handleiding peereducators noord-holland
Peer Handleiding
Noord-Holland Inhoud Inleiding en projectachtergrond Projectdoelstellingen Methodiek Belangrijke informatie In de school Programma De lessen Trouble-shooting Colofon
pag. 5 pag. 6 pag. 7 pag. 8 pag. 9 pag. 10 pag. 13 pag. 22 pag. 24
3
4
Inleiding Je doet mee aan het project Gelijk = Gelijk? Jullie staan met z’n drieën voor de klas en geven les aan basisschoolleerlingen over tolerantie, discriminatie en vooroordelen.
Projectachtergrond Gelijk=Gelijk? is een project dat in eerste instantie is ontwikkeld voor stadsdeel Oost, voorheen stadsdeel Zeeburg in Amsterdam en wordt uitgevoerd door Diversion, bureau voor maatschappelijke innovatie. In schooljaar 2009-2010 hebben 14 basisscholen uit het voormalige Zeeburg deelgenomen aan dit project. Binnen het project worden de groepen 6, 7 of 8 van twee scholen uit het stadsdeel die van elkaar verschillen in populatie leerlingen aan elkaar gekoppeld. De leerlingen volgen gezamenlijk lessen, gegeven door peer educators, over het belang van tolerantie en omgaan met verschillen. Het lesprogramma heeft een praktische, speelse opzet: zware onderwerpen als homofobie en discriminatie van joden en moslims worden door de peer educators vertaald naar de
leefwereld van de kinderen. Daarnaast wordt binnen het project jong burgerschap gestimuleerd en direct in de praktijk gebracht. Het project is uitgebreid geëvalueerd door A.G. Advies en Stichting Voorbeeld. Hier is het evaluatierapport Gelijk=Gelijk? Onderzoek naar de effecten en aansluiting van een antidiscriminatieprogramma op Zeeburgse basisscholen over verschenen. Op basis van dit rapport en gesprekken met scholen is het programma aangepast zodat het nog beter aansluit op de behoeften en wensen van het onderwijs. Een belangrijk advies was om het programma meer op maat aan te bieden aan scholen. Hierdoor bestaat het project Gelijk=Gelijk? nu uit een basisprogramma en aanvullende maatwerkopties die kosteloos kunnen worden toegevoegd wanneer de school dat wil.
5
Doelstelling Projectdoelstellingen De doelstellingen van Gelijk = Gelijk? kunnen als volgt worden geformuleerd. Hoofddoelstelling •
Stimuleren van jong burgerschap.
Subdoelstellingen •
oorkomen en tegengaan van discriV minatie, met specifieke aandacht voor discriminatie vanwege religie, culturele achtergrond en seksuele diversiteit.
•
ergroten van tolerantie/acceptatie van V diversiteit.
•
espreekbaar maken van en leren B praten over bestaande vooroordelen en (andere) moeilijke onderwerpen.
•
oorkomen en tegengaan van polarisaV tie tussen verschillende bevolkingsgroepen.
•
ergoten van kennis ten aanzien van V mogelijkheden tot het melden van discriminatie.
Een andere subdoelstelling van het project is om studenten en jongeren de mogelijkheid te geven om, als peer educator, een concrete bijdrage te leveren aan de verbetering van de leefbaarheid en verdraagzaamheid.
6
Wat staat er in deze handleiding? Deze handleiding helpt je bij je voorbereiding op het lesgeven. In dit boekje vind je de belangrijkste dingen uit je training terug, samen met handige tips voor het lesgeven en informatie over het lesmateriaal. Bij het lezen zul je merken dat je veel dingen die genoemd worden, al weet. Zoals de leerlingen waar jullie mee te maken krijgen een heterogene groep vormen, geldt dat in feite ook voor de peer educators die meedoen aan het project. Jij en je collega peer educators verschillen misschien niet alleen in culturele achtergrond, maar vaak ook in leeftijd, leservaring, opleidingsrichting en -niveau. Dus lees de handleiding goed door en haal er uit wat voor jou nuttig is! Het team van Gelijk = Gelijk? wenst je heel veel succes en plezier toe bij het lesgeven!
Methodiek In Gelijk = Gelijk? wordt gewerkt met de peer education methodiek. In dit hoofdstuk vind je een beschrijving van deze methodiek. Peer education Peer education betekent letterlijk ‘leeftijdsgenotenonderwijs’. De term wordt vaak gebruikt om voorlichting van jongeren aan jongeren te beschrijven. Maar ook als het gaat om gezondheidsbevorderingsprojecten voor ouderen of allochtonen wordt gesproken over peer education. Peer education is een veel beproefde methodiek bij het overdragen van informatie, waarden en gedragingen. Mensen laten zich daarbij het makkelijkst beïnvloeden door mensen die dicht bij hen staan, zoals naasten, vrienden of kennissen.
Ook lukt het peer educators vaak (beter) om kinderen en jongeren aan te moedigen om buiten de grenzen van hun normale leefwereld te kijken. Zij kunnen vaak verrassend goed gevoelige of controversiële onderwerpen met jongeren bespreken en de jongeren helpen zich in standpunten van anderen te verplaatsen. Peer education kan op deze manier een belangrijke rol spelen in de manier waarop jongeren met een veranderende multiculturele samenleving omgaan en zo vooroordelen verminderen.
Een peer educator is een rolmodel die gemakkelijk informatie en ervaringen kan vertalen naar de leefwereld van een bepaalde doelgroep en op die manier onderwerpen bespreekbaar maakt. Peer education wordt ingezet voor het overbrengen van kennis en ervaring. Doordat de ‘boodschapper’ aansluit bij de leefwereld van de jongeren en daardoor als betrouwbaar wordt gezien, zijn jongeren ook gevoeliger voor de ‘boodschap’ en daarmee de inhoud van de informatie. Het lukt peer educators daarom soms gemakkelijker dan ouders of docenten om voor een bepaald onderwerp interesse te wekken, om een schijnbaar gesloten groep open te breken en discussie los te maken, of om jongeren ertoe te bewegen zich in een bepaald thema te verdiepen.
