Handleiding OTH 9,9 – OTH 15 – OTH 40
BUITENBOORDMOTOREN 2-takt
Versie 02.2007
Lees deze handleiding voor ingebruikname aandachtig door.
Importeur Sail, Postbus 114, NL-8900 AC Leeuwarden
Versie 02.2007
Fig. 1
1
NEDERLANDS
INHOUDSOPGAVE 1. Algemeen 2. Veiligheidsvoorschriften 3. Technische gegevens 4. Voor ingebruikname 5. Gebruik 6. Bediening 7. Onderhoud 8. Storingen
pagina 2 pagina 3 pagina 4 pagina 4 pagina 5 pagina 8 pagina 20 pagina 28
ATTENTIE Voordat u met uw SAIL buitenboordmotor gaat werken, dient eerst deze handleiding aandachtig te worden doorgenomen, zodat ongelukken kunnen worden voorkomen.
1. ALGEMEEN Met de aankoop van uw SAIL buitenboordmotor bent u eigenaar geworden van een hoogwaardige, betrouwbare machine. Bij correct gebruik en geregeld onderhoud zal het apparaat jarenlang zware klussen onvermoeibaar uitvoeren. In deze handleiding vindt u gebruiks- en onderhoudsvoorschriften. Lees deze voor gebruik aandachtig door en let erop dat anderen die de buitenboordmotor gebruiken dit ook hebben gedaan en de nodige voorzorgsmaatregelen hebben genomen. Deze buitenboordmotor is ontworpen en bedoeld om vaartuigen brandstofgedreven te verplaatsen. Het apparaat mag alleen worden gebruikt voor het doel waarvoor het is ontworpen en bedoeld; alle andere toepassingen zijn niet juist. De fabrikant is niet verantwoordelijk voor enige schade aan personen en zaken, veroorzaakt door onzorgvuldigheid of het niet opvolgen van de aangegeven voorschriften tijdens de werking van de machine of onderhoudswerkzaamheden. LEGENDA figuur 1 (modelwijzigingen voorbehouden) 1 motorkap 10 klemschroef 2 borghandel motorkap 11 choke 3 controlegat koelwater 12 bevestiging touw 4 kantelborghandel 13 klembeugel 5 handstarter 14 instelstang trimhoek 6 versnellingspook 15 plaat tegen putvorming 7 uitschakelaar/beveiliging 16 inlaat koelwater 8 bedieningshandel regelklep 17 brandstoftank 9 wrijvingsknop regelklep 2
2. VEILIGHEIDSVOORSCHRIFTEN Werken met buitenboordmotoren is niet zonder gevaar. Om dit gevaar zo klein mogelijk te maken hebben wij enkele veiligheidsmaatregelen opgesteld. Volg deze aanwijzingen altijd op en besef steeds goed waarmee u bezig bent. Op die manier kunt u veel ongelukken vermijden. ■ Lees voor ingebruikname deze handleiding aandachtig door, zodat u weet hoe u de buitenboordmotor moet bedienen en in geval van nood de motor snel kunt stoppen. ■ Let erop dat anderen, die de motor gebruiken, deze handleiding aandachtig hebben doorgelezen en de nodige voorzorgsmaatregelen hebben genomen. ■ Het apparaat mag alleen door volwassen personen worden bediend. ■ Drink geen alcohol vóór of tijdens gebruik en bedien de buitenboordmotor nooit onder invloed van drugs. ■ Blijf uit de buurt van bewegende delen als de buitenboordmotor draait. ■ Uitlaatgassen zijn giftig. Gebruik de buitenboordmotor daarom nooit binnen in een afgesloten ruimte, maar zorg altijd voor voldoende ventilatie. ■ De knaldemper wordt erg heet tijdens gebruik en blijft na het stopzetten nog een tijdlang heet. Laat de motor afkoelen voordat u de buitenboordmotor aanraakt of opbergt. ■ Benzine is licht ontvlambaar. Vul de brandstof bij in een goed geventileerde ruimte en zet de buitenboordmotor stop voordat u brandstof bijvult. ■ Niet roken tijdens het bijvullen van de brandstof. ■ Veeg gemorste brandstof onmiddellijk af. ■ Gebruik de buitenboordmotor uitsluitend bij een omgevingstemperatuur boven +5ºC. In de winter moet het water in de motor geheel worden afgetapt om bevriezing te voorkomen. ■ Controleer het apparaat altijd voor gebruik op benzinelekkage en controleer of alle schroeven goed vastzitten. ■ Zorg dat u voor alle opvarenden een zwemvest aan boord heeft. Kinderen en personen die niet kunnen zwemmen, dienen altijd een zwemvest aan boord te dragen. ■ Stelt u op de hoogte van de vaarreglementen ter plaatse en volg deze op. ■ Controleer het weerbericht voordat u gaat varen en houd het weerbericht in de gaten. Ga niet varen onder gevaarlijke omstandigheden. ■ Pas op voor zwemmers als de buitenboordmotor draait en blijf uit de buurt van zwemgelegenheden. Indien er zich vlakbij de boot een zwemmer bevindt, naar neutraal schakelen en de motor uitzetten. ■ Defecte onderdelen altijd vervangen door originele onderdelen. Gebruik het apparaat niet indien een onderdeel beschadigd is. ■ De machine mag beslist niet worden gemanipuleerd of aangepast. ■ WAARSCHUWING: de waarschuwingen, veiligheidsvoorschriften en aanwijzingen in deze handleiding kunnen niet alle mogelijke omstandigheden en situaties omvatten. De gebruiker dient te begrijpen dat gezond verstand en voorzichtigheid factoren zijn die niet in dit product kunnen worden ingebouwd, maar door de gebruiker zelf moeten worden ingevuld. 3
■
Laat alleen personen die door het lezen van deze gebruiksaanwijzing op de hoogte zijn van het gebruik van deze motor, er gebruik van maken. Onoordeelkundig gebruik is gevaarlijk.
3. TECHNISCHE GEGEVENS Model Bestelnr. kortstaart Bestelnr. langstaart Maximale output Vermogen vol gas Vermogen stationair Slag (takt) Cilinders Cilinderinhoud Boring x slag Compressieverhouding Overbrenging Schakelpositie
OTH 9,9 6520100 6520101 10 pk / 7,5 kW 4500—5500 rpm 700-800 rpm 2 2 246 cm3 56 x 50 mm 6.8:1 2.08 (27:13) vooruit-neutraalachteruit Ontstekingssysteem CDI Koelsysteem watergekoeld Startsysteem handgestart Tilt- en trimbediening handmatig Smeersysteem mengsmering Inhoud brandstoftank 24 liter Aanbevolen brandstof benzine loodvrij Afmetingen (lxbxh) mm 873x332x1040 Gewicht 36/37,5 kg
OTH 15 6520150 6520151 15 pk / 11 kW 4500—5500 rpm 700-800 rpm 2 2 246 cm3 56 x 50 mm 6.8:1 2.08 (27:13) vooruit-neutraalachteruit CDI watergekoeld handgestart handmatig mengsmering 24 liter benzine loodvrij 873x332x1040 36/37,5 kg
4. VOOR INGEBRUIKNAME Tankinhoud: 24 liter Gebruik met olie gemixte benzine (2-takt olie), anders raakt de motor oververhit. Zorg ervoor dat de benzine niet boven de maximum streep uitkomt. Om met olie gemixte benzine te maken, de volgende verhouding aanhouden van benzine en olie: 50:1 (bij normaal gebruik) 25:1 (tijdens het inlopen van de motor, zie 6.3) Voor het starten van de motor, de brandstoftank heen en weer schudden. 4
OTH 40 6520401 40 pk / 30 kW 4500—5500 rpm 700-800 rpm 2 2 703 cm3 80 x 70 mm 6:1 2 (26:13) vooruit-neutraalachteruit CDI watergekoeld handgestart handmatig mengsmering 24 liter benzine loodvrij 1073x402x1350 73,6 kg
5. GEBRUIK 5.1 BRANDSTOFTANK Indien het model is uitgerust met een draagbare brandstoftank: 1 aansluiting brandstofslang 2 brandstofmeter 3 dop brandstoftank 4 ontluchtingsschroef
