Product 3a:
HANDLEIDING KINDERPROGRAMMERING Een ondersteuning bij de organisatie van het theaterprogramma voor kinderen op het Haarlemmerhoutfestival Marcha Peelen, CMV 4 vt 24 juni 2002
VOORWOORD
Voor u ligt een pak papier dat ter hand genomen kan worden bij het opzetten van de Kinderprogrammering van het Haarlemmerhoutfestival. Waarom? Omdat dit een handleiding Kinderprogrammering is, met daarin een stappenplan en tijdsplanning, richtlijnen, nuttige achtergrondinformatie, adressen en tips die de gebruiker ondersteuning bieden bij: • de totstandkoming van een professionele, hoogstaande theaterprogrammering; • aansluitend op de wensen en leefwereld van kinderen in de basisschoolleeftijd; • en op de mogelijkheden en uitgangspunten van de Stichting Multiplex en het Haarlemmerhoutfestival. De handleiding kan natuurlijk ook ondersteuning bieden bij de organisatie van een ander, vergelijkbaar, evenement.
Noot bij gebruik handleiding Dit product is nadrukkelijk geen protocol dat strikt moet worden toegepast, maar staat ten dienste van de gebruiker. De beschreven informatie, methodieken en werkwijze dienen als hulpmiddel bij de projectontwikkeling en uitvoering, het blijft belangrijk dat deze worden aangepast aan de eigen werkwijze en wensen van de gebruiker en aan eventuele veranderende specifieke eisen die aan (de ontwikkeling van) het programma worden gesteld. Ik wens de gebruiker een hele fijne tijd bij Multiplex en een goed festival. En hoop dat programmeur en publiek op de derde zondag in juni in de Haarlemmerhout weer mogen genieten van een veelzijdig en boeiend theaterspektakel. Marcha Peelen Amsterdam, 24 juni ’02
2
INHOUDSOPGAVE
VOORWOORD.........................................................................................................................2 INHOUDSOPGAVE .................................................................................................................3 INLEIDING ...............................................................................................................................5 1. INTRODUCTIE VAN MULTIPLEX EN HET HAARLEMMERHOUTFESTIVAL................6 2. INFORMATIE OVER HET KINDERFESTIVAL MET DE THEATERPROGRAMMERING 7 2.1. DOELSTELLING EN UITGANGSPUNTEN KINDERFESTIVAL ..................................................7 2.2. DOELGROEP KINDERFESTIVAL .......................................................................................8 2.2.1. Beoogde doelgroep ..............................................................................................8 2.2.2. Doelgroepbereik ...................................................................................................8 2.3. PRODUCTEISEN EN RANDVOORWAARDEN BIJ DE PROGRAMMERING .................................9 2.3.1. Een gevarieerd professioneel theateraanbod.......................................................9 2.3.2. Aansluiting bij het multiculturele karakter van het festival ....................................9 2.3.3. Aansluiting bij de leefwereld en mogelijkheden van de doelgroep .......................9 2.3.4. De organisatorische randvoorwaarden bij de programmering............................10 3. TAKEN, VERANTWOORDELIJKHEDEN & WERKWIJZE KINDERPROGRAMMEUR 12 3.1. FUNCTIE- EN TAAKOMSCHRIJVING KINDERPROGRAMMEUR............................................12 3.1.1. Functie-omschrijving..........................................................................................12 3.1.2. Verantwoordelijkheden en taken ........................................................................12 3.1.3. Bevoegdheden....................................................................................................12 3.1.4. Geschatte tijd die de werkzaamheden vergen....................................................13 3.1.5. Vergoedingen .....................................................................................................13 3.2. WERKWIJZE KINDERPROGRAMMEUR ............................................................................14 3.2.1. Werkwijze via stappen en fases .........................................................................14 3.2.2. Werkzaamheden oriëntatie- of voorbereidingsfase ...........................................15 3.2.3. Werkzaamheden uitwerkings- of productiefase ...............................................16 3.2.4. Werkzaamheden uitvoeringsfase ......................................................................17 3.2.5. De nazorg-/evaluatiefase ...................................................................................17
BIJLAGEN BIJLAGE 1:ORIENTATIE OP DE ORGANISATIE................................................................18 1. STICHTING MULTIPLEX....................................................................................................18 1.1. Missie en uitgangspunten van Stichting Multiplex .................................................18 1.2. Doelstelling van de organisatie ..............................................................................18 1.3. Werkwijze...............................................................................................................19 1.4. Organisatiestructuur...............................................................................................19 2. HET HAARLEMMERHOUTFESTIVAL ...................................................................................20 2.1. Korte introductie van het festival............................................................................20 2.2. Doelstellingen van het Haarlemmerhoutfestival.....................................................21 2.3. Werkwijze en methodieken ....................................................................................21 2.4. Planning en werkwijze van het Multiplex team.......................................................23
3
2.5. Mogelijkheden en beperkingen bij de programmering ...........................................23 3. OVERIGE ACTIVITEITEN VAN MULTIPLEX ..........................................................................24 3.1. Het grenzeloze lied ................................................................................................24 3.2. Projecten met bestaande podia .............................................................................24 3.3. Culturele gids voor migrantenkunstenaars ............................................................24 3.4. Onderwijs ...............................................................................................................24 3.5. Migranten ...............................................................................................................25 3.6. Literatuur................................................................................................................25 BIJLAGE 2:WHO IS WHO IN HET MULTIPLEXTEAM ........................................................26 ALGEMENE GEGEVENS MULTIPLEX .........................................................................................26 MULTIPLEX TEAMADRESSEN SEIZOEN 2001-2002 .................................................................26
BIJLAGE 3:ORIENTATIE OP MULTICULTUREEL THEATER ............................................28 1. 2. 3. 4.
DEFINITIE EN AFBAKENING ..............................................................................................28 VERSCHILLEN MULTICULTUREEL EN NEDERLANDS, REGULIER THEATER ............................28 KANSEN EN KANTEKENINGEN BIJ MULTICULTUREEL THEATER ...........................................29 ERVARINGEN VAN THEATERMAKERS ................................................................................29
BIJLAGE 4:ORIENTATIE OP DE DOELGROEP..................................................................32 1. 2. 3. 4.
TONEEL VOOR KINDEREN: HOE ZIET DAT ERUIT? ..............................................................32 DE LEEFWERELD EN MOGELIJKHEDEN VAN 4 TOT 7 JARIGEN ............................................32 DE LEEFWERELD EN MOGELIJKHEDEN VAN 7 TOT 12 JARIGEN ..........................................33 KINDEREN EN HUN CULTURELE ACHTERGROND ................................................................34
BIJLAGE 5: OVERZICHT KINDERPROGRAMMERING IN DE AFGELOPEN JAREN.......36 BIJLAGE 6: ADRESSENLIJST JEUGDTHEATER .............................................................39 BIJLAGE 7: PLANNING KINDERPROGRAMMERING ........................................................42 BIJLAGE 8: CONTRACT VOORBEELD...............................................................................43 BIJLAGE 9: VOORBEELD UITNODIGINGSBRIEF..............................................................46 BIJLAGE 10: VOORBEELD DRAAIBOEK VOOR DE FESTIVALDAG ...............................47 ACTS IN DE THEATERTENT .....................................................................................................47 ACTS OP HET VELD ................................................................................................................48 INDELING KLEEDTENTEN ........................................................................................................48
4
INLEIDING
Het team van Multiplex bestaat uit een kleine groep enthousiaste vrijwilligers, die met relatief weinig tijd en middelen zich inzetten om elk jaar weer, voor jong en oud, het Haarlemmerhoutfestival een rijkgevuld cultureel programma te geven. Om tot een goede afstemming van de werkzaamheden te komen, om efficiënt te werk te gaan en om er tijdig in te slagen een hoogwaardig theaterprogramma voor de jonge bezoekers van het Haarlemmerhoutfestival neer te zetten, is projectmanagement van de Kinderprogrammering noodzakelijk. Projectmanagement houdt in, dat bij het ontwikkelingsproces systematisch en doordacht gewerkt wordt. Deze handleiding biedt de Kinderprogrammeur van Multiplex ondersteuning bij het hele ontwikkelingsproces, van creatief idee tot concreet, succesvol resultaat. Het resultaat is in ieder geval succesvol wanneer er een dagprogramma ontwikkeld wordt, bestaande uit: • zeer diverse professionele (het liefst ook enkele bij de culturele pers populaire) theaterproducties; • die aansluiten bij het multiculturele karakter van het festival; • en bij de leefwereld en mogelijkheden van de jonge bezoekers (4 - 12 jaar); • binnen de logistieke, financiële of anderszins organisatorische mogelijkheden van het festival. De hoofdstukken en bijlagen van deze handleiding gaan allen specifieker in op de hierboven gestelde kwaliteitscriteria van de Kinderprogrammering, en op de werkwijze en het proces tijdens de ontwikkeling en uitvoering ervan.
5
1.
Introductie van Multiplex en het Haarlemmerhoutfestival
Stichting Multiplex is een kleine, ideële organisatie draaiend op vrijwilligers, die middels het organiseren van culturele activiteiten een breed publiek de vanzelfsprekendheid en verscheidenheid van onze multiculturele samenleving laat zien en beleven. De voornaamste activiteit die Multiplex organiseert is het jaarlijkse Haarlemmerhoutfestival te Haarlem. Met jaarlijks bijna 20.000 bezoekers en 5 podia is het Haarlemmerhoutfestival in Noord-Holland uitgegroeid tot een begrip. Het festival is gratis toegankelijk en biedt een cultuurrijk programma voor jong en oud, met veel (wereld)muziek, maar ook andere podiumkunsten zoals dans en theater. Tevens is er een culinaire markt, curiosa-markt en ideële informatiemarkt. Voor de jonge bezoeker is er een eigen Kinderfestival, waarin kinderen in de basisschoolleeftijd een variërend dagprogramma geboden wordt met theater, spel en workshops in de theatertent en op het veld. Twee medewerkers van Multiplex zijn verantwoordelijk voor de organisatie van het Kinderfestival: één persoon die de workshops en activiteiten van de Pabo en Scouting op het veld coördineert, en één persoon die de betaalde professionele theaterprogrammering organiseert: de Kinderprogrammeur. Omdat deze handleiding bedoeld is voor de Kinderprogrammeur, als hulp bij de ontwikkeling van het theaterprogramma voor kinderen, gaat de aandacht in dit stuk vooral uit naar alle aspecten die er bij het programmeren komen kijken. Uitgebreidere achtergrondinformatie over de organisatie Multiplex zelf, over de taakverdeling binnen het team en over haar werkwijze en activiteiten (in het bijzonder het Haarlemmerhoutfestival) is terug te vinden in bijlage 1. Bijlage 2 biedt tevens een overzicht van de functies, personen en adressen van het Multiplexteam.
6
2. Informatie over het Kinderfestival met de theaterprogrammering
Inleiding Het Kinderfestival is het programma-onderdeel op het Haarlemmerhoutfestival, speciaal bedoeld voor de jonge bezoeker in de leeftijd van 4 – 12 jaar. Een gedeelte van het festivalterrein is speciaal gereserveerd voor de kinderactiviteiten. Hierop vinden in de circustent tussen 12.00 en 17.00 uur minimaal 3 professionele theatervoorstellingen plaats. Deze programmering kan eventueel naar buiten de tent worden uitgebreid. Buiten de tent vinden verder workshops plaats, georganiseerd door de Pabo Haarlem en de Scouting, waar kinderen vrijblijvend aan mee kunnen doen. Te denken valt aan kettinkjes maken, schminken, marshmallows barbecuen, of insecten kijken onder de microscoop. 2.1.
Doelstelling en uitgangspunten Kinderfestival
Voor het Kinderfestival gelden globaal dezelfde doelstellingen en uitgangspunten als voor het hele Haarlemmerhoutfestival. Specifiek voor het Kinderfestival luidt de doelstelling: Ten minste 5000 kinderen in de leeftijd van 4 tot 12 jaar, een zinvol dagprogramma bieden waarin zij middels een hoogwaardig intercultureel theateraanbod en originele en fantasierijke activiteiten, op een natuurlijke, laagdrempelige en ontspannen wijze kennismaken met de verrijking die deze multiculturele samenleving in tal van uitingen biedt. Uitgangspunten die anno 2002 verder voor heel het festival gelden: • Het festival moet voor een ieder laagdrempelig zijn, ook en juist voor mensen die anders niet snel met kunst- en cultuuruitingen in aanraking komen; • Zowel kleine als grotere acts moeten de ruimte krijgen; • De programmering voorziet in optredens waarbij de muzikanten en/of theatermakers gebruik maken van multiculturele invloeden als inspiratie voor nieuwe muziek- en theatervormen of nieuwe benaderingen van hun muziek of voorstellingen; • Er moet in het programma aandacht uitgaan naar expressies door migrantgroepen, met daarin aandacht voor nieuwe ontwikkelingen binnen diverse migrantenculturen ter bevordering van emancipatie en kennismaking; • Samenwerkingsverbanden met bestaande en gevestigde podia en instellingen in en rond Haarlem moeten op gecontroleerde en beheerste wijze worden gerealiseerd en uitgebreid; • Middels creatieve wijze moeten extra financiën gegenereerd worden die de gaten in de begroting weten te dichten (met name publiciteit en infrastructuur) en verdieping en uitbreiding van de programmering mogelijk maken.
7
2.2.
Doelgroep Kinderfestival
2.2.1. Beoogde doelgroep De bezoekerssamenstelling van de kinderen ziet Multiplex het liefst zo divers mogelijk, waarbij kinderen tussen de 4 en 12 jaar uit alle Haarlemse en NoordHollandse gemeenten worden bereikt, en met name ook die kinderen en hun ouders die slecht zelden (zoal nooit) het theater bezoeken. Om een programmering samen te stellen is verdieping in de doelgroep noodzakelijk: hoe zijn kinderen in de basisschoolleeftijd? Welke ontwikkelingsfases doorlopen zij? Wat is hun leefwereld, wat speelt en leeft er onder de groep? Wat zijn hun mogelijkheden en interesses? Op wat voor manier kan in de theaterprogrammering worden ingespeeld op die behoeftes en mogelijkheden van de doelgroep? Bijlage 3 van deze handleiding geeft informatie over de ontwikkelingsfases en leefwereld van kinderen in de leeftijd van 4 tot 12 jaar, en hoe daar in jeugdtheater op kan worden geanticipeerd. 2.2.2. Doelgroepbereik Met het bereik van het jonge publiek heeft het festival nooit moeite gehad. Publiciteit via de scholen en andere kanalen leidt tot een hoge opkomst van jong publiek. De praktijk van de afgelopen jaren leert dat de grootste groep jonge bezoekers in de leeftijd zijn van 3 tot 10 jaar. Jonge kinderen gaan mee met hun ouders, kinderen vanaf een jaar of 7, 8 zijn misschien ook met hun ouders meegekomen, maar struinen het veld met hun leeftijdsgenootjes af en nemen zelfstandig deel aan de activiteiten. De meeste kinderen komen aannemelijk uit Haarlem en nabije omstreken, maar ook van verder weg uit de provincie. Over de samenstelling van de doelgroep die bereikt wordt wat betreft culturele en maatschappelijke achtergrond, is niet echt iets te zeggen. Ogenschijnlijk komt er een gemêleerd publiek. Er worden zo veel mogelijk voorwaarden geschept die deelname van doorgaans moeilijk te bereiken groepen (zoals laaggeschoolden en allochtonen) laagdrempeliger kunnen maken. Gratis toegankelijkheid, publiciteit via migrantenorganisaties, een gevarieerd programma en behoud van een gemoedelijke sfeer zijn hier voorbeelden van. Het kinderprogramma vormt voor veel ouders zelfs de aanleiding om met hun kind(eren) het Haarlemmerhoutfestival te bezoeken, via een activiteit voor hun kind worden dus tevens volwassenen bereikt. Door de gemoedelijke, overzichtelijke sfeer, is het voor ouders goed mogelijk hun kinderen op het Kinderveld hun gang te laten gaan en zelf andere programma’s te bezoeken.
8
2.3.