7
Belangrijke Informatie u Jij als peer educator bent verantwoordelijk voor het verloop van de lessen. Mocht je onverwachts niet kunnen dan wordt er van je verwacht dat je dit ruim van te voren aangeeft. Zorg dat je altijd mondeling afmeldt bij Diversion en bij je collega peer educators. Dus niet door middel van een mail of sms! In samenwerking met de planners van Diversion wordt er een vervanger voor je gezocht. Je kunt Diversion bereiken op: 020 578 79 97. u Mochten er dingen veranderen (bijvoorbeeld roosters of tijden van de lessen), neem dan altijd direct contact op met Diversion. u Wanneer je vragen hebt over de planning of wanneer je jezelf wilt inplannen neem dan contact op met Diversion. u Wanneer je vragen hebt over de inhoud van het programma, de methodes en didactiek of heb je opmerkingen? Neem dan contact op met Diversion. u Zorg dat je goed op de hoogte bent van de regels binnen de school waar jij lesgeeft. u Kom op tijd! Zorg dat je altijd minimaal 15 minuten voordat de les begint aanwezig bent op school, zodat je nog even met je mede peers of docenten kunt overleggen. Het is vooral belangrijk dat je, voordat de les begint, even kortsluit met de docenten wat jullie lesprogramma inhoudt voor die dag. De docenten nemen actief deel aan de les en helpen jullie de les goed en ordelijk te laten verlopen.
8
u Zorg dat je altijd de telefoonnummers van je collega peer educators bij je hebt. Mocht je vertraagd zijn, zorg dan dat je collega peer educators hiervan op de hoogte zijn. u Hou Diversion wekelijks op de hoogte van het verloop van de lessen. Spreek met je collega peer educators af wie, per mail of telefoon, verslag uitbrengt aan Diversion. u Mocht er iets voorvallen op de school, met de docenten, in de les of met je collega peer educators, probeer dit dan eerst zelf op te lossen. Meld dit wel altijd aan Diversion. Mocht er iets voorvallen wat je zelf niet kunt oplossen dan zal Diversion bemiddelen.
In de school De doelgroep De doelgroep waaraan je les zult geven zijn basisschoolleerlingen uit groep 6, 7 of 8. Stijlen van lesgeven Er zijn veel verschillen in de manier van lesgeven op de diverse scholen waar jullie mee te maken zullen krijgen. Op de ene school wordt klassikaal lesgegeven, terwijl op een andere school leerlingen gewend zijn aan een grote mate van zelfstandigheid. Het is van belang dit punt door te spreken met de docenten van de scholen. Het is echter niet de bedoeling dat de lessenserie per se in de stijl van de school(en) gegeven moet worden. Je informeert je over dit onderwerp met als doel je voorbereiding en lessen aan te passen aan de situatie.
Voorbeelden van gangbare regels: elkaars mening respecteren, op tijd komen, telefoons uit, petten en mutsen af, jassen uit, tassen op de grond, geen kauwgom kauwen, niet eten of drinken tijdens de les, één leerling tegelijk naar het toilet, niet binnen 10 minuten na het begin of voor het einde van de les naar het toilet. Verder is het (vooral voor de vrouwelijke peer educators) zeer aan te raden om even na te denken over je kleding. Blote buiken en lage decolletés leiden erg af en kunnen er toe leiden dat je minder serieus genomen wordt.
Gedragsregels Elke school heeft regels. Stel je op de hoogte van de basisregels van de school waar je naartoe gaat en zorg ervoor dat ook in jouw lessen deze basisregels gehandhaafd worden. En – ook niet onbelangrijk – zorg ervoor dat jij je er zelf ook aan houdt. Als er een regel is waarvan je wilt afwijken, bespreek dit dan met de docent en vertel dit ook aan de leerlingen. Bijvoorbeeld: de leerlingen worden geacht docenten met ‘u’ aan te spreken en met ‘juf’ of ‘meester’. Als jij daarvan af wilt wijken, kun je dit bij de introductie waarin je jezelf voorstelt tegen de leerlingen zeggen. Je creëert hiermee duidelijkheid en laat meteen merken dat je op de hoogte bent van de in de klas geldende regels.
9
Programma In dit hoofdstuk vind je onder meer: • • •
De opzet van het programma. oe begin je de (eerste) les en hoe sluit je H deze af? Belangrijke informatie met betrekking tot je planning, voorbereiding en begeleiding.
Opzet u Les 1 wordt gegeven door de leerkracht. Hierin wordt het project en de begrippen stereotype, vooroordelen en respect uitgelegd. De peer educators zijn niet aanwezig.
De lessen van Gelijk = Gelijk? duren zo’n 60 tot 90 minuten en hebben allemaal dezelfde opzet: • • • • •
Opzetfase Beeldvormingsfase Meningsvormende fase Verdiepingsfase Evaluatie1
Er is voor alle leerlingen een lesboekje ontwikkeld dat onder meer als naslagwerk gebruikt kan worden: de opdrachten, begrippen, achtergronden en informatie over bijvoorbeeld meldpunten voor discriminatie staan hierin beschreven.
u Les 2, 3 en 4 worden gegeven door de peer educators. Daarin krijgen jullie de kans om nader kennis te maken met de leerlingen, spelen jullie het fotospel, het vooroordelenspel en vertel je je eigen verhaal. Ook komen de verschillen en overeenkomsten tussen pesten en discriminatie aan de orde en werken jullie met de leerlingen aan een plan dat discriminatie/ pesten bestrijdt. u Les 5 wordt gegeven door de leerkracht. Jullie zijn hier dus niet bij aanwezig. De leerlingen krijgen de opdracht een poster te maken waarop hun plan zichtbaar wordt. Daarnaast kan de leerkracht er voor kiezen om (een of meer) leskaarten te behandelen. Deze leskaarten vormen een aanvulling op het lesprogramma. Ten slotte wijst de leerkracht de leerlingen op de verschillende meldpunten van discriminatie.