5.2 VERSNELLINGSPOOK De versnellingspook heeft 3 standen: 1. neutraal 2. vooruit 3. achteruit
5.3 UITSCHAKELAAR Indien u op deze knop drukt, stopt de motor onmiddellijk.
5.4 BEVEILIGING VAN DE UITSCHAKELAAR De borgplaat (1) moet aan de beveiliging van de uitschakelaar worden bevestigd. De beveiliging (2) dient te worden bevestigd aan een veilige plaats op de kleding, arm of been van de gebruiker. Mocht de gebruiker over boord vallen of het roer in de steek laten, dan zal de beveiliging de borgplaat eraf trekken en zal de motor tot stilstand komen. Hierdoor kan de boot niet stuurloos wegvaren.
5
Waarschuwing: • Bevestig de beveiliging niet aan kleding die los kan scheuren. • Zorg ervoor dat de beveiliging niet in de knoop kan raken, waardoor hij niet kan functioneren. • Voorkom dat de beveiliging per ongeluk in werking treedt tijdens het varen. Als de motor uitvalt, verliest u bijna alle controle over het sturen. Tevens zal de boot snel afremmen door het uitvallen van de motor, waardoor personen en objecten in de boot naar voren worden geslingerd. Attentie: zonder de borgplaat wil de motor niet starten! 5.5 CHOKE De choke heeft 4 standen: 1 om een warme motor te starten 2 of 3 om een koude motor op te warmen of om een warme motor te herstarten 4 om een koude motor te starten
5.6 HANDSTARTER Trek langzaam aan de handstarter totdat u weerstand voelt. Trek de handstarter daarna met een ferme ruk recht vooruit om de motor te starten.
5.7 STUURHANDEL Beweeg de stuurhandel zijdelings om de vaarrichting aan te passen. Verder heeft de stuurhandel de volgende functies: 1 bedieningshandel regelklep 2 regelklepindicator 3 wrijvingsknop regelklep 6
Regelklepindicator De curve van het brandstofverbruik op de regelklepindicator geeft het brandstofverbruik aan in iedere positie van de regelklep. Kies de instelling die de beste werking biedt en het laagste brandstofverbruik.
Regelknop wrijving regelklep Een wrijvingsmechanisme in de stuurhandel zorgt voor weerstand in de beweging van de regelklephandel. - Verhogen van de weerstand: met de klok mee draaien. - Verminderen van de weerstand: tegen de klok in draaien. Wanneer een constante snelheid gewenst is, de instelschroef/knop vastdraaien om de gewenste instelling te behouden. Waarschuwing: bij te veel weerstand is het moeilijk om de regelklephandel te bewegen; dit kan tot ongelukken leiden. Draai de instelschroef/knop dus niet te vast. 5.8 INSTELSCHROEF STUURWRIJVING Met deze instelschroef kan de beweging van het stuur worden ingesteld naar gelang de voorkeur van de gebruiker. De instelschroef bevindt zich op de draaiconsole. - Verhogen van de weerstand: met de klok mee draaien. - Verminderen van de weerstand: tegen de klok in draaien. Waarschuwing: Draai de instelschroef niet te vast. Bij te veel weerstand is het moeilijk om te sturen; dit kan tot ongelukken leiden. 7
5.9 INSTELSTANG TRIMHOEK De positie van de instelstang van de trimhoek bepaalt de minimum trimhoek van de buitenboordmotor ten opzichte van het dwarshout. 5.10 KANTELBORGMECHANISME Het kantelborgmechanisme wordt gebruikt om een omgekeerde stuwdruk van de schroef te voorkomen, waardoor de buitenboordmotor wordt opgetild. Zet de kantelborghandel in de borgpositie om de motor te borgen. Om de motor weer vrij te geven, zet u de kantelborghandel in de kantelpositie.
5.11 KANTELSTEUNBALK De kantelsteunbalk houdt de buitenboordmotor in de positie schuin omhoog.
5.12 BORGHANDEL MOTORKAP Draai de borghandel naar beneden om de motorkap te verwijderen. Controleer bij het terugplaatsen of de motorkap goed in de rubberen afdichting valt. Daarna de borghandel naar boven draaien.
6. BEDIENING 6.1 INSTALLATIE Waarschuwing: een onjuiste hoogte van de motor of obstructies die de waterstroom verstoren (zoals het ontwerp of de conditie van de boot of toebehoren als ladders met dwarsroedes/diepteomvormers) kunnen een waterstraal met lucht veroorzaken als de boot vaart. Indien de motor constant in de buurt van een waterstraal met lucht draait, kan de motor ernstig beschadigen. Opmerking: controleer het drijfvermogen van de boot met maximum belasting in ruststand. Controleer of het statische waterpeil op de uitlaatbehuizing laag genoeg is om te voorkomen dat er water in de cilinder komt, wanneer het water stijgt als gevolg van golven terwijl de motor niet loopt. 8
MONTEREN VAN DE BUITENBOORDMOTOR Waarschuwing: ▪ Installeer geen buitenboordmotor met meer pk’s dan de maximum capaciteit die op het technisch label op de boot vermeld staat. Indien er geen technisch label op de boot zit, uw dealer raadplegen. ▪ De informatie in dit hoofdstuk is slechts als referentie bedoeld. Wij kunnen geen complete instructies voor iedere boot/motor combinatie geven. De juiste montage hangt deels af van ervaring en een bepaalde boot/motor combinatie. ▪ Onjuiste montage van de buitenboordmotor kan gevaarlijke condities veroorzaken, zoals een slechte besturing van de boot, verlies van controle of brandgevaar. - Voor permanent gemonteerde motors adviseren wij om de dealer de buitenboordmotor te laten monteren. Indien u het zelf wilt doen, dient u door een ervaren vakman te worden geïnstrueerd. - Voor draagbare modellen adviseren wij om uw dealer te vragen om het monteren van de motor te demonstreren. Monteer de buitenboordmotor op de middellijn (kiellijn) van de boot en controleer of de boot goed in balans is, anders zal de boot moeilijk te besturen zijn. Raadpleeg uw dealer voor boten zonder kiel of asymmetrische boten. Montagehoogte Voor een optimale efficiency moet de waterweerstand van de boot en de buitenboordmotor zo klein mogelijk zijn. De montagehoogte van de buitenboordmotoren heeft grote invloed op de waterweerstand. Indien de montagehoogte te hoog is, treedt cavitatie op en wordt de voortstuwing afgeremd en als de schroefbladen in de lucht draaien, zal de motor abnormaal hard gaan draaien en raakt de motor oververhit. Indien de montagehoogte te laag is, zal de waterweerstand toenemen en zal de efficiency van de motor afnemen. Monteer de buitenboordmotor dusdanig dat de anti-cavitatie plaat zich tussen de bodem van de boot en 25 mm eronder bevindt.
