handleiding smaakspel
SMAAKMAKER voor leerlingen derde graad basisonderwijs
Smaakklassen Inleiding Beste leerkrachten Voor u ligt de handleiding van het educatief smaakspel Smaakmaker. Tijdens dit smaakspel werkt men in 4 groepen, met telkens één begeleider. Deze groepen blijven behouden gedurende het hele spel. De groepen strijden tegen elkaar voor de titel van ‘smaakmakers’. Aan het einde van het spel ontvangen de smaakmakers een beloning (die u zelf kan bepalen). De groepen proberen zoveel mogelijk punten bij elkaar te sprokkelen. Deze punten kunnen ze winnen bij elk deel van het smaakspel. De groep met het hoogste aantal punten wint het smaakspel. Het spel omvat 8 delen, die samen één geheel vormen. De duur van het smaakspel wordt geschat op 3 uur. Veel leer- en speelplezier met deze praktische handleiding!
2
Smaakklassen 2013
Smaakklassen Inleiding Deel 1: voeldozen Deel 2: smaken Deel 3: kleuren appelmoes Deel 4: seizoengroeten Deel 5: kruiden Deel 6: zintuigen Deel 7: smaken Deel 8: ren-je-fruitig-overloopspel
2 3 4 5 6 24 26 27 28
Bronnen
38
3
Smaakklassen DEEL 1 voeldozen Eindtermen lager onderwijs Wereldoriëntatie 1.1. De leerlingen kunnen gericht waarnemen met al hun zintuigen en kunnen waarnemingen op een systematische wijze noteren. 1.17. De leerlingen kunnen gezonde en ongezonde levensgewoonten in verband brengen met wat ze weten over het functioneren van het eigen lichaam. Beeldopvoeding 1.2. De leerlingen kunnen door betasten en voelen impressies opdoen en erover praten. LeSdoelen 1. De leerlingen nemen gericht waar met hun tastzintuig om groente/fruit te herkennen. 2. De leerlingen herkennen de textuur bij de te onderzoeken groente/fruit. MEDIA AANWEZIG IN DE KOFFER: o 4 voeldozen ZELF TE VOORZIEN:
o per voeldoos 2 soorten groenten/fruit (2x4)
6 komkommer/courgette 6 pruim/tomaat 6 citroen/limoen 6 bloemkool/broccoli
Duur 20 minuten Aanpak PRAKTISCH De leerlingen worden ingedeeld in 4 groepen. Elke groep zit aan een tafel met één begeleider. Volgende afspraken worden gemaakt: rustig blijven zitten, eerlijk spelen, samenwerken, respect voor de materialen en rustig praten. VERLOOP Opdracht Elke groep krijgt een voeldoos. Elk kind voelt (zonder in de doos te kijken) en probeert gericht waar te nemen met de handen. Elke leerling krijgt de opdracht om te beschrijven wat hij voelt (bv. ruw, zacht, harig,...). Wanneer elk kind waargenomen heeft, noteert de groep de 2 producten die in de doos zitten. Na de reflectie per groep kan er gewisseld worden van doos. Reflectie Nabespreking aan de hand van richtvragen: 6 Wat kan je zeggen over de grootte van de 2 producten? 6 Beschrijf eens wat je precies voelde. Waar lag het verschil met het andere product?
4
Smaakklassen 2013
Smaakklassen 6 Bij komkommer en courgette: welke vorm voelde je? Hoe kan je die omschrijven? Vergelijk dit met iets wat we kennen, een ruimtefiguur bv. 6 Bij citroen en limoen: voel je iets aan de dikte van de schil? Wat voel je precies? 6 Bij tomaat en pruim: wat kan je zeggen over de gladheid van de schil? Waar voel je precies verschil? 6 Bij bloemkool en broccoli: hoe voelen de bloemknopjes aan? Welk verschil merk je daar op? Punten Alles juist: 5 punten Niet alles juist: 0 punten Situering Bij kinderen is de oppervlakkige tastzin al in de baarmoeder aanwezig en actief. Kinderen in mama’s buik kunnen bv. al lichte schokjes voelen als mama aan het stappen is. Ons hele lichaam is tastgevoelig. Tast wordt verdeeld in oppervlakkige en diepe tast. Overal op ons lichaam kunnen we dus dingen voelen en gewaarworden. Op sommige plaatsen is dat meer dan op andere plaatsen. De oppervlakkige tast wordt waargenomen via de receptoren (‘prikkelontvangers’) in de huid. Die receptoren zorgen ervoor dat je hersenen een signaal naar het lichaam doorsturen. Bv.: je loopt in een spijker. De pijnreceptoren sturen onmiddellijk een signaal naar de hersenen, waarop de hersenen een signaal naar het lichaam sturen. Je roept ‘au’. De reactie die hierbij optreedt, is dat je onmiddellijk je voet van de spijker doet. Er zijn verschillende soorten receptoren, die ieder gevoelig zijn voor één specifieke prikkel: tast, druk, koude, warmte en pijn. In het mondgebied en op de handen/vingers bevinden zich de meeste tastreceptoren. Alle receptoren hebben zowel een beschermende als een discriminerende functie, afhankelijk van de soort prikkel. De beschermende functie is meer reflexmatig, zoals het snel terugtrekken van je hand bij het aanraken van een scherp of heet voorwerp. Receptoren zijn dus heel belangrijk om dingen te kunnen voelen. Diepe tastzin is al voor de geboorte aanwezig. Door informatie uit spieren, pezen en gewrichten (receptoren) ontstaat een innerlijk gevoel van de positie en beweging van het lichaam. Ook wordt hiermee onbewust de spierspanning geregeld die nodig is om een handeling te kunnen uitvoeren. Op basis van ervaring pas je de mate van kracht aan die je moet gebruiken. Door het herhalen van de bewegingen worden reflexen/vaardigheden geoefend en geautomatiseerd. Elk kind doet onbewust ervaring op met allerlei houdingsveranderingen en bewegingen. Het is van belang dat de leerling veel houdings - en bewegingservaring krijgt aangeboden. Als je dus bv. de gewoonte maakt om telkens met een rechte rug op de stoel te gaan zitten, zal je dit na een tijdje automatisch gaan doen. Aangezien dit erg goed is voor het lichaam, is dit mooi meegenomen. “Diepe tastzin is onlosmakelijk verbonden met evenwicht, zicht en oppervlakkige tast” (Universiteit Gent, 2012, p. 29).
