat de modulatie vanaf de middelste waarde naar boven wordt uitgeoefend. Negatieve waarden (–) betekenen dat de modulatie vanaf de centrale waarde naar beneden toe wordt uitgeoefend. Mogelijkheden: –100, –50, 0, +50, +100
134
Sample-parameters ([SAMPLE])
Delay Time Wanneer u “Fade Mode” op ON-IN zet, bepaalt u met deze parameter hoe lang het duurt tot de LFO na het indrukken van een toets opkomt. (In het geval van ON-OUT slaat deze parameter op de duur tijdens dewelke de LFO actief is.) Zet u “Fade Mode” op OFF-IN, dan slaat “Delay Time” op de vertraging tussen het loslaten van een toets en het begin van de LFO. (Kiest u echter OFF-OUT, dan slaat deze parameter op de duur tijdens dewelke de LFO actief is.)
OFF-OUT: De LFO wordt al bij het indrukken van een toets toegepast en neemt dan geleidelijk aan af in de Release-fase (na het loslaten van de toets). Delay Time
hood (meer)
Pitch Cutoff Frequency Level Pan laag (minder)
Fade Time Depth
Noot-aan
Noot-uit
Zie ook de afbeelding onder “Fade Mode”.
Ext Sync (externe synchronisatie van de LFO)
Instelbereik: 0~127
Hier kiest u de synchronisatiebron voor de LFO.
Fade Time Hiermee bepaalt u hoe lang het duurt tot de LFO zijn maximale amplitude heeft bereikt. (De LFO kan dus ook geleidelijk aan opkomen.)
* Als u CLK kiest, moet u Tempo Sync voor de Part, waaraan deze Sample is toegewezen, op ON zetten.
Instelbereik: 0~127
Fade Mode Hiermee bepaalt u hoe de LFO-modulatie wordt toegepast. ON-IN: De LFO komt langzaam op zodra u een toets indrukt (eventueel nadat de Delay-tijd is afgelopen). hoog (meer)
Pitch Cutoff Frequency Level Pan
Delay Time
* Voor de volgende parameters betekenen negatieve waarden (–) dat de fase van de LFO wordt omgekeerd.
Depth Noot-aan
Pitch
ON-OUT: Telkens, als u een toets indrukt, wordt aanvankelijk de maximale LFO-amplitude gehanteerd. Daarna ebt de LFO geleidelijk aan weg. hoog (meer)
Delay Time
Depth
Formt
Level Hiermee bepaalt u hoe sterk het volume door de LFO kan worden gemoduleerd. Dit zorgt voor een tremolo-effect (–64~+63).
Noot-aan
OFF-IN: De LFO komt geleidelijk aan op zodra u een toets loslaat. Delay Time
hoog (meer)
Hiermee bepaalt u hoe sterk de toonhoogte door de LFO wordt beïnvloed (dat zorgt voor vibrato; –64~+63).
Hiermee bepaalt u hoe sterk de Formant via de LFO kan worden gemoduleerd (–64~+63).
Fade Time
laag (minder)
Pitch Cutoff Frequency Level Pan
[F2 (DEPTH)]
Fade Time
laag (minder)
Pitch Cutoff Frequency Level Pan
CLK: De LFO loopt synchroon met de interne of een externe klok.
Fade Time
Pan Met deze parameter bepaalt u hoe sterk de stereopositie door de LFO wordt beïnvloed. Dit zorgt voor een Auto Pan-effect (L64~63R).
Depth
Nootaan
Nootuit
laag (lminder)
135
Referentiehandboek
Zie de afbeelding onder “Fade Mode”.
OFF: de LFO loopt niet synchroon met de externe of interne klok.
6. Performance-parameters ([PERFORM])
Performance-parameters ([PERFORM])
De Performance-parameters zijn als volgt ingedeeld: [PERFORM]
Algemene Performanceparameters ([F1 (COMMON)])
[F1 (COMMON)] [F1 (NAME)] [F2 (TEMPO)]
Naam van de Performance Tempo/synchronisatie/metronoom
Naam van de Performance
[F3 (SOUND)]
Stemmen (zie blz. 137)
Ziehier hoe u de naam van de huidige Performance kunt instellen:
Kbd Map, polyfonie, synchronisatie, Octave Shift (zie blz. 138) Keuze van de Samples (zie blz. 138) Volume, panorama, stemming (blz. 138) Klavierzones (Key Range) (zie blz. 139)
1. Druk op [PERFORM] (indicator licht op) om naar de “PERFORM Play”-pagina te gaan.
[F2 (PART)] [F2 (GENERL)] [F3 (SAMPLE)] [F4 (SOUND)] [F5 (RANGE)]
[F3 (PHRASE)] [F4 (SAMPLE)] [F5 (SOUND)] [F6 (EFFECT)]
[F4 (MIDI)] [F1 (COMMON)] [F2 (RX)]
Sample-keuze, synchronisatie, Octave Shift (zie blz. 140) Volume, panorama, stemming (blz. 140) Effectinstellingen (zie blz. 140) MIDI-functies van de knoppen (blz. 142) Ontvangstkanaal en ontvangstschakelaars (blz. 141)
[F5 (CTRL)] Menu1 [F2 (C1)] [F3 (C2)] [F4 (C3)] [F5 (VC)]
Menu2 [F2 (MOD)] [F3 (P.BEND)] [F4 (AFTER)] [F5 (HOLD)]
Instellingen voor regelaar C1 (blz. 142) Instellingen voor regelaar C2 (blz. 142) Instellingen voor regelaar C3 (blz. 142) Instellingen voor de “virtuele regelaar” (blz. 142) Modulatieparameters (blz. 144) Pitch Bend-instellingen (blz. 144) Aftertouch-instellingen (blz. 142) Hold-instellingen (blz. 145)
[F6 (EFFECT)] [F3 (ROUTNG)] [F4 (MULTI)] [F5 (CHORUS)] [F6 (REVERB)]
2. Druk op [F1 (COMMON)] en daarna op [F1 (NAME)].
Verbinding van de effecten (blz. 148) Multi-effect-instellingen (blz. 151) Chorus-instellingen (blz. 178) Reverb-instellingen (blz. 179)
3. Zie “Namen invoeren” op blz. 116 voor het inbrengen van de gewenste naam. Daarna keert u terug naar de “PERFORM/COMMON Tempo & Metronome”-pagina. 4. Druk op [EXIT] om terug te keren naar de “PERFORM Play”-pagina. Kijk even of de naam klopt.
Tempo/Clock-/metronoominstellingen Ziehier hoe u de parameters kunt instellen die verband houden met het tempo: 1. Druk op [PERFORM] (indicator licht op) om naar de “PERFORM Play”-pagina te gaan. 2. Druk op [F1 (COMMON)].
Zodra u ook maar één parameter van de Performance wijzigt, wordt er een sterretje links van de naam afgebeeld om u erop te wijzen dat de Performance niet meer met de geladen versie overeenstemt. 3. Breng de cursor met [▲][▼][√][®] naar de parameter die u wilt instellen. 4. Stel de waarde in met de VALUE-regelaar of [DEC/–] [INC/+]. * Bij het uitschakelen van de VP-9000 worden alle data in het RAM-geheugen weer gewist. Vergeet dus niet ze naar een Zip e.d. weg te schrijven alvorens de VP-9000 uit te schakelen (zie blz. 205). Pas daarna verdwijnt het sterretje (“*”) weer.
* Met [F6] kunt u de metronoom uitschakelen. Hiervoor maakt het niet uit welke parameter u gekozen hebt.
5. Druk op [EXIT] om terug te keren naar de “PERFORM Play”-pagina. * Het metronoomsignaal wordt niet naar de digitale uitgangen uitgestuurd.
Master Tempo Hiermee bepaalt u de tempowaarde die door de LFO, de Samples e.d. kan worden overgenomen. Als u “Clock Src” op MIDI zet, wordt hier “—.-” afgebeeld. Instelbereik: 20,0~250,0
136
Performance-parameters ([PERFORM])
Clock Src Hier kunt u kiezen of de Performance het ingestelde tempo hanteert (INT) of het Clock-signaal van een extern MIDIapparaat volgt (MIDI).
Metronome Switch Hier kunt u de metronoom van de Performance in- of uitschakelen.
Time Sign (maatsoort)
Instellingen voor de Parts ([F2 (PART)]) Ziehier hoe u de parameters van de afzonderlijke Parts kunt instellen. 1. Druk op [PERFORM] (indicator licht op) om naar de “PERFORM Play”-pagina te gaan. 2. Druk op [F2 (PART)].
Hier kunt u de maatsoort van de Performance instellen (indien alle gebruikte Samples dezelfde maatsoort hanteren). Mogelijkheden: 1~16/2, 4, 8, 16
Level Hiermee bepaalt u het volume van de metronoom (1~8).
U kunt een Performance op twee manieren stemmen, wat in bepaalde gevallen ook gevolgen heeft voor de aangesproken Samples. 1. Druk op [PERFORM] (indicator licht op) om naar de “PERFORM Play”-pagina te gaan. 2. Druk op [F1 (COMMON)] en daarna op [F3 (SOUND)].
4. Als u in stap 3 op [F4 (SOUND)] drukt, kunt u met [F1]~[F4] de benodigde pagina oproepen. 5. Breng de cursor met [▲][▼][√][®] naar de Part die u wilt instellen. * U kunt de Parts ook met [w/PART][PART/s] kiezen.
6. Stel de waarde in met de VALUE-regelaar of [DEC/–] [INC/+]. 7. Druk twee keer op [EXIT] om terug te keren naar de “PERFORM Play”-pagina.
PALETTE- en PART-pagina’s Op alle PERFORM/PART-pagina’s kunt u kiezen tussen een PALETTE- en een PART-weergave. 3. Breng de cursor met [√][®] naar de parameter die u wilt instellen. 4. Stel de waarde in met de VALUE-regelaar of [DEC/–] [INC/+]. 5. Druk op [EXIT] om terug te keren naar de “PERFORM Play”-pagina.
Master Coarse Tune Hiermee kunt u de basistoonhoogte binnen een bereik van ±1 octaaf transponeren (in stappen van een halve toon).
PALETTE betekent dat zich alle Parts en hun parameters op dezelfde pagina bevinden, zodat u snel van de ene Part naar de andere kunt gaan en het verband tussen uw instellingen ziet. Op een PART-pagina worden de parameters van maar één Part afgebeeld (en hebben dan langere/duidelijkere namen). Wanneer u een pagina oproept, verschijnt automatisch de PALETTE-weergave. Druk op [F6 ( PART)] om naar de PART-weergave te gaan. Met [F6 ( PLT)] keert u terug naar de PALETTE-weergave.
Instelbereik: –12~+12
Master Fine Tune Hiermee kunt u de toonhoogte in stappen van 1 Cent fijnstemmen als blijkt dat een extern instrument anders staat gestemd. Instelbereik: –50~+50 [Cent]
PALETTEweergave
PARTweergave
* Op de “Sample Select”- en “Key Range”-pagina is er geen verschil tussen de PALETTE- en de PART-weergave. Welke weergave er wordt gehanteerd wanneer u daarna naar een andere pagina gaat, hangt echter af van de hier gemaakte keuze (PART of PALETTE).
137
Referentiehandboek
Sound: Performance stemmen
3. Druk op [F2]~[F5].
Performance-parameters ([PERFORM])
General: weergaveparameters voor de Parts
Volume/panorama/stemming van de Parts Level Met deze parameter stelt u het volume van de geselecteerde Part in. Op die manier zorgt u voor een evenwichtige balans. Instelbereik: 0~127
Kbd Map Zie blz. 126. Voor EVENT en MAP kunt u tevens de toets kiezen waaraan de eerste Sample wordt toegewezen.
V Rsv (Voice Reserve) Als u vreest dat de VP-9000 in bepaalde situaties meer dan 6 noten tegelijk moet weergeven, kunt u hier instellen hoeveel stemmen elke Part minimaal toebedeeld krijgt wanneer de stemmen krap worden. Instelbereik: 0~6
Pan Hiermee bepaalt u de plaatsing van de gekozen Part in het stereobeeld. “L64” betekent “helemaal links”, “0” slaat op het midden en “R63” betekent dat het Part-geluid zich uiterst rechts bevindt.
* Het totale aantal stemmen dat u kunt toewijzen (aan alle Parts samen) is 6.
T Sync (Tempo Sync) Hier bepaalt u of de Sample van de gekozen Part het Master Tempo van de Performance (intern of MIDI) al (ON) dan niet (OFF) moet volgen. * Wanneer de Master Tempo-waarde (blz. 136) vier keer sneller is dan de Original Tempo-waarde van de betreffende Sample (zie blz. 192), kan de Sample niet met het Master Tempo worden gesynchroniseerd (omdat de VP-9000 dan te hard zou moeten rekenen).
Coarse Tune Hiermee kunt u de gekozen Part in stappen van een halve toon transponeren (–12~+12 halve tonen, zegge en schrijve ±1 octaaf).
P Sync (Pitch Sync) Hiermee bepaalt u of de Sample van de gekozen Part zijn toonhoogte aan de MASTER Coarse Tune- en Fine Tuneinstellingen van de Performance (blz. 137) moet aanpassen of niet.
O Shift (Octave Shift) Hiermee kunt u de Part in octaafstappen hoger of lager transponeren. Instelbereik: –3~+3
Samples toewijzen Op deze pagina kunt u een Sample toewijzen aan de geselecteerde Part. Druk op de VALUE-regelaar om een lijst op te roepen (zie blz. 118).
No. (Sample-nummer) Instelbereik: A001~H128
138
Fine Tune Met deze parameter kunt u de Part fijnstemmen (dus in kleine stappen van 1 Cent). Dit kan nodig blijken wanneer de Part vals klinkt in vergelijking met de overige Parts, terwijl u niets aan de Sample zelf wilt veranderen (–50~+50).
Performance-parameters ([PERFORM])
Nootbereik van de Parts (Key Range) Hier kunt u instellen via welke toetsen/noten de gekozen Part kan worden aangestuurd. Deze parameter laat dus toe om Splits en/of Layers te programmeren, wat bv. nodig is wanneer het externe MIDI-klavier maar op één MIDI-kanaal zendt, terwijl u verschillende Parts via afzonderlijke zones wilt aansturen.
2 4 7 9 11
Chromatic C3 1 3 5 6 8 10 12
White C3 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12
Key Range Lwr (ondergrens)
Black
Key Range Upr (bovengrens) Kies hier de hoogste noot waarmee u de betreffende Part wilt aansturen (Lwr tot G9). U kunt voor elke Part een aparte onder- en bovengrens instellen. Zorg dat de zones elkaar niet overlappen (let op de balken in het display) als u uit bent op complexe Splits.
Phrase Map-instellingen: bereik van de Samples
C#3
1. Druk op [PERFORM] (indicator licht op) om naar de “PERFORM Play”-pagina te gaan. 2. Druk op [F3 (PHRASE)].
3. Kies met [w/PART] of [PART/s] de Part die u wilt instellen.
([F3 (PHRASE)])
4. Breng de cursor met [▲][▼] naar de parameter die u wilt instellen.
Door “Kbd Map” op MAP te zetten, kunt u –via eenzelfde Part– maximaal twaalf verschillende Samples aansturen (zie blz. 126).
5. Stel de waarde in met de VALUE-regelaar of [DEC/–] [INC/+].
Laten we nu kijken hoe je bepaalt vanaf welke toets de toegewezen Samples kunnen worden aangestuurd.
6. Druk op [EXIT] om terug te keren naar de “PERFORM Play”-pagina.
Assign
Noten voor het aansturen van de Samples
Zie blz. 58.
Met “Assign” en “Start Key” bepaalt u welke toetsen er voor het aansturen van de Samples binnen een Part worden gebruikt. Deze instellingen gelden ook wanneer u “Kbd Map” op EVENT zet.
Hiermee kiest u de noot/toets voor de eerste Sample/Phrase van de groep (Phrase 1) (C-1, C0, C1, C2, C3, C4, C5, C6, C7).
Start Key
* Wanneer “Assign”= BLACK, luiden de “Start Key”-waarden C#–1, C#0, C#1, C#2, C#3, C#4, C#5, C#6 en C#7.
U kunt enkel de lokatie van de laagste noot (Sample/Phrase) zelf kiezen. De overige 11 Samples worden dan volgens één van de drie “Assign”-principes aan de toetsen rechts daarvan toegewezen. Voorbeeld: Het uitgangspunt voor onze berekening is Start Key= “C3”.
139
Referentiehandboek
Kies hier de laagste noot waarmee u de betreffende Part wilt aansturen (C–1 tot Upr).
Performance-parameters ([PERFORM])
Instellingen voor de afzonderlijke Phrases/noten Ziehier hoe u Samples toewijst aan de Phrases van een Part. Kies eerst de Phrase (1~12) en stel vervolgens de gewenste parameterwaarden in. 1. Druk op [PERFORM] (indicator licht op) om naar de “PERFORM Play”-pagina te gaan.
Octave Shift Hiermee kunt u de gekozen Phrase in octaafstappen hoger of langer transponeren (–3~+3).
Level/Pan/Coarse/Fine * Parts wier “Kbd Map”-parameter op MAP staat negeren de Partinstellingen op blz. 138. Meer bepaald gaat het om Level, Pan, Coarse Tune en Fine Tune.
2. Druk op [F3 (PHRASE)] om naar het “PERFORM/ PHRASE Menu” te gaan. 3. Kies de benodigde Part met [w/PART] of [PART/s]. 4. Druk op [F4]~[F6] om de gewenste pagina op te roepen. 5. Kies met [F1 ( )] of [F2 ( )] de benodigde Phrase. Deze twee knoppen kunt u op gelijk welk moment gebruiken voor het kiezen van andere Phrase. * Wanneer de cursor zich bij “Phrase No.” bevindt, kunt u de Phrase ook met de VALUE-regelaar of [DEC/–] [INC/+] kiezen.
6. Breng de cursor met [▲][▼][√][®] naar de gewenste parameter.
Level Hiermee bepaalt u het volume van de gekozen Phrase (0~127)
Pan Hiermee bepaalt u de stereopositie van de gekozen Phrase (L64–63R).
7. Stel de waarde in met de VALUE-regelaar of [DEC/–] [INC/+].
Coarse
8. Druk twee keer op [EXIT] om terug te keren naar de “PERFORM Play”-pagina.
Hiermee kunt u de gekozen Phrase in stappen van halve tonen transponeren (–12~+12).
Samples kiezen, synchronisatie, Octave Shift * Parts wier “Kbd Map”-parameter op MAP staat negeren de Partinstellingen op blz. 138. Meer bepaald gaat het om: No. (Samplenummer), T Sync, P Sync en Octave Shift.
Fine Hiermee kunt u de gekozen Phrase fijnstemmen als blijkt dat ze een beetje vals is t.o.v. de overige Phrases. Dit gaat in stappen van 1 Cent (1/100 halve toon). Instelbereik: –50~+50
Effectinstellingen Hier kunt u de effectinstellingen van de afzonderlijke Phrases maken.
No. Hier kunt u aan elke Phrase (noot/toets) een Sample toewijzen. Druk op de VALUE-regelaar om uit een lijst te kunnen kiezen (zie blz. 118). Instelbereik: A001~H128
* Parts wier “Kbd Map”-parameter op MAP staat negeren de Partinstellingen op blz. 150. Meer bepaald gaat het om: Out Assign (uitgangstoewijzing), MFX Send Level, Cho Send Level en Rev Send Level. * Meer details over de effectinstellingen, die voor alle Parts samen gelden, vindt u onder “Effectverbindingen en uitgangen kiezen” op blz. 149.
* Door [SHIFT] ingedrukt te houden en op [F3 (SETALL)] te drukken kunt u aan alle Phrases dezelfde Sample toewijzen.
Tempo Sync Hier kunt u voor elke Phrase instellen of de toegewezen Sample met het Master Tempo (Performance) moet worden gesynchroniseerd (ON) of niet (OFF).
Output (uitgangstoewijzing)
Pitch Sync
Hier kunt u instellen naar welke uitgangen het signaal van de gekozen Phrase wordt uitgestuurd.
Hier bepaalt u of de MASTER Coarse Tune- en Fine Tuneinstellingen van de Performance door de toegewezen Sample worden gevolgd (ON) of niet (OFF).
MAIN: het signaal wordt naar de Reverb en Chorus evenals de MAIN OUT-uitgangen gestuurd. In dit geval wordt de Sample niet door de M-FX (multi-effect) bewerkt.
140
Performance-parameters ([PERFORM])
M-FX: het signaal van de Sample wordt naar de Reverb, Chorus en M-FX gestuurd. Dit is de geschikte keuze voor signalen die door alle drie effecten moeten worden bewerkt. DIR1: Het signaal van de Phrase wordt naar de DIRECT OUT 1-uitgangen uitgestuurd. Kies deze instelling wanneer u de betreffende Sample met een extern effectapparaat wilt bewerken of wanneer u geen effecten nodig hebt.
PALETTE-en PART-weergave Ook op de “PERFORM/MIDI Rx”-pagina kunt u kiezen tussen een PALETTE- en een PART-weergave. Zie blz. 137 voor meer details. Ziehier hoe ze er uitzien: PALETTEweergave
DIR2: In dit geval wordt het Phrase-signaal naar de DIRECT OUT 2-uitgangen gestuurd.
Multi
PARTweergave
Met deze parameter bepaalt u hoe sterk de Phrase door het multi-effect wordt bewerkt (effectaandeel, 0~127).
Chorus Hiermee bepaalt u het Chorus-aandeel voor de gekozen Phrase (0~127).
Hiermee bepaalt u het Reverb-aandeel voor de gekozen Phrase (0~127).
Ontvangstkanaal en schakelaars ([F4 (MIDI)]) Ziehier hoe u een ontvangstkanaal aan de Parts kunt toewijzen en kunt bepalen welke MIDI-commando’s er wel of niet moeten worden ontvangen. 1. Druk op [PERFORM] (indicator licht op) om naar de “PERFORM Play”-pagina te gaan. 2. Druk op [F4 (MIDI)] en vervolgens op [F2 (RX)].
Hier kunt u aan elke Part een MIDI-kanaal (1~16) toewijzen). * Als u voor een Part hetzelfde MIDI-kanaal kiest als voor het controlekanaal (zie blz. 201), heeft het controlekanaal voorrang.
Rx Note (filter voor nootcommando’s) Hier kunt u voor elke Part apart instellen of hij al (ON) dan niet (OFF) nootcommando’s mag ontvangen.
Rx PC (filter voor programmakeuze-commando’s) Stel hier in of de gekozen Part programmakeuze-commando’s mag ontvangen (ON) of niet (OFF). Kiest u ON, dan kunt u via MIDI andere Samples aan deze Part toewijzen.
Rx Vol (filter voor CC07-commando’s) Stel hier in of de gekozen Part volumecommando’s via MIDI mag ontvangen (ON) of niet (OFF).
Rx Hold (filter voor CC64- en CC69-commando’s) Hier bepaalt u of de gekozen Part Hold 1/2-commando’s mag ontvangen (ON) of niet (OFF).
3. Breng de cursor met [▲][▼][√][®] naar de Part wiens instellingen u wilt veranderen. * U kunt de benodigde Part ook met [w/PART][PART/s] kiezen.
4. Stel de waarde in met de VALUE-regelaar of [DEC/–] [INC/+]. 5. Druk op [EXIT] om terug te keren naar de “PERFORM Play”-pagina.
141
Referentiehandboek
Reverb
Rx Ch
Performance-parameters ([PERFORM])
Realtime-wijzigingen van het geluid ([F4 (MIDI)][F5 (CTRL)]) De VP-9000 is uitgerust met drie regelaars die u kunt gebruiken om verschillende aspecten van het Sample-geluid in Realtime te veranderen. Bovendien kunt u echter ook externe speelhulpen (Modulation-hendel, Pitch Bend, voetschakelaar, zwelpedaal enz.) gebruiken voor het beïnvloeden van het geluid. Wanneer u de betreffende speelhulp op de externe stuurbron gebruikt, zendt die MIDI-commando’s. Omgekeerd zenden de regelaars van de VP-9000 ook MIDI-commando’s die u met een sequencer kunt opnemen als u dat wilt. Expressiviteit troef dus… * Meteen na inschakelen van de VP-9000 dient de PITCH-regelaar voor het wijzigen van de toonhoogte; met TIME beïnvloedt u de weergavesnelheid; de FORMANT/GROOVE-regelaar tenslotte dient voor het beïnvloeden van de klankkleur of de Groove (naar gelang het Encode-type van de aangestuurde Sample, zie blz. 196). De Groove kunt u enkel beïnvloeden wanneer u op de [GROOVE]-knop drukt, zodat hij oplicht. Zodra u echter een Performance laadt, zou het kunnen dat de functie van deze regelaars (gedeeltelijk) verandert. * Wanneer u de weergavesnelheid van een Sample veel hoger of lager instelt, klinkt de vibrato van de Sample onnatuurlijk. Dat kunt u echter met “Vib Keep (Vibrato Keep)” op blz. 131 verhelpen.
MIDI-instellingen voor de regelaars Ziehier hoe u de MIDI-functies van de regelaars op de VP-9000 instelt. Bovendien vindt u hier parameters die toelaten om externe MIDI-commando’s voor dezelfde doeleinden te gebruiken als de regelaars. 1. Druk op [PERFORM] (indicator licht op) om naar de “PERFORM Play”-pagina te gaan. 2. Druk op [F4 (MIDI)].
benaming onder de drie regelaars.) Wanneer de VP-9000 het controlecommando ontvangt, doet hij hetzelfde als wanneer u aan de betreffende regelaar draait. Instelbereik: CC02~CC05, CC07~CC31, CC64~CC95
VC Assign Met deze parameter kunt u een MIDI-controlecommando aan een vierde regelaar toewijzen. Die is er weliswaar niet (“VC” staat voor “Virtual Controller”), maar u kunt wel zo doen alsof door de betreffende commando’s via MIDI naar de VP-9000 sturen. Instelbereik: CC02~CC05, CC07~CC31, CC64~CC95
C1~C3 Out Mode Met deze parameters bepaalt u waar de data van de betreffende regelaar naartoe gestuurd worden. OFF: De betreffende regelaar zendt geen MIDI-commando’s en stuurt ook geen commando’s naar de interne klankbron van de VP-9000. INT: De betreffende regelaar beïnvloedt enkel de VP-9000 zelf, maar stuurt geen MIDI-commando’s. MIDI: De betreffende regelaar zendt enkel MIDI-commando’s naar de buitenwereld. INT&MIDI: De betreffende regelaar zendt zijn commando’s zowel naar de VP-9000 als naar de MIDI-buitenwereld.
Knob Control Stel hier in welke Parts er op de commando’s van C1~C3 moeten reageren (als u hierboven tenminste niet OFF of MIDI gekozen hebt). MULTI PART: Alle zes Parts reageren op de commando’s van de regelaars. CURRENT PART: Enkel de momenteel geselecteerde Part wordt door de commando’s van de regelaars beïnvloed.
Regelbereik van de regelaars/ speelhulpen Hier kunt u voor elke aanstuurbare parameter instellen hoe sterk hij door de regelaars van de VP-9000 of MIDI-commando’s kan worden beïnvloedt. Deze toewijzingen kunnen er behoorlijk complex uitzien, zoals u verderop zal ontdekken. 1. Druk op [PERFORM] (indicator licht op) om naar de “PERFORM Play”-pagina te gaan.
3. Breng de cursor met [▲][▼][√][®] naar de parameter die u wilt instellen. 4. Stel de waarde in met de VALUE-regelaar of [DEC/–] [INC/+]. 5. Druk op [EXIT] om terug te keren naar de “PERFORM Play”-pagina.
Assign C1~C3 Hier kunt u het controlecommando kiezen dat de betreffende regelaar zendt wanneer u eraan draait. (Om welke regelaar het gaat, ziet u ook op het frontpaneel: kijk gewoon naar de
142
2. Druk op [F5 (CTRL)]. 3. Kies met [w/PART] of [PART/s] het “PERFORM/ CTRL Menu1” of “PERFORM/CTRL Menu2”.
Performance-parameters ([PERFORM])
4. Roep met [F2]~[F5] de benodigde parameterpagina op. PERFORM/CTRL Menu1
* Een grote positieve (+) of (–) waarde laat een belangrijke beïnvloeding van de betreffende parameter toe. * De veranderingen, die u met de regelaars/speelhulpen bereikt, zijn maar tijdelijk en kunnen niet worden weggeschreven. (U kunt ze echter wel met een sequencer opnemen.)
[F2 (C1)]:
Toewijzing van C1
[F3 (C2)]:
Toewijzing van C2
[F4 (C3)]:
Toewijzing van C3
Pitch
[F5 (VC)]:
Toewijzing van de VC-regelaar. Die moet via het gekozen controle-commando worden aangestuurd (zie VC Assign hierboven)
[F2 (MOD)]:
Toewijzing van modulatiecommando’s (CC01)
Hiermee stelt u in hoe sterk de toonhoogte kan worden beïnvloed. In het geval van een regelaar betekent een positieve instelling (+) dat u de regelaar naar rechts moet draaien om de toonhoogte te verhogen. Een negatieve waarde keert deze werking om.
[F3 (P.BEND)]:
Toewijzing van Pitch Bend-commando’s
Instelbereik: –64~+63
[F4 (AFTER)]:
Toewijzing van Aftertouch-commando’s
[F5 (HOLD)]:
Functie van CC64- en CC69-commando’s (Hold 1/2, zie ook blz. 145)
PERFORM/CTRL Menu2
* Een Sample reageert maar op deze commando’s wanneer zijn “Pitch Control Sw” (blz. 132) op ON staat. Bovendien mag de waarde hier niet “0” zijn.
Time Hiermee stelt u in hoe sterk de weergavesnelheid kan worden beïnvloed. In het geval van een regelaar betekent een positieve instelling (+) dat u de regelaar naar rechts moet draaien om de Sample te versnellen. Een negatieve waarde keert deze werking om. Instelbereik: –64~+63 5. Breng de cursor met [▲][▼][√][®] naar de Part of parameter die u wilt instellen. * De Part kunt u ook met [w/PART][PART/s] kiezen.
6. Stel de waarde in met de VALUE-regelaar of [DEC/–] [INC/+]. 7. Druk twee keer op [EXIT] om terug te keren naar de “PERFORM Play”-pagina.
PALETTE- en PART-pagina Ook op de “PERFORM/CTRL”-pagina’s kunt u kiezen voor de PART- of PALETTE-weergave. Zie blz. 137 voor meer details. Voor de PART-weergave zijn er twee (voor Pitch Bend zelfs drie) pagina’s die u met [F1], [F2] (en [F3]) kiest. Druk op [F6 ( PLT)] om terug te keren naar de PALETTE-pagina. PALETTEweergave
PARTweergave
* Een Sample reageert maar op deze commando’s wanneer zijn “Time Control Sw” (blz. 132) op ON staat. Bovendien mag de waarde hier niet “0” zijn.
Formant Hiermee stelt u in hoe sterk de klankkleur (formant) kan worden beïnvloed, wat toelaat om van een mannenstem en vrouwenstem te maken en vice versa. In het geval van een regelaar betekent een positieve instelling (+) dat u de regelaar naar rechts moet draaien om de formant te verhogen. Een negatieve waarde keert deze werking om. Instelbereik: –64~+63 * U kunt enkel de formant van Samples beïnvloeden die volgens het SOLO-principe gecodeerd zijn (blz. 196). * Een Sample reageert maar op deze commando’s wanneer zijn “Formant Control Sw” (blz. 132) op ON staat. Bovendien mag de waarde hier niet “0” zijn.
Groove Hiermee stelt u in hoe sterk de Groove (het ritme) kan worden beïnvloed, wat toelaat om aan een ritmische frase een andere “Feel” te geven. In het geval van een regelaar betekent een positieve instelling (+) dat u de regelaar naar rechts moet draaien om de Groove in één richting te veranderen. Een negatieve waarde betekent dat de Groove in de andere richting kan worden veranderd. Instelbereik: –64~+63 * Zie blz. 147 voor meer details over Groove.
143
Referentiehandboek
* Deze parameter maakt geen deel uit van de Pitch Bend-instellingen.
Performance-parameters ([PERFORM])
Level Hiermee stelt u in hoe sterk het volume kan worden beïnvloed. In het geval van een regelaar betekent een positieve instelling (+) dat u de regelaar naar rechts moet draaien om het volume te verhogen. Een negatieve waarde keert deze werking om. Instelbereik: –64~+63
LFO Rte Hiermee kunt u de LFO Rate-instelling (blz. 134) veranderen en dus voor een snellere of tragere modulatie zorgen. In het geval van een regelaar betekent een positieve instelling (+) dat u de regelaar naar rechts moet draaien om de LFO sneller te laten oscilleren. Een negatieve waarde keert deze werking om.
Parameterbereik via de [KNOB]-knop instellen De VP-9000 is met een handige [KNOB]-knop uitgerust. Als u daar in de Performance- of Sample-mode op drukt, verschijnt er een pagina waar u het regelbereik van de drie regelaars kunt instellen en zelfs kunt bepalen in welke mate ze alle vier aanstuurbare parameters (Pitch, Time, Formant en Groove) tegelijk beïnvloeden. Dezelfde parameters vindt u trouwens ook op “PERFORM/CTRL C1/2/3”-pagina’s. Kies eerst de benodigde Part door op [w/PART][PART/s] te drukken. Druk, na het instellen van de parameters, nog een keer op [KNOB] om terug te keren naar de pagina waar u de eerste keer op [KNOB] hebt gedrukt.
Instelbereik: –64~+63
LFO Pth (LFO Pitch Depth) Hiermee kunt u instellen in welke mate de LFO-invloed op de toonhoogte (zie “Pitch” op blz. 135) kan worden vergroot of verkleind (vibratodiepte). In het geval van een regelaar betekent een positieve instelling (+) dat u de regelaar naar rechts moet draaien om de vibratodiepte op te voeren. Een negatieve waarde keert deze werking om.
Wanneer u voor een Sample, die volgens het SOLO-principe werd gecodeerd, op [F1 (DEFALT)] drukt, worden de aanstuurbare parameters als volgt ingesteld (d.w.z. elke regelaar heeft maar één functie):
Instelbereik: –64~+63
LFO Fmt Hiermee kunt u de invloed van de LFO op de formant in Realtime veranderen (“Formt” op blz. 135). In het geval van een regelaar betekent een positieve instelling (+) dat u de regelaar naar rechts moet draaien om de formant sterker door de LFO te beïnvloeden. Een negatieve waarde keert deze werking om.
Drukt u voor een andere Sample op [F1 (DEFALT)], dan krijgen de regelaars de volgende functies (omdat u enkel bij SOLO-Samples de Formant kunt beïnvloeden):
Instelbereik: –64~+63
LFO Lvl Hiermee bepaalt u hoe sterk de invloed van de LFO op het volume (Tremolo) kan toe- of afnemen (“Level” op blz. 135). In het geval van een regelaar betekent een positieve instelling (+) dat u de regelaar naar rechts moet draaien om het volume sterker door de LFO te beïnvloeden. Een negatieve waarde keert deze werking om. Instelbereik: –64~+63
LFO Pan Hiermee bepaalt u hoe sterk de invloed van de LFO op de stereopositie van de Part kan toe- of afnemen (zie “Pan” op blz. 135). In het geval van een regelaar betekent een positieve instelling (+) dat u de regelaar naar rechts moet draaien om de stereopositie (panorama) sterker door de LFO te beïnvloeden. Een negatieve waarde keert deze werking om. Instelbereik: –64~+63
Pitch Bend (Bend Range Up/ Down) Wanneer u de Pitch Bend-hendel (of het wiel) van het aangesloten MIDI-klavier gebruikt, verandert de toonhoogte van de op dat moment gespeelde noten. U kunt echter zelf instellen in welke mate de toonhoogte verandert wanneer u de hendel helemaal naar links of naar rechts schuift – en nog wel apart voor opwaartse en neerwaartse buigingen. Deze intervallen moet u in stappen van halve tonen instellen. Zie de vorige sectie voor de werkwijze voor het instellen van deze parameters.
Range U Hier kunt u instellen hoe ver de toonhoogte stijgt wanneer u de hendel helemaal naar rechts schuift. “+12” betekent dat de toonhoogte dan een octaaf boven de toonhoogte van de gespeelde noot ligt. Instelbereik: 0~+12
144
Performance-parameters ([PERFORM])
Range D Hier stelt u in hoe sterk de toonhoogte zakt wanneer u de hendel helemaal naar links schuift. De instelling “–48” betekent dat de toonhoogte dan 4 octaven onder de toonhoogte van de gespeelde noot ligt.
Begin v.d. golfvorm
Einde v.d. golfvorm
Instelbereik: -48–0
Geluid met een voetschakelaar beïnvloeden Met een optionele voetschakelaar waar u de Hold 1- (CC64) of Hold 2-functie (CC69) aan toewijst kunt u een aantal interessante dingen doen. Meer bepaald kunt u… • Zorgen dat de Sample een volledige cyclus speelt;
• De weergavepositie tijdens de weergave beïnvloeden. Deze functies zijn met name handig voor gesampelde drumen zangpartijen. Bovendien kunt u een Hold-pedaal gebruiken voor het spelen van gebonden akkoorden (Legato) of om van SOLO (monofoon) naar POLY over te schakelen.
Pedaal uit
* Dit leidt niet altijd tot een even overtuigend resultaat, omdat maar één cyclus van de golfvorm wordt herhaald (en in een lus wordt afgespeeld).
LOP (loop): Het Sample-fragment tussen het Loop Start- en Loop End-punt (blz. 192) wordt zo lang herhaald tot u de voetschakelaar weer loslaat. U hoeft de gespeelde noten trouwens niet ingedrukt te houden. Dit zou u bv. kunnen gebruiken om één maat van een drumloop, die vier maten duurt, op bepaalde plaatsen herhaaldelijk af te spelen, wat voor een nóg grotere variatie zorgt. Begin van de Sample
Loop Start
Loop End
Einde van de Sample
1. Druk op [PERFORM] (indicator licht op) om naar de “PERFORM Play”-pagina te gaan. 2. Druk op [F5 (CTRL)]. 3. Kies met [w/PART] of [PART/s] de “PERFORM/ CTRL Menu2”-pagina. 4. Druk op [F5 (HOLD)].
Voetschakelaar aan
Voetschakelaar uit
EVT (event step): Door de voetschakelaar in te trappen, terwijl de Sample wordt weergegeven, zorgt u dat de Sample meteen naar de volgende stap (Event) springt. 5. Breng de cursor met [▲][▼][√][®] naar de Part en de parameter die u wilt instellen.
Begin van de Sample
Event
Einde van de Sample
* De Part kunt u ook met [w/PART][PART/s] kiezen.
6. Stel de waarde in met de VALUE-regelaar of [DEC/–] [INC/+]. 7. Druk twee keer op [EXIT] om terug te keren naar de “PERFORM Play”-pagina.
Hold1Dt Hold2Dt OFF: de voetschakelaar (Hold-pedaal) heeft geen invloed op de weergave. PSE (Pause): Het golfvormgedeelte waar de Sample zich bevindt op het moment dat u de voetschakelaar intrapt, wordt zo lang aangehouden tot u de voetschakelaar weer loslaat. U hoeft de betreffende toetsen zelfs niet ingedrukt te houden.
Voetschakelaar aan
Door dit met STD (zie verderop) te combineren, kunt u dus zorgen dat meteen de volgende stap wordt afgespeeld. Dit werkt als volgt: kies voor “Hold1Dt” EVT en voor “Hold2Dt” STD. Start de weergave van de Sample en trap de Hold 2-voetschakelaar in. Trap dan ook de Hold 1-voetschakelaar in.
145
Referentiehandboek
• Een Sample binnen een bepaald bereik voortdurend laten herhalen;
Pedaal ingetrapt
Performance-parameters ([PERFORM])
Begin van de Sample
Hold2 aan
Einde van de Sample
Hold1 aan
* Door dit samen met de Vib Keep-schakelaar (blz. 131) te gebruiken, kunt u het tempo van de Sample wel versnellen, maar tegelijk zorgen dat de vibrato-fragmenten van de Sample op normale snelheid worden afgespeeld. Dat zorgt dus voor een natuurlijkere indruk wanneer u de weergavesnelheid met de betreffende regelaar (of via MIDI) verhoogd hebt.
Hold1 aan
STD (Step Direction): Deze functie keert de richting van de stappen om. Dit is enkel zinvol wanneer u “Playback” op STEP zet (blz. 130). Zolang u de voetschakelaar niet intrapt, speelt u met elke toets telkens de volgende stap (Event) af. Als die afgelopen is, stopt de weergave. Als u echter de voetschakelaar intrapt, terwijl u een toets indrukt, wordt weer de voorafgaande stap afgespeeld. Doet u dit aan het begin van een dergelijke Sample, dan wordt de laatste stap van de Sample (i.p.v. de eerste) afgespeeld –omdat u weer de “vorige” stap hebt gekozen. En dat is in dit geval dan de laatste stap van de Sample. Begin van de Sample
HLD (Hold): Het gedeelte tussen de Hold Loop-punten wordt zo lang herhaald tot u de voetschakelaar weer loslaat. Hiervoor hoeft u de betreffende toetsen niet ingedrukt te houden. Verderop wordt verklaard wat de Hold Loop-punten zijn.
Einde van de Sample
LHS (Loop Hold Step): Deze instelling moet u samen met HLD gebruiken. Door voor “Hold1Dt” bv. LHS en voor “Hold2Dt” HLD te kiezen, zorgt u met CC69 dat de Sample voortdurend tussen de Hold Loop-punten wordt herhaald. Als u dan ook een CC64-commando naar de VP-9000 stuurt, wordt het gedeelte tussen de volgende Hold Loop-punten (indien aanwezig) afgespeeld. Verderop wordt verklaard wat de Hold Loop-punten zijn. * Dit is in wezen hetzelfde als HLD afwisselend te activeren en weer uit te schakelen. Met HLD en LHS kunt u de verschillende Hold Loop-zones echter na elkaar afspelen zonder precies te weten waar deze zones zich bevinden (de andere methode vereist daarentegen dat u telkens op de goede –maar niet zichtbare– plaatsen de voetschakelaar intrapt). Begin van de Sample
4
3 .......
2 6
1 5
Wanneer u het Hold-pedaal intrapt
1 5
2 6
3 .......
4
Als u het Hold-pedaal niet intrapt
Dit kunt u ook samen met EVT gebruiken. Zie de verklaring van die optie op de vorige pagina en de tekening hierboven. P/S (Poly/Solo): Laat toe om de “Key Assign”-instelling (blz. 130) tijdelijk te wijzigen door de voetschakelaar in te trappen. Als u bv. een monofone (Solo) zangpartij speelt, kunt u op bepaalde plaatsen de voetschakelaar intrappen om daar een twee- of driestemmige zanglijn te spelen. LCK (Lock Legato): Hiermee zorgt u dat alle noten gebonden klinken, ook al speelt u ze betrekkelijk kort (“staccato”). Dat laat toe om te voorkomen dat de Sample niet telkens vanaf het begin wordt gestart. * Deze functie werkt zelfs dan, wanneer u “Playback” (blz. 130) op RETRIGGER zet.
146
Hold Loop 1
Hold Loop 2
Hold2 aan Hold1 aan
Hold1 aan
Einde van de Sample
Performance-parameters ([PERFORM])
* Met [F6] kunt u de “Switch” op eender welk moment in- of uitschakelen.
Hold Loop-punten De bijgeleverde CD-ROM bevat verschillende Samples waarvoor er ook Hold Loop-punten geprogrammeerd werden (zie het overzicht van de Samples bij de CDROM). In de regel gaat het om zones die een Fill-In (roffel) van een drumpartij of de vibrato-gedeeltes van een zangpartij afbakenen.
