Handleiding Peer-educator
The Positive Images project is led by the British Red Cross and implemented in partnership with European Union Red Cross National Societies in Austria, Denmark and Greece.
Dit lespakket is ontwikkeld ten behoeve van de maatschappelijke stage Positive Images. Bij de handleiding voor peer-educators hoort het werkboek voor leerlingen en de website www.rodekruis.nl/positiveimages. Het lespakket bestaat uit drie soorten, verschillend in lengte. Het is ook in het Engels verkrijgbaar. Dit lespakket is geïnspireerd op de Engelse variant en aangepast op de Nederlandse maatschappij. Voor vragen, neem contact op met:
[email protected].
Jaar uitgave: januari 2011 Auteurs: Anne Schoenmakers en Anneke van Soest ©
Disclaimer: wij hebben naar aller zorgvuldigheid getracht alle referenties op te nemen. Mochten er toch referenties missen neem dan contact op voor september 2011 (
[email protected]).
The European Union is made up of 27 member states who have decided to gradually link together their know-how, resources and destinies. Together, during a period of enlargement of 50 years, they have built a zone of stability, democracy and sustainable development while maintaining cultural diversity, tolerance and individual freedoms.
Lespakket Positive Images 2011 – handleiding
2
Inhoudsopgave INHOUDSOPGAVE ........................................................................................................................3 INTRODUCTIE POSITIVE IMAGES................................................................................................5 DOEL EN OPBOUW VAN DE STAGE............................................................................................5 INHOUD LESPAKKET....................................................................................................................6 LANDELIJKE COMPETITIE EN PRIJZEN! ....................................................................................7 VERVANGENDE OPDRACHT BIJ AFWEZIGHEID........................................................................7 VOORBEREIDING VOOR IN DE KLAS..........................................................................................7 DEFINITIE .......................................................................................................................................8 BIJEENKOMST 1: MIGRATIE & WIE ZIJN MIGRANTEN? .......................................................... 11 Waar liggen jouw roots?.................................................................................................. 11 Introductie op het Positive Images project .................................................................... 12 Evaluatie: vragenlijst invullen + contract tekenen ......................................................... 12 Kennisquiz Migratie en Ontwikkeling ............................................................................. 12 Werkblad 1.1 & 1.1a Quiz Migratie en Ontwikkeling + antwoorden ........................ 13 Werkblad 1.2 Motieven voor migratie ...................................................................... 16 Werkblad 1.3 Tekstversie filmpje Aldijana ............................................................... 18 Werkblad 1.4 & 1.4a Bekende Nederlanders + antwoorden .................................... 19 Armoede is maar relatief ................................................................................................. 20 Migranten in hun nieuwe land ......................................................................................... 21 Werkblad 1.5 Rollenspel ......................................................................................... 23 Reflectie ............................................................................................................................ 25 Verdiepingsopdrachten ................................................................................................... 25 Verdiepingsopdracht 1 Millenniumdoelstellingen en ontwikkeling ........................... 26 Verdiepingsopdracht 2 Het Rode Kruis en vluchtelingen......................................... 29 Verdiepingsopdracht 3 Het Rode Kruis en Restoring Family Links ......................... 32 Verdiepingsopdracht 4 Media ................................................................................. 34 Extra verdiepingsopdracht Andere hulporganisaties ............................................... 35 BIJEENKOMST 2: STEREOTYPES & START EIGEN MEDIAPROJECT .................................... 36 Nabespreken verdiepingsopdrachten ............................................................................ 36 Het Nederlandse Rode Kruis ........................................................................................... 36 Werkblad 2.1 Het Rode Kruis ................................................................................. 38 Groepjes maken + thema kiezen ..................................................................................... 43
Lespakket Positive Images 2011 – handleiding
3
Idee uitwerken en kiezen media-uiting ........................................................................... 43 Actieplan........................................................................................................................... 44 Werkblad 2.2 Projectplan en planning..................................................................... 46 Werkblad 2.3 Voorbeeld interview en portretten ..................................................... 51 BIJEENKOMST 3: TUSSENTIJDSE PRESENTATIES & FEEDBACK......................................... 53 Feedback geven ............................................................................................................... 53 Presentatie projectplannen + feedback .......................................................................... 53 Omgaan met de media ..................................................................................................... 54 Werkblad 3.1 Omgaan met de media binnen jouw project ...................................... 55 Reflectie ............................................................................................................................ 56 Huiswerk ........................................................................................................................... 57 BIJEENKOMST 4 EINDPRESENTATIE ....................................................................................... 58 Presentaties...................................................................................................................... 58 Trots op je project ............................................................................................................ 59 Het Rode Kruis heeft meer te bieden .............................................................................. 59 Evaluatie ........................................................................................................................... 59
Lespakket Positive Images 2011 – handleiding
4
Introductie Positive Images Positive Images is een initiatief vanuit Groot-Brittannië dat is gestart in 2009. Inmiddels zijn onder andere ook Oostenrijk, Denemarken en Griekenland aangesloten. In drie jaar tijd moet het project naar nog meer landen toe en is de ambitie uitgesproken om drie miljoen Europese jongeren te bereiken en hen een positieve houding mee te geven over migranten en integratie. In het schooljaar 2010-2011 start Positive Images ook in Nederland. Meer informatie over Positive Images-projecten in andere landen kun je vinden op de website www.rodekruis.nl/positiveimages.
Doel en opbouw van de stage Het doel van deze maatschappelijke stage is het maken van een mediaproject rondom migranten. In de projecten moet de positieve inslag centraal staan. Met de projecten moeten uiteindelijk zoveel mogelijk jongeren tussen de 12 en 25 jaar bereikt worden. De stage is opgebouwd uit de volgende bijeenkomsten: 1. Migratie en wie zijn migranten? 2. Stereotypen en brainstorm Positive Images project 3. Tussentijdse presentatie + feedback 4. Eindpresentatie De bijeenkomsten zijn opgebouwd uit actieve werkvormen om veel dynamiek in de groep te krijgen. De activiteiten zijn zodanig opgebouwd, dat de leerlingen steeds dieper in de materie duiken. Naast de bijeenkomsten, zijn er ook verdiepingsopdrachten. Hiervoor bestaan aparte werkbladen. Na afloop van de activiteiten hebben de jongeren: o
hun kennis verbreed betreffende het humanitaire aspect van migratie;
o
een beter besef van ontwikkeling en de relatie tussen de Millennium Ontwikkelingsdoelen en migratie;
o
een groter inzicht en inlevingsvermogen in kwetsbare migranten ontwikkeld en kunnen ze de negatieve stereotypen over migranten herkennen en weerleggen;
o
het vermogen zaken rondom migratie en ontwikkeling beter aan zichzelf en hun gemeenschappen te relateren;
o
het vermogen actie te ondernemen om kwetsbare migranten te steunen;
o
kennisgemaakt met het werk van het Rode Kruis;
o
ervaring in het opzetten van een mediaproject, samenwerking en hun eigen competenties leren gebruiken.
Lespakket Positive Images 2011 – handleiding
5
De activiteiten zijn het meest geschikt voor schoolgaande jongeren vanaf 13 jaar. Voor alle schoolniveaus geldt dat jongeren 30 uur maatschappelijke stage moeten lopen. Afhankelijk van het type stage (blok- of lintstage) kun je op maat bepalen hoeveel tijd er tussen de bijeenkomsten zit. Het is aan te raden bijeenkomst 2 en 3 dichtbij elkaar te plannen. Bij een blokstage lopen leerlingen gedurende een korte periode (bijvoorbeeld een week) elke dag één of twee dagdelen stage. Bij een lintstage lopen de leerlingen gedurende een langere tijd een aantal uren per week stage. In overleg met de school wordt besloten welke vorm stage het zal zijn. De Positive Imagesstage is als volgt opgebouwd: Bijeenkomst 1
2,5 uur
Eigen tijd: Verdiepingsopdrachten
3 uur
Bijeenkomst 2
2,5 uur
Eigen tijd: Uitwerken eigen mediaproject + presentatie
8 uur
Bijeenkomst 3
2 uur
Eigen tijd: Uitvoeren eigen project + presentatie
10 uur
Bijeenkomst 4
2 uur
Omdat er soms al een deel van de maatschappelijke stage is gelopen door leerlingen, of wanneer een docent graag een onderdeel uit Positive Images wil opnemen in een regulier lesuur (bijvoorbeeld aardrijkskunde of maatschappijleer) zijn er ook twee verkorte versies beschikbaar. Er zijn daardoor drie middelbaar onderwijs lespakketten die onder Positive Images Nederland vallen: 1. Originele maatschappelijke stage: dertig uur 2. Verkorte maatschappelijke stage: acht uur 3. Gastles, dus geen maatschappelijke stage: een tot twee uur
Inhoud lespakket Het lespakket bestaat uit een handleiding voor peer-educators, een werkboek voor leerlingen en een website. Verder is het lespakket gevuld met benodigdheden, zoals rollenspelkaartjes, post-its en stiften. In de handleiding wordt verwezen naar werkbladen en verdiepingsopdrachten. Deze werkbladen en verdiepingsopdrachten zijn opgenomen in deze handleiding en in het werkboek. Op www.rodekruis.nl/positiveimages is de handleiding voor peer-educators, het werkboek voor leerlingen, filmpjes en mediatips te downloaden. Ook zal er op de website een teller bijgehouden worden over het bereik dat we landelijk halen met de projecten. Alle mediaprojecten van leerlingen worden met beeld en tekst op de website gezet om uiteindelijk een Nederlandse database te bouwen.
Lespakket Positive Images 2011 – handleiding
6
Landelijke competitie en prijzen! Alle projecten worden verzameld op de landelijke website van Positive Images. In het jaar 20102011 (eerste projectperiode) werd het beste project beloond met een prijs! ‘Beste’ betekende in dit geval: het meeste bereik onder jongeren en het inhoudelijk sterkst en vernieuwende verhaal (beoordeeld door een jury). Naast de prijs voor het beste project is er ook een prijs voor de beste studentendesk. De studentendesk met de grootste inzet van peer-educators wint. In 2011 konden de desk en peer-educators een reisje naar London winnen en de scholieren met het beste project een Dvd-pakket ter waarde van €50,- Kijk op www.rodekruis.nl/positiveimages of mail naar
[email protected] om te informeren of er in volgende jaren ook prijzen beschikbaar zijn.
Vervangende opdracht bij afwezigheid Wanneer jongeren bijeenkomsten missen, dienen zij een vervangende opdracht te maken. Hiervoor is een extra verdiepingsopdracht gemaakt (zie pagina 33).
Voorbereiding voor in de klas Het bespreken en verkennen van migratie kan leiden tot emotionele of verhitte discussies. Het onderwerp kan ook discriminerend taalgebruik of gedrag naar boven brengen. De docent heeft de verantwoordelijkheid ervoor te zorgen dat elke jongere in de klas de mogelijkheid heeft zijn mening en gevoelens te uiten in een veilige en beschermde omgeving, en dat wanneer de gelegenheid zich voordoet de discussie over discriminerend taalgebruik en/of gedrag wordt aangegaan. Bespreek de definitie van discriminatie en zijn negatieve impact op mensen en gemeenschappen. De bedoeling van het uitdagen van een dergelijke houding is niet om mensen ervan te weerhouden hun mening te uiten, maar om ze aan te sporen uit te zoeken of hun mening is gebaseerd op een eerlijk en evenwichtig oordeel van alle feiten, en de impact van hun meningen op anderen te overwegen. Een effectieve uitdaging nodigt de ander uit om zijn gedrag en houding te onderzoeken, om ze beter te begrijpen en misschien te veranderen. Tips over hoe de discussie aan te gaan over discriminerend gedrag: o
Een uitdaging moet geen aanval zijn.
o
Richt je op het gedrag, niet op de persoon.
o
Schuld leidt niet tot groeiend besef.
o
Richt je op een kleine positieve verandering, niet op een negatieve reactie.
o
Een uitdaging moet geen emotionele reactie, maar een doelbewuste handeling zijn.
o
Houd je gevoelens onder controle en sta open voor die van anderen.