5
Smaakklassen Deel 2 smaken Eindtermen lager onderwijs Wereldoriëntatie 1.1. De leerlingen kunnen gericht waarnemen met al hun zintuigen en kunnen waarnemingen op een systematische wijze noteren. 1.17. De leerlingen kunnen gezonde en ongezonde levensgewoonten in verband brengen met wat ze weten over het functioneren van het eigen lichaam. Lesdoelen 1. De leerlingen nemen gericht waar met hun smaakzintuig om het product te herkennen. 2. De leerlingen geven aan op welke plaats van de tong ze de geproefde smaak vooral kunnen waarnemen. 3. De leerlingen maken kennis met de recentste smaak ‘umami’. Media AANWEZIG IN DE KOFFER: 6 umami-smaak 6 suiker 6 citroenzuur 6 cafeïne 6 zout 6 potjes Duur 20 minuten Aanpak PRAKTISCH Dezelfde afspraken als bij deel 1 blijven gelden. VERLOOP Opdracht Elke groep krijgt een potje met een concentraat in. Elk kind smaakt en probeert gericht waar te nemen met de tong. De leerling krijgt de opdracht om te beschrijven welke smaak hij proeft en waar op de tong hij die proeft. Wanneer elk kind waargenomen heeft, noteert de groep het product dat werd waargenomen. Na de reflectie per groep kan men wisselen van potje. Reflectie Nabespreking aan de hand van richtvragen: 6 Hoe probeerde je de gevoeligheid per smaak op de tong te ontdekken? 6 Op welke plaatsen op de tong was je gevoeliger voor zuur/zout/zoet en bitter? 6 Met welke smaken voelde je jezelf het meest vertrouwd? Waarom? 6 Hoe komt het dat je op bepaalde plaatsen gevoeliger bent voor zout/zuur/zoet of bitter?
6
Smaakklassen 2013
Smaakklassen Extra Na de reflectie per groep wordt de recentste smaak (umami) door de begeleider aangeboden. De leerlingen proeven. Alvorens de leerkracht de achtergrond van de smaak schetst, denkt de leerling hier eerst zelf over na. De leerlingen proberen te beschrijven wat ze proeven aan de hand van richtvragen: 6 Komt deze smaak je bekend voor? 6 Hoe kan je de smaak omschrijven? 6 Lijkt deze smaak op die andere smaken? 6 Ken je de naam van deze smaak? Punten Alle producten juist: 5 punten Alle plaatsen op de tong juist: 5 punten Niet alles juist: 0 punten Situering Zoals we tastreceptoren hebben om een gevoel waar te nemen, hebben we ook smaakpapillen om een smaak waar te nemen. De smaakpapillen bevinden zich op de tong, maar ook op andere plaatsen in de mond en keel. Een volwassen persoon heeft gemiddeld 9.000 smaakpapillen. Er zijn 4 verschillende types van papillen gekend, die elk gespecialiseerd zijn in één bepaalde smaak: zoet, zout, zuur en bitter. De verschillende soorten smaakpapillen zijn niet gelijkmatig over de tong verspreid: de smaakpapillen voor bitter bevinden zich achterop de tong, zuur vooral links en rechts aan de zijkant van de tong, en zout en zoet vooral op de punt van de tong. Deze weergave van de verschillende receptorplaatsen (de gevoelige plaatsen op de tong) wil niet zeggen dat we niet in staat zijn om deze 4 smaken over de gehele tong waar te nemen. Aangezien elk deel van de tong wel meer gevoelig is voor een bepaalde smaak, is het belangrijk dat bij een sensorische evaluatie van een product alle delen van de tong goed bereikt worden. Dat wil zeggen dat het de bedoeling is de tong de kans te geven het voedsel te kunnen smaken. Daarom is het belangrijk om langzaam te eten en goed te kauwen. Dit is vooral het geval voor bitter. Tijdens het kauwen bereikt het product meestal niet de achterste bitterreceptoren, zodat enkel een korte sensatie tijdens het doorslikken wordt ervaren. Smaak begint zich al te ontwikkelen voor de geboorte, de foetus drinkt van het vruchtwater. Om in leven te blijven, moet het jonge kindje zich voeden met het water rondom hem. Dit water is afkomstig van de mama. Al op heel jonge leeftijd maakt een kind onderscheid tussen lekker en niet lekker. Smaak ontwikkelt zich van een voorkeur voor zoet op jonge leeftijd tot meer verschillende smaken op latere leeftijd. Mensen worden doorgaans geboren met ongeveer 10.000 smaakpapillen. Ouderen beschikken meestal maar over een totaal van 5.000 smaakpapillen. Dit heeft vanzelfsprekend een effect op de waargenomen smaken gedurende de levensloop en de intensiteit waarmee deze worden waargenomen. Sommige mensen zijn echter zogenaamde ‘super tasters’. Zij beschikken over meer smaakpapillen dan de gemiddelde mens. Dat wil zeggen dat zij nog beter kunnen smaken dan andere mensen. (Universiteit Gent, 2012, p. 32) Umami is een van oorsprong Japans woord dat 'heerlijkheid' of 'hartig' betekent; het is één van de 5 basissmaken naast zout, zoet, zuur en bitter. Uit onderzoek is gebleken dat we een vijfde smaak hebben die gevoelig is voor glutamaat. Glutamaat wordt ook als smaakversterker gebruikt in de vorm van mononatriumglutamaat, tegenwoordig in veel kant-en-klare etenswaren, zoals zoute snacks en bouillonblokjes, te vinden. Over het effect ervan op de andere smaken is weinig bekend. Umami verhoogt de speekselafscheiding en versterkt de hartig zoute en zoete smaken. Umami komt van nature in veel etenswaren voor die vrij glutamaat bevatten, zoals vlees, erwten, belegen kaas en zeewier. De smaak umami komt dus in dit voedsel voor. (www.food-info.net)
