Handleiding :
SPA-onderwaterpompen Type SPA 22 – SPA 280
1. Algemeenheden 1.1 Toepassingen De OASE-pompen van het type SPA 22 tot SPA 280 zijn speciaal ontworpen voor gebruik bij fonteininstallaties, waterspelen, watercreaties, jumping jet installaties, enz. van middelgrote of grote aard, allen werkend met zuiver water. De pompen zijn ongeschikt voor erg vervuild water. De pompen mogen zowel horizontaal als verticaal worden opgesteld. Het pomphoofd mag zich bij een horizontale opstelling niet lager bevinden dan het pomplichaam. Bovendien moet de pomp bij horizontale opstelling gemonteerd worden op een sokkel zodat ze tenminste 100mm van de grond staat opdat er geen grote onzuiverheden zouden worden opgezogen. Wanneer de pomp verticaal wordt opgesteld, mag de motor evenmin volledig op de bodem geplaatst worden. De minimale afstand tussen het laagste punt van de motor en de bodem bedraagt in dit geval eveneens 100mm. Het geluidsdrukniveau moet overeenkomen met de respectievelijke CE-reglementeringen voor machines, 89/392/CE. 1.2 Geluidsdrukniveau van de pompen Type pomp SPA 22 SPA 35 SPA 58 SPA 88 SPA 162 SPA 280
dB 72 78 <70 <70 79 82
Het geluidsdrukniveau van de motoren MS 402, MS 4000 en MS 6000 ligt lager dan 70 dB.
1.3 OASE-service en contact OASE-service-afdeling
Tel.-Nr. 05454-80143 Fax.-Nr. 05454-80157
Adres :
OASE-Pompen Service-afdeling Tecklenburger Str. 161 48477 Hörstel-Reisenbeek
2. Veiligheid Deze handleiding bevat de belangrijkste instructies die moeten opgevolgd worden bij de installatie, het gebruik en de werking van de pompen. Deze handleiding moet in elk geval gelezen worden vooraleer de pompen geïnstalleerd worden door het bevoegde personeel. Ze moet bovendien beschikbaar blijven ook wanneer de pompen reeds in werking zijn. Alle veiligheidsvoorschriften in deze handleiding moeten worden nageleefd door de installateurs en gebruikers van de pompen.
2.1 Symbolen voor de aanduiding van instructies in deze handleiding De veiligheidsvoorschriften die bij niet naleving mensen in gevaar kunnen brengen zijn aangegeven met een gewoon gevaarteken
Veiligheidssymbool DIN 4844- W 9
Waarschuwing elektrische stroom
Veiligheidssymbool DIN 4844 – W 8
Veiligheidsinstructies die bij niet-naleving schade aan de pomp kunnen veroorzaken zijn aangeduid met de woorden 'Achtung - Attention'. Iedere instructie op de pomp zelf, zoals : -
een pijl die de draairichting aangeeft een symbool voor de wateraansluitingen
moeten ten alle tijden worden nageleefd en leesbaar gehouden worden.