9
6.2 VASTZETTEN VAN DE BUITENBOORDMOTOR ▪ Plaats de motor op de platte achtersteven en zo dicht mogelijk naar het midden. Draai de klemschroeven goed en gelijkmatig vast. Controleer regelmatig of de klemschroeven nog goed vastzitten.
▪
Bevestig een stevige kabel aan het bevestigingspunt op de motor en het andere eind aan een stevig bevestigingspunt op de boot. Op deze wijze kunt u de motor niet kwijtraken als de motor per ongeluk van de platte achtersteven valt.
6.3 INLOPEN VAN DE MOTOR Uw nieuwe motor moet ongeveer 10 uren inlopen, zodat de bewegende delen gelijkmatig kunnen afslijten. Een juiste inlooptijd is nodig voor een goede werking en een langere levensduur. Gebruik tijdens de inloopperiode een brandstofmix in de verhouding van 25:1, dus 25 delen benzine en 1 deel 2-takt olie. Waarschuwing: Indien u zich niet houdt aan de inloopprocedure kan dit de levensduur van de motor verkorten of zelfs ernstige schade aan de motor veroorzaken. Het inlopen van de motor gaat als volgt: Laat de motor belast lopen. 1 Laat de motor de eerste 10 minuten op lage snelheid lopen. 2 Laat de motor de volgende 50 minuten draaien met ½ regelklep of minder. 3 Laat de motor het tweede uur draaien met ¾ regelklep of minder. 4 Het derde tot tiende uur: laat de motor niet langer dan 5 minuten met volledige regelklep lopen. 5 Na de eerste tien uren: de motor kan nu normaal draaien. 6.4 VOOR INGEBRUIKNAME Waarschuwing: indien één van de onderdelen niet juist functioneert, het onderdeel laten controleren en/of repareren en/of vervangen voordat u de buitenboordmotor inschakelt. Attentie: start de motor alleen in het water. Starten van de motor buiten het water kan oververhitting en ernstige schade aan de motor veroorzaken. 10
Brandstof ▪ Controleer of u voldoende brandstof heeft voor de geplande vaartocht. ▪ Controleer of er geen brandstoflekkage of benzinedamp is. ▪ Controleer of de aansluitingen van de brandstofleiding goed vastzitten. ▪ Plaats de brandstoftank op een veilige, vlakke ondergrond en controleer of de brandstofleiding niet gedraaid of geplet is en of de leiding geen scherpe objecten kan raken. Olie ▪ Controleer of u voldoende olie heeft voor de geplande vaartocht. Bediening ▪ Controleer of de regelklep, de schakeling en de besturing goed functioneren voordat u de buitenboordmotor start. ▪ De bediening moet gemakkelijk gaan zonder haperingen of ongewone speling. ▪ Controleer op losse of beschadigde aansluitingen. ▪ Controleer de werking van de start- en stopschakelaars wanneer de motor in het water ligt. Motor ▪ Controleer de motor en de motorophanging. ▪ Controleer op losse of beschadigde afsluitingen. ▪ Controleer de schroef op beschadiging. 6.5 BRANDSTOF BIJVULLEN 1. Verwijder de vuldop. 2. Brandstoftank voorzichtig bijvullen. 3. Sluit de vuldop zorgvuldig en veeg eventueel gemorste brandstof onmiddellijk af. Gebruik uitsluitend een mix van benzine en 2-takt olie in de verhouding 50:1, dus 50 delen benzine en 1 deel 2-takt olie. Indien u alleen benzine gebruikt, zal de motor verbranden en vastlopen. Waarschuwing: Tijdens het bijvullen van de brandstoftank niet roken. Niet in de nabijheid van vuur bijvullen. De benzine en de 2-takt olie mixen in een jerrycan, goed schudden en hiermee de brandstoftank vullen. Veeg gemorste brandstof onmiddellijk af. Attentie: een onjuiste mix of een mix die niet goed is geschud, kan de motor ernstig beschadigen.
11
6.6 STARTEN VAN DE MOTOR Waarschuwing: • Voordat u de motor start, eerst controleren of de boot goed is afgemeerd en of u vrij kunt sturen zonder belemmeringen. Overtuig u ervan dat zich geen zwemmers in de buurt van de boot bevinden. • Als u de ontluchtingsschroef losdraait, komt er benzinedamp vrij. Benzinedamp is licht ontvlambaar en explosief. Rook niet in de buurt van de ontluchtingsschroef en houd de ontluchtingsschroef uit de buurt van open vlammen en vonken als u hem losdraait. • Het uitlaatgas van de motor bevat koolmonoxide, een kleurloos en geurloos gas; inademing van dit gas kan hersenbeschadiging of zelfs de dood tot gevolg hebben. Zorg voor een goede ventilatie in de stuurcabine en de cabines. Vermijd blokkage van de uitlaten. 1 Indien zich op de brandstoftank een ontluchtingsschroef bevindt, de ontluchtingsschroef 2 of 3 slagen losdraaien. 2 Indien zich op de motor een brandstofaansluiting bevindt: sluit de brandstofleiding aan op de aansluiting op de motor. Sluit vervolgens het andere eind van de leiding aan op de aansluiting op de brandstoftank. Opmerking: zet de brandstoftank tijdens de werking van de motor horizontaal, anders kan de brandstof niet uit de tank worden gezogen. 3 Knijp in de bal met het uitlaateinde omhoog totdat de bal hard wordt.
Procedure voor model met afstandsbediening: 4 Zet de versnellingspook in de neutrale positie. Attentie: een beveiliging zorgt ervoor dat de motor alleen in de neutrale stand kan worden gestart. 5 Bevestig de borgplaat aan de beveiliging van de uitschakelaar en bevestig de beveiliging aan een veilige plaats op de kleding, arm of been van de gebruiker.
Waarschuwing: • Bevestig de beveiliging niet aan kleding die los kan scheuren. • Zorg ervoor dat de beveiliging niet in de knoop kan raken, waardoor hij niet kan functioneren. • Voorkom dat de beveiliging per ongeluk in werking treedt tijdens het varen. Als de motor uitvalt, verliest u bijna alle controle over het sturen. Tevens zal de 12
boot snel afremmen door het uitvallen van de motor, waardoor personen en objecten in de boot naar voren worden geslingerd. 6 Zet de bedieningshandel van de regelklep in de START positie. Model met handmatige start: 7 Trek de choke volledig uit als de motor koud is. Als de motor start, de choke in de 2e of 3e stand zetten om de koude motor op te warmen. Als de motor is opgewarmd, de choke terugduwen.