7
Smaakklassen bitter
Zuur
Zuur
zout
zout
zoet
De tong. Geraadpleegd op 1 april 2012, op http://www.iselinge.nl/Scholenplein/pabolessen/02032bzintuigen/de_tong.htm
8
Smaakklassen 2013
Smaakklassen Deel 3 KLeuren appelmoes Eindtermen lager onderwijs: Wereldoriëntatie 1.1. De leerlingen kunnen gericht waarnemen met al hun zintuigen en kunnen waarnemingen op een systematische wijze noteren. 1.17. De leerlingen kunnen gezonde en ongezonde levensgewoonten in verband brengen met wat ze weten over het functioneren van het eigen lichaam. Lesdoelen 1. De leerlingen nemen gericht waar met hun ogen en mond om het product te herkennen. 2. De leerlingen geven aan waarom een blauwe kleur van voedingsmiddel niet uitnodigt om te eten. Media AANWEZIG IN DE KOFFER: 6 kleurstof groen 6 kleurstof blauw 6 potjes ZELF TE VOORZIEN: - 3 bokalen appelmoes Duur 20 minuten Aanpak PRAKTISCH Dezelfde afspraken als bij deel 1 en 2 blijven gelden. VERLOOP Opdracht 1 Elke groep krijgt 3 potjes met blauwe, groene en gewone appelmoes. Elk kind probeert gericht waar te nemen met de ogen. Het krijgt de opdracht om te beschrijven wat het ziet en welk voedingsproduct het zou kunnen zijn. Wanneer elk kind waargenomen heeft, noteert de groep het product dat werd waargenomen. Reflectie 1 Nabespreking aan de hand van richtvragen: 6 Hoe kan je het product beschrijven? 6 Welke zijn de gelijkenissen en de verschillen tussen de producten? 6 Herken je het product? Welk product is het? Waarom denk je dat? (uitzicht, kleur) 6 Welk potje ziet er het smakelijkst uit? Waarom?
9
Smaakklassen Opdracht 2 Elk kind probeert nu gericht waar te nemen met het smaakzintuig. Het krijgt de opdracht om te beschrijven wat het smaakt en welk voedingsproduct het zou kunnen zijn. Wanneer elk kind waargenomen heeft, noteert de groep het product dat werd waargenomen. Reflectie 2 Nabespreking aan de hand van richtvragen: 6 Wat proefde je bij het eerste product? Bij het tweede? Bij het derde? 6 Waarom denk je dat? 6 Is je mening veranderd? Waarom? Punten Juist na enkel kijken: 10 punten Juist na kijken en smaken: 5 punten Niet juist: 0 punten Situering Telkens wanneer je iets eet, gebruik je naast je neus, mond en handen ook je ogen. Vele mensen zeggen wel eens dat je eet met je ogen. Mensen vertrouwen heel erg op dingen die ze kennen en dan gaat het niet alleen over de geur of smaak die ze herkennen, maar ook over de kleur. Zo bijvoorbeeld moet je eens denken aan alle kleuren die in de natuur voorkomen en dan speciaal de kleuren van groenten en fruit. Die zijn vooral groen, geel, bruin, rood, oranje. De kleur die heel weinig voorkomt is blauw. Vandaar dat mensen niet snel iets lekker zullen vinden dat een blauwe kleur heeft. Onze hersenen zeggen ons dat dit geen normale kleur is voor iets dat lekker is. Een tijdje geleden heeft een bedrijf dat ketchup maakt, een nieuwe ketchup gemaakt met een blauwe kleur. Toen deze nieuw op de markt was, waren veel mensen heel nieuwsgierig om dit te proberen, maar al snel bleek dat niemand deze ketchup nog kocht. Iedereen zei dat hij niet zo lekker was als de gewone rode ketchup. Het grappige hieraan is dat de mensen die de ketchup maakten helemaal niets veranderd hadden, behalve dat ze een blauwe kleur hadden toegevoegd. (De Pelsmaeker, 2012)
10
Smaakklassen 2013
Smaakklassen Deel 4 seizoengroenten Eindtermen lager onderwijs Wereldoriëntatie 1.17. De leerlingen kunnen gezonde en ongezonde levensgewoonten in verband brengen met wat ze weten over het functioneren van het eigen lichaam. 1.12. De leerlingen kunnen het verband illustreren tussen de leefgewoonte van mensen en het klimaat waarin ze leven. 1.26. De leerlingen tonen respect en zorg voor de natuur vanuit het besef dat de mens voor zijn levensbehoeften afhankelijk is van het natuurlijke leefmilieu. Lesdoelen 1. De leerlingen illustreren het fenomeen ‘seizoengebonden groenten en fruit’ met een ervaring uit de eigen leefwereld. 