1
Deze lesopzet is naar het model van de didactiek van Discussiëren kun je leren
10
De eerste les u De eerste les is best spannend. Zorg dat je de les heel goed voorbereid hebt met je collega-peer educators: neem de les van te voren goed door, bespreek welke opdrachten jullie gaan doen en wie wat vertelt. Maak ook afspraken met elkaar over hoe je omgaat met moeilijke situaties.
achtergrond expliciet aan de orde door middel van een vooroordelenspel. Het is belangrijk, om dit spel zo goed mogelijk te laten verlopen, om zoveel mogelijk discussie over je achtergrond te vermijden tot aan deze les. •
ertel ook iets persoonlijks over jezelf. V Je doet aan het project mee als peer educator en het idee is dat jij dichter bij de leerlingen staat dan de gewone docent. Het is leuk om dat ook een beetje te laten merken. Vertel bijvoorbeeld niet alleen wat je studeert of hoe oud je bent, maar ook welke sport je doet of wat je favoriete film is.
•
eef de leerlingen de gelegenheid om G vragen over jou te stellen.
•
Laat alle leerlingen, als dit mogelijk is, een naambordje maken. Je kunt ze dan gemakkelijker persoonlijk aanspreken.
u Zorg dat je op de hoogte bent van de huisregels van de school en respecteer die regels. u Neem de tijd om kennis te maken met de docenten. Zij kennen hun klas het beste en daarom zijn ze een belangrijke bron van informatie voor jullie. Vraag de docenten naar de leerlingen, de sfeer in de klas, wat het lesniveau is, of het een drukke of juist een rustige klas is. Vraag of er speciale dingen zijn waar je op moet letten. Vraag hoe zij in het algemeen omgaan met lastige situaties: krijgen leerlingen straf, worden ze de les uitgestuurd? Maak ook afspraken over hoe de docenten zich opstellen tijdens de les. Geef de docenten een expliciete rol. In deze handleiding staat per les beschreven wat de rol van de docent is. Verder kun je heel goed een beroep doen op de docenten wanneer het neer komt op orde houden. Zo houden jullie meer tijd over voor lesgeven!
u Introduceer het lesprogramma. Vertel wat jullie komen doen en wat er gaat gebeuren de komende weken. Leg duidelijk uit hoe lang het programma gaat duren en waar jullie naar toe gaan werken. u En dan begin je. Het is vaak prettig om te beginnen met iets praktisch zoals het kennismakingsspel (hierover lees je meer in de uiteenzetting van het lesmateriaal in de komende hoofdstukken). Let tijdens het lesgeven goed op de tijd! Een blokuur (90 minuten) lijkt misschien lang, maar veel peers hebben de ervaring dat de tijd vliegt tijdens het lesgeven.
u Zorg dat je op tijd in het klaslokaal bent en dat alle praktische voorbereidingen getroffen zijn. Zo voorkom je geklungel tijdens de les.
u
u Stel je duidelijk voor.
u Sluit iedere les af met een terugblik en een vooruitblik. Dus, wat hebben jullie die dag gedaan en wat hebben de leerlingen geleerd? Wanneer is de volgende les en wat gaat er deze les gebeuren?
•
Schrijf jullie namen op het bord.
•
ertel iets over jezelf. Probeer echter V je achtergrond nog even achter te houden. Namelijk, in de tweede les komt je
11
u Neem nadat de les voorbij is even de tijd voor een korte evaluatie met de docent en met je collega-peers. Wat ging er goed, wat ging minder? Hoe kun je dat volgende les verbeteren? Zijn er leerlingen die erg dominant zijn en hoe zorg je dat wat meer afwachtende leerlingen ook aan bod komen? Sluit de les positief af. Dat is heel belangrijk voor een goede start van de volgende les.
Planning, voorbereiding en begeleiding u Zorg voor een goede voorbereiding. Hoe intensief je de lessen voorbereidt verschilt van persoon tot persoon, maar je zult in ieder geval samen je aanpak moeten bepalen. u Veel peer educators gebruiken het eind van de les om de volgende samen door te nemen en voor te bereiden: je kijkt terug op hoe het gegaan is en blikt vast vooruit naar de volgende les. u Zorg dat je van tevoren weet welke materialen je nodig hebt en regel dat die spullen aanwezig zijn. Vraag bij binnenkomst aan de docent of al het nodige aanwezig is. u Doe een beroep op de docent. Hij of zij helpt onder meer met orde houden, begeleidt de leerlingen bij het maken van de opdrachten en kan tips geven over lesgeven.
12
De lessen Les 1: docenten
Ik ben niet gelovig. Ik ga elke week naar de moskee. Ik ga elke week naar een sportclub. Ik hou van voetbal. Ik hou van dansen. Ik ben wel eens in een kerk geweest. Ik ben wel eens in een synagoge geweest. Ik haal goede cijfers. Ik wil later naar de universiteit. Ik hou van tv kijken. Ik hou van games. Ik zit vaak achter de computer. Ik hou van buiten spelen. Zeg: “En nu wat moeilijker vragen”. In deze klas wordt wel eens geroddeld. Er heeft wel eens iemand over mij geroddeld. Ik heb ervaringen met (digitaal) pesten. Ik vind het leuk als iemand er anders uitziet dan ik. Ik praat liever niet met iemand die anders is als ik.