4. Druk op [F2 (DEPTH)]. Op de nu verschijnende pagina kunt u de maximale Groove-intensiteit (alias Depth) instellen die u met de regelaar kunt bereiken.
Een Sample kan weliswaar maar één “echte” Loop bevatten, maar wel verschillende Hold Loops. Die kunt u echter niet zelf instellen. “HLD” en “LHS” zijn enkel zinvol voor Samples die dergelijke Hold Loops bevatten. * Op de VP-9000 kunt u deze Hold Loops niet bekijken, laat staan zelf programmeren.
6. Stel de waarde in met de VALUE-regelaar of [DEC/–] [INC/+]. 7. Druk op [GROOVE] om weer naar de vorige pagina terug te gaan.
[F1 (COMMON)]
Groove-parameters
([GROOVE])
Groove is een functie die toelaat om de ritmiek van een Sample te veranderen, wat dus voor een andere “Feel” (ritmische indeling) zorgt. In de regel zal u dit waarschijnlijk voor drumpartijen gebruiken. Dit effect wordt bereikt door de Timing van de tellen te verschuiven. Hiervoor kunt u kiezen uit verschillende sjablonen (“Templates”), wat ergens wel overeenkomt met sjablonen voor een Arpeggiator (die de VP-9000 niet heeft). Het sjabloon wordt telkens in de maat van het Master Tempo (zie blz. 136) afgespeeld. U moet de Tempo Sync-functie trouwens inschakelen voor een Part waarvan u de Groove wilt veranderen (blz. 138). Druk op de [GROOVE]-knop en stel daarna de parameters hieronder in. Stel vervolgens de Groove Depth in en draai aan de regelaar die de Groove-instelling beïnvloedt (dat hoeft niet altijd FORMANT/GROOVE te zijn). * De Groove-instellingen zijn Performance-parameters. * Bij bepaalde Samples is het mogelijk dat u de gewenste Groove niet ingesteld krijgt. * Bij een sterk afwijkende Groove-instelling laat de klankkwaliteit soms te wensen over. * Groove Templates van een XP-80/60 of MC-80 kunt u niet laden.
1. Druk op [GROOVE] (indicator licht op).
Switch Hiermee schakelt u de Groove-functie in of uit.
Start Trigger Kies hier de manier waarop de Groove wordt gestart. Als de Groove moet beginnen, zodra u de externe sequencer start, dan moet u hier “MIDI START” kiezen. MIDI START: Bij het starten zendt een externe sequencer een Start-commando. Dit geldt dan als signaal om de Groove te starten. NOTE (PART 1)~NOTE (PART 6): Zodra de gekozen Part een noot-aan-commando ontvangt, begint de Groove (dit hoeft niet noodzakelijk de Part te zijn die de Groove weergeeft). NOTE (CUR PART): Zodra de op dat moment geselecteerde Part een noot-aan-commando ontvangt, begint de Groove.
Template Kies hier de Template voor de beïnvloeding van de Groove. Deze Templates slaan op een 4/4-maat en duren 4 tellen (1 maat). Mogelijkheden: 1: 16BEAT SWING1:
16-Beat Swing
2: 16BEAT SWING2:
16-Beat Swing
3: 8beat Swing1:
8-Beat Swing
4: 8BEAT SWING2:
8-Beat Swing
* Voor Samples, die niet in 4/4 staan, leveren deze Templates niet altijd het gewenste resultaat op.
2. Breng de cursor met [▲][▼][√][®] naar de parameter die u wilt instellen. 3. Stel de waarde in met de VALUE-regelaar of [DEC/–] [INC/+].
147
Referentiehandboek
* Wanneer u een Sample met Hold Loop-punten laadt en opnieuw codeert, worden de Hold Loop-punten gewist. Verander de codering van dergelijke Samples dus niet.
5. Breng de cursor met [√][®] of [w/PART][PART/s] naar de Part die u wilt instellen.
Performance-parameters ([PERFORM])
[F2 (DEPTH)] Timing Met deze parameter bepaalt u hoe sterk de gekozen Template het ritme beïnvloedt. De waarde “+63” betekent dat de gekozen Template echt “letterlijk” wordt toegepast. Een negatieve waarde (–) betekent dat de Template in omgekeerde richting werkt. (Als een Template bv. voor een “Laidback” indruk zorgt, keert u dat met een negatieve maat om, zodat bepaalde noten vóór de tel worden gespeeld.) Instelbereik: –64~+63
Effectinstellingen
([F6 (EFFECT)])
Meer details over de effecten vindt op blz. 149~183.
148
7. Effecten en parameters
Effecten en parameters
Effectverbindingen en uitgangen kiezen
De VP-9000 bevat drie effectprocessors: een multi-effect (M-FX), Chorus en Reverb. Het multi-effect biedt 40 verschillende effecttypes (algoritmen), terwijl er 8 types voor de Chorus zijn en 9 voor de Reverb. U kunt voor elke Part apart instellen of en hoe sterk ze door deze effecten moeten worden bewerkt.
U kunt voor elke Part apart instellen hoe sterk hij door de effecten wordt bewerkt (effectaandeel alias Send) en via welke uitgangen hij wordt uitgestuurd. Sommige van de hiermee samenhangende parameters kunnen per Part worden ingesteld, andere gelden voor alle Parts samen.
Met het gebruik van de effecten zijn min of meer de volgende stappen gemoeid: 1. Schakel de benodigde effectprocessor in (zie verderop).
Het signaalpad ziet eruit zoals in de grote afbeelding hieronder getoond.
2. Bepaal hoe sterk de Parts door deze processor moeten worden bewerkt en kies via welke uitgangen de Parts moeten worden weergegeven (zie links).
* De signalen van de MAIN OUT-uitgangen worden ook naar de twee digitale uitgangen en de PHONES-aansluiting gestuurd. Als u een effect via de digitale uitgangen naar buiten wilt sturen – of in de hoofdtelefoon wilt horen–, moet u het aan MAIN OUT toewijzen.
1. Druk op [PERFORM] (indicator licht op) om naar de “PERFORM Play”-pagina te gaan. 2. Druk op [F6 (EFFECT)] en [F3 (ROUTNG)] (in deze volgorde). Het display beeldt nu de “PERFORM/FX Routing”-pagina af.
Effecten in-/uitschakelen Een effect hoort u pas wanneer de indicator van de betreffende knop oplicht. Daar moet u dus op drukken. Het voordeel van deze knoppen is dat u heel snel kunt controleren hoe een Sample zonder effecten klinkt of in welke mate een bepaalde processor echt iets bijbrengt aan het geluid (door het effect even uit te schakelen). De aan/uit-status van het multi-effect, de Chorus en de Reverb zijn System-parameters en kunnen dus niet voor elke Performance apart worden opgeslagen.
Out: uitgangstoewijzing Uitgang voor de M-FX
Chorus-aandeel (voor de M-FX) Uitgangsvolume Chorus
M-FX-effectaandeel
Reverb-aandeel Part Reverb-aandeel M-FX Chorus-aandeel M-FX Uitgangsvolume Reverb
Multi-FX Master Level
3. Kies de Part wiens effectinstelling u wilt wijzigen door op [w/PART] of [PART/s] te drukken.
1. Druk op [MULTI], [CHORUS] of [REVERB] om de betreffende processor in of uit te schakelen. Als een processor ingeschakeld is, licht de indicator van zijn knop op.
4. Breng de cursor met [▲] [▼] [√] [®] naar de parameter die u wilt instellen.
Reverb Master Level
Rev Send Level
Reverb Cho Rev Send Level
Cho Send Level
Klankbron
Chorus Master Level
Chorus M-FX Send Level
MAIN OUT
M-FX Cho Send Level
M-FX Rev Send Level
DIGITAL OUT
M-FX Output Assign
Multi-FX M-FX Master Level
DIRECT OUT1 DIRECT OUT2
149
Referentiehandboek
3. Kies het benodigde effecttype voor de processor en stel de parameters ervan naar smaak in (blz. 151, 178, 179). Herhaal dit voor de overige processors die u wilt gebruiken.
Effecten en parameters
5. Stel de waarde in met de VALUE-regelaar of [DEC/–] [INC/+]. 6. Druk twee keer op [EXIT] om terug te keren naar de “PERFORM Play”-pagina.
Effectparameters van alle Parts tegelijk instellen Op de “PERFORM/FX Routing”-pagina (zie stap 2) kunt u met [F3]~[F6] een pagina oproepen waar u telkens één effectparameter voor alle Parts kunt instellen (elders noemen we dit “PALETTE”).
Effectinstellingen voor de Parts * Wanneer u “Kbd Map” op MAP hebt gezet, worden de volgende Part-instellingen door de afzonderlijke Sample genegeerd. Dat komt omdat u die parameters voor elke Phrase apart kunt instellen. Zie “Instellingen voor de afzonderlijke Phrases/noten” op blz. 140 voor meer details.
Output Assign Met deze parameter wijst u de gekozen Part aan een uitgang en (al dan niet) aan de M-FX toe.
Breng de cursor met [√][®] naar de Part die u wilt editen en stel met de VALUE-regelaar of [DEC/–] [INC/+] de gewenste waarde in.
MAIN: het signaal wordt naar de Reverb en Chorus evenals de MAIN OUT-uitgangen gestuurd. In dit geval wordt de Part niet door de M-FX (multi-effect) bewerkt.
Druk op [EXIT] om weer naar de “PERFORM/FX Routing”-pagina terug te keren.
M-FX: het signaal van de Part wordt naar de Reverb, Chorus en M-FX gestuurd. Dit is de geschikte keuze voor signalen die door alle drie effecten moeten worden bewerkt.
Wanneer u op [F3 (OUTPUT)] drukt…
DIR1: Het signaal van de Part wordt naar de DIRECT OUT 1uitgangen uitgestuurd. Kies deze instelling wanneer u de betreffende Part met een extern effectapparaat wilt bewerken of wanneer u geen effecten nodig hebt.
…verschijnt de “Output Assign”-pagina.
DIR2: In dit geval wordt het Phrase-signaal naar de DIRECT OUT 2-uitgangen gestuurd.
Wanneer u op [F4 (MULTI)] drukt… …verschijnt de “M-FX Send”-pagina.
MFX Send Hiermee bepaalt u hoe sterk de Part door de M-FX wordt bewerkt (0~127). * Deze instelling wordt enkel gehanteerd, als u “Output Assign” niet op “M-FX” zet.
Chorus Send Wanneer u op [F5 (CHORUS)] drukt… …verschijnt de “Chorus Send”-pagina.
Hiermee bepaalt u hoe sterk de Part van Chorus wordt voorzien (0~127). * Deze instelling wordt genegeerd wanneer u “Output Assign” op DIR1 of DIR2 zet.
Reverb Send Hiermee bepaalt u hoe sterk de Part door de galm wordt bewerkt (0~127).
Wanneer u op [F6 (REVERB)] drukt… …verschijnt de “Reverb Send”-pagina.
* Deze instelling wordt genegeerd wanneer u “Output Assign” op DIR1 of DIR2 zet.
Effectinstelling voor de Performance (alle Parts samen) Multi-FX Out Assign * Eens u een “groepspagina” met [F4]~[F6] oproept, wordt de [F1( COMN)]-functie afgebeeld. Druk erop om naar de pagina te gaan die de effectparameters van de momenteel gekozen processor (M-FX, Chorus, Reverb) bevat (zie blz. 151, 178 en 179). Met [F1( SEND)] kunt u daarna weer naar één van de pagina’s hierboven terugkeren.
150
Hiermee kunt u kiezen via welke uitgangen de M-FX wordt uitgestuurd. MAIN: De M-FX is met de MAIN OUT-uitgangen verbonden. DIR1:
De M-FX is met de DIRECT OUT 1-uitgangen verbonden.
DIR2:
De M-FX is met de DIRECT OUT 2-uitgangen verbonden.
Effecten en parameters
Multi-FX Cho Send Level Hiermee bepaalt u hoe sterk het M-FX-signaal van Chorus moet worden voorzien (0~127).
Multi-FX Rev Send Level Hiermee bepaalt u hoe sterk het M-FX-signaal van Reverb moet worden voorzien (0~127).
Chorus Rev Send Level Hiermee bepaalt u hoe sterk het Chorus-signaal nog van Reverb moet worden voorzien (0~127).
Multi-effectparameters Er zijn 40 verschillende effecttypes voor de M-FX waarvan u er telkens één kunt kiezen. Bovendien kunt u de parameters van dit type nog editen. 1. Druk op [PERFORM] (indicator licht op) om naar de “PERFORM Play”-pagina te gaan. 2. Druk op [F6 (EFFECT)]. Gekozen M-FX-type
MFX Master Level Met deze parameter regelt u het uitgangsvolume van de M-FX (de som van alle door dit effect bewerkte signalen in verhouding tot de overige signalen) (0~127).
Hiermee bepaalt u het uitgangsvolume van de Chorus (0~127).
Reverb Master Level
3. Breng de cursor met [√] of [®] naar het M-FX-type. 4. Kies met de VALUE-regelaar of [DEC/–] [INC/+] een effecttype. 5. Druk op [F4 (MULTI)]. Het display beeldt nu een pagina af met alle parameters van dit type, die u kunt editen.
Hiermee bepaalt u het uitgangsvolume van het Reverb-effect (0~127).
6. Breng de cursor met [▲] [▼] naar de parameter die u wilt instellen. 7. Stel de waarde in met de VALUE-regelaar of [DEC/–] [INC/+]. 8. Druk op [EXIT] om terug te keren naar de “PERFORM Play”-pagina. * Voor bepaalde parameters kunt u een nootsymbool i.p.v. een waarde instellen. Dat betekent dat de snelheid/vertraging van de betreffende parameter wordt gesynchroniseerd met het Master Tempo. Dat werkt echter enkel indien u de Tempo Sync-parameter voor de betreffende Part activeert (blz. 138). * Wanneer er rechts in het display drie regelaaricoontjes verschijnen, kunt u de waarde van de betreffende parameters ook via de regelaars op het frontpaneel (C1~C3) instellen. Dat is echter uitsluitend het geval wanneer de icoontjes wel degelijk worden afgebeeld. Bovendien werken de toegewezen controlecommando’s (CC) hier niet. U kunt de betreffende parameters dus niet via MIDI instellen. Bepaalde andere pagina’s bevatten tevens Faders en zelfs grafieken (bv. van de gekozen golfvorm) die het editen waarschijnlijk nog veel sneller laten verlopen.
151
Referentiehandboek
Cho Master Level
Effecten en parameters
* Druk op de [F1( SEND)]-knop om naar de pagina te springen waar u het M-FX-aandeel kunt instellen (blz. 150). Met [F1(
COMN)] keert u naar deze pagina terug.
01: PARAMETRIC EQ (parametrische Equalizer) Ziehier een 4-bands EQ (laag, midden x2, hoog) die stereo is uitgevoerd. L R
Meer details over de parameters van de verschillende effectparameters vindt u op de volgende bladzijden: 01: PARAMETRIC EQ . . . . . . . . . . . P EQ. . . . . . . . (blz. 152) 02: GRAPHIC EQ . . . . . . . . . . . . . . . G EQ . . . . . . . (blz. 153) 03: RESONANT FILTER . . . . . . . . . RESO F . . . . . (blz. 153) 04: ISOLATOR AND FILTER . . . . . ISOLTR . . . . . (blz. 154) 05: OVERDRIVE . . . . . . . . . . . . . . . . OD . . . . . . . . . (blz. 155) 06: GUITAR AMP SIMULATOR . . G AMP. . . . . . (blz. 155) 07: AUTO WAH . . . . . . . . . . . . . . . . A WAH . . . . . (blz. 156) 08: HUMANIZER . . . . . . . . . . . . . . . HUMNZR . . . (blz. 157) 09: DYNAMIC PROCESSOR . . . . . D PRCR . . . . . (blz. 158) 10: TAPE ECHO SIMULATOR. . . . T ECHO. . . . . (blz. 159) 11: STEREO DELAY. . . . . . . . . . . . . ST DLY . . . . . (blz. 159) 12: MULTI TAP DELAY . . . . . . . . . TAPDLY . . . . (blz. 160) 13: REVERSE DELAY . . . . . . . . . . . RVSDLY . . . . (blz. 161) 14: VOCAL ECHO . . . . . . . . . . . . . . VOECHO . . . (blz. 161) 15: BAND PASS DELAY . . . . . . . . . BP DLY . . . . . (blz. 162) 16: ANALOG DELAY->CHORUS . AD®CHO . . (blz. 163) 17: DIGITAL CHORUS . . . . . . . . . . D CHO . . . . . (blz. 164) 18: SPACE CHORUS . . . . . . . . . . . . SP CHO . . . . . (blz. 164) 19: HEXA CHORUS . . . . . . . . . . . . . HEXCHO . . . (blz. 165) 20: ANALOG FLANGER . . . . . . . . A FLG . . . . . . (blz. 165) 21: BOSS FLANGER. . . . . . . . . . . . . BS FLG. . . . . . (blz. 166) 22: STEP FLANGER . . . . . . . . . . . . . STPFLG . . . . . (blz. 166) 23: ANALOG PHASER . . . . . . . . . . A PHSR . . . . . (blz. 167) 24: DIGITAL PHASER . . . . . . . . . . . D PHSR . . . . . (blz. 167) 25: ROTARY . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ROTARY . . . . (blz. 168) 26: TREMOLO. . . . . . . . . . . . . . . . . . TREM. . . . . . . (blz. 168) 27: STEREO PITCH SHIFTER. . . . . P SHFT . . . . . (blz. 169) 28: OD->CHO . . . . . . . . . . . . . . . . . . OD®CHO . . (blz. 169) 29: OD->DLY. . . . . . . . . . . . . . . . . . . OD®DLY . . . (blz. 170) 30: CHO->DLY . . . . . . . . . . . . . . . . . CH®DLY . . . (blz. 170) 31: ENH->CHO. . . . . . . . . . . . . . . . . EN®CHO. . . (blz. 171) 32: ENH->DLY . . . . . . . . . . . . . . . . . EN®DLY . . . (blz. 171) 33: VOCAL MULTI . . . . . . . . . . . . . VOCAL . . . . . (blz. 172) 34: GUITAR MULTI . . . . . . . . . . . . . GUITAR . . . . (blz. 173) 35: BASS MULTI . . . . . . . . . . . . . . . . BASS . . . . . . . (blz. 174) 36: RHODES MULTI . . . . . . . . . . . . RHODES . . . . (blz. 174) 37: KEYBOARD MULTI . . . . . . . . . KBD . . . . . . . . (blz. 175) 38: PHONOGRAPH . . . . . . . . . . . . . PHONO. . . . . (blz. 176) 39: RADIO TUNING . . . . . . . . . . . . RADIO . . . . . (blz. 177) 40: BIT RATE CONVERTER . . . . . . BITCON . . . . (blz. 177)
152
4-Band EQ
Low Freq (laag) Hiermee kiest u de frequentie voor de lage tonen. (50~4000 [Hz])
Low Gain Hiermee kiest u het volume voor de lage tonen. (–15~+15 [dB])
Mid 1 Freq (Mid 1) Hiermee kiest u de kantel-/grensfrequentie voor de LowMid-frequentieband (50~20000 [Hz])
Mid 1 Q Bepaalt de bandbreedte van de Mid 1-band die kan worden opgehaald of afgezwakt. Hoe groter de Q-waarde, hoe smaller de frequentieband die beïnvloed wordt. Instelbereik: 0.5, 0.7, 1.0, 2.0, 4.0, 8.0
Mid 1 Gain Hiermee bepaalt u het volume van de Mid 1-EQ (–15~+15 [dB]).
Mid 2 Freq Hiermee kiest u de kantelfrequentie voor de Hi-Mid-frequentieband (50~20000 [Hz]). Zoals u ziet, hoeven Mid 1 en 2 niet dienst te doen als “Low” en “High” Mid, omdat u gelijk welke kantelfrequentie tussen 50Hz (zeer laag) en 20kHz (zeer hoog) kunt kiezen.
Mid 2 Q Bepaalt de bandbreedte van de Mid 2-band die kan worden opgehaald of afgezwakt. Hoe groter de Q-waarde, hoe smaller de frequentieband die beïnvloed wordt. Instelbereik: 0.5, 0.7, 1.0, 2.0, 4.0, 8.0
Mid 2 Gain Hiermee bepaalt u het volume van de Mid 1-EQ (–15~+15 [dB]).
Effecten en parameters
Hi Freq
Cutoff Freq
Hiermee kiest u de grensfrequentie van de hoge tonen (2000~20000 [Hz])
Hiermee bepaalt u de grensfrequentie van het filter. Alle frequenties boven deze waarde worden afgezwakt, zodat de klank (in de regel) ronder wordt. De LFO hanteert de hier ingestelde waarde als bovengrens en moduleert dus tussen een nog lagere grensfrequentie en de hier ingestelde Cutoffwaarde (50~20000 [Hz]).
Hi Gain Hiermee bepaalt u het volume van de Hi-EQ (–15~+15 [dB]).
Total Gain Laat toe om het uitgangsvolume te corrigeren wanneer uw instellingen voor een veel hoger/lager volume van het signaal zorgen, zodat de M-FX duidelijk uit balans staat (–15~+15 [dB]).
02: GRAPHIC EQ
(grafische Equalizer)
Dit effect simuleert een 12-bands grafische stereo Equalizer.
R
12-Band Graphic EQ
180Hz Gain 250Hz Gain 355Hz Gain 500Hz Gain 710Hz Gain 1000Hz Gain 1400Hz Gain 2000Hz Gain 2800Hz Gain 4000Hz Gain 5600Hz Gain 8000Hz Gain
Hiermee bepaalt u in welke mate het filter van resonantie wordt voorzien. Dit is een parameter die de frequenties rond de Cutoff-waarde nog extra benadrukt en het geluid op die manier synthetischer maakt (0~127).
Band Mode Met deze parameter kiest u het frequentiebereik dat door het filter wordt beïnvloed. LOW: . . . . . . . . . enkel de lage frequenties MID:. . . . . . . . . . enkel de middenfrequenties HIGH: . . . . . . . . de hoge frequenties LOW+MID:. . . . lage en middenfrequenties MID+HIGH: . . . midden- en hoge frequenties ALL: . . . . . . . . . . het volledige frequentiebereik
Sweep Waveform Hier kiest u de golfvorm voor de LFO die de filterfrequentie kan beïnvloeden: TRI: . . . . . . . . . . Driehoeksgolf SAWUP: . . . . . . Zaagtand SAWDN: . . . . . . Omgekeerde zaagtand SQR: . . . . . . . . . . Blokgolf SAWUP
SAWDN
Hiermee bepaalt u het volume (luider of stiller) van de betreffende frequentieband (–15~+15 [dB]).
Total Gain Laat toe om het uitgangsvolume te corrigeren wanneer uw instellingen voor een veel hoger/lager volume van het signaal zorgen, zodat de M-FX duidelijk uit balans staat (–15~+15 [dB]).
03: RESONANT FILTER Dit is een LPF (hoog-af filter) waarmee de grensfrequentie via een LFO regelmatig kan worden gewijzigd om een WahWah-effect te bekomen. Het gaat om een bijzonder flexibel filter waarmee u het inkomende signaal drastisch kunt beïnvloeden. Resonance laat toe om de klank neuziger (“synthetischer”) te maken.
L R
Sweep Rate Hiermee bepaalt u hoe snel de LFO de Cutoff-frequentie moduleert. U kunt ook zorgen dat dit in de maat van de muziek (Master Tempo) gebeurt door een nootwaarde aan deze parameter toe te wijzen. Instelbereik: 0.05~10.0 [Hz], nootwaarde
Sweep Depth Hier kunt u instellen hoe sterk de LFO de Cutoff-frequentie moet moduleren (0~127).
Balance Bepaalt de balans (verhouding) tussen het originele (D) en het effectsignaal (E). (E0:D100~E100:D0)
Resonant Filter
153
Referentiehandboek
L
Resonance
Effecten en parameters
04: ISOLATOR AND FILTER Ziehier een 3-bands Isolator, een filter en een “Low Booster” die in serie zijn geschakeld. Het gaat hier om een stereoeffect. L R
NOTCH: . . . . . . Alle frequenties, met uitzondering van degene rond “Cutoff” worden doorgelaten. Niveau
Niveau
Freq.
3-Band Isolator
Filter
Low Booster
3-Band Isolator
LPF
BPF Filter Slope
Hiermee kunt u het volume van de drie “geïsoleerde” frequentiebanden instellen. De waarde “–60dB” betekent dat de betreffende frequenties niet meer hoorbaar zijn. “0dB” betekent daarentegen dat de band gewoon wordt doorgelaten. Als u deze instelling voor alle drie banden kiest, wordt er niets “geïsoleerd”. (–60~+4 [dB])
Filter Cutoff
OFF, ON
Niveau
Freq.
Low Band Level Mid Band Level Hi Band Level
AP Low Sw (Anti-Phase Low Switch)
HPF
Niveau
Dit effect verdeelt het inkomende signaal in drie frequentiebanden, die apart kunnen worden weergegeven of onderdrukt (High, Mid, Low).
Freq.
Freq.
NOTCH
Hiermee bepaalt u hoe snel het filter de niet benodigde frequenties onderdrukt: snel (–24 dB) of geleidelijk aan (–12dB per octaaf).
Hier kiest u de grens-/kantelfrequentie van het filter. Hoe kleiner de waarde, hoe lager de filterfrequentie. De waarde “127” vertegenwoordigt de hoogste filterfrequentie (0~127).
Filter Resonance
0~127
Hiermee kunt u het resonantieniveau van het filter instellen. Hoe groter de waarde, hoe “synthetischer” (fluiteriger) het signaal wordt (0~127).
AP Mid Sw
Filter Gain
OFF, ON
Hiermee kunt u het volume van het bewerkte filtersignaal weer ophalen als de instellingen voor een beduidend lager volume zorgen (0~+24 [dB]).
AP Low Level (Anti-Phase Low Level)
AP Mid Level 0~127 Hiermee schakelt u de Anti-Phase-functie in of uit en bepaalt u tevens hoe sterk het de Low- of Mid-band moet beïnvloeden. Als u ON kiest, wordt het andere kanaal van het stereosignaal in tegenfase geplaatst en aan het signaal toegevoegd. Met de Level-parameter kunt u dan –mits een geschikte instelling– zorgen dat enkel een welbepaalde partij hoorbaar is. (Dit werkt enkel voor stereo-signalen.)
Filter Met dit filterblok kunt u de respons (frequentiegehalte) van het inkomende signaal veranderen en op die manier van een “speciaal karakter” voorzien.
Filter Type Kies hier het benodigde filtertype. THRU: . . . . . . . Geen filter. LPF:. . . . . . . . . . Enkel de frequenties onder “Cutoff” worden doorgelaten. BPF:. . . . . . . . . . Enkel de frequenties rond “Cutoff” worden doorgelaten. HPF: . . . . . . . . . Enkel de frequenties boven “Cutoff” worden doorgelaten.
154
Low Booster Hiermee kunnen de lage frequenties worden opgehaald, wat voor een “boomy” bas in het signaal zorgt. U kunt de bas echter ook afzwakken.
LowBoost Level Hiermee bepaalt u het volume van het ultra-laag. Een positieve waarde betekent dat het wordt opgehaald; met een negatieve waarde zwakt u het af. (–15~+15 [dB]). * Bij bepaalde filter- en Isolator-instellingen bereikt u met de Low Booster geen hoorbaar resultaat.
Effecten en parameters
05: OVERDRIVE
(Stereo Overdrive)
Ziehier een vervormer waarmee u een oversturing kunt bekomen die sterk op die van een buizenversterker lijkt (Overdrive). Het tweede type, Distortion, zorgt voor een sterkere vervorming en is dus iets bijtender. L
06: GUITAR AMP SIMULATOR Dit effect simuleert een gitaarversterker (en is dan ook mono). * Als u Bass, Middle en Treble op “0” zet, hoort u bij bepaalde versterkerinstellingen niets meer. L
Overdrive/ Distortion
Amp Simulator
2-Band EQ
Noise Suppressor
R
Amp Simulator
Speaker Simulator
R
Input Mode Kies hier of het signaal in mono of stereo moet binnenkomen. Als u MONO kiest, worden het linker en rechter kanaal met elkaar gecombineerd en samen naar de vervormer gestuurd.
Distortion Mode
Drive Hiermee bepaalt u de intensiteit van de vervorming (0~127).
Amp Sim Sw Hiermee kunt u de versterkersimulatie in- of uitschakelen.
Amp Type Kies hier het type versterker dat wordt gesimuleerd indien u de schakelaar hierboven op ON hebt gezet: SMALL: . . . . . . Kleine (combo) versterker BUILT-IN: . . . . Combo-gitaarversterker 2-STACK: . . . . . Stack met één speakerkast 3-STACK: . . . . . Stack met twee speakerkasten.
Output Level Hiermee bepaalt u het uitgangsvolume van de vervormer (0~127).
Ps Low Freq Hiermee kiest u de frequentie voor de lage tonen van het vervormde signaal die kunnen worden bewerkt (50~4000 [Hz]).
Ps Low Gain Hiermee kiest u het volume voor de lage tonen. (–15~+15 [dB])
Ps Hi Freq Hiermee kiest u de grensfrequentie van de hoge vervormde frequenties die kunnen worden bewerkt (2000~20000 [Hz])
Ps Hi Gain Hiermee bepaalt u het volume voor de hoge frequenties. (–15~+15 [dB])
Ziehier een ruisonderdrukker die u kunt in- of uitschakelen. Wanneer u hem inschakelt, hoort u de brom e.d. niet op plaatsen waar er niets wordt gespeeld (en op de andere plaatsen wordt hij gemaskeerd door het eigenlijke signaal).
NS Threshold Kies hier het volume dat het inkomende signaal minimaal moet halen om doorgelaten te worden. Wees echter voorzichtig dat u geen te hoge waarde kiest, omdat u anders ook het begin en/of einde van het te vervormen signaal niet meer hoort. (0~127) * Bij een hoge waarde kan het gebeuren dat u helemaal niets meer hoort.
NS Release Hiermee bepaalt u hoe snel de ruisonderdrukker actief wordt eens het signaal weer onder de Threshold-waarde (drempel) is komen te liggen. (0~127)
Amp Type JC-120: . . . . . . . . Geluid van een Roland JC-120 (Jazz Chorus). CLEAN TWIN:. Geluid van een combo-buizenversterker. MATCH DRIVE:Geluid van een iets recentere buizenversterker die vooral door Blues-, Rock- en Fusionmuzikanten wordt gebruikt. BG LEAD: . . . . . Geluid van een buizenversterker die eind de jaren ‘70 en begin de jaren ‘80 bijzonder in trek was. MS1959 I:. . . . . . Geluid van een grote buizen-top die in de jaren ‘70 voor elke zichzelf respecterende Heavy Metal-gitarist gewoon een must was. Hier sluit u de “gitaar” aan op “ingang 1”. MS1959 II: . . . . . Zelfde versterker als hierboven. Ditmaal is de “gitaar” echter aangesloten op “ingang 2”. MS1959 I+II: . . . Zie MS1959 I. Ditmaal worden echter beide ingangen parallel gebruikt. SLDN LEAD: . . Geluid van een buizenversterker die voor de meest uiteenlopende muziekstijlen geschikt is. Metal 5150: . . . . Geluid van een grote buizenversterker die bijzonder geschikt is voor Heavy Metal. METAL LEAD:. Heavy Metal-sologeluid met een prominent middengebied.
155
Referentiehandboek
Kies hier het type vervorming dat u nodig hebt: OD (= Overdrive) of DS (= Distortion).
NS Sw
Effecten en parameters
OD-1: . . . . . . . . Geluid van een BOSS OD-1 vervormingspedaaltje. OD-2 Turbo: . . Geluid van een BOSS OD-2 met ingeschakelde Turbo-functie. DISTORTION:. Vervorming FUZZ: . . . . . . . . Fuzz sound
Volume Hiermee bepaalt u het volume en dus de vervormingsgraad van de versterker (0~127).
Bass Hiermee regelt u het laag van de versterker (0~127).
Middle Hiermee regelt u het middengebied van de versterker (0~127). * Wanneer u “Amp Type” op MATCH DRIVE zet, wordt deze instelling niet gebruikt.
Treble
MS STACK 2. . groot, gesloten . . 12 x 4. . . . . . condensator METAL STACKtwee speakers . . 12 x 4. . . . . . condensator Aanbevolen Amp Type/Sp Type-combinaties: Amp Type . . . Speaker Type BG LEAD . . . . . BG STACK 1, BG STACK 2, MIDDLE MS1959 II . . . . . BG STACK 1–2, METAL STACK MS1959 I+II. . . . BG STACK 1–2, METAL STACK SLDN LEAD. . . BG STACK 1–2, METAL STACK METAL 5150. . . BG STACK 1–2, METAL STACK METAL LEAD . BG STACK 1–2, METAL STACK OD-2 TURBO . . BUILT IN 1–4 DISTORTION. . BUILT IN 1-4 FUZZ . . . . . . . . . BUILT IN 1–4
Mic Setting Met deze parameter stelt u in waar de microfoon staat opgesteld die u voor het “opnemen” van het geluid gebruikt (virtueel, wel te verstaan). Hoe groter de waarde, hoe verder zich de denkbeeldige microfoon van de denkbeeldige speakerkast vandaan bevindt (1~10).
Hiermee regelt u de hoge tonen van de versterker (0~127).
Mic Level
Presence
Hiermee stelt u het volume van het microfoongeluid in (0~127).
Hiermee regelt u de ultra-hoge tonen van de versterker (0~127).
Master Volume Met deze parameter bepaalt u het uitgangsvolume van de “versterker” (0~127).
Brightness Sw Kies hier ON als u een bijtender geluid verkiest. * Deze instelling is enkel van toepassing wanneer u “Amp Type” op JC-120, CLEAN TWIN of BG LEAD zet.
Gain Sw Hiermee kunt u instellen hoe zwaar de versterker vervormt: LOW, MID of HIGH.
Sp Sim Sw Hiermee kunt u de simulatie van de speakerkasten/luidspreker activeren of uitschakelen.
Direct Level Hiermee bepaalt u het volume van het originele (niet vervormde) signaal (0~127).
Level Hiermee bepaalt u het uitgangsvolume van het hele effect (Guitar Amp Simulator). (0~127)
07: AUTO WAH Wah is een effect dat de frequentiekarakteristiek van een filter op regelmatige tijdstippen beïnvloedt en zo voor een geluid zorgt dat “Wah” lijkt te zeggen. Dit Auto Wah-effect kan hetzij via het volume van het inkomende signaal, hetzij via een LFO worden gestuurd. L R
Auto Wah
2-Band EQ
Sp Type Kies hier het type luidspreker. Bovendien kunt u bepalen in wat voor kast hij zit, hoe groot hij is en met welk type microfoon hij wordt “opgenomen”. Type . . . . . . . Behuizing. . . . . .Speaker . . Microfoon SMALL . . . . . . .Klein (open) . . . . 10 . . . . . . . . dynamisch MIDDLE. . . . . .Open achterkant 12 x 1 . . . . . dynamisch JC-120 . . . . . . . .Open achterkant 12 x 2 . . . . . dynamisch BUILT IN 1 . . .Open achterkant 12 x 2 . . . . . dynamisch BUILT IN 2 . . .Open achterkant 12 x 2 . . . . . condensator BUILT IN 3 . . .Open achterkant 12 x 2 . . . . . condensator BUILT IN 4 . . .Open achterkant 12 x 2 . . . . . condensator BG STACK 1 . .Gesloten . . . . . . . 12 x 2 . . . . . condensator BG STACK 2 . .Groot, gesloten . 12 x 2 . . . . . condensator MS STACK 1 . .Groot, gesloten . 12 x 4 . . . . . condensator
156
Filter Type Hier kiest u het filtertype. LPF: . . . . . . . . . . Het Wah-effect strekt zich uit over een breed frequentiebereik. BPF: . . . . . . . . . . Het Wah-effect bewerkt maar een beperkt frequentiebereik.
Polarity Wanneer de frequentie via het volume van het inkomende signaal moet worden bewerkt, bepaalt u met deze parameter of de filterfrequentie verhoogd (UP) of verminderd wordt (DOWN).
Effecten en parameters
Frequency
08: HUMANIZER
Kies hier de frequentie die vooral moet worden beïnvloed (0~127).
Dit effect voorziet het binnenkomende signaal van klinkers (vocalen) en wekt dus de indruk dat het signaal spreekt.
Peak
L 2-Band EQ
Hiermee bepaalt u hoeveel frequenties er rond Frequency nog door de Wah worden bewerkt. Hoe groter de waarde, hoe smaller de bewerkte frequentieband. (0~127)
R
Trigger Sens
Overdrive Sw
Als u het Wah-effect via het ingangssignaal wilt sturen, moet u met deze parameter de gevoeligheid voor volumeverschillen instellen. Hoe groter de waarde, hoe gevoeliger de Wah op volumeverschillen van het inkomende signaal reageert. Als het volume de Wah niet mag beïnvloeden, moet u hier “0” kiezen. (0~127)
Hiermee kunt u de Overdrive (vervormer) in- of uitschakelen.
Rate
Hiermee kiest u de eerste klinker (a, e, i, o, u).
Instelbereik: 0.05–10.0 [Hz], nootwaarden
Depth Hiermee bepaalt u hoe sterk de Wah-modulatie te horen zal zijn. Als de WahWah niet door de LFO mag worden beïnvloed, moet u hier “0” kiezen. (0~127)
Ps Low Freq
Drive Hiermee bepaalt u de intensiteit van de vervorming (0~127).
Vowel 1 Vowel 2 Hiermee kiest u de tweede klinker (a, e, i, o, u).
Rate Hiermee kiest u de snelheid waarmee de ene klinker overgaat in de andere. U kunt hier ook een nootwaarde instellen om deze veranderingen met het Master Tempo (zie blz. 136) te synchroniseren. Instelbereik: 0.05–10.0 [Hz], nootwaarden
Depth
Hiermee kiest u de frequentie voor de lage tonen van het uitgaande WahWah-signaal (50~4000 [Hz]).
Hiermee bepaalt u de diepte van het effect. De waarde “0” betekent dat u enkel de klinker van Vowel 1 hoort. (0~127)
Ps Low Gain
Trigger Sens
Hiermee bepaalt u het volume voor de lage tonen (–15~+15[dB]).
Ps Hi Freq Hiermee kiest u de frequentie voor de hoge tonen van het uitgaande WahWah-signaal (2000–20000 [Hz]).
Ps Hi Gain Hiermee bepaalt u het volume voor de hoge tonen (–15~+15[dB]).
Hiermee kunt u instellen wat ervoor zorgt dat de ene klinker in de andere overgaat. –60–0 [dB]: . . . . Zodra het binnenkomende signaal het ingestelde niveau overschrijdt, wordt de alternantie tussen de twee klinkers gestart. De snelheid stelt u in met “Rate”. LFO: . . . . . . . . . . De alternantie tussen de twee klinkers is altijd actief en berust op de voor Rate gekozen snelheid.
Ps Low Freq Hiermee kiest u de frequentie voor de lage tonen van het uitgaande Humanizer-signaal (50~4000 [Hz]).
Ps Low Gain Hiermee bepaalt u het volume voor de lage tonen. (–15~+15[dB])
Ps Hi Freq Hiermee kiest u de frequentie voor de hoge tonen van het uitgaande Humanizer-signaal (2000–20000 [Hz]).
Ps Hi Gain Hiermee bepaalt u het volume voor de hoge tonen. (–15~+15[dB])
157
Referentiehandboek
Met deze parameter bepaalt u de snelheid van de LFOgestuurde Wah-modulatie. Stel een nootwaarde in wanneer het WahWah-effect met het Master Tempo (zie blz. 136) moet worden gesynchroniseerd.
Humanizer
Effecten en parameters
09: DYNAMIC PROCESSOR (Stereo Dynamic Processor) Ziehier een hele “dynamieksectie” bestaande uit een Compressor/Limiter, een Enhancer en een ruisonderdrukker. L R
Comp/ Limiter
Enhancer
3-Band EQ
Noise Suppressor
Enhan Mix Level Met deze parameter stelt u de balans tussen het niet bewerkte en het Enhancer-signaal in (0~127).
Enhan Level Hiermee bepaalt u het uitgangsvolume van het Enhancerblok (0~127).
3-Band Equalizer Comp/Limiter Een Compressor perst het signaal samen en vermindert zo de dynamiek, maar zorgt er wel voor dat stillere signalen ook luider worden. Gebruikt u hem als Limiter, dan voorkomt hij enkel dat het niveau boven de ingestelde waarde uitstijgt.
Comp Sw
Ziehier een toonregeling met drie banden: Low, Mid en High. Deze drie frequentiebanden kunnen apart worden opgehaald of afgezwakt.
EQ Low Freq Hiermee kiest u de frequentie voor de lage tonen (50~4000 [Hz]).
Hiermee schakelt u de Compressor/Limiter in of uit.
EQ Low Gain
Comp Threshold
Hiermee bepaalt u het volume van de lage tonen (–15~+15 [dB]).
Hiermee stelt u het volume in dat het binnenkomende signaal moet halen om de Compressor/Limiter in werking te laten treden. (–60–0 [dB])
Comp Attack Hiermee bepaalt u hoe snel de Compressor het niveau beïnvloedt eens hij wordt gestart (0~127). Hoe korter de waarde, hoe “knallender” het signaal.
Comp Release Hiermee bepaalt u hoe snel de Compressor weer stopt wanneer het niveau onder de Threshold-waarde zakt. Stel geen te kleine waarde in, omdat het signaal anders begint te “pompen”. (0~127)
Comp Ratio Hiermee bepaalt u hoe sterk het signaal wordt gecomprimeerd wanneer het boven de Threshold-waarde ligt. Mogelijkheden: 1.5:1, 2:1, 4:1, 100:1
Comp Gain Hiermee kunt u het uitgangsvolume van de Compressor corrigeren (–60~+12 [dB]).
Enhancer Dit effect laat toe om de hoge boventonen iets luider te zetten, wat voor een sprankelend geluid zorgt.
Enhan Sw
EQ Mid Freq Hiermee kiest u de frequentie voor de middenband (die u, gezien het bereik, ook voor andere doeleinden kunt gebruiken). (50~20000 [Hz]).
EQ Mid Q Hiermee bepaalt u de bandbreedte van de filterbare middentonen. Hoe groter de Q-waarde, hoe minder frequenties er links en rechts van EQ Mid Freq mee worden beïnvloed. Mogelijkheden: 0.5, 0.7, 1.0, 2.0, 4.0, 8.0
EQ Mid Gain Hiermee bepaalt u het volume van de middentonen. (–15~+15 [dB])
EQ High Freq Hiermee kiest u de frequentie voor de hoge tonen. (2000~ 20000 [Hz])
EQ High Gain Hiermee bepaalt u het volume van de hoge tonen (–15~+15 [dB]).
Noise Suppressor Hiermee kunt u ruis in stille passages onderdrukken. Signalen wier volume hoger ligt dan de Threshold worden echter doorgelaten.
Hiermee schakelt u de Enhancer in/uit.
NS Sw, NS Threshold, NS Release
Enhan Sens
Zie blz. 155.
Hiermee bepaalt u de gevoeligheid van de Enhancer (0~127).
Enhan Frequency Kies hier de frequentie vanaf waar het signaal wordt “opgewaardeerd” (enhanced) (0~127).
158
Effecten en parameters
10: TAPE ECHO SIMULATOR Ziehier een simulatie van een bandecho, meer bepaald de nog steeds erg populaire Roland “RE-201 Space Echo”.
Echo Level Met deze parameter bepaalt u het volume van de Echo (0~127).
11: STEREO DELAY L Tape Echo R
Ziehier een stereo Delay-effect, dus een digitale nakomeling van de zonet besproken Tape Echo. Hiermee kunt u niet alleen echo’s programmeren, maar ook voor een ruimtelijk geluid zorgen.