2. De leerlingen tonen inzicht in het belang van seizoengebonden groenten en fruit voor de mens, de natuur en het milieu. MediA AANWEZIG IN DE HANDLEIDING: - diverse foto’s van seizoengebonden groenten en fruit (venkel, tomaat, zeekraal, aardappel, aardbei, appel, asperge, bloemkool, broccoli, kers, pastinaak, pompoen, prei, rabarber, rode kool, sla, spruit) - groenten- en fruitkalender (Belgische productie) Duur 20 minuten Aanpak PRAKTISCH Dezelfde afspraken als bij deel 1, 2 en 3 blijven gelden. VERLOOP Opdracht De groepen nemen het tegen elkaar op in een soort ‘kleine quiz’. Een begeleider zal 10 seizoengebonden groenten/fruit tonen. Een begeleider steekt telkens een foto in de lucht, zodat iedereen deze kan waarnemen. De groepjes overleggen telkens met elkaar over het seizoen van oogsten. Het groepje noteert na overleg het juiste antwoord. Evaluatie op niveau Om de motivatie, aandacht en betrokkenheid van de kinderen zo hoog mogelijk te houden, wordt ervoor gekozen om niet te veel foto’s te tonen. Om de succesbeleving van de leerlingen te behouden, is het volgende van belang: 6 De groepjes noteren per groente/fruit het seizoen waarin de groente gekweekt/geoogst wordt of het fruit geplukt. Ook de groente of het fruit worden genoteerd. 6 Wanneer het seizoen juist is, krijgen ze punten.
11
Smaakklassen Reflectie Nabespreking aan de hand van richtvragen: 6 Hoe ontstaan de seizoengebonden groenten/fruit? 6 Welk belang hebben seizoengebonden groenten en fruit voor de natuur en het milieu? Punten Per foto juiste seizoen: 2 punten Seizoen niet juist: 0 punten Situering Omdat niet elke groente dezelfde voedingsstoffen bevat, is variatie belangrijk. Die afwisseling kan men bekomen door inlandse seizoengroenten te bereiden. Bovendien staan deze groenten voor versheid, smaak en een hoge voedingswaarde. Leuk meegenomen is dat inlandse seizoengroenten goedkoper zijn. Ook zijn ze milieuvriendelijk, want ze vereisen minder transport. Om te weten welke inlandse groenten in welk seizoen geoogst worden, is de groentewijzer een handig middel. Hij is uitgegeven door de Vlaamse overheid in samenwerking met Testaankoop. Hierbij vind je deze groentewijzer. De lente is het seizoen van de primeurgroenten zoals jonge asperges, worteltjes, spinazie en sla. De zomer levert een rijk groenteassortiment, dat vele gezonde mogelijkheden biedt zoals slaatjes met diverse soorten rauwkost, gerechten met klassieke zomergroenten, zoals bloemkool en boontjes of bereidingen met een zuiderse toets. Ook in de herfst is er een overvloed aan inlandse groenten, waaronder vele soorten champignons. Met kolen, rapen en witloof heeft ook de winter een typisch aanbod. Een stoofpotje en witloof als rauwkost zijn gezonde aanraders, rijk aan voedingsstoffen die heel belangrijk voor ons zijn. Kwaliteitsgroenten van eigen bodem kun je herkennen aan het Flandria-label. Het staat voor producten geteeld volgens strenge eisen en onderworpen aan een externe controle. (www.cm.be)
12
Smaakklassen 2013
Smaakklassen
13
Smaakklassen
14
Smaakklassen 2013
Smaakklassen
15
Smaakklassen
16
Smaakklassen 2013
Smaakklassen
17
Smaakklassen
18
Smaakklassen 2013
Smaakklassen
19
Smaakklassen
20
Smaakklassen 2013
Smaakklassen
21
Smaakklassen
22
Smaakklassen 2013
Smaakklassen
23
Smaakklassen
24
Smaakklassen 2013
Smaakklassen
25
Smaakklassen
26
Smaakklassen 2013
Smaakklassen
27
Smaakklassen
28
Smaakklassen 2013
Smaakklassen
29
Smaakklassen Deel 5 kruiden Eindtermen lager onderwijs: Wereldoriëntatie 1.1. De leerlingen kunnen gericht waarnemen met al hun zintuigen en kunnen waarnemingen op een systematische wijze noteren. 1.9. De leerlingen kunnen de functie van de zintuigen op een eenvoudige wijze verwoorden. Lesdoelen 1. De leerlingen nemen gericht waar met hun reukzintuig om het kruid te herkennen. 2. De leerlingen plaatsen de juiste gedroogde kruiden bij de verse kruiden. Media AANWEZIG IN DE KOFFER: 6 4 keer 4 potjes met gedroogde kruiden (munt, basilicum, tijm, rozemarijn) Op de potjes onderaan + op het deksel staat de M van munt, B van basilicum, T van tijm, R van rozemarijn. De potjes moeten zonder deksel op de tafel gezet worden. ZELF TE VOORZIEN: 6 4 verse kruiden (munt, basilicum, tijm, rozemarijn) Duur 20 minuten Aanpak PRAKTISCH Dezelfde afspraken als bij de andere delen blijven gelden. VERLOOP Opdracht Elke groep krijgt telkens een potje met gedroogde kruiden en een potje met verse kruiden. Elk kind probeert gericht waar te nemen met de neus. Ze krijgen de opdracht om te beschrijven wat ze ruiken (bv. zoet, fruitig, sterk, …). Wanneer elk kind geroken heeft, noteert de groep een cijfer voor het product dat werd waargenomen. Nu worden de beide potjes verwisseld met een andere groep. De bedoeling is dat de leerlingen het gedroogde kruid en verse kruid met elkaar proberen te matchen. Het gedroogde kruid krijgt letters (A,B,C,D), terwijl het verse kruid cijfers krijgt (1,2,3,4). De groepjes zetten de juiste cijfers bij de juiste letters en proberen de juiste combinatie van het gedroogde met het verse kruid te benoemen.