2.2 Opleiding en kwalificaties van het personeel Het personeel dat verantwoordelijk is voor de werking, onderhoud en installatie van de pompen moet relevante kwalificaties hebben voor dit soort van activiteiten. Gemeenschappelijke verantwoordelijkheden, bekwaamheden en supervisie van het personeel moet tot in detail worden georganiseerd door de installateur. Wanneer de personeelsleden niet de nodige bekwaamheden hebben, moeten ze opgeleid worden. De opleiding kan, op aanvraag, eventueel gegeven worden door de leverancier. Daarnaast moet de installateur ervoor zorgen dat de volledige handleiding door het bevoegde personeel wordt begrepen. 2.3 Mogelijke gevaren ten gevolge van het niet-naleven van de veiligheidsvoorschriften Het niet-naleven van de veiligheidsinstructies kan gevaarlijke gevolgen hebben voor het personeel, het milieu en de pomp. Het niet-naleven van de veiligheidsinstructies kan ook leiden tot het volledig vervallen van iedere garantie. In sommige gevallen kan dit onder andere leiden tot : - niet meer functioneren van bepaalde functies van de pomp - gevaar voor personeel door elektrische, mechanische of chemische werking - gevaar voor milieu door lekkage of gevaarlijke stoffen 2.4 Veiligheidsvoorschriften De veiligheidsvoorschriften in deze handleiding hebben zowel betrekking op de nationale ongevalpreventie als de bestaande interne veiligheidsvoorschriften voor de gebruikers. 2.5 Veiligheidsvoorschriften voor de gebruiker De installateur moet ervoor zorgen dat hete of koude onderdelen van de machine afgeschermd zijn. De beschermende of verwijderbare delen mogen niet verwijderd worden wanneer de machine in werking is. Alle stoffen (explosieve, giftige of andere) die lekken uit de pomp moeten verwijderd worden zodat ze geen gevaar inhouden voor mensen of milieu. Alle wettelijke reglementeringen moeten strikt nageleefd worden. Alle gevaar met betrekking tot het elektrische gedeelte moet worden uitgeschakeld (voor details : raadpleeg de VDE-reglementeringen en de lokale voorschriften voor schakelkasten) 2.6
Veiligheidsvoorschriften voor onderhoud, keuring en installatie. De gebruiker moet ervoor zorgen dat alle werkzaamheden van onderhoud, inspectie en installatie uitgevoerd worden door gekwalificeerd personeel dat op de hoogte is van wat er in deze handleiding staat. Als algemene regel moeten alle werkzaamheden uitgevoerd worden met uitgeschakelde pomp. Het uitschakelen van de pomp moet gebeuren zoals beschreven in de handleiding. Pompen of installaties die giftige stoffen transporteren moeten ontsmet worden. Nadat de werkzaamheden beëindigd zijn moeten alle veiligheden opnieuw worden ingesteld. Vooraleer de pomp opnieuw wordt opgestart moeten de instructies in verband met opstarten opnieuw overlopen worden. 2.7 Ongeoorloofde aanpassingen of vervangingen Aanpassingen of wijzigingen aan de pompen mogen alleen gebeuren in samenspraak met de fabrikant. De originele onderdelen en wisselstukken van de fabrikant voldoen aan de veiligheidsvoorschriften. Bij gebruik van andere onderdelen of wisselstukken kan de garantie worden ingetrokken. 2.8 Ongeoorloofde werking De veilige werking van de pomp kan alleen gegarandeerd worden wanneer de pomp enkel gebruikt wordt voor de toepassingen zoals vermeld in hoofdstuk 1. De parameters uit de gegevens mogen in geen geval overschreden worden.
3. Transport en opslag 3.1 Levering/uitpakken De OASE-pompen van het type SPA worden geleverd in een aangepaste verpakking die slecht verwijderd mag worden wanneer de pompen geplaatst worden. Controleer bij levering de verpakking en de pomp zelf op eventuele schade. Wanneer er zichtbare schade is die de werking van de pomp zou kunnen belemmeren dan moet dit zo snel mogelijk, liefst nog dezelfde dag, gemeld worden aan de leverancier (carrier, post, spoorwegen of pakketdienst). Er moet ook een geschreven verklaring van de schade worden opgesteld. Daarna moet de fabrikant gecontacteerd worden opdat deze de nodige stappen kan ondernemen. 3.2 Behandeling en opslag Wanneer de pomp niet direct geïnstalleerd wordt, moet ze grondig worden afgedekt en veilig opgeslaan. Vermijd blootstelling aan direct zonlicht. De motor (nat-opstelling) wordt door de fabrikant gevuld met een speciale vloeistof en laat werkingstemperaturen toe tussen –20°C en
+60°C. Wanneer de pomp na gebruik moet worden opgeslaan, moet dit gebeuren in een vorstvrije ruimte vermits de motorvloeistof gedeeltelijk of volledig vervangen kan zijn door de verpompte vloeistof. Om eventuele schade aan de keramische lagers van de pomp te vermijden, mag de pomp niet worden blootgesteld aan schokken en moet ze bijgevolg voorzichtig neergezet worden.