Mode De RE-201 had drie weergavekoppen en bood dan ook drie vertragingstijden (kort, middel, lang). Bij dit effect kunt u echter zelf de combinatie van vertragingstijden kiezen. Voor een korte en ietwat langere vertragingstijd moet u bv. “S+M” kiezen.
L
2-Band EQ
Delay R
Referentiehandboek
Wanneer Mode= STEREO
Mogelijkheden: S, M, L, S+M, S+L, M+L, S+M+L
Repeat Rate Hiermee stelt u de snelheid van de (virtuele) band in. Dit komt overeen met de vertragingstijd (Delay Time) van een digitaal effect. Hoe groter de hier ingestelde waarde, hoe sneller de herhalingen elkaar opvolgen. (0~127)
L Delay R
Intensity Hiermee bepaalt u hoe vaak een signaal wordt herhaald. Dit komt overeen met de Feedback-parameter van digitale Delays. Hoe groter de waarde, hoe meer herhalingen er zijn. (0~127)
Bass Treble Ziehier de toonregeling van het echosignaal. De waarde “0” betekent dat het geluid niet verandert. (–100~+100)
Head S Pan Head M Pan Head L Pan Met deze parameters bepaalt u de stereoplaatsing van de drie (denkbeeldige) koppen (Short, Medium en Long). Uiteraard bestond deze functie niet op de echte RE-201. (L63–63R)
Tape Distortion Hiermee kunt u bepalen hoe sterk het bandsignaal “verzadigd” wordt en dus begint te vervormen. De resulterende verandering van het geluid kan in bepaalde gevallen enkel worden gemeten (maar is nauwelijks of niet hoorbaar). Hoe groter de waarde, hoe meer vervorming er is (0~5).
W/F Rate W/F Depth Bandsystemen hebben de (inmiddels geapprecieerde) eigenschap dat de band niet altijd op dezelfde snelheid wordt afgespeeld, wat voor een lichte (soms sterke) onregelmatigheid zorgt. In het Engels noem je dit “Wow & Flutter”. Met deze twee parameters stelt u in hoe snel de toonhoogte varieert (Rate) en hoe duidelijk dit opvalt (Depth). (0~127)
2-Band EQ
Wanneer Mode= MONO of ALTERNATE
Mode Hier kiest u de manier waarop de Delay wordt gebruikt: MONO: . . . . . . . In dit geval is er één ingang (maar twee uitgangen). Stereo-signalen aan de ingang worden dus eerst samengevoegd en pas daarna naar de Delay gestuurd. STEREO: . . . . . . In dit geval zijn er twee in- en twee uitgangen. De herhalingen bevinden zich dus op dezelfde plaats in het stereobeeld als de inkomende signalen. ALTERNATE: . De signalen van de linker en rechter ingang worden afwisselend via het linker en rechter kanaal weergegeven.
Delay Time Hiermee bepaalt u de vertraging tussen het binnenkomende signaal en het eerste herhaalde signaal. In plaats van een waarde kunt u ook een noot instellen om te zorgen dat de herhalingen synchroon lopen met het Master Tempo (zie blz. 136). Mogelijkheden: 0~1300 [ms] (MONO), 0~650 [ms] (STEREO of ALTERNATE) of nootwaarden
L-R Shift Hiermee bepaalt u de vertraging/afstand tussen de twee Delay-signalen (L en R). Wanneer de volgorde “L->R” luidt, hoort u de R-Delay later dan de L-Delay. Bij “R->L” hoort u eerst de R-Delay en vervolgens de L-Delay. U kunt ook een nootwaarde kiezen om de vertragingstijd met het Master Tempo te synchroniseren. (0~650 [ms], nootwaarde)
159
Effecten en parameters
* Deze instelling is niet beschikbaar wanneer u “MONO” of “ALTERNATE” kiest.
12: MULTI TAP DELAY
L-R Order
Ziehier een Delay met vijf Delay-lijnen (voor evenveel herhalingen).
In de STEREO- of ALTERNATE-mode bepaalt u met deze parameter welk Delay-kanaal telkens eerst te horen zal zijn (“L->R” betekent dat u eerst de L-Delay hoort; “R->L” betekent dat u eerst de R-Delay hoort). (L->R, R->L)
L
* In de “MONO”-mode heeft deze parameter geen effect.
Delay 1 Delay 2
Multi Tap Delay R
Low Damp Freq Deze functie dempt de lage tonen in het effectsignaal sneller dan de overige frequenties, wat voor een transparanter effect zorgt (“minder wollig”). Hier kunt u de frequentie kiezen waaronder deze demping actief moet zijn. (50~4000 [Hz])
2-Band EQ
Delay 4 Delay 5
Feedback Hiermee bepaalt u hoeveel (%) van het vertraagde signaal nog eens naar de ingang van de Delay wordt gestuurd, zodat het aantal herhalingen toeneemt. Positieve waarden (+) betekenen dat het signaal nog eens met normale fase naar de ingang van de Delay wordt gestuurd. Een negatieve waarde (–) betekent dat de fase van opnieuw “geïnjecteerde” signalen wordt omgekeerd. (–98~+98 [%])
Delay 3
Delay 1 Time Delay 2 Time Delay 3 Time Delay 4 Time Delay 5 Time Hiermee bepaalt u de vertragingstijd van de betreffende Delay-lijn, d.w.z. de afstand tussen het binnenkomende originele signaal en de eerste herhaling. U kunt ook een nootwaarde instellen om de herhaling synchroon te laten lopen met het Master Tempo. (0~1300 [ms], nootwaarde)
Fbk Dly Time
Hiermee bepaalt u hoe sterk de lage tonen van het effectsignaal worden gedempt. (–36~0 [dB])
Hiermee bepaalt u wanneer het uitgangssignaal van de Delay nog eens naar de ingang van dit effect wordt gestuurd. Ook hier kunt u opteren voor een nootwaarde. (0~1300 [ms], nootwaarde)
Hi Damp Freq
Feedback
Ziehier de tegenhanger van Low Damp – voor de hoge tonen. Wanneer de hoge tonen iets sneller worden gedempt dan de overige frequenties, klinkt de Delay natuurlijker. (2000~20000 [Hz])
Hiermee bepaalt u hoeveel (%) van het vertraagde signaal nog eens naar de ingang van de Delay wordt gestuurd, zodat het aantal herhalingen toeneemt. Positieve waarden (+) betekenen dat het signaal nog eens met normale fase naar de ingang van de Delay wordt gestuurd. Een negatieve waarde (–) betekent dat de fase van opnieuw “geïnjecteerde” signalen wordt omgekeerd. (–98~+98 [%])
Low Damp Gain
Hi Damp Gain Hiermee bepaalt u hoe sterk de hoge tonen van het effectsignaal worden gedempt. (–36~0 [dB])
Balance Bepaalt de balans (verhouding) tussen het originele (D) en het effectsignaal (E). (E0:D100~E100:D0)
Ps Low Freq 50~4000 [Hz]
Ps Low Gain –15~+15 [dB]
Ps Hi Freq 2000~20000 [Hz]
Ps Hi Gain –15~+15 [dB] Zie blz. 155 voor meer details over deze parameters.
160
Delay 1 Level Delay 2 Level Delay 3 Level Delay 4 Level Delay 5 Level Hiermee kunt u het volume van de vijf Delay-lijnen instellen. (0~127).
Delay 1 Pan Delay 2 Pan Delay 3 Pan Delay 4 Pan Delay 5 Pan Hiermee bepaalt u de stereopositie van de Delay-lijnen. Aangezien u elke lijn ergens anders in het stereobeeld kunt plaatsen, kunt u voor een behoorlijk complex geluidsbeeld zorgen. Kies “0” voor een lijn die zich in het midden moet bevinden. (L63~63R)
Effecten en parameters
Low Damp Freq
ingang van de Delay wordt gestuurd. Een negatieve waarde (–) betekent dat de fase van opnieuw “geïnjecteerde” signalen wordt omgekeerd. (–98~+98 [%])
50~4000 [Hz]
Low Damp Gain
Low Damp Freq
–36~0 [dB]
50~4000 [Hz]
Hi Damp Freq
Low Damp Gain
2000~20000 [Hz]
–36~0 [dB]
Hi Damp Gain –36~0 [dB]
Hi Damp Freq
Zie blz. 160 voor een verklaring van deze parameters.
2000~20000 [Hz]
Ps Low Freq
Hi Damp Gain
Hiermee kiest u de frequentie voor de lage tonen van het Delay-uitgangssignaal (50~4000 [Hz]).
–36~0 [dB]
Ps Low Gain
Balance
Hiermee bepaalt u het volume van de lage tonen. (–15~+15 [dB])
Bepaalt de balans (verhouding) tussen het originele (D) en het effectsignaal (E). (E0:D100~E100:D0)
Ps Hi Freq
Ps Low Freq, Ps Low Gain, Ps Hi Freq, Ps Hi Gain
Hiermee kiest u de frequentie voor de hoge tonen van het Delay-uitgangssignaal (2000~20000 [Hz]).
Zie blz. 155.
Zie blz. 160 voor een verklaring van deze parameters.
14: VOCAL ECHO
Hiermee bepaalt u het volume van de lage tonen. (–15~+15 [dB])
Dit effect simuleert een Karaoke-echo (en klinkt dus “lekker afgrijselijk” voor professionele oren). L
13: REVERSE DELAY
LPF
Dit effect zorgt voor een omgekeerde herhaling van het binnenkomende signaal.
ECHO
2-Band EQ
R
Delay Time L R
Reverse Delay
2-Band EQ
Hiermee stelt u de afstand/vertraging in tussen het binnenkomende signaal en het Delay-signaal. Kies een nootwaarde om de vertraging synchroon te laten lopen met het Master Tempo (zie blz. 136).
Pre LPF Freq Threshold Hiermee kiest u de drempel van waar af deze omgekeerde Delay hoorbaar zal zijn. Dit is de volumewaarde die het inkomende signaal minimaal moet hebben om het effect te starten (0~127).
Hiermee kiest u de frequentie van het hoog-af-filter aan de ingang van het effect. Dit zorgt voor een soort “LoFi”sounds. Als het binnenkomende signaal niet mag worden gefilterd, moet u hier “THRU” kiezen. (500–15000 [Hz], THRU)
Rvs Dly Time
Mod Rate
Hiermee stelt u de afstand/vertraging in tussen het binnenkomende signaal en het Delay-signaal. Kies een nootwaarde om de vertraging synchroon te laten lopen met het Master Tempo (zie blz. 136).
Hiermee bepaalt u de snelheid van het modulatie-effect. Kies een nootwaarde om het synchroon te laten lopen met het Master Tempo. (0.05~10.0 [Hz])
Instelbereik: 0~650 [ms], nootwaarde
Rvs Feedback Hiermee bepaalt u hoeveel (%) van het vertraagde signaal nog eens naar de ingang van de Delay wordt gestuurd, zodat het aantal herhalingen toeneemt. Positieve waarden (+) betekenen dat het signaal nog eens met normale fase naar de
Mod Depth Hiermee bepaalt u de diepte van het modulatie-effect. Hoe groter de waarde, hoe meer de modulatie opvalt (0~127).
Diffusion Hiermee bepaalt u de spreiding van het Delay-signaal (0~100).
161
Referentiehandboek
Ps Hi Gain
Effecten en parameters
Feedback
Phaser Depth
Zie blz. 160.
Hiermee bepaalt u de modulatiediepte. (0~127)
Hi Damp Freq
Phaser Resonance
Met deze parameter kunt u zorgen dat de hoge tonen van het effectsignaal sneller worden gedempt. Dit zorgt voor een natuurlijkere echo. Als u deze demping niet nodig hebt, moet u hier “THRU” kiezen. (500~15000 [Hz], THRU)
Hier kunt u instellen hoe sterk de Phaser van Feedback wordt voorzien. Hoe groter de waarde, hoe “typischer” het Phaser-geluid wordt. (0~127)
Echo Level Hiermee bepaalt u het volume van het echosignaal (0~127).
Hiermee bepaalt u de balans tussen het Phaser-geluid en het binnenkomende (niet bewerkte) signaal. (0~127)
Low Damp Freq
Delay Time
50~4000 [Hz]
Hiermee stelt u de afstand/vertraging in tussen het binnenkomende signaal en het Delay-signaal. Kies een nootwaarde om de vertraging synchroon te laten lopen met het Master Tempo (zie blz. 136).
Low Damp Gain –36~0 [dB]
Phaser Mix Level
Hi Damp Freq
Instelbereik: 0~1300 [ms], nootwaarde
2000~20000 [Hz]
Fbk Dly Time
Hi Damp Gain
Hiermee bepaalt u wanneer het uitgangssignaal van de Delay nog eens naar de ingang van dit effect wordt gestuurd. Ook hier kunt u opteren voor een nootwaarde. (0~1300 [ms], nootwaarde)
–36~0 [dB] Zie blz. 160 voor een verklaring van deze parameters.
Dly Time Dev
15: BAND PASS DELAY Dit is een Delay met een bandpasfilter (BPF) waar enkel bepaalde frequenties van het signaal naar de vijf Delay-lijnen worden gestuurd. Vóór de Delay bevindt zich een Phaser die voor een “borrelend” signaal zorgt door een uit-fase kopie aan het binnenkomende signaal toe te voegen. Dat zorgt voor extra modulatie.
Hiermee kunt u instellen hoe sterk de vertragingstijd voor de afzonderlijke Delay-lijnen verschilt. Ook dit kunt u hetzij als waarde, hetzij als nootduur instellen. In het tweede geval loopt de vertragingstijd synchroon met het Master Tempo. (0~1300 [ms], nootwaarde)
Delay Level Hiermee bepaalt u het volume van elk Delay-signaal (0~127).
L Phaser R
1 2 3 4 5
Delay
1 2 3 4 5
Delay Feedback Zie blz. 160.
Delay Pan Type Hiermee kunt u de stereopositie van de vijf Delay-lijnen instellen. Er bestaan tien Presets waarvan u er telkens één kunt kiezen om de gewenste stereobeeld-verdeling te verkrijgen.
BPF 1
Waarden Dly 1 Dly 2 Dly 3 Dly 4 Dly 5
BPF 2
1
L63
L32
0
32R
63R
2
L63
32R
L32
63R
0
3
L63
63R
L32
32R
0
4
32R
L32
L63
0
63R
BPF 3 BPF 4 BPF 5
5
63R
0
L63
L32
32R
Phaser Manual
6
L32
32R
L63
63R
0
Hiermee kiest u de frequentie waarrond de Phaser het signaal moduleert (0~127).
7
0
63R
L63
32R
L32
8
0
63R
L32
32R
L63
Phaser Rate
9
0
32R
L32
63R
L63
Hiermee bepaalt u de modulatiesnelheid. Kies een nootwaarde om deze modulatie synchroon te laten lopen met het Master Tempo (zie blz. 136). (0.05–10.0 [Hz], nootwaarde)
10
63R
32R
0
L32
L63
162
Effecten en parameters
BPF 1 Freq BPF 2 Freq BPF 3 Freq BPF 4 Freq BPF 5 Freq
Analog Chorus
Hiermee kiest u de kantelfrequentie van de vijf bandpasfilters. Dit is bepalend voor de frequenties die naar de betreffende Delay-lijn worden gestuurd. (50~20000 [Hz])
Hiermee schakelt u de Chorus in en uit.
En ziehier dan de analoge Chorus die het geluid lekker breed maakt.
Chorus Sw
Hier kunt u kiezen tussen twee modes: CHORUS of VIBRATO.
BPF 1/2 Q (Band pass filter 1/2 Q) BPF 3/4/5 Q (Band pass filter 3/4/5 Q) Met deze parameters bepaalt u de bandbreedte van de banpasfilters, d.w.z. hoeveel frequenties er links en rechts van de BPF Freq-waarde (zie hierboven) nog worden doorgelaten. Hoe groter de waarde, hoe smaller de frequentieband. (0.3~24.0)
Bepaalt de balans (verhouding) tussen het originele (D) en het effectsignaal (E). (E0:D100~E100:D0)
16: ANALOG DELAY->CHORUS (analoge Delay->analoge Chorus) Dit effect is een simulatie van een effectpedaal van BOSS, de CE-1 Chorus Ensemble, die in 1976 werd voorgesteld. Om precies de “sound” van het pedaal te verkrijgen, hebben we hier nog een simulatie van een analoge Delay vóór de Chorus geplaatst.
R
Analog Delay
Analog Chorus
Chorus Intensity Als u hierboven “Chorus” hebt gekozen, bepaalt u hiermee de diepte van de toonhoogtemodulatie (en dus het Choruseffect). (0~127)
Vibrato Depth Als u hierboven “Vibrato” hebt gekozen, bepaalt u hiermee de vibrato-intensiteit. (0~127)
Vibrato Rate Als u hierboven “Vibrato” hebt gekozen, stelt u hiermee de vibratosnelheid in. (0~127)
Chorus Out Mode Hiermee bepaalt u hoe het Chorus-signaal wordt uitgestuurd. Er zijn twee verschillende stereo-instellingen. MONO: . . . . . . . Het Chorus-signaal is mono. ST-1: . . . . . . . . . . Dit is een mengeling van het Chorus-signaal (één keer normaal en een tweede keer met omgekeerde fase) en het originele signaal. Dit zorgt voor een uitgesproken Choruseffect, maar ontneemt het signaal wel een duidelijke stereoplaatsing. ST-2: . . . . . . . . . . Links hoort u het originele en rechts het Chorus-signaal.
Analog Delay Dit effect simuleert de Delay-pedaaltjes die in de jaren ‘80 hun hoogtij vierden (geen enkele gitarist kon zonder). Met dit effect verkrijgt u precies het fluwelen geluid dat toen zo in trek was.
Dly Sw Hiermee schakelt u de Delay in of uit.
Dly Repeat Rate Dit komt overeen met de vertragingstijd (Delay Time) van hedendaagse Delays. Hoe groter de ingestelde waarde, hoe korter de herhalingen elkaar opvolgen. (0~127)
Dly Intensity Hiermee bepaalt u hoe vaak het signaal herhaald wordt. Hoe groter de waarde, hoe meer herhalingen er zijn. (0~127)
Dly Level Hiermee bepaalt u het volume van het Delay-signaal. (0~127).
163
Referentiehandboek
Balance
L
Chorus Mode
Effecten en parameters
17: DIGITAL CHORUS
Xover LowFreq
Ziehier een effect dat u hetzij als Chorus, hetzij als Flanger kunt gebruiken. Vóór en achter het effect bevindt zich een toonregeling, zodat u het signaal precies naar smaak kunt “bijkleuren”.
Kies hier de frequentie waaronder het effect iets minder nadrukkelijk moet worden toegepast (om het signaal minder “rommelig” te maken). (50~4000 [Hz])
Xover Low Gain Met deze parameter bepaalt u hoe sterk het signaal onder de LowFreq-waarde wordt afgezwakt. (–36~0 [dB])
L R
2-Band EQ
Chorus/ Flanger
2-Band EQ
Mode Kies hier het benodigde type effect: Chorus of Flanger.
Rate Hiermee stelt u de modulatiesnelheid van de Chorus of Flanger in. U zou hier ook een nootwaarde kunnen kiezen om de modulatie synchroon te laten lopen met het Master Tempo. (0.05–10.0 [Hz], nootwaarde)
Depth Hiermee bepaalt u de modulatiediepte van de Chorus of Flanger (0~127).
Phase Hiermee bepaalt u de “breedte” van het Chorus- of Flangersignaal. (0–180 [°])
Pre Low Freq Hiermee kiest u de frequentie van de lage tonen voor de “Pre”-toonregeling. (50–4000 [Hz])
Pre Low Gain Hiermee bepaalt u het volume voor de lage tonen van de “Pre”-toonregeling. (–15~+15 [dB])
Xover HiFreq Ziehier de tegenhanger van Xover LowFreq. (2000~20000 [Hz])
Xover Hi Gain Met deze parameter bepaalt u hoe sterk het signaal boven de HiFreq-waarde wordt afgezwakt. (–36~0 [dB])
Modulation Level Met deze parameter bepaalt u het volume van het Chorus- of Flanger-signaal. (0~127)
Ps Low Freq Hiermee kiest u de frequentie van de lage tonen voor de “Post”-Equalizer. (50~4000 [Hz])
Ps Low Gain Hiermee bepaalt u het volume van de “Post” lage tonen. (–15~+15 [dB])
Ps Hi Freq Hiermee kiest u de frequentie van de hoge tonen voor de “Post”-Equalizer. (2000~20000 [Hz])
Ps Hi Gain Hiermee bepaalt u het volume van de “Post” hoge tonen. (–15~+15 [dB])
Pre Hi Freq
18: SPACE CHORUS
Hiermee kiest u de frequentie van de hoge tonen voor de “Pre”-toonregeling. (2000~20000 [Hz])
Dit effect is een simulatie van een SDD-320 van Roland, ook bekend onder de naam “Dimension D”.
Pre Hi Gain Hiermee bepaalt u het volume van de hoge tonen voor de “Pre”-toonregeling. (–15~+15 [dB])
L R
Space Chorus
2-Band EQ
Pre Dly Time Hiermee bepaalt u de vertraging tussen het binnenkomende signaal en het begin van de Chorus of Flanger. (0~50.0 [ms])
Feedback Hiermee bepaalt u hoeveel (%) van het Chorus-/Flanger-signaal nog eens naar de ingang van het effect wordt gestuurd, zodat het aantal herhalingen toeneemt. Positieve waarden (+) betekenen dat het signaal nog eens met normale fase naar de ingang van het effect wordt gestuurd. Een negatieve waarde (–) betekent dat de fase van opnieuw “geïnjecteerde” signalen wordt omgekeerd. (–98~+98 [%])
164
Mode Hiermee kiest u het geluid van het effect. De “Dimension D” (volgens sommigen nog steeds de mooiste Chorus ooit) was voorzien van vier knoppen die je samen of apart kon indrukken. “1+4” betekent bv. dat de knoppen 1 en 4 samen worden ingedrukt. Dat heeft een belangrijke invloed op het geluid. Mogelijkheden: 1, 2, 3, 4, 1+4, 2+4, 3+4
Chorus Level Hiermee bepaalt u het volume van het Chorus-signaal (0~127).
Effecten en parameters
Ps Low Freq, Ps Low Gain, Ps Hi Freq, Ps Hi Gain
20: ANALOG FLANGER
Zie blz. 164.
Dit effect is een simulatie van de SBF-325 van Roland, een analoog Flanger-effect. Hier kunt u kiezen uit drie verschillende Flangers en een Chorus. Een Flanger voorziet het bewerkte signaal van een geluid dat doet denken aan opstijgende of landende straaljagers.
19: HEXA CHORUS Een “Hexa Chorus” is een Chorus-effect dat uit zes Choruslijnen bestaat en dus voor een bijzonder vol/warm geluid zorgt. U kunt het signaal zowel aan de ingang (Pre) als aan de uitgang (Post) van het effect filteren.
L R
L R
Analog Flanger
Mode 2-Band EQ
Hexa Chorus
2-Band EQ
Hiermee bepaalt u de vertraging tussen het binnenkomende signaal en het begin van de Chorus. (0~50.0 [ms])
Pre Dly Dev Hiermee bepaalt u hoe sterk de afzonderlijke Chorus-lijnen onderling vertraagd worden (zodat ze niet allemaal op hetzelfde moment beginnen). (0~50.0 [ms])
Rate Hiermee bepaalt u de modulatiesnelheid van de Chorus. In plaats van een waarde kunt u ook een nootwaarde instellen om te zorgen dat de modulatie met het Master Tempo synchroon loopt. (0.05~10.0 [Hz])
Depth Hiermee bepaalt u de intensiteit waarmee de Chorus het signaal moduleert (0~127).
Depth Deviation Hiermee bepaalt u hoe sterk de diepte voor de zes Chorus-lijnen verschilt. (0~127)
Pan Deviation Hiermee bepaalt u de stereospreiding van de zes Chorus-lijnen. De waarde “0” betekent dat zich alle Chorus-lijnen in het midden bevinden. De instelling “L20” of “20R” betekent dat de afstand tussen de Chorus-lijnen telkens 30° bedraagt in verhouding tot het midden. (L63–63R)
Chorus Level Hiermee bepaalt u het volume van het Chorus-signaal. (0~127)
Pre Low Freq, Pre Low Gain, Pre Hi Freq, Pre Hi Gain Zie blz. 164.
Ps Low Freq, Ps Low Gain, Ps Hi Freq, Ps Hi Gain Zie blz. 164.
Rate Hiermee bepaalt u de modulatiesnelheid van de Flanger. In plaats van een waarde kunt u ook een nootwaarde instellen om te zorgen dat de modulatie met het Master Tempo synchroon loopt. (0.02~5.0 [Hz])
Depth Hiermee bepaalt u de intensiteit waarmee de Flanger het signaal moduleert (0~127).
Manual Hiermee regelt u de frequentie waar de Flanger vooral actief is. Meer bepaald kiest u hiermee de toonhoogte van het “metalen” karakter van de Flanger. (0~127)
Feedback Hiermee bepaalt u het klankkarakter van de Flanger. (0~127) * Als u boven CHO kiest, wordt deze parameter niet gebruikt.
CH-R Mod Phase In de regel kiest u hier het best NORM. INV betekent namelijk dat de fase van de modulatie (stijgen en dalen) voor het rechter kanaal wordt omgekeerd, wat weliswaar voor een levendiger effect zorgt, maar in mono niet altijd overeind blijft.
CH-L Phase CH-R Phase Hiermee bepaalt u de fase van het linker en rechter kanaal eens het binnenkomende signaal aan het effect wordt toegevoegd. NORM vertegenwoordigt een positieve fase (+); INV slaat op een omgekeerde (–) fase.
165
Referentiehandboek
Pre Dly Time
Kies hier het benodigde effect: FL1: . . . . . . . . . . Mono Flanger FL2: . . . . . . . . . . Stereo Flanger die de stereopositie van het inkomende signaal respecteert. FL3: . . . . . . . . . . Een Flanger die de signalen naar het linker en rechter kanaal stuurt en zo voor een voller geluid zorgt. CHO: . . . . . . . . . Een Chorus volgens de SBF-325 (die dus ook iets anders klinkt).
Effecten en parameters
21: BOSS FLANGER Dit effect simuleert het Flanger-effect dat u met een effectpedaal voor gitaar bereikt. Hier gaat het echter om een stereouitvoering van de BOSS-pedaaltjes. L R
Flanger
2-Band EQ
Type Hiermee kiest u het model van de gesimuleerde Flanger: NORMAL: . . . . Normale Flanger (BOSS BF-2) HI-BAND: . . . . Een Flanger die alleen de boventonen bewerkt (BOSS HF-2). In dit geval is het Flanger-geluid één octaaf hoger dan bij NORMAL.
* Deze instelling wordt niet gebruikt, wanneer u “Feedback Mode” op NORMAL zet.
Cross Mix Level Via deze parameter kunt u zorgen dat het Flanger-signaal van één kanaal ook bij dat van het andere kanaal wordt gevoegd. Positieve (+) waarden betekenen dat beide signalen dezelfde fase hebben; negatieve waarden (–) betekenen dat het signaal van het telkens “andere” kanaal met omgekeerde fase bij het Flanger-signaal wordt gevoegd. (–100~+100)
Ps Low Freq, Ps Low Gain, Ps Hi Freq, Ps Hi Gain Zie blz. 164.
22: STEP FLANGER
Manual
Een Step Flanger is een Flanger wiens modulatie niet traploos, maar in duidelijk hoorbare niveaus wordt toegepast.
Hiermee regelt u de frequentie waar de Flanger vooral actief is. Meer bepaald kiest u hiermee de toonhoogte van het “metalen” karakter van de Flanger. (0~127)
L
Depth Hiermee bepaalt u hoe sterk de Flanger het signaal moduleert. (0~127)
Rate Hiermee regelt u de modulatiesnelheid van de Flanger. Kies een nootwaarde wanneer de modulatie synchroon moet lopen met het Master Tempo. (0.05~10.0 [Hz], nootwaarde)
Resonance Hiermee bepaalt u de intensiteit van het Flanger-effect (0~127). * Als u “Mode” op CROSS zet, wordt deze instelling niet gebruikt.
Phase Hiermee kunt u het Flanger-geluid “breder” of “smaller” maken. (0~180 [deg])
Feedback Mode Met deze parameter bepaalt u op welke ingang het reeds bewerkte signaal nog eens wordt aangesloten (als Feedback niet op “0” staat). NORMAL: . . . . De linker Flanger-uitgang wordt op de linker ingang aangesloten, en de rechter uitgang op de rechter ingang. CROSS: . . . . . . . De linker uitgang gaat naar de rechter ingang en vice versa.
Feedback Hiermee bepaalt u het volume van het Flanger-signaal (linker en rechter kanaal) dat nog een keer naar de ingang van de Flanger wordt gestuurd. Hoe groter de waarde, hoe meer terugkoppeling er is. Positieve waarden betekenen dat de fase van het Feedback-signaal niet verandert. Negatieve waarden (–) keren de fase om. (–98~+98 [%])
R
Step Flanger
2-Band EQ
Pre Dly Time Hiermee bepaalt u de vertraging tussen het binnenkomende signaal en het begin van de Flanger. (0~50.0 [ms])
Rate Hiermee regelt u de modulatiesnelheid van de Flanger. Kies een nootwaarde wanneer de modulatie synchroon moet lopen met het Master Tempo. (0.05~10.0 [Hz], nootwaarde)
Depth Hiermee bepaalt u hoe sterk de Flanger het signaal moduleert. (0~127)
Feedback Hiermee bepaalt u hoeveel (%) van het Flanger-signaal nog eens naar de ingang van het effect wordt gestuurd, zodat het aantal herhalingen toeneemt. Positieve waarden (+) betekenen dat het signaal nog eens met normale fase naar de ingang van het effect wordt gestuurd. Een negatieve waarde (–) betekent dat de fase van opnieuw “geïnjecteerde” signalen wordt omgekeerd. (–98~+98 [%])
Phase Hiermee kunt u het Flanger-geluid “breder” of “smaller” maken. (0~180 [deg])
Step Rate Hiermee kiest u de snelheid waarmee de Flanger van de ene “trap” naar de andere gaat. In plaats van een waarde kunt u hier ook een noot kiezen om de “trappen” synchroon te laten lopen met het Master Tempo. (0.05~10.0 [Hz], nootwaarde)
Flanger Level Hiermee regelt u het volume van het Flanger-geluid (0~127).
166
Effecten en parameters
Ps Low Freq, Ps Low Gain, Ps Hi Freq, Ps Hi Gain
LFO 2 Depth
Zie blz. 164.
Hiermee bepaalt u de modulatiediepte. (0~127)
LFO 2 Phase
23: ANALOG PHASER Ziehier een stereo Phaser (dus eigenlijk twee parallel werkende Phasers). Een Phaser voegt een uit-fase kopie bij het oorspronkelijke signaal en zorgt zo voor een onmiskenbaar effect dat bijzonder goed bij gitaar en elektronische piano past. L
Shift Mode
L
4 stage
2-Band EQ
Shift Mode
Freq. Niveau
Phaser R
Hiermee bepaalt u hoeveel frequentiebanden er worden bewerkt (4STG of 8STG). Kies 8STG wanneer u een iets bijtender effect prefereert.
Manual
8 stage
Hiermee kiest u de frequentie die vooral door de Phaser wordt gemoduleerd. (0~127) Freq.
Center Freq Hiermee kiest u de frequentie waarrond de Phaser vooral actief is. Hoe groter de waarde, hoe meer vooral de hoge tonen worden bewerkt. (0~127)
Rate Hiermee bepaalt u de snelheid van het Phaser-effect. Door een nootwaarde te kiezen kunt u deze snelheid synchroon laten lopen met het Master Tempo (zie blz. 136). (0.05~10.00 [Hz], nootwaarde)
Depth
Resonance
Hiermee bepaalt u de modulatiediepte. (0~127)
Hoe groter de hier ingestelde waarde, hoe neuziger de Phaser wordt. (0~127)
Phase
LFO 1 Rate Hiermee bepaalt u de snelheid waarmee de Phaser-golven telkens opkomen. Door een nootwaarde te kiezen kunt u deze snelheid synchroon laten lopen met het Master Tempo (zie blz. 136). (0.02~5.00 [Hz], nootwaarde)
LFO 1 Depth Hiermee bepaalt u de modulatiediepte. (0~127)
LFO 1 Phase Hiermee kiest u de fase van de twee Phaser-blokken. NORM betekent dat beide Phasers (links en rechts) dezelfde fase hebben. INV betekent dat de fase van het rechter kanaal omgekeerd wordt.
Hiermee kiest u de fase van de twee Phaser-lijnen. NORM betekent dat beide lijnen (links en rechts) dezelfde fase hebben. INV betekent dat de fase van het rechter kanaal omgekeerd wordt.
Resonance Hoe groter de hier ingestelde waarde, hoe neuziger de Phaser wordt. (0~127)
Mix Level Hiermee bepaalt u het volume van de Phaser in verhouding tot het binnenkomende signaal. (0~127).
Ps Low Freq, Ps Low Gain, Ps Hi Freq, Ps Hi Gain Zie blz. 164.
LFO 2 Rate Hiermee bepaalt u de snelheid van de faseverschuivingen. (0.2~50.0 [Hz])
167
Referentiehandboek
Hiermee bepaalt u hoeveel frequentiebanden er worden bewerkt (4STG of 8STG). Kies 8STG wanneer u een iets bijtender effect prefereert. Niveau
24: DIGITAL PHASER Dit is ook weer een Phaser, maar dan de digitale uitvoering van het vorige effect met dus een iets ander klankkarakter.
Analog Phaser
R
Hiermee kiest u de fase van de twee Phaser-blokken. NORM betekent dat beide Phasers (links en rechts) dezelfde fase hebben. INV betekent dat de fase van het rechter kanaal omgekeerd wordt.
Effecten en parameters
25: ROTARY
26: TREMOLO
Rotary is een effect dat het geluid van draaiende luidsprekers simuleert. Dit is een typisch bestanddeel van elk zichzelf respecterend orgel.
Ziehier een stereo-effect dat dienst kan doen als tremolo of Auto Pan. Tremolo zorgt voor een regelmatige modulatie van het volume (een soort “bibber”), terwijl Auto Pan het geluid tussen het linker en rechter kanaal heen en weer beweegt.
De draaisnelheid van de grote (midden- en lagetoon) luidspreker en de hoorn is apart instelbaar. Op die manier wordt een bijzonder realistisch modulatie-effect bereikt. L
L Rotary
2-Band EQ
Tremolo/ Auto Pan
R
2-Band EQ
R
Speed Hiermee kiest u de draaisnelheid van de twee rotors (hoog en laag). SLOW: . . . . . . . Het effect hanteert de “Low Slow Rate” en “Hi Slow Rate” (trage snelheid). FAST: . . . . . . . . Het effect hanteert de “Low Fast Rate” en de “Hi Fast Rate” (hoge snelheid).
Low Slow Rate Hiermee bepaalt u de lage draaisnelheid van de grote luidspreker. Om de snelheid synchroon te laten lopen met het Master Tempo moet u hier een nootwaarde instellen. (0.05~10.0 [Hz], nootwaarde)
Low Fast Rate Hiermee stelt u de hoge draaisnelheid van de grote luidspreker in. Ook hier zorgt u met een nootwaarde dat de snelheid synchroon loopt met het Master Tempo. (0.05~10.0 [Hz], nootwaarde)
Mode Kies hier hoe u dit effect wilt gebruiken: als TREMOLO of AUTO PAN.
Waveform Hiermee kiest u de golfvorm voor de automatische volumeof panoramamodulatie. Dit heeft een grote invloed op de manier waarop het volume op en af c.q. de stereopositie heen en weer gaat. TRI: . . . . . . . . . . Het geluid wordt door een driehoeksgolf gemoduleerd. SAWUP: . . . . . . De LFO gebruikt een zaagtand. SAWDN: . . . . . . Omgekeerde zaagtand. SQR: . . . . . . . . . . Blokgolf. SIN: . . . . . . . . . . Sinusgolf. Deze zorgt voor de meest vloeiende bewegingen. SAWUP
SAWDN
Low Acceleration Met deze parameter bepaalt u hoe lang de grote (denkbeeldige) luidspreker erover doet om de hoge of lage snelheid te bereiken (naar gelang van waar u komt). Kleinere waarden betekenen dat de overgang langer duurt. (0~15)
Low Level Hiermee bepaalt u het volume van de grote luidspreker. (0~127)
Hi Slow Rate, Hi Fast Rate, Hi Acceleration, Hi Level
Rate Met deze parameter bepaalt u de snelheid van de modulatie. Om deze te synchroniseren met het Master Tempo moet u hier een nootwaarde instellen. (0.05~10.0 [Hz], nootwaarde)
Depth Hiermee bepaalt u hoe sterk het volume/de stereopositie wordt gemoduleerd. (0~127)
Dit zijn de tegenhangers van de “Low”-parameters hierboven. Ze gelden voor de hoorn (hoge tonen), maar werken verder op dezelfde manier.
Balance
Separation
Ps Low Freq, Ps Low Gain, Ps Hi Freq, Ps Hi Gain
Met deze parameter regelt u de breedte van het Rotarygeluid. (0~127)
Zie blz. 164.
Ps Low Freq, Ps Low Gain, Ps Hi Freq, Ps Hi Gain Zie blz. 164.
168
Bepaalt de balans (verhouding) tussen het originele (D) en het effectsignaal (E). (E0:D100~E100:D0).
Effecten en parameters
27: STEREO PITCH SHIFTER Dit is een transpositie-effect dat toelaat om twee verschillende toonhoogtes bij het binnenkomende signaal te voegen, zodat u een drieklank hoort. De maximale transpositie kan één octaaf boven of onder het binnenkomende signaal liggen.
Pan A Met deze parameter kiest u de stereopositie voor Pitch Shift A. “L63” betekent helemaal links, “0” staat voor het midden en “63R” is uiterst rechts. (L63~63R)
Pan B Met deze parameter stelt u de stereopositie van Pitch Shift B in. (L63~63R)
L A
Stereo Pitch Shifter B
2-Band EQ
R
Input Mode
Grade Hiermee bepaalt u de kwaliteit van de getransponeerde signalen. Hoe groter de hier ingestelde waarde, hoe natuurlijker het geluid is. Maar… dat zorgt ook voor een grotere vertraging (omdat er veel meer moet worden gerekend). Verder is het resultaat niet bij eender welke instelling even overtuigend. In de regel probeert u het best verschillende instellingen uit. (1~5)
Coarse Pitch A Hiermee kiest u het interval voor de eerste Pitch Shift-lijn (A). (–12~+12 halve tonen).
Fine Pitch A Deze parameter laat toe om het signaal van lijn A te ontstemmen. Dit kunt u ook gebruiken zonder meteen een transpositie-interval in te stellen. Dat zorgt dan voor een natuurlijk Chorus-effect. (–100~+100 [Cent])
Met deze parameter bepaalt u het volume van het binnenkomende signaal. (0~127)
Feedback Hiermee bepaalt u het volume van het Pitch Shift-signaal dat nog een keer naar de ingang van de Pitch Shift wordt gestuurd. Dit zorgt er dan voor dat het getransponeerde signaal nog een keer getransponeerd wordt, zodat de toonhoogte alsmaar verder stijgt of daalt. (–98~+98 [%])
Low Damp Freq, Low Damp Gain, Hi Damp Freq, Hi Damp Gain Zie blz. 160.
Ps Low Freq, Ps Low Gain, Ps Hi Freq, Ps Hi Gain Zie blz. 164.
28: OD->CHO
(Overdrive->Chorus)
Ziehier een effect met twee blokken: het signaal wordt eerst vervormd (Overdrive of Chorus) en vervolgens door een Chorus of Flanger bewerkt. L Overdrive/ Distortion
Chorus/ Flanger
2-Band EQ
R
Coarse Pitch B, Fine Pitch B Zie Coarse Pitch A en Fine Pitch A hierboven. Deze instellingen gelden echter voor de tweede Pitch Shift-lijn.
Distortion Mode, Drive, Amp Sim Sw, Amp Type
Pre Delay A
Distortion Level
Hiermee kunt u een vertraging instellen tussen het binnenkomende signaal en de Pitch Shift-lijn A. Dat kunt u gebruiken als Delay. (0~500 [ms])
Hiermee bepaalt u het volume van de vervorming. (0~127)
Pre Delay B
Via deze parameter kunt u kiezen of het tweede effect een Chorus of Flanger moet zijn.
Hiermee kunt u een vertraging instellen tussen het binnenkomende signaal en de Pitch Shift-lijn B. Dat kunt u gebruiken als Delay. (0~500 [ms])
Level A Hiermee stelt u het volume in van Pitch Shift A (0~127).
Level B Hiermee stelt u het volume in van Pitch Shift B (0~127).
Zie blz. 155.
Mod Mode
Mod Rate Met deze parameter kiest u de modulatiesnelheid van de Chorus of Flanger. Kies een nootwaarde om deze modulatie synchroon te laten lopen met het Master Tempo. (0.05~10.0 [Hz], nootwaarde)
Mod Depth Hiermee bepaalt u hoe sterk de Chorus of Flanger het signaal moduleert. (0~127)
169
Referentiehandboek
Hiermee bepaalt u of het binnenkomende signaal mono of stereo mag zijn.
Direct Level
Effecten en parameters
Mod Phase Met deze parameter kunt u het geluid breder maken. (0~180 [°])
Low Damp Freq, Low Damp Gain, Hi Damp Freq, Hi Damp Gain Zie blz. 160.
Mod Pre Delay
Delay Level
Met deze parameter stelt u de vertraging tussen het binnenkomende signaal en het begin van de Chorus of Flanger in. (0~50.0 [ms])
Hiermee bepaalt u het volume van het Delay-effect. (0~127)
Mod Feedback
Hiermee kiest u de frequentie voor de lage tonen. (50~4000 [Hz])
Hiermee bepaalt u het volume van het Chorus-/Flanger-signaal dat nog een keer naar de ingang van de Chorus/Flanger wordt gestuurd. Met negatieve waarden (–) keert u de fase van het Feedback-signaal om. (–98~+98 [%])
Xover LowFreq, Xover Low Gain
Ps Low Freq
Ps Low Gain Hiermee bepaalt u het volume van de lage tonen. (–15~+15 [dB])
Zie blz. 164.
Ps Hi Freq
Xover HiFreq, Xover Hi Gain
Hiermee kiest u de frequentie voor de hoge tonen. (2000~20000 [Hz])
Zie blz. 164.
Ps Hi Gain
Mod Level Met deze parameter stelt u het volume van het Chorus- of Flanger-effect in. (0~127)
Hiermee bepaalt u het volume van de hoge tonen. (–15~+15 [dB])
Ps Low Freq, Ps Low Gain, Ps Hi Freq, Ps Hi Gain
30: CHO->DLY
Zie blz. 164.
Ziehier een seriële verbinding van een Chorus of Flanger en een Delay.
29: OD->DLY
(Chorus->Delay)
(Overdrive->Delay)
Ziehier een combinatie van een vervormer (Overdrive of Distortion) en een Delay. Dit is natuurlijk ideaal voor sologeluiden.
L R
Chorus/ Flanger
Delay
2-Band EQ
L Overdrive/ Distortion
Delay
2-Band EQ
Mod Mode, Mod Rate, Mod Depth, Mod Phase, Mod Pre Delay, Mod Feedback
R
Zie blz. 169.
Distortion Mode, Drive, Amp Sim Sw, Amp Type
Xover LowFreq, Xover Low Gain
Zie blz. 155.
Zie blz. 164.
Distortion Level
Xover HiFreq, Xover Hi Gain
Hiermee bepaalt u het volume van de vervorming. (0~127)
Zie blz. 164.