30
Smaakklassen 2013
Smaakklassen Reflectie Nabespreking aan de hand van richtvragen: 6 Hoe kan je de geur van het gedroogde/verse kruid omschrijven? 6 Welk kruid is het gemakkelijkst waar te nemen, het gedroogde of het verse kruid? Waarom denk je dat? 6 Waarvan herkende je de kruiden? Waar zag je deze al eerder? 6 Hoe pakte je het aan om de gedroogde en verse kruiden bij elkaar te passen? 6 In welke gerechten kan je deze kruiden gebruiken? Gebruiken jullie thuis deze kruiden? Punten Alles juist: 5 punten Niet alles juist: 0 punten Situering Reuk speelt vanaf de geboorte een belangrijke rol. Een baby herkent de geur van de moederborst en draait zijn hoofd ernaartoe. Ook het onderscheid kunnen maken tussen aangename en onaangename geuren is al heel vroeg aanwezig. Het reageren op geur gebeurt merendeels onbewust. Denk maar eens aan het lekkere brood dat je ruikt als je langs de bakker wandelt of de geur van de heerlijke frietjes om de hoek die je doen watertanden. Geur omvat attributen die door de neus worden waargenomen bij het ruiken van vluchtige substanties. De geurreceptoren bevinden zich aan beide zijden van de neusgaten. Die receptoren zorgen er dus voor dat wij kunnen ruiken. Elk oppervlak van receptoren is ongeveer de grootte van een halve postzegel. Geurende substanties bereiken deze receptoren via de neus (door te ruiken) of via de achterzijde van de mond (tijdens het eten). In tegenstelling tot de 5 smaken, zijn er nog geen basisgeuren ontdekt. Elke geur wordt daarom meestal beschreven met verschillende termen naargelang de graad van associatie met een kleur, object, smaak, enz. Indien mogelijk moet er steeds een lijst van materialen met een specifieke geur ter beschikking zijn om te gebruiken als referenties waarmee de juiste associaties kunnen aangeleerd worden. Algemene termen moeten vermeden worden en elke geur moet opgedeeld worden in zijn verschillende componenten. Voorbeelden hiervan zijn: Kruidige geur: er zijn heel veel verschillende kruiden die elk een specifieke geur hebben. Sommige zijn zoet (bv. gember), fruitig (koriander), en weer andere hebben een bloemengeur (kruidnagel). Een product als kruidig bestempelen is gewoonweg niet voldoende om het te definiëren. Zoete geur: de volgende producten hebben allemaal een zoete geur: vanille, marsepein, tarwekiemen, enz. Ook hier is het definiëren van de geur als zoet onvoldoende om te differentiëren tussen producten (Universiteit Gent, 2012, p. 33).
31
Smaakklassen oorspronkelijk seizoen verlengd seizoen
Jan
Feb
Maart
April
Mei
Jun
Jul
Aug
Sept
Okt
Nov
Dec
aardappel aardpeer andijvie asperge aubergine bewaarwortel bleekselder bloemkool boerenkool broccoli busselwortel champignon chinese kool courgette doperwt groene selder groenlof knolselder komkommer koolrabi koolraap maïs oesterzwam paprika pastinaak pompoen postelein prei raap raapsteel rabarber radijs rammenas rode biet rode kool savooikool schorseneer sla snijbiet snijboon sojascheut spinazie spruit tomaat tuinboon tuinkers ui veldsla venkel witlof witte kool aardbei appel bes, rood bes, blauw bes, zwart bosbes braam druif framboos kers kriek kruisbes meloen peer pruim oorspronkelijk seizoen verlengd seizoen
Jan
Feb
Maart
April
Mei
Jun
Jul
Aug
Sept
Okt
Nov
Met steun van de Vlaamse overheid
32
Dec
Groente- en fruitwijzer. Geraadpleegd op 13 april 2012, op http://www.plantaardig.com/groenteninfo/ berichten/groenten-en-fruitwijzer/
Smaakklassen 2013
Smaakklassen Deel 6 zintuigen Eindtermen lager onderwijs Wereldoriëntatie 1.1. De leerlingen kunnen gericht waarnemen met al hun zintuigen en kunnen waarnemingen op een systematische wijze noteren. 1.9. De leerlingen kunnen de functie van de zintuigen op een eenvoudige wijze verwoorden. 1.17. De leerlingen kunnen gezonde en ongezonde levensgewoonten in verband brengen met wat ze weten over het functioneren van het eigen lichaam. Beeldopvoeding 1.2. De leerlingen kunnen door voelen en kijken impressies opdoen en erover praten. Lesdoelen 1. De leerlingen nemen gericht waar met al hun zintuigen om een voedingsmiddel te herkennen. 2. De leerlingen overleggen met elkaar over de waarnemingen van het product. Media ZELF TE VOORZIEN 6 venkel 6 blinddoeken 6 uienconfituur Duur 20 minuten Aanpak PRAKTISCH Dezelfde afspraken als bij de andere delen blijven gelden. VERLOOP Opdracht Op een tafel vooraan staan 4 potjes met uienconfituur en 4 potjes met venkel. Per groep komt telkens 1 kind geblinddoekt naar de tafel. Elk kind probeert gericht waar te nemen met één zintuig. Dit verloopt in 4 fasen: fase 1: per groep komt 1 kind met blinddoek naar de tafel en ruikt fase 2: per groep komt 1 kind met blinddoek naar de tafel en proeft (voornamelijk aan de venkel) fase 3: per groep komt 1 kind met blinddoek naar de tafel en smaakt fase 4: per groep komt 1 kind naar de tafel en kijkt Wanneer de groep met alle zintuigen waargenomen heeft, wordt het waargenomen product genoteerd. De groep krijgt de opdracht om beschijven wat de leerlingen geroken, gevoeld, gesmaakt en gezien hebben.