Onderwerp: uitleg van begrippen en het project. Nodig: de lesboekjes en schrijfgerei. De eerste les wordt gegeven door de docenten zelf. Er zijn dus geen peer educators aanwezig. Tijdens deze voorbereidende les wordt het project en de theoretische begrippen uitgelegd.
Les 2: peer educators 90 minuten Onderwerp: kennismaken en herkennen van verschillen tussen mensen. Nodig: de lesboekjes, schrijfgerei en de foto’s die nodig zijn voor het fotospel; deze worden door Diversion aangeleverd bij de eerste les. Rol docent: helpt orde te houden in de klas, helpt bij groepjes vormen en de leerlingen begeleiden bij de opdrachten. Opzetfase: 20 minuten • Jullie stellen jezelf voor. • Het kennismakingsspel wordt gespeeld. Het kennismakingsspel Hieronder staat een lijst met vragen. Lees de vragen voor en nodig de leerlingen uit om op te staan wanneer een feit betrekking heeft op die persoon. Doe zelf nog niet mee maar nodig wel de docent uit om deel te nemen aan het spel. Ik ben een meisje. Ik ben een jongen. Ik ben in Nederland geboren. Mijn vader heeft een niet-Nederlandse nationaliteit. Ik ben niet in Nederland geboren. Ik kom uit een gezin met meer dan drie kinderen. Ik ben gelovig.
Neem na elke vraag even kort de tijd om te reageren. Geef telkens één of twee kinderen het woord om hun antwoord toe te lichten. NB: Jullie achtergrond komt in de tweede les aan bod dus probeer die nog even voor je te houden. Ook als leerlingen hier direct naar vragen, geef dan aan dat dit onderdeel is van de volgende les. Fotospel Beeldvormingsfase: 20 minuten u Hang de 5 foto’s op het bord. u Vraag de kinderen om de foto’s feitelijk te beschrijven. Leg uit: feitelijk beschrijven is een beschrijving geven op basis van wat je ziet en zeker weet. u
eg het verschil tussen feit en mening L als volgt uit: Een feit: Iets wat je kunt controleren. Het is zo,
13
en je kunt er niet over discussiëren. Bijvoorbeeld: Ik heb een appel in mijn hand. De appel is groen. Een appel is gezond. Een appel is fruit. Een ander feit is dat ik een spijkerbroek draag of... Een mening: Iets wat je vindt. Bijvoorbeeld ik vind appels lekker. Ik vind mijn broek mooi, etc.
Rol docent: De docent kan ondersteunen bij de uitleg van feit en mening (afhankelijk van hoe goed de leerlingen bekend zijn met de begrippen).
NB: de definities staat in een kader in het lesboekje. Vraag de leerlingen om de definities aan te vullen met eigen voorbeelden.
u
u Oefen met de leerlingen door aan ze te vragen of ze willen beschrijven hoe jullie eruit zien. De participatie van leerlingen kan hierbij gestimuleerd worden door hen te vragen welke feiten zij kunnen noemen. Durven ze ook hun mening te geven?
u Vraag de kinderen om in tweetallen hun antwoorden kort uit te wisselen.
u Vervolgens maken de leerlingen opdracht 1 uit hun boekje. Daarbij moeten ze een feitelijke beschrijving geven van de foto’s, ze mogen dus niet hun mening geven. u
Bespreek hierna de opdracht klassikaal.
Meningsvormende fase: 15 minuten
u Als ze klaar zijn met de opdracht bespreek je het klassikaal. Vraag de leerlingen of ze over veel dingen hetzelfde dachten? Vraag ze ook om dit toe te lichten. Stimuleer interactie en zorg dat zoveel mogelijk verschillende leerlingen aan het woord komen. u Vertel een aantal persoonlijke dingen over jezelf die gekoppeld kunnen worden aan deze vragen. Kom terug op de vragen van het kennismakingsspel en vertel iets meer dan dat. Vertel bijvoorbeeld waarom je niet van voetbal houdt of over je studie. Leg uit waarom je deze studie hebt gekozen en hoe lang je al peer educator bent.
Afb. 1-7 Foto’s zoals in opdrachtenboekje leerlingen
14
Leerlingen maken opdracht 2 uit hun boekje. Hierbij moeten ze de foto’s koppelen aan feitelijke uitspraken.
Verdiepingsfase: 10 minuten u Vraag de kinderen naar de volgende opdracht (3) te kijken in hun werkboekje. Vraag hierbij de kinderen om de verhaaltjes koppelen aan de foto’s. De leerlingen kunnen een lijntje trekken tussen de casus en de persoon bij wie zij denken dat het verhaaltje hoort. Slot/Evaluatie: 15 minuten u Wanneer de leerlingen klaar zijn met opdracht 3 bespreek je dit klassikaal. Zijn er verschillen? Waar komt dat door? Vraag de leerlingen: Waarom denk je dat het plaatje bij het verhaaltje hoort? Waarom wel/niet? Het gaat niet om de goede antwoorden. Zorg ervoor dat er consensus ontstaat over elk verhaal bij een foto. Benadruk dat dit een veronderstelling is en dat jullie ook niet weten hoe het precies zit. Vertel: ‘Soms heb je een mening over iemand, zonder dat je de feiten kent. Daar gaan jullie in de volgende les meer over te weten komen’.
u Vraag de leerlingen welk verhaal ze het leukst vonden en waarom. En vraag of de leerlingen zich herkenden in één van de verhaaltjes en of iemand daar iets meer over wil vertellen. u Vraag of de mening van de leerlingen over de personen bij opdracht 2 is veranderd (zie vragen in de meningsvormende fase) nu zij meer informatie over de personen hebben. u Vraag wat de kinderen van de eerste les vonden en of ze zin hebben in de volgende les. u Ter afsluiting: vraag de leerlingen om vragen voor jullie te bedenken die zij in de volgende les aan jullie kunnen stellen. Eventueel kan de leerkracht deze opdracht verder afmaken met de leerlingen, overleg dit met de docent. De opdracht staat in het lesboekje. u Evalueer de les hierna nog even kort met de leerkracht.