Delay Time
Mod Level
Met deze parameter stelt u de vertraging in tussen het binnenkomende signaal en de eerste herhaling. Kies een nootwaarde om te zorgen dat dit perfect synchroon met het Master Tempo verloopt. (0~1300 [ms], nootwaarde)
Met deze parameter stelt u het volume van het Chorus- of Flanger-effect in. (0~127)
Delay Feedback Hiermee bepaalt u het volume van het Delay-signaal (linker en rechter kanaal) dat nog een keer naar de ingang van de Delay wordt gestuurd. Hoe groter de waarde, hoe meer terugkoppeling er is. Positieve waarden betekenen dat de fase van het Feedback-signaal niet verandert. Negatieve waarden (–) keren de fase om. (–98~+98 [%])
170
Delay Time Met deze parameter stelt u de vertraging in tussen het binnenkomende signaal en de eerste herhaling. Kies een nootwaarde om te zorgen dat dit perfect synchroon met het Master Tempo verloopt. (0~1300 [ms], nootwaarde)
Delay Feedback Hiermee bepaalt u het volume van het Delay-signaal (linker en rechter kanaal) dat nog een keer naar de ingang van de Delay wordt gestuurd. Hoe groter de waarde, hoe meer
Effecten en parameters
terugkoppeling er is. Positieve waarden betekenen dat de fase van het Feedback-signaal niet verandert. Negatieve waarden (–) keren de fase om. (–98~+98 [%])
Low Damp Freq, Low Damp Gain, Hi Damp Freq, Hi Damp Gain Zie blz. 160.
Xover HiFreq, Xover Hi Gain Zie blz. 164.
Mod Level Met deze parameter stelt u het volume van het Chorus- of Flanger-effect in. (0~127)
Ps Low Freq
Delay Level
Hiermee kiest u de frequentie voor de lage tonen. (50~4000 [Hz])
Ps Low Freq
Ps Low Gain
Hiermee kiest u de frequentie voor de lage tonen. (50~4000 [Hz])
Hiermee bepaalt u het volume van de lage tonen. (–15~+15 [dB])
Ps Low Gain
Ps Hi Freq
Hiermee bepaalt u het volume van de lage tonen. (–15~+15 [dB])
Hiermee kiest u de frequentie voor de hoge tonen. (2000~20000 [Hz])
Ps Hi Freq
Ps Hi Gain
Hiermee kiest u de frequentie voor de hoge tonen. (2000~20000 [Hz])
Hiermee bepaalt u het volume van de hoge tonen. (–15~+15 [dB])
Ps Hi Gain Hiermee bepaalt u het volume van de hoge tonen. (–15~+15 [dB])
31: ENH->CHO
Enhancer R
(Enhancer->Delay)
Ziehier een seriële verbinding van een Enhancer met een Delay.
(Enhancer->Chorus)
Ziehier een seriële verbinding van een Enhancer en een Chorus of Flanger.
L
32: ENH->DLY
Chorus/ Flanger
2-Band EQ
L Enhancer R
Delay
2-Band EQ
Enhan Sens Hiermee bepaalt u de gevoeligheid van de Enhancer (0~127).
Enhan Sens
Enhan Frequency
Hiermee bepaalt u de gevoeligheid van de Enhancer (0~127).
Kies hier de frequentie vanaf waar het signaal wordt “opgewaardeerd” (enhanced) (0~127).
Enhan Frequency
Enhan Mix Level
Kies hier de frequentie vanaf waar het signaal wordt “opgewaardeerd” (enhanced) (0~127).
Met deze parameter stelt u de balans tussen het niet bewerkte en het Enhancer-signaal in (0~127).
Enhan Mix Level
Enhan Level
Met deze parameter stelt u de balans tussen het niet bewerkte en het Enhancer-signaal in (0~127).
Hiermee bepaalt u het volume van het Enhancer-effect. (0~127)
Enhan Level
Delay Time
Hiermee bepaalt u het volume van het Enhancer-effect. (0~127)
Met deze parameter stelt u de vertraging in tussen het binnenkomende signaal en de eerste herhaling. Kies een nootwaarde om te zorgen dat dit perfect synchroon met het Master Tempo verloopt. (0~1300 [ms], nootwaarde)
Mod Mode, Mod Rate, Mod Depth, Mod Phase, Mod Pre Delay, Mod Feedback Zie blz. 169.
Delay Feedback
Xover LowFreq, Xover Low Gain
Hiermee bepaalt u het volume van het Delay-signaal dat nog een keer naar de ingang van de Delay wordt gestuurd. Hoe groter de waarde, hoe meer terugkoppeling er is. Positieve
Zie blz. 164.
171
Referentiehandboek
Hiermee bepaalt u het volume van het Delay-effect. (0~127).
Effecten en parameters
waarden betekenen dat de fase van het Feedback-signaal niet verandert. Negatieve waarden (–) keren de fase om. (–98~+98 [%])
Low Damp Freq, Low Damp Gain, Hi Damp Freq, Hi Damp Gain Zie blz. 160.
DE Frequency Hiermee kiest u de frequentie vanaf waar de De-esser begint te werken. Alle frequenties boven deze waarde worden afgezwakt. (1000~10000 [Hz])
Enhancer Enhan Sens
Delay Level Hiermee bepaalt u het volume van het Delay-effect (0–127).
Ps Low Freq, Ps Low Gain, Ps Hi Freq, Ps Hi Gain Zie blz. 170.
Hiermee bepaalt u de diepte van het Enhancer-effect. (0~127)
Enhan Frequency Kies hier de frequentie vanaf waar het signaal wordt “opgewaardeerd” (enhanced) (0~127).
Enhan Mix Level
33: VOCAL MULTI Ziehier de ideale effecten om een zangpartij helemaal perfect te laten klinken.
Met deze parameter stelt u de balans tussen het niet bewerkte en het Enhancer-signaal in (0~127).
Enhan Level
L Limitter/ De-esser
Enhancer
3-Band EQ
Delay
R
Hiermee bepaalt u het volume van het Enhancer-effect. (0~127)
3-Band Equalizer
Limiter/De-esser
EQ Low Freq
Dit effectblok kunt u gebruiken als Limiter of De-esser. Een Limiter zorgt ervoor dat het volume nooit boven de ingestelde Threshold-waarde komt te liggen. Een De-esser daarentegen zorgtdat “s”- en “f”-klanken niet meer onnatuurlijk luid klinken.
Hiermee kiest u de frequentie van de lage tonen. (50~4000 [Hz])
* Wanneer u DE-ESSER kiest, worden de Limtr-parameters niet gebruikt. Kiest u LIMITER, dan worden de DE-parameters niet gebruikt.
Limtr Mode Hier kiest u of dit blok dienst moet doen als Limiter of Deesser.
Limtr Threshold Dit is de volumewaarde (drempel) die het signaal niet kan overschrijden, omdat de Limiter dat voorkomt. (–60~0 [dB])
EQ Low Gain Hiermee bepaalt u het volume van de lage frequenties. (–15~+15 [dB])
EQ Mid Freq Hiermee kiest u de frequentie van de middenband. (50~20000 [Hz])
EQ Mid Q Hiermee bepaalt u de bandbreedte van de middenband, d.w.z. de frequenties die links en rechts van EQ Mid Freq nog worden opgehaald of afgezwakt. Hoe groter de waarde, hoe smaller de bewerkte band. Instelbereik: 0.5, 0.7, 1.0, 2.0, 4.0, 8.0
Limtr Release
EQ Mid Gain
Hiermee bepaalt u hoe snel de Limiter stopt met werken wanneer het volume weer onder de Threshold-waarde ligt. (0~127)
Hiermee bepaalt u het volume van de middentonen. (–15~+15 [dB])
Limtr Gain
Hiermee kiest u de frequentie voor de hoge tonen. (2000~20000 [Hz])
Hiermee kunt u het uitgangssignaal van de Limiter ophalen (+) of afzwakken (–) indien de correctie te drastisch is voor een verantwoord uitgangsniveau. (–60~+12 [dB])
DE Sens Hiermee stelt u de gevoeligheid van de De-esser voor het ingangsvolume in. Via dit volume wordt het De-esser-effect gestuurd/gecontroleerd. (0~127)
172
EQ High Freq
EQ High Gain Hiermee bepaalt u het volume van de hoge tonen. (–15~+15 [dB])
Effecten en parameters
Delay
Comp Ratio
Delay Time
Hiermee bepaalt u hoe sterk het signaal wordt gecomprimeerd wanneer het boven de Threshold-waarde ligt.
Met deze parameter stelt u de vertraging in tussen het binnenkomende signaal en de eerste herhaling. Kies een nootwaarde om te zorgen dat dit perfect synchroon met het Master Tempo verloopt. (0~1300 [ms], nootwaarde)
Delay Feedback Hiermee bepaalt u het volume van het Delay-signaal (linker en rechter kanaal) dat nog een keer naar de ingang van de Delay wordt gestuurd. Hoe groter de waarde, hoe meer terugkoppeling er is. Positieve waarden betekenen dat de fase van het Feedback-signaal niet verandert. Negatieve waarden (–) keren de fase om. (–98~+98 [%])
Comp Gain Hiermee kunt u het uitgangsvolume van de Compressor corrigeren (–60~+12 [dB]).
Overdrive/Distortion Distortion Sw Hiermee kunt u de Overdrive (vervormer) in- of uitschakelen.
Distortion Mode, Drive, Amp Sim Sw, Amp Type Zie blz. 155.
Distortion Level
Zie blz. 160.
Hiermee regelt u het uitgangsvolume van de vervormer.
Delay Level Hiermee stelt u het volume van het Delay-effect in. (0~127)
Chorus/Flanger
34: GUITAR MULTI
Mod Mode, Mod Rate, Mod Depth, Mod Phase, Mod Pre Delay, Mod Feedback
Ziehier een algoritme met alle effecten die u voor een verantwoorde gitaar-sound nodig hebt: Comp/Limiter, Overdrive of Distortion, Chorus of Flanger en Delay. Deze effecten zijn in serie op elkaar aangesloten. L Comp/ Limiter
Overdrive/ Distortion
Chorus/ Flanger
Zie blz. 169.
Mod XoverLPF Hiermee bepaalt u de grensfrequentie van het hoog-af filter (LPF). Het effect wordt enkel op de frequenties onder deze waarde toegepast. Wilt u de werking niet beperken, dan moet u hier THRU kiezen. (500~15000 [Hz], THRU)
Mod XoverHPF
R
Delay
Hiermee stelt u de grensfrequentie van het laag-af filter in. Het effect wordt dan enkel op de frequenties boven deze waarde toegepast. Hebt u deze beperking niet nodig, dan moet u hier THRU kiezen. (THRU, 50~800 [Hz])
Mod Level
Comp/Limiter Comp Sw
Met deze parameter stelt u het volume van de Chorus of Flanger in. (0~127)
Hiermee schakelt u de Compressor/Limiter in of uit.
Delay
Comp Threshold
Delay Time
Dit is de volumewaarde waarboven de Compressor/Limiter begint te werken. (–60~0 [dB])
Met deze parameter stelt u de vertraging in tussen het binnenkomende signaal en de eerste herhaling. Kies een nootwaarde om te zorgen dat dit perfect synchroon met het Master Tempo verloopt. (0~1300 [ms], nootwaarde)
Comp Attack Hiermee bepaalt u hoe snel de Compressor het niveau beïnvloedt eens hij wordt gestart (0~127). Hoe korter de waarde, hoe “knallender” het signaal.
Comp Release Hiermee bepaalt u hoe snel de Compressor weer stopt wanneer het niveau onder de Threshold-waarde zakt. Stel geen te kleine waarde in, omdat het signaal anders begint te “pompen”. (0~127)
Delay Feedback Hiermee bepaalt u het volume van het Delay-signaal (linker en rechter kanaal) dat nog een keer naar de ingang van de Delay wordt gestuurd. Hoe groter de waarde, hoe meer terugkoppeling er is. Positieve waarden betekenen dat de fase van het Feedback-signaal niet verandert. Negatieve waarden (–) keren de fase om. (–98~+98 [%])
173
Referentiehandboek
Low Damp Freq, Low Damp Gain, Hi Damp Freq, Hi Damp Gain
Mogelijkheden: 1.5:1, 2:1, 4:1, 100:1
Effecten en parameters
Hi Damp Freq
Mod XoverHPF
Hiermee kunt u zorgen dat de hoge frequenties iets sneller worden gedempt dan de overige frequenties, wat voor een natuurlijker Delay-geluid zorgt. Als u deze demping niet nodig hebt, moet u hier THRU kiezen. (500~15000 [Hz], THRU)
Hiermee stelt u de grensfrequentie van het laag-af filter in. Het effect wordt dan enkel op de frequenties boven deze waarde toegepast. Hebt u deze beperking niet nodig, dan moet u hier THRU kiezen. (THRU, 50~800 [Hz])
Delay Level Hiermee stelt u het volume van de Delay in. (0~127)
Hiermee regelt u het volume van de Chorus of Flanger (0~127)
35: BASS MULTI
36: RHODES MULTI
De naam zegt het al: dit is een multi-effect voor basklanken met de volgende blokken: Comp/Limiter, Overdrive of Distortion, een 3-bands Equalizer en een Chorus of Flanger.
Ziehier het perfecte multi-effect voor elektronische pianoklanken. Hier vindt u een Enhancer, Phaser, Chorus of Flanger en een Tremolo of Auto Pan die in serie geschakeld zijn.
L
L Comp/ Limiter
Overdrive/ Distortion
3-Band EQ
Mod Level
Chorus/ Flanger
Enhancer
Phaser
R
Comp/Limiter
R
Comp Sw Hiermee schakelt u de Compressor/Limiter in of uit.
Chorus/ Flanger
Comp Threshold, Comp Attack, Comp Release, Comp Ratio
Tremolo/ Auto Pan
Zie blz. 158.
Comp Gain Hiermee stelt u het uitgangsvolume van de Compressor/ Limiter in. (–60~+12 [dB])
Overdrive/Distortion Distortion Sw Hiermee schakelt u de Overdrive/Distortion in of uit.
Distortion Mode, Drive, Amp Sim Sw, Amp Type
Enhancer Enhan Sw Hiermee schakelt u de Enhancer in of uit.
Enhan Sens Hiermee bepaalt u de gevoeligheid van de Enhancer (0~127).
Enhan Frequency
Zie blz. 155.
Kies hier de frequentie vanaf waar het signaal wordt “opgewaardeerd” (enhanced) (0~127).
3-Band Equalizer
Enhan Mix Level
EQ Low Freq, EQ Low Gain, EQ Mid Freq, EQ Mid Q, EQ Mid Gain, EQ High Freq, EQ High Gain, Zie blz. 172.
Met deze parameter stelt u de balans tussen het niet bewerkte en het Enhancer-signaal in (0~127).
Enhan Level Hiermee stelt u het volume van de Enhancer in. (0~127)
Chorus/Flanger Mod Mode, Mod Rate, Mod Depth, Mod Phase, Mod Pre Delay, Mod Feedback Zie blz. 169.
Mod XoverLPF Hiermee stelt u de grensfrequentie van het laag-af filter in. Het effect wordt dan enkel op de frequenties boven deze waarde toegepast. Hebt u deze beperking niet nodig, dan moet u hier THRU kiezen. (THRU, 50~800 [Hz])
174
Phaser Phaser Manual Hiermee kiest u de frequentie die vooral door de Phaser wordt bewerkt. (0~127)
Phaser Rate Hiermee stelt u in hoe snel de Phaser moet “draaien”. Kies een nootwaarde om de Phaser met het Master Tempo te synchroniseren. (0.05~10.0 [Hz], nootwaarden)
Effecten en parameters
Phaser Depth Hiermee bepaalt u de modulatiediepte van de Phaser. (0~127)
Phaser Resonance
37: KEYBOARD MULTI Ziehier een multi-effect voor synthesizerklanken met een Ring Modulator, een 3-bands Equalizer, een Pitch Shifter, een Phaser en een Delay.
Hiermee stelt u de resonantie van de Phaser in. Hoe groter de waarde, hoe “typischer” het geluid wordt. (0~127)
Phaser Mix Level Met deze parameter stelt u het volume van het Phaser-geluid in verhouding tot het inkomende signaal in. (0~127)
L R
Ring Modulator
3-Band EQ
Pitch Shifter
Chorus/Flanger Mod Mode, Mod Rate, Mod Depth, Mod Phase, Mod Pre Delay, Mod Feedback, Mod XoverLPF, Mod XoverHPF
Phaser
Delay
Zie blz. 173.
Hiermee stelt u het volume van het Chorus- of Flanger-signaal in. (0~127)
Ring Modulator
Tremolo/Auto Pan
Een Ring Modulator voorziet het bewerkte signaal via een interne oscillator van frequentie-modulatie en zorgt zo voor een bel-achtig geluid.
Trem/Pan Sw Hiermee schakelt u het Tremolo- of Auto Pan-effect in of uit.
Ring Freq
Trem Mode
Hiermee kiest u de frequentie die van modulatie wordt voorzien. (0~127)
Hiermee kiest u het effect dat u nodig hebt: TREMOLO of AUTO PAN.
Ring Balance
Trem Waveform
Hiermee stelt u de balans in tussen het originele signaal (D) en de ringmodulator (E). (E0:100D–E100:0D)
Zie blz. 168.
Trem Rate, Trem Depth Zie blz. 168.
3-Band Equalizer Zie blz. 172.
Pitch Shifter PS Grade Hiermee bepaalt u de kwaliteit van de getransponeerde signalen. Hoe groter de hier ingestelde waarde, hoe natuurlijker het geluid is. Maar… dat zorgt ook voor een grotere vertraging (omdat er veel meer moet worden gerekend). Verder is het resultaat niet bij eender welke instelling even overtuigend. In de regel probeert u het best verschillende instellingen uit. (1~5)
PS Coarse Hiermee kiest u het interval voor het Pitch Shift-effect. (–12~+12 halve tonen).
PS Fine Hiermee kunt u het Pitch Shift-signaal fijnstemmen in stappen van 2 Cent (1 Cent= 1/100 halve toon). (–100~+100 [Cent])
PS Balance Hiermee bepaalt u de balans tussen het binnenkomende en (D) en het effectsignaal (E). (E0:D100~E100:D0)
175
Referentiehandboek
Mod Level
Effecten en parameters
Phaser
Disk Type
Phaser Manual, Phaser Rate, Phaser Depth, Phaser Resonance Zie blz. 174.
Phaser Mix Level
Hiermee kiest u het type plaat en dus de draaisnelheid. Dit is van belang voor de snelheid van de “krassen”. LP: EP: SP:
33 1/3 r.p.m. 45 r.p.m. 78 r.p.m.
Hiermee stelt u de balans in verhouding tot het binnenkomende signaal in. (0~127)
Total Noise
Delay
Scratch
Hiermee bepaalt u het volume van de bijgeluiden. (0~127)
Hiermee bepaalt u het volume van de krassen. (0~127)
Delay Time Met deze parameter stelt u de vertraging in tussen het binnenkomende signaal en de eerste herhaling. Kies een nootwaarde om te zorgen dat dit perfect synchroon met het Master Tempo verloopt. (0~650 [ms], nootwaarde)
Dust
Delay Feedback
Hiermee voorziet u het geluid van een sissen. (0~127)
Hiermee bepaalt u het volume van het Delay-signaal (linker en rechter kanaal) dat nog een keer naar de ingang van de Delay wordt gestuurd. Hoe groter de waarde, hoe meer terugkoppeling er is. Positieve waarden betekenen dat de fase van het Feedback-signaal niet verandert. Negatieve waarden (–) keren de fase om. (–98~+98 [%])
Low Damp Freq, Low Damp Gain, Hi Damp Freq, Hi Damp Gain Zie blz. 160.
Hiermee zorgt u dat er ook “stof” op de vinylplaat ligt. (0~127)
Hiss * Deze drie parameters zorgen voor de typische bijgeluiden die u ook bij het afspelen van een vinylplaat hoort. Hoe groter de waarden, hoe luider de betreffende geluiden. Met de afzonderlijke parameters kunt u de gewenste “mix” instellen. Met “Total Noise” bepaalt u hoe luid alle bijgeluiden samen zijn.
Total Wow/Fluter Hiermee simuleer u de onregelmatige draaisnelheid van een pickup in z’n geheel. (0~127)
Wow
Delay Level Hiermee stelt u het volume van de Delay in. (0~127)
38: PHONOGRAPH Dit is een effect dat het geluid van een vinylplaat en een pickup simuleert. Hierbij horen ook de typische bijgeluiden en een onstabiele weergavesnelheid.
Dit zijn onregelmatigheden van de toonhoogte die betrekkelijk ver uit elkaar liggen. (0~127).
Flutter Hiermee worden kort opeenvolgende onregelmatigheden van de toonhoogte bedoeld (een soort “bibberen”). (0~127)
Random Hiermee verkrijgt u onregelmatige verschillen in de toonhoogte. (0~127)
L Phonograph R
* Ook dit zijn weer afzonderlijke parameters die u afzonderlijk met elkaar in balans kunt brengen en waarvan u met “Total Wow/ Flutter” het algemene volume instelt.
Balance Input Mode Kies hier of het ingangssignaal van het effect mono of stereo mag zijn.
Signal Dist Hiermee stelt u in hoe sterk het signaal vervormt. Hoe groter de waarde, hoe meer het signaal vervormt. (0~127)
Frequency Range Hiermee bepaalt u het frequentiebereik van de pickup. Hoe kleiner de waarde, hoe meer het geluid doet denken aan dat van een oude platendraaier. (0~127)
176
En ziehier de parameter die toelaat om de totale bijgeluiden (E) in balans te brengen met het originele signaal (D). (E0:D100~E100:D0)
Effecten en parameters
39: RADIO TUNING
Bit Down
Dit effect wekt de indruk dat het bewerkte signaal via een AM-transistortje wordt afgespeeld.
Hiermee stelt u in hoeveel bit er nog worden gelezen van het digitale audiomateriaal (alias de Samples). “0” betekent dat de oorspronkelijke resolutie niet verandert. (0~15)
Post Filter Sw L
Ziehier een filter dat zich achter de LoFi-processor bevindt en ongeveer dezelfde functie heeft al het Pre Filter. Kies PN om de aan de bit-manipulatie inherente vervorming af te zwakken.
Radio Tuning
R
Tuning
Balance
Hiermee stelt u het volume van de typische ruis van een slecht afgestemde zender in. De waarde “0” betekent dat u goed op de zender hebt afgestemd. (–50~+50)
Bepaalt de balans (verhouding) tussen het originele (D) en het effectsignaal (E). (E0:D100~E100:D0).
Noise Level
Filter Met dit filter kunt u het binnenkomende signaal een andere klankkleur geven en dus voor verrassende geluiden zorgen.
Frequency Range
Filter Type
Hiermee bepaalt u de frequentierespons van de radio. Hoe kleiner de waarde, hoe meer het geluid uit de luidspreker van een piepkleine transistor lijkt te komen. (0~127).
Hiermee kiest u het type filter. THRU: . . . . . . . . Geen filter. LPF: . . . . . . . . . . Laat enkel de frequenties onder de Cutoffwaarde door. BPF: . . . . . . . . . . Enkel de frequenties rond de Cutoff-waarde. HPF: . . . . . . . . . . Enkel de frequenties boven de Cutoff-waarde worden doorgelaten. NOTCH: . . . . . . Enkel de frequenties links en rechts van de Cutoff-waarde worden doorgelaten.
Balance Hiermee stelt u de balans in tussen het binnenkomende signaal (D) en de virtuele AM-radio (E). (E0:D100–E100:D0)
40: BIT RATE CONVERTER Dit is een simulatie van wat er gebeurt wanneer een signaal met veel minder bits wordt weergegeven dan gewoonlijk. Daar hebben ze ook een mooie naam voor: het is een LoFieffect. Daarachter bevindt zich een filter waarmee u de klankkleur kunt wijzigen.
Niveau
Niveau
Freq.
LPF
HPF
Niveau
L R
Lo-Fi Processor
Freq.
Niveau
Filter Freq.
BPF
Lo-Fi Processor Pre Filter Sw Met deze schakelaar kunt u de LoFi-processor aan- en uitzetten. Als u ON kiest, wordt de met het verminderen van de sampling-frequentie gepaard gaande vervorming in de mate van het mogelijke vermeden. Desondank praten we hier over een geluid van een beduidend mindere kwaliteit.
Sample Rate Hiermee stelt u in hoe sterk de oorspronkelijke sampling-frequentie moet worden verminderd. De volgende waarden zijn breuken. Mogelijkheden: 1/1 (normaal), 1/2, 1/4, 1/8, 1/16, 1/32
Freq.
NOTCH
Filter Slope Hiermee bepaalt u hoe snel het filter de niet benodigde frequenties onderdrukt: snel (–24 dB) of geleidelijk aan (–12dB per octaaf).
Filter Cutoff Hier kiest u de grens-/kantelfrequentie van het filter. Hoe kleiner de waarde, hoe lager de filterfrequentie. De waarde “127” vertegenwoordigt de hoogste filterfrequentie (0~127).
Filter Resonance Hiermee kunt u het resonantieniveau van het filter instellen. Hoe groter de waarde, hoe “synthetischer” (fluiteriger) het signaal wordt (0~127).
177
Referentiehandboek
Hiermee bepaalt u het volume van de ruis. (0~127)
Effecten en parameters
Filter Gain Hiermee kunt u het volume van het bewerkte filtersignaal weer ophalen als de instellingen voor een beduidend lager volume zorgen (0~+24 [dB]).
Chorus-parameters Voor het Chorus-blok zijn er acht effecttypes beschikbaar. Na het kiezen van één van deze types kunt u de parameters ervan natuurlijk editen. * Alle Chorus-types hebben dezelfde parameters. Maat dat betekent nog niet dat die bij levering voor elk type op dezelfde manier staan ingesteld.
1. Druk op [PERFORM] (indicator licht op) om naar de “PERFORM Play”-pagina te gaan. 2. Druk op [F6 (EFFECT)]. Chorus-type
3. Breng de cursor met [√] [®] naar de tweede parameter die toelaat om een ander Chorus-type te kiezen. 4. Stel de waarde in met de VALUE-regelaar of [DEC/–] [INC/+]. 5. Druk op [F5 (CHORUS)]. Op de nu verschijnende pagina kunt u de parameters van het gekozen effecttype instellen.
6. Breng de cursor met [▲] [▼] naar de parameter die u wilt instellen. 7. Stel de waarde in met de VALUE-regelaar of [DEC/–] [INC/+]. 8. Druk twee keer op [EXIT] om terug te keren naar de “PERFORM Play”-pagina. * Wanneer er rechts in het display drie regelaaricoontjes verschijnen, kunt u de waarde van de betreffende parameters ook via de regelaars op het frontpaneel (C1~C3) instellen. Dat is echter uitsluitend het geval wanneer de icoontjes wel degelijk worden afgebeeld. Bovendien werken de toegewezen controlecommando’s (CC) hier niet. U kunt de betreffende parameters dus niet via MIDI instellen.
178
Effecten en parameters
* Met [F1(kSEND)] kunt u naar de Chorus Send-pagina springen en het Chorus-aandeel van de zes Parts naar smaak instellen (blz. 150). Druk, op die pagina, op [F1(kCOMN)] om weer naar de parameter-pagina terug te keren.
Co LPF Freq Hiermee bepaalt u de frequentie van het hoog-af-filter. Dit is de frequentie tot waar het effect wordt toegepast. Als alle frequenties door de Chorus mogen worden bewerkt, moet u hier THRU kiezen. (500~15000 [Hz], THRU)
Co HPF Freq
Chorus Type 01: CHORUS 1 (Display: CHO 1) Dit is het meest “conventionele” Chorus-type met een trage modulatie en een bijna niet merkbare beïnvloeding van de toonhoogte.
Deze Chorus maakt het geluid breder en dieper. Hier is er sprake van een snellere modulatie, maar het effect is niet opdringerig. 03: CHORUS 3 (Display: CHO 3) Ziehier een Chorus met een trage modulatie, maar een grotere diepte dan CHO 1. 04: CHORUS 4 (Display: CHO 4) En dit is de snelle versie van de iets opvallendere Chorus (2). 05: FEEDBACK CHORUS (Display: FBCHO) Dit is een Chorus die via terugkoppeling al bijna op een Flanger begint te lijken, maar desondanks een “fluwelen” geluid aflevert. 06: FLANGER (Display: FLNGR) Dit is een echte Flanger-effect met dus een geluid dat doet denken aan opstijgende en landende straaljagers. (We willen er even op wijzen dat de M-FX een hele collectie Flangers bevat, zodat u hier misschien tóch beter voor een Chorustype kiest.) 07: SHORT DELAY (Display: S DLY) Dit is een Delay met een korte vertragingstijd. 08: FEEDBACK SHORT DELAY (Display: FBDLY) Ziehier een korte Delay met meerdere herhalingen.
Pre Low Freq Hiermee kiest u de frequentie voor de lage tonen. (500~15000 [Hz], THRU)
Rate Hiermee regelt u de modulatiesnelheid van de Chorus of Flanger. Kies een nootwaarde om te zorgen dat de modulatiesnelheid synchroon loopt met het Master Tempo (zie blz. 136). (0.05~10.0 [Hz], nootwaarde) * Als u een nootwaarde kiest, moet u “Tempo Sync” van de Part(s), die van Chorus wordt (worden) voorzien op ON zetten (blz. 138).
Depth Hiermee bepaalt u de modulatiediepte van de Chorus of Flanger. (0~127)
Feedback Hiermee bepaalt u hoeveel (%) van het Chorus-/Flanger-signaal nog eens naar de ingang van het effect wordt gestuurd, zodat het aantal herhalingen toeneemt. Positieve waarden (+) betekenen dat het signaal nog eens met normale fase naar de ingang van het effect wordt gestuurd. Een negatieve waarde (–) betekent dat de fase van opnieuw “geïnjecteerde” signalen wordt omgekeerd. (–98~+98 [%])
Cho/Flg Sw Met deze schakelaar kunt u de functie van het effect kiezen: CHORUS of FLANGER.
Reverb-parameters Het Reverb-effect biedt negen types. Kies het benodigde type en stel vervolgens de bijbehorende parameters in. 1. Druk op [PERFORM] (indicator licht op) om naar de “PERFORM Play”-pagina te gaan. 2. Druk op [F6 (EFFECT)]. Reverb type
Pre Hi Freq Hiermee kiest u de frequentie voor de hoge tonen. (THRU, 50–800 [Hz])
Pre Dly Time Hiermee stelt u de vertraging tussen het binnenkomende signaal en het begin van het Chorus-/Flanger-geluid in. (0–50.0 [ms])
3. Breng de cursor met [√] [®] naar de parameter waarmee u een Reverb-type kiest. 4. Stel de waarde in met de VALUE-regelaar of [DEC/–] [INC/+].
179
Referentiehandboek
02: CHORUS 2 (Display: CHO 2)
Hiermee bepaalt u de frequentie van het hoog-af-filter. Dit is de frequentie vanaf waar het effect wordt toegepast (op alle hogere frequenties). Als alle frequenties door de Chorus mogen worden bewerkt, moet u hier THRU kiezen. (50~800 [Hz])
Effecten en parameters
01: ROOM 1
5. Druk op [F6 (REVERB)]. Op deze pagina kunt u de Reverb-parameters voor het gekozen type instellen.
Dit is een galm die de akoestiek van een kamer simuleert (dus een betrekkelijk kleine ruimte).
Pre Low Freq Hiermee kiest u de frequentie voor de lage tonen. (50~4000 [Hz]) 6. Breng de cursor met [▲] [▼] naar de parameter waarvan u de waarde wilt wijzigen. 7. Stel de waarde in met de VALUE-regelaar of [DEC/–] [INC/+]. 8. Druk twee keer op [EXIT] om terug te keren naar de “PERFORM Play”-pagina. * Wanneer er rechts in het display drie regelaaricoontjes verschijnen, kunt u de waarde van de betreffende parameters ook via de regelaars op het frontpaneel (C1~C3) instellen. Dat is echter uitsluitend het geval wanneer de icoontjes wel degelijk worden afgebeeld. Bovendien werken de toegewezen controlecommando’s (CC) hier niet. U kunt de betreffende parameters dus niet via MIDI instellen.
Pre Low Gain Hiermee bepaalt u het volume van de lage tonen. (–15~+15 [dB])
Pre Mid Freq Hiermee kiest u de frequentie voor de middentonen. (50~20000 [Hz])
Pre Mid Q Hiermee stelt u de bandbreedte van de middenband in (d.w.z. hoeveel frequenties er links en rechts van “Pre Mid Freq” mee worden beïnvloed). Hoe groter de Q-waarde, hoe smaller de bewerkte band. Mogelijkheden: 0.5, 0.7, 1.0, 2.0, 4.0, 8.0
Pre Mid Gain Hiermee bepaalt u het volume van de middenband. (–15~+15 [dB]) * Met de [F1(kSEND)]-knop kunt u naar de “Reverb Send”-pagina gaan en het Reverb-aandeel van de Parts wijzigen (blz. 150). Druk daarna op [F1(kCOMN)] om weer naar deze pagina terug te keren.
Pre Hi Freq Hiermee kiest u de frequentie voor de hoge tonen. (2000~20000 [Hz])
Pre Hi Gain Hiermee bepaalt u het volume van de hoge tonen. (–15~+15 [dB])
Low Rev Time ............................ 01: ROOM 1 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 02: ROOM 2 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 03: ROOM 3 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 04: HALL 1. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 05: HALL 2. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 06: HALL 3. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 07: GARAGE . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 08: PLATE . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 09: NON-LINEAR . . . . . . . . . . . . . .
Naam in het display ROOM1 . . . . . (blz. 180) ROOM2 . . . . . (blz. 181) ROOM3 . . . . . (blz. 181) HALL1. . . . . . (blz. 182) HALL2. . . . . . (blz. 182) HALL3. . . . . . (blz. 182) GARAG. . . . . (blz. 182) PLATE . . . . . . (blz. 182) NLR . . . . . . . . (blz. 182)
Hiermee bepaalt u de galmduur van de lage frequenties. (Jawel: u kunt de galmduur apart instellen voor de hoge en lage frequenties.) (0.06~32.0 [sec])
Hi Rev Time Hiermee bepaalt u de galmduur voor de hoge frequenties. (0.06~32.0 [sec])
Xover Freq Met deze parameter vertelt u de Reverb-processor waar de “lage frequenties” stoppen en de “hoge frequenties” beginnen. M.a.w. dit is het “splitpunt” tussen “Low Rev Time” en “Hi Rev Time”. (160~15000 [Hz], THRU)
Pre Dly Time Hiermee bepaalt u hoe lang het na ontvangst van het originele signaal duurt tot de galm hoorbaar wordt. (0~200.0 [ms])
Density Hiermee regelt u de “densiteit” van de galm (“transparant” of betrekkelijk “vol”). (0~99)
180
Effecten en parameters
Room Size
Room Size
Hiermee bepaalt u de grootte van de gesimuleerde kamer. (5.6~32.6 [m])
Hiermee bepaalt u de grootte van de gesimuleerde kamer. (1~10)
Early Ref Level
Early Ref Level
Hiermee regelt u het volume van de eerste reflecties, die bepalend zijn voor de “afstand” tussen de signaalbron en de “microfoon” waarmee het signaal wordt opgenomen. (0~99)
Hiermee regelt u het volume van de eerste reflecties, die bepalend zijn voor de “afstand” tussen de signaalbron en de “microfoon” waarmee het signaal wordt opgenomen. (0~99)
Release Density
Low Damp Freq, Low Damp Gain, Hi Damp Freq, Hi Damp Gain
Hiermee bepaalt u de densiteit van het galmsignaal wanneer het begint weg te ebben (wat ook weer voor een natuurlijkere indruk kan zorgen). (0~99)
Low Damp Freq
Post HC Freq Met deze parameter kiest u de frequentie vanaf waar de hoge tonen worden onderdrukt. Dit filter beïnvloedt het uitgangssignaal van het Reverb-effect. Als u dit niet nodig hebt, moet u hier THRU kiezen. (160~15000 [Hz], THRU)
Low Damp Gain
03: ROOM 3
Hiermee bepaalt u hoe sterk de lage tonen van het effectsignaal worden gedempt. (–36~0 [dB])
Deze Room-galm simuleert de akoestiek van een betrekkelijk grote kamer en bevat dus relatief veel lage en middentonen.
Hi Damp Freq Ziehier de tegenhanger van Low Damp – voor de hoge tonen. Wanneer de hoge tonen iets sneller worden gedempt dan de overige frequenties, klinkt het effect natuurlijker. (2000~20000 [Hz])
Hi Damp Gain
Pre Low Freq, Pre Low Gain, Pre Mid Freq, Pre Mid Q, Pre Mid Gain, Pre Hi Freq, Pre Hi Gain Zie blz. 180.
Reverb Time Hiermee bepaalt u de galmduur. (0.06~32.0 [sec])
Hiermee bepaalt u hoe sterk de hoge tonen van het effectsignaal worden gedempt. (–36~0 [dB])
Pre Dly Time
Post HC Freq
Hiermee bepaalt u hoe lang het na ontvangst van het originele signaal duurt tot de galm hoorbaar wordt. (0~200.0 [ms])
Met deze parameter kiest u de frequentie vanaf waar de hoge tonen worden onderdrukt. Dit filter beïnvloedt het uitgangssignaal van het Reverb-effect. Als u dit niet nodig hebt, moet u hier THRU kiezen. (160~15000 [Hz], THRU)
02: ROOM 2 Ziehier een tweede simulatie van een kamergalm. Ditmaal praten we echter over een iets sprankelendere galm.
Pre Low Freq, Pre Low Gain, Pre Mid Freq, Pre Mid Q, Pre Mid Gain, Pre Hi Freq, Pre Hi Gain Zie blz. 180.
Reverb Time Hiermee bepaalt u de galmduur. (0.06~32.0 [sec])
Pre Dly Time Hiermee bepaalt u hoe lang het na ontvangst van het originele signaal duurt tot de galm hoorbaar wordt. (0~200.0 [ms])
Density Hiermee regelt u de “densiteit” van de galm (“transparant” of betrekkelijk “vol”). (0~99)
Room Size Hiermee bepaalt u de grootte van de gesimuleerde kamer. (1~8)
Early Ref Level Hiermee regelt u het volume van de eerste reflecties. (0~99)
Release Density Hiermee bepaalt u de densiteit van het galmsignaal wanneer het begint weg te ebben (wat ook weer voor een natuurlijkere indruk kan zorgen). (0~99)
Low Damp Freq, Low Damp Gain, Hi Damp Freq, Hi Damp Gain Zie links.
Density Hiermee regelt u de “densiteit” van de galm (“transparant” of betrekkelijk “vol”). (0~99)
181
Referentiehandboek
Deze functie dempt de lage tonen in het effectsignaal sneller dan de overige frequenties, wat voor een transparanter effect zorgt (“minder wollig”). Hier kunt u de frequentie kiezen waaronder deze demping actief moet zijn. (50~4000 [Hz])
Zie links.
Effecten en parameters
Post HC Freq Met deze parameter kiest u de frequentie vanaf waar de hoge tonen worden onderdrukt. Dit filter beïnvloedt het uitgangssignaal van het Reverb-effect. Als u dit niet nodig hebt, moet u hier THRU kiezen. (160~15000 [Hz], THRU)
04: HALL 1 Ziehier een simulatie van de galm in een concertzaal met een prachtige akoestiek. Als u wilt, kunt u de galm van Chorus voorzien om hem nog “ruimtelijker” te maken. De parameters zijn dezelfde als voor “01: ROOM 1”. Ziehier echter drie bijkomende parameters. * Het instelbereik voor “Low Rev Time” en “Mid Rev Time” bedraagt 0.06~64.0 [sec], terwijl het instelbereik van “Room Size” hier 3.5~38.3 [m] luidt.
Chorus Rate Hiermee bepaalt u hoe snel de galm door de Chorus gemoduleerd wordt. (0~127)
Chorus Depth Hiermee bepaalt u hoe sterk de galm door de Chorus gemoduleerd wordt. (0~127)
05: HALL 2 Ook dit is een simulatie van een iets kleinere concertzaal. De galm is echter iets helderder. De parameters zijn dezelfde al voor “02: ROOM 2”. Het instelbereik van “Reverb Time” luidt echter 0.06~64.0 [sec]. * Zelfs al stelt u hier precies dezelfde parameterwaarden in als voor ROOM 2, dan nog klinkt deze galm iets anders.
06: HALL 3 Met deze parameter simuleert u de galm van een concertzaal. Ditmaal zijn de lage en middentonen echter een beetje luider, wat voor een “warmere” galm zorgt. De parameters zijn dezelfde als voor “03: ROOM 3”. Het instelbereik voor “Reverb Time” luidt echter 0.06~64.0 [sec]. * Zelfs als u hier precies dezelfde parameterwaarden als voor ROOM 3 of GARAGE instelt, klinkt deze galm iets anders.
07: GARAGE Ziehier een simulatie van een garage of een ruimte met sterk reflecterende muren en dus met betrekkelijk veel galm. De parameters zijn dezelfde als voor “03: ROOM 3”. * Zelfs als u hier precies dezelfde parameterwaarden als voor ROOM 3 of HALL 3 instelt, klinkt deze galm iets anders.
182
08: PLATE Dit is een simulatie van een mechanische galmplaat. Ze levert een sprankelende galm op die vooral goed bij zang- en percussiepartijen past. De parameters zijn dezelfde als voor “01: ROOM 1”. Enkel het instelbereik van “Room Size” verschilt: 5.6~34.7 [m]. * Zelfs al stelt u hier precies dezelfde parameterwaarden in als voor ROOM 1, dan nog klinkt deze galm iets anders.
09: NON-LINEAR Ziehier een “onnatuurlijke” galm die enkel dankzij de technologie mogelijk is. Voor sommige toepassingen is dit evenwel de geknipte galm.
Low Damp Freq, Low Damp Gain, Hi Damp Freq, Hi Damp Gain Zie blz. 180.
Pre Dly Time Hiermee bepaalt u hoe lang het na ontvangst van het originele signaal duurt tot de galm hoorbaar wordt. (0~200.0 [ms])
Density Hiermee regelt u de “densiteit” van de galm (“transparant” of betrekkelijk “vol”). (0~99)
Early Ref Level Hiermee regelt u het volume van de eerste reflecties, die bepalend zijn voor de “afstand” tussen de signaalbron en de “microfoon” waarmee het signaal wordt opgenomen. (0~99)
NLR Type Hiermee kiest hoe de galm wordt weergegeven: L->R: . . . . . . . . . De galm begint links en schuift dan naar het rechter kanaal. NORMAL: . . . . De galmweergave is “normal” (links en rechts samen). L<-R: . . . . . . . . . De galm begint rechts en schuift dan naar het linker kanaal.
Env Time Ratio Met deze parameter kunt u de eenmaal ingestelde T-waarden (zie verderop) verlengen of verkorten als blijkt dat het geheel iets langer of korter mag. Op die manier hoeft u de vier T-waarden dus niet apart aan te passen (10~120 [%])
Envelope T1 Envelope T2 Envelope T3 Envelope T4 Hiermee bepaalt u de overgangssnelheid van de ene L-waarde naar de andere. Enkel T4 slaat op de snelheid waarmee de galm uiteindelijk uitsterft (en bepaalt dus hoe snel het galmvolume weer tot op “0” zakt). (0.1~1000 [ms])
Effecten en parameters
Envelope L1 Envelope L2 Envelope L3 Hier stelt u het volume in dat de galm op bepaalde plaatsen moet hebben. Met de T-parameters hierboven bepaalt u hoe snel deze L-waarden worden doorlopen. (0~100) * Als de totale lengte van de T-parameters (T1+T2+T3+T4) groter is dan 1000 ms, wordt het geluid, dat zich eigenlijk achter de 1000 ms zou moet bevinden, niet weergegeven.