33
Smaakklassen Reflectie Nabespreking aan de hand van richtvragen: 6 Waarom was het belangrijk om geblinddoekt te ruiken, te voelen en te smaken? 6 Wat vond je moeilijk aan het waarnemen met de zintuigen afzonderlijk? 6 Welk zintuig zou je het makkelijkst of moeilijkst kunnen missen? Waarom? Punten Alles juist: 5 punten Niet alles juist: 0 punten Situering Het is bekend dat voeding niet enkel een noodzakelijk iets is in het dagelijks leven, maar ook een bron is van plezier en genot voor elke mens. De sensorische kwaliteit van voeding is uitermate belangrijk voor elke producent van levensmiddelen. Sensorisch betekent zintuiglijk. Als unieke bron van informatie over een product, zorgt sensorische analyse eveneens voor enkele gevolgen in de marketing. De reclame speelt dus in op onze zintuigen. (Universiteit Gent, 2012, p. 33) Het waarnemen met alle zintuigen tegelijk geeft ons gemakkelijker een beeld over een bepaald product. Zo zullen we heel snel ‘prei’ herkennen wanneer we ze kunnen zien en smaken. Wanneer echter alle zintuigen afzonderlijk worden gebruikt, is het al veel minder gemakkelijk om een voedingsmiddel dadelijk te herkennen. Als je bv. enkel je neus mag gebruiken om een prei te herkennen, wordt het al een stuk moeilijker. Wanneer we beroep doen op één enkel zintuig, gebruiken we dat zintuig wel optimaal.
34
Smaakklassen 2013
Smaakklassen Deel 7 smaken Eindtermen lager onderwijs Wereldoriëntatie 1.1. De leerlingen kunnen gericht waarnemen met al hun zintuigen en kunnen waarnemingen op een systematische wijze noteren. 1.9. De leerlingen kunnen de functie van de zintuigen op een eenvoudige wijze verwoorden. Lesdoelen 1. De leerlingen nemen gericht waar met hun smaakzintuig om het product te herkennen. Media AANWEZIG IN DE KOFFER: 6 rode kleurstof ZELF TE VOORZIEN: 6 appelsap 6 sinaasappelsap 6 ananassap Duur 20 minuten Aanpak PRAKTISCH Dezelfde afspraken als bij de andere delen blijven gelden. VERLOOP Opdracht Elke groep krijgt 3 bekertjes met telkens roodgekleurd appelsap, sinaasappelsap en ananassap. Vooraf wordt al over enkele zaken gespeculeerd. Om de leerlingen zo gericht mogelijk te laten waarnemen bij de opdracht, worden er enkele richtvragen gesteld: welke sappen komen er aan bod denk je? Waarom denk je dat? Waarop vertrouw je hierbij? Door welk zintuig laat je je leiden? Elk kind probeert nu gericht waar te nemen door te proeven. De leerlingen krijgen de opdracht om te beschrijven wat ze smaken. Wanneer elk kind waargenomen heeft, noteert de groep het product dat werd waargenomen. Reflectie Nabespreking aan de hand van richtvragen: 6 Welke verschillen merkte je op tussen de verschillende fruitsappen? 6 Hoe probeerde je de smaak te ontdekken? 6 Welke basissmaak proef je bij de sappen? Punten Alles juist: 5 punten Niet alles juist: 0 punten
35
Smaakklassen Deel 8 ren-je-fruitig-overloopspel Eindtermen lager onderwijs Wereldoriëntatie 1.9. De leerlingen kunnen de functie van de zintuigen op een eenvoudige wijze verwoorden. 1.17. De leerlingen kunnen gezonde en ongezonde levensgewoonten in verband brengen met wat ze weten over het functioneren van het eigen lichaam. Bewegingsopvoeding 1.20. De leerlingen kennen elementaire tactische principes, kunnen ze toepassen in verwante spelen en kunnen een eenvoudig tactisch plannetje afspreken en uitvoeren. 3.3. De leerlingen nemen deel aan bewegingsactiviteiten in een geest van fair play. Lesdoelen 1. De leerlingen ontwijken vlot de tikker door te versnellen, te vertragen en van richting te veranderen. 2. De leerlingen hanteren een tactische aanpak bij het tikspel. 3. De leerlingen ervaren een succesbeleving bij het spelen van het spel. 4. De leerlingen lossen vlot vragen op met betrekking tot de geziene leerstof over de 7 voorgaande delen van het smaakspel. Media AANWEZIG IN DE KOFFER: 6 fiches met vragen (zie fiches achteraan) 6 8 potten ZELF TE VOORZIEN: 6 4 potten moeten gevuld worden met evenveel stukken fruit en groenten en 4 lege potten 6 fluitje 6 4 soorten fruit/groenten (keuze uit komkommer, kerstomaatjes, stukjes wortel, druiven, stukjes bloemkool, stukjes mandarijn, radijsjes, …) 6 beloning voor winnaar Duur 40 minuten Aanpak PRAKTISCH De leerlingen behouden dezelfde groepen. Volgende afspraken worden gemaakt: eerlijk spelen, samenwerken, fluitsignaal=stilte en niet roepen. VERLOOP Opdracht De groepen kiezen telkens 1 of 2 tikkers die zich mogen verplaatsen over het hele veld. De bedoeling is dat de tikkers spelers van een andere ploeg aantikken. De volle potten bevatten fruit en groenten (evenveel stuks voor elke groep). De spelers nemen telkens (individueel) een stuk uit hun pot en proberen dit over te brengen naar hun lege pot aan de overkant. Onderweg kunnen ze aangetikt worden door een