Opmerking: • Bij het herstarten van een warme motor hoeft u de choke niet te gebruiken. • Als u de choke niet terugduwt maar uitgetrokken laat staan, zal de motor afslaan. 8 Trek langzaam aan de startkabel totdat u weerstand voelt. Vervolgens geeft u een ferme ruk aan de startkabel recht vooruit om de motor te starten. Indien nodig herhalen. 9 Als de motor draait, de startkabel voorzichtig terugbrengen naar zijn uitgangspositie, voordat u hem loslaat. 6.7 OPWARMEN VAN DE MOTOR Waarschuwing 2-pk model: de schroef draait altijd als de motor loopt. Laat de bedieningshandel van de regelklep tijdens het opwarmen van de motor in de startpositie staan, anders kan de boot plotseling gaan bewegen, wat een ongeluk kan veroorzaken. 1. Laat de motor voor gebruik eerst 3 minuten onbelast opwarmen. Als u de motor niet op laat warmen voor gebruik, kan dit de levensduur van de motor aanzienlijk bekorten. 2. Controleer of er een waterstraal met uitlaatgas uit het gat in de uitlaatkap komt. 3. Controleer of er een waterstraal uit het controlegat van het koelwater komt. Attentie: een waterstraal uit het controlegat toont aan dat de waterpomp water door de koelelementen pompt. Indien er geen waterstraal uit het controlegat komt terwijl de motor draait, de motor onmiddellijk stopzetten (kans op oververhitting en ernstige schade). Controleer of de waterinlaat in de lagere behuizing is geblokkeerd. Indien u het probleem niet kunt vinden en verhelpen, uw dealer raadplegen.
13
Let op: water kan alleen via het koelwatercontrolegat naar buiten stromen als de thermostaat in de koelwaterpassages opengaat. 6.8 SCHAKELEN Waarschuwing: voordat u schakelt altijd eerst controleren of er zich geen zwemmers of obstakels in het water bevinden vlakbij de boot. Attentie: voordat u van vooruit naar achteruit schakelt, altijd eerst de regelklep sluiten zodat de motor onbelast draait (of draait op lage snelheid). Vooruit 1. Draai de bedieningshandel van de regelklep helemaal dicht. 2. Zet de koppeling snel en krachtig van neutraal naar vooruit.
Achteruit Waarschuwing: vaar altijd langzaam achteruit. Open de regelklep niet meer dan voor de helft, anders kan de boot onstabiel worden en kunt u de controle verliezen waardoor er een ongeluk kan gebeuren. 1. Draai de bedieningshandel van de regelklep helemaal dicht. 2. Controleer of de borghandel tegen kantelen in de borgpositie staat (geldt voor modellen met handmatige bediening). 3. Zet de koppeling snel en krachtig van neutraal naar achteruit.
14
6.9 STOPPEN VAN DE MOTOR Laat de motor een paar minuten afkoelen terwijl hij onbelast of langzaam draait. Stop de motor nooit onmiddellijk nadat hij op hoge snelheid heeft gelopen. 1. Druk op de stopknop totdat de motor helemaal is gestopt. 2. Verwijder de brandstofleiding van de motor, nadat de motor is gestopt. 3. Draai de ontluchtingsschroef op de kap van de brandstoftank (indien aanwezig) dicht nadat de motor is gestopt. Opmerking: u kunt de motor ook stoppen door aan de beveiliging te trekken en de borgplaat van de motorbeveiligingsschakelaar te trekken 6.10 TRIMMEN VAN DE BUITENBOORDMOTOR De trimhoek van de buitenboordmotor bepaalt de ligging van de boot in het water en draagt bij aan een goede werking en zuinig brandstofverbruik. De correcte trimhoek hangt af van de combinatie van boot, motor en schroef. Verder is de juiste trimhoek afhankelijk van de lading in de boot, de condities op het water en de vaarsnelheid. Waarschuwing: teveel trimmen van de buitenboordmotor (zowel naar boven als naar beneden) kan de boot instabiel maken en ervoor zorgen dat de boot moeilijk te besturen is. Hierdoor wordt de kans op een ongeluk groter. Indien de boot instabiel aanvoelt of moeilijk te besturen is, de snelheid terugbrengen en/of de trimhoek aanpassen.
AANPASSEN VAN DE TRIMHOEK Model met handmatige kanteling Er bevinden zich 4 of 5 gaten in de klembeugel voor het aanpassen van de trimhoek van de motor. 1. Stop de motor. 2. Verwijder de instelstang van de trimhoek uit de klembeugel terwijl u de motor iets kantelt. 3. Plaats de instelstang in het gewenste gat. Test verschillende trimhoeken uit en maak een proefvaart om te ontdekken welke trimhoek het beste voldoet voor uw boot.
15
Waarschuwing: stop de motor altijd voordat u de trimhoek aanpast. Pas op dat u zich niet prikt aan de instelstang. Wees voorzichtig als u een trimhoek voor de eerste keer uitprobeert. Verhoog de snelheid geleidelijk en wees alert op signalen van instabiliteit of controleproblemen. Een onjuiste trimhoek kan controleverlies tot gevolg hebben. Opmerking: de trimhoek wordt ongeveer 4 graden aangepast als u de instelstang één gat opschuift. Instellingen trimhoek Wanneer de boot op volle snelheid vaart resulteert een boeg-op afstelling in minder afremming, grotere stabiliteit en efficiency. Dit geldt meestal wanneer de kiellijn van de boot ongeveer 3 tot 5 graden omhoog staat. Bij de boeg-op afstelling heeft de boot wel meer de neiging om naar links of naar rechts te gaan. Dit kunt u bij het sturen compenseren. U kunt dit effect ook verhelpen door de trimhoek aan te passen. 1. Optimale hoek (vlakke kiellijn) 2. Boeg op 3. Boeg naar beneden Boeg op Door een te grote trimhoek komt de boot te hoog in het water te liggen, waardoor de werking en de efficiency afnemen; de schroef wordt aan de lucht blootgesteld en de boot kan gaan springen op het water en de stuurman en de passagiers uit de boot slingeren. Boeg naar beneden Wanneer de boeg naar beneden staat, kunt u eenvoudiger accelereren van stilstand naar volle snelheid. Als de boeg teveel naar beneden staat, moet de boot door het water ploegen, verbruikt de boot meer brandstof en is het moeilijk om de snelheid op te voeren. Wanneer de boot op hogere snelheid vaart met de boeg naar beneden wordt de boot onstabiel, moeilijk bestuurbaar en wordt de werking gevaarlijk. 16
Opmerking: het effect van de trimhoek op de werking van de boot hangt af van het type boot. 6.11 KANTELEN VAN DE MOTOR Als u de motor voor lange tijd niet wilt gebruiken of wanneer u de boot afmeert in ondiep water, dient u de motor omhoog te kantelen om de schroef en de behuizing te beschermen tegen beschadiging en zoutcorrosie. Waarschuwing: controleer voor het kantelen van de motor of zich geen personen in de directe omgeving bevinden. Waarschuwing: verwijder de brandstofleiding als u de motor voor meer dan een paar minuten kantelt. Anders kan de brandstof gaan lekken, wat gevaarlijk kan zijn. Let op: ▪ Voordat u de motor kantelt, eerst de procedures zoals beschreven in het hoofdstuk “Stop de motor” opvolgen. Kantel de motor nooit als de motor nog draait, dit kan ernstige schade wegens oververhitting tot gevolg hebben. ▪ Kantel de motor niet door aan de stuurhandel te trekken of te duwen, want hierdoor kan de stuurhandel afbreken. PROCEDURE VOOR OMHOOG KANTELEN Model met handmatige kanteling. 1. Plaats de versnellingpook in neutraal. 2. Verwijder de brandstofleiding van de motor. 3. Plaats de kantelborghandel in de positie vrij. 4. Houd de bovenkant van de motorkap met één hand vast en kantel de motor helemaal omhoog. 5. De kantelondersteuningsbalk gaat automatisch naar de borgpositie. PROCEDURE VOOR OMLAAG KANTELEN 1. Plaats de kantelborghandel in de borgpositie. 2. Kantel de motor een beetje omhoog totdat de kantelondersteuningsbalk automatisch wordt vrijgegeven. 3. Kantel de motor naar beneden. 6.12 IN ONDIEP WATER VAREN Voor het varen in ondiep water kan de buitenboordmotor gedeeltelijk worden gekanteld. Waarschuwing: • Zet de versnellingspook in de neutrale positie voordat u de procedure voor 17
•
• •
•
varen in ondiep water gaat volgen. Vaar met de laagste snelheid als u in ondiep water gaat varen. Het kantelborgmechanisme werkt niet als u de procedure voor varen in ondiep water opvolgt. Als de motor onder water door een obstakel wordt geraakt, kan de motor uit het water worden getild, waardoor u de controle over de boot verliest. Draai de motor niet 180º rond om achteruit te varen. Plaats de versnellingspook in de achteruit positie als u achteruit wilt varen. Wees extra voorzichtig als u achteruit gaat varen. Als u te snel achteruit vaart, kan de motor uit het water worden getild, waardoor u de controle over de boot verliest en er gevaar voor persoonlijn letsel of een ongeluk bestaat. Kantel de motor weer naar de normale stand zodra de boot weer in dieper water komt.