Volume van de galm L1 L3
L2
Referentiehandboek
Tijd T1
T2
T3
T4
Feedback Time Hiermee bepaalt u hoe lang het duurt voordat het uitgangssignaal van de galm nog eens naar de galm wordt gestuurd. (0.1~1000 [ms])
Feedback Level Hiermee stelt u het volume van de terugkoppeling in (d.w.z. het signaal dat nog eens naar de ingang wordt gestuurd). (0~99 [%]).
Post HC Freq Met deze parameter kiest u de frequentie vanaf waar de hoge tonen worden onderdrukt. Dit filter beïnvloedt het uitgangssignaal van het Reverb-effect. Als u dit niet nodig hebt, moet u hier THRU kiezen. (160~15000 [Hz], THRU) * Wanneer u gebruik maakt van de Feedback-mogelijkheid, wordt de galm alsmaar doffer.
183
8. Zelf Samples maken ([SAMPLING])
Zelf Samples maken ([SAMPLING])
In dit hoofdstuk komen de volgende dingen aan bod: • Sampelen (zie verderop) • Golfvormen editen (blz. 190) • Coderen van golfvormen om er VariPhrases van te maken (blz. 195)
Waarvoor kiest u welke Template? De voorgeprogrammeerde Templates zijn bedoeld voor verschillende ingangssignalen en voor bepaalde effecten, die reeds tijdens het sampelen worden toegepast (Pre-FX). MIC:
Voor het sampelen in mono via de AUDIO IN-connector op het frontpaneel. Hiervoor moet u een microfoon gebruiken.
CD:
Sampelen in stereo van een CD e.d. Sluit de speler aan op de STEREO INPUT-connectors achterop de VP-9000.
OPTCAL:
Sampelen van een digitaal signaal dat via de OPTICAL IN-connector wordt ontvangen.
RESAMP:
Laat toe om een Sample af te spelen en te beïnvloeden – en om het resultaat tegelijk intern te sampelen. Meer details hierover vindt u op blz. 187.
COMP:
Sampelen van een signaal dat eerst door de compressor wordt bewerkt. Sluit de signaalbron aan op de STEREO INPUT-connectors achterop de VP-9000.
LIMITR:
Sampelen van een signaal dat eerst door de Limiter wordt bewerkt. Sluit de signaalbron aan op de STEREO INPUT-connectors achterop de VP-9000.
NS:
Sampelen bij ingeschakelde ruisonderdrukker. Ook hier moet u de signaalbron op de STEREO INPUTconnectors aansluiten.
MIDI:
Het sampelen begint zodra de VP-9000 via MIDI een Start-commando van een sequencer e.d. ontvangt (naam van het commando in het hexadecimalees: “FA”). Ook hier moet u de signaalbron op de STEREO INPUT-connectors aansluiten.
• Optimaliseren van de beschikbare geheugencapaciteit voor het sampelen (blz. 197) * Meer details over het laden van Samples en andere golfvormen (WAVE of AIFF) vindt u op blz. 121.
Sampling Zoals u weet, kan een Sample maximaal 25 (stereo) of 50 seconden (mono) lang zijn. Langere Samples zijn dus onmogelijk, zelfs al breidt u het geheugen gevoelig uit. Dit laatst laat echter toe om verschillende Samples van dit kaliber tegelijk in het interne geheugen van de VP-9000 te laden. Na inbouw van 4x 32MB SIMMs (128MB) beschikt u over een totale duur van ±7 minuten (stereo) of ±14 minuten (mono).
Kiezen van een Template voor het sampelen Voor het sampelen biedt de VP-9000 verschillende Templates, of sjablonen, met passende instellingen voor alle verderop beschreven parameters. Dit zijn macro’s die u maar hoeft te kiezen om u verder niets meer van de betreffende parameters aan te trekken. Het interne geheugen biedt plaats aan 16 Templates. Voor het sampelen moet u er telkens één van kiezen (in functie van het te sampelen materiaal). Indien nodig, kunt u hier en daar nog een parameterwaarde wijzigen om echt onder ideale omstandigheden te kunnen sampelen. Acht Template-geheugens bevatten fabrieksinstellingen. In de overige acht kunt u uw eigen Templates opslaan. De instellingen van de fabrieks-sjablonen kunt u echter eveneens wijzigen. Meer details over het sampelen vindt u onder “Werkwijze voor het sampelen” op blz. 185. De Templates maken deel uit van de System-parameters en worden (met uitzondering van de metronoominstellingen) opgeslagen wanneer u de VP-9000 volgens de regels van de kunst uitschakelt (zie blz. 29). Het is tevens mogelijk om weer de voorgeprogrammeerde Template-instellingen te laden door de VP-9000 te initialiseren. * De metronoomparameters Tempo, Clock Src, Time Sign en Level zijn Performance-parameters en kunnen dus samen met die instellingen naar disk worden weggeschreven.
184
Instellingen van de voorgeprogrammeerde Templates: 1 MIC
2 CD
3 OPTCAL
4 RESAMP
Type
MONO M
STEREO
STEREO
STEREO
Input
FRONT
REAR
OPTICAL
RESAMPLE
Original Pitch
C4
C4
C4
C4
Trigger Mode
MANUAL
LEVEL
LEVEL
MANUAL
Trigger Level
(64)
64
64
(64)
Pre-Trigger
0
0
0
0
Pre-Gain
0
0
0
0
OFF
OFF
PRE-FX Type
OFF
OFF METRONOME
Mode [-In
REC
REC
REC
REC
1
(0)
(0)
1
Zelf Samples maken ([SAMPLING])
Werkwijze voor het sampelen
5 COMP
6 LIMITR
7 NS
8 MIDI
Type
STEREO
STEREO
STEREO
STEREO
Input
REAR
REAR
REAR
REAR
Original Pitch
C4
C4
C4
C4
Trigger Mode
MANUAL
MANUAL
MANUAL
MIDI
Trigger Level
(64)
(64)
(64)
(64)
Pre-Trigger
0
0
0
0
• STEREO INPUT L, R (achterpaneel)
Pre-Gain
0
0
0
0
NS
OFF
• DIGITAL AUDIO INTERFACE OPTICAL IN (achterpaneel) COAXIAL IN (achterpaneel)
PRE-FX
COMP
Type
LIMTR METRONOME
Mode
REC
REC
REC
1
1
1
(0)
9~16 User 1~8 Type
STEREO
Input
REAR
Original Pitch
C4
Trigger Mode
MANUAL
Trigger Level
(64)
Pre-Trigger
0
Pre-Gain
0 PRE-FX
OFF
Type
METRONOME Mode Count-In
De VP-9000 is uitgerust met de volgende ingangen: • AUDIO IN (frontpaneel)
Kies telkens de ingang die het meest geschikt is voor de te sampelen bron: • Mono-sample via microfoon->
AUDIO IN
• Sampelen van een analoge bron -> STEREO INPUT L, R • Sampelen van een digitale bron-> OPTICAL IN of COAXIAL IN Wanneer u de microfoon te dicht bij de luidsprekers houdt, die het VP-9000-signaal versterken, treedt er terugkoppeling (Feedback) op die zich uit als een uiterst onaangename fluittoon. Ziehier hoe u dat kunt verhelpen: • Zet de microfoon op een andere plaats; • Draai de luidsprekers naar links of naar rechts; • Verminder het afluistervolume of –beter nog– werk met een hoofdtelefoon en zet de versterker uit. Vóór het sampelen moet u nagaan of de volgende dingen goed staan ingesteld. Anders wordt het audiomateriaal namelijk niet volgens verwachting opgenomen.
REC
• Gaat het om een mono- of stereo-signaalbron?
0
-> “Type”-parameter op de SETUP-pagina.
* Parameters tussen haakjes ( ) hebben geen invloed op de Template. * De metronoomparameters Tempo, Clock Src, Time Sign en Level zijn Performance-parameters en kunnen dus samen met die instellingen naar disk worden weggeschreven.
• Op welke ingang(en) hebt u de signaalbron aangesloten? -> “Input”-parameter op de SETUP-pagina. * De ingangen werken enkel wanneer u rechts in het display twee metertjes ziet. * Tijdens het sampelen staan de twee digitale ingangen (OPTICAL en COAXIAL) vast ingesteld op 44.1 kHz.
1. Druk op [SAMPLING] om het SAMPLING-menu op te roepen. 2. Kies het geheugen dat uw nieuwe Sample moet bevatten. Breng de cursor op één van de volgende manieren naar de gewenste Sample. Het verdient aanbeveling om een geheugen te kiezen dat “NO WAVE DATA:—” heet. • Druk op [F1 (SORT)] om de Samples volgens naam, categorie of nummer te sorteren. • Wanneer de Samples volgens nummer gesorteerd zijn, kunt u met [F2 (▲JUMP)] [F3 (JUMP▼)] naar de vorige/ volgende bank (A~H) gaan. In dat geval wordt automatisch geheugen 001 van die bank gekozen. Wanneer de Samples volgens naam of
185
Referentiehandboek
Count-In
REC
Ziehier wat u moet doen om signalen te sampelen. Een praktische rondleiding hierover vindt u ook onder “Zelf klanken maken” op blz. 35. Het Resampling-procédé wordt in een apart deel uit de doeken gedaan. Zie verderop.
Zelf Samples maken ([SAMPLING])
categorie gesorteerd zijn, kunt u met de twee JUMPknoppen telkens naar het vorige/volgende geheugen gaan wiens naam of categorie met een andere letter begint. • Houd [SHIFT] ingedrukt, terwijl u aan de VALUE-regelaar draait om in stappen van 128 Samples voor- of achteruit te gaan. • Om in stappen van tien Samples voor- of achteruit te gaan moet u de VALUE-regelaar indrukken terwijl u eraan draait. • Met [√]/[®] roept u telkens de voorafgaande/navolgende vier Samples op. • Met [▲][▼] [DEC/–] [INC/+] of de VALUE-regelaar kunt u telkens het voorafgaande/volgende geheugen kiezen. 3. Druk op [SAMPLE] (indicator licht op). Nu verschijnt de “SAMPLING Name”-pagina. Als het geheugen nog geen data bevat, krijgt het automatisch de naam “New Sample :—”. Als u wilt, kunt u zowel de naam als de categorie wijzigen om iets meer duidelijkheid te scheppen. 4. Zie “Namen invoeren” op blz. 116 voor het benoemen van de Sample. Daarna verschijnt de “SAMPLING”-pagina. Sampling Template Trigger Mode
Metronome Mode
9. Stel de waarde in met de VALUE-regelaar of [DEC/–] [INC/+]. Druk op [EXIT] om terug te keren naar de SAMPLINGpagina. 10. Stel het volume in voor het sampelen. Zorgt eerst dat de signaalbron zijn signalen op een aanvaardbaar niveau naar de VP-9000 stuurt. Werkt u met de AUDIO IN-connector, dan kunt u het volume met de REC LEVEL-regelaar instellen. Wanneer u met de STEREO INPUT-connectors werkt, kunt u de instellingen van de GAIN-schakelaar achterop de VP-9000 in functie van het binnenkomende signaalniveau instellen. Kies “–20dBm”, wanneer het signaalniveau te laag is of “+4dBm” wanneer het te hoog is. Begin echter altijd met “–10dBm”. * De REC LEVEL-regelaar geldt enkel voor de AUDIO IN-connector. De GAIN-schakelaar geldt enkel voor de STEREO INPUTaansluitingen. * Als u in het digitale domein sampelt (DIGITAL AUDIO INTERFACE IN), kunt u het niveau met “Pre-Gain” (blz. 188) of “Output Level” (blz. 188) van Pre-FX naar wens instellen.
11. Druk op [F6 (START)] om de opname te starten. Hoe het sampelen nu daadwerkelijk begint, moet u instellen met de Trigger Mode-parameter op de SETUPpagina (zie links): Kiest u MANUAL, dan begint het sampelen eventueel na de aftel (Count-In, dit moet u instellen). Kiest u MIDI, dan wacht de VP-9000 op een Start-signaal van de externe sequencer e.d. (“FA”). Pas op dat moment begint hij op te nemen. Dit is handig wanneer u een sequence wilt sampelen.
Ingangskeuze Pre-effect type
5. Druk op [√] om de cursor naar het Template-icoontje helemaal links te brengen. 6. Kies met [DEC/–] [INC/+] of de VALUE-regelaar de benodigde Template. Zie de stappen 7~9 als u de voorgeprogrammeerde instellingen van de Template nog wilt aanpassen. 7. Roep met [F2]~[F5] de benodigde pagina op: [F2] of [F3]:
Setup-parameters
(blz. 187)
[F4]:
Pre-effect-parameters
(blz. 188)
[F5]:
Metronoominstellingen (blz. 189)
* Om reeds tijdens het sampelen een effect (Pre-FX) te kunnen gebruiken, moet u op de pagina hierboven een andere instelling dan OFF kiezen. Druk vervolgens op [F4 (PRE-FX)]. * Wanneer u voor “Pre-effect Type” de instelling COMP of LIMTR kiest, kunt u ook de NS (ruisonderdrukker) instellen. Druk hiervoor op [F4].
8. Breng de cursor met [▲][▼] naar de parameter die u wilt instellen.
186
Wanneer u LEVEL kiest, analyseert de VP-9000 het ingangssignaal. Het sampelen begint dan zodra het ingangssignaal boven de ingestelde drempelwaarde (Trigger Level, zie verderop) komt te liggen. Rechtsboven in het display komt u te weten hoeveel seconden u nog kunt sampelen. * Als u MIDI of LEVEL kiest, kunt u beginnen sampelen door op [F6 (START)] te drukken. Dan hoeft u niet te wachten tot de voorwaarden voor een automatische start (eindelijk) zijn vervuld. Deze [F6 (START)]-functie vindt u ook op de display-pagina’s die u in stap 7 (links) kunt selecteren.
12. Druk op [F6 (STOP)] om het sampelen te stoppen. Het display beeldt nu de melding “Completed!” af. Druk op [PREVIEW] om het gesampelde signaal te beluisteren. * Een pas gesampelde golfvorm kunt u niet via MIDI aansturen. U moet de betreffende Sample eerst coderen (blz. 195).
Zelf Samples maken ([SAMPLING])
13. Druk nu op één van de volgende knoppen: [F1 (EXIT)]: Stoppen met sampelen en terugkeren naar het SAMPLING-menu.
Ingang(en)
Pre Gain
Pre-FX
[F2 (RETRY)]: Sampelen overdoen. [F3 (NEXT)]: Opnemen van de volgende Sample. Die krijgt automatisch een naam toebedeeld. Hierbij gaat het om de eerder ingevoerde naam waar een cijfer achter wordt geplaatst. Door herhaaldelijk op [F3 (NEXT)] te drukken (telkens nadat u een nieuwe Sample hebt opgenomen) kunt u dus heel snel werken. Maar opgelet: als het automatisch toegevoegde nummer te groot wordt en dus niet meer kan worden afgebeeld, keert de VP-9000 terug naar de “SAMPLING Name”-pagina.
[F6 (WEDIT®)]: Hiermee roept u de WAVE EDIT-pagina op waar u de zonet opgenomen Sample kunt editen (blz. 190). * Wanneer u op [F3 (NEXT)] of [F4 (NEW)] drukt, terwijl het “volgende” geheugen al een golfvorm bevat, verschijnt er een waarschuwing (zie hieronder). Druk op [F1 (CANCEL)] om niet door te gaan met sampelen. Druk op [F6 (CLEAR)] om de golfvorm in dat geheugen te wissen. Het display keert vervolgens terug naar de SAMPLING-pagina.
OUTPUT Klankbron
Effect
Alvorens de Resampling-functie op te roepen moet u kijken of u alle parameters (Samples, speelhulpen e.d.) naar wens hebt ingesteld. De verdere procedure is in wezen dezelfde als voor het opnemen van nieuwe Samples. Houd echter het volgende in de gaten: • Kies voor “Input” (zie verderop) de instelling RESAMPLE. • Het opnameniveau kunt u enkel instellen met “PreGain” (blz. 188) en “Output Level” (net zoals voor de digitale ingangen) (blz. 188).
Setup-parameters Meters
Type (sample-type)
* Zodra het RAM-geheugen vol is, stopt de sample-procedure. Om dit te voorkomen moet u –alvorens nieuwe Samples op te nemen– alle Sample-geheugens wissen die niet meer benodigde data bevatten (of data die u al naar Zip e.d. hebt weggeschreven, blz. 199). Vervolgens moet u het geheugen “defragmenteren”. Zie hiervoor blz. 197.
Kies hier wat voor een Sample u wilt gaan opnemen. STEREO: . . . . . . U wilt in stereo sampelen. MONO M:. . . . . U wilt de signalen van het linker en rechter kanaal in mono sampelen. MONO L: . . . . . Sampelen van het L-kanaal in mono. MONO R: . . . . . Sampelen van het R-kanaal in mono. * Als u STEREO kiest, terwijl u “Input” op FRONT hebt gezet, wordt die parameter automatisch op REAR gezet (de AUDIO INconnector is namelijk altijd mono). * Deze parameter kunt u ook op de SAMPLING-pagina instellen.
Resampling De VP-9000 laat tevens toe om zijn interne signalen (met alle bewerkingen via de regelaars of MIDI) als nieuwe Sample op te nemen. Omdat er een nieuwe Sample wordt gemaakt op basis van bestaande Samples, heet dit procédé “Resampling”. Maar opgelet: Resampling werkt enkel voor de signalen die u aan de MAIN OUT-aansluitingen toegewezen hebt (DIRsignalen kunnen dus niet opnieuw worden gesampeld). Resampling laat toe om de weergave van verschillende Samples met alle VariPhrase-typische wijzigingen als één Sample op te nemen (wat ongeveer hetzelfde is als een multitrack naar twee sporen te mixen). Daarna kunt u deze “VariPhrase-mix” samen met andere Samples aansturen om een nóg complexer geheel te verkrijgen.
* Voor het sampelen in stereo hebt u twee keer zoveel geheugen nodig als voor een mono Sample. Het aantal afgebeelde seconden (resterende tijd) moet u dan ook door 2 delen.
Input Kies hier de ingang waarop u de te sampelen signaalbron hebt aangesloten: REAR: . . . . . . . . STEREO INPUT-connectors FRONT: . . . . . . . AUDIO IN-connectors OPTICAL: . . . . . optische digitale ingang COAXIAL: . . . . coaxiale digitale ingang RESAMPLE: . . . sampelen van de interne signalen (enkel de signalen die ook naar MAIN OUT worden uitgestuurd) * De AUDIO IN-aansluiting is mono. Als u hier dus FRONT kiest, kunt u “Type” hierboven niet meer instellen.
187
Referentiehandboek
[F4 (NEW)]: Opnemen van een nieuwe Sample. Hiervoor wordt automatisch het volgende geheugen gekozen. Bovendien verschijnt de “SAMPLING Name”-pagina waar u een naam kunt geven aan de nieuwe Sample.
Sampelen
Zelf Samples maken ([SAMPLING])
* FRONT kunt u niet kiezen, wanneer u voor “Type” STEREO gekozen hebt.
Type
Orignl Pitch
OFF: . . . . . . . . . . Geen Pre-effect COMP:. . . . . . . . Compressor en Noise Suppressor LIMTR: . . . . . . . Limiter en Noise Suppressor NS: . . . . . . . . . . . Noise Suppressor
Hiermee kiest u de toets die u moet indrukken om te zorgen dat de Sample op zijn originele toonhoogte klinkt. [C–1 (0)~G9 (127)]
Kies eerst de SAMPLING-pagina en druk vervolgens op [F4 (PRE-FX)] om de display-pagina voor het Pre-effect op te roepen.
Trigger Mode
Als u hier COMP of LIMTR kiest, kunt u met [F4] naar de parameters van de ruisonderdrukker en terug gaan. Naast de compressor of Limiter kunt u namelijk ook de ruisondedrukker gebruiken.
* Deze parameter kunt u ook op de SAMPLING-pagina instellen.
Hier kunt u instellen hoe het sampelen moet worden gestart. Zie blz. 186.
Trigger Level Met deze parameter stelt u het niveau in dat het binnenkomende signaal minimaal moet halen om het sampelen te starten. Dit is enkel noodzakelijk, wanneer u voor “Trigger Mode” LEVEL gekozen hebt. De lijn in het midden van de meters komt overeen met de waarde “64”. (0~127)
* Als u “Type” op OFF zet, wordt [F4] als “(—-)” afgebeeld, omdat er dan niets in te stellen valt.
COMPRESSOR
Pre-Trigger Soms wordt het sampelen iets te laat gestart, zodat het begin van het geluid (de Attack) achterwege blijft. Om dat te voorkomen kunt u zorgen dat de VP-9000 audiodata van een aantal milliseconden intern buffert en tijdens het sampelen aan het begin van de Sample kleeft. Wanneer u “Trigger Mode” op LEVEL zet, kunt u hiermee zorgen dat ook een iets zwakkere aanzet wordt opgenomen. In sommige gevallen moet u het begin daarna met Truncate een beetje inkorten om geen ruis of stilte aan het begin van de Sample te horen (zie hiervoor blz. 193). (0~1000 [msec])
Pre-Gain Hiermee stelt u het niveau van de voorversterker in. Deze instelling geldt voor alle ingangen en de zelfs voor de Resampling-functie. Positieve waarden (+) betekenen dat het niveau wordt opgehaald. Met negatieve waarden (–) zwakt u het niveau af. (–12~+24 [dB])
Pre-effect-parameters
Sustain Met deze parameter bepaalt u hoe lang het signaal op het compressor-volume wordt aangehouden eens de compressor in werking is getreden. (0~127)
Attack Time Hiermee bepaalt u de Attack (aanzet) van het bewerkte signaal. (0~127)
Tone Hiermee kunt u de klankkleur van de compressor instellen (–50~+50).
Output Level Hiermee bepaalt u het uitgangsvolume van de compressor. (0~+24 [dB])
LIMITER
De VP-9000 bevat drie effecten die u tijdens het sampelen kunt gebruiken: Compressor, Limiter en ruisonderdrukker (Noise Suppressor). Compressor: De compressor zorgt voor een eenvormiger signaal door signaalpieken af te zwakken en zwakere signalen wat op te halen. Limiter: Een Limiter voorkomt dat het signaalvolume hoger kan liggen dan de ingestelde drempelwaarde. Zo bent u er zeker van dat de opname niet kan vervormen (als u de Limiter tenminste naar behoren instelt). Noise Suppressor: Dit effect werkt als een “poort” voor ruis en andere ongewenste geluiden. Zolang het niveau van een signaal onder de ingestelde drempelwaarde ligt, wordt het niet doorgelaten. Hiermee kunt u dus de brom e.d. van de gitaarversterker laten voor wat ie is.
188
Threshold Level Met deze parameter kiest u het signaalniveau dat ervoor zorgt dat de Limiter in werking treedt. Dit is tevens het niveau dat de Limiter nooit overschrijdt. (–60~0 [dB])
Release Time Hiermee bepaalt u hoe snel de Limiter stopt met werken wanneer het signaalniveau weer onder de Threshold-waarde ligt. (0~127)
Zelf Samples maken ([SAMPLING])
Ratio
Count-In
Hiermee bepaalt u hoe sterk signaalpieken boven de drempelwaarde gecomprimeerd worden. (1.5:1, 2:1, 4:1, 100:1)
Hiermee bepaalt u hoeveel maten de metronoom aftelt. Pas daarna begint dan het sampelen. (0~2 [Meas])
Tone Hiermee kunt u het Limiter-signaal wat bijkleuren. (–50~+50)
Output Level Hiermee regelt u het uitgangsvolume van de Limiter. (0~+24 [dB])
NOISE SUPPRESSOR
* Wanneer u “Trigger Mode” op MIDI of LEVEL zet, telt de VP-9000 vóór het sampelen niet af.
Naam van een Template veranderen Aan de Templates kunt u ook zelf een naam geven als u vindt dat de tot nu toe gebruikte naam niet duidelijk is. Voor de volgende procedure vertrekken we vanuit de SAMPLING-pagina. 1. Roep de SAMPLING-pagina op. 2. Druk op [F1 (TMPLAT)].
Ziehier de drempelwaarde voor het niveau dat het signaal moet halen om doorgelaten te worden. Stillere signalen worden als ruis beschouwd – en dus onderdrukt. (–60–0 [dB])
3. Kies de Template waar u een andere naam aan wilt geven: • Druk op [F1 (TOP)] om naar Template 1 te springen.
Release Time
• Druk op [F2 (END)] om naar Template 16 te springen.
Hiermee bepaalt u hoe snel de ruisonderdrukking terug begint te werken wanneer het signaalniveau weer onder de Threshold-waarde zakt. Dit is een belangrijke parameter voor langzaam uitstervende klanken (bv. lange gitaarnoten, galm van een signaal e.d.). (0~127)
• Met [√][®] kunt u in groepen van vier door de Templates stappen.
Metronoomparameters Hier kunt u instellen wanneer en hoe de metronoom tijdens het sampelen moet klinken.
• Met [▲][▼] [DEC/–] [INC/+] of de VALUE-regelaar kunt u telkens de volgende of vorige Template kiezen. 4. Druk op [F5 (NAME)]. Nu beeldt het display een pagina af waar u een naam kunt geven aan uw Template. 5. Zie verder “Namen invoeren” op blz. 116. 6. Druk op [EXIT] om terug te keren naar de SAMPLINGpagina.
* “Tempo”, “Clock Src”, “Time Sign” en “Level” zijn Performance-parameters die u op de “PERFORM/COMMON Tempo & Metronome”-pagina kunt instellen (blz. 136).
Mode OFF: . . . . . . . . . De metronoom klinkt niet. REC: . . . . . . . . . De metronoom klinkt enkel tijdens het sampelen. ALWAYS: . . . . De metronoom klinkt altijd (dus zelfs wanneer u helemaal niet sampelt). * Deze parameter kunt u ook op de SAMPLING-pagina instellen.
189
Referentiehandboek
Threshold Level
Zelf Samples maken ([SAMPLING])
Golfvormen editen
* Om de gekozen WAVE EDIT-pagina weer te verlaten, moet u op [EXIT] drukken.
Na het sampelen kunt u de golfvormdata nog editen om te zorgen dat u precies het gewenste gedeelte over houdt. Deze parameters zijn tevens beschikbaar voor Samples die u van een Zip e.d. laadt (blz. 121).
* De VP-9000 heeft geen Undo-functie (hoewel u het met “Cut” of “Clear” verwijderde gedeelte met Paste weer in de Sample kunt plakken). Er is echter een afkorting naar het wegschrijven van de Sample, zodat u de Sample eerst extern kunt opslaan alvorens hem te editen. Druk op [SAMPLING] om naar het SAMPLING-menu te gaan. Houd daar [SHIFT] ingedrukt, terwijl u op [F6 (SAVE)] drukt. (Met [F5 (LOAD)] zou u de originele Sample na het editen weer kunnen laden als blijkt dat u zich vergist hebt.) Zie ook “Handige ‘Shortcuts’” op blz. 118.
Tijdens het editen kunt u op [PREVIEW] drukken om te horen of de wijzigingen wel degelijk het gewenste effect hebben. Meer details over de Preview-functie vindt u op blz. 127. * Tijdens het editen worden de via MIDI ontvangen nootcommando’s niet uitgevoerd. U moet dus [PREVIEW] gebruiken. * U kunt telkens maar één Sample editen.
Wave-afbeelding vergroten of verkleinen
* Op enkele uitzonderingen na betekent het editen van een Sample dat de Encode-informatie weer gewist wordt, zodat het symbool vóór zijn naam verdwijnt. U moet de Sample daarna dus opnieuw coderen (blz. 195).
Op pagina’s waar de golfvorm wordt afgebeeld kunt u de weergave met de cursorknoppen vergroten en verkleinen (“zoomen”).
Algemene handelingen voor het editen
[▲]:
Verticaal inzoomen.
[▼]:
Verticaal uitzoemen.
[√]:
Horizontaal uitzoemen
[®]:
Horizontaal inzoomen
Zoom-balken
WAVE EDIT-pagina oproepen Om een Sample te kunnen editen, moet u de “WAVE EDITpagina oproepen. Dat kunt u op twee manieren doen.
Zoom-balk
Meteen na het sampelen • Druk op [F6 (WEDIT®)] om naar deze pagina te springen.
In de overige modes
Zoom-balk
1. Druk op [SAMPLING] om het SAMPLING-menu op te roepen. 2. Kies de Sample waarvan u de golfvorm wilt editen. Zie “Werkwijze voor het sampelen” op blz. 185. 3. Druk op [F5 (W.EDIT)].
Editen van de golfvorm Roep eerst de “WAVE EDIT”-pagina op en druk vervolgens op [F1]~[F5] om naar de gewenste editpagina te gaan: • [F1 (LOOP)]:
Instellen van de Loop-punten
• [F2 (TEMPO)]:
Instellen van het Sample-tempo
• [F3 (CUT&P)]:
Lengte van de Sample veranderen
• [F4 (MODIFY)]:
Andere editfuncties
• [F5 (REGION)]:
Golfvorm in zones onderverdelen
Op de pagina’s die u met [F1], [F3]~[F5] oproept, wordt de golfvorm van de Sample ook grafisch afgebeeld. In het volgende tonen we u de gemeenschappelijke handelingen die u op deze drie pagina’s kunt toepassen.
190
Daadwerkelijke lengte van de golfvorm
De verticale zoom-balk duidt aan hoe sterk de golfvorm in verticale richting wordt uitvergroot. De horizontale zoombalk toont de horizontale vergroting van de golfvorm en duidt tevens aan op welke plaats u zich binnen de golfvorm bevindt. Hoe sterker u de weergave uitvergroot, hoe smaller de zoom-balk wordt.
Zelf Samples maken ([SAMPLING])
[F1 (CURSOR)]
* In het geval van een mono Sample heeft [F2] geen functie en wordt dan ook als “(—-)” weergegeven.
[F3 (ZERO X)] (Zero Cross Search)
De VP-9000 hanteert zeven termen die op bepaalde plaatsen binnen een golfvorm slaan. Wave Start:
Begin van de golfvorm.
Wave End:
Einde van de golfvorm.
Loop Start, Loop End:
Wanneer u “Loop” op ON zet, wordt de Sample tussen deze twee posities continu herhaald.
Edit Start, Edit End:
De gekozen editfunctie heeft betrekking op het gebied dat u met deze twee punten afbakent.
Current:
De plaats waar u zich momenteel bevindt.
Deze functie laat toe om telkens naar een plaats te springen waar de golfvorm de waarde “0” heeft. Dit zijn de plaatsen waar u een golfvorm zou moeten knippen of waar de Loop zou moeten beginnen en eindigen, omdat u dan het meeste kans maakt dat er geen ruis of gekraak optreedt. In de volgende twee gevallen kan een golfvorm de waarde “0” hebben: A Tijdens de overgang van een negatieve naar een positieve waarde. B Tijdens de overgang van een positieve naar een negatieve waarde:
De posities kunt u met de VALUE-regelaar of [DEC/–] [INC/+] wijzigen. Het met “Edit Start” en “Edit End” afgebakende gebied wordt wit-op-blauw (dus omgekeerd) afgebeeld. Als Current = Wave Start of Loop Start, verhuist ook de Current-positie wanneer u de XXXX Start-positie wijzigt. XXXX Start kan zich nooit achter XXXX End bevinden. * Op de “WAVE EDIT”-pagina worden “Loop Start” en “Loop End” eveneens afgebeeld.
[F2 (L VIEW)]/[F2 (R VIEW)]
L VIEW
R VIEW
Weergave v.d. absolute waarden
B:
Telkens als u op [F3 (ZERO X)] drukt, verhuist de “Current”positie naar de volgende “A”-positie (zie tekening). Door [SHIFT] ingedrukt te houden, terwijl u op [F3 (ZERO X)] drukt, springt u telkens naar de voorafgaande “B”-positie. Bij stereo Samples heeft de keuze van de positie altijd betrekking op beide golfvormen (L en R).
[F4 (√ADJST)]/[F5 (ADJST®)] (Adjust) Op de “LOOP EDIT”-pagina kunt u de Adjust-functie gebruiken om te zorgen dat de “Loop Start”-, “Loop End”- of “Current”-positie dezelfde waarde krijgt als één van de posities 1~5. Op alle andere pagina’s dient Adjust voor het verschuiven van “Edit Start”, “Edit End” of “Current” naar één van de posities 1~7: 1
Wave Start
2
Wave End
3
Loop Start
4
Loop End
5
Current
6
Edit Start
7
Edit End
Druk op [F1 (CURSOR)] om de cursor naar de positie te brengen die u wilt verschuiven (XXXX Start, XXXX End of Current). Druk vervolgens op [F4 (√ADJST)] of [F5 (ADJST®)].
Tijdens het editen van stereo Samples kunt u met deze twee knoppen de golfvorm van het linker (L) of rechter (R) kanaal kiezen.
Op de “ENCODE”-pagina verhuist “Current” altijd naar het dichtstbijzijnde Event. De plaats, waar de cursor zich bevindt, is dan dus van geen belang.
Houd [SHIFT] ingedrukt, terwijl u op [F2] drukt, om te zorgen dat de onderkant van het golfvormvenster overeenkomt met de “0”-as (dan ziet u dus enkel de “bovenkant” van de golfvorm). Druk nog een keer op [SHIFT] + [F2] om weer naar de vorige pagina terug te gaan.
Met [F4 (√ADJST)] zorgt u dat de positie naar links verschuift, met [F5 (ADJST®)] verschuift u ze naar rechts.
191
Referentiehandboek
Door herhaaldelijk op [F1 (CURSOR)] te drukken, kiest u achtereenvolgens XXXX Start -> XXXX End -> Current.
A:
Zelf Samples maken ([SAMPLING])
Druk op [PREVIEW] om te controleren of uw wijziging uitpakt zoals verwacht. Hiervoor kunt u met één van de bovenstaande procedures naar de “Current”-positie springen.
Wave Start
Loop Start
Loop End
Wave End
* In sommige gevallen verandert er niets, omdat de lengte van een gebied met Lock vergrendeld is.
[F6 (LOCK)] [F6 (UNLOCK)] (Lock) * Intern werkt de VP-9000 altijd met de sampling-frequentie 44,1kHz, zodat er dus 44.100 Samples per seconde zijn. Een Loop moet minimaal 16 data-samples lang zijn (maar dat is al veel te kort voor een zinnig gebruik).
Met Lock kunt u de lengte tussen Loop Start en Loop End of Edit Start en Edit End vergrendelen. Als u dat doet door op [F6] te drukken, verandert de functie van [F6] in “LOCK”. Dat is handig wanneer u een bruikbare Loop (of een bruikbaar fragment) gevonden hebt en nu enkel nog wilt bepalen waar het moet beginnen – zonder dat daarbij de lengte verandert. Na het vergendelen van de lengte kunt u de betreffende Start- of End-positie nog steeds met [DEC/–] [INC/+] of de VALUE-regelaar verschuiven. Daarbij verandert dan echter ook de bijbehorende End- of Start-positie (omdat de lengte niet mag veranderen). Zelfs “ZERO X” en “ADJST” kunt u voor het verschuiven van het fragment gebruiken – en ook hier verandert er niets aan de lengte van de Sample. Druk op [F6 (LOCK)] om de vergrendeling weer uit te schakelen.
Loop instellen
([F1 (LOOP)])
* Zodra u de Loop Start- of Loop End-positie wijzigt, wordt de Encode-informatie van de Sample weer gewist. Daarom verdwijnt het symbool dan weer naast de naam. U moet de betreffende Sample dus opnieuw coderen.
* De instelling van deze posities wordt niet weerhouden, wanneer u “Kbd Map” (zie blz. 126) op EVENT of “Playback” op STEP (blz. 130) hebt gezet.
Original Tempo
([F2 (TEMPO)])
Via deze parameter kunt u het tempo van de Sample instellen. Deze informatie is belangrijk voor de Realtime-aanpassingen van het tempo en voor de synchronisatie met het Master Tempo. Voorbeeld: Voor de momenteel gekozen Sample hebt u “Original Tempo” op 100 gezet/laten zetten. U verandert nu de Master Tempo-waarde in “200”. Dat betekent dat de betreffende Sample twee keer zo snel wordt afgespeeld, indien hij synchroon loopt met het Master Tempo. Kiest u de waarde 50, dan wordt het Sample-tempo gehalveerd.
Wanneer de “Loop”-schakelaar van een Sample actief is (blz. 131), wordt de Sample tussen het Loop Start- en het Loop End-punt voortdurend herhaald. Hier kunt u instellen waar deze twee posities zich bevinden.
Meteen na het sampelen is Loop Start toegewezen aan het begin van de Sample, terwijl Loop End overeenkomt met het einde van de Sample. Kiest u andere plaatsen voor deze twee punten, dan wordt de golfvorm bij het indrukken van een toets eerst vanaf het begin tot aan het Loop End-punt afgespeeld. Vervolgens springt de Sample terug naar Loop Start en herhaalt dat fragment dan zo lang tot u de toets weer loslaat.
Als u de juiste tempowaarde van uw Sample niet kent, heeft de VP-9000 een handig hulpmiddel voor u in petto: u stelt de maatsoort (Time Sign), het aantal maten (Measure) en het aantal bijkomende tellen (Beat) in. En de VP-9000 berekent dan voor u het tempo. Het Original Tempo moet u voor alle Samples instellen die u samen (en vooral synchroon) wilt gebruiken. 1. Breng de cursor met [▲][▼][√][®] naar de parameter die u wilt instellen. 2. Stel met de VALUE-regelaar of [DEC/–] [INC/+] de gewenste waarde in voor Time Sign, Measure en Beat. 3. Druk op [F6 (CALC)]. Naast “New” verschijnt nu de berekende tempowaarde. Die zou u als Original Tempo moeten hanteren. * Als u de tempowaarde van de Sample kent, kunt u de cursor ook gewoon naar “New” brengen en de waarde met de VALUE-regelaar of [DEC/–] [INC/+] instellen.
192
Zelf Samples maken ([SAMPLING])
Lengte van een Sample veranderen ([F3 (CUT&P)])
len. Voorwaarde hiervoor is wel dat er nog voldoende RAMgeheugen rest. Is dat niet het geval, dan verschijnt de volgende waarschuwing:
Er zijn drie CUT&PASTE-pagina’s. Op de eerste kiest u het gebied (fragment) van de golfvorm dat moet worden geëdit en op de overige pagina’s verandert u de Sample. Gebruik [w/PART][PART/s] voor het oproepen van de benodigde pagina. Bij het oproepen van de CUT&PASTE-pagina krijgt Edit Start dezelfde waarde als Loop Start, terwijl Edit End dezelfde waarde krijgt als Loop End. Dat kunt u uiteraard veranderen.
* Als er nog maar weinig RAM-geheugen rest, kunt u Copy, Paste, Insert of Zero Insert niet uitvoeren. Wis dus eerst alle niet meer benodigde Samples (blz. 199) en defragmenteer het RAM-geheugen (blz. 197).
Paste Druk op [F4 (PASTE)] om de geselecteerde golfvorm vanaf de “Current”-positie met de gekopieerde data te overschrijven. * Alle oorspronkelijke data die zich “onder” het ingeplakte fragment bevinden, gaan dus verloren.
Insert
Cut Druk op [F3 (CUT)] om het fragment tussen Edit Start en Edit End weg te knippen. Hierdoor wordt de golfvorm korter.
Truncate: fragmenten links en rechts verwijderen Druk op [F4 (TRUNCT)] om het gebied vóór Edit Start en achter Edit End weg te knippen. In dat geval blijven enkel de zone tussen Edit Start en Edit End over.
Copy Druk op [F5 (COPY)] om het gebied tussen Edit Start en Edit End naar het buffergeheugen te kopiëren.
Clear Druk op [F6 (CLEAR)] om de golfvormdata tussen Edit Start en Edit End te wissen zonder de Sample in te korten. Het betreffende gebied bevat dan “digitaal nul”, wat overeenkomt met “stilte”. Ook bij gebruik van Cut en Clear worden de data naar het buffergeheugen gekopieerd. In de regel kunt u daarna dus Paste gebruiken om de zonet gewijzigde Sample te herstel-
Druk op [F5 (INSERT)] om de gekopieerde data vanaf de “Current” positie in de golfvorm te plakken. Het gedeelte van de oorspronkelijke golfvorm, dat zich achter deze positie bevindt, verschuift dan verder naar achteren om plaats te maken voor de nieuwe data. Hier wordt er dus niets overschreven.
Zero Insert Met deze functie kunt u aan de “Current”-positie stilte invoegen. Dit kunt u bv. gebruiken om een Sample een aantal tellen of maten langer te maken. De lengte van het ingevoegde fragment bepaalt u als volgt: 1 seconde= “44100Sp”. Alle andere tijdswaarden zijn meervouden of fracties hiervan. * Hier moet u dus het benodigde aantal stille data-samples invoegen (vandaar de “Sp”). Intern hanteert de VP-9000 de sampling-frequentie 44,1kHz, wat dus betekent dat 1 seconde overeenkomt met 44.100 data-samples.
1. Zorg dat de “Current”-positie de plaats afbeeldt waar u de stilte wilt invoegen. 2. Druk op [F6 (ZERO I)]. Nu verschijnt er een venster waar u de lengte van de stilte kunt instellen. 3. Stel met de VALUE-regelaar of [DEC/–] [INC/+] de gewenste waarde in. Wilt u toch geen stilte invoegen, dan moet u op [F5 (CANCEL)] drukken. 4. Druk op [F6 (EXEC)] om Zero Insert uit te voeren.
193
Referentiehandboek
* “Paste” en “Insert” kunt u ook gebruiken om data naar een andere Sample in het interne geheugen te kopiëren. Hiervoor moet u de data eerst naar de buffer kopiëren (met Copy, Cut of Clear), vervolgens op [SAMPLING] drukken om naar het SAMPLINGmenu terug te gaan. Kies daar een andere Sample, roep de “CUT&PASTE”-pagina op en plak de data op de gewenste plaats. Maar opgelet: als u na het kopiëren een SAMPLING- of ENCODE-pagina oproept, wordt de buffer weer gewist, zodat u de data niet meer kunt plakken.
Druk op [F1 (CANCEL)] om de Sample niet te veranderen. Druk op [F6 (OK)] als Cut of Clear mag worden uitgevoerd en als u de verwijderde data niet elders nodig hebt.
Zelf Samples maken ([SAMPLING])
Andere editfuncties
([F4 (MODIFY)])
Naast de functies hierboven zijn er nog twee MODIFY-pagina’s. Op de eerste bakent u het te editen gebied af en op de tweede voert u de wijziging uit. Gebruik [w/PART] [PART/s] voor het kiezen van de benodigde pagina. Meteen na oproepen van de MODIFY-pagina heeft Edit Start dezelfde waarde als Loop Start, terwijl Edit End dezelfde waarde heeft als Loop End, maar dat kunt u natuurlijk veranderen. * Normalize, LR Mix en Trim gelden altijd voor de volledige Sample. De Edit Start- en Edit End-positie zijn hierop dus niet van toepassing.
Normalize: optimaal volume Met Normalize kunt u het volume van een Sample opkrikken als die veel stiller is dan andere. Dit is een functie die alle volumewaarden zo ver verhoogd tot de pieken net niet vervormen. Laten we bv. stellen dat “100” het maximale volume vertegenwoordigt waarbij de Sample (net) niet vervormt. Als u Normalize dan op “90” zet, ligt het volume achteraf tien eenheden onder de maximale waarde. * Normalize haalt ook ruis, brom e.d. mee op. Gebruik deze functie dus enkel wanneer dat absoluut nodig is.