15
Les 3: Peer educators 90 minuten Onderwerp: vooroordelen, overeenkomsten en verschillen tussen pesten en discriminatie. Nodig: voor ieder groepje een (kopie) van de feitenlijst voor het spelen van het vooroordelenspel, lesboekjes en schrijfgerei. Rol docent: helpt met groepjes maken en begeleidt de leerlingen bij het maken van de opdrachten. Opzetfase 15 minuten u Introduceer de les. u Speel het vooroordelenspel met de leerlingen.
joods’, ‘ik ben homoseksueel’ en ‘ik ben islamitisch’. Een voorbeeld van een dergelijke feitenlijst vind je hieronder. u Verdeel de groep in groepjes van maximaal 4 of 5 leerlingen. u Vraag de leerlingen de feitenlijst in de te vullen. u Bespreek het vooroordelenspel klassikaal. Laat de groepjes hun antwoord toelichten en onthul per feit, bij welke peer het hoort. Zorg dat ieder groepje evenveel aan het woord komt. u Stel de leerlingen in de gelegenheid om vragen te stellen. Zeg na ieder onthuld feit: Wil er iemand nog iets vragen?
Vooroordelenspel Het vooroordelenspel is bedoeld om de leerlingen te wijzen op hun eigen vooroordelen en om jullie achtergrond te bespreken met de leerlingen. Maak voordat de les van start gaat een lijst met feiten over jullie zelf. Noteer 3 feiten. Per persoon is ten minste 1 van deze feiten: ‘ik ben
q Omcirkel de naam bij wie je denkt dat het feit hoort
16
Ik hou van voetbal
Peer 1
Peer 2
Peer 3
Ik heb 2 blonde zussen
Peer 1
Peer 2
Peer 3
Ik spreek Italiaans
Peer 1
Peer 2
Peer 3
Ik ben Joods
Peer 1
Peer 2
Peer 3
Ik ben wel eens gepest
Peer 1
Peer 2
Peer 3
Ik ben wel eens gefouilleerd
Peer 1
Peer 2
Peer 3
Ik ben homoseksueel
Peer 1
Peer 2
Peer 3
Ik heb Poolse voorouders
Peer 1
Peer 2
Peer 3
Mijn familie is Moslim
Peer 1
Peer 2
Peer 3
Beeldvormingsfase 20 minuten u Vertel om beurten een verhaal over een persoonlijke ervaring met vooroordelen of discriminatie. Let op: Dit verhaal moet echt gebeurd zijn. Als je zélf niets hebt meegemaakt is er wellicht iemand in je omgeving die iets heeft meegemaakt. u Stel leerlingen in de gelegenheid om vragen te stellen. (Ze hebben deze vragen voorbereid tijdens de vorige les). u
eerlingen maken opdracht 1 A t/m C uit L hun lesboekje. De leerlingen beantwoorden vragen bij jullie persoonlijke verhalen.
Meningsvormende fase 15 minuten u De leerlingen maken opdracht 2 uit hun opdrachtenboekje. Deel hiervoor de klas met hulp van de docent op in 4 groepjes. 2 groepen geef je de opdracht om gezamenlijk een woordspin te maken over pesten. De andere 2 groepen maken een woordspin over discriminatie. De bedoeling van de woordspin is dat leerlingen noteren wat zij denken dat pesten of discriminatie is. In de woordspin kunnen zij alles opschrijven wat zij bij pesten of discriminatie vinden passen (definities, voorbeelden). Om de woordspin heen mogen ze eigen ervaring en voorbeelden noteren. De woordspin is terug te vinden in het lesboekje. u Het is belangrijk dat jullie de leerlingen helpen bij het maken van een woordspin.
uitleggen wat zij zien als pesten of discriminatie. Rol docent: de docent kan helpen bij het maken van groepjes. Het is belangrijk ervoor te zorgen dat de groepen zo heterogeen mogelijk worden samengesteld. Daarnaast kan de docent rondlopen door de klas en leerlingen helpen bij het maken van de woordspin (door stimulerende en activeren vragen te stellen). Verdiepingsfase 35 minuten u Vraag of elk groepje zijn woordspin wil presenteren. u Geef na elke presentatie positieve feedback op de input van de kinderen. u Bespreek vervolgens klassikaal wat volgens de leerlingen de overeenkomsten en verschillen tussen pesten en discriminatie zijn. Dit noteer je op het bord. Bijvoorbeeld in een tabel:
Overeenkomsten tus-
Verschillen tussen
sen pesten & discri-
pesten en discrimi-
minatie
• Mensen die gepest
• Bij discriminatie stel
of gediscrimineerd
je iemand achter bij-
worden, vinden dit
voorbeeld vanwege
niet leuk
zijn of haar huidskleur
• Bij pesten of discri-
• Discriminatie is ver-
minatie behandel
boden in de grond-
je de ander niet met
wet.
respect • Discriminatie is ver-
u Alle groepjes presenteren wat zij in hun woordspin hebben genoteerd. Tijdens de presentatie gaan de leerlingen voor de klas staan en laten zij de woordspin zien. De bedoeling is dat de leerlingen
natie
• De gevolgen van
boden in de grond-
pestgedrag kunnen
wet.
zijn…
• Veel kinderen op
• Enz.
school worden gepest.