Let op: zet de versnellingspook in de neutrale positie voordat u de procedure voor varen in ondiep water gaat volgen. PROCEDURE 1. Plaats de versnellingspook in de neutrale stand.
2. Plaats de kantelborghandel in de positie vrij.
3. Til de motor een beetje op. De kantelondersteuningsbalk zal automatisch naar de borgpositie gaan om de motor in gedeeltelijk gekantelde positie te ondersteunen. Opmerking: deze motor heeft 2 posities voor varen in ondiep water. 18
TERUG NAAR DE UITGANGSPOSITIE 1. Plaats de kantelborghandel in de borgpositie. 2. Til de motor een beetje op, totdat de kantelondersteuningsbalk naar de positie vrij terugkeert. 3. Vervolgens de motor langzaam laten zakken naar de normale positie. 6.13 VAREN ONDER ANDERE CONDITIES Varen in zout water Indien u in zout water heeft gevaren met de boot, de koelwaterpassages met schoon water afspoelen om te voorkomen dat ze verstopt raken met zoutafzetting (zie hoofdstuk Transport en opslag ). Varen in troebel water Voor het varen in troebel water adviseren wij om een waterpomp met chroombehuizing te monteren.
19
7. ONDERHOUD 7.1 VERVOER Waarschuwing: brandstoflekkage is gevaarlijk. Wanneer u de buitenboordmotor vervoert of opslaat, dient u de ontluchtingsschroef en de brandstofkraan te sluiten om lekkage te voorkomen. De buitenboordmotor moet bij voorkeur in de normale draaistand (rechtopstaand) worden vervoerd of opgeslagen. Indien er te weinig ruimte is, kunt u de motor eventueel in de kantelpositie vervoeren. Hiervoor kunt u een motorondersteuning zoals een beschermingsbalk voor de achtersteven. Doe een doek of kleed om de motor heen tijdens vervoer om beschadiging te voorkomen. Waarschuwing: • Ga nooit onder een gekantelde motor staan. Als de motor er per ongeluk af zou vallen, kunt u ernstig letsel oplopen. • Wees voorzichtig bij het vervoeren van een brandstoftank. • Vul de brandstoftank nooit tot het maximum. Benzine zet uit bij hoge temperaturen, waardoor er druk in de tank ontstaat. Hierdoor kan de brandstof gaan lekken en eventueel brand veroorzaken. Voorzichtig: bevestig de motor tijdens vervoer niet met de kantelondersteunings-knop. De motor kan los schudden en vallen. Als de motor niet liggend kan worden vervoerd, gebruikt u dan een extra ondersteuning om de motor rechtopstaand vast te zetten. Model met klembevestiging Wanneer u de buitenboordmotor vervoert of opslaat terwijl de motor niet aan de boot is bevestigd, vouwt u de kantelhandel in en laat u de motor tegen de kantelhandel aanleunen om hem in horizontale positie te houden. Let op: houd de elektrische unit altijd hoger dan de schroef, anders kan het koelwater in de cilinder lopen en schade veroorzaken.
20
7.2 OPSLAG Wanneer u de buitenboordmotor voor langere tijd (2 maanden of langer) gaat opslaan, zijn onderstaande punten heel belangrijk om schade aan de motor te voorkomen. Laat uw motor voor opslag bij voorkeur controleren door een erkende dealer. Voor opslag van de motor dient u volgende punten op te volgen: 1 Maak de buitenkant van de motor schoon met schoon water (zie hoofdstuk “Buitenkant van de motor”. 2 Verwijder de brandstofleiding van de motor of sluit de brandstofklep, indien aanwezig. 3 Laat de motor onbelast lopen terwijl u de koelwaterpassages met schoon water spoelt. Ga door totdat het brandstofsysteem leeg is en de motor stopt (zie hoofdstuk “Koelsysteem spoelen”. 4 Voor modellen met elektrische start: verwijder de batterij. 5 Tap het koelwater volledig af uit de motor en maak de romp goed schoon. 6 Verwijder de bougie(s). 7 Giet een theelepel schone motorolie in de cilinders. 8 Draai de motor enkele keren rond met de hand. 9 Plaats de bougie(s) weer terug. Let op: ▪ Plaats de motor niet op de zijkant voordat het koelwater is afgetapt, anders kan het water door de uitlaat in de cilinder komen en problemen veroorzaken. ▪ Sla de buitenboordmotor op in een droge, goed geventileerde ruimte, maar niet in direct zonlicht. 7.3 ONDERHOUD Waarschuwing: voordat u onderhoudswerkzaamheden uit gaat voeren, altijd eerst de motor uitschakelen. Onderdelen: defecte onderdelen altijd vervangen door originele onderdelen. Gebruik het apparaat niet indien een onderdeel is beschadigd. Regelmatige controle en onderhoud zijn zeer belangrijk als u uw machine in goede conditie wilt houden. Bedenk dat regelmatig onderhoud het rendement van uw machine ten goede komt en het behoud van uw machine is ! Raadpleeg onderstaand schema voor de uit te voeren werkzaamheden. ONDERHOUDSTABEL Pas de frequentie van de onderhoudswerkzaamheden aan aan het gebruik van de buitenboordmotor.
●
Werkzaamheden die de gebruiker zelf kan uitvoeren. O Werkzaamheden die door een erkende dealer moeten worden uitgevoerd. 21
Na de eerste Elke 10 uren 50 uren 100 uren 200 uren (1 maand) (3 maanden) (6 maanden) (1 jaar) Bougie (s) schoonmaken/afstellen/vervangen Smeerpunten smeren
●
Tandwielolie verversen Brandstofsysteem controleren Brandstoffilter (kan worden losgedraaid) controleren/schoonmaken Brandstoffilter (eenmalig) controleren/vervangen Brandstoffilter (in ingebouwde brandstoftank) controleren/schoonmaken Brandstoftank (losse) controleren/schoonmaken Brandstoftank (ingebouwde) controleren/schoonmaken Onbelast draaien (model met carburateur) controleren/aanpassen Anodes (extern) controleren/vervangen Anodes (intern) controleren/vervangen Koelwaterpassages schoonmaken Bouten van schroef, spie en veiligheidspen controleren/vervangen Scharnier, kabel en timer van de regelklep controleren/aanpassen Kabel van schakeling controleren/aanpassen Thermostaat controleren Waterpomp controleren Klem van motorkap controleren
●
●
● ●
● ●
● ● ●
●
●
●
●/O O
● O
●/O
●/O ●/O
●/O O
●
●
●
● O O O O
●
Opmerking: na gebruik van de motor in zout, troebel of modderig water, de motor elke keer afspoelen met schoon water. 22
7.4 SMEREN Smeer regelmatige alle draaiende delen met waterafstotende smeerolie. 7.5 BOUGIE Waarschuwing: denk erom dat u bij het verwijderen van de bougie niet de isolator beschadigt. 1. Verwijder de bougie.