Producteisen en randvoorwaarden bij de programmering
In de inleiding werden de kwaliteitseisen en randvoorwaarden waaraan de Kinderprogrammering moet voldoen, al bondig weergegeven: 1. zeer diverse professionele (het liefst ook enkele bij de culturele pers populaire) theaterproducties; 2. die aansluiten bij het multiculturele karakter van het festival; 3. en bij de leefwereld en mogelijkheden van de jonge bezoekers (4 - 12 jaar); 4. binnen de logistieke, financiële of anderszins organisatorische mogelijkheden van het festival. 2.3.1. Een gevarieerd professioneel theateraanbod Het programma moet bruizen. Het moet voldoende gevarieerd en hoogwaardig zijn dat het de aandacht trekt van pers en publiek, en voor een breed publiek (wat betreft leeftijd, achtergrond en smaak) aantrekkelijk is. Dit betekent: • Verschillende genres: verteltheater, mime, poppentheater, musicals, etc; • Theater in combinatie met verschillende kunstdisciplines: muziek, dans, poëzie; • Afwisseling van expressie en rust, van beweging, overdenking, fantasie, avontuur, humor, etc. 2.3.2. Aansluiting bij het multiculturele karakter van het festival Zoals in de doelstelling duidelijk naar voren komt wil Multiplex kinderen middels een cultureel aanbod op natuurlijke, laagdrempelige en ontspannen wijze kennis laten maken met de verrijkingen van deze multiculturele samenleving. Dit betekent dat: • Het programma gratis en vrijelijk toegankelijk is. Niemand is verplicht ergens aan mee te doen, kinderen moeten dus ook tijdens de voorstelling in en uit kunnen blijven lopen; • In voorstellingen verschillende culturele aspecten uit onze samenleving verweven zijn. Cultuuruitingen in het programma hoeven niet persé letterlijk afkomstig te zijn, of te zijn overgenomen uit een bepaalde cultuur (de Hollandse, Turkse, Surinaamse cultuur, etc.), maar de thematieken in de voorstellingen moeten wel raakvlak hebben met verschillende culturen. Het liefst wordt er in het programma meer gepresenteerd dan losse stukjes ‘authentieke cultuur en is er sprake van communicatie tussen mensen (spelers en publiek) van verschillende achtergrond, dat leidt tot nieuwe producten, gedachtegangen of belevingen. (Voor achtergrondinformatie over ‘multicultureel theater’, een theatergenre waar dit bij uitstek plaatsvindt, zie bijlage 3). 2.3.3. Aansluiting bij de leefwereld en mogelijkheden van de doelgroep Kinderen in de basisschoolleeftijd vormen een zeer brede doelgroep. In die acht jaar op de basisschool maken kinderen immers enorme ontwikkelingen door. En ieder kind is anders. Zie voor uitgebreidere informatie en tips hoe theater in kan haken op
9
de leefwereld en mogelijkheden van kinderen bijlage 4. Voorstellingen moeten in ieder geval: • Kinderen actief bij het toneelspel betrekken, door ze mee te laten denken, spelen, zingen en dansen; • Niet te lang duren. Voor kinderen tot en met een jaar of zes maximaal 30 minuten per voorstelling, voor kinderen tussen de 7 en 12 maximaal één uur; • Voor kleine kinderen niet te moeilijk, te eng of te inspannend zijn (bijvoorbeeld door een te lange drukke periode zonder rust); • Voor de oudere kinderen niet te kinderachtig zijn. Bijlage 5 geeft een overzicht van jeugdvoorstellingen en -theatergroepen die in voorgaande jaren op het Haarlemmerhoutfestival hebben gespeeld. 2.3.4. De organisatorische randvoorwaarden bij de programmering Geld • Het budget van waaruit het hele Haarlemmerhoutfestival tot stand moet komen is zeer beperkt. Er moet dan ook zoveel mogelijk op kosten bezuinigd worden, bijvoorbeeld door proberen kortingen te krijgen bij het boeken van acts of apparatuur. Of bijvoorbeeld door zoveel mogelijk berichtgeving via (gratis) e-mail, in plaats van telefoon, fax of post (alle kleine beetjes helpen). • Het budget van waaruit de Kinderprogrammering bekostigd moet worden is ongeveer 3.250 euro (in 2002). Hiervan moet de gage van de artiesten inclusief BTW-toeslag (6%) en indien afgesproken, ook de reiskosten van de artiesten betaald worden. Tijd • Het seizoen voor de organisatie van het festival loopt van september tot half juli. In die periode moet de hele ontwikkeling van het festival van ontwerp, uitvoering tot evaluatie hebben plaatsgevonden; • Tijdstip van het festival is de derde zondag in juni, op vaderdag vlak voor aanvang van de zomervakantie, wat betekent dat veel mensen tijd en zin hebben om buiten iets leuks te gaan doen; • Het Haarlemmehoutfestival is van 12.00 uur tot 19.00 uur, het Kinderfestival stopt al om 17.00 uur. Dit betekent dat er maar 5 uurtjes zijn waarin het hele kinderprogramma moet plaatsvinden. Tussen de voorstellingen in moet minimaal 45 minuten zitten voor af- en opbouw, dus dat is krap. Het heeft de voorkeur de voorstelling met de langste opbouwtijd als eerste te programmeren (en die met de langste afbouwtijd indien mogelijk als laatste); • Iedereen bij Multiplex doet zijn of haar taak op vrijwillige basis, naast (vele) anderen eigen bezigheden. De tijd die aan de organisatie van het festival wordt besteed (waaronder vergadertijd), moet dan ook efficiënt worden benut. Dat betekend plannen en bewaken. Locatie Het Haarlemmerhoutfestival vindt plaats in een park zonder vooraf aanwezige voorzieningen, zoals stroom of podia. De Kinderprogrammering vindt plaats in een circustent en eventueel ook buiten op het veld. • De circustent is rond en heeft ongeveer een diameter van 20 meter, met in het midden een rondje palen die schuin omhoog naar de noktoppen van de tent 10
• • •
gaan. Het publiek zit op houten banken. Het podium heeft een afmeting van 7 bij max. 4,5 meter, en is opgebouwd uit losse stukken. Met de indeling van de tent, het aantal banken en de vorm van het podium kan flexibel omgegaan worden, maar wordt beperkt door de tentvorm en de palen in het midden; Er kunnen maximaal 150 kinderen in de tent; De locatie is niet geschikt voor projecten die volledige verduistering vragen (bijvoorbeeld bij filmprojectie), een zeer uitgebreide decoraankleding (nodig) hebben, een heel groot speeloppervlak nodig hebben; Door de veldsituatie kan er soms wat geluid van andere podia hoorbaar zijn, en loopt tijdens de voorstelling publiek in en uit. Als dit voor een voorstelling te hinderlijk is, is deze voor het festival ongeschikt.
Productiemiddelen Zoals gezegd zijn de financiële middelen beperkt en moet de aanwezigheid van elke gewenste faciliteit aangeschaft en/of opgebouwd worden. • Op elk podium, ook in de theatertent, is eenvoudige basisapparatuur voor licht en geluid aanwezig, alles wat een act extra nodig heeft zal vooraf opgegeven moeten worden, en wordt geleend of gehuurd, als het budget dit toelaat; Organisatie Het team van Multiplex bestaat uit vrijwilligers, die allen zeer zelfstandig werken aan de uitvoering van de eigen deeltaak. Op kantoor wordt een aantal keer op vooraf vastgestelde data vergadert, verder verloopt het overleg onderling op eigen initiatief. • Dit geeft een grote mate van vrijheid en verantwoordelijkheid voor de teamleden; • Iedereen moet bewaken dat het geheel van taken en verantwoordelijkheden goed op elkaar worden (en blijven) afgestemd. Zeker bij werkzaamheden die door een ander teamlid worden uitgevoerd of gecoördineerd moet gezorgd worden dat de communicatie helder verloopt.
11
3.
Taken, verantwoordelijkheden en werkwijze Kinderprogrammeur
3.1.
Functie- en taakomschrijving Kinderprogrammeur
3.1.1. Functie-omschrijving De Kinderprogrammeur verzorgt de (betaalde) programmering in de theatertent op het kinderfestival, geschikt voor kinderen in de leeftijd van 4 tot 12 jaar. Het programma bestaat grotendeels uit theatervoorstellingen, maar kan ook andere podiumkunsten (zoals muziek of dans) of beeldende kunst beslaan. Het programma kan naar het veld buiten de tent worden uitgebreid. De kinderprogrammering maakt onderdeel uit van het Kinderfestival, dat weer onderdeel uitmaakt van de totale programmering op het jaarlijkse Haarlemmerhoutfestival. 3.1.2. Verantwoordelijkheden en taken De kinderprogrammeur is er verantwoordelijk voor dat er een hoogwaardig, variërend en dagvullend programma geboden wordt aan de jonge bezoekers op het Haarlemmerhoutfestival. Dit betekent dat hij/zij verantwoordelijkheid draagt voor: • Het tijdig ontwikkelen, organiseren (produceren), uitvoeren en afhandelen van het programma, aansluitend op de wensen en mogelijkheden van Multiplex, het festival en de doelgroep; • Een accurate communicatie met de impresario van de acts en/of de acts zelf; • Een heldere communicatie met de andere leden van het hele Multiplexteam, zodat zij op de hoogte zijn van relevante ontwikkelingen bij de Kinderprogrammering en alle organisatorische werkzaamheden op elkaar kunnen worden afgestemd en uitgevoerd; • Een heldere communicatie met, en begeleiding van vrijwilligers ten tijde van het festival; • Het maken van alle noodzakelijke technische, financiële en logistieke afspraken tussen act en opdrachtgever (Multiplex), èn de afhandeling ervan (al dan niet door andere Multiplexers, vrijwilligers of derden uitgevoerd). Voor een uitgebreid takenpakket, zie paragraaf 3.2.) 3.1.3. Bevoegdheden Omdat de leden van het Multiplexteam zeer zelfstandig werken, heeft de Kinderprogrammeur een grote eigen bevoegdheid in het nemen van beslissingen bij de totstandkoming van de programmering. De programmeur is bevoegd de inhoud van het programma naar eigen inzicht vorm te geven, het beschikbaar gestelde budget hiervoor naar eigen inzicht te besteden en zelf de contracten vast te leggen.
12
Wel is het verstandig, om tot een samenhang van het geheel aan activiteiten op het Kinderfestival te komen, bij inhoudelijke keuzes te overleggen met diegene die de overige activiteiten organiseert (de workshops in samenwerking met o.a. Pabo Haarlem en de Scouting). Toezeggingen over beschikbare technische middelen en ondersteuning aan acts kunnen pas gedaan worden na overleg met diegene die over licht en geluid gaat, net als infrastructurele zaken (bijvoorbeeld aanwezigheid stroom, podiumspecificaties) vooraf overlegd moeten worden met diegene die over infrastructuur gaat, en hulp bij op- en afbouw vooraf overlegt moet worden met diegene die de vrijwilligerscoördinatie doet. 3.1.4. Geschatte tijd die de werkzaamheden vergen Multiplex start het seizoen eind september, de derde zondag van juni is het festival zelf, inclusief afhandelingen loopt het seizoen door tot half juli. De eerste helft van het seizoen wordt gemiddeld één keer in de maand 's avonds op kantoor bijeengekomen en vergadert, later is dat twee keer in de maand, tot twee keer in de week vanaf enkele weken voor het festival. Afhankelijk van het thema dat op de agenda staat kan men - in overleg- beslissen of het echt noodzakelijk is bij de vergadering aanwezig te zijn. Men kan voor een groot deel zelf bepalen hoeveel tijd en energie de programmering met zich meebrengt (bijvoorbeeld door veel of nauwelijks eigen theaterbezoek), of dat de werkzaamheden verspreid of als blok worden afgehandeld, etc. Naar schatting ben je gemiddeld maximaal vier uur in de week kwijt voor het totaal aan werkzaamheden (inclusief vergaderingen). Vanaf februari moet het programma vorm krijgen. De werkzaamheden kennen een aantal pieken: ### Wanneer het programma en de informatie hierover rond moet zijn voor publiciteit (half april); Ten tijde van de laatste lootjes tot het festival, wanneer contracten ondertekend ### moeten zijn, uitnodigingen de deur uit en alle technische en andere productionele afspraken rond (in de laatste 3 weken voor het festival, vanaf eind mei); Ten tijde van het festival zelf (inclusief op- en afbouw zijn dit 4 volle dagen van ### vrijdag t/m maandag in de derde week van juni). 3.1.5. Vergoedingen Iedereen bij Multiplex werkt op vrijwillige basis. Organisatorische onkosten die noodzakelijk zijn voor het verrichten van de werkzaamheden zoals eigen reiskosten, porto- en telefoonkosten, worden vergoed.
13
3.2.
Werkwijze Kinderprogrammeur
3.2.1. Werkwijze via stappen en fases Om het ontwikkelingsproces van de Kinderprogrammering zo te kunnen sturen dat de werkzaamheden en keuzes ook echt leiden tot een concreet, succesvol resultaat, is het ontwikkelingsproces gefaseerd. Alle activiteiten die nodig zijn om het product te realiseren worden in logische stappen verdeeld. Bij elke fase wordt de voortgang getoetst en bewaakt. Bij de organisatie van de Kinderprogrammering kunnen de volgende fases onderscheiden worden: 1. De oriëntatie- of voorbereidingsfase
(september - februari)
n deze fase brainstormt de Kinderprogrammeur over hoe hij/zij de programmering dit jaar vorm wil geven en oriënteert zich op het theateraanbod voor kinderen in Nederland en de mogelijkheden, bijvoorbeeld binnen het budget; (maart - 3e week van juni)
2. De uitwerkings- of productiefase
De acts worden geboekt en het programma vastgelegd, publicitaire informatie wordt verzameld en doorgegeven, alle voorwaarden tot een daadwerkelijk optreden (zoals de beschikbaarheid van apparatuur) worden verzorgd, draaiboeken voor de op- en afbouw en het festival zelf worden opgesteld; (2e week juni - één dag na het festival)
3. De uitvoeringsfase
Het festival wordt opgebouwd, gehouden en afgebouwd; 4. De nazorg-/evaluatiefase
(na het festival – uiterlijk half juli)
Eigen financiën worden afgehandeld en artiesten betaald, communicatieve afhandeling (bv. bedankbriefjes), het festival en het hele ontwikkelingsproces ervan worden geëvalueerd de handleiding (blauwdruk voor de volgende keer) wordt hierop aangepast. De projectweg is een ontwikkelings- en leerproces. Als de hele projectweg is bewandeld, zijn we na de evaluatiefase een aantal ervaringen rijker geworden en kunnen, op basis van deze nieuwe ervaringen, weer nieuwe ideeën worden ontwikkeld en vervolgens worden uitgewerkt voor een volgende editie van het festival, of een soortgelijk evenement. De vier fases worden hieronder verder uitgewerkt. Om nog meer controle te houden op het geheel van werkzaamheden worden de taken per fase opgedeeld in: A. Taken ten behoeve van het productgerichte of inhoudelijke proces: Alle activiteiten die verricht moeten worden om het concrete product (de programmering zelf) te realiseren;
14
B. Taken ten behoeve van het zakelijke proces: 1. Taken gericht op de communicatie, met teamleden, artiesten, pers, etc; 2. Taken gericht op het beheersen van de zes beheersaspecten van elk project: tijd, geld, faciliteiten, kwaliteit, informatie en organisatie; C. Taken gericht op het besluitvormingsproces: Het besluitvormingsproces zorgt ervoor dat elke fase definitief en doordacht wordt afgerond. Voor de planning Kinderprogrammering, die dienst kan doen als checklist, zie bijlage 6.
3.2.2. Werkzaamheden oriëntatie- of voorbereidingsfase
(september - februari)
A: Productvorming • •
•
•
Heroverweging en eventuele aanpassing van de missie, doelstellingen en uitgangspunten ten aanzien van de organisatie en de festivalprogrammering, in samenwerking met het Multiplexteam; Brainstorm en conceptontwikkeling van hoe het Kinderprogramma dit jaar (globaal) vorm moet krijgen, of er bijvoorbeeld omtrent een speciaal thema iets neergezet kan worden of gezocht kan worden naar een speciale samenwerking. Deze oriëntatie kan het beste samen met diegene die verantwoordelijk is voor de workshops op het Kinderfestival plaatsvinden; Oriëntatie op het jeugdtheateraanbod door zoeken en opvragen van seizoensprogramma’s en ander foldermateriaal (informatie over de voorstellingen, inclusief informatie over de doelgroep, speelperiode, prijs en belangrijke technische specificaties), het bezoeken van voorstellingen en contact met theatergezelschappen en impresario. De adressenlijst jeugdtheater, bijlage 6, helpt bij deze oriëntatie Op internet is informatie van de meeste theatergezelschappen vrij specifiek te vinden; Brainstorm, conceptontwikkeling en taakverdeling voor speciale projecten op het HHF met de rest van het Multiplexteam.