36
Smaakklassen 2013
Smaakklassen tikker van een andere ploeg. Wanneer een speler aangetikt wordt, moet hij een vraag beantwoorden. De tikker leest een vraag voor. Is het antwoord correct: speler mag doorlopen en stuk groente/fruit in de lege pot leggen. Is het antwoord foutief: de tikker moet het correcte antwoord zeggen, maar de speler moet zijn stuk fruit of groente ter plaatse opeten en terugkeren naar de startlijn. De tikker tikt zoveel mogelijk spelers aan en stelt hen een vraag. De tikker beschikt over verschillende kaartjes met vragen. Hij kan de vragen voldoende afwisselen. Het spel wordt gespeeld. Na 10 minuten weerklinkt het fluitsignaal: elke speler maakt zijn route nog af en verzamelt bij de groep. De groepen bespreken verdere tactiek (bv. nieuwe tikker) => +/- 2 min. De fiches met vragen worden gewisseld. Het spel gaat verder. Na 10 minuten weerklinkt het fluitsignaal: elke speler maakt zijn route nog af en verzamelt bij de groep. De leerlingen tellen de pot met de verzamelde stukken groente en fruit. De groep die het meeste stukken groente en fruit in hun pot heeft, wint het spel. Alle stukken worden weer verzameld, gewassen en verdeeld. De winnaars worden bekend gemaakt (na 2 x 10 min spelen). Reflectie Nabespreking aan de hand van richtvragen: 6 Wat vond je fijn aan het smokkelspel? 6 Hoe vond je de samenwerking in jouw groep? 6 Wat vond je moeilijk aan het spel? 6 Hoe heb je geprobeerd om tactisch te spelen? Als loper? Als tikker? 6 Vond je de vragen gemakkelijk/moeilijk? Waarom? Punten Winnaar: 20 punten Tweede: 10 punten Derde: 5 punten Laatste: geen punten Extra De overgebleven groenten en fruit wordt gewassen en verzameld in een pot. De leerlingen mogen deze opeten. De begeleiders tellen de punten op. De winnaars van het smaakspel worden bekend gemaakt. Deze winnaars zijn de ‘smaakmakers’ en ontvangen een beloning. Situering De vragen per fiche zijn opgebouwd aan de hand van de inhoud van de voorgaande delen van het smaakspel. Met dit overloopspel zal duidelijk worden wat de kinderen hebben opgestoken van de leerinhoud.
37
Smaakklassen
Bijlagen deel 8
38
Smaakklassen 2013
Smaakklassen Fiche 1 1 Welke vijfde basissmaak heeft sinds kort zijn intrede gemaakt? Umami.
2 Waar op de tong liggen de meeste smaakpapillen voor zoet?
Vooraan op de tong.
3 Geef een synoniem voor receptoren. Prikkelontvangers.
4 Op welke plaatsen van ons lichaam liggen de meeste tastreceptoren? Geef er minstens één.
Op de handen/vingers en in de mond.
5 Waar of niet waar: smaak begint zich al te ontwikkelen van voor de geboorte.
Waar. De foetus drinkt al vruchtwater als hij nog in de baarmoeder zit.
39
Smaakklassen Fiche 2 1 Waar op de tong liggen de meeste smaakpapillen voor zout?
Aan de zijkanten vooraan (links en rechts) van de tong.
2 Vanwaar komt het woord umami?
Umami is van oorsprong een Japans woord dat ‘heerlijkheid’ of ‘hartig’ betekent.
3 Waar of niet waar: groenten en fruit die worden ingevoerd uit andere landen zijn goedkoper.
Niet waar. Deze groenten en fruit dragen kosten met zich mee, omdat ze bv. nog vervoerd moeten worden.
4 In welk seizoen wordt de tomaat het best gegeten?
In de zomer.
5 Waarvoor zorgen de geurreceptoren?
Ze zorgen ervoor dat we kunnen ruiken.
40
Smaakklassen 2013
Smaakklassen Fiche 3 1 Waar op de tong liggen de meeste smaakpapillen voor zuur?
Aan de zijkanten achteraan (links en rechts) van de tong.
2 Geef minstens één reden waarom we beter seizoensgroenten boven geïmporteerde groenten verkiezen.
Ze zijn vers en lekker van smaak, ze hebben een hoge voedingswaarde. Ze zijn (soms) goedkoper. Ze zijn milieuvriendelijker.
3 In welk seizoen wordt de boerenkool het best gegeten?
In de winter.
4 Wat stuurt er onmiddellijk een signaal naar de hersenen als je in een spijker trapt?
De pijnreceptoren.
5 Aan welke basissmaak kunnen we cafeïne toevertrouwen? Umami.
41
Smaakklassen Fiche 4 1 Waar op de tong liggen de meeste smaakpapillen voor bitter?
Achteraan op de tong.
2 Hoe kan je kwaliteitsgroenten van eigen bodem herkennen?
Aan het Flandria- label.