17
u
Probeer zo neutraal/feitelijk mogelijk te formuleren.
u Tijdens deze opdracht keer je terug naar het werkboekje en geef je de definities: Pesten: is het opzettelijk plagen van mensen. Iemand uitschelden, slaan of negeren, iemand zich ellendig laten voelen. Discriminatie: betekent letterlijk ‘het maken van onderscheid’; voortrekken en achterstellen. u
Lees de tekst met de kinderen in het lesboekje:
De maatschappelijke definitie van discriminatie is “het ongelijk behandelen van bepaalde mensen om wat ze geloven, om hun mening, huidskleur of ras”. Het tegenovergestelde is dat iedereen gelijk behandeld wordt. Om te bepalen of een gemaakt onderscheid discriminatie is, staat de volgende regel in artikel 1 van de Nederlandse grondwet. “Allen die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk behandeld. Discriminatie wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht of op welke grond dan ook, is niet toegestaan.” Volgens het Nederlandse Wetboek van Strafrecht mag het volgende niet: •
•
18
I n het openbaar aanzetten tot haat tegen of discriminatie van mensen, of gewelddadig optreden tegen personen wegens hun ras, hun godsdienst of levensovertuiging, hun geslacht of hun hetero- of homoseksuele gerichtheid. In het openbaar mensen beledigen van een groep mensen wegens hun ras, hun godsdienst of levensovertuiging of hun hetero- of homoseksuele gerichtheid
u
Leg, als daar behoefte aan is, ook uit wat de grondwet is en wat het wetboek van strafrecht is.
Grondwet: de hoogste en belangrijkste wet van een land. Wetboek van Strafrecht: is een boek met regels die aan de basis staan van het Nederlandse strafrecht. In dit wetboek staat wat strafbaar is: misdrijven en overtredingen in bijzondere wetten waarvoor je bijvoorbeeld naar de gevangenis moet. Alle definities zijn ook achter in het lesboekje van de leerlingen terug te vinden. u
Laat de tabel op het bord staan
u Na de klassikale bespreking kunnen de leerlingen hun woordspin in het werkboekje aanpassen en verbeteren. Onjuiste bewerkingen mogen worden doorgehaald. u Aan de hand van de nieuwe informatie over pesten en discriminatie wordt nu klassikaal besproken of de ervaring die jullie hebben verteld valt onder pesten of discriminatie. Hierbij kun je je eigen mening geven. Spreek vanuit de ‘ikboodschap’ en benadruk dat dit jouw gevoel is. u Vraag de leerlingen of hun mening is veranderd over pesten of discriminatie of misschien over jullie als peer educators. Er kan een korte discussie ontstaan met de leerlingen. u Vervolgens keren de leerlingen terug naar hun werkboek. In het werkboek maken zij opdracht 3 waarin ze mogen aangeven of zij wel eens gepest of gediscrimineerd zijn
Slot/ Evaluatie: 5 minuten
Les 4: Peer Educators
u
Onderwerp: Plannen maken. Nodig: lesboekje en schrijfgerei. Rol docent: helpt groepjes maken en helpt leerlingen bij het bedenken van een plan.
eerlingen maken opdracht 4 uit hun L lesboekje. De leerlingen nemen hier de tabel van het bord over. Zo ontstaat een overzicht van de overeenkomsten en verschillen tussen pesten en discriminatie.
u Vraag de kinderen wat ze het leukste onderdeel van deze les vonden. u Evalueer na afloop van de les deze nog even kort met de leerkracht
+/– 60 minuten
Opzetfase 5 minuten u
Blik terug op de voorgaande les.
u
eg de eindmanifestatie uit. Leg uit dat L de leerlingen deze les een plan gaan maken wat er op is gericht om discriminatie en pesten te voorkomen. Dit plan mogen ze presenteren op de eindmanifestatie. Hiervoor worden hun ouders, broers, zusjes en medeleerlingen uitgenodigd. Iedereen die op de eindmanifestatie is mag stemmen op naar hun idee het beste plan. Het plan met de meeste stemmen dat wint en maakt kans om daadwerkelijk te worden uitgevoerd! Aan het project Gelijk=Gelijk? doen namelijk nog meer scholen mee. Van elke school doet het winnende plan mee aan de eindstrijd. Een jury zal bepalen welk plan van alle plannen het beste is en zal worden uitgevoerd. Om hun plan op de eindmanifestatie te presenteren maken de leerlingen tijdens de laatste les met hun juf/ meester een mooie poster.
Beeldvormingfase 5 minuten u Herhaal met de leerlingen de definities ‘discriminatie’ en ‘pesten’. Vraag de leerlingen naar de overeenkomsten en verschillen tussen beide begrippen. Dit doen ze zonder in hun boekje te kijken. Meningsvormende fase 10 minuten u Vraag de leerlingen de opdracht te ma-
19
ken uit hun lesboekje. Het is de bedoeling dat ze nadenken over mogelijke oorzaken van discriminatie/ pesten.
q Woordcluster
Oorzaken van
Verdiepingsfase 30 minuten
Oorzaken van pesten
discriminatie
• Onbegrip: mensen u Bespreek de opdracht klassikaal. Maak daarbij gebruik van het woordcluster hiernaast. Schrijf dit op een A2 papier of op het bord.
• Jaloezie: de pester is
kennen elkaar niet
jaloers op iemand en
persoonlijk en kun-
gaat daarom diegene
nen daardoor moei-
maar pesten.
lijk begrip opbrengen voor elkaar leefwijze.
u Vraag de leerlingen het overzicht in hun lesboekje aan te vullen met de voorbeelden van het bord. u Verdeel de klas in groepjes van 4, maximaal 5 leerlingen. Ieder groepje maakt een plan. Bespreek met de docent welke leerlingen het best samen in een groepje geplaatst kunnen worden. u Vraag de groepjes om te overleggen of ze een plan willen maken om pesten tegen te gaan of om discriminatie tegen te gaan.