Ga na of een van je leerlingen mogelijk getroffen wordt door de onderwerpen van de activiteiten. Als dit het geval is, praat dan van tevoren met de leerlingen over de lesinhoud. Ze krijgen de mogelijkheid om niet bij de les aanwezig te zijn, dan wel de mogelijkheid zich voor te bereiden om, als ze dat zouden willen, te praten over hun ervaringen of thuisland. Houd rekening met de behoeften van iedereen op school alvorens een discussie te starten.
Lespakket Positive Images 2011 – handleiding
7
Onthoud dat migrantenkinderen mogelijk een groot trauma hebben opgelopen in hun thuisland of gedurende hun reis naar een ander land. Ze hebben mogelijk gezien hoe familieleden gewond zijn geraakt, zijn vermoord of gearresteerd. Dergelijke gruwelijke gebeurtenissen kunnen niet makkelijk klassikaal worden besproken. Migrantenkinderen willen mogelijk niet praten over hun thuisland of familieomstandigheden, omdat ze bang zijn dat dit hun kansen om in het land te blijven in gevaar brengt, of omdat ze zich niet anders willen voelen dan andere kinderen. Het is essentieel ervoor te zorgen dat migrantenkinderen zich veilig voelen en dat er tegelijk ook meer bewustzijn wordt gecreëerd voor de omstandigheden die hen naar dit land hebben gevoerd. Populaire misvattingen en vooroordelen moeten uitgedaagd worden, zodat alle jongeren zich kunnen ontplooien tot positieve humanitaire wereldburgers.
Lespakket Positive Images 2011 – handleiding
8
Definitie Alleenstaande Minderjarige Asielzoekers (AMA’s): Jonge asielzoekers (<18 jaar) die alleen naar Nederland komen, noemen we Alleenstaande Minderjarige Asielzoekers. Zij volgen dezelfde procedure als alle asielzoekers, maar mogen bij een negatieve beslissing op hun asielaanvraag vaak tot hun achttiende in Nederland blijven. Allochtoon: Iemand die in Nederland woonachtig is en van wie tenminste één ouder in het buitenland is geboren. Wie zelf in het buitenland is geboren, hoort tot de eerste generatie, wie in Nederland is geboren, hoort tot de tweede generatie. De Nederlandse overheid had om politieke redenen behoefte aan een scheidslijn tussen ‘westerse allochtonen’ en ‘niet-westerse allochtonen’ en heeft toen in overleg met het CBS (Centraal Bureau voor de Statistiek) als niet-westerse landen gedefinieerd Turkije, Afrika, Latijns-Amerikaan en Azië, met uitzondering van Indonesië en Japan, en de rest dus als westers. Deze verdeling is politiek gemotiveerd en niet duidelijk gebaseerd op een historisch of filosofisch of feitelijk uitgangspunt. Een arbeidsmigrant is iemand die migreert voor de werkgelegenheid. Armoede kan op verschillende manieren gedefinieerd worden, waaronder gebrek aan inkomen, gezondheidszorg, onderwijs, onderdak enzovoorts. Het wordt echter vaak gedefinieerd in termen van een gebrek aan inkomen. Iemand wordt gezien als arm indien zijn of haar inkomen beneden het minimum uitkomt dat nodig is om te kunnen voorzien in de eerste levensbehoeften, zoals voedsel, water en onderdak. Dit minimum staat bekend als de ‘armoedegrens’ en kan per land verschillen. In landen met de laagste inkomens ligt de armoedegrens op $1,25 per dag (Wereldbank). Een asielzoeker is een persoon die zijn land van oorsprong heeft verlaten, in een ander land een aanvraag heeft ingediend om als vluchteling erkend te worden en een beslissing op zijn aanvraag afwacht. Emigratie is het verlaten van je eigen land om je in een ander land permanent te vestigen. Gedwongen migratie verwijst naar het verkeer van zowel vluchtelingen en ontheemden (vanwege conflicten), als mensen die ontheemd zijn vanwege natuur- en milieurampen, gif- of nucleaire rampen, hongersnood of ontwikkelingsprojecten. Immigratie is het permanent in een vreemd land komen wonen. Een illegale migrant is iemand die niet de vereiste legale status of reisdocumenten bezit om een land binnen te kunnen komen of er te kunnen verblijven. Kwetsbare mensen zijn diegenen die het grootste risico lopen in situaties terecht te komen die een bedreiging vormen voor hun overlevingskansen of hun vermogen te leven op een acceptabel niveau van sociale en economische zekerheid en menselijke waardigheid. Vaak gaat het om slachtoffers van natuurrampen, armoede door sociaaleconomische crisis of vluchtelingen en slachtoffers van medische noodgevallen. Migranten zijn mensen die hun huizen verlaten of ontvluchten om elders, vaak in het buitenland, naar mogelijkheden of een veiligere en betere toekomst te zoeken. De term migrant is daarom breed en kan asielzoekers, vluchtelingen, ontheemden, economische en illegale migranten omvatten.
Lespakket Positive Images 2011 – handleiding
9
Migrantenwerker verwijst naar een persoon die loonactiviteit gaat uitvoeren, uitvoert of heeft uitgevoerd in een land waarvan hij de nationaliteit niet bezit. Millennium Ontwikkelingsdoelen (Millennium Development Goals – MDGs): Voortbouwend op tien jaar van grote conferenties en toppen van de Verenigde Naties, kwamen in september 2000 de wereldleiders bij elkaar op het Hoofdkwartier van de Verenigde Naties in New York, om de Millenniumverklaring van de Verenigde Naties aan te nemen, waarmee ze hun landen verbinden aan een samenwerking om armoede te bestrijden, en waarmee ze een reeks tijdgebonden doelen stellen, met 2015 als deadline, die nu bekend staan als de millenniumdoelen. Ontheemden zijn (groepen) mensen die gedwongen waren hun huizen of gebruikelijke verblijfplaatsen te verlaten, voornamelijk ten gevolge of ter ontvluchting van de gevolgen van gewapende conflicten, geweldssituaties, schending van mensenrechten, natuurrampen of ‘manmade disasters’, en die geen internationale grens zijn overgestoken. Ontwikkeling is een proces waardoor landen na verloop van tijd veranderen. Het kan op verschillende manieren gedefinieerd worden. De Internationale Federatie van het Rode Kruis en de Rode Maan Organisaties definiëren ontwikkeling als het proces waarbij gemeenschappen, families en individuen sterker worden, een voller en productiever leven kunnen leiden en minder kwetsbaar worden. De Verenigde Naties hebben een manier ontwikkeld om ontwikkeling te meten door te kijken naar drie basisfactoren: de levensverwachting of de gemiddelde levensduur, onderwijs en inkomen. Een ontwikkeld land kan gedefinieerd worden als een land dat, gebaseerd op verschillende factoren, een relatief hoge mate van ontwikkeling doormaakt. Een ontwikkelingsland kan gedefinieerd worden als een land dat, gebaseerd op verschillende factoren, een relatief lage ontwikkeling doormaakt. Push- en pullfactoren zijn een manier om migratie te analyseren. Pushfactoren bewegen mensen ertoe hun plaats van herkomst te verlaten en pullfactoren trekken ze naar nieuwe plekken. Een slachtoffer van mensenhandel is iemand die onderworpen is aan mensenhandel. Mensenhandel is het werven, vervoeren, overdragen, verbergen of ontvangen van mensen door middel van bedreiging met, of gebruik van geweld of andere vormen van dwang, ontvoering, fraude, misleiding, misbruik van macht of een kwetsbare positie, of het geven of ontvangen van vergoedingen of beloningen voor de instemming van een persoon met de macht over een andere persoon, met exploitatie tot doel. Vervolging is het onderwerpen van een persoon aan vijandelijkheden en mishandeling, voornamelijk vanwege afkomst of politieke of religieuze overtuigingen. Een vluchteling is iemand die, door een gegronde vrees voor vervolging vanwege afkomst, geloof, nationaliteit, lidmaatschap van een bepaalde sociale groepering, of politiek standpunt, zich buiten het land van zijn nationaliteit bevindt en niet kan of, vanwege die vrees, niet wil vertrouwen op bescherming van dat land.
Bronnen: www.redcross.org.uk/What-we-do/Teachingresources/Teaching-packages, www.cbs.nl
Lespakket Positive Images 2011 – handleiding
10
Bijeenkomst 1: Migratie & wie zijn migranten? Doelen van deze bijeenkomst: o
Uiteenzetten van de redenen van migratie
o
Introduceren verschillende typen migranten
o
Meer sympathie voor het lot van de migrant en de menselijke kant van migratie
o
Jongeren confronteren met hun vooroordelen
o
De link tussen armoede en migratie neerzetten
Hoofdvragen: o
Waar liggen jouw roots?
o
Wat weten jongeren over migratie en ontwikkeling?
o
Waarom migreren mensen?
o
Wat zijn de verschillende typen migranten?
o
Wat is de link tussen armoede en migratie?
Waar liggen jouw roots? Thema
Wat moet je doen
Openingsvraag: Waar liggen jouw roots?
Doe als opwarmertje een kennismakingsrondje. Inventariseer wie je deelnemers zijn (namen) en vraag waar de roots liggen van je groep. Stel hen de vraag: hoe lopen jouw familiestamboom? Ga terug tot je (overgroot) oma. Ben jij, zijn jouw ouders en je overgrootouders allemaal in Nederland geboren? Begin bij jezelf.
(10 min)
Wat heb je nodig
Leuk om te noemen: Naar schatting 98% van de Nederlanders heeft buitenlandse voorouders (bron: http://vijfeeuwenmigratie.nl). Na het bespreken van ieders roots is het goed om de gedragsregels (zie introductie lespakket) te bespreken (open gesprek, geen discriminatie; zie ‘gedragsregels in de klas’).
Lespakket Positive Images 2011 – handleiding
11
Introductie op het Positive Images project Thema
Wat moet je doen
Introductie stage
Heet de leerlingen welkom en schetst (Digitaal) schoolbord de opbouw van de stage. Licht kort het doel, de thema’s, de planning en de prijs toe.
(5 min)
Wat heb je nodig
Evaluatie: vragenlijst invullen + contract tekenen Thema
Wat moet je doen
Wat heb je nodig
Invullen vragenlijst
In het kader van de uitgebreide evaluatie uit Europa, moeten de leerlingen bij aanvang van de stage een paar vragen invullen.
Evaluatielijsten leerlingen
(10 min)
Stageovereenkomst
Laat de jongeren ook het stagecontract lezen en tekenen. Als de leerlingen zelf ook stageformulieren hebben die getekend moeten worden, kun je die nu inzamelen en in de loop van de les tekenen.
Kennisquiz Migratie en Ontwikkeling Thema
Wat moet je doen
Kennisquiz
Pak werkblad 1.1 uit het werkboek en (Digitaal) schoolbord laat de leerlingen zelf in 5 minuten de Werkblad 1.1 Quiz Migratie quiz invullen. en Ontwikkeling Bespreek daarna klassikaal de vragen en ligt kort de antwoorden toe te lichten.
(15 min)
Wat heb je nodig
Lespakket Positive Images 2011 – handleiding
12
Werkblad 1.1 & 1.1a Quiz Migratie en Ontwikkeling + antwoorden Waar of niet waar 1. Wereldwijd zijn er 1 miljard mensen in beweging, op zoek naar nieuwe woonomgeving
Waar In 2009 werd geschat dat wereldwijd 1 miljard mensen in beweging waren.