B 1: Communicatie • • •
Kennismaking met de nieuwe leden van het Multiplexteam; Eerste oriënterend contact en informatie-uitwisseling met theatergezelschappen en impresario; Meedenken voor (uitkijken naar) publicitaire mogelijkheden voor het Kinderprogramma;
B 2: Beheer • • • •
Oriëntatie van de beheersaspecten: hoeveel geld is er beschikbaar en hoe moet dat verdeeld worden? Welke facilitaire gevolgen voorzie ik al bij het boeken van die of die voorstelling (bijvoorbeeld de ruimte op het veld, grootte podium, etc.); Houdt bij de financiële een gedeelte van het budget onbesteed als buffer voor financiële tegenslagen (bv. € 200 euro op € 3300); Vaststelling vergaderdata en –thema’s met het Multiplexteam; Eventueel het leggen van een optie op de boeking van een voorstelling;
C: Besluitvorming, verslaglegging •
Vaststelling van de programma-invulling. Het liefst met zo veel mogelijk informatie over inhoud en voorwaarden van de voorstellingen, maar in ieder geval: - Informatie over de inhoud van de voorstelling en achtergrond van het theatergezelschap; - Informatie over de (maximale) prijs, de duur van het stuk en de leeftijd waarvoor het bedoeld is.
15
3.2.3. Werkzaamheden uitwerkings- of productiefase (maart - 3e week van juni) A: •
Productvorming Verzamelen en voldoen aan alle voorwaarden die nodig zijn om de theatervoorstellingen daadwerkelijk plaats te laten vinden. Dit betekent de definitieve technische en facilitaire specificaties van de voorstelling opvragen, voorleggen bij de Multiplexers die daarover gaan, en terugkoppelen naar de act, in hoeverre die specificaties kunnen worden ingewilligd, of er nog naar andere oplossingen gezocht moet worden, etc.
B1: Communicatie • • • • •
Verzamelen van persinformatie; Rond 15 april: Doorgeven van persberichten, andere publiciteitsteksten en foto’s (digitaal) aan de publiciteits-Multiplexers, i.v.m. uitgifte persbericht; Rond 25 april: doorgeven van eventuele aanpassingen in, of extra informatie over de Kinderprogrammering aan de publiciteits-Multiplexers, i.v.m. de druk flyers; Nauwkeurige communicatie met acts of impresario ter afstemming van alle productionele voorwaarden; Versturen van een uitnodiging aan de acts en impresario, met daarin informatie over hoe de dag geregeld is, wat betreft speel-, verkleed- en eettijden, parkeermogelijkheden , routebeschrijving, etc. (zie voorbeeld bijlage 9).
B2: Beheer • • • • •
Definitieve boekingen van bands; Definitieve boeking van eventuele speciale projecten (extra projecten, gefinancierd door projectsubsidie); Een tweevoud (leveren en) ondertekenen van de voor kinderprogrammering en eventueel speciaal project contracten (zie voorbeeld bijlage 8); Bepaling definitieve programma-volgorde (eventueel afgestemd op belangrijke programmeringstijden op de andere podia); Inventariseren van alle belangrijke informatie over de theatergroep, de voorstelling, etc. (zie ook punt bij A en C) .
C: Besluitvorming, verslaglegging • Draaiboeken opstellen voor de uitvoeringsfase. Alle draaiboeken ter opbouw en afbouw van het festival, net als de draaiboeken voor de dag zelf (zie bijlage 10) worden door een andere Multiplexer opgesteld. De kinderprogrammeur moet wel de informatie aanleveren over zijn/haar programma-onderdeel: - Welke acts, treed waar, en van hoe laat tot hoe laat op? - Wat is de nodige op- en afbouwtijd? Is daar extra hulp bij nodig? - Met hoeveel mensen komt de groep? Hebben die nog specifieke eetwensen (vegatirisch/dieet) en krijgen zij behalve broodjes, later op de middag ook een warme maaltijd? - Hoe is de kleedtentindeling?
16
(2e week juni - één dag na het festival)
3.2.4. Werkzaamheden uitvoeringsfase A: •
•
•
Productvorming De opbouw: van terrein, tent, podium, stroom en technische apparatuur De Kinderprogrammeur helpt wel mee, maar heeft hierin geen eigen specifieke taken. De Multiplexer infrastructuur gaat over terrein, tent, podium en stroom, techniek is uitbesteed en onder coördinatie van de Multiplexer die gaat over licht&geluid. De Kinderprogrammeur blijft altijd wel de spil bij alles wat besproken, afgestemd en geregeld moet worden tussen act en organisatie. Het festival zelf: Ten tijde van het festival hoeft de Kinderprogrammeur geen productgerichte activiteiten uit te voeren. In de tent is een technicus aanwezig, en er zijn vier vrijwilligers (1 presentator, 1 stage coördinator 1 backstage coördinator en 2 artiestenbegeleiders/runners). De kinderprogrammeur loopt overal tussendoor, valt hier en daar in en kijkt of alles goed gaat; De afbouw: van tent, podium, stroom, techniek, hekken, etc. Hiervoor geldt hetzelfde als bij de opbouw, iedereen pakt aan daar waar het nodig is;
B1: Communicatie • •
Briefing, begeleiding en motivering van de vrijwilligers Kinderprogrammering; Verwelkoming artiesten. Deze worden verder begeleid, naar de kleedtent gebracht en van eten/drinken voorzien door de twee vrijwilligers artiestenbegeleiding;
B2: Beheer • •
C: •
Check vooraf of aan alle productionele voorwaarden is voldaan; Check en coördinatie van de uitvoering van eigen draaiboek en die van de vrijwilligers Kinderprogrammering;
Besluitvorming, verslaglegging Niets.
3.2.5. De nazorg-/evaluatiefase (na het festival – uiterlijk half juli) A: •
Productvorming Afhandeling van kleine dingetjes (bv. een microfoontje dat nog terug moet, etc.)
B1: Communicatie • Bedankbriefjes aan acts en vrijwilligers en eventuele andere mensen die de Kinderprogrammering een dienst hebben bewezen; • Borrel met alle medewerkers voor hetzelfde doel; B2: Beheer • Doorgeven van facturen, of anders contracten, aan de penningmeester ter uitbetaling van de artiesten; • Afhandeling eigen financien middels een declaratieformulier (inclusief alle bonnetjes en specificaties); C: Besluitvorming, verslaglegging • Evaluatieverslag van het festival (inhoud, opkomst, etc.) en van het hele ontwikkelingsproces • Aanpassing van handleiding op de evaluatie-uitkomsten van dat van het team en van de Kinderprogrammeur zelf (blauwdruk voor de volgende keer).
17
Bijlage 1:
ORIENTATIE OP DE ORGANISATIE
In 1985 werd de stichting Multiplex opgericht. Deze oprichting was het resultaat van een multicultureel festival “Allemaal Haarlemmers” dat in 1983 in de Egelantier in Haarlem plaatsvond en een festival dat een jaar later voor het eerst in de Haarlemmerhout werd gehouden. Deze festiviteiten, een initiatief van een Turkse opbouwwerker en verschillende buurthuiswerkers uit de Haarlemse Frans Hals-buurt, waren zo'n succes dat men de organisatie voor een dergelijk festival wilde structureren.
1.
STICHTING MULTIPLEX
1.1.
Missie en uitgangspunten van Stichting Multiplex
Multiplex meent dat elke samenleving dus ook de onze, kunstenaars nodig heeft om te vertolken wat de staat is van de maatschappij, om mogelijkheden te bieden tot een breder denken. Kunst is een middel dat onvermoede en soms onbekende kanten van (de multiculturele) samenleving voor het voetlicht zet. Multiplex ziet het als haar missie om in onze gemengde samenleving meer mensen kennis te laten maken met deze zaken om nieuwe gedachtegangen en belevingen mogelijk te maken. Stichting Multiplex wil zich vooral bezig houden met podiumkunst die het resultaat is van de invloed die het leven met verschillende culturen, in zowel onze directe omgeving als de wereld, op ons heeft. Vooral wanneer deze kunst terloops ontstaat als inspiratie van de (podium)kunstenaar die nieuwe expressies creëert vanuit zijn talent, gevoed door wie hij is, waar hij vandaan komt en waar, hoe en met wie hij leeft. Dit doet Multiplex door zowel de onvermengde, originele cultuuruitingen te presenteren als interessante nieuwe stijlen in muziek, dans en theater. Deze nieuwe stijlen ontstaan waar mensen van verschillende culturele achtergrond samenwerken of geïnspireerd raken door het brede aanbod wat hen omringt. In een "krimpende" wereld, waarin althans de culturele grenzen steeds meer vervagen, worden wij cultureel beïnvloed door de "global village", de wereld in een notendop. 1.2.
Doelstelling van de organisatie
Stichting Multiplex stelt zich ten doel middels het organiseren van verschillende activiteiten een breed publiek de rijkdom en de vanzelfsprekendheid van de multiculturele samenleving te laten zien en ervaren. Deze activiteiten confronteren de mensen soms terloops en vrolijk. Soms ook heel direct.
18
1.3.
Werkwijze
Eens per jaar in de derde week van juni organiseert Multiplex het multiculturele Haarlemmerhoutfestival in het park de Haarlemmerhout te Haarlem. Alle activiteiten die verder worden opgezet, worden zoveel mogelijk toe geleid naar het festival als hoogtepunt. Tijdens het festival presenteert Multiplex een verassend en vernieuwend programma. Hierin krijgt vooral die podiumkunst de ruimte waarin muzikanten en/of theatermakers gebruik maken van multiculturele invloeden als inspiratie voor nieuwe muziek- en theatervormen of nieuwe benaderingen van hun muziek of voorstellingen. Andere voorbeelden van producties die door, of in samenwerking met, Stichting Multiplex tot stand zijn gekomen zijn ‘Het grenzeloze lied’, de Culturele gids voor Migrantenkunstenaars en onderwijsprojecten. Voor uitgebreidere informatie zie paragraaf 3 van deze bijlage. In de ontwikkeling en uitvoering van alle activiteiten zoekt Stichting Multiplex samenwerking met tal van partners, dat als belangrijkste voordelen heeft: het bereik van een brede doelgroep, en gedeelde expertise, werkzaamheden en kosten. Deze samenwerkingspartners zijn veelal maatschappelijke organisaties op de terreinen van derde wereld, milieu, migranten, onderwijs en educatie. Ook wordt veel samengewerkt met bestaande culturele podia en organisaties. Actuele thema's, zoals bijvoorbeeld een internationale Wereldvrouwenconferentie, kunnen bij de ontwikkeling van een activiteit als thematische leidraad dienen. De activiteiten van Multiplex worden bekostigd met subsidies van de gemeente Haarlem en de provincie Noord-Holland, fondsengelden (onder meer het Anjerfonds, VSB en het Haarlems muziekfonds) en (locale/regionale) sponsoring. Het budget is echter geen vetpot voor hetgeen Multiplex wil bewerkstelligen, en zou zeker ontoereikend zijn als niet gewerkt werd vanuit een vrijwillige basis en het actief aangaan van samenwerkingsverbanden. Multiplex blijft op zoek naar andere manieren tot het creëren van financiële ruimte zoals projectsubsidies en een beter sponsorbeleid. 1.4.
Organisatiestructuur
Multiplex is een platte organisatie, draaiend op vrijwilligers. De organisatiestructuur is die van een klein egalitair werkend team van 9 personen die vanuit tamelijk autonoom functionerende deeldisciplines het festival tot stand brengen. De taakverdeling is: • Voorzitterschap, vrijwilligerscoördinatie, contact overheid en samenwerkingspartners (1 persoon); • Financiën, penningmeesterschap (1 persoon); • Muziekprogrammering, techniek en muziekprojecten (1 persoon); • Kinderfestival: coördinatie buitenactiviteiten en samenwerking met PABO en Scouting (1 persoon); • Kinderfestival: theaterprogrammering en projecten (1 persoon); • Publiciteit (2 personen); • Infrastructuur, inclusief vergunningen (1 persoon);
19
•
Coördinatie programmering Migrantenpodium, subsidies, markt en muziekprojecten (1 persoon). De autonome werkwijze vraagt een grote mate van zelfstandigheid en daadkracht van de teamleden, die naast het tijdig bewerkstelligen van hun eigen taken, goed oog moeten hebben voor de onderlinge samenhang en voor noodzakelijke onderlinge communicatie en afstemming. Vanaf de opbouw van het festival wordt het Multiplex team bij de uitvoering van werkzaamheden voor het Haarlemmerhoutfestival gesteund door de inzet van ruim 100 vrijwilligers.
2.
HET HAARLEMMERHOUTFESTIVAL
2.1.
Korte introductie van het festival
Elke derde zondag van juni organiseert Stichting Multiplex in Haarlem het jaarlijks terugkerende Haarlemmerhoutfestival. Het festival is gratis toegankelijk en biedt een mondiaal, cultuurrijk programma voor jong en oud. Vanaf de eerste editie van het festival in 1983 staat de presentatie van zowel oorspronkelijke podiumkunsten als van interessante nieuwe stijlen in muziek, dans en (kinder)theater centraal. Naast het podiumaanbod, is er op het festival een culinaire markt , een markt met curiosa en een informatiemarkt. Voor de jonge bezoeker is er een speciaal Kinderfestival met naast theater allerlei workshops (spelletjes en activiteiten) op het veld. Op het Haarlemmerhoutfestival kan je zien, proeven, voelen en horen. De vijf podia waarop en rondom de programmering van het Haarlemmerhoutfestival plaatsvindt zijn: 1. Het Noordpodium: professionele programmering, met name wereldmuziek; 2. Het Zuidpodium: als het Zuidpodium (om en om geprogrammeerd); 3. Het Troubadourspodium: éénmansformaties of andere kleine acts; 4. Het Migrantenpodium: amateur-programmering van migrantgroepen in Nederland, met name muziek en dans; 5. De Kindertheatertent: professionele theaterprogrammering voor 4 – 12 jaar. De 20e editie van het Haarlemmerhoutfestival zal zondag 15 juni 2003 tussen 12.00 en 19.00 uur in de Haarlemmerhoutfestival plaatsvinden. Inmiddels trekt het festival jaarlijks over de 20.000 bezoekers waarmee het is uitgegroeid tot een van de grootste evenementen in Haarlem en de provincie Noord-Holland. Het ongedwongen karakter heeft het bij de groei weten te behouden.
20
2.2.
Doelstellingen van het Haarlemmerhoutfestival
Hoofddoel van het festival is zo goed als gelijk aan die van de organisatie: Middels de organisatie van verschillende culturele activiteiten (dans, muziek, theater) een breed publiek uit regio Haarlem en Noord-Holland op laagdrempelige en ongedwongen wijze een belevenis mee te geven, waarin zij de rijkdom èn vanzelfsprekendheid van de multiculturele samenleving zien en ervaren. Anno 2002 liggen de praktische doelstellingen of uitgangspunten van het Haarlemmerhoutfestival als volgt: • Het festival moet voor een ieder laagdrempelig zijn, ook en juist voor mensen die anders niet snel met kunst- en cultuuruitingen in aanraking komen; • Zowel kleine als grotere acts moeten de ruimte krijgen; • De programmering voorziet in optredens waarbij de muzikanten en/of theatermakers gebruik maken van multiculturele invloeden als inspiratie voor nieuwe muziek- en theatervormen of nieuwe benaderingen van hun muziek of voorstellingen; • Er moet in het programma aandacht uitgaan naar expressies door migrantgroepen, met daarin aandacht voor nieuwe ontwikkelingen binnen diverse migrantenculturen ter bevordering van emancipatie en kennismaking; • Samenwerkingsverbanden met bestaande en gevestigde podia en instellingen in en rond Haarlem moeten op gecontroleerde en beheerste wijze worden gerealiseerd en uitgebreid; • Middels creatieve wijze moeten extra financiën gegenereerd worden die de gaten in de begroting weten te dichten (met name publiciteit en infrastructuur) en verdieping en uitbreiding van de programmering mogelijk maken. 2.3.