1. Druk op [F3 (NORMAL)]. Nu verschijnt er een venster waar u de gewenste Normalize-verandering kunt instellen. 2. Stel de waarde in met de VALUE-regelaar of [DEC/–] [INC/+]. Druk op [F5 (CANCEL)] als u het volume toch niet wilt beïnvloeden. 3. Druk op [F6 (EXEC)] om het Normalize-commando uit te voeren.
LR Mix: van stereo naar mono converteren Druk op [F4 (LR MIX)] om te zorgen dat er achteraf een mono Sample overblijft die zich in het geheugen van de voormalige “L”-Sample bevindt. Dat geheugen bevat dan een combinatie van het linker en rechter kanaal en neemt nog maar half zoveel plaats in. * Als de gekozen Sample al mono is, verschijnt er een foutmelding wanneer u dit commando probeert uit te voeren. Druk op [F6 (ACCEPT)] om naar de vorige pagina terug te keren.
194
Trim: professioneel begin en einde Vaak gebeurt het dat een Sample niet vanaf de waarde “0” begin. In dat geval hoort u bij het starten en stoppen ervan gekraak. Gebruik dan de Trim-functie en stel in hoe lang de overgang van (naar) de waarde “0” tot aan het niveau van de golfvorm moet zijn. (Dit werkt dus min of meer als Fade In/ Out op andere instrumenten/in bepaalde audioprogramma’s). Voorbeeld: wanneer u “100 Sp” instelt Dat betekent dat de allereerste en de allerlaatste data-sample van de golfvorm de waarde “0” krijgen en dat het volume over het ingestelde aantal data-samples geleidelijk aan toe- of afneemt.
* Ook hier praten we weer over data-samples in verhouding tot de interne sampling-frequentie van 44,1kHz. Een overgang van 1 seconde zou dus “441000 Sp” lang moeten zijn.
1. Druk op [F5 (TRIM)]. Nu verschijnt er een venster waar u de gewenste Trim-lengte kunt instellen. 2. Stel de waarde in met de VALUE-regelaar of [DEC/–] [INC/+]. Als u deze operatie toch niet wilt uitvoeren, moet u op [F5 (CANCEL)] drukken. 3. Druk op [F6 (EXEC)] om het Trim-commando uit te voeren.
Reverse: golfvorm omkeren Druk op [F6 (REVRSE)] om te zorgen dat het gedeelte tussen Edit Start en Edit End wordt omgekeerd (en daarna achterstevoren wordt afgespeeld).
Zelf Samples maken ([SAMPLING])
Nieuwe Samples “uitknippen” ([F5 (REGION)]) Het gebied tussen Edit Start en Edit End kunt u ook omtoveren tot een nieuwe Sample en in een ander geheugen bufferen (tijdelijk opslaan). De oorspronkelijke Sample gaat hierbij dus niet verloren. Er zijn twee REGION-pagina’s: op de ene kiest u het gewenste fragment en op de tweede voert u het commando uit. Gebruik [w/PART][PART/s] voor het kiezen van de benodigde display-pagina. Meteen na oproepen van de REGION-functie heeft Edit Start dezelfde waarde als de Loop Start-positie, terwijl Edit End met de Loop End-positie overeenkomt.
Encode: VariPhrase-data van Samples maken Na het editen van de Samples moet u ze nog coderen. Pas daarna kunt u namelijk de toonhoogte, snelheid, formant en/ of Groove van de audiodata in Realtime veranderen. Bovendien kunt u enkel gecodeerde golfvormen via MIDI aansturen.
ENCODE-pagina oproepen De ENCODE-pagina kunt u op twee manieren oproepen:
1. Druk op [F6 (REGION)]. 2. Kies het Sample-geheugen waar het fragment moet worden gebufferd. (Vergeet niet het daarna naar een Zip e.d. weg te schrijven.) Zie hiervoor “Werkwijze voor het sampelen” op blz. 185. In de regel kiest u het best een geheugen met de naam “NO WAVE DATA:—”. 3. Zie “Namen invoeren” op blz. 116 en geef een naam aan de nieuwe Sample. Zodra u de naam bevestigt, wordt het fragment naar de nieuwe Sample gekopieerd. * Als u in stap 2 een Sample-geheugen kiest dat al data bevat, wordt het nieuwe fragment aan het einde van de oorspronkelijke golfvorm geplakt, zodat die Sample langer wordt.
Indien de WAVE EDIT-pagina wordt afgebeeld • Druk op [F6 (k ENC)].
In alle andere gevallen 1. Druk op [SAMPLING] om het SAMPLING-menu op te roepen. 2. Kies het Sample-geheugen dat u wilt coderen. Zie hiervoor “Werkwijze voor het sampelen” op blz. 185. 3. Druk op [F6 (ENCODE)] om de gelijknamige pagina op te roepen.
En dan… 1. Kies het Type, stel de diepte (Depth) in en wis Events of voeg er nog een aantal toe. Dit laatste is enkel nodig wanneer u later door de verschillende Events wilt “stappen” of de verschillende fragmenten aan aparte toetsen wilt toewijzen. 2. Druk op [F6 (EXEC)]. Druk op [F1 (ABORT)] als u de Sample toch niet wilt coderen. Zodra de data gecodeerd zijn, keert de VP-9000 terug naar het SAMPLING-menu. Naast de naam van de gecodeerde Sample verschijnt er nu een . * Meer details hierover vindt u verderop. * Naar gelang de gekozen Sample kan het gebeuren dat het coderen even duurt. * Als u data afkomstig van de bijgeleverde CD-ROM of een CDROM van de Roland VP-CD-serie (optie) opnieuw codeert, kan het gebeuren dat de betreffende Sample achteraf iets anders klinkt. In sommige gevallen kunt u dergelijke Samples zelfs helemaal niet coderen.
Er zijn drie Encode-types. Kies telkens het type dat het best aansluit bij de manier waarop u de betreffende Sample wilt gebruiken.
195
Referentiehandboek
* Samples van minder dan 0,1 seconden kunt u niet coderen. Daarom kunt u deze pagina in dat geval ook niet oproepen.
Zelf Samples maken ([SAMPLING])
Type SOLO:
1. Druk op [F1 (CURSOR)] om “Depth” te selecteren. Dit type is vooral geschikt voor monofone partijen (zang, blaasinstrumenten e.d.). Wanneer u een golfvorm volgens dit principe codeert, kunt u er achteraf de formant (blz. 143) van beïnvloeden en gebruik maken van de Robot-functie (blz. 131). Ook SOLO gecodeerde Samples kunt u polyfoon (d.w.z. als akkoorden) spelen.
BACKING:
Dit principe is vooral bedoeld voor natuurlijk uitstervende geluiden met een duidelijke Attack (drums, percussie en gitaarakkoorden bv.).
ENSEMBLE:
Kies deze instelling voor geluiden met weinig of geen volumeveranderingen (“een lange Sustain”), zoals koor- en strijkersgeluiden. ENSEMBLE is het meest universeel bruikbare type van de drie.
* Wanneer u BACKING of ENSEMBLE kiest, kunt u de formant van de betreffende Sample niet veranderen en evenmin beroep doen op de Robot-functie.
1. Druk op [F1 (CURSOR)] om de cursor naar “Type” te brengen. 2. Kies het Encode-type met de VALUE-regelaar of [DEC/–] [INC/+]. * Behalve in enkele specifieke gevallen wordt de Encode-informatie tijdens het editen van een Sample weer gewist, zodat het symbool verdwijnt. Voor nog niet/niet meer gecodeerde Samples stelt de VP-9000 op de ENCODE-pagina altijd eerst SOLO voor. Maar dat kunt u natuurlijk veranderen. * Bij sommige Samples gebeurt het dat het SOLO-type voor een octaafverschuiving zorgt of dat de Sample achteraf anders klinkt. Kies in dat geval BACKING of ENSEMBLE. * Samples die veel galm of echo bevatten codeert u het best niet volgens het SOLO-principe. Kies daarvoor dus BACKING of ENSEMBLE.
2. Stel met de VALUE-regelaar of [DEC/–] [INC/+] de gewenste “diepte” in. * Wanneer u hier een grote waarde instelt, worden er waarschijnlijk teveel Events “ontdekt”. Dat kan zorgen voor uiterst kort fragmenten waar u niets aan hebt. Hier moet u dus even experimenteren tot u de juiste instelling te pakken hebt. * Wanneer u een Event na het coderen van de Sample invoegt of wist (zie verderop), moet u de Sample opnieuw coderen. Pas daarna wordt deze wijziging namelijk toegepast.
Events wissen of toevoegen U weet al dat Depth zelf voor de Events zorgt. Maar dat levert niet altijd het gewenste resultaat op. Daarom kunt u ook handmatig Events aanmaken of bestaande Events wissen. Druk, op de ENCODE-pagina, op [PREVIEW] om de golfvorm vanaf de huidige positie tot aan het volgende Event af te spelen. Met [PREVIEW] kunt u dus controleren of de Events zich op de juiste plaatsen bevinden. * Wanneer u, na het toevoegen of wissen van Events, weer de Depth-functie op de Sample loslaat, worden uw handmatige instellingen weer gewist. Bovendien verhuizen bepaalde Events dan weer naar de “opgespoorde” plaatsen. * Na het wijzigen van de Events moet u de Sample opnieuw coderen. Pas daarna wordt de wijziging namelijk toegepast.
Event toevoegen 1. Breng de cursor met [F1 (CURSOR)] naar “Current”. 2. Stel met de VALUE-regelaar of [DEC/–] [INC/+] de positie in waar u een Event wilt toevoegen. 3. Druk op [F4 (INSERT)] om het Event toe te voegen.
Event wissen
Werken met Events (Depth)
1. Breng de cursor met [F1 (CURSOR)] naar “Current”.
Met de Depth-parameter kunt u zorgen dat de VP-9000 alle plaatsen zoekt waar de Sample een duidelijk Attack-signaal bevat; dergelijke plaatsen worden aangeduid als aparte “Events”.
2. Druk op [F2 (√ADJST)] of [F3 (ADJST®)].
Event
Hiermee springt u naar het dichtstbijzijnde Event links of rechts van de huidige positie. 3. Herhaal stap 2 tot u bij het gewenste Event bent aanbeland. 4. Druk op [F5 (DELETE)] om het Event te wissen. * De Events aan het begin en het einde van een Sample kunt u niet wissen.
Wanneer u “Kbd Map” (blz. 126) op EVENT zet, worden de afzonderlijke stappen (of “Events”) aan aparte toetsen toegewezen en kunnen dus individueel worden afgespeeld. De Events zijn echter ook van belang voor de “Playback”-parameter (blz. 130), wanneer deze laatste op STEP staat ingesteld. Hoe groter de waarde, hoe meer Events er worden ontdekt.
Depth Instelbereik: 0~127
196
Zelf Samples maken ([SAMPLING])
Quick Encode: meteen een hele rits Samples coderen Samples kunt u ook direct vanop het SAMPLING-menu coderen. In dat geval worden dezelfde “Type”- en “Depth”instellingen gehanteerd als degene die u tijdens de laatste Encode-sessie hebt ingesteld. 1. Roep de SAMPLING-pagina op. 2. Kies de Sample die u snel wilt coderen. Zie “Werkwijze voor het sampelen” op blz. 185.
1. Druk op [UTILITY] (indicator licht op). Het display beeldt nu de “UTILITY Menu 1”-pagina af. Als de “UTILITY Menu 2”-pagina verschijnt, moet u op [w/PART] drukken. 2. Druk op [F6 (MEMORY)]. Nu verschijnt de “Memory Information”-pagina. In de meest rechtse kolom (“Top 5”) ziet u de capaciteit van de vijf grootste geheugenblokken die nog vrij zijn. Deze waarde wordt in seconden aangegeven, omdat u daar meer aan hebt.
3. Houd [SHIFT] ingedrukt, terwijl u op [F4 (Q-ENC)] drukt, om de Sample te coderen.
Zodra de Sample gecodeerd is, keert het display terug naar het SAMPLING-menu. Naast de naam van de betreffende Sample prijkt nu het symbool.
4. Druk op [EXIT] om naar de vorige pagina terug te gaan.
* Als u Quick Encode gebruikt, wanneer u nog geen enkele Sample hebt gecodeerd, hanteert de VP-9000 de fabrieksinstellingen. Deze luiden “type”= SOLO en “Depth”= 64.
Defrag: RAM-geheugen ‘defragmenteren’ Het RAM-geheugen van de VP-9000 bestaat uit een reeks blokken à 8MB. Dát verklaart waarom de maximale lengte van een Sample 25 seconden (stereo) of 50 seconden (mono) is – omdat daarvoor 8MB nodig is. Tijdens het sampelen en editen van Samples wist u soms data, zodat er weer geheugen bijkomt. Maar dat bevindt zich soms op de meest vreemde plaatsen en vormt dus niet altijd één geheel. Daarom verdient het aanbeveling om het RAMgeheugen af en toe te defragmenteren. In de regel beschikt u daarna over meer tijd voor het sampelen van nieuw materiaal. Nog vrij geheugen Golfvorm
8-MB
5
Golfvorm
3
RAM
1 2
4
Na uitvoeren van Defrag Golfvorm
5
Golfvorm
3 4 2 1
* Wanneer het RAM-geheugen niet gefragmenteerd is, wint u door het uitvoeren van Defrag geen plaats.
197
Referentiehandboek
3. Druk op [F6 (DEFRAG)] om het geheugen te defragmenteren.
9. Opgeruimd staat netjes (Sample-beheer)
Opgeruimd staat netjes (Sample-beheer)
De Samples in het interne geheugen van de VP-9000 kunt u kopiëren, verplaatsen (MOVE) van plaats doen veranderen met een andere Sample (SWAP) of wissen (DELETE).
Copy: Samples kopiëren De VP-9000 laat het gebruik van twee Samples met dezelfde naam in het interne geheugen niet toe. U kunt Samples weliswaar kopiëren, maar u moet dan meteen een andere naam aan de kopie geven. 1. Druk op [UTILITY] (indicator licht op). Het display beeldt nu het “UTILITY Menu 1” af. Als “UTILITY Menu 2” verschijnt, moet u op [w/PART] drukken. 2. Druk op [F1 (COPY)].
Druk dan op [F1 (CANCEL)] om de kopie niet te laten doorgaan, of op [F6 (CLEAR)] als de Sample in het geheugen van bestemming mag worden overschreven.
Samples verplaatsen/ uitwisselen Echt nodig is het niet (en soms is het zelfs niet bijster slim), maar het kan: u kunt een Sample aan een ander geheugen toewijzen (MOVE) of van plaats laten ruilen met een andere Sample (SWAP). Wanneer u een Sample verplaatst, heet het oorspronkelijke geheugen achteraf “NO WAVE DATA:—”, omdat het geen data meer bevat. Met SWAP zorgt u dat Sample A in het geheugen van Sample B terechtkomt en vice versa.
Kopiëren van… …naar 3. Breng de cursor met [▲][▼] naar de parameter die u wilt instellen. 4. Kies met de VALUE-regelaar of [DEC/–] [INC/+] de te kopiëren Sample en het geheugen van bestemming. * Druk op [F5 (LIST)] om de benodigde Samples uit een lijst te kiezen (zie blz. 118).
* Wanneer u een Sample, die u momenteel aan Part toegewezen hebt, verplaatst of ruilt tegen een andere Sample, klinkt de betreffende Part hetzij niet meer (omdat hij “NO WAVE DATA:—” zou moeten weergeven) of u hoort de verkeerde Sample. U moet de toewijzing dus handmatig veranderen.
1. Druk op [UTILITY] (indicator licht op). Het display beeldt nu het “UTILITY Menu 1” af. Als “UTILITY Menu 2” verschijnt, moet u op [w/PART] drukken. 2. Druk op [F2 (MOVE)].
5. Druk op [F6 (COPY)]. Nu verschijnt een pagina waar u een naam kunt geven aan de kopie. 6. Zie “Namen invoeren” op blz. 116 voor het schrijven van die naam. Het display beeldt nu even “Completed!” af en keert daarna terug naar de “UTILITY Sample Copy”-pagina. 7. Druk twee keer op [EXIT] om naar de vorige pagina te springen. * Als u een naam invoert die al door een andere Sample in het interne geheugen wordt gebruikt, verschijnt de volgende waarschuwing. Die kunt u alleen maar beamen. Druk dus op [F6 (ACCEPT)] om naar de Name-pagina terug te gaan en voer een andere naam in voor de kopie.
3. Breng de cursor met [▲][▼] naar de parameter die u wilt instellen. 4. Kies met de VALUE-regelaar of [DEC/–] [INC/+] de Sample die u wilt verplaatsen/de eerste Sample voor de uitwisseling, en het geheugen van bestemming/de tweede Sample voor de uitwisseling. * Druk op [F5 (LIST)] om de benodigde Samples uit een lijst te kiezen (zie blz. 118).
5. Druk op [F6 (MOVE)] om de Sample te verplaatsen, of op [F5 (SWAP)] om de twee Samples van geheugen te laten ruilen. Het display beeldt nu even “Completed!” af en keert daarna terug naar de “UTILITY Sample Copy”-pagina.
Als het gekozen geheugen van bestemming al een Sample bevat, verschijnt de volgende waarschuwing:
198
6. Druk twee keer op [EXIT] om naar de vorige pagina te springen. Als het gekozen geheugen van bestemming al een Sample bevat, verschijnt de volgende waarschuwing:
Opgeruimd staat netjes (Sample-beheer)
Druk dan op [F1 (CANCEL)] om de Sample toch niet te verplaatsen, of op [F6 (CLEAR)] als de Sample in het geheugen van bestemming mag worden overschreven.
Samples wissen In bepaalde gevallen volstaat de capaciteit van het RAMgeheugen niet meer voor het sampelen van nieuw materiaal c.q. het editen van een bestaande Sample. In dat geval kunt u de niet meer benodigde Samples wissen (DELETE). Doe dit echter pas nadat u die Sample(s) naar een Zip e.d. hebt weggeschreven. Zo verliest u tenminste geen belangrijke data. Na het wissen van de Sample heet het betreffende geheugen “NO WAVE DATA:—”. 1. Druk op [UTILITY] (indicator licht op).
Referentiehandboek
Het display beeldt nu het “UTILITY Menu 1” af. Als “UTILITY Menu 2” verschijnt, moet u op [w/PART] drukken. 2. Druk op [F3 (DELETE)].
3. Kies met de VALUE-regelaar of [DEC/–] [INC/+] de Sample die u wilt wissen. * Druk op [F5 (LIST)] om de benodigde Sample uit een lijst te kiezen (zie blz. 118).
4. Druk op [F6 (DELETE)]. Het display vraagt u nu of u zeker weet dat u de Sample wilt wissen.
Als u zich bedacht hebt en de Sample toch niet wilt wissen, moet u op [F1 (CANCEL)] drukken. 5. Druk op [F6 (DELETE)] om de Sample te wissen. Het display beeldt nu even “Completed!” af en keert dan terug naar de “UTILITY Sample Delete”-pagina. 6. Druk twee keer op [EXIT] om weer naar de vorige pagina te springen.
199
10. Systeemparameters ([SYSTEM])
Systeemparameters ([SYSTEM])
De System-parameters zijn aan de volgende functieknoppen toegewezen:
Contrast/Backlight Saver
([F1 (LCD)])
[SYSTEM] Menu1 [F1 (LCD)]
Display-contrast en Backlight Saver (zie rechts)
[F2 (SOUND)] [F1 (ATT)] [F2 (TUNE)] [F3 (D OUT)]
Afzwakken uitgangsniveau (blz. 200) Algemene stemming (blz. 200) Sampling-frequentie voor de digitale uitgangen (blz. 201)
[F3 (MIDI)] [F1 (GENERL)] Device ID/Panic-toets (blz. 201) [F2 (RX SW)] [F3 (TX SW)]
[F4 (TRSPSE)] [F5 (PREVIW)] [F6 (AUTO)] Menu2 [F1 (SCSI)]
Ontvangstschakelaars (blz. 201) Zendschakelaars (blz. 202) Transpositie/Octave Shift-instelling (blz. 202) Preview-instellingen (blz. 202) Keuze van de Performance die bij het inschakelen wordt geladen (blz. 203) Instellingen i.v.m. SCSI (blz. 203)
* De System-instellingen worden bij het uitschakelen automatisch intern opgeslagen. Indien nodig, kunt u op eender welk moment weer de fabrieksinstellingen laden (zie blz. 35).
Werkwijze voor het instellen van de System-parameters 1. Druk op [SYSTEM]. 2. Kies met [w/PART] of [PART/s] het System Menu1 of System Menu2.
* Druk op [F6 (DEFALT)] om weer de fabrieksinstellingen voor deze twee parameters op te roepen (Contrast = 8, Backlight Saver= 5 minutes).
Contrast Hiermee kunt u het contrast van het display instellen. Hoe groter de waarde, hoe hoger het contrast. (0~16).
Backlight Saver Zie blz. 28. Instelbereik: OFF, 5, 10, 20, 30, 40, 50, 60 [minutes].
Uitgangsvolume/stemming/ sampling-frequentie ([F2 (SOUND)]) [F1 (ATT)]
Master Attenuation Hiermee kunt u het niveau van alle zes uitgangen (dus ook de digitale) verminderen als het te hoog blijkt voor de aangesloten apparaten. (–60–0 [dB]) * Dit slaat ook op de digitale OPTICAL- en COAXIAL-uitgang. * Druk op [F6 (DEFALT)] om weer de fabrieksinstelling (0dB) op te roepen.
[F2 (TUNE)]
3. Druk op [F1]~[F6].
Master Tune
4. Als u in stap 2 op [F2 (SOUND)] of [F3 (MIDI)] drukt, kunt u daarna met [F1]~[F3] de gewenste functie oproepen.
Hiermee kunt u de VP-9000 in z’n geheel (alle Parts en Samples) stemmen. De afgebeelde waarde slaat op de frequentie van de noot A4. (427.4~452.6 [Hz])
5. Breng de cursor met [▲][▼][√][®] naar de parameter die u wilt instellen. 6. Stel de gewenste waarde in met de VALUE-regelaar of [DEC/–] [INC/+]. 7. Druk twee keer op [EXIT] om weer naar de vorige pagina te springen.
200
* Druk op [F6 (440Hz)] om weer de fabrieksinstelling (440.0 Hz) te laden.
Systeemparameters ([SYSTEM])
[F3 (D OUT)]
Dit is handig wanneer u de aan te sturen Part op de VP-9000 zelf kiest en wilt dat het externe MIDI-klavier die keuze “volgt”. Voor het multitimbrale gebruik van de VP-9000 (d.w.z. het aansturen van meerdere Parts op verschillende MIDI-kanalen) moet u deze schakelaar op OFF zetten.
Remain Sampling Rate (Digital Out Sampling Rate) Hiermee stelt u de sampling-frequentie van de twee digitale uitgangen (OPTICAL en COAXIAL) in. Deze instelling hoeft u enkel de veranderen wanneer het ontvangende apparaat zijn sampling-frequentie niet automatisch kan aanpassen of om zeker te zijn dat de gewenste sampling-frequentie wordt gehanteerd. Mogelijkheden: 32, 44.1, 48 [kHz] * Tijdens het sampelen wordt altijd de frequentie 44.1 kHz gehanteerd (dit is de meest gangbare instelling).
MIDI-parameters
([F3 (MIDI)])
[F1 (GENERL)]
Panic Key Ziehier de noot/toets die als stopschakelaar fungeert voor alle noten van de VP-9000. Het MIDI-kanaal, waarop dit nootcommando wordt ontvangen, is van geen enkel belang. Maar dit betekent wel dat u de betreffende noot niet voor muzikale doeleinden kunt gebruiken. Kies dus liefst een betrekkelijk hoge of lage noot. Het Panic-commando geldt voor alle Parts. Deze noot hebt u vooral nodig wanneer u “Trigger Mode” (blz. 130) op TRIGGER hebt gezet en niet meer weet welke toets u moet indrukken om de Sample weer te stoppen. (OFF, C–1~G 9)
[F2 (RX SW)]
Ctrl Ch Hier kunt u het MIDI-kanaal kiezen dat voor het aansturen van alle VP-9000-Parts kan worden gebruikt. Als u deze algemene controle van de zes Parts niet nodig hebt, moet u hier OFF kiezen. (1~16, OFF) * Wanneer het MIDI-kanaal van een Part (blz. 141) hetzelfde nummer heeft als hetgene dat u hier kiest, heeft het controlekanaal voorrang. Zorg altijd dat geen enkele Part hetzelfde nummer heeft als het controlekanaal (of zet dit laatste op OFF).
* Druk op [F5 (ALLOFF)] om alle ontvangstschakelaars te deactiveren, zodat de betreffende MIDI-commando’s niet meer ontvangen worden. Met [F6 (ALL ON)] kunt u alle schakelaars weer activeren.
PC Hiermee bepaalt u of er al (ON) dan niet (OFF) programmakeuze-commando’s worden ontvangen.
Device ID
Bank
Met deze parameter wijst u een Device ID-nummer toe aan de VP-9000. Dat nummer hebt u nodig om SysEx-data naar de VP-9000 te kunnen sturen. Tenzij u met twee VP-9000 werkt, verandert u dit nummer het best nooit. (17~32)
Hiermee bepaalt u of er al (ON) dan niet (OFF) bankkeuzecommando’s worden ontvangen.
Remote Kbd Als u hier ON kiest, dienen de MIDI-commando’s van een extern instrument altijd voor het aansturen van de momenteel geselecteerde Part, ook al ontvangt die op een ander MIDI-kanaal dan hetgene waarop het externe klavier e.d. zendt. Het is zelfs zo dat het MIDI-ontvangstkanaal van de Parts dan genegeerd wordt.
CC Hiermee bepaalt u of er al (ON) dan niet (OFF) controlecommando’s worden ontvangen (met uitzondering van de volgende).
Mod Hiermee bepaalt u of er al (ON) dan niet (OFF) modulatiecommando’s (CC01) worden ontvangen.
Volume Hiermee bepaalt u of er al (ON) dan niet (OFF) volumecommando’s (CC07) worden ontvangen.
201
Referentiehandboek
* Druk op [F6 (DEFALT)] om weer de fabrieksinstelling (44.1kHz) op te roepen.
Dit is een handigheidje waarmee u zorgt dat de laatste noten van de eerder geselecteerde Sample natuurlijk uitsterven wanneer u een andere Sample aan de betreffende Part toewijst. Als de vorige Sample meteen mag worden uitgeschakeld, moet u hier OFF kiezen.
Systeemparameters ([SYSTEM])
Hold1/2
Transpose
Hiermee bepaalt u of er al (ON) dan niet (OFF) Hold 1/2commando’s (CC64, CC69) worden ontvangen.
Hiermee bepaalt u of er al (ON) dan niet (OFF) Pitch Bendcommando’s worden ontvangen.
Dit is een ontvangstschakelaar die toelaat om de via MIDI ontvangen nootcommando’s te transponeren alvorens ze naar de betreffende Part te sturen. Kies “0” als die nootcommando’s niet getransponeerd hoeven te worden. Met andere waarden transponeert u de nootnummers het betreffende aantal halve tonen hoger of lager. (–5~+6)
After
Octave Shift
Hiermee bepaalt u of er al (ON) dan niet (OFF) Aftertouchcommando’s worden ontvangen.
Hiermee kunt u de ontvangen nootcommando’s in octaafstappen transponeren alvorens ze naar de Parts te sturen. (–3~+3)
Bend
SysEx Hiermee bepaalt u of er al (ON) dan niet (OFF) SysEx-commando’s (voor het wijzigen van de VP-9000-parameters) worden ontvangen.
[F3 (TX SW)]
* Druk op [F5 (ALLOFF)] om alle zendschakelaars te deactiveren (zodat de betreffende commando’s niet meer worden verzonden). Met [F6 (ALL ON)] kunt u ze weer inschakelen.
Program Change Hiermee bepaalt u of er al (ON) dan niet (OFF) programmakeuze-commando’s worden verzonden wanneer u op de VP-9000 (met de knoppen of de VALUE-regelaar) andere Samples kiest.
Bank Select Hiermee bepaalt u of er al (ON) dan niet (OFF) bankkeuzecommando’s (CC00, CC32) worden verzonden wanneer u op de VP-9000 (met de knoppen of de VALUE-regelaar) andere Sample-banken kiest.
* Op de “PERFORM Play”-pagina kunt u System Octave Shift ook met [▲] en [▼] instellen. Dat heeft hetzelfde effect.
Preview-parameters
([F5 (PREVIW)])
* Druk op [F5 (ALLOFF)] om de PrvwSw-functie voor alle Parts op OFF te zetten. Met [F6 (ALL ON)] activeert u de Preview-functie weer voor alle Parts. * De Preview-functie biedt verschillende modes waar u er één van moet kiezen. Zie “Meer details over de Preview-functie” op blz. 127.
Trigger Mode Hier stelt u in hoe de [PREVIEW]-knop moet werken. Zie blz. 39.
Sound Mode Hiermee kiest u of telkens maar de geselecteerde Part of alle Parts op de Preview-commando’s moeten reageren. Zie blz. 39.
Edit Data
PrvwSw
Met deze schakelaar bepaalt u of de waarden, die u tijdens het editen van een Sample instelt, ook via MIDI naar de buitenwereld worden verzonden (en dus kunnen worden opgenomen). In de regel kunt u hier OFF kiezen, omdat u waarschijnlijk niet zoveel aan de betreffende SysEx-commando’s hebt. Maar je weet maar nooit…
Kies hier de Parts die samen mogen klinken wanneer u de [PREVIEW]-knop indrukt, terwijl “Sound Mode” op ALL staat ingesteld.
Transpose/Octave Shift ([F4 (TRSPSE)])
* Druk op [F6 (DEFALT)] om weer de fabriekswaarden (Transpose= 0, Octave Shift= 0) te kiezen.
202
Systeemparameters ([SYSTEM])
Auto Perform Load
([F6 (AUTO)])
Load Switch Met deze schakelaar bepaalt u of de VP-9000 bij het inschakelen meteen een Performance moet laden. Met de volgende parameter kunt u instellen welke Performance er eventueel moet worden geladen. * Deze functie werkt enkel indien de Zip met betreffende Performance zich tijdens het inschakelen in de drive bevindt c.q. wanneer de betreffende externe datadrager al ingeschakeld is op het moment dat u de VP-9000 inschakelt.
Referentiehandboek
Load File Name Kies hier de Performance die wordt geladen wanneer u de VP-9000 inschakelt. Ziehier hoe u te werk moet gaan: 1. Kies de “Auto Perform Load”-pagina. 2. Druk op [F6 (SELECT)]. 3. Druk op [F1 (DRIVE)] om de datadrager te kiezen die de te laden Performance bevat. 4. Met [F2 (SORT)], [F4 (√CLOSE)], [F5 (OPEN®)] of [▲][▼][√][®], [DEC/–][INC/+] en de VALUE-regelaar kunt u de cursor naar de naam van de gewenste Performance brengen. 5. Druk op [F6 (SELECT)]. Het display keert nu terug naar de “Auto Perform Load”-pagina waar de naam van de gekozen Performance wordt afgebeeld. * Druk op [F5 (CLEAR)] om “NEW PERFORMANCE” te kiezen. Dit betekent dat de VP-9000 tijdens het opstarten geen Performance van een datadrager kiest, ook al hebt u “Load Switch” op ON gezet.
Instelling i.v.m. SCSI (Menu2 [F1 (SCSI)])
SCSI Probe Time Hiermee bepaalt u hoe lang de VP-9000 erover mag doen om alle aangesloten en ingeschakelde SCSI-apparaten te herkennen. In de regel kiest u hier het best “1”. Voor tragere SCSIapparaten moet u echter een grotere waarde instellen (1~10). * Als het gewenste SCSI-apparaat niet wordt herkend, probeer het dan eens met een grotere waarde. Schakel de VP-9000 vervolgens uit en weer in (zie ook blz. 29 en blz. 27). * Druk op [F6 (DEFALT)] om weer de fabriekswaarde “1” te kiezen.
203
11. Instellingen wegschrijven
Instellingen wegschrijven
De Performance, Samples en System-instellingen kunnen naar een Zip-schijf of naar een SCSI-datadrager (harde schijf e.d.) worden weggeschreven. In dit hoofdstuk komen alle functies aan bod die verband houden met het databeheer. * Lees eerst “Behandeling van Zip-schijven” op blz. 100. * Meer details over het aansluiten van SCSI-apparaten vindt u op blz. 107.
Formatteren van een Zip- of harde schijf
Het display beeldt nu de “DISK Menu2”-pagina af. 3. Druk op [F3 (FORMAT)]. Nu verschijnt de FORMAT-pagina. Als de datadrager al geformatteerd is, wordt de naam ervan afgebeeld (Volume-naam). Kan de VP-9000 de betreffende datadrager niet lezen, dan verschijnt de melding “Improper Disk!” 4. Druk op [F1 (DRIVE)] om de drive te kiezen. * Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op [F1 (DRIVE)] om de datadrager met het telkens voorafgaande (kleinere) SCSI ID-nummer te kiezen. * Als de externe harde schijf gepartitioneerd is, moet u de partitie kiezen die u wilt formatteren. Het nummer van die partitie verschijnt in het midden van het SCSI-icoontje.
Zip-schijven kunt u pas op de VP-9000 gebruiken wanneer u ze ermee hebt geformatteerd. U kunt een Zip-schijf op twee manieren formatteren: “QUICK” en “FULL”. Voor een 250MB Zip moet u ongeveer 5 seconden rekenen wanneer u ze met QUICK formatteert. Het formatteren met FULL duurt ongeveer 15 minuten. Probeer eerst altijd QUICK. Als u daarna de boodschap “File Write Error!” te zien krijgt, moet u de schijf echter met FULL formatteren. Voor het formatteren van een harde schijf moet u FULL kiezen, als het display telkens de melding “Improper Disk!” afbeeldt, wanneer u de betreffende harde schijf kiest. Tijdens het formatteren van een al eerder gebruikte harde schijf moet u het volgende in de gaten houden: • Als de harde schijf niet gepartitioneerd is:
* Als u de volledige (eventueel gepartitioneerde) harde schijf met FULL wilt formatteren, maakt het niet uit welke partitie u kiest.
5. Druk op [F5 (FULL)] of [F6 (QUICK)]. Er verschijnt nu een venster waar u een naam kunt geven aan de te formatteren datadrager. 6. Zie “Namen invoeren” op blz. 116 om de Volume-naam in te voeren. Nu wordt u gevraagd of u zeker weet dat alle data op de gekozen datadrager mogen worden gewist:
-> Kies QUICK. • Als de harde schijf gepartitioneerd is en als u maar één partitie wilt formatteren: -> Kies de betreffende partitie en vervolgens QUICK. • Als de harde schijf gepartitioneerd is en volledig opnieuw moet worden geformatteerd: -> Kies FULL (de partities verdwijnen dan weer). * Tijdens het formatteren van een datadrager worden alle data, die hij eventueel al bevat, weer gewist. Controleer dus eerst of de Zip, harde schijf e.d. enkel data bevat die u niet meer nodig hebt. * U kunt zowel 100 MB als 250 MB Zip-schijven gebruiken. Aangezien 100MB’s ongeveer de helft trager zijn (en minder dan de halve capaciteit bieden), is het echter slimmer om met 250MB Zips te werken. * De VP-9000 kan 100MB intern niet volgens het FULL-principe formatteren. Dat lukt enkel met een externe 100MB Zip-drive die u via SCSI aansluit. * Een voor Windows 98/95/3.1 of MS-DOS geformatteerde harde schijf hoeft u niet meer te formatteren. * Voor MacOS geformatteerde schijven kan de VP-9000 niet lezen. * De VP-9000 zelf laat niet toe om harde schijven te partitioneren.
1. Stop de Zip-schijf in de interne drive c.q. schakel de externe datadrager in en bereid hem voor. 2. Druk op [DISK] en vervolgens op [PART/s].
204
Wilt u de betreffende datadrager toch niet formatteren, dan moet u op [F1 (CANCEL)] drukken. 7. Druk op [F6 (FORMAT)] om de operatie te starten. Zodra de datadrager geformatteerd is, verschijnt de melding “DISK Format Completed!”. 8. Druk op [F6 (ACCEPT)] om terug te keren naar de “FORMAT”-pagina. 9. Druk twee keer op [EXIT] om terug te keren naar de eerder gekozen pagina.
Instellingen wegschrijven
Als “Write Protected” verschijnt De Zip-schijf is beveiligd. Schakel de beveiliging uit en probeer het dan nog een keer.
1. Druk op [EXIT] om terug te keren naar de “DISK Menu2”-pagina. 2. Druk op [F5 (PRTECT)]. 3. Druk op [F6 (PRTECT)]. Het display beeldt nu “Protect= OFF” af.
* Zie “Zip-schijf beveiligen (Protect)” op blz. 212 voor meer details.
Tijdens het wegschrijven van een Performance worden ook de Samples in het interne geheugen mee naar de Zip gekopieerd (met uitzondering van Samples die hetzij geen golfvorm bevatten, hetzij een naam hebben, die het wegschrijven niet toelaat). Wij raden aan om telkens een map (of Folder, zie blz. 209) aan te maken en een Performance evenals de daarmee gepaard gaande data in die map op te slaan. Dan kunt u later tenminste meteen achterhalen welke Samples door welke Performance worden aangesproken. Samples worden telkens afzonderlijk weggeschreven, en wel als volgt: hebt u een “normale” Part gekozen, dan wordt de daaraan toegewezen Sample weggeschreven. Gaat het om een Part waarvoor u “Kbd Map” op PHRASE MAP hebt gezet, dan wordt de Sample van de momenteel gekozen Phrase weggeschreven. De System-instellingen bevatten alle parameters die u in de System-mode instelt (blz. 200) evenals de Template-parameters (blz. 184) en de aan/uit-status van de effecten (blz. 149). * Samples, die geen golfvorm bevatten, kunt u niet wegschrijven.
De volgende namen zijn ongeldig: Performance • ”NEW PERFORMANCE” (hoofd- of kleine letters) • Enkel spaties Sample • ”NO WAVE DATA:—” (hoofd- of kleine letters) • Een naam die 12 spaties bevat (de categorienaam is niet verplicht) System • Enkel spaties * Als de Zip-schijf beveiligd is, wordt de volgende waarschuwing afgebeeld. Druk eerst op [F6 {ACCEPT)] en zie daarna links voor wat u dan moet doen.
1. Stop de Zip-schijf in de interne drive c.q. schakel de externe datadrager in en bereid hem voor. 2. Als u een Sample wilt wegschrijven, moet u met [w/PART] [PART/s] de Part kiezen die een beroep doet op de Sample die u wilt wegschrijven. * Zie “Samples kiezen” op blz. 125 voor het toewijzen van een Sample aan een Part als de gewenste Sample momenteel aan geen enkele Part is toegewezen.
3. Druk op [DISK] (indicator licht op). Het display beeldt nu het “DISK Menu1” af. Is dat niet het geval, dan moet u op [w/PART] drukken.
205
Referentiehandboek
4. Druk op [EXIT] en vervolgens op [F3 (FORMAT)] om terug te keren naar de FORMAT-pagina.
Performance/Samples/ System-instellingen wegschrijven
Instellingen wegschrijven
4. Druk op [F2 (SAVE)]. 5. Kies met [F1]~[F3] de data die u wilt wegschrijven. [F1 (PERFRM)]:
Performance
[F2 (SAMPLE)]:
Sample
[F3 (SYSTEM)]:
System-parameters
Waarschuwingen tijdens het wegschrijven van data In bepaalde gevallen verschijnt er tijdens het wegschrijven een foutmelding. Ziehier wat de boodschappen betekenen en hoe u het probleem kunt oplossen:
Nu verschijnt de pagina waar u een naam kunt geven aan het bestand. 6. Zie “Namen invoeren” op blz. 116 en schrijf de naam. Nu verschijnt een display-pagina waar u de datadrager kunt kiezen. 7. Druk op [F1 (DRIVE)] om de datadrager te kiezen. * Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op [F1 (DRIVE)] om de datadrager met het telkens voorafgaande (kleinere) SCSI ID-nummer te kiezen. * In het geval van een gepartitioneerde harde schijf moet u ook de partitie kiezen. Zorg dus dat het nummer van de benodigde partitie in het midden van het SCSI-icoontje verschijnt.
8. Breng de cursor met [▼][▲] of [F4 (√CLOSE)] [F5 (OPEN®)] naar de map (Folder) waar de data terecht moeten komen. De map wordt telkens in de tweede regel bovenaan in het display afgebeeld. Als de cursor zich in de eerste regel bevindt, wordt echter de Volume-naam afgebeeld.
* Op deze pagina hebben [√]/[®] dezelfde functie als [F4 (√CLOSE)]/[F5 (OPEN®)]. * Om een nieuwe map aan te maken moet u op [F2 (FOLDER)] drukken. U springt dan naar de “CREATE/FOLDER”-pagina. Zie blz. 209 voor meer details.
9. Druk op [F6 (SAVE)] om de data weg te schrijven. Zodra dat gebeurd is, keert u terug naar de “PERFORM Play”-pagina (Performance of System-data) c.q. de “SAMPLE Play”-pagina (wanneer u Samples wegschrijft). * Ziehier nog eens de Shortcut voor het wegschrijven van een Performance of Sample: houd [SHIFT] ingedrukt, terwijl u op [F6 (SAVE)] drukt. Zie ook “Handige ‘Shortcuts’” op blz. 118.
206
Op de plaats van bestemming bevindt zich al een bestand met dezelfde naam. Druk op [F1 (CANCEL)] om het nieuwe bestand toch niet op te slaan. Druk op [F6 (REPLCE)] om de data op te slaan en het oude bestand te overschrijven. * De VP-9000 maakt geen onderscheid tussen hoofd- en kleine letters. “ABC” is voor hem dus hetzelfde als “Abc”. (Maar “ABC1” en “ABC2” gelden wel als aparte bestanden.
Deze boodschap verschijnt tijdens het wegschrijven van een Performance, wanneer blijkt dat de nieuwe Performance een Sample bevat die dezelfde naam heeft als een oudere Sample op de plaats van bestemming. Druk op [F1 (CANCEL)] om de Performance toch niet weg te schrijven. Druk op [F5(QUICK)] om enkel geëdite Samples (met een “E”) en Samples met nog niet bestaande namen weg te schrijven. Druk op [F6 (ALL)] om de volledige Performance (met alle Samples) weg te schrijven. Samples met dezelfde naam op de plaats van bestemming worden dan overschreven.
Instellingen wegschrijven
Databeheer op Zip- of harde schijf U kunt bestanden op een Zip- of harde schijf… • Kopiëren (zie rechts) • Verplaatsen (Move, blz. 208)
Copy: bestanden kopiëren U kunt bestanden van één datadrager naar een andere, maar ook naar een andere plaats (map) van de huidige datadrager kopiëren. * Het is niet mogelijk om van één Zip in de interne drive naar een andere Zip in de interne drive te kopiëren.
• Wissen (Delete, blz. 208)
1. Stop de Zip-schijf in de interne drive c.q. schakel de externe datadrager in en bereid hem voor.
• Hernoemen (Rename, blz. 209)
2. Druk op [DISK] (indicator licht op).
Verder kunt u: • Mappen aanmaken (blz. 209)
Het display beeldt nu het “DISK Menu1” af. Is dat niet het geval, dan moet u op [w/PART] drukken. 3. Druk op [F3 (COPY)].
• De naam van de datadrager (Label) wijzigen (blz. 212) • De resterende geheugencapaciteit op de datadrager controleren (Info, blz. 212)
Referentiehandboek
• Een Zip-schijf beveiligen (Protect, blz. 212) * Op pagina’s waar [F4 (√CLOSE)]/[F5 (OPEN®)] worden afgebeeld, hebben [√]/[®] dezelfde functie.
4. Kies met [F1]~[F6] het benodigde bestandstype:
* Op display-pagina’s waar er bestanden van een CD-ROM van de Roland VP-CD-serie worden afgebeeld is er ook een [F2 (SORT)] functie. Hiermee kunt u de bestanden volgens bestandsnaam of categorie sorteren.