2. De meeste migratie vindt plaats van ontwikkelingslanden naar ontwikkelde landen (bijvoorbeeld Afrika Europa)
Niet waar De meeste migratie vindt plaats van ontwikkelingslanden naar ontwikkelde landen (bijvoorbeeld Afrika Europa) Aanvullende noot: Rond de 730 miljoen mensen zijn interne migranten. Zo’n 70 miljoen mensen trekken van een ontwikkelingsland naar een ontwikkeld land en 200 miljoen mensen verhuizen van het ene ontwikkelingsland naar het andere of tussen ontwikkelde landen. In 2000 werd geschat dat 31,52 miljoen mensen zich binnen Europa verplaatsten (let wel, binnen Europa, niet de EU), terwijl slechts 7,52 miljoen mensen van Afrika naar Europa trokken. Er wordt geschat dat slechts 3% van de Afrikanen in een ander land woont dan waar hij is geboren, en minder dan 1% van de Afrikanen woont in Europa. 3. Het aantal asielzoekers in de EU is in de laatste tien jaar gestegen
Niet waar Het aantal asielzoekers binnen de EU is in de afgelopen 10 jaar gedaald. Aanvullende nood:
Er is sprake van een flinke afname. Na de pieken in 1992 (670.000 aanvragen in de EU) en in 2001 (424.500 aanvragen in de EU), werden er in 2007 een geschat aantal van 222.600 asielaanvragen ontvangen in de EU. Het grootst aantal asielaanvragen in 2007 werd gedaan in Zweden. Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk, Griekenland en Duitsland. . 4. Nederland neemt meer asielzoekers op dan Iran
Niet waar In 2009 nam Nederland minder vluchtelingen op dan bijvoorbeeld Verenigd Koninkrijk, Duitsland, Iran of Pakistan. Aanvullende noot: Nederland: 76,008 Verenigd Koninkrijk 269.400 Kenia 358.900 Duitsland 593.800 Iran 1.070.500 Pakistan 1.740.700 5. Migratie heeft veel voordelen voor de mensen die migreren
Waar Onderzoek toont aan dat migranten genieten van een hoger inkomen, betere toegang tot onderwijs en zorg, en een betere toekomst voor hun kinderen. 6. Migratie heeft negatieve effecten op de landen waar de migranten heen gaan
Niet waar Uit onderzoek blijkt dat immigranten onder andere voordelige gevolgen heeft voor de economie van hun nieuwe thuisland Aanvullende nood: Onderzoek toont aan dat migranten de economische output een zetje geven, met weinig tot geen nadelige gevolgen voor lokale bewoners. Een algemene opvatting is dat onervaren migrantenwerkers open vacatures
Lespakket Positive Images 2011 – handleiding
13
opvullen en daarmee de lokale werkers verdringen en de lonen verlagen, dat een toestroom van migranten gepaard gaat met meer criminaliteit, verzwaarde lasten op de lokale dienstverlening en de vrees voor het verliezen van maatschappelijke en culturele cohesie; maar deze zorgen zijn vaak overdreven. Onderzoek toont aan dat de negatieve effecten van migratie op autochtone werkers met vergelijkbare vaardigheden redelijk klein zijn en, in sommige contexten, geheel niet aanwezig. 7. Amsterdam is wereldwijd de stad met de meeste nationaliteiten
Waar Mensen met 177 verschillende nationaliteiten woonde in 2007 in Amsterdam. 8.Meer dan de helft van de jongeren in Nederland heeft vooroordelen over allochtonen
Uit een enquête van plattelandsjongerenorganisaties blijkt dat jongeren vaak negatief denken over allochtonen, althans over "mensen met een andere cultuur dan die van jezelf". 57 Procent van hen geeft toe vooroordelen te hebben over allochtonen, een derde van de jongeren heeft daadwerkelijk wel eens mensen anders behandeld vanwege een vooroordeel. Bronnen: Europe in Figures: Eurostat
Yearbook 2010, European Union 2010; 2009 Global Trends Refugees, Asylum seekers, Returnees, Internally Displaced and Stateless Persons (2010) UNHCR; Summary, Human Development Report (2009) Overcoming barriers: Human mobility and development. United Nations; www.trouw.nl/nieuws/nederland/article16708 42.ece; http://headlines.nos.nl/forum.php/list_messag es/24174
Waar
Lespakket Positive Images 2011 – handleiding
14
Waarom migreren mensen? Thema
Wat moet je doen
Wat heb je nodig
Waarom migreren mensen?
Geef elk groepje leerlingen enkele post-its en vraag ze vijf minuten te brainstormen over redenen die iemand ertoe kunnen bewegen zijn/haar huis te verlaten voor langer dan een jaar en ook redenen die mensen naar een nieuwe plek kunnen trekken. Laat ze nadenken over hun eigen ervaringen met verhuizen naar een nieuwe plek, of de ervaringen van familie of vrienden. Schrijf de redenen op de post-its, één reden per briefje.
Post-its
Push & Pool factoren (20 min)
Werkblad 1.2 Redenen voor migratie
Introduceer het idee van ‘push’factoren (dingen die mensen van een plek wegduwen) en ‘pull’-factoren (dingen die mensen naar een nieuwe plek trekken). Vraag de leerlingen om de post-its in te delen in push- en pullfactoren. Bespreek met de leerlingen dat er grofweg drie categorieën zijn waarin de push- en pullfactoren gebundeld kunnen worden: economische, sociale en politieke redenen. Pak werkblad 1.2 erbij en neem het samen door. Extra noot: Mensen die vluchten uit een gewelddadige omgeving (bijvoorbeeld door oorlog) kunnen dus vallen onder politieke én woonomgevinggerelateerde motieven.
Lespakket Positive Images 2011 – handleiding
15
Werkblad 1.2 Motieven voor migratie Economische motieven: 1. Arbeidsmigranten: migranten die in het immigratiegebied via werk een inkomen hopen te krijgen. 2. Bedrijfsgebonden migranten: migranten die voor een bedrijf in het immigratiegebied gaan werken (bijvoorbeeld expats). 3. Migrerende ondernemers: migranten die hun eigen bedrijf in het immigratiegebeid willen opzetten of voortzetten. 4. Studenten: migranten die in het immigratiegebied studeren of stage lopen. 5. Pensioenmigranten of renteniers: migranten die niet meer economisch actief zijn en in het migratieland hun laatste jaren doorbrengen. Politieke motieven: 6. Politieke vluchtelingen: migranten die om politieke redenen hun verblijfsland zijn ontvlucht. Binnen deze groep vallen ook migranten die vervolgd worden om geloofsuiting, etniciteit of bijvoorbeeld seksuele geaardheid. Sociale motieven: 7. Gezinsherenigers: migranten die zich op grond van nauwe verwantschap willen vestigen bij gezinsleden in het immigratieland. 8. Gezinsvormers: migranten die willen trouwen of net getrouwd zijn met een bewoner van het immigratieland. 9. Retourmigranten: migranten die teruggaan naar het land van herkomst. Woonomgevinggerelateerde motieven: 10. Migranten die naar het immigratiegebied gaan voor een betere woning of woonomgeving. Hieronder vallen ook mensen die na een natuurramp (of bijvoorbeeld langdurige droogte) naar een ander gebied vertrekken. Let op: meestal blijven slachtoffers van natuurrampen binnen eigen landsgrenzen (internally displaced persons).
Lespakket Positive Images 2011 – handleiding
16
Wie is welke migrant? Thema
Wat moet je doen
Wat heb je nodig
Zelf indelen migranten
Schrijf de volgende vier begrippen op de flip-over/schoolbord: economisch, politiek, sociaal en woonomgevinggerelateerd.
(Digitaal) schoolbord/flip over of A4 met groepen migranten
(25 min)
Post-its
Kijk nu gezamenlijk naar het filmpje van Filmpje (originele bron: Aldijana (via Internet of DVD). Je kunt www.redcross.org.uk/Whatde uitgeschreven Nederlandse tekst we-do/Refugeeuitdelen om ernaast te houden. services/Refugees-trueBespreek klassikaal welke redenen stories/Aldijanas-story-fromrefugee-to-solicitor) Aldijana had om te migreren. Wat waren haar push- en pull factoren? Werkblad 1.3 Tekstversie Was het makkelijk om hun redenen in filmpje Aldijana te delen in push- en pullfactoren? Leg uit dat de redenen van mensen om te Werkblad 1.4 Bekende migreren vaak erg ingewikkeld liggen. Nederlanders Pak nu werkblad 1.4 erbij over de bekende Nederlandse migranten en match de foto’s met de vier categorieën op het bord. Bespreek met de leerlingen: o
Werkblad 1.4a Bekende Nederlanders
Wat voor soort migranten zijn ze?
o Welke push- en pullfactoren waren er van toepassing op hun situatie? o Denk jij dat hun migratie een positieve of negatieve ervaring voor hen was? o Met welke moeilijkheden denk jij dat ze zijn geconfronteerd? Waarom? Leg uit dat de realiteit van migratie vaak erg ingewikkeld is en dat humanitaire hulp erop gericht is mensen te steunen in hun eerste levensbehoeften, ongeacht wie ze zijn.
Lespakket Positive Images 2011 – handleiding
17
Werkblad 1.3 Tekstversie filmpje Aldijana Ik werd geboren in Bosnië Herzegovina, een van de republieken van voormalig Joegoslavië. De oorlog in Joegoslavië begon in 1991. In augustus 1995 vluchtten we uit Bosnië vanwege etnische zuivering. We kregen 24 uur om onze stad te verlaten. Ze vertelden ons dat we maar twee tassen mee mochten nemen, dus we moesten eigenlijk ons hele leven in 2 tassen stoppen. Het was gewoon een vreselijke, vreselijke dag. Om ons heen duizenden en nog eens duizenden mensen die huilden, die probeerden in de bus te klimmen, die probeerden op de bus te klimmen, omgeven door militairen. We werden in een veld gezet om op een andere bus te wachten die ons naar de oversteekplaats zou brengen en je kunt je voorstellen dat heel veel mensen dachten dat ze gewoon zouden worden neergeschoten daar, in niemandsland, geen woning te zien. Ik was een kind, maar ik kon zien dat mijn ouders heel ongerust waren, maar de kinderen niet bang wilden maken. Het leek een eeuwigheid dat we in dat veld waren. Toen kwamen de bussen om ons naar de oversteekplaats bij de rivier te brengen. En om mijn vader toen te zien, mijn vaders gezicht. Hij was gewoon zo blij en het eerste wat hij tegen me zei was: ‘Ik ben eindelijk vrij, ik kan gewoon lopen zonder bang te zijn dat ik word neergeschoten.’ En mijn zus, die tijdens de oorlog nog geen banaan of chocola had gehad… de persoon van het Rode Kruis bracht een hele lading bananen en chocola mee en gaf het praktisch aan m’n zus. Het was gewoon ongelofelijk. Dus toen we de grens waren overgestoken, was er een ontvangstcentrum. Ze zetten ons toen weer op de bus en brachten ons naar een vluchtelingenkamp. We kregen te horen dat het Verenigd Koninkrijk onze familie had geselecteerd om ons tijdelijke bescherming te bieden.
Toen we aanvankelijk in Nottingham aankwamen, vonden we het ontzettend moeilijk, omdat we de taal natuurlijk niet spraken. Het was een complete cultuurschok, maar we werden met open armen ontvangen. Mensen brachten ons gedoneerde kleren, gedoneerd voedsel, ze waren ontzettend vriendelijk tegen ons. Ik voel me een burger van het Verenigd Koninkrijk, ik voel me hier thuis nu.” (Aldijana is nu een advocaat, gespecialiseerd in het immigratierecht). “Ik moet zeggen dat het beeld van vluchtelingen lijkt te zijn veranderd. Natuurlijk merk ik het op door mijn werk op dit gebied. Maar mijn cliënten vertellen me dat de kinderen op school vaak gepest worden. Kinderen noemen ze vaak asielzoekers en zeggen slechte dingen. Ik wil niet generaliseren. Ik vind het belangrijk dat we ons realiseren dat er veel mensen zijn die erkennen dat vluchtelingen bescherming nodig hebben, vanwege de vervolging waarmee ze in hun vaderland werden geconfronteerd. Hoe ik mezelf zou omschrijven? Ik zou niet zeggen als vluchteling, omdat ik vind dat dit een klein deel van iemand is. Beroepsmatig zou ik zeggen dat ik advocaat ben, maar ik ben ook een dochter, een zus, een partner, een vriendin enzovoorts.”