Werkwijze en methodieken
Een toegankelijk festival voor een breed publiek Het festival wordt voor een breed publiek aantrekkelijk gehouden door de programmering veel in sandwichformule te brengen. Dit houdt in dat toegankelijke en bekendere (populaire) programmering afgewisseld wordt met wat minder bekende en lastigere stijlen. Het festival wordt verder laagdrempelig gehouden door gratis toegankelijkheid (mogelijk door een volledig onbezoldigd werkende organisatie) en door het bewust creëren van een ongedwongen gemoedelijke sfeer tijdens het festival. Keuzes hierbij zijn bijvoorbeeld het niet plaatsen van hekken rond het festivalterrein en de opstelling van de programmering en podia die mensen zowel vluchtig, al ‘zappend’, als bewust om het aanbod kunnen bezoeken. Het in de hand houden van verdere groei van het festival (ontwikkeling van de programmering, met een gestage, doch rustige bezoekersgroei) is een andere maatregel ter bescherming van het festivalkarakter. Op dit moment kan het festival 20.000 bezoekers aan. Verbreding en uitbreiding van de bezoekers(aantallen) en van het aanbod wordt vooral gezocht in een verbreding en verdieping via samenwerkingsverbanden. Deze zijn de afgelopen jaren dan ook uitgebreid. In 2002 wordt samengewerkt met diverse
21
podia en instellingen waaronder Toneelschuur, PABO, Concertgebouw en Migrantenplatform, maar ook Scouting en Muziekschool worden betrokken. Sinds 2 jaar is ook een start gemaakt met samenwerking met beeldend kunstenaars op en rond het festival. Een plek voor vernieuwing en traditie, voor groot en klein talent Tijdens het festival staan op het Noord- en het Zuidpodium grote namen in de wereldmuziekscène geprogrammeerd. Bij elk optreden is duidelijk een spanningsveld tussen traditie en vernieuwing waar te nemen. De troubadourstent is een gemoedelijk klein podium voor éénmansformaties. Hier deelt de artiest in een intieme sfeer zijn liederen met het publiek. Samenwerking met migrantenorganisaties Om migrantengroepen te ondersteunen bij hun emancipatoir proces is er een speciaal amateur migrantenpodium, waar minder strenge eisen aan authenticiteit en vernieuwing worden gesteld. Hier kan ook folklore de ruimte krijgen. In nauwe samenwerking met het Migrantenplatform (een koepelorganisatie voor verschillende migrantenorganisaties uit Noord-Holland) wordt op het Mirgrantenpodium een programma geboden waarmee met ontwikkelingen in diverse migrantenculturen kan worden kennisgemaakt. Tevens kunnen migrantenorganisaties het Haarlemmerhoutfestival natuurlijk onder hun eigen doelgroep bekendheid te geven. Samenwerking met PABO, scholen en de Scouting Het Kinderfestival is een deel van het festival waar zowel hoogwaardig kindertheater te zien is, als allerlei activiteiten in samenwerking met de PABO Haarlem te beleven zijn. In een veilige omgeving kunnen kinderen via gratis workshops kennismaken met verschillende culturen. PABO-studenten kunnen door de ontwikkeling, uitvoering en begeleiding met de werkzaamheden studiepunten verdienen. De coördinatie geschiedt vanuit Multiplex. Samenwerking met culturele podia en instellingen Verder programmeren Concertgebouw/Schouwburg, Patronaat en Toneelschuur speciaal op het festival toegesneden activiteiten met muziek, dans, theater en film, die zowel op het festivalterrein als op de eigen locatie plaats kunnen vinden. Speciale projecten Speciale projecten bieden bij uitstek de mogelijkheid tot zowel financiële verruiming (projectsubsidies) van het budget als het bieden van een heel speciaal, vernieuwend aanbod. Op het Haarlemmerhoutfestival 2002 vonden een viertal speciale projecten plaats: • De muzikale cross-over workshop 'wereldmuziek, jazz en improvisatie'; • Het bewegingsproject ‘Van sport tot dans’ met Tango, olieworstelen en Capoeira; • De fotografieworkshop voor 100 kinderen ten tijde van het festival 22
•
De slotact van alle artiesten gezamenlijk op het podium, gecomponeerd door jazzfluitist Ronald Snijders.
2.4.
Planning en werkwijze van het Multiplex team
De planning valt uiteen in twee duidelijk gescheiden delen. De eerste helft van het seizoen (eind augustus – eind januari) wordt gestart met een evaluatiebijeenkomst die dient als herbezinning op missie, uitgangspunten en werkwijze van Multiplex. De rest van de vergaderingen in deze periode bevatten steeds een algemeen deel en een themadeel. Tijdens het algemene deel worden lopende zaken besproken en tijdens het themadeel komt telkens een ander festivalonderdeel uitgebreid aan bod, zoals financiën, muziekpodia, kinderfestival of infrastructuur. In deze periode komt het team gemiddeld één keer in de maand bijeen. Overig overleg geschiedt onderling telefonisch, per mail of anderszins. De tweede helft van het seizoen (vanaf februari tot na het festival: eind juni) wordt allengs steeds frequenter vergaderd en worden de bijeenkomsten steeds concreter naarmate het festival dichter bijkomt. Vanaf de laatste twee weken voor het festival worden de draaiboeken ontworpen, is er een vrijwilligersbijeenkomst en worden de puntjes op de i gezet. Het seizoen wordt afgerond met een evaluatie van het festival eind juni. 2.5.
Mogelijkheden en beperkingen bij de programmering
De mogelijkheden van de programmering worden beperkt door een uiterst minimaal budget en de situatie op het veld. Bij de theatertent kunnen kinderen vrijelijk de tent in- en uitlopen, de theatertent is niet licht- en geluidsdicht, en de technische en podiumspecificaties zijn van alle podia redelijk eenvoudig te noemen. Een voorstelling met daarin film of dia’s zou bijvoorbeeld niet tot zijn recht komen, en ook is een enorme aankleding van het decor, een grote speelruimte of ingewikkeld lichtplan niet mogelijk. Dergelijke voorstellingen zijn geschikt in een theater, niet in een tent of podium op een buitenfestival. In sponsorwerving is nog geen enkele Multiplexer echt sterk geweest, misschien ook door het niet-commerciële en ideële karakter van de activiteiten van organisatie dat de sponsorkeuze beperkt (geen 'foute' multinationals) en door beperkte beschikbare tijd van de vrijwilligers. Structureel ontvangt het festival net iets te weinig financiering, dat ze nu door middel van projectsubsidies op extra projecten probeert recht te trekken. De open indeling op het veld in de Haarlemmerhout, en de ongedwongen sfeer en gratis toegang, en de veelzijdige programmering vormen juist weer kansen voor het festival. Het bereikt op deze wijze met haar programma ook een publiek dat het theater slecht zelden (tot niet) weet te vinden.
23
3.
OVERIGE ACTIVITEITEN VAN MULTIPLEX
3.1.
Het grenzeloze lied
Overal ter wereld wordt gezongen en overal ter wereld worden gedichten geschreven. In de moderne westerse cultuur zijn die disciplines vaak gescheiden, terwijl elders muziek, literatuur, theater en dans vaak naadloos verweven zijn. Hoe groot de verschillen tussen de verschillende culturen ook zijn, bepaalde thema's blijken steeds weer terug te komen. Overal en in alle tijden, met name: de liefde (of dat nu om de begeerte of het verlies van een geliefde gaat), de dood (hoewel men daar in de Westerse amusementsmuziek wat meer moeite mee blijkt te hebben, wordt er wereldwijd veel over gezongen), en natuurlijk God (in directe vorm of soms abstracter als het 'lot' of het 'onbegrijpelijke'). In dit project heeft Multiplex, in nauwe samenwerking met journalist Peter Bruijn, met vijf singer-songwriters/troubadours uit evenzoveel culturen een programma samengesteld onder de titel 'Het grenzeloze lied'. Zowel op het podium als in de vorm van een cd + boekje. Doel was om de verschillen, maar vooral ook overeenkomsten tussen de verschillende troubadours-culturen te laten zien en horen. De presentatie en 'aftrap' van het project vond plaats op het Haarlemmerhoutfestival 1999. De concerten worden nu, in 2002 nog steeds gehouden. 3.2.
Projecten met bestaande podia
In de jaren '80, toen het aanbod van wereldmuziek op de diverse (Haarlemse) podia nog niet van zelfsprekend was, is er bewust getracht de podia met wereldmuziek te "infiltreren". Een voorbeeld hiervan is het optreden van Ahmed Kaya op Bevrijdingspop in 1991. Dit was een enorm succes. Meerdere malen heeft daarna een 'wereldartiest' van naam op het Bevrijdingspop podium gestaan. Een recenter voorbeeld van de gevolgen hiervan is de serie 'Muziek van ver' waarin artiesten vanuit diverse hoeken van de wereld hun bijzondere repertoire kunnen tonen op de podia van Het Concertgebouw en Het Patronaat. 3.3.
Culturele gids voor migrantenkunstenaars
In 1997 heeft Multiplex de samenstelling van een regionale adressengids van migranten- kunstenaars, -muzikanten, -theatermakers en culturele organisaties gerealiseerd. Deze gids is verspreid onder festivalorganisatoren, podia, welzijnsorganisaties en geïnteresseerden. Met deze service wil Multiplex de aandacht vestigen op een grote groep kunstenaars die voor concert- en festivalorganisatoren niet altijd goed zichtbaar is. 3.4.
Onderwijs
Sinds 1986 bestaat er een inspirerende samenwerking tussen de PABO Hogeschool Haarlem en Multiplex. Zo heeft Multiplex voor de PABO- studenten een training
24
georganiseerd waarin door Edu Dumassy, onderwijskundige gespecialiseerd in transcultureel onderwijs, gastcolleges werden gegeven. Eerstejaars studenten van de PABO kunnen studiepunten "verdienen" door het voorbereiden en uitvoeren van workshops op het Haarlemmerhoutfestival en het geven van speciaal hiervoor ontworpen lessen op hun stagescholen. 3.5.
Migranten
In samenwerking met migrantenorganisaties en het Regionaal Centrum Buitenlanders is in 1992 in het Concertgebouw Haarlem een succesvol Turks Songfestival georganiseerd. In samenwerking met het Migrantenplatform NoordHolland komt elk jaar de muziekprogrammering van het Mirgrantenpodium tot stand.
3.6.
Literatuur
In samenwerking met de Novib en het Frans Halsmuseum zijn in 1989 een aantal gerenommeerde schrijvers, waaronder Buchi Emecheta, Nigeria en Nuruddun Farah, Somalië, uitgenodigd voor het symposium Cultuur over Grenzen.
25
Bijlage 2:
WHO IS WHO IN HET MULTIPLEXTEAM
ALGEMENE GEGEVENS MULTIPLEX
Kantoor:
Post:
Anders:
Mondiaal Centrum Oostvest 56 2011 AK Haarlem
Postbus 250 2000 AG Haarlem
Tel. 06-51908760 www.multiplex.nl www.haarlemmerhoutfestival.nl Postbank 64.94.824 ABN Amro 56.05.08.123
MULTIPLEX TEAMADRESSEN SEIZOEN 2001-2002
Wouter van Kesteren
Publiciteit
Spaarnwoudestraat 75, 2011 AC Haarlem
[email protected],
[email protected], tel. 06-19224079 Wouter studeert communicatie wetenschappen aan de UvA en is DJ bij Murphys Law.
Eveline Hulsbergen
Publiciteit
Cremerplein 16, 2032 KK Haarlem
[email protected],
[email protected], tel. 06-10876942 of 023-5261505 (thuis) Eveline werkt als communicatie medewerker bij een uitgeverij.
Arno Duivenstein
Migrantenpodium, Markt, Muziekprojecten
Venkelstraat 23, 2034 MT Haarlem
[email protected],
[email protected], tel. 06-51908760, 023-5402307 (thuis), 023-5423540 (mondiaal centrum) Arno werkt gem. 4 uur per week betaald voor ons voor o.a. notulen, subsidies en fondsen. Arno werkt verder als projectcoördinator bij Stichting Mondiaal Centrum.
Marleen Klooswijk
Voorzitter, lobby overheden, samenwerkingspartners, coördinatie festivalvrijwilligers
Planetenlaan 146, 2024 EW Haarlem
[email protected]/
[email protected]/
[email protected] tel. 06-10096799, 023-5243312 (thuis), 023-7502401 (kantoor ma-do). Marleen werkt als directie assistent bij een grote drukkerij en geef les aan het MBO sociaal pedagogisch werk.
Erwin van Geens
Infrastructuur (tenten, stroom, podia, kramen, wc's, vergunningen, etc.)
Lange Herenvest 28, 2011 BS Haarlem
[email protected],
[email protected] tel. 06-21513072 , 023- 5358192 (thuis) Erwin werkt bij een bedrijf wat materialen voor kaarsenmakerswerkplaatsen maakt.
26
Ton Obbens
Penningmeester
Oudegracht 60 bis, 3511 AS Utrecht
[email protected],
[email protected], tel. 030-2315508 (thuis), 023-5175512 (werk) Ton werkt als financial controller bij Stichting Jeugdzorg Kennemerland.
Frank Moison
Muziekprogrammering, muziekprojecten, webmaster, geluid&licht
Leliestraat 7D, 2011 BL Haarlem
[email protected],
[email protected] 06-20596972, 023-5357218 (thuis) Frank werkt als ICT specialist bij de KPN
Jeroen van Huizen
Kinderfestival, coördinatie PABO en Scouting
[email protected],
[email protected], tel: 06-14429885 Jeroen is docent op een basisschool, danst en werkt(te) in de horeca.
Marcha Peelen
Programmering kindertheater
[email protected],
[email protected], tel. 06-186 87619 Marcha studeert CMV kunst&cultuur en is geïnteresseerd in de organisatie van festivals
27
Bijlage 3:
1. • •
•
•
ORIENTATIE OP MULTICULTUREEL THEATER
DEFINITIE EN AFBAKENING Multicultureel theater is theater dat gemaakt wordt met spelers uit verschillende culturen; In het eindproduct zijn elementen uit de culturen van de spelers gebruikt voor het invullen van zowel de inhoud als de vormgeving. Deze elementen worden verweven tot een consistent geheel. Cultuur omvat meer dan de kunsten. Als men spreekt over multicultureel theater spreekt men van theater waarin niet alleen muziek, zang, dans, theater, literatuur en beeldende kunst uit verschillende culturen gebruikt worden, maar ook rituelen, gebruiken en inzichten met betrekking tot religie, politiek, seksualiteit; Het verdient aanbeveling de noodzaak voor het maken van multicultureel theater te laten ontstaan uit de inhoud, met andere woorden: het stuk of het te behandelen onderwerp of thema moet 'vragen' om multicultureel theater. Universele verhalen (zoals sprookjes), onderwerpen en thema's lenen zich hier het beste voor; De som is meer dan de samenstellende delen.
Wat multicultureel theater niet is: • Het is geen folkloristisch theater, theater waarin spelers uit verschillende culturen in een bepaalde volgorde zang, dans, theater of rituelen in hun eigen cultuur laten zien; • Het is geen theater waarin spelers uit verschillende culturen ten tonele gevoerd worden zonder dat er verder iets gedaan wordt met die verschillende culturen; • Het is geen theater waarin elementen uit verschillende culturen, louter en alleen als vormgevingsmiddel worden gebruikt, zonder dat deze herkend of begrepen worden. Dan is er sprake van culturele kleptomanie;.
2.
VERSCHILLEN MULTICULTUREEL EN NEDERLANDS, REGULIER THEATER
Regulier theater is over het algemeen sterk analytisch, het wordt gemaakt vanuit het denken. Er ligt een groot accent op de taal. Daarnaast houdt het zich bezig met de vorm, de vormgeving is daarom ook vaak opvallend pakkend. Het multicultureel theater is een meer fysiek theater. Er wordt gewerkt vanuit intuïtie, emotie en verbeelding. Het is minder verbaal dan het Nederlandse theater. Taal vormt in sommige gevallen zelfs een probleem dat wordt omzeild door een eigen taal uit te vinden of zoveel mogelijk gebruik te maken van bewegingen en dans. Men is het in de theaterwereld en erbuiten over eens dat beide vormen van theater veel van elkaar kunnen leren.
28
3.
KANSEN EN KANTEKENINGEN BIJ MULTICULTUREEL THEATER
De kansen van Multicultureel theater • • •
Het biedt spelers en makers uit allerlei culturen een plek om te werken en een eigen produkt te maken; Het bereikt mensen die anders niet in de schouwburgen te vinden zijn; Het geeft vernieuwende impulsen aan het zogenaamde reguliere theater.