• Weinig kennis: door
• Opmerkelijk uiter-
gebrek aan kennis
lijk: als iemand er
(van elkaar) ontstaan
anders uitziet (rood
vooroordelen en wor-
haar, een bril) kan dit
den groepen menen
een reden zijn.
over kam geschoren wat leidt tot ongelijke behandeling. • Aangeleerd: soms
• Onzeker: de pester
hebben mensen
zelf is onzeker en
geleerd, van familie
gaat pesten om dit te
of vrienden, dat het
verbergen.
OK is om anderen
u Als de leerlingen gekozen hebben vraag de groepjes om na te denken over manieren om pesten of discriminatie te voorkomen. Vertel: ‘Jullie hebben net nagedacht over oorzaken van pesten en discriminatie. Kies een van de oorzaken en bedenk een manier om dit te voorkomen. Het is belangrijk dat jullie plan goed en niet al te moeilijk uit te voeren is.’
ongelijk te behandelen. Of soms hebben mensen gewoon ook niet geleerd dat het niet goed is om anderen ongelijk te behandelen. • Enz.
• Meeloopgedrag: pesten omdat anderen dat
NB: Het is niet gemakkelijk om een plan te bedenken. Begeleid de leerlingen hier dus goed bij en vraag hulp van de docent. Zorg dat het plan niet te groot is, een te lange looptijd heeft of te duur is. Hou ook rekening met de praktische uitvoerbaarheid. Voorbeelden van een goed plan zijn: een theater voorstelling, een voetbaltoernooi, het uitdelen van posters en flyers of een kunstwerk maken. Voorbeelden van slecht uitvoerbare plannen zijn: het oprichten van een buurthuis of een film maken.
20
ook doen.
Slot/ Evaluatie 5 minuten u Sluit de les af. Vertel dat de leerlingen in de les van hun juf of meester een poster gaan maken waarin ze hun plan op een creatieve manier weergeven. Vertel dat dit de laatste les is die jullie geven voor het project maar dat jullie elkaar nog op de eindmanifestatie zien. u Vraag de leerlingen of ze jullie lessen leuk vonden? Sluit de les positief af en wens de leerlingen succes met de voorbereidingen van de eindmanifestatie.
Les 5: docenten Onderwerp: maken poster en eventueel behandelen leskaart(en). Nodig: posters op A2 formaat (worden aangeleverd door Diversion), materialen om de poster te beschrijven, beplakken en/ of beschilderen, lesboekjes. Rol docent: Deze les wordt verzorgd door de docent. De leerlingen maken een poster aan de hand van hun plan. Wanneer de posters af zijn worden ze door Diversion opgehaald. De posters krijgen een mooie plek op de eindmanifestatie. Tijdens de afsluitende les kan de docent het programma verbreden door middel van het behandelen van een of meerdere leskaarten. De leskaarten worden bij aanvang van het project aangeleverd door Diversion. Ten slotte worden de verschillende meldpunten voor discriminatie doorgenomen met de leerlingen. Een overzicht van deze meldpunten staat ook achter in het lesboekje van de leerlingen.
door Diversion aangeleverd). Indien de eindmanifestatie op een externe locatie plaats vindt draagt de docent zorg voor de aanwezigheid en begeleiding van de leerlingen. Op de eindmanifestatie presteren de groepjes hun plannen. Jullie zijn daarbij aanwezig en helpen de leerlingen waar nodig. Op de manifestatie zijn eventueel ook andere scholen aanwezig. De bezoekers van de eindmanifestatie (buurtbewoners, ouders, broers en zussen) stemmen op het beste plan waar uiteindelijk een winnaar uit rolt. Het groepje dat wint maakt kans op de hoofdprijs: de uitvoering van hun plan! Aan het project nemen meerdere scholen deel. Een jury bekijkt alle winnende plannen en de uiteindelijke winnaar mag onder begeleiding van het lokale jongerenwerk zijn plan uitvoeren. De winnaar wordt na afloop van het project bekend gemaakt.
Eindmanifestatie Onderwerp: leerlingen presenteren hun plannen. NB: eventuele reiskosten van en naar de eindmanifestatie zijn voor rekening van de school. Rol docent: de uitnodiging voor ouders tijdig meegeven aan de leerlingen (uitnodiging wordt
21
Troubleshooting Hoe ga je om met lastige leerlingen?
Wat doe je als de klas niet meedoet?
•
•
Zorg dat je namen weet, zodat je leerlingen persoonlijk erbij kunt betrekken. Geef een beurt, vraag iemand persoonlijk om zijn of haar mening.
•
isschien is de stof te moeilijk of te M gemakkelijk voor deze klas. Als de leerlingen het niet snappen of zich vervelen zullen ze afhaken. Kijk of het helpt als je het niveau aanpast. Als je twijfelt, vraag dan gewoon aan de leerlingen wat ze vinden.
•
isschien kun je de leerlingen op hun M gemak stellen door even te stoppen met de les en over iets anders te praten. Je kunt ze ook uit hun tent lokken met een grapje of door een mening te verkondigen waarvan je denkt dat ze het er niet mee eens zijn. Soms lukt het gewoon niet om een klas in discussie te krijgen, wat je ook probeert. In zo’n geval kun je dat maar het best accepteren en gewoon doorgaan met lesgeven.