2. Verwijder de koolstofaanslag met een staalborstel.
3. Controleren op verkleuring; standaard: taankleurig
4. Opening van de bougie controleren. 0.9~1.0mm
7.6 BRANDSTOFSYSTEEM Waarschuwing: benzine is licht ontvlambaar en explosief. Houd benzine uit de buurt van vuur, vlammen en andere ontvlambare stoffen. Rook niet in de buurt van benzine. Controleer de brandstofleiding regelmatig op lekkage, scheuren of andere beschadigingen. Indien u een defect in de leiding ontdekt, dient u dit onmiddellijk te laten repareren door een erkende dealer. Controlepunten ▪ Lekkage in onderdelen van het brandstofsysteem ▪ Lekkage in de aansluiting van de brandstofleiding 23
▪ ▪
Scheuren, knikken of andere beschadigingen in de brandstofleiding Lekkage in het aansluitstuk van de brandstofleiding
7.7 BRANDSTOFFILTER Waarschuwing: benzine is licht ontvlambaar en explosief. Houdt benzine uit de buurt van vuur, vlammen en andere ontvlambare stoffen. Rook niet in de buurt van benzine. • Laat de motor eerst afkoelen voordat u het brandstoffilter gaat controleren. • Er zit brandstof in het filter, dus houdt het filter uit de buurt van vonken, sigaretten en vlammen. • Gemorste benzine onmiddellijk afvegen. • Het brandstoffilter moet weer zorgvuldig worden teruggeplaatst met O-ring, filterdop, slangen enz. Onjuiste montage kan leiden tot brandstoflekkage, wat kan resulteren in vuur of explosiegevaar. Controleren brandstoffilter: 1. Verwijder de moer die de bougie op zijn plaats houdt (indien aanwezig). 2. Schroef de filterdop (1) los en vang eventueel gemorste benzine op in een doek. 3. Verwijder het filterelement (2) en was het filterelement in een oplosmiddel. Laat het element drogen. Controleer het filterelement en de O-ring (3) om er zeker van te zijn dat ze in goede conditie verkeren. Indien nodig vervangen. Als zich water in de brandstof bevindt, de brandstoftank controleren en schoonmaken. 4. Plaats het filterelement met de O-ring in de dop. Schroef het filterhuis (4) op de dop. 5. Bevestig het brandstoffilter aan de beugel en de brandstofleidingen aan het brandstoffilter. 6. Laat de motor draaien en controleer het filter en de leidingen op lekkage. 7.8 TESTEN ONBELAST LOPEN Waarschuwing: • Raak de elektrische delen niet aan en verwijder ze niet tijdens het starten of draaien van de motor. • Houd uw handen, haar en kleren uit de buurt van het vliegwiel en andere bewegende delen als de motor draait. Let op : tijdens deze procedure moet de motor zich in het water bevinden. U kunt hiervoor een testtank gebruiken. Gebruik voor deze procedure een diagnostische tachometer. 24
1 Start de motor en laat hem warm lopen in neutrale stand totdat de motor goed loopt. Als de buitenboordmotor aan de boot is bevestigd, controleren of de boot goed is vastgebonden. 2 Controleer of het onbelast lopen is afgesteld volgens de specificaties. Eventueel een erkende dealer raadplegen. 7.9 SCHROEF Waarschuwing: U kunt ernstig letsel oplopen indien de motor per ongeluk wordt gestart terwijl u zich in de buurt van de schroef bevindt. ▪ Voordat u de schroef gaat controleren, verwijderen of monteren, altijd eerst de bougiedopjes verwijderen, de versnellingspook in neutraal zetten, de hoofdschakelaar op OFF zetten, de sleutel verwijderen en de beveiliging voor het stoppen van de motor verwijderen. Tevens de schakelaar van de batterij naar “uit” draaien (indien aanwezig). ▪ Houd de schroef niet met uw hand vast wanneer u de moer van de schroef los- of vastdraait, maar plaats een stuk hout tussen de cavitatieplaat en de schroef zodat de schroef niet kan draaien.
Controlepunten van de schroef: ▪ Controleer alle bladen van de schroef op slijtage, erosie ten gevolge van cavitatie of ventilatie en andere beschadigingen. ▪ Controleer de as van de schroef op beschadiging. ▪ Controleer de veiligheidspen op slijtage of beschadiging. ▪ Controleer of er vislijnen om de as van de schroef zitten. ▪ Controleer de olieafdichting van de schroefas op beschadiging. Opmerking: de veiligheidspen is zo gemaakt dat hij breekt als de schroef onder water een hard object raakt. Op deze wijze wordt de schroef en het aandrijfmechanisme beschermd. De schroef draait dan vrij rond in de as. Indien dit gebeurt, moet de veiligheidspen worden vervangen.
25
Verwijderen van de schroef: 1 Maak de splitpen (1) vlak en trek hem eruit met een langbektang. 2 Verwijder de moer (2) van de schroef en de afdichtring (3). 3 Verwijder de schroef (4) en de drukafdichtring (5). Monteren van de schroef: Voorzichtig: ▪ Het is belangrijk dat de drukafdichting wordt gemonteerd voordat de schroef wordt gemonteerd, anders kunnen de onderste motorkap en het asgat van de schroef beschadigd raken. ▪ Gebruik een nieuwe splitpen en buig de uiteinden voorzichtig om, anders kan de schroef losraken tijdens het varen en kunt u hem verliezen. 1. Breng een waterafstotende smeerolie aan op de as van de schroef. 2. Monteer de drukafdichting en de schroef op de as van de schroef. 3. Installeer de afdichtring en draai de moer van de schroef vast met een aandraaimoment van 17.0 Nm. 4. Lijn de moer van de schroef uit met de as van de schroef. Plaats een nieuwe splitpen in het gat en buig de uiteinden van de splitpen om. Let op: als de moer niet uit wil lijnen met de as nadat u de moer met het juiste aandraaimoment heeft vastgedraaid, draai de moer dan nog vaster om hem met het gat uit te lijnen. 7.10 TANDWIELOLIE VERVERSEN Waarschuwing: ▪ Controleer of de motor stevig is bevestigd aan de achtersteven of een andere solide plaats. Als de buitenboordmotor op u valt, kunt u ernstig letsel oplopen. ▪ Ga niet onder de motor staan als hij gekanteld is, zelfs niet als de kantelonsteuningshandel of knop is geborgd. U kunt ernstig letsel oplopen als de motor per ongeluk valt.