Kanttekeningen bij Multicultureel theater • •
•
4.
Spelers moeten wel uit de eigen culturele identiteit willen putten Niet iedere speler wil zijn of haar afkomst of (culturele) identiteit verwerken in het toneel. Niet iedereen is daartoe in staat. De speler moet wel uit de eigen culturele identiteit kunnen putten Dat blijkt niet zo makkelijk te zijn als het klinkt. De speler zal in eerste instantie terugvallen op wat hij zich kan herinneren van zijn cultuur. Die herinneringen liggen vaak in een ver verleden in een ander land, daar kunnen onevenredige positieve (verheerlijking) of negatieve gedachtes (minderwaardigheidsgevoelens) aan gekoppeld zijn. De speler moet leren om in het hier en nu nieuwe vormen te creëren die actueel zijn en toch in verbinding staan met zijn cultuur. Geen exotisch kunstje, folklore of verheerlijking van oude, maar persoonlijke waarden en normen en stijl. De regisseur of de docent moet hem daarbij kunnen helpen. Niet elke theaterbezoeker wil iets vernieuwends. Mensen komen soms juist op een programma af omdat daarin bijvoorbeeld dans wordt opgevoerd uit hun moederland, op de manier zoals die in hun herinnering vastligt. Mensen hebben naast de hang naar vernieuwing ook een hang naar traditie, en authentiek of traditioneel is multicultureel theater niet.
ERVARINGEN VAN THEATERMAKERS
Geïnterviewden die als student van buitenlandse komaf op een Nederlandse theateropleiding hebben gezeten gaven aan veel geleerd te hebben van de Westerse techniek van theatermaken, maar gaven allen ook aan het vaak best moeilijk te hebben gehad. Naast het moeilijk meekomen door taalproblemen, ervoeren ze de Nederlandse theatertraditie als sterk verbaal en rationeel terwijl zij zelf een meer fysiek, emotioneel en beeldend theater willen maken. Er was te weinig aandacht de eigen culturele identiteit en gebrek aan kennismaking met niet-westerse theatertradities en niet-westerse toneelschrijvers. Vaak voelden zij zich in het hoekje van de buitenlander gedrukt en om die reden dan weer te positief en dan weer te negatief beoordeeld. Bijna altijd voelden ze zich geïsoleerd. Hieruit valt te concluderen dat in Nederlandse theaterwereld, zowel wat betreft opleidingen, toneelkeuzes, de uitwerking (vorm) en waardering ervan (programmeringskeuzes theaters, subsidiekeuzes) nog sterk georiënteerd is op de Westerse en calvinistische traditie, waarden en normen. Uitgangspunten waarmee veel nieuwe Nederlanders zich weinig mee identificeren.
29
Zoals de Nederlands-Surinaamse Thea Doelwijt (journalist, schrijfster, regisseur) aangeeft: "Surinamers houden niet zo van dat verbale dat men in Nederland zo mooi vindt. En als je ze echt in groten getale in de zaal wilt krijgen moet je zang, dans en tekst combineren en liedteksten maken." Ali Çifteci (theatermaker) zegt "Ik probeer als acteur op het toneel elke vorm in te vullen met een emotie - ik wil wat ik voel niet ontkennen pot het toneel. Nederlanders zijn daarentegen gericht op de vorm, ze zij wars van emoties. Emoties zij zogenaamd uit de mode, het is ongepast. Pas wanneer de vorm juist is en de analyse klopt, gaan de Nederlanders met een voorstelling mee. Ik geloof dat iedere niet-Nederlandse theatermaker daar veel minder moeite meer heeft. Zij werken gevoelsmatiger." Zo vindt hij zelfs de stiltes op Nederlands toneel vaak vanuit een overpeinzing komen, niet vanuit een beweging of emotie. "Rationele stiltes, denkpauzes. Ik zie ze aankomen en denk dan: daar komt er weer één, zo'n stilte die ik als toeschouwer dien in te vullen." Ook hij geeft aan dat acteurs van buitenlandse afkomst nog maar al te vaak alleen als stereotiep worden gebruikt. Zelf heeft hij er op de Kleinkunstacademie hard voor moeten knokken niet de 'Turkse acteur' te zijn. "De dominante mentaliteit drukt je als buitenlander in een bepaalde hoek". Ook John Leerdam (regisseur, dramadocent, producent) vertelt: "Hier gaat men eerst denken en dan naar de emotie; bij mij werkt het andersom. Eerst de emotie en dan de analyse. Soms zegt men van mij dat ik niet analytisch ben, maar ik ben wel degelijk analytisch. Alleen niet in de eerste fase, ik kijk eerst goed en check het af met mijn intuïtie (kijken en zoeken). Pas daarna maak ik een analyse. Sla je die eerste fase uit mijn handen, dan ben ik machteloos". Alida Neslo (actrice en theaterdocente ITS DNA) zegt het zo: "Ik vind dat acteurs in Nederland met hun hoofd spelen, en met hun hart ook nog wel, maar de buik doet niet mee. Dat is wat je in Vlaanderen en zuidelijker leert: spelen vanuit je buik, daar waar de impuls van zowel de goede als slechte gevoelens zitten". Opvallend is de opmerking van Ton van Vlijmen (directeur HKU-theater), die ondervonden heeft dat bij alle spelers, uit welke cultuur zij ook komen, de ademhaling en de wijze waarop deze door de emotie wordt beïnvloed, identiek werkt. De culturele verschillen liggen in de manier waarop de emotie vervolgens in het fysieke wordt uitgedrukt. Het ontstaan van de emotie is dus universeel, de uitingsvorm is cultureel bepaald. De manier waarop een speler zich uitdrukt wordt bepaald door een voortdurend veranderende constellatie van aspecten als leeftijd, opvoeding, religieuze oriëntatie, etniciteit, de cultuur van het moederland, klasse, seksuele oriëntatie en taal. Het is waarschijnlijk dan ook niet voor niets dat de twee geïnterviewden die aan het hoofd staan van de twee theateropleidingen in Nederland die zich expliciet richten op leerlingen uit anderen culturen, Alida Neslo (DNA) en Ton van Vlijmen (International Theatre Education aan de HKU), met hun visie op theateronderwijs bij bovengenoemde opmerkingen aansluiten. Zij richten zich op: • Een fysiek, emotioneel en beeldend theater; • Besteden veel aandacht aan het werken vanuit de culturele identiteit van de speler; • Brengen hun leerlingen in contact met andere manieren van theatermaken.
30
De studenten werken met niet-westerse theaterteksten en dienen met een open en onderzoekend vizier aan de slag te gaan. Niets ligt vast vanuit dominante tradities, alles mag worden onderzocht. Neslo "Nieuwsgierigheid is wat ik de jongeren leer. Uit welke cultuur je ook komt, waar je ook vandaan komt, het lichaam heeft twee benen, twee armen en één hoofd en daar moet je het als acteur mee doen. Het lichaam is een universeel instrument waarin alle culturen verenigd kunnen worden. De juiste methode bestaat niet, er zijn heel veel juiste methodes". - Zoeken, vechten en houden van; Zeven gesprekken over multicultureel theater Annette de Vries en Dave Schwab, St. Scarabes, Amsterdam, april 1995 -
31
Bijlage 4:
1.
ORIENTATIE OP DE DOELGROEP
TONEEL VOOR KINDEREN: HOE ZIET DAT ERUIT?
Bij theater voor kinderen geldt, met name bij theater voor kleintjes maar ook voor de ouderen, dat het publiek actief bij het toneel betrokken moeten worden. Tijdens de kindertijd leert een mens het meest en wordt de grootste ontwikkeling richting volwassenheid doorgemaakt. Het is dan ook logisch dat kinderen graag willen laten zien welke (nieuwverworven) kennis en vaardigheden zij al beheersen. Door advies te vragen, kinderen mee te laten zingen, dansen of spelen, een taak of rol te geven in het stuk blijven kinderen geboeid. Kleine kinderen roepen dan ook spontaan en veelvuldig dingen naar spelers (Pas op! Hij staat achter je!), als spelers daar onvoldoende op reageren worden kinderen soms zelf boos. Met name vanaf een jaar of zes, zeven vinden kinderen het vaak heel leuk om mee te mogen spelen op het toneel zelf.
2.
DE LEEFWERELD EN MOGELIJKHEDEN VAN 4 TOT 7 JARIGEN
Kinderen in deze leeftijd zitten in de fase van het pre-operationeel denken. Onsystematisch en onlogisch denken, dat sterk vanuit zichzelf (egocentrisch) is gericht zijn hiervan kenmerkend. Kinderen in deze leeftijd hebben nog nauwelijks abstractie- en relativeringsvermogen. Taal Tevens is dit de belangrijkste sensitieve periode voor het aanleren van een taal. Kinderen scheppen er voldoening in om nieuwe woorden en zinsconstructies te leren. Binnen voorstellingen kunnen dus nieuwe woorden geïntroduceerd worden, voor de zekerheid moeten die dan wel worden uitgelegd. Vandaar dat in theater voor kleine kinderen vaak overdreven, en ‘heel groot’ geacteerd wordt, waarbij kinderen vaak om uitleg gevraagd worden (Weet iemand wat ‘doodop’ betekend?). Het actief beroep doen op de (taal)kennis van het kind pleziert hen. Kleine kinderen weten nog niet dat veel taalgebruik niet in letterlijke zin dat betekend maar verwijst naar iets anders, uitdrukkingen en zegswijzen worden dan letterlijk genomen. In het theater wordt hier vaak gebruik van gemaakt (“Ik doe dit voor Piet Snot”, niet voor niks dus maar voor de persoon). Taalgebruik kan dus ook verwarrend of beangstigend zijn wanneer niet voorzien is dat een kind het anders interpreteert dan een volwassenen (“De stofzuiger zuigt alles op”, ook mij?). Animistisch denken Omdat kinderen nog geen onderscheid ervaren tussen levend en levenloos, kunnen in het theater ook stilstaande voorwerpen personifieert worden, vanaf een jaar of zes geldt dit alleen nog maar voor bewegende voorwerpen. De dood wordt om deze reden ook meestal niet als iets engs ervaren, immers kan de persoon zo weer tot leven komen.
32
Geen onderscheidt tussen fantasie en werkelijkheid Zoals ook al door het animistisch denken duidelijk wordt, maken kleine kinderen nog nauwelijks onderscheidt tussen wat echt of nep is. Een droomwereld of fantasiespel wordt als echt ervaren. Een speler die voorheen een goede fee speelde, maar nu een boze heks wordt niet als speler maar als heks erkent. Om die reden mag een theaterstuk voor hele kleintjes niet te eng zijn, wat het door het gebrek aan onderscheidt al snel is. Gebeurtenissen (geluid, beweging, tekst) die tegelijkertijd plaatsvinden, worden met elkaar in verband gebracht. Enge muziek veroorzaakt een eng schouwspel. Vijf tot acht jaar is de leeftijd van het magisch denken. Toneel kan daar veel mee doen, een symbool of ritueel (waar de kinderen het liefst deel uitmaken) zorgt ervoor dat alles weer goed komt, zoals het publiek wil dat het verhaal goed komt. Een korte spanningsboog van maximaal 30 minuten Misschien ook juist doordat kinderen zich helemaal in het stuk als werkelijke, zij het zeer onhedendaagse gebeurtenis ervaren, moet een stuk ook niet te lang duren en opwindende episodes voldoende worden afgewisseld met perioden van rust. De concentratieboog van kleine kinderen duurt niet langer dan 30 minuten. De concentratie stopt als een stuk te onbegrijpelijk is. Thematieken en leefwereld Vanaf vier jaar gaan kinderen naar school, en maken zij meestal voor het eerst echt kennis met andere leeftijdsgenootjes, andere volwassenen en onderwijs. Hun sociale en cognitieve wereld breidt enorm uit. Thema’s met betrekking deze nieuwe ervaringen, bijvoorbeeld over samenwerken en samen spelen, vriendjes zijn, of dingen met tellen, zijn erg interessant. Ook zaken waar kinderen tegenaan lopen/moeite mee hebben, zoals bang zijn in het donker, kunnen in theater uitgewerkt worden, mits de kinderen op actieve wijze een handvat geboden wordt om het angstige ‘te bezweren’ en te kunnen overwinnen.
3.
DE LEEFWERELD EN MOGELIJKHEDEN VAN 7 TOT 12 JARIGEN
Kinderen in deze leeftijd zitten in de fase van het concreet-operationeel denken. Zeven jaar wordt gezien als een scharnierleeftijd waarop de mogelijkheden in het denken enorm toeneemt. Het kind leert systematisch en logisch denken. Het is tot grotere abstracties in staat, leert relativeren (zaken zijn betrekkelijk), de belangstelling in de wereld om zich heen neemt toe, empathie ontwikkelt zich, er ontstaat een wereldbeeld en wereldbesef. Kinderen bevinden zich in de prepuberale fase: hun eigen sekse en sekseverschillen gaan er (onder andere door de lichamelijke verandering) toe doen. In deze fase vormt het kind zich een middels omgang, vriendschap en meting met leeftijdsgenootjes een sociale identiteit. Abstracter en symbolischer toneel mogelijk Door de enorme groei in denkvermogen zijn kinderen vanaf zeven jaar tot veel abstracter denken in staat. Het kind heeft bijvoorbeeld voldoende tijdsbesef om grote sprongen in de tijd, en een niet chronologische verhaallijn in het toneel te snappen.
33
Ook begrijpt het waarden, symbolen en uitdrukkingen die eigenlijk naar iets anders verwijzen veel beter. Thematieken omtrent sociale omgang en seksualiteit Doordat kinderen in deze leeftijd intensief bezig zijn zich een sociale identiteit te vormen, is toneel waarin thematieken die betrekking hebben op relaties tussen individuen, binnen een groep of tussen twee groepen, interessant. Te denken valt aan thema’s als vriendschap, verliefdheid, rivaliteit, competitie, faalangst, fouten maken en herstellen, pesten en plagen, etc. Kinderen zijn vanaf die leeftijd volop met (hun eigen) seksualiteit bezig, van de andere sekse moeten kinderen dan vaak weinig hebben. Spel waar ‘de jongens/de meisjes’-zaken in voorkomen, of seksuele beladen onderwerpen zoals ‘zoenen’ of ‘een afspraakje hebben’ zijn ontzettend interessant. Morele onderwerpen en een bredere kijk op de wereld In deze leeftijd ontwikkelen kinderen ook hun moreel besef, vanaf 10 jaar denkt een kind na wat een goed mens zou zijn. Moeilijkere thematieken zoals over oorlog, goed en kwaad kunnen daarom goed aan de orde komen. Kinderen zijn op zoek hier een standpunt over te ontwikkelen. Omdat tevens hun wereldbeeld vergroot, kunnen toneelstukken goed gaan over hoe anders of hetzelfde de situatie in een ander land, ver weg, in tijd van oorlog, vrede, droogte, feesten, etc. is. Een spanningsboog van maximaal 60 minuten Kinderen tussen de 7 en 12 jaar hebben al een langer concentratievermogen dan de kleintjes. Gemiddeld kunnen zij met interesse een voorstelling van maximaal één uur aan. Op een festival zoals het Haarlemmerhout zijn echter tal van activiteiten aan de gang waar zij aan mee kunnen doen, of die ze kunnen bekijken, dit maakt de spanningsboog korter. In deze leeftijd gaan kinderen niet meer met volwassenen samen naar een voorstelling maar richten ze zich meer op hun vriendjes en vriendinnetjes waarmee ze de dag samen beleven. De kinderen zijn vaak erg bezig in de gaten te houden wat de rest van de groep ergens van vind, en vormen zich om die reden een ‘gewenste houding’ tot de groep. Dit maakt dat kinderen er voor kunnen kiezen de hele voorstelling giechelig te zijn, of alles stom te vinden, etc. Verbreekt bij kleine kinderen de interesse/ het plezier wanneer iets nog wat te moeilijk voor ze is, bij oudere kinderen geldt dit juist wanneer iets te makkelijk, of anderszins ‘te kinderachtig’ wordt gevonden.
4.