4. Productbeschrijving en accessoires 4.1 Bevestiging van de pomp Onderwaterpompen van het type SPA zijn roterende pompen, in een onderling verbonden eenheid met radiale of half-sferische rotors. De pompen zijn ontworpen voor zowel horizontale als verticale opstelling. De delen die energie overbrengen zijn vervaardigd in chroom-nikkel-staal. De lagers van de pompen zijn onderhoudsvrij en gesmeerd met motorolie. De pomp wordt samengehouden met bevestigingsriemen en ze is bevestigd aan de motor door middel van een bevestigingsstuk. De pompen zijn standaard uitgerust met een terugslagklep. 4.2 Constructie van de motor De onderwatermotor is een asynchroonmotor met kortsluitende rotors. De as is gelagerd. De lagers zijn bedekt met een vloeistof. De axiale belasting van de pomp en de motor wordt opgevangen door de lagers van de motor. De hitteverspreiding van de motorvloeistof wordt gelijk gehouden door een ingebouwd membraan. De draairichting is naar rechts bekeken vanaf de motor. (Zie hiervoor 6.5 Draairichting van de motor)
5. Locatie/Plaatsing Omwille van het gewicht mogen de pompen enkel verplaatst worden door twee of meer personen. De pomp kan gedragen worden met het pomphoofd en de motorvoet. De pomp mag nooit met de kabel in het water gebracht worden. Om eventuele schade aan de keramische lagers van de pomp te vermijden mag de pomp niet worden blootgesteld aan schokken en moet ze voorzichtig worden neergezet. 5.1 Montage De pompen mogen zowel horizontaal als verticaal gemonteerd worden. Het pomphoofd mag bij een horizontale opstelling niet lager liggen dan het pomplichaam. Bovendien moet de pomp gemonteerd worden op een sokkel van tenminste 100mm zodat vermeden wordt dat grote onzuiverheden op de bodem worden aangezogen. Ook bij verticale opstelling moet het laagste gedeelte van de motor zich om dezelfde rede tenminste 100mm boven de bodem bevinden. De pomp moet worden vastgezet met aan de vier bevestigingspunten. Om trillingen te vermijden moeten de vier bevestigingspunten op solide grond worden geplaatst.
5.2 Elektrische aansluiting De SPA-pompen mogen enkel onder water gebruikt worden. De stroomtoevoer wordt geleverd door het normale drie-fazige netwerk. Details over de voedingsspanning en de nominale ingangsstroom staan vermeld op het plaatje op de pomp of in de tabel met technische gegevens (zie technische fiche). De elektrische aansluiting mag enkel worden uitgevoerd door een elektricien en in overeenkomst met de nationale, internationale en lokale verplichtingen inzake stroomvoorziening.
In regel moeten driefazige pompen worden aangesloten op een motorbeveiliger. Bij koude start moet de ingebouwde thermische beveiliging ten laatste 10 seconden later worden aangeschakeld en dit aan vijf maal de nominale stroom van de motor. De vereiste spanningsvoorziening, gemeten aan de aansluitklemmen, bedraagt +6% tot –10% van de nominale spanning gedurende continue werking (wisselingen in de voedingsspanning en verliezen in de bekabeling inbegrepen). De motoren zijn gewikkeld voor directe- of sterdriehoekstart. De aanloopstroom bedraagt 4 tot 6 maal de vollaststroom van de motor. Voor motoren van meer dan 4 kW biedt OASE aansluitkabels aan.
altijd een ster-driehoekstart met twee
De installatie kan voorzien zijn van een speciale overspanningsbeveiliging die de motor beveiligt tegen overspanning. Een dergelijke overspanning kan bijvoorbeeld worden veroorzaakt door blikseminslag. De overspanningsbeveiliging beveiligt echter niet tegen directe blikseminslag. 5.3 Ster-Driehoekstart/ Directe start Onderstaande tabel geeft aan hoe de OASE-onderwatermotoren met windingen voor directe start worden aangesloten. Voeding L1 L2 L3 PE
kabelaansluiting U/Zwart V/Blauw W/Bruin PE/Geel-Groen
De aansluiting van de onderwatermotoren met windingen voor ster-driehoekstart zien er als volgt uit: Aansluiting U1 V1 W1 W2
Bruin Blauw Zwart Bruin
U2 V2 PE
Blauw Zwart Geel/Groen
Als onbekend is waar de afzonderlijke aders van de voedingskabel op het elektriciteitsnet aangesloten moeten worden om de juiste draairichting te verkrijgen, gaat u als volgt te werk: Motoren met windingen voor directe start - Sluit de pomp aan op het elektriciteitsnet - Controleer vervolgens de draairichting zoals omschreven in paragraaf 6.5. Motoren met windingen voor ster/driehoekstart - De windingen van de motor zijn vastgesteld met behulp van een ohmmeter en de aderparen zijn op basis daarvan benoemd: U1-U2, V1-V2 en W1-W2.