Lespakket Positive Images 2011 – handleiding
18
Werkblad 1.4 & 1.4a Bekende Nederlanders + antwoorden
Jörgen Raymann, Ibrahim Afellay en Ali B zijn in Nederland geboren. Sociaal motief • Prinses Maxima (Argentinië, niet-westers): sociale migrant (gezinsvorming door huwelijk)• Nebahat Albayrak (Turkije, niet-westers): sociale migrant, gezinshereniging na gastarbeiderschap van vader Economisch motief • Ibrahim Afellay (Marokko, niet-westers): wel in NL geboren, kind van economische migranten, ouders gastarbeiders jaren ‘60-’70 • Jörgen Raymann (Suriname, niet-westers): wel in NL geboren, ouders economische en sociale migranten, betere woonomgeving, meer werk en beter onderwijs. • Ali B (Marokko, niet-westers): wel in NL geboren, kind van economische migranten, ouders gastarbeiders jaren ‘60-’70 Political reasons and unsafe environment • Anne Frank (Duitse met Joodse achtergrond): vluchtte vlak voor de Tweede Wereldoorlog, in 1933, naar Nederland en werd bekend vanwege haar dagboek dat ze schreef tijdens het onderduiken in de Tweede Wereld Oorlog. Zij overleed in 1945, in concentratiekamp in Bergen-Belsen (discriminatie op grond van afkomst) • Ayaan Hirsi Ali (Somalië, niet-westers): Somalië Nederland: politieke en sociale migrant (oorlog/veilige woonomgeving), Nederland Verenigde Staten: economische migrant (werk)
Bronnen afbeeldingen: www.allesoverroyals.web-log.nl, www.opzij.nl, www.ad.nl, www.yyforum.nl, www.eemsbode.nl, www.spitsnet.nl, www.depers.nl
Lespakket Positive Images 2011 – handleiding
19
Armoede is maar relatief Thema
Wat moet je doen
Wat heb je nodig
Link tussen armoede en migratie
Vraag de studenten of zij strandverkopers kennen van tijdens zomervakanties in bijvoorbeeld Spanje. Economische migranten stuiten vaak op onbegrip. Kijk naar het filmpje over Afrikaanse zeemigranten.
Filmpje (originele bron: www.sussex.ac.uk/migration/12-10.html)
(15 min)
Vraag de leerlingen om in groepen te brainstormen over wat er wordt bedoeld met armoede. Verandert het idee van armoede, afhankelijk van waar we wonen en waar we vandaan komen? Voor sommige mensen kan de mate van armoede afhangen van toegang tot het internet, het hebben van een mobiele telefoon of een auto. Voor anderen is het veel simpeler en gaat het om overleving, bijvoorbeeld met de beschikbaarheid van schoon water, voedsel en onderdak. Als we op wereldschaal denken aan armoede, waar denken we dan aan? Wat voor beelden komen er dan boven? En waar denk je aan bij armoede in Nederland? Lees de definitie van armoede voor, die door de Wereldbank wordt gehanteerd en vergelijk de ideeën van leerlingen. Armoede is als iemands inkomen beneden het minimum uitkomt dat nodig is om in de eerste levensbehoeften te voorzien, zoals voedsel, water en onderdak. Dit minimum staat bekend als de ‘armoedegrens’ en kan per land verschillen. In landen met de laagste
Lespakket Positive Images 2011 – handleiding
20
inkomens ligt de armoedegrens op $1,25 per dag. Extreme armoede kan daarom gezien worden als het leven van minder dan $1,25 per dag (Wereldbank: www.worldbank.org). Er leven wereldwijd ongeveer 1,4 miljard mensen onder de armoedegrens van $1,25. Dit is ruim 20% van de wereld (1 op de 5 mensen). Leg uit dat dit een definitie is die gebaseerd is op inkomen, maar dat armoede soms ook kan worden gemeten op basis van andere factoren, zoals gezondheidszorg, onderwijs, onderdak, sociaal netwerk, enzovoort. Concluderend: armoede is een relatief begrip! Wat in Nederland als armoede ervaren wordt, is in Ethiopië misschien wel rijk. Verder verschilt ook per persoon wat iemand als armoede ervaart.
Migranten in hun nieuwe land Thema
Wat moet je doen
Hoe voelt het om als migrant in een nieuwe leefomgeving te zijn?
Kaartjes Rollenspel Deze oefening geeft inzicht in hoe migranten zich voelen wanneer ze in een nieuw land aankomen. Ze krijgen (Digitaal) Schoolbord te maken met instanties, maar spreken bijvoorbeeld de taal niet, hebben weinig geld of kennen de gewoontes van het land niet. Hoe gaan ze daarmee om? Wanneer de leerlingen de antwoorden niet uit de tekst op de kaartjes kunnen halen, moeten ze deze zelf fantaseren door zich in te leven in hun rol.
(20 min)
Wat heb je nodig
Deel de rollenkaartjes uit die in het lespakket zitten. Bij een grote groep eventueel per tweetal. Laat ze zich inleven in hun personage. Bespreek (enkele) van de volgende vragen:
Lespakket Positive Images 2011 – handleiding
21
-
Waar komen ze vandaan?
-
Waarom zijn ze weg gegaan (push-pull)?
-
Wanneer zijn ze aangekomen, hoe en met wie?
-
Is er sprake van een taalbarrière?
-
Hoe vinden ze het om hun moederland te verlaten?
-
Wat betekent het voor hun moederland dat ze zijn weggegaan?
-
Hoe voelden ze zich toen ze net in Nederland aankwamen?
-
Hoe voelen ze zich nu?
-
Hoe ga je om met negatieve reacties van mensen uit je nieuwe thuisland?
Een belangrijk thema is onzekerheid en verlorenheid. Zijn er ervaringen in hun leven geweest waarop zij zich ook zo gevoeld hebben (verhuizing, schoolovergang, feestje waarop ze niemand behalve de jarige kennen, etcetera)?
Lespakket Positive Images 2011 – handleiding
22
Werkblad 1.5 Rollenspel Eliza Je bent 11 jaar en zes maanden terug samen met je moeder naar Nederland gekomen. In je thuisland Sudan, hielp je familie mee op de boerderij die jullie hebben. Je moest vluchten omdat er een burgeroorlog uitbrak met veel gevechten. Je weet niet wat er gebeurd is met de rest van je familie. Abdul Je bent 16 jaar oud en twee jaar geleden naar Nederland gekomen, samen met je broer. Het duurde drie maanden om vanuit Afghanistan naar Nederland te reizen. In Afghanistan ging je naar school en je broer was net klaar met op het middelbare onderwijs. Je vader heeft mensen betaald om jullie in veiligheid te brengen. Je weet niet wat er nu met je vader is gebeurd. Katie Je bent acht jaar oud. Je ben hier vier jaar geleden gekomen vanuit Albanië met je familie. Je kunt nog herinneren dat je een lange reis moest en op veel verschillende plaatsten moest slapen. Je weet niet veel meer van Albanië zelf. Je voelt je thuis in Nederland en op je school, maar weet dat je ouders hun familie in Albanië erg missen. Precious Je bent 13 jaar oud en bent vanuit Kenia naar Nederland gekomen, samen met je familie. Je vader is leraar en je hebt in Kenia op een Engelstalige school gezeten. Je familie is hierheen gekomen nadat er vorig jaar gevechten in Kenia uitbraken tussen verschillende etnische groepen. Je hebt hier neven wonen en dacht dat zij jullie misschien konden helpen. Max Je bent 14 jaar oud en bent met je familie vanuit Polen naar Nederland gekomen. Je vader kwam het eerst naar Nederland, toen hij werk gevonden had konden jullie zich bij hem voegen. Je ouders werken hard en jij moet op je jongere zusje passen na school. Je zit op een Nederlandse school in Utrecht, het is gaat er heel anders aan toe dan in Polen en de taal leren is lastig. Rose Je bent 18 jaar oud en bent vanuit Curaçao naar Nederland gekomen om hier hbo toerisme te studeren. Het onderwijssysteem en de kwaliteit van je diploma op de voormalige Antillen is niet zo goed als hier in Nederland. Je meeste vrienden proberen ook in Europa of Amerika een opleiding te gaan volgen. Op Curaçao sprak je ook Nederlands, waardoor hier studeren makkelijk is. Ook wonen hier veel familieleden en vrienden. Je oudere zus studeert in Amsterdam rechten. Je familie thuis hebben een winkel en jaren gespaard om jou in het buitenland te kunnen laten studeren. Je werkt naast je studie om je college geld te kunnen betalen.
Lespakket Positive Images 2011 – handleiding
23
Julio Je bent 24 jaar oud en afkomstig uit Portugal. Je bent hier naartoe gekomen om werk te vinden. Je vrouw en familie zijn nog in Portugal. Je hoopt dat zij in de toekomt bij jou in Nederland kunnen wonen. Tomasz Je bent 25 jaar oud en komt oorspronkelijk uit Polen. Je hebt in Polen nog een dochter wonen. Je bent hiernaartoe gekomen om geld te verdienen zodat je dochter een beter leven krijgt. Je volgt een cateringcursus en wil graag je vaardigheden en kennis verbeteren terwijl je hier bent. Fouad Je bent 15 jaar oud en in Nederland geboren. Je ouders komen uit Marokko. Je vader is hier in de jaren 70 komen wonen omdat er in Nederland buitenlandse arbeiders werden gevraagd. Omdat er veel werk was heeft na lang sparen jouw moeder naar Nederland kunnen laten komen. Jij spreekt zelf een klein beetje Arabisch, maar kan niet Arabisch schrijven of lezen. Je zit op het vmbo en wil graag kok worden. Sami Je bent 42 jaar oud. Thuis in Zimbabwe was je een advocaat. Je moest uit Zimbabwe wegvluchten vanwege je politieke standpunten. Je kunt hier geen werk vinden en bent daarom actief als vrijwilliger voor een mensenrechtenorganisatie. Sarah Je bent 13 jaar oud en bent afkomstig uit Somalië, samen met je familie. Je bent hierheen gekomen wegens de droogte en hongersnood in Somalië. Je hoopt hier een beter leven te krijgen en dacht dat je neven hier je misschien kunnen helpen.
Lespakket Positive Images 2011 – handleiding
24
Reflectie Thema
Wat moet je doen
Wat neem je mee uit de les?
Vraag leerlingen wat naar hun idee de grootste uitdagingen zijn waarmee migranten worden geconfronteerd en hoe ze denken dat deze kunnen worden overwonnen.
(5 min)
Wat heb je nodig
Welk onderdeel van de bijeenkomst heeft de meeste indruk gemaakt op de leerlingen?
Verdiepingsopdrachten Thema
Wat moet je doen
Wat heb je nodig
Er is een database met Voorbereiding verdiepingsopdrachten verdiepingsopdrachten gemaakt. Introduceer de vier opdrachten, die (5 min) ook in de werkboekjes zijn opgenomen. De extra opdracht is voor leerlingen die een les niet kunnen komen als vervangingsopdracht: 1) Millenniumdoelen en ontwikkeling (Deel de miniboekjes uit)
Verdiepingsdracht 1: Millenniumdoelen en ontwikkeling Millenniumdoelstellingen miniboekjes (bron: NCDO) Verdiepingsopdracht 2: Het Rode Kruis en vluchtelingen
2) Het Rode Kruis en vluchtelingen
Verdiepingsopdracht 3: Het Rode Kruis en restoring family links
3) Het Rode Kruis en restoring family links
Verdiepingsopdracht 4: Mediavoorbeelden
4) Mediavoorbeelden
Extra opdracht Andere Hulporganisaties
- Extra opdracht: andere hulporganisaties. Laat de leerling die een les gemist heeft de opdracht over hulporganisaties uitvoeren en laat dit bij de peer-educator inleveren
Lespakket Positive Images 2011 – handleiding
25
Verdiepingsopdracht 1 Millenniumdoelstellingen en ontwikkeling
Acht millenniumdoelen In september 2000 hebben de 189 lidstaten van de Verenigde Naties en 23 internationale organisaties afgesproken om vóór 2015 belangrijke vooruitgang te boeken op het gebied van armoede, onderwijs, gezondheid en milieu. Er zijn acht concrete doelstellingen vastgelegd: de millenniumdoelen (Millennium Development Goals). Dit gebeurde op de grootste bijeenkomst van wereldleiders in de geschiedenis. De onderwerpen van de millenniumdoelen zijn niet nieuw. Maar wel nieuw is dat voor het eerst een internationale afspraak is gemaakt met concrete, meetbare doelen. Elk jaar wordt de voortgang gemeten en internationaal gerapporteerd. Zo kan tussentijds druk worden uitgeoefend op zowel de rijke als arme landen om hun inspanningen te vergroten. Hieronder staan de millenniumdoelen op een rijtje:
Op internet kun je veel informatie over de millenniumdoelen vinden. Onder andere op www.millenniumdoelen.nl. Op www.aliceo.nl/sjablonen/millenniumdoelen staan twee leuke quizzen die je kunt doen.