[F1 (PERFRM)]:
Performance
[F2 (SAMPLE)]:
Sample
[F3 (SYSTEM)]:
System-parameters
* Houd [SHIFT] ingedrukt en druk op [F1 (DRIVE)] om de datadrager met het telkens voorafgaande (kleinere) SCSI ID-nummer te kiezen.
[F4 (VP)]:
Bestanden met hetzelfde formaat als de bijgeleverde CD-ROM of bestanden op een VP-CD.
* Als de externe harde schijf gepartitioneerd is, moet u de partitie kiezen waar u iets wilt veranderen. Het partitienummer verschijnt in het midden van het SCSI-icoontje.
[F5 (WAV)]:
WAVE-data
[F6 (AIFF)]:
AIFF-data
Nu worden enkel nog de bestanden van het gekozen type afgebeeld. 5. Druk op [F1 (DRIVE)] om de benodigde drive te kiezen. 6. Breng de cursor met [▼][▲] of [F4 (√CLOSE)] [F5 (OPEN®)] naar het bestand dat u wilt kopiëren.
* Druk op [F3 (INFO)] om de volledige naam en de omvang van het geselecteerde bestand te achterhalen. Gaat het om een map, dan wordt enkel de complete naam van die map (Folder) afgebeeld. Druk op [F6 (OK)] om daarna weer naar de vorige pagina terug te keren.
7. Om twee of meer bestanden te kiezen moet u de ze achtereenvolgens met de cursor selecteren en op de VALUEregelaar drukken. Het display beeldt nu een “+” symbool af. Herhaal dit voor alle bestanden die u wilt kopiëren. Om het “+” symbool weer te wissen, moet u het betreffende bestand nog eens selecteren en weer op de VALUE-regelaar drukken. * U kunt enkel bestanden binnen de momenteel gekozen map selecteren.
* Tijdens het werken met een beveiligde Zip-schijf verschijnt de volgende waarschuwing. Druk dan op [F6 (ACCEPT)] en vervolgens herhaaldelijk op [EXIT] om terug te keren naar de “Play”-pagina. Zie vervolgens blz. 212 voor het uitschakelen van de beveiliging en probeer het nog een keer.
8. Druk op [F6 (SELECT)]. Nu beeldt het display een pagina af waar u kunt instellen waar naartoe het bestand moet worden gekopieerd (Destination). 9. Druk op [F1 (DRIVE)] om de benodigde drive te kiezen. 10. Breng de cursor met [▼][▲] of [F4 (√CLOSE)] [F5 (OPEN®)] naar de map van bestemming. De map wier naam in de tweede display-regel verschijnt geldt als map van bestemming. Bevindt de cursor zich
207
Instellingen wegschrijven
op het hoogste niveau, dan wordt de Volume-naam afgebeeld.
8. Druk op [F6 (SELECT)]. Het display beeldt nu een pagina af waar u de plaats van bestemming voor de Move-operatie kunt kiezen. 9. Druk op [F1 (DRIVE)] om de benodigde drive te kiezen. 10. Breng de cursor met [▼][▲] of [F4 (√CLOSE)] [F5 (OPEN®)] naar de map van bestemming.
* Druk op [F2 (FOLDER)] om een nieuwe map te kunnen aanmaken (blz. 209).
11. Druk op [F6 (COPY)] om de data te kopiëren.
De map wier naam in de tweede display-regel verschijnt geldt als map van bestemming. Bevindt de cursor zich op het hoogste niveau, dan wordt de Volume-naam afgebeeld.
Het display beeldt nu even “Completed!” af en keert dan terug naar de “COPY Source”-pagina. 12. Druk drie keer op [EXIT] om naar de oorspronkelijke display-pagina terug te gaan. * Als de plaats van bestemming al een bestand met dezelfde naam bevat, kunt u de data niet kopiëren. De VP-9000 maakt trouwens geen onderscheid tussen “ABC” en “Abc”. * Wanneer u in stap 6 of 7 een map selecteert, worden alle bestanden van die map eveneens gekopieerd. * U kunt geen bestanden naar een CD-R/RW kopiëren.
Move (bestanden verplaatsen) Met uitzondering van het feit dat “Move” het bestand op de oorspronkelijke plaats wist, lijkt deze functie sterk op het kopiëren van bestanden: hiermee zorgt u dat het bestand op een andere plaats van dezelfde of een andere datadrager terechtkomt. * Het is niet mogelijk om een bestand van één Zip-schijf in de interne drive naar een andere Zip van de interne drive te verplaatsen (er is m.a.w. geen intern buffergeheugen voor deze functie voorzien).
* Druk op [F2 (FOLDER)] om een nieuwe map te kunnen aanmaken (blz. 209).
11. Druk op [F6 (MOVE)] om de data te verplaatsen. Het display beeldt nu even “Completed!” af en keert dan terug naar de “MOVE Source”-pagina. 12. Druk drie keer op [EXIT] om naar de oorspronkelijke display-pagina terug te gaan. * Als de plaats van bestemming al een bestand met dezelfde naam bevat, kunt u de data niet verplaatsen. De VP-9000 maakt trouwens geen onderscheid tussen “ABC” en “Abc”. * Wanneer u in stap 6 of 7 een map selecteert, worden alle bestanden van die map eveneens verplaatst. * U kunt geen bestanden naar een CD-R/RW verplaatsen.
Delete: bestanden wissen
1. Stop de Zip-schijf in de interne drive c.q. schakel de externe datadrager in en bereid hem voor.
1. Stop de Zip-schijf in de interne drive c.q. schakel de externe datadrager in en bereid hem voor.
2. Druk op [DISK] (indicator licht op).
2. Druk op [DISK] (indicator licht op).
Het display beeldt nu het “DISK Menu1” af. Is dat niet het geval, dan moet u op [w/PART] drukken.
Het display beeldt nu het “DISK Menu1” af. Is dat niet het geval, dan moet u op [w/PART] drukken.
3. Druk op [F4 (MOVE)].
3. Druk op [F5 (DELETE)].
4. Kies met [F1]~[F6] het te verplaatsen bestandstype. Zie blz. 207.
4. Kies met [F1]~[F6] het te wissen bestandstype. Zie blz. 207.
Nu worden enkel nog de bestanden van het gekozen type afgebeeld.
Nu worden enkel nog de bestanden van het gekozen type afgebeeld.
5. Druk op [F1 (DRIVE)] om de benodigde drive te kiezen.
5. Druk op [F1 (DRIVE)] om de benodigde drive te kiezen.
6. Breng de cursor met [▼][▲] of [F4 (√CLOSE)] [F5 (OPEN®)] naar het bestand dat u wilt verplaatsen.
6. Breng de cursor met [▼][▲] of [F4 (√CLOSE)] [F5 (OPEN®)] naar het bestand dat u wilt wissen.
7. Om twee of meer bestanden te kiezen moet u de ze achtereenvolgens met de cursor selecteren en op de VALUEregelaar drukken.
7. Om twee of meer bestanden te kiezen moet u de ze achtereenvolgens met de cursor selecteren en op de VALUEregelaar drukken.
Zie ook stap (7) in de rechter kolom op blz. 207.
208
Zie ook stap (7) in de rechter kolom op blz. 207.
Instellingen wegschrijven
* U kunt enkel bestanden binnen de momenteel gekozen map selecteren.
8. Druk op [F6 (DELETE)]. Nu verschijnt de vraag of u zeker weet dat u het of de bestanden wilt wissen.
Nu worden enkel nog de bestanden van het gekozen type afgebeeld. 5. Druk op [F1 (DRIVE)] om de benodigde drive te kiezen. 6. Breng de cursor met [▼][▲] of [F4 (√CLOSE)] [F5 (OPEN®)] naar het bestand waar u een andere naam aan wilt geven. 7. Druk op [F6 (RENAME)].
Druk op [F1 (CANCEL)] om de data toch niet te wissen. 9. Druk op [F6 (DELETE)] om de data wel te wissen. Het display beeldt nu even “Completed!” af en keert dan terug naar de DELETE-pagina.
* Als u in stap 6 of 7 een map geselecteerd hebt, worden ook alle data in die map gewist. Wees dus voorzichtig. Zelfs wanneer het display voor de betreffende map “No Available File” afbeeldt, moet u goed kijken of het aantal bestanden van die map gelijk is aan “0”. Staat daar een ander cijfer, dan bevat de map wel degelijk bestanden die eveneens zouden worden gewist.
8. Voer de nieuwe naam in (zie blz. 116). Het display beeldt nu even “Completed!” af en keert dan terug naar de “RENAME”-pagina. 9. Druk drie keer op [EXIT] om naar de oorspronkelijke display-pagina terug te gaan. * Als de nieuwe naam al bestaat op de betreffende schijf c.q. in de gekozen map, beeldt het display een foutmelding af. Voer dan een andere naam in. De VP-9000 maakt geen onderscheid tussen “ABC” en “Abc”. Maar u zou wel een cijfer aan het einde kunnen zetten. * Als u in stap 6 een map kiest, kunt u daar de naam van veranderen.
* Het is niet mogelijk om bestanden van een CD-R te wissen. * U kunt geen individuele bestanden van een CD-RW wissen. (De enige manier om alle data van een CD-RW te wissen is door hem opnieuw te formatteren.)
Rename: nieuwe naam voor een bestand
* De namen van bestanden of mappen op een CD-R/RW kunt u niet veranderen.
Functies i.v.m. mappen (Folders) Nieuwe map aanmaken (op schijf) 1. Stop de Zip-schijf in de interne drive c.q. schakel de externe datadrager in en bereid hem voor.
Ziehier hoe u de naam van een Performance, Sample of System-bestand op een datadrager kunt veranderen:
2. Druk op [DISK] (indicator licht op). Druk daarna op [PART/s] om naar “DISK Menu2” te gaan.
1. Stop de Zip-schijf in de interne drive c.q. schakel de externe datadrager in en bereid hem voor.
3. Druk op [F1 (FOLDER)] en vervolgens op [F1 (CREATE)].
2. Druk op [DISK] (indicator licht op). Het display beeldt nu het “DISK Menu1” af. Is dat niet het geval, dan moet u op [w/PART] drukken. 3. Druk op [F6 (RENAME)]. 4. Druk op [F1 (DRIVE)] om de benodigde drive te kiezen. 5. Breng de cursor met [▼][▲] of [F4 (√CLOSE)] [F5 (OPEN®)] naar de map waarbinnen u een nieuwe map wilt aanmaken. 4. Kies met [F1]~[F3] het bestandstype: [F1 (PERFRM)]: Performances [F2 (SAMPLE)]: Samples [F3 (SYSTEM)]:
System-instellingen
209
Referentiehandboek
10. Druk drie keer op [EXIT] om naar de oorspronkelijke display-pagina terug te gaan.
* [F6 (WRITE)] wordt pas afgebeeld waneer u de naam gewijzigd hebt.
Instellingen wegschrijven
De nieuwe map belandt in de map wier naam in de tweede display-regel staat afgebeeld.
6. Druk op [F6 (FOLDER)].
8. Druk op [F1 (DRIVE)] om de benodigde drive te kiezen. 9. Breng de cursor met [▼][▲] of [F4 (√CLOSE)] [F5 (OPEN®)] naar de map die de te kopiëren map moet bevatten. De map wier naam in de tweede display-regel verschijnt geldt als map van bestemming. Bevindt de cursor zich op het hoogste niveau, dan wordt de Volume-naam afgebeeld.
Nu verschijnt er een pagina waar u een nieuwe naam aan de map kunt geven. * Als u toch geen nieuwe map wilt aanmaken, moet u op [F1 (CANCEL)] drukken.
7. Voer de naam voor de nieuwe map in (zie blz. 116). Zodra de map aangemaakt is, beeldt het display even “Completed!” af en keert dan terug naar de “CREATE/ FOLDER”-pagina. 8. Druk drie keer op [EXIT] om naar de oorspronkelijke display-pagina terug te gaan. * Als de ingevoerde naam binnen de gekozen map al bestaat, verschijnt er een foutmelding. Voer dan een andere naam in. De VP-9000 maakt geen onderscheid tussen hoofd- en kleine letters. Voor hem zijn “ABC” en “Abc” dus hetzelfde. * U kunt geen mappen aanmaken op een CD-R/RW.
Copy: map kopiëren Door een map op een datadrager te kopiëren, kopieert u ook alle bestanden in die map. U kunt een map naar een andere plaats van de huidige datadrager of naar een andere datadrager kopiëren. * U kunt geen data van één Zip in de interne drive naar een andere Zip in de interne drive kopiëren.
1. Stop de Zip-schijf in de interne drive c.q. schakel de externe datadrager in en bereid hem voor. 2. Druk op [DISK] (indicator licht op). Druk daarna op [PART/s] om naar het “DISK Menu2” te gaan. 3. Druk eerst op [F1 (FOLDER)] en vervolgens op [F2 (COPY)].
10. Druk op [F6 (COPY)] om de map te kopiëren. Zodra dat gebeurd is, beeldt het display de melding “Completed!” af en keert dan terug naar de “COPY/ FOLDER Source”-pagina. 11. Druk drie keer op [EXIT] om naar de oorspronkelijke display-pagina terug te gaan. * Als de ingevoerde naam binnen de gekozen map al bestaat, verschijnt er een foutmelding. Voer dan een andere naam in. De VP-9000 maakt geen onderscheid tussen hoofd- en kleine letters. Voor hem zijn “ABC” en “Abc” dus hetzelfde. * U kunt geen mappen naar een CD-R/RW kopiëren.
Move: map verplaatsen Door een map te verplaatsen zorgt u er tevens voor dat ook de bestanden binnen die map verhuizen. U kunt de map naar een andere map op dezelfde datadrager of naar een andere datadrager verplaatsen. * Het is niet mogelijk om een bestand van één Zip-schijf in de interne drive naar een andere Zip van de interne drive te verplaatsen (er is m.a.w. geen intern buffergeheugen voor deze functie voorzien).
1. Stop de Zip-schijf in de interne drive c.q. schakel de externe datadrager in en bereid hem voor. 2. Druk op [DISK] (indicator licht op). Druk daarna op [PART/s] om naar het “DISK Menu2” te gaan. 3. Druk eerst op [F1 (FOLDER)] en daarna op [F3 (MOVE)].
4. Druk op [F1 (DRIVE)] om de benodigde drive te kiezen. 5. Breng de cursor met [▼][▲] of [F4 (√CLOSE)] [F5 (OPEN®)] naar de map die u wilt kopiëren. 6. Om twee of meer mappen te kiezen moet u de ze achtereenvolgens met de cursor selecteren en op de VALUEregelaar drukken. Zie ook stap (7) in de rechter kolom op blz. 207. * U kunt enkel mappen binnen de momenteel geselecteerde map kiezen.
7. Druk op [F6 (SELECT)]. Nu kunt u de map aanduiden die de gekopieerde map moet bevatten (Destination).
210
4. Druk op [F1 (DRIVE)] om de benodigde drive te kiezen. 5. Breng de cursor met [▼][▲] of [F4 (√CLOSE)] [F5 (OPEN®)] naar de map die u wilt verplaatsen. 6. Om twee of meer mappen te kiezen moet u de ze achtereenvolgens met de cursor selecteren en op de VALUEregelaar drukken. Zie ook stap (7) in de rechter kolom op blz. 207. * U kunt enkel mappen binnen de momenteel geselecteerde map kiezen.
Instellingen wegschrijven
7. Druk op [F6 (SELECT)]. Nu kunt u de map aanduiden die de verplaatste map moet bevatten (Destination).
7. Druk op [F6 (DELETE)]. Het display vraagt u nu of u zeker weet dat de gekozen map mag worden gewist.
8. Druk op [F1 (DRIVE)] om de benodigde drive te kiezen. 9. Breng de cursor met [▼][▲] of [F4 (√CLOSE)] [F5 (OPEN®)] naar de map die de te kopiëren map moet bevatten. De map wier naam in de tweede display-regel verschijnt geldt als map van bestemming. Bevindt de cursor zich op het hoogste niveau, dan wordt de Volume-naam afgebeeld.
Druk op [F1 (CANCEL)] als u de map niet wilt wissen. 8. Druk op [F6 (DELETE)] om de map wél te wissen. Zodra dat gebeurd is, beeldt het display even “Completed!” af en keert dan terug naar de “DELETE/FOLDER”map. 9. Druk drie keer op [EXIT] om naar de oorspronkelijke display-pagina terug te gaan.
Zodra dat gebeurd is, beeldt het display even “Completed!” af en keert dan terug naar de “MOVE/FOLDER Source”-pagina. 11. Druk drie keer op [EXIT] om naar de oorspronkelijke display-pagina terug te gaan. * Als de ingevoerde naam binnen de gekozen map al bestaat, verschijnt er een foutmelding. Voer dan een andere naam in. De VP-9000 maakt geen onderscheid tussen hoofd- en kleine letters. Voor hem zijn “ABC” en “Abc” dus hetzelfde. * U kunt geen mappen van of naar een CD-R/RW verplaatsen.
Rename: nieuwe naam voor een map 1. Stop de Zip-schijf in de interne drive c.q. schakel de externe datadrager in en bereid hem voor. 2. Druk op [DISK] (indicator licht op). Druk daarna op [PART/s] om naar het “DISK Menu2” te gaan. 3. Druk eerst op [F1 (FOLDER)] en daarna op [F5 (RENAME)].
Delete: map wissen Het wissen van een map op een datadrager betekent dat u ook alle bestanden in die map wist. Controleer dus eerst of u geen enkel bestand van die map meer nodig hebt. 1. Stop de Zip-schijf in de interne drive c.q. schakel de externe datadrager in en bereid hem voor. 2. Druk op [DISK] (indicator licht op). Druk daarna op [PART/s] om naar het “DISK Menu2” te gaan. 3. Druk eerst op [F1 (FOLDER)] en daarna op [F4 (DELETE)].
4. Druk op [F1 (DRIVE)] om de benodigde drive te kiezen. 5. Breng de cursor met [▼][▲] of [F4 (√CLOSE)] [F5 (OPEN®)] naar de map die u wilt wissen. 6. Om twee of meer mappen te kiezen moet u de ze achtereenvolgens met de cursor selecteren en op de VALUEregelaar drukken. Zie ook stap (7) in de rechter kolom op blz. 207. * U kunt enkel mappen binnen de momenteel geselecteerde map kiezen.
4. Druk op [F1 (DRIVE)] om de benodigde drive te kiezen. 5. Breng de cursor met [▼][▲] of [F4 (√CLOSE)] [F5 (OPEN®)] naar de map waar u een andere naam aan wilt geven. 6. Druk op [F6 (RENAME)].
* [F6 (WRITE)] wordt pas afgebeeld waneer u de naam gewijzigd hebt.
7. Voer de nieuwe naam in (zie blz. 116). Het display beeldt nu even “Completed!” af en keert dan terug naar de “RENAME/FOLDER”-pagina. 8. Druk drie keer op [EXIT] om naar de oorspronkelijke display-pagina terug te gaan. * Als de ingevoerde naam binnen de gekozen map al bestaat, verschijnt er een foutmelding. Voer dan een andere naam in. De VP-9000 maakt geen onderscheid tussen hoofd- en kleine letters. Voor hem zijn “ABC” en “Abc” dus hetzelfde. * De naam van een map op een CD-R/RW kunt u niet veranderen.
211
Referentiehandboek
10. Druk op [F6 (MOVE)] om de map(pen) te verplaatsen.
* Het is niet mogelijk om bestanden van een CD-R te wissen. U kunt geen individuele bestanden van een CD-RW wissen. (De enige manier om alle data van een CD-RW te wissen is door hem opnieuw te formatteren.)
Instellingen wegschrijven
Naam van de datadrager (Label) veranderen 1. Stop de Zip-schijf in de interne drive c.q. schakel de externe datadrager in en bereid hem voor. 2. Druk op [DISK] (indicator licht op). Druk daarna op [PART/s] om naar het “DISK Menu2” te gaan. 3. Druk op [F2 (LABEL)].
Zip-schijf beveiligen (Protect) Door een Zip-schijf te beveiligen zorgt u dat ze niet kan worden geformatteerd en dat er geen data naar kunnen worden weggeschreven, gekopieerd, verplaatst e.d. 1. Stop de te beveiligen Zip-schijf in de interne drive. 2. Druk op [DISK] (indicator licht op). Druk daarna op [PART/s] om naar het “DISK Menu2” te gaan. 3. Druk op [F5 (PRTECT)].
* [F6 (WRITE)] wordt pas afgebeeld waneer u de naam gewijzigd hebt.
4. Druk op [F1 (DRIVE)] om de benodigde drive te kiezen. 5. Voer de nieuwe naam in (zie blz. 116).
4. Druk op [F1 (DRIVE)] om de benodigde drive te kiezen. 5. Druk op [F6 (PRTECT)] om de beveiliging in of uit te schakelen. Het hangslot betekent dat de Zip beveiligd is.
Het display beeldt nu even “Completed!” af en keert dan terug naar de “RENAME/FOLDER”-pagina. 6. Druk twee keer op [EXIT] om naar de oorspronkelijke display-pagina terug te gaan. * De naam van een CD-R/RW kunt u niet veranderen. * Wanneer u de (externe) CD-R/RW-drive kiest, beeldt het display de naam van de laatste Backup af (blz. 213).
Info: controleren van de resterende capaciteit Met de Info-functie kunt u nagaan hoeveel plaats er nog op de Zip in de interne drive c.q. de externe datadrager rest (harde schijf, CD-R/RW enz.). 1. Stop de Zip-schijf in de interne drive c.q. schakel de externe datadrager in en bereid hem voor. 2. Druk op [DISK] (indicator licht op). Druk daarna op [PART/s] om naar het “DISK Menu2” te gaan. 3. Druk op [F4 (INFO)].
4. Druk op [F1 (DRIVE)] om de benodigde drive te kiezen. Het display beeldt nu de naam van de gekozen drive en de totale (Total) en nog beschikbare (Free) capaciteit af. * Zie verderop voor [F6 (PRTECT)].
5. Druk twee keer op [EXIT] om naar de oorspronkelijke display-pagina terug te gaan. * In het geval van een CD-R/RW waar u geen data naar kunt wegschrijven wordt voor Free de waarde “0” afgebeeld.
212
6. Druk twee keer op [EXIT] om naar de oorspronkelijke display-pagina terug te gaan. * Als de melding “Protect Password” in het display verschijnt, kan de beveiliging van de Zip-schijf niet worden uitgeschakeld. Die beveiliging kunt u dan enkel op het apparaat uitschakelen waarmee u het paswoord hebt ingevoerd.
Data archiveren (BackupDump) en Bulk Dump) 12. Data archiveren (Backup en Bulk
Met de Backup-functie kunt u data op een Zip-schijf of andere datadrager naar een CD-R of CD-RW kopiëren, wat dus neerkomt op het archiveren van uw data. Als u geen CD-R/RW-drive bij de hand hebt (of wanneer u graag alle data van uw projecten op één plaats opslaat), kunt u de interne instellingen van de VP-9000 (Performance- en Sample-parameters, maar niet de golfvormen) naar een sequencer zenden en daar archiveren (Bulk Dump).
Write (wegschrijven)
CD-R/RW BACKUP NAME 1 (*1)
Sample 1 Sample 2 Folder 1
Performance A Sample A1 Sample A2 Sample A3
BACKUP NAME 2 (*2)
Backup
Performance A Sample A1 Sample A2 Sample A3
Wat is een CD-R/CD-RW?
Een CD-RW (Compact Disk Re-Writable) werkt ongeveer volgens hetzelfde principe als een CD-R, maar laat wel toe om de reeds weggeschreven data weer te wissen (door de volledige CD-RW te formatteren). Een CD-R of CD-RW hoeft u niet te formateren om er data naar te kunnen wegschrijven. U kunt een CD-RW echter formatteren als u de data ervan niet meer nodig hebt en de schijf voor nieuwe data wilt gebruiken.
Data archiveren De volgende data kunt u naar een CD-R of CD-RW wegschrijven. Aan een dergelijke “Backup” kunt u ook een naam geven. Voorbeelden: (*1): U hebt het hoogste niveau van de Zip of de externe datadrager gekozen. (*2): U hebt “Folder 1” op de Zip of de externe datadrager gekozen.
[F5 (CLOSE)]:
Na het wegschrijven van data wordt de CD-R/ RW gefinaliseerd en laat dus niet toe om later nog meer data te archiveren. (Een CD-RW zou u echter kunnen formatteren om er weer data naar te kunnen wegschrijven. Maar de vorige Backups bent u dan kwijt.)
[F6 (WRITE)]:
U kunt later nog nieuwe “sessies” op deze CDR/RW archiveren – als de capaciteit dit toelaat. Dit is de meest gebruikelijke keuze.
* Zie “SCSI-apparaten aansluiten” op blz. 107 voor het aansluiten van een CD-R- of CD-RW-drive. * U kunt geen data rechtstreeks van de VP-9000 naar een CD-R of CD-RW wegschrijven.
Test: kijken of u data kunt archiveren Alvorens data op een CD-R of CD-RW te archiveren is het verstandig om even te kijken of er überhaupt nog data naar kunnen worden weggeschreven. 1. Stop de Zip-schijf in de interne drive c.q. schakel de externe datadrager in en bereid hem voor. Hier praten we over de datadrager die de te archiveren bestanden bevat. 2. Druk op [DISK] (indicator licht op). Druk daarna op [PART/s] om naar het “DISK Menu2” te gaan.
Zip, harde schijf
3. Druk op [F6 (CD-R)].
Sample 1 Sample 2 Folder 1
U kunt uw data op twee manieren op CD-R of CD-RW archiveren:
Performance A Sample A1 Sample A2 Sample A3
Write (wegschrijven)
4. Druk op [F1 (WRITE)]. Nu verschijnt de “CD-R/RW WRITE Source”-pagina. 5. Breng de cursor met [▼][▲] of [F4 (√CLOSE)] [F5 (OPEN®)] naar de map die het te archiveren bestanden bevat. De inhoud van die map wordt nu in de tweede displayregel afgebeeld. Als de cursor zich in de eerste regel bevindt, wordt de Volume-naam van de betreffende datadrager afgebeeld.
213
Referentiehandboek
Een CD-R (Compact Disc Recordable) is een CD-ROM waar u data op kunt “branden”. De eenmaal weggeschreven data kunt u niet meer wissen – maar u kunt wel nog bijkomende Backups op die CD-R maken – als er tenminste nog plaats is. (Dit doet u dan in een nieuwe “sessie”.) Zodra de CD-R vol of “gefinaliseerd” is, kunt u ze enkel nog lezen.
Data archiveren (Backup en Bulk Dump)
Druk op [F2(VIEW)] om het bestandtype te kiezen dat moet worden gearchiveerd. Naam van de map/het Volume Bestandstype dat wordt gearchiveerd
Write: data archiveren Als de test succesvol was, wilt u de data natuurlijk archiveren (anders had u de test waarschijnlijk niet uitgevoerd). We vervolgen hier vanaf stap 10 hierboven (“CD-R/RW Destination”-pagina). 11. Steek de zonet uitgeworpen CD-R/RW weer in de drive. Hier wordt dan automatisch de drive gekozen die u daarnet voor de test hebt geselecteerd (als u tenminste met meer dan één CD-R/RW-drive werkt).
6. Druk op [F6 (SELECT)]. Nu verschijnt er een pagina waar u –indien nodig– een andere naam aan uw Backup (het te archiveren bestand) kunt geven:
* Hier kunt u nog een andere naam aan uw Backup geven als dat nodig blijkt. Zie “Namen invoeren” op blz. 116 voor het “drukwerk”.
12. Druk op [F6 (WRITE)]. De nu verschijnende boodschap vraagt u of u de data wel degelijk wilt archiveren.
Aanvankelijk krijgt de Backup dezelfde naam als de gekozen map. Als u het hoogste niveau gekozen hebt, gaat het om de Volume-naam. Maar dat kunt u veranderen. 7. Als u meer dan één CD-R/RW-drive hebt aangesloten, moet u met [F1 (DRIVE)] de drive van bestemming kiezen. 8. Voer, indien nodig, een andere naam in voor de Backup (zie blz. 116). 9. Druk op [F5 (TEST)]. De nu verschijnende boodschap vraagt u of u de test wilt doorvoeren.
Is dat niet de bedoeling, dan moet u op [F1 (CANCEL)] drukken. 13. Druk op [F6 (WRITE)]. Druk op [F5 (CLOSE)] als er daarna geen bijkomende Backups meer op deze CD-R/RW mogen worden gemaakt (zie ook de tabel op blz. 213). Zodra de data gearchiveerd zijn, verschijnt “Completed!”. Daarna keert het display terug naar de “CD-R/RW WRITE Source”-pagina en de CD-R/RW wordt automatisch uitgeworpen. 14. Druk drie keer op [EXIT] om naar de oorspronkelijke display-pagina terug te gaan.
Wilt u de test toch niet laten doorgaan, dan moet u op [F1 (CANCEL)] drukken. 10. Druk op [F6 (WRITE)] om de test uit te voeren. Als er nog data naar de betreffende CD-R of CD-RW kunnen worden weggeschreven, verschijnt de boodschap “Completed!”. Het display keert dan terug naar naar de “CD-R/RW WRITE Destination”-pagina en de CD-R/RW wordt automatisch uitgeworpen. * Als er geen data meer kunnen worden weggeschreven, verschijnt de boodschap “DISK File Write Error!”. Druk dan op [F6 (ACCEPT)] om naar de “CD-R/RW WRITE Source”-pagina terug te keren. Probeer het dan eens met een andere CD-R/RW.
CD-RW opnieuw gebruiken (formatteren) Een CD-RW laat toe om alle data erop weer te wissen, zodat u er andere data naar kunt wegschrijven. Hiervoor moet u de CD-RW formatteren. Als u met de optionele CDR-88RW-2 kit werkt, duurt het formatteren van een CD-RW ongeveer 40 minuten. * Tijdens het formatteren van een CD-RW worden alle data erop gewist. Controleer dus eerst of hij data bevat die u niet wilt verliezen.
1. Stop de te formatteren CD-RW in de CD-RW-drive. 2. Druk op [DISK] (indicator licht op). Druk daarna op [PART/s] om naar het “DISK Menu2” te gaan. 3. Druk op [F6 (CD-R)].
214
Data archiveren (Backup en Bulk Dump)
4. Druk op [F2 (FORMAT)]. Het display beeldt nu de “CD-RW FORMAT”-pagina af. De CD-RW-drive wordt automatisch geselecteerd en het display bevat de naam van de laatste Backup die u naar deze CD-RW hebt weggeschreven.
5. Als u meer dan één CD-RW-drive hebt aangesloten, moet u met [F1 (DRIVE)] de drive van bestemming kiezen. 6. Druk op [F6 (FORMAT)]. Nu wordt u gevraagd of u zeker weet dat alle data tijdens het formateren gewist mogen worden.
Bulk Dump: data via MIDI archiveren Tevens is het mogelijk om bepaalde data als SysEx-datablokken naar externe MIDI-apparaten te versturen en daar te archiveren. Aangezien het om grotere brokken (datablokken) gaat, heet deze operatie “Bulk Dump”. Hiervoor moet u de MIDI OUT-connector van de VP-9000 aansluiten op de MIDI IN-connector van de sequencer e.d. Maar opgelet: golfvormdata worden niet verzonden, omdat dat gewoon te lang zou duren en teveel plaats zou vergen. U moet de Samples dus nog steeds naar een Zipschijf e.d. wegschrijven. De Performance- en Sample-instellingen evenals de System-parameters kunt u echter wel als Bulk Dump via MIDI archiveren.
Druk op [F1 (CANCEL)] als dat niet de bedoeling is. 7. Druk op [F6 (FORMAT)] om de CD-RW te formatteren. Zodra dat gebeurd is, beeldt het display de melding “DISK Format Completed!” af en de CD-RW wordt automatisch uitgeworpen. 8. Druk op [F6 (ACCEPT)] om terug te keren naar de “CD-RW FORMAT”-pagina. Aangezien de CD-RW nu helemaal niets meer bevat, beeldt het display geen enkele informatie af:
SYSTEM:
System-parameters De volgende instellingen worden echter nooit gearchiveerd: Device ID, Rx SysEx Sw, LCD Contrast, Backlight Saver
PERFORM:
Alle Performance-parameters
PERFORM PART1–6:
Enkel de Performance Part-parameters
SAMPLE:
Sample-parameters
Werkwijze 1. Sluit de MIDI OUT-connector van de VP-9000 aan op de MIDI IN-connector van de externe sequencer e.d. 2. Druk op [UTILITY] (indicator licht op). Het display beeldt nu de “UTILITY Menu1”-pagina af. Als dat niet het geval is, moet u op [w/PART] drukken. 3. Druk op [F5 (BULK)].
9. Druk drie keer op [EXIT] om naar de oorspronkelijke display-pagina terug te gaan. * Als u in stap 4 een CD-R-drive of -schijf selecteert, verschijnt de volgende foutmelding. Druk dan op [F1 (DRIVE)] om de CD-RW-drive te kiezen, of op [EXIT] om naar de vorige pagina terug te keren.
4. Kies het te verzenden parametertype met [DEC/–] [INC/+] of de VALUE-regelaar. * Als u PERFORM PART 1–6 kiest, moet u op [▼] drukken en met [DEC/–] [INC/+] of de VALUE-regelaar de Part selecteren. * Als u SAMPLE kiest, moet u op [▼] drukken en met de VALUEregelaar de Sample kiezen. Druk op [F5 (LIST)] om een Sample uit de dan verschijnende lijst te kunnen kiezen (blz. 118).
5. Start de opname van de externe sequencer. 6. Druk op [F6 (EXEC)] om de data te verzenden. Druk op [F1 (ABORT)] om de overdracht halverwege al te stoppen (de reeds verstuurde data zijn dan echter onbruikbaar). Zodra de Bulk Dump beëindigd is, beeldt het display de melding “Completed!” af en keert het terug naar de “UTILITY Bulk Dump”-pagina.
215
Referentiehandboek
Bulk Dump-types
Data archiveren (Backup en Bulk Dump)
7. Stop de opname van de sequencer. 8. Druk twee keer op [EXIT] om naar de oorspronkelijke pagina terug te gaan.
Bulk Dump naar de VP-9000 zenden * Als u het volgende doet, worden de betreffende parameters in het interne geheugen overschreven. Sla die, indien nodig, eerst extern op (via MIDI of op een Zip e.d., zie ook blz. 205).
1. Verbind de MIDI OUT-connector van de externe sequencer e.d. met de MIDI IN-connector van de VP-9000. 2. Kies op de VP-9000 weer hetzelfde Device ID-nummer als hetgene dat u tijdens de Bulk Dump hebt gebruikt (als u dat nummer tenminste sindsdien hebt veranderd). Zie hiervoor “Device ID” op blz. 201. 3. Zet de SysEx-ontvangstschakelaar op ON. Zie “SysEx” op blz. 202. 4. (Op de externe sequencer:) Laad de Song e.d. met de te verzenden Bulk-data en start de weergave. * Kies hiervoor hetzelfde tempo als tijdens de opname van de Bulk Dump. Als u namelijk een sneller tempo kiest, kan de VP-9000 de data eventueel niet snel genoeg verwerken.
216
13. Fabrieksinstellingen laden Initialize Er bestaan twee Initialize-functies: één voor de Performance en een tweede voor Samples.
Sample initialiseren Met deze functie roept u weer de fabrieksinstelling op voor de gekozen Sample. De naam en de categorie van de Sample veranderen echter niet en ook de golfvorm blijft behouden – en de Sample-parameters worden dus geïnitialiseerd. 1. Druk op [UTILITY] (indicator licht op). Het display beeldt nu de “UTILITY Menu1”-pagina af. Als dat niet het geval is, moet u op [w/PART] drukken. 2. Druk op [F4 (INIT)] en op [F2 (SAMPLE)].
* Met [F5 (LIST)] kunt u een lijst oproepen en daar de te initialiseren Sample kiezen (zie blz. 118).
4. Druk op [F6 (INIT)] om de Sample te initialiseren.
Factory Reset (fabrieksinstellingen oproepen) Met deze functie initialiseert u de VP-9000 in z’n geheel. Hier worden ook de Sample-namen en golfvormen geïnitialiseerd, zodat de VP-9000 daarna net zo leeg is als onmiddellijk na het inschakelen. * Alvorens deze functie te gebruiken moet u alle nog benodigde data naar een Zip e.d. wegschrijven om ze niet te verliezen (blz. 205).
1. Druk op [UTILITY] (indicator licht op). Het display beeldt nu de “UTILITY Menu2”-pagina af. Als dat niet het geval is, moet u op [PART/s] drukken. 2. Druk op [F1 (FACTRY)].
Als u de VP-9000 toch niet wilt initialiseren, moet u op [EXIT] drukken. 3. Druk op [F6 (EXEC)] om de VP-9000 wél te initialiseren. Het display beeldt nu even “Completed!” af en springt dan terug naar de “PERFORM Play”-pagina.
Het display beeldt nu even “Completed!” af en keert dan terug naar de “SAMPLE Play”-pagina.
Performance initialiseren Ziehier wat u moet doen om weer de fabrieksinstellingen voor de Performance op te roepen. * Tijdens het initialiseren wordt Sample A001 aan Part 1 toegewezen, Sample A002 aan Part 2,… en Sample A006 aan Part 6.
1. Druk op [UTILITY] (indicator licht op). Het display beeldt nu de “UTILITY Menu1”-pagina af. Als dat niet het geval is, moet u op [w/PART] drukken. 2. Druk op [F4 (INIT)] en op [F2 (PERFRM)].
3. Druk op [F6 (INIT)] om de Performance te initialiseren. Het display beeldt nu “Completed!” af en keert terug naar de “PERFORM Play”-pagina.
217
Referentiehandboek
3. Kies met [DEC/–] [INC/+] of de VALUE-regelaar de Sample die u wilt initialiseren.
Fabrieksinstellingen laden
14. Varia
Varia
Verhelpen van problemen In sommige gevallen beeldt het display een foutmelding af. Ziehier wat die meldingen betekenen en hoe u het probleem eventueel de wereld uit kunt helpen. * Noch Roland Corporation, noch Roland Benelux kunnen aansprakelijk worden gesteeld voor het verlies van data en de daarmee gepaard gaande schade.
VP-9000 kan niet worden ingeschakeld Hebt u het netsnoer naar behoren aangesloten? Geeft het gekozen stopcontact wel stroom af? Controleer dit even.
Kloppen de effectinstellingen? Controleer even of de effecten uitgeschakeld zijn (blz. 149), welk M-FX-aandeel er gekozen is (blz. 150) en het uitgangsvolume van de effectblokken zelf. Kloppen de uitgangstoewijzingen? Controleer dit even (blz. 201). Hebt u het volume met een speelhulp, een Fader e.d. van het MIDI-klavier op de minimumwaarde gezet? Zet de speelhulp e.d. weer in de originele stand of houd [SHIFT] ingedrukt, terwijl u op [PERFORM] drukt. U zou ook op de “Panic”-toets kunnen drukken (blz. 201). Hebt u ATT op een te lage waarde gezet?
U hoort niets
Kies een grotere waarde (blz. 200).
Hebt u de versterker, het mengpaneel, de actieve luidsprekers ingeschakeld?
Het volume van de OUTPUT-connectors is ondanks alle instellingen te laag
Controleer even of alle benodigde apparaten ingeschakeld zijn.
Gebruikt u misschien een kabel met een weerstand in? Werk enkel met kabels zonder weerstand.
Hebt u een geschikt volume in gesteld? Controleer de volume-instelling op de VP-9000, het mengpaneel, de versterker e.d.
Niet alle MIDI-commando’s worden verzonden/ontvangen
Kloppen de aansluitingen?
Weet u zeker dat de instellingen van de MIDI-kanalen kloppen?
Sluit een hoofdtelefoon aan op de VP-9000. Hoort u daar wél wat u speelt, dan hebt u misschien de verkeerde uitgangen van de VP-9000 c.q. de foute ingangen van het mengpaneel, de versterker e.d. gekozen. Controleer bovendien of alle kabels naar behoren werken. Zendt het MIDI-klavier e.d. op het juiste MIDI-kanaal? Zorg dat minstens één Part op het MIDI-kanaal ontvangt dat u op het MIDI-klavier e.d. als zendkanaal gekozen hebt (blz. 141). Misschien spreekt de Part momenteel een Sample aan die geen golfvorm bevat. Die Sample klinkt dus niet. Kies een Sample waar wél een golfvorm aan is toegewezen (blz. 125). Probeert u een Sample aan te sturen die nog niet gecodeerd is (d.w.z. een Sample zonder “ “)? U moet de Sample eerst coderen (blz. 195). Hebt u het volume van de Part op de minimumwaarde gezet? Corrigeer dat even (blz. 138). Hebt u een beperkt nootbereik aan de betreffende Part toegewezen? Controleer dat even (blz. 139). Heeft de Part een CC07 (Volume) of CC11 (Expression) commando ontvangen dat het volume te laag heeft ingesteld? Houd [SHIFT] ingedrukt, terwijl u op [PERFORM] drukt. Of druk op de “Panic”-toets (blz. 201).
218
Controleer de MIDI-kanalen van de Parts (blz. 141) en van het controlekanaal (blz. 201). Staan de MIDI-ontvangstschakelaars goed ingesteld? Controleer dat even (blz. 141). Bovendien zijn er schakelaars voor aparte MIDI-commando’s. Zie (blz. 201 en 202). Kloppen de instellingen voor de ontvangst van SysEx-data? Zorg eerst en vooral dat het Device ID-nummer (blz. 201) van de VP-9000 overeenkomt met dat van de binnenkomende SysEx-data. Controleer bovendien of de VP-9000 überhaupt SysEx-data kan ontvangen (zie “SysEx” op blz. 202). Is de DEMO PLAY-pagina geselecteerd? Zolang dat het geval is reageert de VP-9000 niet op binnenkomende MIDI-commando’s.
Een SCSI-datadrager wordt niet herkend Hebt u de VP-9000 en de overige apparaten in de juiste volgorde ingeschakeld? Zie “Inschakelen” op blz. 27. Bij sommige SCSI-apparaten duurt het even voordat de VP-9000 ze herkent. Als dat bij één van uw datadragers het geval is, moet u een grotere “SCSI Probe Time”-waarde kiezen (blz. 203). Schakel de VP-9000 daarna uit en weer in. Als het SCSI-apparaat nog steeds niet wordt herkend, kunt u het niet met de VP-9000 gebruiken.
Varia
Een golfvorm wordt maar gedeeltelijk geladen
De Sample wordt niet naar behoren afgespeeld
Gaat het om een bijzonder lange golfvorm?
Wanneer u een Sample met veel galm of zonder duidelijke toonhoogte volgens het SOLO-principe codeert, wordt hij niet naar behoren afgespeeld.
De maximale duur voor een Sample in het RAM-geheugen is 25 seconden (stereo)/50 seconden (mono). Langere golfvormen worden dus maar gedeeltelijk geladen.
In het display staat “Trigger Mode: MANUAL Wait MIDI(F8)...”, maar de VP-9000 begint niet te sampelen Als ook de metronoom met een externe sequencer e.d. wordt gesynchroniseerd, begint die wel te tellen? Controleer even of de VP-9000 synchronisatie-signalen (MIDI Clock) ontvangt.
Hebt u de metronoom op OFF gezet? Controleer dit even (blz. 189). Weet u zeker dat de metronoom een extern MIDI Clocksignaal ontvangt? Dat kan haast niet, want anders zou hij beginnen te tellen. Misschien is het slimmer om de metronoom op INT te zetten (blz. 137).