6. Opstarten/Uitschakelen 6.1 Voorbereidingen De pompmotor is door de fabrikant gevuld met een speciale vloeistof en is ontworpen voor opslag bij een temperatuur van –20°C tot +60°C. Als de pomp voor langere tijd wordt opgeslagen na levering dan bestaat het gevaar dat die vloeistof gedeeltelijk of volledig verloren gaat. Vandaar dat de motorvloeistof moet nagekeken worden na lange opslag en eventueel bijgevuld of vervangen. Kleine hoeveelheden mogen vervangen worden met gewoon kraantjeswater. Gebruik in geen geval gedestilleerd water. Voor grotere hoeveelheden moet een speciale vloeistof worden besteld bij de fabrikant. 6.2 Hervullen van de motorvloeistof -
Hervullen van de motor MS 402
De schroef van het vulgat bevindt zich onderaan de motor. Plaats de pomp verticaal met de motor naar boven, verwijder vervolgens de schroef en spuit de vloeistof in met de vulspuit totdat de vloeistof overloopt. Plaats de schroef terug en zet ze goed vast vooraleer de pomp terug in haar oorspronkelijke positie te zetten. -
Hervullen van de motor MS 4000
Een van de vier bouten die de motor en de pomp samenhouden is hol en voorzien van een schroef. Plaats de pomp op haar voet en draai ze onder een hoek van 30° zodat de schroef zich op het hoogste punt van de pomp bevindt. Verwijder vervolgens de schroef en spuit de vloeistof in met de vulspuit totdat de vloeistof uitloopt aan de motoras. Het ingebouwde membraan zal een deel van de vloeistof terug in de spuit duwen. Herhaal dit totdat de vloeistof volledig luchtvrij is. Plaats de schroef terug en zorg ervoor dat ze goed vast staat vooraleer de pomp terug in haar oorspronkelijke positie te zetten.
-
Hervullen van de motor MS 6000
De schroef van het vulgat bevindt zich bovenaan de motor. Zet de pomp op haar voet en draai ze 30° zodat de schroef zich op het hoogste punt van de pomp bevindt. Verwijder vervolgens de schroef en spuit de vloeistof in met de vulspuit totdat de vloeistof overloopt. Herhaal dit enkele malen totdat de vloeistof volledig luchtvrij is. Plaats de schroef terug en zet de goed vast vooraleer de pomp terug in haar oorspronkelijke positie te zetten. 6.3 Elektrische veiligheidsvoorzieningen voor de gebruiker De pompen moeten worden uitgerust met een differentieelschakelaar met een waarde niet hoger dan 30mA Vijvers en zwembaden moeten voldoen aan de nationale en internationale opbouwvoorschriften Vraag raad aan een elektricien. De equipotentiale verbindingen bevinden zich op de pompsteunen 6.4 Werking De veilige werking van deze pompen kan alleen gegarandeerd worden wanneer de pomp werkt zoals voorgeschreven in de handleiding. In geen geval mag er zich iemand in het bassin bevinden wanneer de pomp in werking is Opgelet ! De pompen mogen nooit droog werken. Zelfs niet heel even. 6.5 Controle van de draairichting van de pompen De pompen mogen alleen worden gestart wanneer het zuigverbindingsstuk geheel in de vloeistof is ondergedompeld. Nadat de pomp op de voedingsspanning is aangesloten kunt u draairichting als volgt controleren: 1. Start de pomp en ga na welke capaciteit en opvoerhoogte de pomp geeft. 2. Stop de pomp en verwissel twee fasen. Bij motoren met windingen voor ster/driehoek-starten vervangt u U1 door V1 en U2 door V2. 3. Start de pomp en controleer de capaciteit. 4. Stop de pomp.