Lespakket Positive Images 2011 – handleiding
26
Ontwikkeling De millenniumdoelen gaan in op de ontwikkeling van landen en zo van de wereld. Maar wat wordt er nu eigenlijk onder ontwikkeling verstaan? Ontwikkeling is een proces waardoor landen na verloop van tijd veranderen. Het kan op verschillende manieren gedefinieerd worden. De Internationale Federatie van het Rode Kruis en de Rode Maan Organisaties definiëren ontwikkeling als het proces waarbij gemeenschappen, families en individuen sterker worden, een voller en productiever leven kunnen leiden en minder kwetsbaar worden. De Verenigde Naties hebben een manier ontwikkeld om ontwikkeling te meten door te kijken naar drie basisfactoren: de levensverwachting of de gemiddelde levensduur, onderwijs en inkomen.
Een ontwikkeld land kan gedefinieerd worden als een land dat, gebaseerd op verschillende factoren, een relatief hoge mate van ontwikkeling doormaakt. Een ontwikkelingsland kan gedefinieerd worden als een land dat, gebaseerd op verschillende factoren, een relatief lage ontwikkeling doormaakt.
Ontwikkelingskaart Deze kaart geeft de ontwikkeling (human development) aan verdeeld over de wereld. Hierin zijn factoren van levensverwachting, de mogelijkheid om naar school te gaan en inkomen meegenomen. De gegevens komen uit 2007 en staan in het Human Development Report 2009, http://hdr.undp.org/en/reports/global/hdr2009/. Deze kaart is alleen informatief en heeft geen politieke waarde.
Lespakket Positive Images 2011 – handleiding
27
Beantwoord de onderstaande open vragen: 1. Welk millenniumdoel spreekt jou het meeste aan? Waarom? 2. Wat is de link tussen de millenniumdoelen en het migrantenthema? Wat hebben de doelen met migratie te maken? Beantwoord de onderstaande meerkeuze vragen met behulp van de informatie die onder andere op de genoemde websites staat: 1. Een van de millenniumdoelen is dat in 2015 het aantal mensen dat in extreme armoede leeft teruggebracht wordt: a. tot nul. b. tot 60 miljoen mensen. c. tot 600 miljoen mensen. Wereldwijd zijn er ruim 1,2 miljard mensen die met minder dan 1 US dollar per dag rond moeten zien te komen. 2. Wat is de belangrijkste oorzaak dat meer vrouwen dan mannen in extreme armoede leven? a. Vrouwen minder hard kunnen werken dan mannen. b. Vrouwen dommer zijn omdat zij minder onderwijs hebben genoten. c. Vrouwen vaak kostwinner zijn en tevens de zorg voor het gezin dragen. 3. Welke van de volgende doelen is geen millenniumdoel? a. Dat in 2015 alle meisjes naar school gaan. b. Nederland zich inzet voor een eerlijker handelssysteem. c. Stopzetting van de verspreiding van HIV/AIDS en malaria. d. Uitbannen van vrouwenhandel e. Het aantal vrouwen dat in het kraambed overlijdt sterk wordt verminderd. 4. Hoeveel kinderen in de wereld hebben dagelijks honger? a. 400 miljoen b. 300 miljoen c. 200 miljoen 5. Welk percentage kinderen blijft in de wereld verstoken van basisonderwijs? a. 27 % b. 20 % c. 12 % 6. Welke ziekte vormt in de wereld het grootste risico voor de gezondheid? a. AIDS b. TBC c. ondervoeding 7. De eerste millennium ontwikkelingsdoelstelling geeft aan dat het aantal mensen, levend in extreme armoede, in 2015 tenminste tot de helft teruggebracht moet worden ten opzichte van 1990. Welk % van de wereldbevolking leeft in de armste landen? a. 75% b. 50% c. 33% d. 17% Bronnen: www.millenniumdoelen.nl, www.redcross.org.uk, www.digisites.nl/passage/docs/Quiz_Millenniumdoelstellingen.doc
Lespakket Positive Images 2011 – handleiding
28
Verdiepingsopdracht 2 Het Rode Kruis en vluchtelingen
Lees de bijgevoede tekst over het Rode Kruis:
Het Rode Kruis helpt vluchtelingen Een internationale hulporganisatie met een neutrale positie De internationale hulporganisatie het Rode Kruis speelt wereldwijd een belangrijke rol in de opvang en verzorging van vluchtelingen. Het Rode Kruis werkt in gebieden waar het vaak voor andere organisaties te gevaarlijk is om hulp te verlenen, dankzij hun neutrale positie kunnen ze slachtoffers vaak als enige helpen. Het probleem Door de vele rampen en conflicten die overal ter wereld in omvang en aantal toenemen, neemt ook het aantal vluchtelingen toe. Meer en meer mensen zijn slachtoffer van een natuurramp en moeten lang of korte tijd vluchten. Oorlogen nemen toe in complexiteit, van conflicten is soms wel 90% van de slachtoffers burger. Hulp aan vluchtelingen Hulp aan vluchtelingen wordt door de UNHCR (hoog commissariaat voor de vluchtelingen van de VN) gecoördineerd: zij zijn verantwoordelijk voor het algemeen beheer van vluchtelingenkampen. Maar voor hulp in de kampen doen ze beroep op onder andere het Rode Kruis. De taken van het Rode Kruis in de kampen variëren van water en voedselvoorziening tot medische zorg. Ook houdt het Rode Kruis zich bezig met Tracing (het opsporen van vermiste familieleden).
Hulp op korte termijn Vluchtelingen vestigen zich in de bestaande dorpen, maar meestal vestigen de groepen zich buiten de dorps- en stadscentra. Daar worden kampen gebouwd die plaats bieden aan een paar duizend tot enkele tienduizenden mensen. Mensen op de vlucht moeten hebben direct een aantal basisbehoeftes zoals water en sanitaire voorzieningen, voedsel, onderdak en medische verzorging. Hulp op langere termijn Vluchtelingen verblijven soms jaren in kampen. Wanneer aan de basisbehoeftes voorzien is, kan er hulp op langere termijn worden geboden, zoals onderwijs en zorgen voor werk of inkomen. Oplossingen op lange termijn Zorgen dat de vluchteling terug naar huis kan of in een derde land permanent kan verblijven. Deze mensen helpen om zich (terug) te integreren in de maatschappij.
Lespakket Positive Images 2011 – handleiding
29
Wat doet het Rode Kruis? Het Rode Kruis biedt hulp aan de meest kwetsbaren met water, voedsel, onderdak en medische verzorging, maar zorgen er ook dat mensen weer een nieuw bestaan kunnen opbouwen als ze terug naar huis gaan. De hulpverlening van het Rode Kruis aan vluchtelingen is gericht op simpele, praktische en werkbare oplossingen: o
Dekens, matrassen, matten
o
o
Voedsel uitdelen (zoals bonen, olie, bloem, gist, rijst)
Bouwmaterialen om huizen te herstellen
o
In 2008 werd door het Rode Kruis:
o
(Drink)water uitdelen
o
o
Aanleggen van waterpompen en toiletten
Aan 25.000 ontheemden in Tsjaad voedsel uitgedeeld
o
30 waterpunten aangelegd voor 30.000 ontheemden in Tsjaad
o
Aan 14.000 families huishoudelijke artikelen uitgedeeld in Colombia
o
Keukenspullen en jerrycans
o
Kachels
o
Zomer -en wintertenten, plastic grondbedekking
o
Aan 270.000 ontheemden onderdak gegeven in Somalië
o
Opsporen van vermiste familieleden en kinderen
o
500.000 ontheemden voorzien van water in Somalië
o
Opzetten van gezondheidsklinieken
o
Medische verzorging bij ziekten of wonden
In 2008 werd door het Rode Kruis: o aan 25.000 ontheemden in Tsjaad voedsel uitgedeeld o 30 waterpunten aangelegd voor 30.000 ontheemden in Tsjaad o aan 14.000 families huishoudelijke artikelen uitgedeeld in Colombia o aan 270.000 ontheemden onderdak gegeven in Somalië o 500.000 ontheemden voorzien van water in Somalië Wat kan het Rode Kruis met je euro doen? € 10 voedselpakket (met bijvoorbeeld rode bonen, bloem, gist, zonnebloemolie, suiker en zout) € 25 keukenset (kookpan, bakpan, borden, kopjes, bakjes, messen, vorken, snijmessen, opscheplepels) € 11 hygiëne kit (waspoeder, zeep, tandpasta, shampoo, scheermesje, handdoeken) € 120 familietent € 3 deken
€ 4 emmer met deksel € 5 voedselreep € 3 muskietennet € 36,50 shelter kit (een tool kit met wat materialen om zelf een onderkomen in elkaar te zetten) € 900 watertank van 5.000 liter € 75 kachel € 2 jerrycan van 10 liter € 11.000 grote tent voor opslag van hulpgoederen € 1500 kleinere tent, zoals een veldhospitaal € 400 waterpomp
Lespakket Positive Images 2011 – handleiding
30
Het Rode Kruis probeert zoveel mogelijk mensen te helpen. Het geld hiervoor wordt onder andere bij elkaar gebracht door inzamelingsacties. Een voorbeeld hiervan was 3FM Serious Request 2008. Hier is 5.702.621 euro opgehaald voor hulp aan vluchtelingen in Somalië, Soedan, Centraal Afrikaanse Republiek, DR Congo, Oeganda, Colombia, Sri Lanka, de Filippijnen en Kenia. Het Rode Kruis heeft in het eerste deel van 2009 met 3FM Serious Request kunnen bijdragen aan hulpverlening voor 1.621.857 vluchtelingen en ontheemden met onderdak, voedsel, water en gezondheidszorg. Omdat er elk jaar 36 miljoen mensen op de vlucht slaan vanwege een conflict of natuurramp, blijft het Rode Kruis hard nodig. Bron: www.schooltv.nl Opdracht: Stel jij hebt € 300,- en bent in Haïti, net na de aardbeving in 2010, om een Haïtiaans gezin te helpen. Hoe zou jij dit geld besteden? Licht toe waarom je deze keuze maakt.
Lespakket Positive Images 2011 – handleiding
31
Verdiepingsopdracht 3 Het Rode Kruis en Restoring Family Links Het herenigen van families in tijden van oorlog is een van oudsher (al sinds 1870) bekende taak van het Rode Kruis. Maar juist ook in de chaos na een orkaan, aardbeving of tsunami is de eerste vraag die bij overlevenden rijst: "Leven de mensen van wie ik houd nog?" Je zet de televisie aan en ziet nieuws over oorlogen of rampen. Grote kans dat ergens het Rode Kruis opduikt. Actief in beeld. Maar ook achter de schermen spelen we een onmisbare rol. Bijvoorbeeld door het contact te herstellen tussen mensen die elkaar in de oorlog zijn kwijt geraakt. Volgens het internationale humanitaire recht hebben mensen tijdens oorlogen het recht om te weten wat er met hun families aan de hand is. Mensen raken elkaar kwijt door een oorlog of ramp, maar ook door meer persoonlijke omstandigheden zoals emigratie en echtscheiding. Soms kunnen mensen elkaar ook niet vinden omdat iemand tijdens de strijd gevangen is genomen. De afdeling Opsporing en Ondersteuning van het Nederlandse Rode Kruis helpt bij het opsporen van naasten die gemist worden. In het hele land heeft het Nederlandse Rode Kruis hiervoor speciale teams. Dit geldt ook voor andere landen. De afdeling Opsporing en Ondersteuning bestaat uit drie onderdelen: Tracing, Sociale Opsporing en Hulplijn Vermiste Personen (Restoring Family Links). Tracing Het Rode Kruis kan Rode Kruis-berichten sturen naar gebieden waar post of telefoonverkeer niet meer werken. Zo kunnen na een natuurramp mensen aan hun familieleden laten weten dat zij nog leven en of alles goed is. Ook stelt het Rode Kruis opsporingsverzoeken op als het contact door een conflict of een natuurramp verbroken is. Zo wordt bijvoorbeeld geprobeerd de familie te vinden van kinderen die hun ouders zijn kwijtgeraakt tijdens een oorlog. Het internationale Rode Kruis verzamelde en verspreidde 250.000 Rode Kruis-berichten in 2009. Sociale opsporing Het Rode Kruis spoort dierbaren op met wie het contact verbroken is als gevolg van maatschappelijke en/of persoonlijke omstandigheden. Ofwel, familie of belangrijke vrienden in binnen- en buitenland die je door echtscheiding, adoptie of emigratie uit het oog bent verloren. Dit is dus vaak binnen Nederland.