3 In welk seizoen wordt de schorseneer het best gegeten?
In de winter.
4 Welke smaakvoorkeur hebben de meeste jonge kinderen? Zoet.
5 In welk seizoen wordt de komkommer het best gegeten?
In de zomer.
42
Smaakklassen 2013
Smaakklassen Fiche 5 1 Met welke zintuigen kunnen we de textuur waarnemen? Noem er minstens één.
Met het tastzintuig en het smaakzintuig.
2 In welk seizoen wordt de aubergine het best gegeten?
In de zomer.
3 Waar of niet waar: het aantal smaakpapillen neemt af wanneer men ouder wordt. Waar.
4 Waarom is variëren in het eten van groenten belangrijk?
Niet alle groenten bevatten dezelfde voedingsstoffen.
5 In welk seizoen wordt witloof het best gegeten?
In de winter.
43
Smaakklassen Fiche 6 1 Met welk zintuig kunnen we het aroma waarnemen?
Met het reukzintuig.
2 In welk seizoen wordt de broccoli het best gegeten?
In de zomer.
3 Welke 5 basiszintuigen heeft een mens?
Kijken, ruiken, voelen, smaken,horen.
4 Wat betekent ‘heerlijkheid’ of ‘hartig’ in het Japans? Umami.
5 Waar of niet waar: elk product kan een Flandria- label krijgen.
Niet waar. Enkel kwaliteitsgroenten van eigen bodem kunnen dit Flandria- label krijgen. Er zijn strenge eisen.
44
Smaakklassen 2013
Smaakklassen Fiche 7 1 Waar of niet waar: we kunnen niet op ons hele lichaam dingen voelen/ gewaarworden.
Niet waar. Overal op ons lichaam kunnen we gewaarworden, maar sommige plaatsen zijn gevoeliger dan andere.
2 In welk seizoen worden spruiten het best gegeten?
In de winter.
3 Waarom is de groentewijzer een handig en een belangrijk middel?
Om te weten welke inlandse groenten in welk seizoen geoogst worden.
4 Waar of niet waar: meestal reageren we onbewust op geuren.
Waar. Denk bv. aan de geur van pas gebakken brood als je langs de bakker wandelt.
5 Waar of niet waar: we kunnen niet overal op onze tong de 4 basis smaken gewaarworden.
Niet waar. Overal op onze tong kunnen we de basissmaken gewaarworden, maar sommige plaatsen zijn gevoeliger dan andere.
45
Smaakklassen Boodschappenlijst smaakspel Smaakmaker voor de leerkracht: 6 Blinddoeken 6 3 bokalen appelmoes zonder stukjes 6 Verse kruiden: munt basilicum tijm rozemarijn
6 Uienconfituur 6 Appelsap 6 Sinaasappelsap 6 Ananassap 6 Groenten: Venkel Bloemkool Broccoli Komkommer Courgette Pruim Kleine tomaat Citroen Limoen Druiven Zak wortels Kerstomaatjes Radijzen
46
Smaakklassen 2013
Smaakklassen Nawoord Het smaakspel Smaakmaker kwam tot stand in het kader van het project ‘Smaakklassen’. De Economische Raad voor Oost-Vlaanderen leidt dit project in samenwerking met de projectpartners; Universiteit Gent, REO Veiling, Katholieke Hogeschool Zuid-West-Vlaanderen (KATHO) en IVN Consulentschap Zeeland (Stichting voor natuur- en milieueducatie). Het smaakspel Smaakmaker werd ontwikkeld binnen de lerarenopleiding KATHO-Tielt, opleiding Bachelor Lager Onderwijs door Daisy Van Looy, derdejaarsstudent KATHO – PHO i.s.m. de Economische Raad voor Oost-Vlaanderen en de Universiteit Gent. ‘Smaakklassen’ kadert in het Europees subsidieprogramma Interreg IV voor de Grensregio VlaanderenNederland en wordt gesubsidieerd door Europa, de provincies Oost-Vlaanderen, West-Vlaanderen en Zeeland en de Vlaamse Gemeenschap. Wie dit product wil gebruiken, vermenigvuldigen, doorgeven, … dient hiervoor toestemming te vragen aan de Economische Raad voor Oost-Vlaanderen (EROV vzw).
Economische Raad voor Oost-Vlaanderen vzw Huis van de Economie Seminariestraat 2, 9000 Gent v.u.: Daniël De Steur (directeur) Depotnummer: D/2013/9303/3 Tel 09 267 86 10
[email protected] www.erov.be www.smaakklassen.eu
47
Smaakklassen Bronnen Internet De tong. Geraadpleegd op 1 april 2012, op http://www.iselinge.nl/Scholenplein/pabolessen/02032bzintuigen/de_tong.htm Groente- en fruitwijzer. Geraadpleegd op 13 april 2012, op http://www.plantaardig.com/groenteninfo/berichten/groenten-en-fruitwijzer/ Lager onderwijs. Geraadpleegd op 13 april 2012, op http://www.ond.vlaanderen.be/curriculum/basisonderwijs/lager-onderwijs/index.htm Mononatriumglutamaat. Geraadpleegd op 1 april 2012, op http://www.food-info.net/nl/intol/msg.htm Seizoensgroenten. Geraadpleegd op 1 april 2012, op http://www.cm.be/nl/100/bewustgezond/gezondleven/voeding/gezondevoeding/seizoensgroenten.jsp
Naslagwerken De Pelsmaeker, S. (2012). De blauwe appelmoes. Universiteit Gent (2012). Wetenschappelijke onderbouw project smaakklassen.
48
Smaakklassen 2013