Vergelijk de resultaten die bij punt 1 en 3 werden geregistreerd. De verbinding waarbij de grootste capaciteit en opvoerhoogte ontstaan, is de juiste. Deze test mag slechts van heel korte duur zijn en maximum twee of drie maal herhaald worden. 6.6 Werkingsomstandigheden en aanpassingen De pomp mag enkel werken met zuiver water. De graad van onzuiverheid of zand mag niet hoger liggen dan 50g per kubieke meter water. De Ph-waarde moet liggen tussen 7,2 en 7,6. Het maximale chloorgehalte van het water bedraagt 120mg/l en de totale hardheid van het water mag niet meer dan 15F° bedragen. De maximale temperatuur van de te verpompen vloeistof bedraagt 35°C. De pomp moet volledig worden ondergedompeld in de te verpompen vloeistof om oververhitting te vermijden. In geval van vorstgevaar, vermits de motorvloeistof volledig of gedeeltelijk is vervangen door de verpompte vloeistof, moet de pomp onmiddellijk worden verplaatst en opgeslaan in een vorstvrije ruimte. Zorg er ook voor dat de pomp op geen enkel moment kan drooglopen. Tijdens de werking moeten de filters regelmatig worden nagekeken op onzuiverheden. Teveel onzuiverheden kan leiden tot cavitatie van de pomp. Symptomen hiervan zijn onregelmatig draaien, veel lawaai en een onregelmatige waterstroom. Het uiteindelijke debiet en de fonteinhoogte kunnen aangepast worden met de regelkraan. Voor aanpassingen aan de fonteinhoogte moet worden nagekeken of het werkingsniveau binnen de parameters van de pomp liggen. Hierna moet de instelling van de motorbeveiliger nogmaals gecontroleerd worden. 6.7 Motorbeveiliging Bij koude motoren dient de afschakeltijd van de motorstarter minder dan 10 seconden te bedragen bij vijf maal de nominale ingangsstroom van de motor. Indien niet aan deze voorwaarde wordt voldaan, dreigt de garantie op de motor te vervallen. Stel de motorbeveiliging in op de nominale ingangsstroom van de motor. Stel de pomp in voor een half uur normaal bedrijf en laat de pomp zo lang draaien. Draai de schaalindicator naar beneden tot het punt waarop de motor wordt uitgeschakeld. Stel de beveiliging 5% hoger in. De hoogst toegestane instelling is de nominale ingangsstroom. Motoren die aanlopen met een ster-driehoekschakelaar dienen eveneens op deze wijze te worden ingesteld, maar de maximum instelling dient dan te zijn: Instelling motorbeveiliging = nominale ingangsstroom x 0,58 De hoogst toegestane opstarttijd voor ster-driehoekstarten of starten met behulp van een autotransformer bedraagt 2 seconden.
7. Onderhoud en Service De pompen vereisen geen speciaal onderhoud. Eventuele reparaties zijn eenvoudig uit de voeren. Indien een pomp is gebruikt voor een vloeistof die schadelijk is voor de gezondheid, wordt deze pomp als verontreinigd beschouwd. Wanneer OASE wordt verzocht een pomp een servicebeurt te geven, dienen alle gegevens over de gepompte vloeistof aan OASE te worden verstrekt voordat de pomp aan OASE wordt geretourneerd. Gebeurt dat niet, dan kan OASE weigeren de pomp een servicebeurt te geven. Eventuele kosten voor het retourneren van de pomp zijn voor rekening van de klant.