Lespakket Positive Images 2011 – handleiding
32
Vili! Mijn lieve meisje!
Marek,
Ik mis je zo erg. Papa en Toni missen je ook. We hebben nog hetzelfde telefoonnummer als voorheen. Je moet alleen het nummer 8 er voor zetten.
Lieve zoon, we missen je, maar weten toch dat je net zoveel van ons houdt als wij van jou. Je broer en zijn vrouw wachten nog steeds op een teken van leven, net als je nichtje Paulinka, die haar oom graag wil ontmoeten! We blijven erin geloven dat je ons eens een teken van leven zal geven om onze ongerustheid weg te nemen.
Wij houden heel, heel erg veel van je en we wachten op je. Mama
We wachten op je, ongeacht wat je in de weg staat om contact met ons op te nemen. We houden van je en wachten op je antwoord, Je ouders, Darek, Sylwia en Paulinka
Hulplijn vermiste personen Naast opsporing biedt het Rode Kruis achterblijvers van een vermist persoon praktische en emotionele ondersteuning. De hulpverleners van de Hulplijn Vermiste Personen zijn dag en nacht bereikbaar voor mensen waarvan een dierbare vermist is. Een voorbeeld van hulp is het publiceren van open brieven van naasten van de vermiste (zie volgende pagina). Bekijk de volgende twee filmpjes in het media atelier van www.rodekruis.nl/positiveimages of via YouTube: • ‘Familiehereniging / Opsporing en ondersteuning / Tacing’ (originele bron: www.youtube.com/watch?v=j_mphTQSZA8 • ‘Reportage Humberto Tan over familiehereniging’ www.youtube.com/watch?v=x-tM7x1k38U&feature=channel Beantwoord de onderstaande vragen met de informatie uit de twee films en bovenstaande tekst en door te zoeken op internet. 1. In welk verdrag staat dat je het recht hebt om berichten over je familie moet kunnen zenden en ontvangen? Vierde Verdrag van Genève, Artikel 25 2. Hoe groot was het slagingspercentage van de opsporingen van het Rode Kruis in 2008? a. 56 procent b. 66 procent c. 76 procent 3. Noem drie landen waarover veel verzoeken gingen in 2007. a. Somalië, Siërra Leone, Nederland, Irak, Afghanistan b. Somalië, Sierra Leone, Iran, Irak, Afghanistan c. Somalië, China, Nederland, Irak, Afghanistan, 4. Hoe gaat het Nederlandse Rode Kruis ter werk als zij een verzoek krijgt voor tracing tijdens een oorlog of ramp? Zoveel mogelijk informatie (alle details!) over de vermiste verzamelen bij de achterblijvers, formulieren invullen, informatie delen met overheid, media, enzovoort, Achterblijvers op de hoogte houden over vorderingen, 5. Noem een ramp of gebeurtenis waarbij jij denkt dat tracing nodig was. 6. Zoek een voorbeeld van een succesverhaal van tracing. Bronnen: www.redcross.org.ua, http:/// www.rodekruis.be, www.vermisteopersonen.nl.
Lespakket Positive Images 2011 – handleiding
33
Verdiepingsopdracht 4 Media
Zoek in kranten, tijdschriften, op televisie en internet één positief en één negatief voorbeeld van hoe er over migranten wordt geschreven of hoe zij in de media worden afgebeeld. Beantwoord de volgende vragen: 1. Vat de artikelen allebei in één zin samen 2. Leg uit waarom je het ene artikel negatief vindt en het andere positief over migranten. 3. Hoe zou je het negatieve artikelen om kunnen buigen tot een positief stuk?
Bronnen: www.depers.nl, www.rtl.nl, www.spunk.nl, www.worksupport.nl, www.nieuwsbank.nl, www.rnw.nl/nederlands Lespakket Positive Images 2011 – handleiding
34
Extra verdiepingsopdracht Andere hulporganisaties
Dit is een extra verdiepingsopdracht die je thuis maakt wanneer je een les hebt gemist. 1. Zoek de namen van vier organisaties op die migranten in Nederland op verschillende manieren ondersteunen. 2. Kies één van deze organisaties uit om meer over te weten te komen. Kies een van deze organisaties uit om verder op in te gaan. Schrijf maximaal 1 A4 over deze organisatie. a.
Wat doet deze organisatie precies?
b.
Welke millenniumdoelen zijn voor deze organisatie belangrijk?
c.
Wat zijn de overeenkomsten en verschillen met het Rode Kruis?
d.
Werkt de organisatie aan het zorgen voor Positive Images (positieve beeldvorming van migranten)?
Bron: IFRC (www.nowpublic.com) - A young boy living in a refugee camp in Chad
Lespakket Positive Images 2011 – handleiding
35
Bijeenkomst 2: Stereotypes & start eigen mediaproject Doelen van deze bijeenkomst: o
Jongeren een beeld geven van het werk van het Rode Kruis
o
Het principe van stereotypering introduceren
o
Mediauitingen analyseren met betrekking tot migranten en bedenken hoe je negatieve beelden zou kunnen tegengaan
o
Nagaan welke positieve bijdrage migranten kunnen leveren in hun nieuwe omgeving
o
Het bedenken van een eigen Positive Image Project
Hoofdvragen: o
Wat doet het Rode Kruis (voor migranten)?
o
Wat zijn stereotypen en hoe worden deze toegepast op migranten?
o
Hoe worden migranten afgeschilderd in de media?
o
Welke positieve bijdragen leveren migranten aan hun nieuwe omgeving?
o
Welke positieve beelden willen de jongeren gaan neerzetten?
Nabespreken verdiepingsopdrachten Thema
Wat moet je doen
Wat heb je nodig
Uitwerking opdrachten
o
Bespreek de millenniumdoelenopdracht: wat dragen de MD bij aan migratie?
(15 min)
o
Bespreek de opdracht over vluchtelingen. Zorg ervoor dat de jongeren in ieder geval voor de eerste levensbehoeften kiezen binnen deze opdracht.
o
Bespreek de tracingopdracht: kennen ze dit werk van het Rode Kruis? Wat vinden ze ervan?
Verdiepingsopdrac ht 1,2 & 3
Het Nederlandse Rode Kruis Thema Wat
Wat moet je doen doet
Wat heb je nodig
het Pak werkblad 2.1 erbij en geef de leerlingen
Filmpje Rode Kruis ‘Where the streets have
Lespakket Positive Images 2011 – handleiding
36
NLRK?
5 minuten de tijd om dit te lezen.
no name’
(10 min)
Bekijk het filmpje van het werk van het Rode Kruis in de film ‘Where the streets have no name’’. Bespreek de volgende vragen met de leerlingen: o
Wat is jullie eerste indruk?
o
Welke terug?
o
Waar kennen jullie het Rode Kruis van?
millenniumdoelen
zie
(originele bron: http://www.youtube.com/ watch?v=V5WYbMblbB Y&feature=related) Werkblad 2.1 Rode Kruis
je
Vertel ook wat jij voor het Rode Kruis doet in Nederland (bijvoorbeeld bij de studentendesk) en je persoonlijke ervaringen als Rode Kruis vrijwilliger als je die hebt.
Lespakket Positive Images 2011 – handleiding
37
Werkblad 2.1 Het Rode Kruis Het Rode Kruis is ontstaan uit het verlangen hulp te bieden, zonder onderscheid. Overal ter wereld handelt de organisatie volgens dezelfde zeven grondbeginselen:
•
Menslievendheid Het Rode Kruis wil lijden van mensen voorkomen en verzachten, vanuit respect voor ieder mens. Het streeft naar tolerantie, vriendschap, en samenwerking, en naar blijvende vrede tussen mensen.
•
Onpartijdigheid Mensen in de grootste nood worden door het Rode Kruis het eerst geholpen. Nationaliteit, ras, geloof, afkomst of politieke mening spelen bij deze keuze geen enkele rol.
•
Neutraliteit Het Rode Kruis kiest bij conflicten geen partij. Het kiest altijd voor de slachtoffers, tot welke zijde zij ook behoren.
•
Onafhankelijkheid Het Rode Kruis beslist onafhankelijk van de overheid, zodat het altijd volgens de Rode Kruisgrondbeginselen kan blijven werken.
•
Vrijwilligheid Het Rode Kruis werkt met mensen die zich vrijwillig inzetten, en die niet uit zijn op persoonlijk gewin.
•
Eenheid In ieder land kan er maar één Rode Kruis of Rode Halve Maanvereniging zijn. Deze staat open voor iedereen en is werkzaam in het hele land.
•
Algemeenheid Het Rode Kruis is een wereldwijde organisatie. Alle nationale verenigingen zijn gelijkwaardig en helpen elkaar.
Lespakket Positive Images 2011 – handleiding
38
In 1863 richtte de Zwitserse bankier Henri Dunant, het Rode Kruis op. Hij heeft het Rode Kruis symbool afgeleid van de Zwitserse vlag waarop een wit kruis op een rode achtergrond staat maar waarvan hij de kleuren verwisselde. In sommige landen wordt de rode halve maan of het rode kristal als Rode Kruis symbool gebruikt. Door duidelijke symbolen herkennen mensen het Rode Kruis meteen als neutrale hulporganisatie en kunnen de vrijwilligers veilig werken. Het Rode Kruis is met ruim 97 miljoen vrijwilligers in 186 landen de grootste humanitaire organisatie in de wereld. In elk land zijn er andere behoeften waar het Rode Kruis op inspeelt. Het Rode Kruis is dus een super grote en brede organisatie! Zo biedt het Nederlandse Rode Kruis ook sociale hulp aan bijvoorbeeld zieke kinderen en ouderen, verleent het Rode Kruis Eerste Hulp bij festivals, begeleidt het slachtoffers bij rampen en organiseert het Serious Request met radio 3FM. In Afrikaanse landen is het verstrekken van schoon water en voedsel, lesgeven over HIV/AIDS en hulp aan vluchtelingen weer belangrijk. In Indonesië is rampenhulpverlening één van de hoofdtaken. Kijk op www.rodekruis.nl voor meer informatie! Wie weet ben jij wel onze nieuwe vrijwilliger!
Lespakket Positive Images 2011 – handleiding
39
Stereotypes in de media Thema
Wat moet je doen
Wat heb je nodig
Stereotypes in de media
Bekijk het filmpje: Labels en vraag de leerlingen of ze zien wat er gebeurt
Film Labels (originele bron: www.youtube.com/wat ch?v=PdvfVqv6usw&fe ature=&p=55288706F7 8591D3&index=0&play next=1, met
(15 min)
-
Zijn dit stereotypes?
Definities: o Stereotype: vaststaand beeld (bijvoorbeeld vrouw in de keuken, man is klusser) o Vooroordeel: op een gebrek aan kennis berustende mening of afkeer 2/3 van de jongeren hebben vooroordelen over migranten Een voorbeeld uit de praktijk: onderzoek aan de Erasmus Universiteit uit Rotterdam toonde aan dat een migrant 25% minder kans heeft dan een gelijk geschikte Nederlander, om uitgenodigd te worden voor een sollicitatiegesprek -
toestemming van het Australische Rode Kruis) Bekijk de video: ‘Don’t judge too quickly’ op de Positive Images site of via:
www.youtube.com/watc h?v=_RBbs4AXs0&feature=related
Hebben jullie vooroordelen?
Bekijk het filmpje ‘Don’t judge too quickly’ Pak de opdracht Mediavoorbeelden erbij. -
Zien de leerlingen hier positieve of negatieve beelden?
-
Denken de jongeren dat dit een eerlijke afspiegeling is?
-
Hoe zouden de geportretteerde mensen zelf afgeschilderd willen worden denken ze?
-
Hoe zou je de vooroordelen kunnen bestrijden?