26
1 Kantel de buitenboordmotor zodat de aftapschroef van de tandwielolie zich op het laagste punt bevindt. 2 Plaats een geschikte bak onder de tandwielkast. 3 Verwijder de aftapschroef (1). 4 Verwijder de oliepeilplug (2) zodat de olie helemaal kan worden afgetapt. 5 Spuit de nieuwe olie olie (ongeveer 250 cm3) in het schroefgat van de tandwielolieaftap met een flexibel vulapparaat. 6 Zodra de olie uit het gat van de oliepeilplug stroomt, de oliepeilplug terugplaatsen en aandraaien. 7 De aftapschroef weer terugplaatsen en vastdraaien. Voorzichtig: controleer de afgetapte olie. Als de olie melkachtig is, komt er water in de tandwielkast, wat schade kan veroorzaken. Raadpleeg uw dealer. 7.11 BRANDSTOFTANK REINIGEN Waarschuwing: benzine is licht ontvlambaar en explosief. Houdt benzine uit de buurt van vuur, vlammen en andere ontvlambare stoffen. Rook niet in de buurt van benzine. • Houd de brandstoftank uit de buurt van vonken, sigaretten en vlammen tijdens het schoonnmaken. • Verwijder de brandstoftank uit de boot, voordat u hem gaat schoonmaken. Reinig de brandstoftank buiten en zorg voor voldoende ventilatie. • Gemorste benzine onmiddellijk afvegen. • Monteer de brandstoftank weer zorgvuldig. Onjuiste montage kan brandstoflekkage veroorzaken en daardoor een gevaar voor vuur en explosie vormen. • Voer de oude brandstof af volgens de geldende wettelijke voorschriften.
27
Brandstoffilter reinigen: 1. Verwijder de schroeven van de brandstofslangverbinding en trek ze uit de tank. 2. Maak het filter schoon (aan het eind van de aanzuigslang) in een geschikt schoonmaakmiddel. Laat het filter drogen. 3. Vervang de pakking, plaats de brandstofslangverbinding weer terug en draai de schroeven weer stevig vast. 7.12 ANODES De SAIL buitenboordmotoren worden beschermd tegen corrosie met speciale anodes. Controleer de externe anodes regelmatig. Verwijder de aanslag van het oppervlak van de anodes. Raadpleeg uw dealer indien de externe anodes vervangen moeten worden. Voorzichtig: verf de anodes niet, want daardoor verliezen ze hun werking. Opmerking: controleer de aardleidingen die bevestigd zijn aan de externe anodes (indien aanwezig). Raadpleeg uw dealer voor controle en vervanging van anodes die intern aan de bewerkingseenheid zijn bevestigd. 7.13 BUITENKANT VAN DE MOTOR Buitenkant van de motor schoonmaken Reinig de buitenkant van de motor na gebruik met schoon water. Spoel het koelsysteem door met schoon water (zie hoofstukken 7.1 Vervoer en 7.2 Opslag). Geverfde buitenkant van de motor controleren Controleer de motor op krassen, inkepingen of bladderende verf. Als de verf is afgebladderd, kan de oppervlakte gaan corroderen. Indien nodig, de oppervlakte schoonmaken en verven. Raadpleeg uw dealer voor de juiste verf.
28
8. STORINGEN 8.1 SCHADE DOOR EEN BOTSING Waarschuwing: de buitenboordmotor kan ernstig beschadigd raken bij een botsing tijdens het varen of het vervoer. Als de motor beschadigd is geraakt, kunt u de motor niet meer veilig laten draaien, maar moet de motor worden nagekeken door een erkende vakman. Raadpleeg hiervoor uw dealer. Als de buitenboordmotor een object in het water raakt, dient u de volgende punten op te volgen: 1. Stop de motor onmiddellijk. 2. Controleer het bedieningssysteem en alle componenten op beschadiging. Controleer ook de boot op beschadiging. 3. Of u nu schade ontdekt of niet, het is raadzaam om langzaam en voorzichtig naar de dichtsbijzijnde haven te varen. 4. Laat de motor door een erkende vakman controleren, voordat u hem weer gebruikt. 8.2 STARTER WERKT NIET Indien de starter niet werkt (de motor kan niet worden aangeslingerd met de starter), kan de motor worden gestart met een noodstartkabel. Waarschuwing: • Volg deze procedure alleen op in geval nood en alleen om naar de haven terug te keren voor reparatie. • Bij gebruik van de noodstartkabel werkt de beveiliging voor het niet in de versnelling kunnen starten niet. Overtuigt u er goed van dat de versnellingshandel in neutraal staat. Indien dit niet het geval is, kan de boot onverwachts gaan bewegen en kan er een ongeluk gebeuren. • Controleer of er niemand achter u staat voordat u de startkabel aantrekt. De startkabel kan naar achteren schieten en iemand verwonden. • Een onbeschermd draaiend vliegwiel is zeer gevaarlijk. Houd losse kleding en andere objecten uit de buurt als u de motor start. Gebruik de noodstartkabel alleen volgens de instructies. Raak het vliegwiel of de bewegende delen niet aan als de motor draait. Monteer het startmechanisme of de motorkap niet als de motor eenmaal draait. • Raak tijdens het starten of draaien van de motor niet de ontstekingsspoel, de elektriciteitsdraden met hoog voltage, het bougiekapje of andere elektrische componenten aan. U kunt een schok krijgen. • 2-pk model: de schroef draait altijd als de motor draait. Laat de controlehandel van de regelklep in de startpositie staan tijdens het opwarmen, anders kan de boot plotseling gaan bewegen, waardoor een ongeluk kan gebeuren.
29
Noodstart van de motor 1 Verwijder de motorkap. 2 Verwijder de starter door de bouten te verwijderen. 3 Maak de beveiliging voor het niet kunnen starten in de versnelling los van de starter (indien aanwezig). 4 Maak de motor klaar om te starten (zie Starten van de motor). Controleer of de motor in neutraal staat. 5 Plaats het geknoopte uiteinde van de noodstartkabel in de groef van het vliegwielanker en wind de kabel er enkele malen omheen met de wijzers van de klok mee. 6 Geef een ferme ruk aan de startkabel recht vooruit om de motor aan te zwengelen. Indien nodig, herhalen. 8.3 ONDERGEDOMPELDE MOTOR Indien de buitenboordmotor is ondergedompeld in het water, onmiddellijk uw dealer raadplegen, want de corrosie zal bijna direct beginnen. Wanneer u de motor niet onmiddellijk naar uw dealer kunt brengen, kunt u onderstaande procedure opvolgen om de schade aan de motor zo klein mogelijk te maken. 1. Spoel modder, zout, zeewier enz. weg met schoon water. 2. Verwijder de bougies en leg de motor neer met het gat van de bougies naar beneden zodat water, modder en andere ongerechtigheden weg kunnen lopen. 3. Tap de brandstof af uit de carburateur, het brandstoffilter en de brandstofleiding. 4. Spuit motorolie door de carburateur en het bougiegat terwijl u de motor aanslingert met de handmatige starter of de noodstartkabel. 5. Breng de motor zo snel mogelijk naar uw dealer. Voorzichtig: laat de motor niet lopen voordat hij helemaal is nagekeken.
30
--------------------------------------------------
GARANTIEBEWIJS 12 MAANDEN GARANTIESCHEIN 12 MONATE GUARANTEE CERTIFICATE 12 MONTHS CERTIFICAT DE GARANTIE 12 MOlS Artikel/Artikel/Article/Article .................................................................................. Model/Modell/Model/Modèle ................................................................................ Serie nr./Seriennr./Series no./No. série ............................................................... Aankoopdatum/Kaufdatum/Date of purchase/Date d'achat .................................