8. Opsporen van storingen STORING
OORZAAK
1. De pomp werkt a) niet
De zekeringen zijn doorgebrand
b) De aardlekschakelaar of de spanningsgestuurde aardlekschakelaar heeft de motor uitgeschakeld c) Geen voedingsspanning d) De motorbeveiligingsschakelaar heeft de motor uitgeschakeld
e) f) g)
De motorstartschakelaar is defect De starter is defect Het stuurstroomcircuit is onderbroken of defect h) De droogloopbeveiliging heeft de voedingsspanning naar de pomp uitgeschakeld vanwege te laag waterpeil. i) De pomp/onderwaterkabel is defect 2. De pomp werkt, a) De persafsluiter is gesloten maar er komt geen water uit. b) Geen water of te laag waterpeil in boorgat c) De terugslagklep is gesloten en geblokkeerd d) De inlaatfilter is verstopt e) De pomp is defect 3. De pomp werkt a) Het waterpeil daalt sneller dan voorzien met verminderde capaciteit b) Verkeerde draairichting c) De afsluiters in de persleiding zijn gedeeltelijk gesloten/geblokkeerd d) De persleiding is gedeeltelijk verstopt door vuil e) De terugslagklep van de pomp is gedeeltelijk geblokkeerd f) De pomp en de stijgbuis zijn gedeeltelijk verstopt door vuil
OPLOSSING Vervang de doorgebrande zekeringen. Als ook de nieuwe zekeringen doorbranden, dienen de elektrische installatie en de onderwaterkabel te worden nagekeken Maak de uitschakeling ongedaan Neem contact op met het elektriciteitsbedrijf Reset de overbelastingsbeveiliging van de motor in de oorspronkelijke positie (automatisch of zo mogelijk handmatig). Als de motor weer wordt uitgeschakeld, controleer dan de spanning. Lees verder bij e) en h) wanneer de spanning in orde is. Vervang de motorstartschakelaar Repareer/vervang de starter Controleer de elektrische installatie Controleer het waterpeil. Is dit in orde, dan dient u de waterpeilelektroden/niveauschakelaar te controleren Repareer/vervang de pomp/kabel Open de afsluiter Zie punt 3 a) Haal de pomp op en reinig/vervang de klep Haal de pomp op en reinig de filter Repareer/vervang de pomp Plaats de pomp op een lager niveau, smoor de pomp of vervang de pomp door een kleiner model om een kleinere capaciteit te verkrijgen Zie paragraaf 6.5 Controleer/reinig/vervang de klep Reinig/vervang de persleiding Haal de pomp op en controleer/vervang de klep Haal de pomp op en controleer/reinig/vervang indien nodig de pomp. Reinig de pijpleidingen
g) De pomp is defect h) Lekkage in de pijpleidingen i) De stijgbuis is defect 4. De pomp start a) Het verschil van de in- en uitschakeldruk is te en stopt vaak klein b)
De waterpeilelektrodes of niveauschakelaars in het reservoir zijn niet juist geïnstalleerd.
c)
De terugslagklep lekt op is half geopend blijven steken De luchtinhoud in het membraanvat is te klein
d) e)
Het membraanvat is te klein
f)
Het membraan van het membraanvat is defect
Repareer/vervang de pomp Controleer/repareer de pijpleidingen Vervang de stijgbuis Verhoog het drukverschil. De uitschakeldruk mag echter niet hoger zijn dan de werkdruk van het drukvat en de inschakeldruk dient hoog genoeg te zijn om voor voldoende watertoevoer te kunnen zorgen. Pas de intervallen van de elektrodes/niveauschakelaar aan om er zeker van te zijn dat er voldoende tijd is tussen het in- en uitschakelen van de pomp. Zie de installatie- en bedieningsinstructies voor de gebruikte automatische apparatuur, is het mogelijk de pompcapaciteit te verkleinen door de persafsluiter te smoren Reinig/vervang de terugslagklep Pas de luchthoeveelheid in het membraanvat aan overeenkomstig de bijbehorende installatieen bedieningsinstructies Vergroot de capaciteit vanhet membraanvat door deze te vervangen door, of uit te breiden met, een ander vat Controleer het membraanvat
9. Controleren van motor en kabel 1. Voedingsspanning
Meet de spanning tussen de fasen met behulp van een voltmeter. Meet bij eenfase motoren tussen de fase en 0 of tussen twee fasen, afhankelijk van het type voeding. Sluit de voltmeter aan op de aansluitpunten in de motorstarterkast.
De spanning dient zich bij belasting van de motor tussen de opgegeven grenswaarden te bevinden. Als er grote spanningsverschillen zijn, kan de motor doorbranden. Grote spanningsverschillen wijzer op een slechte stroomtoevoer. Zet de pomp stil totdat het defect is hersteld.
2. Stroomverbruik
Meet de stroomsterkte van iedere fase terwijl de pomp draait bij een constante persdruk (indien mogelijk bij de capaciteit waarbij de motor het zwaartst belast wordt). Zie het typeplaatje voor de max. stroomsterkte.