-
Merk je verschil tussen bepaalde mediabronnen of er positief of negatief bericht wordt over migratie (verschil tussen soorten kranten, televisiezenders, etc)?
-
Hoe zou jij graag wel of niet afgeschilderd worden?
Lespakket Positive Images 2011 – handleiding
40
Voorbeelden van artikel titels om de bovenstaande vraag dichter bij de leerlingen te brengen: “Dutch people are rude” “Nederlanders zijn zuinig en traag van begrip” “Die smsende tieners van vandaag zijn belachelijk“ "De jongeren van vandaag is egoïstisch en verwend“ “Nederlandse jeugd zuipt zich dom” Een journalist of mediamaker vindt het belangrijk dat het nieuws wat zij naar buiten brengen de aandacht van mensen trekt. Journalisten vinden ‘slecht nieuws’ dan ook vaak interessanter dan ‘ goed nieuws’. (Dennis & Merrill 1996, p. 124) Hierdoor verschijnen er meer negatieve artikelen over migranten. Geef aan dat in artikelen vaak gegeneraliseerd wordt (vaak over dezelfde kam scheren). Concludeer dat de media een grote invloed hebben op de wijze waarop wij onze mening over anderen vormen. Het is dus belangrijk dat je kritisch bent op wat er wordt afgebeeld! Bronnen: http://headlines.nos.nl/forum.php/list_messages/ 24174, www.nrc.nl/economie/article1740060.ece/Toch_ discriminatie_van_allochtonen_bij_sollicitatie, www.telegraaf.nl/vrouw/actueel/2482669/__Jong eren_zijn_narcistisch_en_verwend__.html, http://zakelijk.infonu.nl/marketing/52127-hetcomplexe-fenomeen-citymarketing.html, www.spreekbuis.nl/content/1132/Allochtone_jon geren_zetten_vraagtekens_bij_objectiviteit_van _nieuwsberichten.html
Lespakket Positive Images 2011 – handleiding
41
Thema kiezen voor project Thema
Wat moet je doen
Thema’s kiezen
Schets nogmaals kort het doel van het project:
(10 min)
Wat heb je nodig Post-its
Het doel van deze maatschappelijke stage is het maken van een mediaproject rondom migranten. In het project staat de positieve inslag centraal. Met de projecten moeten uiteindelijk zoveel mogelijk jongeren tussen de 12 en 24 jaar bereikt worden. In Europa moeten 1 miljoen jongeren bereikt worden en in Nederland 10.000! Leg uit dat voor een goed project je eerst moet brainstormen, daarna per groepje een onderwerp uitkiest, en dat onderwerp dan verder uitwerkt. Brainstorm over thema’s die langsgekomen zijn in de afgelopen bijeenkomsten. Help de leerlingen op weg door de thema’s door te lopen uit de lessen: -
Achter elke migrant zit een eigen verhaal, wat zijn die verhalen?
-
Het valt voor migranten niet mee om in een ander land te komen. Ze lopen vaak tegen allerlei obstakels in hun nieuwe land aan.
-
Mensen hebben vooroordelen, en vaak negatief.
-
Media spelen een belangrijke rol in het bepalen van onze beeldvorming, wees dus kritisch met wat je wel/niet geloofd.
-
Wat is armoede en wat is de link met migratie
Deze vragen kunnen je helpen om erachter te komen welk thema intrigeert: - Wat heeft de meeste indruk op je gemaakt?
Lespakket Positive Images 2011 – handleiding
42
- Wat vond je interessant? - Wat blijft je bij? - Waar maak jij je kwaad over en wat wil je op een positieve manier belichten? Elke leerling schrijft één of meerdere ideeën op post-its (1 idee per briefje) LET OP: leerlingen moeten eerst een thema kiezen WAT ze willen aanhalen en hierna gaan ze pas uitwerken HOE Zie voorbeelden op het werkblad
Groepjes maken + thema kiezen Thema
Wat moet je doen
Maak subgroepjes van de leerlingen
Maak groepjes van de leerlingen (maximaal 4-6 per groepje).
Keuze thema
Groepjes kun je indelen op basis van ideeën: wie z’n post-its komen met elkaar overeen/wat zijn leuke combi’s? Lukt dit niet goed, dan willekeurig indelen.
(10 min)
Wat heb je nodig
Laat de leerlingen komen tot één onderwerp per groepje, dit kan door onderling overleg of ‘meeste stemmen gelden’.
Idee uitwerken en kiezen media-uiting Thema
Wat moet je doen
Wat heb je nodig
Hoe maak je van je idee een mediaproduct?
Pak werkblad 2.2 erbij en loop het per vraag samen door. We gaan nu dieper in op de uitwerking van de plannen.
Werkblad 2.2
(20 min)
Wanneer ze hun idee hebben gekozen gaan ze bedenken HOE ze dit willen uitwerken: LET OP, nog GEEN MEDIUM kiezen! Zie voorbeelden op het werkblad Kies nu welke vorm/media-uiting
Lespakket Positive Images 2011 – handleiding
43
past bij je concrete plan Zie voorbeelden op het werkblad
Actieplan Thema
Wat moet je doen
Wat heb je nodig
Maken van een actieplan
Ga verder met werkblad 2.2. Laat de leerlingen zelf de bladen invullen en loop langs bij de groepjes.
Werkblad 2.2 Projectplan en planning
(30 min)
Voorbereiden op de draaidag:
Wekblad 2.3 Voorbeeld interview en portretten
Welke middelen hebben jullie nodig (denk aan mensen, materiaal, apparatuur, kosten)? Zie voorbeelden op het werkblad Hoe krijg je je verhaal het best verteld? Denk aan details die je verhaal versterken Zie voorbeelden op het werkblad Welke acties ondernemen jullie om zoveel mogelijk mensen (jongeren) en media te bereiken? Wijs de jongeren erop dat dit net zo belangrijk is als het maken van het filmpje, rap of tentoonstelling. Hoe houd je de aantallen bereikte jongeren bij? Dit is erg belangrijk! De leerlingen moeten dit bijhouden en aan de peer-educator rapporteren! Met welke risico’s of uitdagingen kunnen jullie worden geconfronteerd bij dit project? Zie voorbeelden op het werkblad Wat kun je doen om deze risico’s/uitdagingen te minimaliseren?
Lespakket Positive Images 2011 – handleiding
44
Zie voorbeelden op het werkblad Het kan moeilijk zijn voor de leerlingen om in kleine stapjes te denken. Stimuleer ze door zich steeds af te vragen wat hebben we nodig, hoe komen we daaraan en wat als het niet lukt? Hoe zorgen jullie ervoor dat alle deadlines op tijd gehaald worden? Zie voorbeelden op het werkblad Wanneer moet alles af zijn? Stel een einddatum voor het project maken en een einddatum voor de verspreiding (afhankelijk van de afspraken met school). Let op laat zoveel mogelijk tijd over voor de verspreiding, zodat zoveel mogelijk jongeren bereikt worden met de projecten! Hoe ludieker en origineler je idee, hoe interessanter je plan is voor de media, waardoor je jongeren bereikt en meer kans maakt op de Positive Images prijs!
Lespakket Positive Images 2011 – handleiding
45
Werkblad 2.2 Projectplan en planning Vul deze schema’s samen in. Maak één extra exemplaar voor je peer-educator (hij/zij heeft een extra versie die uitgedeeld wordt) en lever die aan het einde van de les in. Kies een thema? VB 1: samenleven met meerdere culturen verrijkt je leven. VB2: ik maak me boos over negatieve berichtgeving over Marokkaanse jongeren. VB3: Vooroordelen zijn stom.
Werk jullie idee uit (let op nog geen media kiezen): VB1: we gaan verschillende culturen van onze school naast elkaar zetten en laten zien wat we leuk vinden aan elkaar. VB2: we schrijven een rap. VB3: we gaan vooroordelen verzamelen in de stad en die in een prullenbak symbolisch te vernietigen.
Welke media-uiting/vorm krijgt idee? VB1: Interviews met leerlingen + fototentoonstelling (zie voorbeeld interview en portretten op werkblad 2.3). VB2: rap opnemen + videoclip. VB3: straatinterviews + filmpje hiervan maken.
Voorbereiden op de draaidag: 1) Welke middelen hebben jullie nodig (denk aan mensen, materiaal, apparatuur, kosten)? VB1: opnameapparatuur, goed fototoestel, bereidwillige leerlingen, etc. VB2: een uitgebreid filmscript, goede camera, rekwisieten (kleding, computer, borden), figuranten, editprogramma als WindowsMovieMaker, etc. VB3: filmcamera, goede interviewvragen, bereidwillige voorbijgangers, eigen prullenbak, zo nodig toestemming van de gemeente, etc.
Lespakket Positive Images 2011 – handleiding
46
2) Hoe krijg je je verhaal het best verteld? Denk aan details die je verhaal versterken VB1: we willen vrolijke foto’s: gezichten van leerlingen lachend in beeld van verschillende etnische achtergronden al liggend in het gras waarin bloemetjes staan. De interviewvragen gaan over positieve eigenschappen van andere culturen etc. VB2: we filmen op een zonnige dag en op een regenachtige dag om de tegenstellingen in het verhaal duidelijk te maken. We filmen met verschillende shot die we later monteren, etc. VB3: we willen de mensen in beeld samen met de interviewer. Ze schrijven hun vooroordeel op een briefje en laten dit alleen aan de camera zien (net als bij het televisieprogramma Expeditie Robinson), etc.
Welke acties ondernemen jullie om zoveel mogelijk jongeren tussen de 12-24 jaar door media te bereiken? VB1: we maken van de beelden en interviews een tentoonstelling op school in de aula en nodigen via de klassensites leerlingen uit voor een rondleiding, ook maken we van de foto’s een diavoorstelling die we op social media als Hyves, Facebook, Twitter en blogs verspreiden. VB2: we gaan optreden met onze rap op school en op straat. Ook gaan we onze rap verspreiden als een viral (bericht verspreiden onder vrienden, en die ook weer onder vrienden, etc) via de social media. VB3: het filmpje gaan we online verspreiden via YouTube en links op andere websites. Ook gaan we pers benaderen voor de draaidag.
Wat heb je nodig om je boodschap te verspreiden aan jongeren tussen de 12-24 jaar en hoe kom je eraan? VB1: tentoonstellingsborden, kleurenprints van foto’s, toestemming van school voor week 20, WindowsMovieMaker. via school. VB2: toestemming op school en gemeente/politie naar de locaties toegaan en regelen. Kennis over virals maken via hulpprogramma’s op Internet VB3: contactgegevens pers en YouTube-kennis via Internet.
Lespakket Positive Images 2011 – handleiding
47
Hoe houd je de aantallen bereikte jongeren bij? VB1: tellen aantal bezoekers door handtekeningen te verzamelen, tellen aantal geïnterviewde leerlingen, aantal Facebook/Twittervolgers tellen tussen de 12-24, etc. VB2: aantal bezoekers tellen door foto te maken van het publiek, aantal hits op onze viral meten, etc. VB3: aantal hits op YouTube, oplage krant waarin artikel staat, etc.
Met welke risico’s of uitdagingen kunnen jullie worden geconfronteerd bij dit project? VB1: er willen geen leerlingen meedoen, er zijn geen tentoonstellingborden op school en we krijgen geen toestemming. VB2: we krijgen geen vergunning van d politie, moeilijk om de muziek synchroon te krijgen met de tekst in de video. VB3: mensen op straat vinden willen niet meewerken, hebben geen camera.
Wat kun je doen om deze risico’s/uitdagingen te minimaliseren? VB1: via de mentoren leerlingen benaderen, alternatief voor borden bedenken met conciërge, andere week zoeken in overleg met school. VB2: buurthuis als reserveoptie nemen, tips op Internet zoeken of via Positive Images vragen contactgegevens media-expert. VB3: mensen van tevoren aanspreken en niet gelijk met camera op de neus, camera lenen via school of media-atelier/bibliotheek.