KINDEREN EN HUN CULTURELE ACHTERGROND
Vanwege het sterke egocentrische uitgangspunt vanwaar kleine kinderen de wereld bekijken, speelt in de leeftijd tot een jaar of vijf de culturele achtergrond van het kind geen rol. Het kind neemt de situatie zoals die bij hem/haar thuis is immer aan als iets vanzelfsprekends, en staat er niet bij stil dat de situatie bij iemand anders thuis heel anders kan zijn. Dit verandert wanneer het kind vanaf de basisschool geconfronteerd wordt met een vele grotere sociale wereld dan die daarvoor. Door school en buiten spelen met
34
vriendjes leert het dat niet alle kinderen dezelfde gezinssituatie hebben, dat sommige kinderen misschien een vader missen of juist twee vaders hebben, in twee huizen wonen, niet dezelfde dingen doen of mogen, (meer) broertjes of zusjes hebben, thuis misschien een andere taal spreken. Vanaf ongeveer vijf jaar tot een jaar of zeven hebben kinderen vaak grote belangstelling voor hun afkomst en herkomst. Vanaf zeven, acht jaar ontwikkelt zich ook een wereldbesef: de wereld kent vele landen en plekken waar allemaal mensen leven, met eigen taal, gebruiken en cultuur. In die leeftijd, waarin kinderen hard werken aan het vormen van een (positieve) sociale identiteit en zich middels het aangaan van vriendschappen, vormen van eigen hobby’s en interesses, etc. proberen te profileren binnen een groep, vormt de culturele achtergrond van een kind in zoverre een rol dat het daar van buitenaf vaak op gewezen wordt. Impliciet of expliciet, uit nieuwsgierigheid, bewondering of pesterij: het wordt een kind duidelijk hoe anderen hem of haar ervaren en de culturele achtergrond vormt een onderdeel van die ervaring. Pas vanaf de puberteit, wanneer de ontwikkeling van de eigen identiteit centraal staat, wordt de eigen culturele achtergrond echt belangrijk: dan wel als middel om zich te profileren of zich nadrukkelijk van te distantiëren.
35
Bijlage 5:
OVERZICHT KINDERPROGRAMMERING IN DE AFGELOPEN JAREN
OP HET HAARLEMMERHOUTFESTIVAL 2001
Jarabi - Macht der Liefde (8+ familievoorstelling) Een muziektheatervoostelling die gaat over liefde tussen twee mensen uit verschillende culturen. Een zangeres, vier muzikanten en twee spelers vertellen het verhaal over een jongen en een meisje en hun onmogelijke liefde. Hun gevoelens voor elkaar botsen met strenge regels van traditie en omgeving. Laat liefde zich dwingen of dwingt het lot de liefde? Productie: Cinema de Liefde Een programma van Reinier Sijpkens (4-10) Reinier neemt de kinderen vanuit de theatertent mee voor een bonte parade over het fesitvalterrein. Uitgedost met opvallende hoeden en muziekinstrumenten brengen de kinderen een serenade aan het publiek. Later op de middag zijn volwassenen welkom in de muziekkoepel tegenover de theatertent. Reinier en zijn draaiorgel zorgen daar voor een feestje waarbij goochelen, muziek en puur genieten elkaar rap afwisselen. Wortels en Pindakaas (3-6) Een muziektheatervoorstelling met kinderliedjes en verhalen uit verschillende landen: De Nederlandse Antillen, Brazilië Frans Guinee, Senegal en Suriname. Het zijn de geboortelanden van de muzikanten. Hun eigen muzikale wortels zijn de inspiratiebron van deze voorstelling. Liedjes met titels als Miyabelle, Lolo mi boto en Samba Lele wisselen zij af met bekende Nederlandse kindermelodieën Deze muzikale wereldreis mondt uit in een feestje en wie wil, danst en zingt mee. Juist het meegaan met het ritme is voor peuters en kleuters vaak vanzelfsprekend: net als een boterham met pindakaas! Productie: Cinema de Liefde, Impresariaat: Bureau vanaf Twee
OP HET HAARLEMMERHOUTFESTIVAL 2000
Keloglan en de wens van zijn ezel – Faruk Dikici (4-8) Faruk Dikici vertelt avonturen van Keloglan. Deze Turkse sprookjes held is een klein kaal jongetje dat met zijn ezel de spannendste avonturen beleeft. In 'Keloglan en de Wens van zijn Ezel' wordt Keloglans' beste vriendje de ezel, ziek. De ezel heeft een grote wens en die wens wordt verhoord door de toverfee. Dan wordt hij weggetoverd naar…?! Wanneer Keloglan thuis komt en ontdekt dat zijn ezel weg is, gaat hij meteen op zoek. Zijn zoektocht brengt hem van het ene bijzondere land naar het andere. Keloglan wordt onderweg geholpen door sprookjesfiguren en, niet te vergeten, de kinderen. In het door Faruk geschreven Keloglanverhaal zijn het Yaprak en Toprak, twee nieuwsgierige hartsvriendjes van de straat, die de kinderen meenemen op vertelreis. 36
Ze zijn allebei dol op de avonturen van Keloglan. Zij vertellen graag zijn verhalen, ze verkleden zich, spelen allerlei typetjes die in het verhaal voorkomen en zingen liedjes. De twee spelers worden begeleid door muziekanten en de kinderen (iets wat uniek is van het Turkse traditionele middenspel). Productie: Theaterbureau Steps, Impresariaat: Bureau vanaf twee Moscio, Moscio – Background (12+) In de energieke mime dansvoorstelling ‘ Moscio, Moscio’ (Slappeling) van Background vertellen jongeren uit verschillende culturen op de beat van hippe muziek hoe zij met seksualiteit omgaan. Serenades met Reinier – Reinier Sijpkens (4-10) De kinderen brengen een serenade aan Haarlem. Goochelen, muziek en puur kinderplezier wisselen elkaar af. De kinderen krijgen ieder een instrument en een hoed en houden een bonte parade over het terrein.
OP HET HAARLEMMERHOUTFESTIVAL 1999
De stad – Die drie (6+ familievoorstelling) Kinderen leven in een wereld die steeds sneller, multicultureler en meer hi-tech wordt. Deze ontwikkelingen zijn ook terug te vinden in de populaire muziek. Sommige tempos zijn niet meer bij te benen. De westerse popmuziek vermengt zich met authentieke muziek uit andere culturen. Door de komst van moderne elektronica ontstaat een nieuwe generatie muziekinstrumenten. Waar zie je deze trends duidelijker dan in de stad? Het lijkt een grote chaos: verkeer, rommel, mensen en muziek uit de hele wereld. In DE STAD maken kinderen kennis met o.a. pop, house, rap, afro-pop en raï. De liedjes gaan over het stadsleven gezien door kinderogen. Maar jongeren en ouders zijn ook welkom. De gebruikte instrumenten weerspiegelen de veelzijdigheid van de muziek: o.a. synthesizer en sampler, mondharmonica, elektrische gitaar, kalebas, dharbuka, talking-drum en krantenpapier. Die drie: Arnold Schellens, George Whitmore en Frank Bilsen Serenades met Reinier – Reinier Sijpkens (3-10) Zie programmering 2000 en 2001 Ritme van de Straat – STAP (12+ familievoorstelling) Ritme van de Straat is een streetdance-voorstelling over mooie meiden en stoere jongens met strakke passen en heftige muziek. Het laat één dag op straat zien vol voorbijtrekkende personages met verschillende belevenissen. De streetdancers komen in een dynamische dans naar voren. Zo nu en dan doorkruisen er verschillende personages de dansscènes. Iedere passant in de straat volgt een eigen beweging, een eigen ritme. Zo ontstaat een verhaal.
37
OP HET HAARLEMMERHOUTFESTIVAL 1998
Latina Dinamica – Samba Salad (4-8?) In een uurtje heel Zuid-Amerika door, wil wil dat nou niet? De betoverende muziekgoochelaars nemen de kinderen, maar natuurlijk ook de volwassenen mee op hun muzikale ontdekkingsreis. Samba staat voor de originele, swingende muziek met vooral Latijns-Amerikaanse, Afrikaanse en Spaanse invloeden (samba, rumba, calypso, flamenco, salsa, afro en Cubaanse muziek). En met ‘Salad’ wordt de mengelmoes van theaterstijlen en nationaliteiten van de spelers bedoeld. Dit jaar viert Samba Salad extra feest, want ze bestaan 20 jaar (-> Zij hebben dan ook al meerder malen op het HHF gespeeld) Met o.a. de Nederlandse zanger Herman Link en Canadese zangeres Rita Iny. Stad – jongeren Haarlem (12+) Het afgelopen theaterseizoen heeft de Toneelschuur met in totaal 50 jongeren afkomstig van het Coornhert Lyceum, het Damiate College, Mavo ’t Heuveltje, Jongerencentrum Prisma (Schalkwijk) en de Lieve de Keyschool gewerkt aan thema’s die te maken hebben met de moderne grote stad zoals geweld, migratie en jongerenculturen. De onbevangenheid van de jonge acteurs voelt weldadig aan in dit door gelikte soapsterren beheerste tijdperk. Produktie: Toneelsschuur Romeo & Julia – Wereld Kinder Theater en jongeren Schalkwijk Kinderen van het Wereld Kinder Theater en jongeren uit Schalkwijk vertolken het meesterwerk van Shakespeare op een wel heel bijzondere manier. Zo is Julia een mooie danseres die iedere man doet omkijken als ze voorbij komt. En Romeo is de zoon van een rijke drugsbaron... Zullen zij erin slagen elkaar te vinden? En is dat dan ware liefde? Regie: Karim Traïda OP HET HAARLEMMERHOUTFESTIVAL 1995 (zover nog bekend)
• •
De vreemde eend – Mijn Broer (5+) Razzmatazz - Samba Salad
OP HET HAARLEMMERHOUTFESTIVAL 1992
• • • • •
Dans over Balinese sprookjes en workschop Drakendans van Sinar Bulan Liedjes van Annie M.G. Smidt - VOF de Kunst Vertelling van een berbermythe door Mohammed Chacha Moluks-Nederlands stuk van Theatergroep Delta Voorstelling van Kindertheater Mijn Broer
Meerdere jaren (in ieder geval 1999, 2000, 2001) verzorgde Caroline Heymans, van Stichting Al-Itihad, een demonstratie Henna beschilderen.
38
Bijlage 5
ADRESSENLIJST JEUGDTHEATER
Met deze lijst heb ik geprobeerd een zo volledig mogelijk overzicht te geven van de instanties die op het gebied van jeugdtheater voor kinderen tussen de 4 en 12 jaar in Nederland werkzaam zijn. De meeste adressen heb ik via het internet, via de algemene site voor jeugdtheater: www.jeugd-theater.nl. Verder via de site van het Nederlands Theaterinstituut: www.nti.nl, en op het thema ‘jeugdtheater’ via de Nederlandse zoekpagina Ilse: www.ilse.nl. Daarnaast heb ik de lijst uitgebreid met adressen uit het kwartaalblad Kleintje Kunst en uit foldermateriaal dat instellingen St. Multiplex regelmatig toesturen. TONEEL Theatergroep Delta www.theatergroepdelta.nl Huis aan de Amstel www.huisaandeamstel.nl Stella Den Haag www.stella.nl Theatro Munganga via stipprodukties Theater de Citadel www.citadeltheater.nl Het Toneelschap B & D www.bend97.nl Het Laagland www.hetlaagland.nl Theatergroep Wederzijds www.wederzijds.nl Kalebas / Wijnand Stomp www.kalebas.nl Geert van den Berg 030-2511290 Theater Artemis www.artemis.nl Jeugdtheater Sonnevanck www.sonnevanck.nl Jeugdtheater Urf www.urftheater.nl Martin Forget www.martinforget.nl Theatergroep Hobo www.theatergroephobo.nl Theater suer www.theatersuer.nl Theatergroep Hilaria www.hilaria.nl Theater Sirkel www.sirkel.nl
Kleutervoorstellingen, jeugdtheater en jongerentheater Maakt zich sterk voor nieuw en klassiek repertoire voor jeugdtheater. In principe voorstellingen alleen geschikt in theaters. Toneel en muziektheater voor kinderen, jongeren en volwassenen. Ook in eigen theater. Beeldende, poëtische en fysieke theatertaal. Bezoekt kinderen in hun dagelijkse omgeving. Maakt en speelt theatervoorstellingen voor jeugdigen van geest. Spreekt het publiek via hart en hoofd aan op eigen talenten. Maakt maatschappelijk betrokken voorstellingen van hoge artistieke kwaliteit. Theatrale verhalen met een beeldende, fysieke stijl.
4-6, 6-12, 1216 6+, 8+, 10+, 12+, 14+ vanaf 7 jaar vanaf 4 jaar vanaf 4 jaar van 8-88 jaar vanaf 4 jaar 4+ 6 -12 jaar vanaf 8 jaar
Vanaf 8 jaar. Voorstellingen voor iedereen van 4-12 jaar en ouder(s). (Muziek)theatervoorstellingen over alles wat het leven mooi, moeilijk of hilarisch maakt. Een combinatie van bewegingstheater en clownerie. Speelstijl: beeldend, fysiek, cartoons en commedia.
4-12 jaar 4-12 jaar 4-12 jaar
Interactieve familievoorstellingen, mime-animaties en 4+ straattheatervoorstellingen die worden gekenmerkt door krachtige visuele humor. 4-8 jaar Makkelijk toegankelijke voorstellingen, sterk muzikaal en visueel Prachtig sprookjesachtig visueel theater, vooral buitenlocaties 4+ maar ook binnen, natuur belangrijk thema Sterk visueel straattheater met humor voor kinderen en alle leeftijden Internationaal beeldend theater, vertelvoorstellingen, 4+, 7+ spelproducties en locatieprojecten, vanuit klassieke thema’s, sterk visueel karakter
39
OPERA Xynix Opera 020- 6221257
Humor- en fantasievolle operavoorstellingen.
vanaf 7 jaar
MUZIEKTHEATER Theatergroep Maccus www.maccus.nl Filmorkest Max Tak www.maxtak.nl Frank Groothof Producties www.frankgroothof.nl Samba Salad via stipprodukties Die drie www.diedrie.nl Rockband Poppenkast www.poppenkast.demon.nl De Dirks Scheele Band www.dirkscheele.nl Het Filiaal www.het-filiaal.nl
Muziektheatervoorstellingen vanaf 4 jaar. Twaalfkoppig orkest met een sprookjesachtige vorm van muziektheater. Bewerkt opera's tot fantasievolle muziektheatervoorstellingen voor volwassenen. Internationaal gezelschap met wereldmuziek als belangrijkste inspiratiebron. Popconcert voor kinderen: veel stijlen, veel instrumenten, eigen nummers Popconcert voor kinderen: veel stijlen, eigen nummers Liedjes voor kinderen, veel ‘zelfverzonnen’ instrumenten
Vanaf 4 jaar. Van 6-80 jaar e.o.. Vanaf 7 jaar. Van 4-12 jaar. Met name tot 12 jaar Met name tot 12 jaar 1-7 jaar
Levenslustig en speels muziektheater voor een jong publiek.
6 jaar en ouder.
Beeldende en poëtische voorstellingen met levensgrote poppen.
Vanaf 7 jaar.
Poppenspel in combinatie met toneel, muziek en andere vormen van theater. Maakt visueel theater met veel humor en poëzie, met poppen, objecten en acteurs. Visuele voorstellingen acts en attracties voor volwassenen en kinderen met objecten in de hoofdrol. Straattheater en binnen.
Vanaf 4 jaar.
POPPENTHEATER Theater Gnaffel www.gnaffel.nl Speeltheater Holland www.speeltheater.nl Theater Terra 020- 6638433 Tamtam objektentheater www.tamtamtheater.nl
Vanaf 4 jaar. 4-8 jaar, volwassenen
JONGERENTHEATER Het Muztheater www.muztheater.nl Het syndicaat www.syndicaat.com
Eigenzinnig, ontroerend en humoristisch theater waarin muziek een Vanaf 12 jaar belangrijke rol speelt. 14 + Kwalitatief hoge producties voor een jong publiek
DANS Danstheater Aya www.aya.nl Danstheater DEE www.kleinespui.nl Introdans Ensemble voor de Jeugd www.introdans.nl
Ontroerend, amusant, confronterend en prikkelend danstheater. Jeugddansproducties met een sterk beeldend karakter. Repertoire uit de schatkist van de dans, van gerenommeerde choreografen en jong talent.
Vanaf 8 en 12 jaar. Van 3-12 jaar. Vanaf 5 jaar.
MIME Theatergroep De Kaap www.dekaap.myweb.nl
Humor en zwaardere thema's gaan hand in hand in een fysieke speelstijl.
40
Vanaf 5 jaar.