De Sample is nog steeds niet gecodeerd In sommige zeldzame gevallen kan een Sample inderdaad niet gecodeerd worden. Druk op [F1 (ABORT)] om het coderen te stoppen. Deze Sample gebruikt u het best niet met de VP-9000.
Bij het aansturen van meerdere Samples tegelijk in een hoog register c.q. bij gebruik van sommige effecten treedt er vervorming op. Verminder het volume van de betreffende Parts (blz. 138) of verminder het volume van de betreffende Samples met (blz. 194). Nog een mogelijkheid is het verminderen van de ATT-waarde (blz. 200). Misschien is er een hardware-fout opgetreden. Laad de Performance “User Hard Check” van de bijgeleverde Zip-schijf (blz. 120) en druk op [PREVIEW] om de betreffende Sample af te spelen (blz. 126). Deze Sample (van een sinusgolf) is aan Part 1 toegewezen (“pong, pong, pong”). Als de kwaliteit daarvan OK is, is er niets aan de hand met de hardware. Dus hebt u waarschijnlijk een extreme Pitch-, Time- of Formant-waarde ingesteld, zodat de VP-9000 even niet kan volgen en er niet veel van bakt. Doe het iets rustiger aan. (Is er wél een hardware-probleem, dan moet u contact opnemen met uw Roland-dealer.)
U hoort de effecten niet Hebt u [MULTI][CHORUS][REVERB] uitgeschakeld? Druk op de betreffende knop(pen) om de effecten weer in te schakelen (blz. 149).
De toonhoogte klopt niet
Kloppen de effectinstellen?
Staat Master Tune goed ingesteld?
Als het effectaandeel op “0” staat, hoort u het effect niet. Ga dit even na (blz. 150).
Controleer dit even (blz. 200). Is de Performance goed gestemd? Controleer dit even (blz. 137). Staat de toonhoogte van de Part goed ingesteld? Controleer dit even (blz. 138). Misschien hebt u de Fine Tune-instelling gewijzigd.
Als ook dat geen uitkomst biedt, moet u het uitgangsvolume van de effecten zelf controeleren. Waarschijnlijk staat dat dan op “0” (blz. 150). Als u een Part op MAIN, DIR1 of DIR2 zet, wordt hij niet door het multi-effect bewerkt (blz. 150).
Controleer dit even (blz. 129).
Bij gebruik van Groove is de synchronisatie zoek
Misschien werd de toonhoogte door via MIDI ontvangen Pitch Bend-commando’s gewijzigd.
Hebt u Tempo Sync voor de betreffende Part op OFF gezet?
Houd [SHIFT] ingedrukt, terwijl u op [PERFORM] drukt. Of druk op de toets die dienst doet als “Panic Key” (blz. 201). Ligt de gespeelde noot ver van de Original Pitch-noot vandaan? Bij sommige Samples gebeurt het dan dat de toonhoogte van de aangestuurde Sample te wensen over laat.
Schakel die Parameter in. Als u de Sample met één toets start en die dan heel lang ingedrukt houdt, kan het inderdaad gebeuren dat de synchronisatie na verloop van tijd begint af te wijken. Start de Sample dus regelmatig opnieuw (door dezelfde toets nog eens in te drukken). Dat is altijd veiliger.
219
Referentiehandboek
De metronoom begint niet, hoewel de VP-9000 al sampelt
SOLO is alleen geschikt voor audiomateriaal met weinig of geen galm. Als deze Sample veel galm bevat, kiest u het best ENSEMBLE of BACKING (blz. 195).
Varia
De Part loopt niet synchroon Hebt u Tempo Sync voor die Part ingeschakeld? Doe dat nu (blz. 138). Klopt de Original Tempo-instelling van de Sample? Controleer die instelling even (blz. 192). Hebt u de Time-waarde veranderd? Zet de [TIME]-regelaar weer in het midden (of de betreffende speelhulp in de neutrale stand) (blz. 142). Als u de Sample met één toets start en die dan heel lang ingedrukt houdt, kan het inderdaad gebeuren dat de synchronisatie na verloop van tijd begint af te wijken. Start de Sample dus regelmatig opnieuw (door dezelfde toets nog eens in te drukken). Dat is altijd veiliger. Als u de Sample niet in een Loop afspeelt, kunt u het tempo ervan handmatig wijzigen. Zie “De snelste manier om een “mankende” synchronisatie te corrigeren” op blz. 113.
De LFO- of effectparameters lopen niet synchroon met het tempo Hebt u Tempo Sync voor de betreffende Part op OFF gezet? Zet deze parameter op ON (blz. 138).
Het geluid stopt niet meer Hebt u “Trigger Mode” voor de betreffende Sample op TRIGGER gezet? Als dat het geval is, blijft de Sample zo lang doorlopen tot u de betreffende toets nog een keer indrukt. Soms loopt de Sample zelfs onverstoorbaar door wanneer u de sequencer stopt. Houd dan [SHIFT] ingedrukt, terwijl u op [PERFORM] drukt. Of druk op de toets die dienst doet als “Panic Key” (blz. 201). Hierdoor stopt u alle momenteel klinkende Samples.
Boodschappen in het display Tijdens het werken met de VP-9000 verschijnen er soms verschillende boodschappen in het display. Meer bepaald gaat het om vier soorten boodschappen: ERROR:
Een dergelijke boodschap verschijnt wanneer u iets doet wat (op dat moment) niet kan.
WARNING:
Wees voorzichtig bij wat u nu gaat doen.
MESSAGE:
Houdt u op de hoogte van de actuele status.
Venster:
Houdt u op de hoogte van de actuele status. Een dergelijke boodschap verschijnt tevens wanneer u iets wilt doen wat (op dat moment) niet kan of niet kan worden uitgevoerd.
De boodschappen worden in alfabetische volgorde voorgesteld.
ERROR-boodschappen ERROR-boodschappen kunt u enkel aanvaarden door op [F6 (ACCEPT)] te drukken. ■ AUTO PERFORM LOAD Cannot Find Target File! Oorzaak: De voor “Auto Performance Load” gekozen Performance is zoek. Oplossing1: Kijk even of de benodigde datadrager aangesloten en ingeschakeld is. Gaat het om en Zip-schijf, dan moet u die in de drive stoppen. Oplossing2: Hebt u de betreffende Performance gewist? Kies dan een andere Performance (blz. 203). ■ DISK Disk Full! Oorzaak: De betreffende datadrager is vol. U kunt er geen data meer naar wegschrijven. Oplossing: Wis alle niet meer benodigde bestanden van de datadrager (blz. 199) of gebruik een andere datadrager. ■ DISK File not Found! Oorzaak: Na het wegschrijven van een Performance hebt u één van de Samples ervan gewist of er een andere naam aan gegeven. De betreffende Sample kon dus niet worden geladen. Oplossing: Laad de Sample afzonderlijk (en wijs hem eventueel aan een Part toe) en schrijf de Performance dan weer weg naar disk. ■ DISK File Read Error! Oorzaak 1: Het bestand is beschadigd en kan niet worden geladen. Oplossing1: Dit bestand mag u in geen geval gebruiken.
220
Varia
Oorzaak 2: Er is een probleem met de betreffende SCSIdatadrager. Oplossing2: Controleer het SCSI-apparaat en de stroomvoorziening ervan. ■ DISK File Write Error! Oorzaak 1: De datadrager heeft een formaat dat de VP-9000 niet kan lezen. Oplossing 1:Gebruik een datadrager die de VP-9000 wel kan lezen of formatteer hem.
Oplossing: Wis alle niet meert benodigde Samples uit het RAM-geheugen (blz. 199) of defragmenteer het RAM-geheugen (blz. 197). ■ DISK Too Many Channels! Cannot Load This Wave. Oorzaak: Dit bestand bevat golfvormdata voor drie of meer kanalen en kan dus niet worden gelezen. Oplossing: Dit bestand mag u in geen geval laden. ■ DISK Unknown Disk Error! Oorzaak: Er is een onbekende disk-fout opgetreden.
Oplossing2: Controleer het SCSI-apparaat en de stroomvoorziening ervan.
Oplossing: Neem contact op met uw Roland-dealer.
Oorzaak 3: De overdrachtssnelheid is aan de lage kant. Daarom konden de data niet naar de CD-R/ RW worden weggeschreven.
■ EEP-ROM System Backup Error! Oorzaak: Er is een probleem met het geheugen dat de System-instellingen bevat.
Oplossing3: Kopieer de bestanden die u wilt “backup’en” naar een harde schijf. Probeer de Backup-operatie daarna nog een keer. ■ DISK Illegal Format! Oorzaak: Het dataformaat wordt niet herkend. Het bestand kan dus niet worden gelezen. Oplossing: Dit bestand mag u in geen geval gebruiken. ■ DISK Illegal PCM Wave! Cannot Load This Wave. Oorzaak: Dit bestand bevat een compressie die de VP-9000 niet kan ontcijferen. Oplossing: Probeer dit bestand op het oorspronkelijke apparaat (computer e.d.) in het 8- of 16-bit formaat te converteren. ■ DISK Illegal Sampling Rate! Cannot Load This Wave. Oorzaak: Het bestand hanteert een sampling-frequentie die de VP-9000 niet kan lezen. Oplossing: Probeer het bestand op het oorspronkelijke apparaat te converteren naar 48, 44.1, 32, 30, 24, 22.05, 16, 15, 11 of 8 kHz. ■ DISK Memory Error! Oorzaak:
De golfvormdata kunnen niet worden gelezen c.q. weggeschreven.
Oplossing: Test het RAM-geheugen (blz. 106). ■ DISK Memory Full! Oorzaak: Het RAM-geheugen is vol, zodat geen bijkomende data meer kunnen worden geladen.
Oplossing: Neem contact op met uw Roland-dealer. ■ ENCODE Encode Error! Oorzaak: De Sample kan om de één of andere reden niet worden gecodeerd. Oplossing: Maak de Sample korter (blz. 193). Wis anders alle niet meer benodigde Samples uit het RAMgeheugen (blz. 199) of defragmenteer het geheugen (blz. 197). ■ ENCODE Memory Error! Oorzaak:
De golfvormdata kunnen niet worden gelezen c.q. weggeschreven.
Oplossing: Test het RAM-geheugen (blz. 106). ■ ENCODE Memory Full! Oorzaak: Het RAM-geheugen volstaat niet meer om de data te coderen. Oplossing: Maak de Sample korter (blz. 193). Wis anders alle niet meer benodigde Samples uit het RAMgeheugen (blz. 199) of defragmenteer het geheugen (blz. 197). ■ ENCODE Unknown Encode Error! Oorzaak: Tijdens het coderen is er een fout opgetreden. Oplossing: Neem contact op met uw Roland-dealer. ■ SAMPLING/UTILITY Memory Full! Oorzaak: Het RAM-geheugen is vol. Dus werd de Sample maar gedeeltelijk geladen. Oplossing: Wis alle niet meer benodigde Samples (blz. 199) of defragmenteer het RAM-geheugen (blz. 197).
221
Referentiehandboek
Oorzaak 2: Er is een probleem met de betreffende SCSIdatadrager.
Varia
■ WAVE EDIT Copy Buffer not Allocated! Oorzaak: Het RAM-geheugen volstaat niet meer voor het kopiëren van de data. Oplossing: Kies een korter fragment voor de kopie (blz. 193). Wis alle niet meer benodigde Samples (blz. 199) of defragmenteer het RAMgeheugen (blz. 197). ■ WAVE EDIT Memory Allocation Error! Oorzaak: Het RAM-geheugen volstaat niet voor het gekozen commando (Insert, Zero Insert, Region, Paste). Oplossing: Wis alle niet meer benodigde Samples (blz. 199) of defragmenteer het RAM-geheugen (blz. 197). ■ WAVE EDIT Stereo/Mono Mismatch! Oorzaak 1: De ene Sample is mono, de andere stereo. Oplossing 1:Voer het commando (Past, Divide enz.) uit voor de juiste Sample van bestemming. Oorzaak 2: U hebt “LR Mix” willen uitvoeren, maar de Sample is al mono. Oplossing 2:“LR Mix” hebt u enkel nodig voor stereo Samples. ■ WAVE EDIT Unknown Edit Error! Oorzaak: Tijdens het editen van de golfvorm is er een onbekende fout opgetreden. Oplossing: Neem contact op met uw Roland-dealer.
WARNING-boodschappen
■ CD-RW FORMAT All Data on the Disk Will Be Lost. Are You Sure? Situatie: Tijdens het formatteren worden alle data op de CD-RW gewist. Is dat OK? Oplossing: Druk op [F1 (CANCEL)] om te stoppen of op [F6 (FORMAT)] om door te gaan. ■ DELETE FILE/FOLDER This Will Clear the File(s) /Folder(s). Are You Sure? Situatie: Mag het bestand of de map worden gewist? Oplossing: Druk op [F1 (CANCEL)] om te stoppen of op [F6 (DELETE)] om het bestand te wissen. ■ DELETE SAMPLE Number ‘****’ Will Be Deleted. Are You Sure? Situatie: De Sample ‘****’ wordt gewist. Is dat OK? Oplossing: Druk op [F1 (CANCEL)] om te stoppen of op [F6 (DELETE)] om de Sample te wissen. ■ DISK Write Protected! Oorzaak: De Zip-schijf is beveiligd. Oplossing: Druk op [F6 (ACCEPT)] om de boodschap te wissen en schakel de beveiliging uit (blz. 212). U zou ook een andere datadrager kunnen gebruiken. ■ DUPLICATE FILENAME File ‘****************’ Already Exists! Oorzaak: De plaats van bestemming bevat al een bestand met de naam ‘****************’.
Bij een waarschuwing kunt u iets doen om de “fout” recht te zetten.
Oplossing: Druk op [F1 (CANCEL)] om te stoppen of op [F6 (REPLCE)] om het oude bestand te overschrijven.
■ CD-R/RW TEST WRITE Press [F6] to Test Write. Are You Sure? Situatie: De VP-9000 gaat nu testen of de data naar de CD-R/RW kunnen worden weggeschreven. Mag de test worden uitgevoerd?
■ FULL FORMAT All Data on the Disk Will Be Lost. It Will Take a Long Time. Are You Sure? Situatie: Als u FULL kiest, worden alle data op die datadrager gewist. Dit duurt wel even. Is dat OK?
Oplossing: Druk op [F1 (CANCEL)] om te stoppen of op [F6 (WRITE)] om door te gaan.
Oplossing: Druk op [F1 (CANCEL)] om te stoppen of op [F6 (FORMAT)] om de datadrager te formateren.
■ CD-R/RW WRITE Press [F6] to Write. Press [F5] to Write & Close. Are You Sure? Situatie: OK om een Backup te maken op CD-R/RW? Action:
222
Druk op [F1 (CANCEL)] om te stoppen of op [F6 (WRITE)] om de Backup te maken. Druk op [F5 (CLOSE)] als u daarna geen Backups meer wilt maken.
■ LOAD DEMO Replace All Data. Are You Sure? Situatie: Tijdens het laden van de demodata worden de data in het interne geheugen overschreven. Is dat OK? Oplossing: Druk op [F1 (CANCEL)] om te stoppen of op [F6 (OK)] om de data in het RAM-geheugen te overschrijven.
Varia
■ OTHER SAMPLE EXISTS Number ‘****’ Already Exists in Another Sample. Clear Sample? Oorzaak: Het geheugen ‘*****’ bevat al een Sample. Mag die worden gewist?
■ SAME NAME SAMPLE EXISTS Samples Already Loaded in Internal Memory. Just Load Needed Samples?
Oplossing: Druk op [F1 (CANCEL)] om te stoppen of op [F6 (CLEAR)] om de Sample te overschrijven.
Oplossing: Druk op [F5 (QUICK)] om enkel de benodigde Samples te laden (Samples met een nog niet gebruikte naam en Samples die van een “E” voorzien zijn). Druk op [F6 (ALL)] om alle Samples te laden.
■ OTHER SAMPLES EXIST Samples Already Exist at Dest Numbers. Clear Samples? Oorzaak: Op de plaats van bestemming bevinden zich al andere data.
■ QUICK FORMAT All Data on the Drive Will Be Lost. Are You Sure? Oorzaak: Tijdens het uitvoeren van QUICK worden alle data gewist. Mag dit? Oplossing: Druk op [F1 (CANCEL)] om te stoppen of op [F6 (FORMAT)] om de datadrager te formateren. ■ RESERVED NAME This Name is Reserved. Please Enter Another Name. Oorzaak: Deze naam kunt u niet gebruiken. Oplossing: Druk op [F6 (ACCEPT)] en wijs vervolgens een andere naam toe (blz. 116). ■ SAME FILENAME EXISTS File ‘****************’ Already Exists in Internal Memory! Oorzaak: Het RAM-geheugen bevat al een Sample met de naam ‘****************’. Oplossing: Druk op [F1 (CANCEL)] om te stoppen, of op [F6 (REPLCE)] om de Sample in het interne geheugen te overschrijven. ■ SAME NAME EXISTS Same Name Already Exists in Internal Memory! Please Enter Another Name. Oorzaak: Het RAM-geheugen bevat al een Sample met dezelfde naam.
Het RAM-geheugen bevat gewijzigde Samples die u nog niet hebt weggeschreven.
■ SAME NAME SAMPLE EXISTS Samples Already Saved on Disk. Just Save(Replace) Needed Samples? Oorzaak: De plaats van bestemming bevat al Samples met dezelfde naam. Oplossing: Druk op [F5 (QUICK)] om enkel de geëdite Samples (“E”) weg te schrijven. Druk op [F6 (ALL)] om de Performance en alle Samples in het RAM-geheugen weg te schrijven. Samples met dezelfde naam op de datadrager worden dan overschreven. ■ SAVE SAMPLE Wave Data Doesn’t Exist! Cannot Save This Sample! Oorzaak: De Sample kan niet worden weggeschreven omdat hij geen golfvorm bevat. ■ WAVE EDIT Copy Buffer not Avail! Are You Sure? Oorzaak: Tijdens het uitvoeren van Cut of Clear worden de data ook gekopieerd. De capaciteit van het RAM-geheugen volstaat echter niet meer voor het bufferen van de data. Toch knippen of verwijderen? (Er is dan echter geen weg meer terug, d.w.z. u kunt de verwijderde data niet meer op dezelfde plaats plakken.) Oplossing: Druk op [F1 (CANCEL)] om te stoppen. Om de data toch te kopiëren, kunt u een aantal dingen doen: a) kies een korter fragment voor Cut/ Clear, b) wis niet meer benodigde data in het RAM-geheugen, of c) defragmenteer het RAMgeheugen. Om te knippen/te verwijderen zonder te kopiëren drukt u op [F6 (OK)].
Oplossing: Druk op [F6 (ACCEPT)] en wijs vervolgens een andere naam toe aan de Sample (blz. 116).
223
Referentiehandboek
Oplossing: Druk op [F1 (CANCEL)] om te stoppen of op [F6 (CLEAR)] om de Samples in de geheugens van bestemming te overschrijven.
Oorzaak:
Varia
MESSAGE-vensters Wanneer een MESSAGE-venster verschijnt, moet u op [F6 (ACCEPT)] drukken om het venster te sluiten. ■ DIGITAL OUT Sampling Rate is Fixed 44.1kHz While Sampling. Situatie: Tijdens het sampelen hanteert de VP-9000 de sampling-frequentie 44.1 kHz. Als de (digitale) signaalbron op 32 kHz of 48 kHz zendt, wordt deze boodschap afgebeeld. Oplossing: Druk op [F6 (ACCEPT)] om deze melding te wissen. ■ DISK Format Completed! Situatie: De datadrager is geformatteerd. Oplossing: Druk op [F6 (ACCEPT)] om het venster te sluiten. ■ EDITED SAMPLE EXISTS If You Need This Sample, Save Sample Immediately. Situatie: De VP-9000 bevat een Sample die u nog moet wegschrijven. Oplossing: Als u die Sample nog nodig hebt, moet u hem nu wegschrijven. Druk op [F6 (ACCEPT)] om het venster te sluiten.
Boodschappen Boodschappen worden maar even afgebeeld en verdwijnen dan weer automatisch. ■ Cannot Delete This Event! Oorzaak: Een Event aan het begin of het einde van een Sample kunt u niet wissen. ■ CD-R/RW Drive Not Found! Oorzaak: De CD-R/CD-RW-drive is zoek. Oplossing: Sluit de CD-R of CD-RW aan (blz. 107). ■ Checking the disk... Situatie: De datadrager wordt gecontroleerd. ■ Completed! Situatie: Het commando is uitgevoerd.
■ Dest Disk Incorrect! Oorzaak: Het formaat van de gekozen datadrager kan door de VP-9000 niet worden gelezen. Oplossing: Formateer de datadrager of gebruik een andere schijf. ■ Disk Full! Oorzaak: De datadrager is vol. Oplossing: Wis niet meer benodigde bestanden (blz. 208) of gebruik een andere datadrager. ■ Disk Not Ready! Oorzaak: De Zip is niet aanwezig. Oplossing: Stop de datadrager in drive. ■ Event Doesn’t Exist Here! Oorzaak: De gekozen plaats bevat geen Event. Oplossing: Kies een plaats die een Event bevat. ■ Event Interval Too Narrow! Oorzaak: Het nieuwe Event zou zich te dicht bij een ander Event bevinden. Oplossing: Plaats het Event verder van het andere Event vandaan. ■ File/Folder Name Duplicate! Oorzaak: Op de plaats van bestemming bevindt zich al een bestand of map met dezelfde naam. Oplossing 1:Kies een andere naam (blz. 116). Oplossing 2:Schrijf de data weg naar een map die nog geen bestand c.q. map met die naam bevat. ■ Folder Level Too Deep! Oorzaak: De nieuwe map zou zich zo diep in de hiërarchische structuur bevinden dat de VP-9000 er niet meer aankan. Oplossing: Maak de map op een hoger niveau aan. ■ Folder Name Exists! Oorzaak: Er bestaat al een map met die naam. Oplossing: Wijs een andere naam toe aan de map (blz. 116). ■ Improper Name! Oorzaak: De naam van de map of het Volume bevat geen tekens. Oplossing: Voer eerst een naam in (blz. 116) en probeer het dan nog eens.
■ Copy Buffer Empty! Oorzaak: U wilt data plakken (Paste) of invoegen (Insert), terwijl er zich geen data in de buffer bevinden.
■ Memory Full! Oorzaak: Het RAM-geheugen is vol.
Oplossing: Kopieer eerst data naar de buffer om ze te kunnen plakken of invoegen (blz. 193).
Oplossing: Wis alle niet benodigde Samples uit het RAMgeheugen (blz. 199) of defragmenteer het RAMgeheugen (blz. 197).
■ Create Folder... Situatie: Er wordt een map aangemaakt.
224
Varia
■ MIDI Buffer Full! Oorzaak: De VP-9000 heeft teveel data tegelijk ontvangen en kan ze niet verwerken. ■ MIDI Communication Error! Oorzaak: Er is een MIDI-hardware-fout opgetreden. Oplossing: Neem contact op met uw Roland-dealer. ■ MIDI Offline! Oorzaak: De aansluiting op MIDI IN is verbroken. Oplossing: Controleer even of de MIDI-kabel misschien defect is. Misschien is de aansluiting ook verbroken. ■ No Space for Name! Oorzaak: Er is geen plaats meer om de naam toe te wijzen.
■ Path Duplicate! Oorzaak: U probeert de data op hetzelfde hiërarchische niveau op te slaan.
■ Too Many Files! Oorzaak: U kunt geen bestanden meer naar de betreffende map wegschrijven. Oplossing: Wis alle niet meer benodigde bestanden (blz. 208) of schrijf het bestand weg naar een andere map. ■ Too Many Folders! Oorzaak: U kunt geen sub-mappen meer aanmaken in de gekozen map. Oplossing: Wis niet meer benodigde mappen (blz. 211) of schrijf de map weg naar een andere map. ■ Writing... Situatie: De data worden weggeschreven. ■ You Cannot Use This Device! Oorzaak: Het gekozen commando laat het gebruik van deze datadrager niet toe. Oplossing: Kies een andere datadrager.
Oplossing: Sla de data ergens anders op. ■ Path Name Too Long! Oorzaak: De naam van het pad is te lang. Oplossing: Kort de naam van de folders in (blz. 116) of schrijf de map weg naar een lager hiërarchisch niveau (blz. 210). * Het “pad” slaat op de plaats binnen de hiërarchische structuur waar de data worden opgeslagen.
■ Phrase Doesn’t Exists! Oorzaak: Het betreffende Sample-fragment bevat geen golfvormdata. Oplossing: Voer het commando uit op een Sample-fragment dat wel golfvormdata bevat. ■ Please wait a minute. Betekenis: Even geduld… ■ Processing... Situatie: Het commando wordt uitgevoerd. ■ Same Name Exists! Oorzaak: Deze naam bestaat al. Oplossing: Voer een andere naam in (blz. 116). ■ Same Sample Oorzaak: U hebt voor Copy/Move/Exchange twee keer hetzelfde geheugen gekozen (Source & Destination). Oplossing: Kies een ander Sample-geheugen en voer het commando nog eens uit. ■ Source Disk Incorrect! Oorzaak: Het gekozen commando laat het gebruik van deze datadrager niet toe.
225
Referentiehandboek
Oplossing: Wijs een andere naam toe (blz. 116).
Oplossing: Kies een andere datadrager.
15. Specificaties
Specificaties
VP-9000: VariPhrase processor
Maximaal ingangsniveau AUDIO IN (voorkant):
Klankopwekking VariPhrase
+6 dBm (REC LEVEL: MIN) tot –34 dBm (REC LEVEL: MAX)
STEREO INPUT (achter): +20, +6, –4 dBm
Parts
Ingangsimpedantie
1~6
AUDIO IN (voorkant):
Polyfonie
10 kΩ
STEREO INPUT (achter): 10 kΩ
6 stemmen
Nominaal ingangsniveau
Intern geheugen
MAIN OUT (L (MONO), R)
Performance:
1
Symmetrisch:
Phrase Maps:
12 Samples (per Part)
Asymmetrisch: +4 dBm
Samples:
1024
RAM-geheugen:
8 MB (uitbreidbaar tot 136MB via SIMMs)
Effecten
+10 dBm
DIRECT OUT 1/2 (L, R) Symmetrisch:
+10 dBm
Asymmetrisch: +4 dBm
Uitgangsimpedantie
Reverb:
9 Sets
Symmetrisch:
2 kΩ
Chorus:
1 Set (8 types)
Asymmetrisch:
1 kΩ
Multi:
40 Sets
Display
Sampling-frequentie
240 x 64 punten (verlicht LCD)
48, 44.1, 32 kHz (sampelen of weergave) 48, 44.1, 32, 30, 24, 22.05, 16, 15, 11, 8 kHz (importeren) 44.1 kHz (intern)
Disk-drive Zip-drive (250 MB)
Aansluitingen
Dataformaat 16-bit lineair (importeren van 8/16-bit bestanden)
Signaalverwerking
Hoofdtelefoon (stereo 1/4” jack) Audio In (1/4” jack, TRS symmetrisch) Digital Audio Interface (conform S/P DIF)
A/D-conversie:
20 bit
OPTICAL (IN, OUT)
D/A-conversie:
20 bit
COAXIAL (IN, OUT)
Intern:
24 bit lineair
SCSI-aansluitingen
Frequentiebereik 20 Hz~20 kHz
-3/-3 dB
Full-pitch, 50 pennen
Output (1/4” jack, TRS symmetrisch)
–78 dBm of minder
MAIN OUT (L (MONO), R)
Asymmetrisch: –84 dBm of minder
DIRECT OUT 1 (L, R)
DIRECT OUT 1/2 (L, R) (IHF-A typ.) –78 dBm of minder
Asymmetrisch: –84 dBm of minder
DIRECT OUT 2 (L, R)
Voeding AC 117 V, AC 230 V of AC 240 V
Nominaal ingangsniveau AUDIO IN (voorkant):
SCSI-B:
Stereo Input (1/4” jack, TRS symmetrisch)
MAIN OUT (L (MONO), R) (VOLUME: MAX, IHF-A typ.)
Symmetrisch:
DB-25 D-Sub
MIDI-aansluitingen (IN, OUT, THRU)
Residuele ruis Symmetrisch:
SCSI-A:
–10 dBm (REC LEVEL: MIN) tot –50 dBm (REC LEVEL: MAX)
STEREO INPUT (achter): +4, –10, –20 dBm (instelbaar via GAIN-schakelaar)
Opgenomen vermogen 25 W (AC 117 V), 25 W (AC 230 V), 25 W (AC 240 V)
Afmetingen 482 (B) x 302 (D) x 87,8 (H) mm (EIA-2U 19” inch rack)
Gewicht 5,4 kg
226
Specificaties
Accessoires Handleiding (x2) Netsnoer Zip-schijf met demodata Sound Library CD-ROM
0 dBm= 0.775 V rms * Wijzigingen van de specificaties en/of het uiterlijk met het oog op productverbeteringen voorbehouden.
Referentiehandboek
227
Specificaties
VARIPHRASE PROCESSOR Model VP-9000
Date : Sep. 21, 1999
MIDI Implementation Chart Transmitted
Function...
Recognized
Basic Channel
Default Changed
X X
1–16 1–16
Mode
Default Messages Altered
X X
Mode 3 Mode 3, 4 (M = 1)
Note Number : True Voice
X **************
0–127 0–127
Note On Note Off
X X
O O
After Touch
Key's Channel's
X X
O O
X
O
Control Change
0, 32 1 5 6, 38 7 10 11 64 65 69 84 91 93 2–5, 7–31, 64–95 *3 2–5, 7–31, 64–95 *3 2–5, 7–31, 64–95 *3 2–5, 7–31, 64–95 *3 98, 99 100, 101
*2
X X X X X X X X X X X X X O O O O X X
O O O O O O O O O O O O (Reverb) O (Chorus) O O O O X O
*1
*1 *1
Bank select Modulation Portamento time Data entry Volume Panpot Expression Hold 1 Portamento Hold 2 Portamento control General purpose effects 1 General purpose effects 3 C1 (General purpose controller 1) C2 (General purpose controller 2) C3 (General purpose controller 3) VC (General purpose controller 4) NRPN LSB, MSB RPN LSB, MSB
*1 *1 *1 *1 *1 *1 *1 *1 *1 *1 *1 *1 *1 *1 *1 *1 *1 *1
O 0–127
*1
**************
System Exclusive
O
O
*1
: Song Position System : Song Select Common : Tune Request
X X X
X X X
System : Clock Real Time : Commands
X X
O X
Program Change
O : True Number
X : All Sound Off : Reset All Controllers X Aux X : Local On/Off Messages : All Notes Off X X : Active Sensing X : System Reset Notes
Mode 1 : OMNI ON, POLY Mode 3 : OMNI OFF, POLY
228
Remarks
**************
Velocity
Pitch Bend
Version : 1.00
*1
Program No. 1–128
*1
O (120, 126, 127) O X O (123–127) O X
* 1 O X is selectable. * 2 Recognized as M=1 even if M≠1. * 3 Can be changed settings. Mode 2 : OMNI ON, MONO Mode 4 : OMNI OFF, MONO
O : Yes X : No
Specificaties
COAXIAL IN OPTICAL IN Pre Gain STEREO INPUT (R, L)
Pre-FX
Sampling
AUDIO IN Resampling
Resampling
Master ATT
Reverb
Cho Rev Send Level
Cho Send Level
Sound generator
Chorus Master Level
Chorus
M-FX Send Level
MAIN OUT (R, L(MONO))
M-FX Cho Send Level
M-FX Rev Send Level
Multi-FX
COAXIAL OUT
M-FX Output Assign
OPTICAL OUT
M-FX Master Level
DIRECT OUT1 (R, L)
DIRECT OUT2 (R, L)
229
Referentiehandboek
Reverb Master Level
Rev Send Level
Index
Index
Symbolen , 86, 87, 195 +, 207 “E”-symbool, 54, 89, 130
A Aanslaggevoeligheid, 131 Accept, 24 Adjust, 191 Aftel, 189 Aftertouch, 143 AIFF, 121 AKAI, 120 Akai, 120 All Off/On (Preview), 126 Save, 96 Alternate, 133 Amphenol, 105, 107 Anti-Phase, 154 Archiveren, 213 Assign, 58, 139 C1~C3, 142 Attentuation, 200 AUDIO IN, 76 Auto Perform Load, 31, 203
B Backing, 86, 196 Backlight Saver, 28 Backup, 213 Bank Select, 97, 125 Bend Range Up/Down, 144 Beveiliging, 91, 205 BF-2, 166 Black, 58 Bovengrens, 73, 139 Bulk Dump, 215
C C1/C2/C3, 50, 142, 143 Calculate, 84, 192 Capaciteit Bestand, 122 Controleren, 212 RAM, 106 Categorie, 93, 117, 130 Preset, 117 CD-R/RW, 213 CD-ROM, 120 CE-1 Chorus Ensemble, 163 CHORUS, 62 Chorus Aan/uit, 149 Parameters, 178 Type, 67 Chromatic, 58 Clear, 193 Clock Src, 137
230
Coarse, 69 Tune, Master, 137 Tune, Part, 138 Coarse Tune, 137 Compressor, 188 Continuous, 133 Contrast, 28, 200 Control Channel, 201 Mode (Pan), 133 Control Sw Formant, 132 Pitch, 132 Time, 132 Copy Bestand, 207 Folder, 210 Samples (RAM), 198 Wave, 193 Count-In, 189 CTRL, 142 Ctrl Ch, 201 Current, 191 Curve (Velocity), 132 Cut, 83, 193 CUT&PASTE, 83
D Data archiveren, 213 [DEC/-], 43 De-esser, 172 Defrag, 197 Delay Effect, 159 Time (LFO), 135 Delete Bestand, 208 Folder, 211 Samples (RAM), 199 Demosongs, 11 Depth, 196 Groove, 147 LFO, 135 Device ID, 201 Digital Out Sampling Rate, 201 Dimfunctie, 28 DIR 1/2, 141, 150 Disk, 204 Info, 212 Mode, 115 Display-contrast, 28 Drive, 120 Drum, 130
E Edit Data, 202 Start/End, 127, 191 Editen, 82
Effect, 62, 149 Aandeel, 63 Configuratie, 65, 149 On/Off, 149 Part, 150 Performance, 150 Phrase, 140 Sampelen, 81 Sampelen (Pre-effect), 188 Encode, 86, 195 Audio-CD, 87 Opnieuw, 129 Pagina, 85 Quick, 119 Solo, 85 Type, 129, 196 Enhancer, 158 Ensemble, 86, 196 Event, 196 EVT, 57, 126 [EXIT], 116 Ext Sync, 135
F Fabrieksinstellingen, 35 Factory Reset, 35, 217 Fade In/Out, 131 In/Out (Trim), 194 Time (LFO), 135 Feel, 143 File Information, 120 Name, 92 Fine Tune Master (Performance), 137 Part, 138 Folder, 209 Formant, 11, 46, 132 Sw, 133 FORMANT/GROOVEregelaar, 47, 142 Format CD-RW, 214 Zip, 89 Zip/harde schijf, 204 Free, 212 Full File Name, 207 Format, 204 Fuzz, 156
G Galm, 64 Zie ook Reverb, 151 GATE, 53 Gate, 130 General, 201 [GROOVE], 147
Groove, 11, 48 Depth, 147
H Hangslot, 212 Harde schijf, 212 Hardware Check, 219 HF-2, 166 Hold, 145 1/2, 131 1/2 Dt, 145 Filter, 141 Loop, 131, 147 Human Feel, 132
I ID, 201 [INC/+], 43 Info, 120 Information Disk, 212 Sample, 129 Initialize, 217 Insert, 193 Invoegen, stilte, 193
K Kbd Map, 57, 126, 138 Definitie, 114 Key Assign, 130 On, 133 Range, 73, 139 Trigger, 134 Keyfollow Formant, 132 Pan, 133 Pitch, 132 Time, 132 [KNOB], 144 KNOB, 49 Knob, 49 Control, 142 Kopiëren, zie Copy
L L VIEW, 191 Label, 212 Latch, 39, 118 Layer, 139 LCD Contrast, 200 Legato, 130, 133 Level LFO, 135 Part, 69, 138 LFO, 134 Realtime-beïnvloeding, 144 Lijst, 43
Index
Limiter, 172, 188 Load, 36 Performance, 120 Sample, 121, 122 Switch, 31, 203 System, 120 Lock, 192 Loop, 56, 131 Hold, 131 Instellen, 192 Start/End, 127, 191 LR Mix, 194 Lwr, 73
M
141
Programmanummers, 125 Remote Kbd, 201 Rx, 41, 68 Samples kiezen, 97 Mix, 187 Mode (Portamento), 133 Modify, 194 Modulation, 143 Momentary, 39, 118 Mono (conversie), 194 Move Bestand, 208 Folder, 210 Samples, 198 Multi, 141 MULTI-EFFECT, 62 Type, 66 Multi-effect Aan/uit, 149 Parameters, 151
O Shift, 75 Octave Shift, 75, 140 Part, 138 System, 202 OD-1/2, 156 Off-In/Out, 135 Offset, 134 Ondergrens, 73, 139 On-In/Out, 135 Opslaan, 204 Zie ook Save Original Fine Tune, 129 Pitch, 71, 78, 129, 188 Tempo, 84, 192 Out Mode, 142 Output, 26, 65, 140
Performance Automatisch laden, 31, 203 Definitie, 114 Initialiseren, 217 Laden, 36, 120 Mode, 115 Naam, 136 Save, 205 Tempo, 72 Wegschrijven, 95 Phrase, 59, 114 Effecten, 140 Map, 126, 139 Mix, 15 Toewijzen, 139 Pitch, 11, 46, 132 Bend, Range, 143 LFO, 135 Part, 69 Range, 144 Regelaar, 46, 142 Sync, 140 Playback, 51, 130 PLT, 137 Poly, 130 Polyfonie, 138 Portamento, 133 Pre-effect, 81, 188 Pre-Gain, 188 Preset, 117 Pre-Trigger, 188 PREVIEW, 38 Preview, 126 Instellen, 39, 202 Program Change, 97, 125 Protect, 205, 212 Password, 212 Protected, 91 PrvwSw, 126, 202
P
Q
P Sync (Pitch Sync), 138 Palette, 137 PALETTE display, 143 Pan, 133, 138 LFO, 135 Part, 69 Panic Key, 54, 201 Part 12 Samples, 139 Definitie, 114 Kiezen, 37 Pagina, 141 Voice Reserve, 138 Paste, 193 [PERFORM], 136
Quick Encode, 119, 197 Format, 204 Save, 96
Name Bestand, 209 Folder, 211 Invoeren, 116 Label, 212 Performance, 136 Sample, 77, 130 Structuur, 123 Template, 189 Zip, 90, 92 New, 192 NG, 106 NO WAVE DATA, 33 Noise Suppressor, 188 NOR, 57, 126 Normal, 133 Normalize, 194 Now, 192
O
R R VIEW, 191 RAM-geheugen, 19 Random Pan, 133 Range, 73 Pitch Bend, 144 Rate, portamento, 133 RE-201, 159 Real, 131 Re-Encode, 129 Regelaars, 142 Region, 195 Remain, 201 Remote Kbd, 201
Rename File, 209 Folder, 211 Resampling, 187 Retrigger, 51, 130 Reverb, 62 Aan/uit, 149 Parameters, 179 Type, 67 Reverse, 194 Ritme veranderen, 48 Rnd Pitch, 132 Robot, 55, 131 Routing, 64 Ruilen, 198 RX, 41 Rx Ch, 68, 125, 141 Hold, 141 Note, 141 PC, 141 Switch, 201 Vol, 141
S S1000, 121, 127 S-7X0, 121, 127 Sampelen met effect, 81 [SAMPLE], 129 Sample 12 verschillende, 139 Categorie, 130 Definitie, 114 Effect, 188 Info, 71 Initialiseren, 217 Kiezen, 42, 125 Lijst, 118 List, 43 Load, 121 Mode, 115 Mono maken, 194 Naam, 94, 130 Opnemen, 76 Parameters, 130 Save, 91, 205 Tempo, 71, 83 Type, 129, 187 Uitknippen, 195 Via MIDI kiezen, 97 Volume, 131 Sampling, 184 Audio CD, 79 Frequentie (Wave, AIFF enz.), 121 Template, 77 Sampling mode, 115 Sampling-frequentie, 26, 201 Save, 205 All, 96 Quick, 96 Sample, 89, 92
231
Referentiehandboek
Maatsoort, 137 Main, 140, 150 MAP, 126 Map, 59, 114 Map (folder), 209 Master Attenuation, 200 Coarse Tune, 137 Fine Tune, 137 Tempo, 72, 136 Tune, 200 MC-307, 111 Median, 17 Memory Information, 22, 106 Metronome Performance, 137 Sampling, 189 Microfoon, 76 MIDI Bulk Dump, 215 Clock, 137 Filters, 141 General, 201 Ontvangstkanaal, 40, 41, 125,
N
Index
SBF-325, 165 Screen Saver, 28 SCSI, 204 Apparaten, 107 ID, 108 Probe Time, 203 Select, 31, 45 Send, 63 Setup, 187 Shortcuts, 118 SHUT DOWN, 30 SIMM, 19 Diagnosis, 23, 106 Size, 212 Sjabloon, 77 SOLO, 196 Solo, 85, 86 Key Assign, 130 Sort, 44, 118 Sound, 137 Mode, 39, 127 Space, 92 Speelhulpen, 142 Split, 73, 139 Start Key, 58, 139 Portamento, 134 Trigger, 147 Stemming, 200 Step, 130 STEREO INPUT, 80 Stereopositie, 69, 133 Sterretje (*), 42, 89, 136 Stilte, 193 Swap, 198 Swing, 147 Switch, 48 Sync, 17 Synchronisatie, 51, 70 System, 28, 39 Load, 120 Mode, 115 Save, 205
T T QTZ, 131 T Sync, 70, 138 Template, 48, 77, 147 Groove, 147 Sampling, 184 Tempo, 17, 84, 115 & Metronome, 72 Instellen (Sample), 83 Master, 72, 136 Original, 192 Performance, 72 Sample, 71 Sync, 70 Sync (Map), 140 Terminator, 107 Threshold, 188
232
Time, 11, 46, 115, 132 Regelaar, 46, 142 Sign, 137, 192 Sw, 133 Sync, 130 TIME SYNC, 52 Toonhoogte, 132 Zie ook Pitch Transponeren MIDI, 202 Octave Shift, 75 Tremolo, 135, 144 TRIGGER, 53 Trigger, 53, 130, 147 Level (Sampling), 188 Mode, 39, 78, 126, 130, 188, 202
Quantize, 131 Trimming, 194 Truncate, 193 Tx Switch, 202 Type, Portamento, 133
U Uitgangsniveau, 200 Uitgangstoewijzing, 65, 149 Zie ook Output Unlock, 192 Upr, 73 User Hard Check, 219 UTILITY, 22 Utility mode, 115
V V Rsv (Voice Reserve), 138 VALUE-regelaar, 43 VariPhrase, 11 Control, 46 VC Assign, 142 Velocity, 131 Vergrendelen, 192 Vib Keep, 131 Vibrato, 131, 135 Voetschakelaar, 145 Volume, 27, 204 Filter, 141 Part, 69 Sample, 131 VOLUME LABEL, 212 VP, 121, 127
W WAVE, 121 Wave Edit, 82, 190 End, 191 Gain, 131 Laden, 121 Start, 191 Start/End, 127 Zoom, 190 Waveform, 134
Wegschrijven, 204 Wegschrijven, zie Save White, 58 Wissen, zie Delete Write, 213, 214 Write Protect, 91 Write Protected, 205
Z Zang coderen, 85 Zangpartij (nieuw), 131 Zero Insert, 193 X, 83, 191 Zip, 204 Capaciteit, 212 Formateren, 89 Naam, 90, 92 Protect, 205 Protected, 91 Types, 89 Zones, 73 Zoom, 190