Hoe zorgen jullie ervoor dat alle deadlines op tijd gehaald worden? VB1: we zorgen ervoor dat iedereen verantwoordelijk is voor een ander. Dus A controleert B, B controleert C etc. VB2: we houden elkaar via email op de hoogte en spreken elkaar aan op de deadlines. VB3: we spreken deadlines af en wanneer er
Lespakket Positive Images 2011 – handleiding
48
problemen zijn ondernemen we zo snel mogelijk actie, zo nodig met hulp van de peer-educator.
Wat is de deadline van het mediaproduct maken?
Wat is de looptijd van het verspreiden?
Er is per groep één iemand de contactpersoon voor de peer-educator. Deze persoon: • Kijkt of de deadlines netjes gehaald worden • Houdt samen met de peer-educator het mediabereik bij • Stuurt het eindresultaat naar de peer-educator op. Wie is hiervoor de eindverantwoordelijke binnen jouw groep? Contactpersoon School Groepsnummer Naam Mailadres Telefoonnummer Adres Wat is iedereen zijn/haar sterke punt (presenteren, media benaderen, creatieve brein, stukken schrijven, muziek, etcetera). Kies uit wie waarvoor verantwoordelijk is. Stel voor iedereen een deadline wanneer ze hun taak af moeten hebben (tijdsplanning). Hieronder is een voorbeeld: Wie?
Wat?
Tim
Hamed
Lotte
Eveline
Deadline?
Interview vragen maken
6 februari
Mensen zoeken om te interviewen Mensen interviewen interviewen Filmen Tijdschrift artikel schrijven
7 februari
7 februari 14 februari
14 februari 14 februari
16 februari 24 februari
24 februari
Lespakket Positive Images 2011 – handleiding
49
Lay out
28 februari
Presenteren project in les 4
4 maart
Eindresultaat (mediabereik, project) naar peerpeer-educator sturen
8 april
4 maart
4 maart
4 maart
Vul de planning voor jouw groep in: Wie?
Wat?
Deadline?
Lespakket Positive Images 2011 – handleiding
50
Werkblad 2.3 Voorbeeld interview, portretten, poster Interview
Portretten:
Zelfgemaakt portretten:
Tijdens groepspresentatie:
Bronnen: De Volkskrant, 11-01-2010, www.redcross.org.uk/What-we-do/Teaching-resources/Teaching-packages/Positive-Images, www.loesje.nl Lespakket Positive Images 2011 – handleiding
51
Huiswerk Thema
Wat moet je doen
Voorbereiden voor volgende bijeenkomst met de groep
In de volgende bijeenkomst (let op: laat maximaal 2 weken zitten tussen deze bijeenkomst en de volgende om de voortgang te stimuleren!) zullen de groepjes aan elkaar hun plan presenteren aan de hand van hun actieplan. Vooral zal er aandacht zijn voor het mediaplan, de risico’s en de planning.
(10 min)
Wat heb je nodig
Ter voorbereiding stuurt de contactpersoon van het groepje het volledig ingevulde werkblad 2.2 naar de peer-educator. Let op: bij de volgende bijeenkomst is zijn er 60 minuten uitgetrokken voor de presentatie. Afhankelijk van het aantal groepjes kun je ze een aantal maximum minuten geven voor de presentatie!
Lespakket Positive Images 2011 – handleiding
52
Bijeenkomst 3: Tussentijdse presentaties & feedback Doelen van deze bijeenkomst: o
Jongeren hun eigen positieve beeld laten creëren
o
Jongeren leren elkaar feedback te geven
o
Jongeren informeren over leren plannen
o
Jongeren leren met media om te gaan
Hoofdvragen: o
Welke positieve beelden willen de jongeren de maatschappij in brengen?
o
Hoe geef je feedback aan elkaar?
o
Hoe plan je een project?
o
Hoe ga je om met media?
Feedback geven Thema
Wat moet je doen
Hoe geef je elkaar goede feedback
Leg de jongeren uit dat feedback zowel positief als negatief kan zijn. Wanneer je negatieve feedback geeft, doe je dit op een opbouwende manier (dat de ander er ook iets mee kan om het te verbeteren).
(10 min)
Wat heb je nodig
Presentatie projectplannen + feedback Thema
Wat moet je doen
Wat heb je nodig
Presentatie plannen + feedback
Laat de groepjes om de beurt hun projectplan presenteren.
(60 min)
De andere jongeren uit de groep geven zowel elk een positief als een negatief feedbackpunt.
Smartboard/beamer en laptop of op digitaal schoolbord) Werkblad 2.2
Jongeren uit de groep brainstormen welke tips & trics het plan beter kunnen maken. Zelf kun je toevoegen:
Lespakket Positive Images 2011 – handleiding
53
- Zien ze de technische zaken zitten? - Is er goed nagedacht over de verspreiding? - Is er ondersteunend budget nodig? Laat hen het projectplan aanvullen met de groepstips.
Omgaan met de media Thema
Wat moet je doen
Wat heb je nodig
Hoe ga je om met de media in deze stage?
Leg de leerlingen uit hoe ze met media kunnen en moeten omgaan met behulp van werkblad 3.1. Neem dit werkblad met ze door.
Werkblad 3.1 Omgaan met de media
(25 min)
Lespakket Positive Images 2011 – handleiding
54
Werkblad 3.1 Omgaan met de media binnen jouw project In dit project staat media centraal. Het is immers de bedoeling om een positief beeld neer te zetten van migranten en daarvoor heb je de media nodig. Er zijn een aantal zaken waar jullie rekening mee moeten houden: Tips o
Het is de bedoeling dat elk project zoveel mogelijk bereik heeft. De groep met het meest bereik wint een prijs. In 2011 is dat voor alle winnende groepsgenootjes een Dvd-pakket ter waarde van €50,- Per groep ga je dus hard aan de slag om te winnen! Soms is het echter handig om samen op te trekken! Vooral in het geval van school, regionale dagbladen, tv en radio. Samen heb je meer kans om in het nieuws te komen!
o
Zet ook je sociale netwerken in, zoals Hyves, Facebook, blogs en Twitter!
o
Heb je al gedacht aan de schoolkrant, de schoolwebsite en de het lokale krantje van jouw woonplaats?
o
Is jouw project ergens in gepubliceerd? Knip het uit voor je peer-educator en www.rodekruis.nl/positiveimages.
o
Voor de website www.rodekruis.nl/positiveimages moeten jullie een A4tje inleveren met foto’s en filmpjes over jullie project. Zo kan jullie project gevolgd worden en kun je inspiratie opdoen bij andere projecten en zien hoe je je project nog beter kan maken. Niet vergeten:
o Houd goed bij HOEVEEL jongeren je bereikt met je project. Je peereducator houdt een lijst bij met het aantal jongeren jullie bereiken tussen de 12-24 jaar. Jullie peer-educator zorgt ervoor dat de aantallen bijgeteld worden op de teller op de www.rodekruis.nl/positiveimages. o
Aan het gebruik van logo’s zijn regels verbonden. Gebruik bij elke media-uiting het Positive Images-logo, het Europese Unie-logo en het Nederlandse Rode Kruis-logo. Wanneer je twijfelt of de logo’s goed gebruikt zijn, vraag dan je peer-educator om advies.
o
Wanneer jullie landelijke media bereiken, zoals tv-programma’s, radiozenders of kranten, moet dat altijd in overleg met het landelijke Rode Kruis. Neem daarvoor contact op met je peer-educator.
o
Wees respectvol tegenover de mensen die je belicht. Informeer hen goed en laat hen bijvoorbeeld de gemaakte foto’s, film of interview zien voor je het echt gaat gebruiken.
Veel plezier en succes!
Lespakket Positive Images 2011 – handleiding
55
Halen van je planning Thema
Wat moet je doen
Wat heb je nodig
Haalbaarheid planning projecten
Hoe zorgen we ervoor dat we de deadlines halen en alles af is?
(15 min)
Pak de planning van het project erbij, kijk of deze haalbaar is. Het is belangrijk dat de deadlines duidelijk geformuleerd zijn. -
Is het duidelijk wie waarvoor verantwoordelijk is?
-
Is de ureninschatting eerlijk verdeeld tussen alle leerlingen?
-
Zijn alle risico’s gedekt en zijn ze logisch in de tijd neergezet?
-
Is de planning realistisch
-
Loopt de communicatie binnen de groep goed?
Geef aan dat de hele groep gezamenlijk verantwoordelijk is voor het halen van de deadlines. De leerlingen kunnen de peer-educator mailen om te laten zien hoe het gaat en of ze de deadlines halen.
Reflectie Thema
Wat moet je doen
Vragen?
De leerlingen gaan nu echt het veld in om de actie uit te voeren.
(15 min)
Wat heb je nodig
Wat te doen bij problemen? Meld dit tijdig bij de peer-educator! Spreek af elkaar per mail af en toe op de hoogte te stellen van de gang van zaken. Mail ook actief wanneer de belangrijke draaidagen eraan zitten te komen en wanneer ze geweest zijn. Voor mediavragen kunnen ze via de
Lespakket Positive Images 2011 – handleiding
56
peer-educator in contact komen met onze mediaspecialist.
Huiswerk Thema
Wat moet je doen
A4tje van je project
Maak een A4tje van je plan/beschrijving voor op de website en voor de jury van Positive Images.
Presentatie (10 min)
Wat heb je nodig
Bereid een eindpresentatie (let op: geef elk groepje maximaal aantal minuten!) voor van je project (vrije invulling) en wie moet erbij aanwezig zij (bijvoorbeeld andere klassen, docenten, vrienden, ouders, geïnterviewden, journalisten, etc)? Meld op tijd aan je peer-educator wat jij nodig hebt voor de presentatie (bijvoorbeeld beamer). Dit is de eigen verantwoordelijkheid van de leerlingen en belangrijk voor het goed slagen van het project en dus voldoende afsluiten van de stage.
Lespakket Positive Images 2011 – handleiding
57
Bijeenkomst 4 Eindpresentatie Doelen van deze bijeenkomst: o
Jongeren presenteren hun eigen positive image!
o
Jongeren blikken terug op hun behaalde resultaat
o
Jongeren geven hun mening over wat ze geleerd hebben van de stage
Hoofdvragen: o
Wat voor positieve beelden hebben de jongeren gemaakt?
o
Wat is hun jongerenbereik?
o
Wat vonden de jongeren van hun eigen project?
o
Wat vonden de jongeren van deze maatschappelijke stage?
o
In hoeverre is hun houding ten aanzien van migranten veranderd (door de stage)?
Presentaties Thema
Wat moet je doen
Wat heb je nodig
Presentatie
Laat de groepjes om de beurt hun projectplan presenteren. Meet/tel aan het einde van de presentaties de totaal aantal bereikte jongeren en mediabronnen voor de website.
Smartboard/beamer, laptop en/of digitaal schoolbord
(90 min)
Bespreek de volgende punten na de actie: o Heeft de actie iets uitgemaakt? o Waarom werkte ons idee? o Wat was het leukst om te doen? o Is je idee/mening over migratie veranderd? o Wat ging er anders dan je gepland/verwacht had?
Lespakket Positive Images 2011 – handleiding
58
Trots op je project Thema
Wat moet je doen
Wat heb je nodig
Natraject
Na de uitvoering van het project moeten alle betrokken mensen de gelegenheid krijgen om het mooie resultaat van de presentaties te zien, hoe klein of groot ook. Stel aan de leerlingen voor om brieven of e-mails te schrijven aan al diegenen die hebben bijgedragen aan de actie en foto’s of ander bewijs van hun projecten toe te voegen.
Certificaten
Geef de jongeren hun certificaat bij het succesvol afronden van de stage.
Het Rode Kruis heeft meer te bieden Thema
Wat moet je doen
Wat heb je nodig
Wil je actief blijven bij het Rode Kruis
Het Nederlandse Rode Kruis biedt vele opties om je in te zetten voor de medemens! Zin om een keertje mee te kijken of vrijwilliger te worden?
Eventueel folders, stickers, gadgets.
- Kijk op www.rodekruis.nl - Informeer bij je woonplaats (je eigen Rode Kruisafdeling/ district) via de Rode Kruis website - Sluit je aan bij de studentendesk wanneer je gaat studeren
Evaluatie Thema
Wat moet je doen
Wat heb je nodig
Invullen vragenlijsten
Jongeren vullen evaluatieformulieren in.
Evaluatieformulieren
Lespakket Positive Images 2011 – handleiding
59