THEATERS De krakeling www.krakeling.nl Pierrot www.pierrot.denhaag.org Openluchttheater Vondelpark www.openluchttheater.nl
Belangrijkste jeugdtheater in Amsterdam Jeugdtheater in Den Haag, opent dag in september gratis haar deuren met het theateraanbod voor dat seizoen
THEATERBUREAUS Jeugdtheaterbureau Slot www.slot-theaterbureau.nl STIP – Jeugdtheater www.stipprodukties.nl
Aanstekelijk en niet-alledaags jeugdtheater en jongerentheater met meer dan 20 producties.
Theaterburo Movilé www.movile.nl Van Engelenburg Theater - Haarlem www.vanengelenburgtheater.nl
(Ook) voor kinderen: Vandenbulck (opera), Mooi weer (cabaret, liedjes, theater). Aanbod geschikt voor buitenfestivals. Cabaret, jeugdtheater, muziektheater en straattheater. Theatergroepen voor jeugd (4-12): Martin Forget, Urf en Struif
Theaterbureau voor jeugd- en jongerentheatergezelschappen
OVERIGE LINKS www.zoveeltheater.nl www.tweetakt.net www.jeugd-theater.nl www.uitlijn4kids.nl
Startpagina van meer dan 85 Nederlandse Theatergezelschappen Jeugdtheaterfestival, in april 2002 in Den Bosch Algemene website voor jeugdtheater in Nederland Uit-tips voor kinderen in en rond Amsterdam
41
Bijlage 6
PLANNING KINDERPROGRAMMERING
1. DE ORIËNTATIE- OF VOORBEREIDINGSFASE
(SEPTEMBER - FEBRUARI)
n deze fase brainstormt de Kinderprogrammeur over hoe hij/zij de programmering dit jaar vorm wil geven en oriënteert zich op het theateraanbod voor kinderen in Nederland en de mogelijkheden, bijvoorbeeld binnen het budget; 2. DE UITWERKINGS- OF PRODUCTIEFASE
(MAART - 3E WEEK VAN JUNI)
De acts worden geboekt en het programma vastgelegd, publicitaire informatie wordt verzameld en doorgegeven, alle voorwaarden tot een daadwerkelijk optreden (zoals de beschikbaarheid van apparatuur) worden verzorgd, draaiboeken voor de op- en afbouw en het festival zelf worden opgesteld; 3. DE UITVOERINGSFASE
(2E WEEK JUNI - ÉÉN DAG NA HET FESTIVAL)
Het festival wordt opgebouwd, gehouden en afgebouwd; 4. DE NAZORG-/EVALUATIEFASE
(NA HET FESTIVAL – UITERLIJK HALF JULI)
Eigen financiën worden afgehandeld en artiesten betaald, communicatieve afhandeling (bv. bedankbriefjes), het festival en het hele ontwikkelingsproces ervan worden geëvalueerd de handleiding (blauwdruk voor de volgende keer) wordt hierop aangepast.
42
Bijlage 7
CONTRACT VOORBEELD
De ondergetekenden, Naam Organisator Adres Postcode, Woonplaats Telefoon/ Fax Fax E-mail
Stichting Multiplex Postbus 250 2000 AG Haarlem 023- 5423540 (algemeen), 06- 1868 7619 (kinderprogrammering) 023- 5327142 info@multiplex (algemeen),
[email protected] (kinderprogrammering) hierna te noemen contractant 1 en Naam Adres Postcode, Woonplaats Telefoon Fax E-mail Volledig bevoegd vertegenwoordiger van de navolgende groep/artiest: Naam Adres Postcode, Woonplaats Telefoon Fax E-mail hierna te noemen contractant 2 verklaren door ondertekening het volgende te zijn overeengekomen: 1 De bovenvermelde groep/artiest zal optreden op: Datum 16 juni 2002 Haarlemmerhoutfestival 2002 Adres Haarlemmerhout, Fonteinlaan Plaats Haarlem Telefoon ter plekke 06- 186 87 619 Contactpersoon ter plekke Marcha Peelen 2 Met de voorstelling: ............................................................................................................. Voor de leeftijd: ......................................., en het maximale aantal bezoekers: .................. Aantal optredens: ...... , duur optreden:............... , speeltijd(en): ................ Opbouwtijd:................ , Afbreektijd: .................. 3a Contractant 1 betaalt contractant 2 voor de in deze overeenkomst genoemde werkzaamheden een bruto/nettogage1 uit van ............ euro Inclusief reiskosten ........... euro = .......... euro , zegge .................................................. 3b Contractant 1 betaald contractant 2 voor de in deze overeenkomst genoemde werkzaamheden een uitkoopsom van ............. euro + 6 % BTW = ............. euro inclusief reiskosten ............. euro = .......... euro, zegge …………………………………….. 1
Doorhalen wat niet van toepassing is 43
Bovenstaand bedrag wordt in geval 3a direct na het optreden door contractant 1 aan contractant 2 of aan (een vertegenwoordiger van) de groep/artiest contact uitbetaald tegen overlegging van een volledig ingevulde gageverklaring waarin de namen van de artiesten zijn vermeld met sofinummer, naam, adres, postcode, woonplaats, geboortedatum en een kopie van een identificatiebewijs, getekend door de leider van de groep (voorzijde van de verklaring) en iedere artiest (achterzijde van de verklaring). (Artikel 3a en artikel 4 zijn in dit geval niet van toepassing). Bovenstaand bedrag wordt in geval 3b binnen 14 dagen na het optreden overgemaakt op: Rekeningnummer Naam begunstigde Omschrijving Naam voorstelling, Haarlemmerhoutfestival 16-06-02 4
Bij uitbetaling van nettogage zal contractant 1 zorg dragen voor een correcte berekening van loonbelasting en sociale verzekeringspremies ingevolge de in deze geldende wettelijke bepalingen, alsmede voor de afdracht hiervan.
5
Contractant 2 verplicht zich het volgende informatie/promotiemateriaal op te sturen naar contractant1: ................................................................................................................................. .................................................................................................................................. Dit materiaal dient uiterlijk 7 weken voor de aanvang van de overeengekomen werkzaamheden in bezit te zijn van contractant 1.
6
De aan deze overeenkomst gehechte Algemene Bepalingen maakt deel uit van deze overeenkomst.
7
Aanvullende bepalingen: ......................................................................................... .................................................................................................................................
8
Contractant 2 dient een getekend exemplaar van deze overeenkomst binnen tien dagen te retourneren. Bij overschrijden van deze termijn kan het optreden niet worden gegarandeerd.
Aldus opgemaakt en ondertekend Te Amsterdam, d.d. 10 mei ’02 Contractant 1
Te ........................., d.d......................
.................................................
.....................................................
Marcha Peelen (Programmering)
44
Algemene Bepalingen 1. Contractant 2 verplicht zich tenminste zestig minuten voor het optreden direct te melden bij .................................... in de afgesproken ruimte. 2. Contractant 1 is niet aansprakelijk voor verlies van, diefstal van, of materiële schade toegebracht aan goederen toebehorend aan contractant 2, tenzij de oorzaak hiervan te wijten is aan opzet, grove schuld of nalatigheid van contractant 1 of van personen die zich dienen te houden aan aanwijzingen of opdrachten van contractant 1, met uitzondering van contractant 2. 3. De eventueel te betalen muziek-auteursrechten (Buma) zijn voor rekening van contractant 1. 4. Contractant 2 dient de overeengekomen werkzaamheden naar beste vermogen te verrichten. Contractant 2 draagt er zorg voor dat bij door zijn/haar werkzaamheden niet wordt gehandeld in strijd met wettelijke bepalingen, verordeningen of andere overheidsvoorschriften. 5. De door contractant 2 in overleg met contractant 1 te gebruiken consumpties zijn voor rekening van contractant 1. 6. Contractant 2 heeft het recht in/op de zaal/het terrein waar het optreden plaatsvindt artikelen te (doen)verkopen die in verband staan met de groep/artiest (cd’s, T-shirts, e.d.) 7. De aan het innen van de uit deze overeenkomst voortvloeiende vorderingen van verbonden kosten, komen voor rekening van de in gebreke gebleven contractant. 8. Contractant 2 treedt op in overleg met en op aanwijzing van contractant 1. 9. Bij niet verschijnen of optreden van contractant 2 en bij het niet nakomen door contractant 1 van zijn contractuele verplichtingen, zijn respectievelijk contractant 2 en contractant 1 hun wederpartij een direct opeisbare boete verschuldigd van tweemaal het in het contract genoemde honorarium, waarbij met behoud van het recht tot het vragen van schadevergoeding, het matigingsrecht van de rechter uitdrukkelijk wordt uitgesloten. Alle kosten, daaronder begrepen deurwaarderskosten, procedures en rechtskundige bijstand, die voor een der contractanten ontstaan door contractbreuk, komen ten laste van de contractant die deze breuk heeft veroorzaakt. 10. Indien een optreden niet kan worden gerealiseerd als gevolg van ziekte van één der artiesten, ten gevolge van enig overheidsbevel of andersoortige overmacht, zijn de contractanten gerechtigd de overeenkomst als geschorst te beschouwen. 11. In geval van ziekte of ongeval van één der artiesten of andere onvoorziene omstandigheden van welke aard dan ook, waardoor de mogelijkheid bestaat dat het optreden niet of niet op tijd kan plaatsvinden, dient contractant 2 contractant 1 direct te waarschuwen. 12. In geval van ziekte of ongeval van één der artiesten, waardoor het overeengekomen optreden niet kan plaatsvinden, heeft contractant 1 het recht om door middels de betrokken bedrijfsvereniging aangestelde controlerende arts een onderzoek te laten instellen. Indien deze aantoont dat door contractant 2 ten onrechte een beroep is gedaan op overmacht, verliest contractant 2 het recht om zich te beroepen op overmacht. 13. Indien één der contractanten aanleiding heeft te stellen dat de ander zich niet aan de bepalingen heeft gehouden, doet deze binnen vijf dagen na afloop van deze overeenkomst hiervan per aangetekende brief melding aan de andere contractant. 14. Contractant 1 verklaart op de hoogte te zijn van de prestaties van contractant 2. Echter, het produceren van geluidsvolume geschiedt in onderling overleg. 15. Contractant 1 en contractant 2 verklaren meerderjarig te zijn, of indien zij minderjarig zijn, de overeenkomst mede te hebben laten ondertekenen door een der ouders of voogd. 16. Geschillen, voortgekomen uit deze overeenkomst, zullen worden overlegd aan de bevoegde rechter in het arrondissement waar contractant 1 gevestigd is. Voor akkoord: Contractant 1
Voor akkoord: Contractant 2
.................................
................................ 45
Bijlage 8
VOORBEELD UITNODIGINGSBRIEF
St. Multiplex Postbus 250 2000 AG Haarlem 06 –186 87 619
[email protected] Kalebas Produkties T.a.v. Erin Coppens Postbus 489 2000 AL Haarlem Amsterdam, 8 juni 2002 Betreft: Haarlemmerhoutfestival 16 juni 2002
Beste Erin, Bij deze nog enige informatie betreffende jullie bijdrage aan het Haarlemmerhoutfestival op zondag 16 juni in de Haarlemmerhout te Haarlem. Bijgevoegd bij deze brief een routebeschrijving hoe bij het festivalterrein te komen. Van de artiesten wordt verwacht om minimaal 60 minuten voor het optreden aanwezig te zijn op het festivalterrein in jullie geval is dat 13.30 uur. Bij aankomst kan de groep zich bij mijzelf melden, of anders bij de organisatietent/-keet. Van daaruit zal iemand van de organisatie voor begeleiding zorgen m.b.t. parkeren en het aanwijzen van de kleedtent. Mochten er onverwachte redenen zijn om contact op te nemen met de organisatie op het festivalterrein, dan kan dit via telefoonnummer 06 – 5190 87360. De geluids- en lichttechniek is in handen van Jan Enzler Sound Service. De wensen t.a.v. de techniek zijn, indien ingediend, reeds bij hen gemeld. Specifieke wensen op de festivaldag zelf zullen, indien redelijk en mogelijk, zoveel mogelijk gehonoreerd worden. E.e.a. echter wel altijd in overleg met en ter beoordeling aan Jan Enzler Sound Service en de festivalleiding. De festivalleiding zal zorg dragen voor een omkleedmogelijkheid en de aanwezigheid van frisdrank, water en belegde broodjes in de artiestenkleedtenten. De tent is voor jullie vanaf 1 uur vóór aanvang, tot 45 minuten na het optreden beschikbaar. Vanaf ongeveer 17.00 zijn er warme maaltijden op backstage-terrein. Tot slot vind je bij deze brief nog een folder met algemene informatie over Stichting Multiplex en een paar programmaboekjes van het festival. Namens de festivalleiding (Stichting Multiplex) een succesvol optreden en een prettige samenwerking toegewenst. Tot zondag 16 juni aanstaande! Met vriendelijke groeten, Marcha Peelen
46
Bijlage 9
VOORBEELD DRAAIBOEK VOOR DE FESTIVALDAG
Verantwoordelijk Multiplex: (de Kinderprogrammeur) Stagemanager: (1 vrijwilliger) Backstage coördinator (1 vrijwilliger) Artiestenbegeleiding,-bewaking, -catering: (2 vrijwilligers) Presentatie: (1 vrijwilliger) Standaard: Aankomst:
Broodjes, koffie/thee, water en fris in de kleedtent, tot ± 1 uur na het optreden kan men nog voorzien worden van eten en drinken. Vanaf 1 uur voor het optreden is er recht op de kleedruimte, hiervóór kan, indien noodzakelijk, plaats genomen worden in het artiestengedeelte van de medewerkers tent (zie instructie artiestenbegeleiders).
ACTS IN DE THEATERTENT
GROEP: AANTAL: STAGE INFO: OPTREEDTIJD: __________________________________________________________________________ Dizz’s Kids 6 personen Opbouwtijd: 3 uur 13.00 tot 14.00 Catering: aanwezig om: 10.00 uur PODIUM Bij aankomst: normale voorzieningen 3x vegetarisch HULP BIJ BREKEN NODIG __________________________________________________________________________ Goal 9 personen Opbouwtijd: 20 min. 14.30 tot 15.00 Catering: Bij aankomst: normale voorzieningen Later warme maaltijd: 1x vegetarisch HULP BIJ BOUWEN EN BREKEN NODIG __________________________________________________________________________ Rockband Poppenkast 4 personen Opbouwtijd: 30 min. 15.30 tot 16.20 Catering: aanwezig om: 14.45 uur PODIUM Bij aankomst: normale voorzieningen Later warme maaltijd HULP BIJ BOUWEN EN BREKEN NODIG __________________________________________________________________________ Kinderen AZC 10 personen Opbouwtijd: 5 min 16.30 tot 16.45 Catering: aanwezig om: 16.10 uur PODIUM Bij aankomst: normale voorzieningen Later warme maaltijd met de rest van de groep -> via Anne (begeleiding) regelen __________________________________________________________________________ Presentatie door Pop 1 persoon Opbouwtijd: 0 min. 16.45 tot 17.00 __________________________________________________________________________
47
ACTS OP HET VELD
GROEP:
AANTAL:
STAGE INFO:
Toren van Geluid
5 personen
Opbouwtijd: 3,5 uur Afbreektijd: 1,5 uur aanwezig om 8.30 uur
OPTREEDTIJD:
12.00 tot 12.40 13.40 tot 14.20 Catering: 16.00 tot 16.40 Bij aankomst: normale voorzieningen VELD Later warme maaltijd HULP BIJ BOUWEN EN BREKEN NODIG __________________________________________________________________________ Capoeira 6 personen Opbouwtijd: 15 min. 15.00 tot 16.00 Catering op backstage Theatertent: aanwezig om: 14.00 uur VELD Bij aankomst: normale voorzieningen, Vegetarisch __________________________________________________________________________ Luchtfietsen 2 personen Opbouwtijd: 1 uur 12.00 tot 17.00 Catering op backstage Theatertent: aanwezig om: 11.00 uur VELD Bij aankomst: normale voorzieningen, vegetarisch __________________________________________________________________________
INDELING KLEEDTENTEN
Kleedtent 1
Kleedtent 2
10.00-14.45 Dizz Kids
11.00-13.15
14.45-17.00 Rockband Poppenkast
Toren van Geluid (spullen in tent laten) (1 uur voor, 30 min na eerste optreden)
(3 uur voor, 45 min na optreden)
13.30-15.45
(45 min voor, 40 min na optreden)
Goal (1 uur voor, 45 min na optreden)
16.10-17.00
AZC kinderen (20 min voor, 15 min na optreden)
48
product 2:
HET ONDERZOEKSVERSLAG Marcha Peelen, CMV 4 vt 20 juni 2002
Voor u ligt het onderzoeksverslag voor de externe opdracht, uitgevoerd in opdracht van Stichting Multiplex. In dit verslag is het resultaat te lezen van het onderzoek dat ik naar verschillende aspecten van de opdracht het gedaan. Aan het eind van elk hoofdstuk zijn de relevante bevindingen samengevat. Deze conclusies vormen de leidraad bij het schrijven van de uiteindelijke producten: de handleiding Kinderprogrammering (product 3b) en Kinderprogrammering 2002 (product 3b).