Handtekening verkoper Signatur Verkaufer Seller's signature Signature du vendeur
Firmastempel verkoper Firmenstempel Verkaufer Firmstamp seller Timbre du vendeur
Alleen geldig met stempel / Nur gültig mit Stempel / Only valid with stamp / Seulement valide avec timbre. Bij garantieaanspraken de machine/het apparaat met ingevuld garantiebewijs en aankoopfactuur franco toezenden. Bei Garantieansprüchen die Maschine / der Apparat mit ausgefülltem Garantieschein und Rechnung franko einsenden. For claims against the guarantee, please send us the machine/the apparatus with the completed guarantee certificate and invoice free of charge. En cas de réclamation, retourner la machine/l'appareil pourvu(e) du certificat de garantie dûment rempli et de la facture franc de port. Naam/Name/Name/Nom
: ......................................................................
Adres/Adresse/Address/Adresse : ...................................................................... Plaats/Ort/Place/Ville
: ......................................................................
Land/Land/Country/Pays
: ...................................................................... 31
GARANTIEBESTIMMUNGEN Die Garantiefrist der gelieferten Maschine/des Apparats beträgt 12 Monate, mit Wirkung vom Kaufdatum. Wenn es innerhalb dieser Frist Störungen gibt, die auf Material- oder Konstruktionsfehler zurückzuführen sind, gilt die Garantie für sowohl Teile wie auch Arbeitslohn. Garantieansprüche werden nicht anerkannt, wenn: - Die Hinweise in dieser Gebrauchsanweisung nicht eingehalten worden sind. - Die Maschine / der Apparat derart geändert ist, dass dieser nicht mehr gebührendermassen funktionieren kann, auch nicht, wenn die richtigen Teile zum Auswechseln eingesetzt wurden. - Schäden durch Erfrieren, Fallen, Stösse, unbefugtes Demontieren, fehlerhaften Anschluss an das Stromnetz usw. entstehen. - Schaden durch Benutzung von Verlängerungskabeln dünner als 2,5 mm² entstehen. Gilt nur bei 230 Volt. Wenn der Garantieanspruch anerkannt wird, wird die Maschine/der Apparat nach der Reparatur franko zurückgesandt. Ein weiterer Schadenersatz wird nicht gewährt. GUARANTEE PROVISIONS The machine/apparatus supplied carries a 12 month guarantee, starting trom the day of purchase. If any breakdowns occur within this period, caused by material or structural defects, this guarantee will cover parts as well as labour costs. This guarantee will not cover claims if: - The instructions in this manual have not been observed. - The machine / apparatus has been modified in such a way that it no longer functions properly, not even when damaged parts are replaced with the proper components. - Damage is due to frost, dropping, impact, unauthorized disassembly, improper connection to the electricity grid etc. - Damage is due to the use of extension leads thinner than 2,5 mm² (only 230 volts). If the guarantee claim is accepted, the machine/apparatus will be repaired and returned free of charge. No other damages will be paid. CONDITIONS DE GARANTIE Le délai de garantie de la machine/de I'appareil est de 12 mois, à compter de la date d'acquisition. Au cas ou des difficultés techniques dues à des défauts de matériau ou de construction se présenteraient pendant ce délai, la garantie concernera tant les pièces détachées qua la main-d'oeuvre. On ne pourra prétendre à aucune garantie dans les cas suivants: - Les instructions prévues par la notice n'ont pas été respectées. - La modification de la machine/de I'appareil empêche son fonctionnement, même si les pièces appropriées ont été utilisées. - Dégáts matériels dus au fait que la machine/l'appareil est tombé(e), a gelé(e), heurté(e) quelque chose ou qu'elle (qu'il) a été mal démonté(e), branché(e) incorrectement sur le réseau etc. - Dégáts matériels dus à I'emploi de rallonges faisant moins de 2,5 qmm. Seulement en cas de 230V. Au cas ou la réclamation serait retenue, la machine/l'appareil sera renvoyé(e) franc de port à I'issue des travaux de réparation. Il ne sera accordé aucun dédommagement ultérieur.
32
--------------------------------------------------
GARANTIEBEPALINGEN De garantie van de geleverde machine/het apparaat bedraagt 12 maanden, ingaande op de aankoopdatum. Indien zich binnen deze tijd storingen voordoen, die te wijten zijn aan materiaal- of constructiefouten, geldt de garantie voor zowel onderdelen als arbeidsloon. Garantieaanspraken worden niet erkend indien: - De aanwijzingen in deze handleiding niet zijn nageleefd. - De machine/het apparaat zodanig is gewijzigd dat deze niet meer naar behoren kan functioneren, ook niet wanneer de juiste onderdelen ter vervanging werden gebruikt. - Schade ontstaat door bevriezing, vallen, stoten, onbevoegd demonteren, foutief aansluiten op het elektriciteitsnet e.d. - Schade ontstaat door gebruik van verlengsnoeren dunner dan 2,5 mm² (alleen bij 230 V). Indien de garantieclaim wordt erkend zal de machine/het apparaat na reparatie franco worden teruggezonden. Een verdere schadevergoeding wordt niet verleend.
EG-verklaring van overeenstemming Wij, Sail, postbus 114, 8900 AC Leeuwarden, Nederland, verklaren geheel onder eigen verantwoordelijkheid dat de producten Sail buitenboordmotoren OTH9,9 – OTH15 – OTH40 waarop deze verklaring betrekking heeft, in overeenstemming zijn met de volgende normen:EN 1679-1:1998, EN 292-2:1991 +A1:1995, ISO 6798:1996, ISO 11547:2001 en de richtlijnen : 98/37/EG (MD) en 94/25/EG (RCD). Nederland, Leeuwarden, 17 februari 2006
EG-Konformitätserklärung Wir, Sail, Postfach 114, 8900 AC, L eeuwarden, Niederlande, erklären ganz auf eigene Verantwortung, dass die Produkte Sail Außenbordmotore OTH9,9 – OTH15 – OTH40 auf das sich diese Erklärung bezieht mit den Normen EN 1679-1:1998, EN 2922:1991 +A1:1995, ISO 6798:1996, ISO 11547:2001 übereinstimmen und den Richtlinien: 98/37/EC (MD) und 94/25/EC (RCD). Niederlande, Leeuwarden, den 17. Februar 2006
EC-declaration of conformity We, Sail, P.O. Box 114, 8900 AC Leeuwarden, The Netherlands, taking full responsibility, declare that the products Sail outboard motors OTH9,9 – OTH15 – OTH40 to which this declaration refers, comply with the norms EN 1679-1:1998, EN 292-2:1991 +A1:1995, ISO 6798:1996, ISO 11547:2001 and the directives: 98/37/EC (MD) and 94/25/EC (RCD). The Netherlands, Leeuwarden, 17th February 2006
Déclaration CE de conformité Nous, Sail, P.O. Box 114, 8900 AC Leeuwarden, Pays Bas, déclarons entièrement sous notre propre responsabilité que les produits Sail hors-bords OTH9,9 – OTH15 – OTH40 auquel cette déclaration a trait sont conformes aux normes EN 1679-1:1998, EN 292-2:1991 +A1:1995, ISO 6798:1996, ISO 11547:2001 et aux directives: 98/37/EC (MD) et 94/25/EC (RCD). Pays Bas, Leeuwarden, le 17 février 2006
E.J. de Vries Directeur/Geschäftsführer/Managing director/dDirecteur général/Director gerente
Handleiding
Versie 02.2007
BUITENBOORDMOTOREN