Bij driefasenmotoren mag het verschil tussen de fasen wat betreft de stroomsterkte niet meer bedragen dan 5%. Is dat wel het geval of is de stroomsterkte groter dan de vollaststroom, dan zijn de volgende oorzaken mogelijk: De contacten van de motorbeveiliging zijn doorgebrand. Vervang de contacten of vervang de beveiliging van de eenfase pompen. Er is slecht contact in aders, mogelijk bij kabelverbinding (zie punt 3). Te hoge of te lage voedingsspanning (zie punt 1). De motorwindingen maken kortsluiting of zijn gedeeltelijk van elkaar geraakt (zie punt 3). Beschadigde pomp veroorzaakt overbelasting van de motor. De pomp moet worden nagekeken. De weerstandswaarde van de motorwindingen wijkt teveel af (driefasen). Plaats de fasen in fasevolgorde voor een uniformere belasting. Zie punt 3 als dit niet helpt.
Punten 3 en 4 : Enkel uitvoeren wanneer voedingsspanning of stroomverbruik niet normaal is 3. Weerstand van de windingen
Maak de onderwaterkabel los in de motorstarterkast. Bij driefasen motoren mag de afwijking tussen de hoogste Meet de weerstand van de windingen tussen de aders en de laagste weerstandswaarde niet meer bedragen dan van de onderwaterkabel 5%. Is de afwijking groter, dan dienen de motor, de motorkabel en de onderwaterkabel afzonderlijk te worden doorgemeten. Repareer/vervang defecte onderdelen.
N.B: Bij eenfase driedraadsmotoren zal de bedrijfswinding de laagste weerstand aangeven.
4. Isolatieweerstand
Maak de onderwaterkabel los in de motorstarterkast. Meet de isolatieweerstand tussen de fase en aarde (frame). Zorg dat de aardverbinding in orde is.
Als de isolatieweerstand lager is dan 0,5 MOhm (Duitse regelgeving), dienen motor of kabel te worden gerepareerd. Het is mogelijk dat de regelgeving in België andere waarden voor de isolatieweerstand voorschrijft.
10.Bijgeleverde documenten 10.1 Garantie De fabrikant geeft 12 maanden garantie op dit type van OASE-pompen. De garantie begint op de dag van verkoop van de pomp of wanneer de pomp voor het eerst in werking wordt gesteld. Het garantiebewijs is enkel geldig samen met de factuur of het ontvangstbewijs. De garantie dekt constructiefouten aan de pomp. De garantie dekt geen gevallen van verkeerde installatie, behandeling of werking, hetzij door vuil, hetzij door kalk, hetzij door vorst, hetzij door herstellingen van onbevoegden. De pomp mag alleen gebruikt worden in zuiver water. De graad van onzuiverheid of zand mag niet meer dan 50g/m³ bedragen. De pH-waarde moet tussen de 7,2 en 7,6 liggen. Het maximum chloorgehalte bedraagt 120mg/l en de hardheid mag niet hoger dan 15F° liggen. We gebruiken alleen kwaliteitsmateriaal. Dit neemt niet weg dat, wanneer er sprake is van een gegronde klacht, men een kosteloze herstelling of vervangen kan verkrijgen van de defecte onderdelen, afhankelijk van ons oordeel. Wij behouden ons het recht om de kosten voor montage aan te rekenen. In regel mogen herstellingen in garantie enkel uitgevoerd worden door ons of door een erkende herstelfirma van onze keuze. Indien u een beroep wenst te doen op de garantie, stuur dan de defecte onderdelen of de hele pomp kostenvrij naar ons bedrijf, samen met het garantiebewijs en een geschreven klacht. Voor alle onderdelen die niet door onze firma geleverd werden geldt slechts de garantie van de fabrikant. We kunnen niet verantwoordelijk gesteld worden voor schade ten gevolge van een panne. Klachten voor schade opgelopen tijdens transport kunnen enkel worden ingeroepen wanneer ze vastgesteld en bevestigd zijn door de leverancier (carrier, trein, post of pakketdienst) tijdens de levering. Enkel in dat geval kunnen we een klacht neerleggen bij de leverancier.