•
•
22
Als een leerling iets roept waar je het niet mee eens bent: dat mag. Het hoort bij het lesprogramma dat de leerlingen met elkaar en met jou in discussie gaan. Ga de discussie over een onderwerp dat je vervelend vindt nooit uit de weg, want dan laat je merken dat jij je onzeker voelt. Zoek steun bij je collega-peers, laat hem of haar het overnemen als je denkt dat hij of zij beter met het onderwerp uit de voeten kan. Laat de leerling in ieder geval uitleggen waarom hij die mening heeft, en vraag of er meer leerlingen zijn die er ook zo over denken. En wie is het er niet mee eens? Je laat de leerlingen dan met elkaar in discussie gaan, ze weerleggen elkaars argumenten. ls een leerling echt onbeschoft wordt A en jou of anderen beledigt is het een ander verhaal. Bij racistische opmerkingen bijvoorbeeld hoef je niet in discussie te gaan, maar mag je duidelijk laten zien dat je dit gedrag niet accepteert. Doe hierbij een beroep op de docenten. Houd verder rekening met wat de docent verteld heeft over bestraffing: op sommige scholen wordt vaker en sneller straf gegeven dan op andere. In het uiterste geval stuur je de leerling (na een waarschuwing) de klas uit. Leg dan uit waarom de leerling niet welkom is in de les. oms heb je een leerling die je de hele S tijd te slim af probeert te zijn door moeilijke vragen te stellen. Laat je niet intimideren. Schaam je niet om te zeggen dat je iets niet weet, maar dat je het opzoekt en er de volgende keer op terugkomt.
•
Wat doe je als het juist heel druk is en je de klas niet rustig krijgt? •
eel belangrijk: probeer rustig te blijven H en niet in paniek te raken. Vraag duidelijk om stilte.
•
ertrouw op de docenten van de klassen. V Doe expliciet een beroep op hen! Jullie werken immers samen naar de projectdoelstellingen toe.
•
Je kunt een bekende oude lerarentruc
•
proberen: zwijgen en de klas aanstaren.
Wat als het niet klikt met je collega-peers?
ls laatste redmiddel kun je je stem verA heffen of individuele leerlingen persoonlijk aanspreken op hun gedrag. Doe dit zoveel mogelijk met de ‘ik-boodschap’. Zeg: Ik vind het storend dat je door mij heen praat, omdat ik jullie graag iets meer wil vertellen over mijzelf. Maar niet: ‘Jij bent storend en kletst de hele tijd voor mij heen’. Behoud een professionele afstand en word nooit persoonlijk.
•
ls je samen voor een drukke groep staat A moet je behoorlijk op elkaar ingespeeld zijn. Bij sommigen klikt het meteen, andere hebben even tijd nodig om aan elkaar te wennen. Het helpt om goed met elkaar te praten. Zoek uit wat jullie sterke en zwakke punten zijn en maak daar gebruik van. Vaak ontstaat er in de praktijk vanzelf een soort rolverdeling: de een is inhoudelijk sterk en kan goed complexe situaties uitleggen, de ander kan de leerlingen goed enthousiasmeren bij discussies.
•
Bedenk dat jullie rolmodellen voor de leerlingen zijn! Het is belangrijk dat jullie naar de leerlingen uitstralen dat jullie elkaar respecteren en dat jullie op een goede manier samen over moeilijke onderwerpen kunnen praten. Het is dus belangrijk dat je elkaar nooit afvalt in de klas! Trek zoveel mogelijk één lijn. Geef de leerlingen geen kans om jullie tegen elkaar uit te spelen, want dat zullen ze zeker proberen. Als je collega-peers iets zeggen waar je het niet mee eens bent, spaar je kritiek op en bespreek het na de les met hem of haar. Als je merkt dat je collega-peers het moeilijk hebben met een opmerking van een leerling of wordt aangevallen in een discussie, neem je het altijd voor hem of haar op. Het is belangrijk om elkaar binnen de lessituatie altijd en onvoorwaardelijk te steunen.
•
ls je vindt dat het toch moeizaam loopt, A bespreek dat dan vooral met je collegapeers. Zoek samen oplossingen om de samenwerking te verbeteren. In de praktijk lukt dat bijna altijd.
•
ls je er samen echt niet uitkomt en herA haaldelijk tegen problemen aanloopt, is het verstandig om iemand erbij halen. Je kunt dan contact opnemen met Diversion.
Wat als het niet klikt met de docenten? •
Probeer een goede relatie met de docenten op te bouwen. Hij of zij kent de groep goed en zal bepaalde dingen dus misschien beter kunnen inschatten. Gebruik die kennis: neem zijn of haar adviezen serieus en stel vragen. Accepteer de regels van de school en stel die niet ter discussie.
•
ls je het gevoel hebt dat de docent A zich teveel in de les mengt of ingrijpt in situaties waarin jij dat eigenlijk niet nodig vindt, bespreek dat dan na de les met hem of haar; niet tijdens de les! Leg uit wat jij van hem of haar verwacht en vraag wat hij/zij daarvan vindt. Maak afspraken over hoe je verder gaat. Waarschijnlijk komen jullie er samen wel uit. Meld dit altijd aan Diversion. Het is vaak fijn om je hart te luchten en belangrijk voor Diversion om te weten wat er speelt.
•
ochten zich herhaaldelijk problemen M voordoen en heb je het gevoel dat een gesprek niet meer helpt, dan zal Diversion bemiddelen.
23
Colofon Gelijk=Gelijk? is een project van de provincie Noord Holland wordt uitgevoerd door Diversion. ontwikkeld door Diversion en stichting Discussiëren Kun Je Leren projectidee en concept door Diversion tekst en redactie door Diversion en Discussiëren Kun Je Leren ontwerp door Jannemieke Oostra coverfoto door Herman Poppelaars druk door Platform P bijlagen: bij het lesprogramma van Gelijk=Gelijk? horen een leerlingenboekje, docentenhandleiding, peer educators handleiding en leskaarten
Diversion T (020) 578 7997 E
[email protected] I www.diversion.nl Contactpersoon: Saskia Selen
Discussiëren Kun Je Leren T (020) 7794557 en 0619210535 E
[email protected] I www.discussierenkunjeleren.nl Contactpersoon: Chantal Deken, Tessa van Velzen