49
INHOUDSOPGAVE INLEIDING ............................................................................................................................................ 52 HOOFDSTUK 1:
ORIENTATIE OP EEN PROFESSIONELE PROJECTAANPAK ...................... 54
1.1. ASPECTEN VAN PROJECTMANAGEMENT ..................................................................................... 54 1.1.1. Processen bij projectmanagement ................................................................................ 54 1.1.2. Ontwikkeling via verschillende projectfasen.................................................................. 55 1.1.3. Vaardigheden en taken projectmanager ....................................................................... 56 1.2. PRODUCTGERICHTE ACTIVITEITEN (A) ....................................................................................... 56 1.2.1. De initiatieffase .............................................................................................................. 56 1.2.2. De voorbereidingsfase................................................................................................... 57 1.2.3. De uitwerkingsfase ........................................................................................................ 57 1.2.4. De productiefase............................................................................................................ 57 1.2.5. De gebruiks- of functioneringsfase ................................................................................ 57 1.2.6. De evaluatiefase ............................................................................................................ 58 1.3. COMMUNICATIEVE ACTIVITEITEN (B1)........................................................................................ 58 1.3.1. De communicatiestrategie ............................................................................................. 58 1.3.2. Overige stappen in het communcatieve proces ............................................................ 58 1.4. BEHEERSGERICHTE ACTIVITEITEN ............................................................................................. 59 1.4.1. De zes beheersaspecten............................................................................................... 59 1.4.2. Het beheersgericht proces in vier fases ........................................................................ 59 1.5. BESLUITVORMING OP BASIS VAN BESLISDOCUMENTEN (C).......................................................... 60 1.6. CONCLUSIES TEN AANZIEN VAN EEN PROFESSIONELE PROJECTAANPAK ....................................... 61 1.6.1. De verantwoordelijkheden van de Kinderprogrammeur bij de vier processen.............. 61 1.6.2. Ontwikkelingsfases Kinderprogrammering.................................................................... 62 1.6.3. Vaardigheden van de Kinderprogrammeur ................................................................... 62 HOOFDSTUK 2:
ORIENTATIE OP DE ORGANISATIE ................................................................ 63
2.1. STICHTING MULTIPLEX ............................................................................................................. 18 2.1.1. Missie en uitgangspunten van de organisatie ............................................................... 18 2.1.2. Doelstelling van de organisatie...................................................................................... 18 2.1.3. Activiteiten en werkwijze................................................................................................ 19 2.1.4. Organisatiestructuur ...................................................................................................... 19 2.2. HET HAARLEMMERHOUTFESTIVAL ............................................................................................. 20 2.2.1. Doelstellingen van het Haarlemmerhoutfestival ............................................................ 21 2.2.2. Werkwijze en methodieken............................................................................................ 21 2.2.3. Werkwijze van het Multiplex team ................................................................................. 23 2.2.4. Mogelijkheden en beperkingen bij de programmering .................................................. 23 2.3. HET KINDERFESTIVAL MET DE THEATERPROGRAMMERING ............................................................ 7 2.3.1. Doelstelling en uitgangspunten Kinderfestival................................................................. 7 2.3.2. Doelgroep.................................................................................................................................... 8 2.4. OVERIGE ACTIVITEITEN VAN MULTIPLEX.............................................................................24 2.4.1. Het grenzeloze lied ........................................................................................................ 24 2.4.2. Projecten met bestaande podia..................................................................................... 24 2.4.3. Culturele gids voor migrantenkunstenaars ...................................................................... 24 2.4.4. Onderwijs....................................................................................................................... 24 2.4.5. Migranten....................................................................................................................... 25 2.4.6. Literatuur........................................................................................................................ 25 2.5. CONCLUSIES TEN AANZIEN VAN DE ORGANISATIE EN HAAR ACTIVITEITEN ..................................... 71 2.5.1. Een interculturele kinderprogrammering ....................................................................... 71 2.5.2. Kennis van de organisatie en taakverdeling binnen het team ......................................... 71 2.5.3. Kennis van het Kinderprogramma ................................................................................. 71 HOOFDSTUK 3:
ORIENTATIE OP KUNST EN MULTICULTURALITEIT .................................... 72
50
3.1. CULTURELE DIVERSITEIT - WAT IS DAT? .................................................................................... 72 3.1.2. Nieuw publiek gezocht................................................................................................... 72 3.1.2. Behoud van Westerse kwaliteitscriteria voor mondiale kunst? ..................................... 73 3.1.3. Geen surrogaatpolitiek, maar interculturele verkenning................................................ 73 3.2. MULTICULTUREEL THEATER ...................................................................................................... 75 3.2.1. Definitie en afbakening .................................................................................................. 28 3.2.2. Verschillen tussen multicultureel theater en Nederlands regulier theater ..................... 28 3.2.3. Kansen en kantekeningen bij Multicultureel theater...................................................... 29 3.3. CONCLUSIES TEN AANZIEN VAN KUNST EN MULTICULTURALITEIT ................................................. 77 3.3.1. Middelen voor multiculturaliteit in het aanbod ............................................................... 77 3.3.2. Middelen voor multiculturaltieit in de publieke afneemzijde van het aanbod ................ 78 HOOFDSTUK 4:
ORIENTATIE OP DE DOELGROEP .................................................................. 79
4.1. DE ONTWIKKELING VAN KINDEREN TUSSEN DE 4 EN 8 JAAR ........................................................ 79 4.1.1. De toenemende taalbeheersing .................................................................................... 79 4.1.2. De ontwikkling van het denken...................................................................................... 80 4.1.3. Uitbreiding van de sociale en fysiek omgeving ............................................................. 80 4.2. DE ONTWIKKELING VAN KINDEREN VANAF ACHT JAAR TOT PREPUBERTEIT .................................... 82 4.2.1. Het succes van de schoolcarrière ................................................................................. 82 4.2.2. De sociale identiteit ....................................................................................................... 83 4.3. KINDEREN EN HUN CULTURELE ACHTERGROND .......................................................................... 34 4.4. CONCLUSIES TEN AANZIEN VAN DE DOELGROEP: KINDEREN VAN 4 TOT 12 JAAR .......................... 84 4.4.1. De leefwereld en mogelijkheden van 4 tot 7 jarigen...................................................... 32 4.4.2. De leefwereld en mogelijkheden van 7 tot 12 jarigen.................................................... 33 4.4.3. Actieve betrokkenheid van het publiek .......................................................................... 32 HOOFDSTUK 5: 5.1.
ORIENTATIE OP JEUGDTHEATER IN NEDERLAND ..................................... 87
HET RESULTAAT VAN MIJN EIGEN AANPAK .................................................................................. 87
Bijlage: ONDERZOEKSBRONNEN.......................................................... ..........................43
51
INLEIDING Dit onderzoeksverslag maakt deel uit van het voortraject van mijn externe opdracht bij Stichting Multiplex in Haarlem. De opdracht is, zoals al in het contract beschreven, tweeledig en moet leiden tot de volgende producten: •
Product 1 Een handleiding die, met een stappenplan, planning, criteria, tips en handige adressen ondersteuning biedt bij de totstandkoming van een professionele, kwalitatief goede en door de beoogde doelgroep goed bezochte kinderprogrammering op het jaarlijkse Haarlemmerhoutfestival te Haarlem.
•
Product 2 Een professionele kinderprogrammering voor het aankomende Haarlemmerhout-festival (zondag 16 juni 2002, Haarlemmerhout, Haarlem).
Doel van de producten is dat zij ondersteuning bieden bij de ontwikkeling van een professionele theaterprogrammering voor kinderen, waarbij de programmering bestaat uit: • zeer diverse professionele, het liefst ook enkele bij de culturele pers populaire, theaterproducties; • die aansluiten bij het multiculturele karakter van het festival; • en bij de interesses en leefwereld van de grootste jonge bezoekersgroep (4 - 10 jaar); • binnen de logistieke, financiële of anderszins organisatorische mogelijkheden van het festival.
Alvorens de eigenlijke projecten geschreven kunnen worden is een verdere oriëntatie en analyse nodig op diverse aspecten van de externe opdracht. Dit verslag geeft die achtergrond-informatie weer uit mijn onderzoek, die relevant is bij het ontwikkelen van de twee projecten. Elk hoofdstuk van dit onderzoeksverslag wordt afgesloten met concrete conclusies en uitgangspunten, van waaruit de projecten ontwikkeld zullen worden. Ik heb mijn onderzoek, en dit verslag ingedeeld in de volgende onderdelen: 1. Oriëntatie op professionele projectaanpak Welke werkwijze en uitgangspunten moet er gehanteerd worden om op efficiënte en professionele wijze te programmeren? Volgens welke fases of stappen verloopt de organisatie van een evenement als het Kinderfestival op het Haarlemmerhoutfestival? 2. Oriëntatie op de organisatie Wie is Multiplex? Wat zijn de uitgangspunten? Middels welke activiteiten en werkwijze probeert zijn haar doelstellingen te halen? Dit hoofdstuk biedt relevante (achtergrond)informatie over de organisatie Multiplex en haar activiteiten, waarbij specifiek aandacht is besteed aan het Haarlemmerhoutfestival, en nog specifieker aan de theaterprogrammering op het Kinderfestival. 3. Oriëntatie op kunst en multiculturaliteit Culturele diversiteit en multiculturaliteit zijn termen en thematieken van de dag. Maar hoe wordt in de kunsten vorm gegeven aan die diversiteit? En hoe zou een diverser publiek door het culturele aanbod in Nederland bereikt kunnen worden? Hoe kan multiculturaliteit een plek en gestalte krijgen in theater? In hoeverre bereikt multicultureel theater nieuwe culturele doelgroepen? 4. Oriëntaties op de doelgroep In welke leeftijdfases zitten kinderen in de leeftijd van 4 tot 12 jaar? Welke zaken houden hen bezig en bieden plezier? Welke thematieken of andere zaken zijn nog van een te hoog niveau of juist te kinderachtig voor de doelgroep? In hoeverre speelt hun culturele achtergrond een rol in hun ontwikkeling en interesses? Wanneer is theater aantrekkelijk
52
voor kinderen (van diverse culturele achtergrond)? 5. Oriëntatie op het jeugdtheater Wat is het jeugdtheateraanbod in Nederland? Welke impresario zijn er? Aan welke randvoorwaarden moet het theater voldoen, wil het programmeerbaar zijn op het Haarlemmerhoutfestival? Via welke wegen en op welke wijze kan het best contact opgenomen worden met de groepen?
53
Hoofdstuk 1:ORIENTATIE OP EEN PROFESSIONELE PROJECTAANPAK
INLEIDING Het organiseren van projecten stelt specifieke eisen aan de ontwikkelaar van het project. Regelmatig resulteren projecten, of het nu gaat om evenementen of andere projecten, in een mislukking, omdat de financiering niet rond komt, deadlines of kwaliteitsniveaus niet worden gehaald, budgetten worden overschreden of communicatieproblemen de samenwerking dusdanig verstoren dat het project moet worden afgeblazen. Het professioneel managen van een project kan veel van deze problemen voorkomen en ervoor zorgen dat kwalitatief hoogwaardige evenementen en anderen projecten efficiënt worden opgezet. Daardoor kan snel en flexibel worden ingespeeld op vragen uit de interne en externe omgeving van de organisatie. Het team van Multiplex bestaat uit vrijwilligers met relatief weinig tijd voor de organisatie van het festival en er wordt een werkwijze gehanteerd waarbij de leden zeer zelfstandig hun deeltaak vervullen. Om tot een goede afstemming van de werkzaamheden te komen, om efficiënt te werk te gaan en om erin te slagen een hoogwaardig theaterprogramma voor de jonge bezoekers van het Haarlemmerhoutfestival neer te zetten, is projectmanagement van die Kinderprogrammering noodzakelijk.
1.1. ASPECTEN VAN PROJECTMANAGEMENT Bij projectmanagement gaat om het sturen van de processen binnen een tijdelijke organisatie. Tijdelijk in de zin dat er een organisatie gevormd wordt ter realisering van een concreet doel. In het geval van Multiplex wordt er dus een tijdelijke organisatie ter realisering van het Haarlemmerhoutfestival gevormd, vanuit de permanente organisatie Stichting Multiplex. De theaterprogrammering voor kinderen als onderdeel van het festival kan gezien worden als een subdoel vanuit de tijdelijke éénmansorganisatie: de Kinderprogrammeur. Projectmanagement kenmerkt zich door het systematisch en integraal sturen van het ontwikkelingsproces van een creatief idee tot een concreet product of resultaat.
1.1.1. Processen bij projectmanagement Bij het ontwikkelen en uitvoeren van projecten liggen vier soorten functionele processen ten grondslag: A. Productgerichte of inhoudelijke proces Alle activiteiten die verricht moeten worden om het concrete product te realiseren (het Haarlemmerhoutfestival, en de theaterprogrammering als deelproduct daarvan); B1.Communicatieve proces Alle activiteiten gericht op afstemming van het project op de omgeving, zoals marketing en promotionele activiteiten, publieksonderzoeken, fondsenwerving- en sponsoringactiviteiten en het verkrijgen van vergunningen; B2.Beheersgerichte proces Het beheersen van de zes beheersaspecten van het project: tijd, geld, faciliteiten, kwaliteit, informatie en organisatie; C. Besluitvormingsproces Het besluitvormingsproces draagt er zorg voor dat per fase besluiten genomen worden over de mogelijke keuzes die er zijn en de consequenties die daarmee samenhangen.
Deze vier processen lopen door de hele ontwikkeling en uitvoering van een project heen.
54
1.1.2. Ontwikkeling via verschillende projectfasen Om een project goed tussentijds te kunnen sturen (managen) wordt het proces, dus de weg die leidt naar het gewenste product, gefaseerd. Alle activiteiten die nodig zijn om het product te realiseren worden in logische stappen verdeeld. Elke fase wordt afgesloten met een evaluatie van het tussentijdse resultaat zodat de ontwikkeling van, en keuzes bij de volgende fase bewaakt blijven. Bij een projectmatige aanpak kunnen de productmatige werkzaamheden in de volgende fasen onderverdeeld worden: 1. Initiatieffase; 2. Voorbereidingsfase; 3. Uitwerkingsfase; 4. Productiefase; 5. Functioneringsfase; (eventueel opgedeeld in gebruiks- en afbouwfase) 6. Evaluatiefase. Afhankelijk van het soort project, nemen sommige fases meer tijd in beslag of bevatten meer werkzaamheden en tussenstappen dan anderen. Het kan zinvol zijn om bepaalde fasen samen te voegen of een fase verder op te splitsen, zodat het faseplan beter is toegespitst op het daadwerkelijke project. Zie voor een nadere toelichting op de activiteiten per fase paragraaf 1.2. In de volgende paragraaf is tevens beschreven dat elke fase idealiter afgesloten wordt met een beslisdocument. De uitgebreidheid daarvan is afhankelijk van het soort project en de situatie, in geval van een aanwezige opdrachtgever moet dit waarschijnlijk zeer uitgebreid, in geval van een bijna routinematige klus kan dit heel bondig. Als de hele projectweg is bewandeld, zijn we na de evaluatiefase een aantal ervaringen rijker geworden en kunnen, op basis van deze nieuwe ervaringen, weer nieuwe ideeën worden ontwikkeld en vervolgens worden uitgewerkt. De projectweg is dus te zien als een ontwikkelings- of leerproces en kan worden voorgesteld als een spiraalvormig slakkenhuis (zie weergave hiervan in het figuur).
55
1.1.3. Vaardigheden en taken projectmanager Bij de inbreng van de manager kan een onderscheidt gemaakt worden tussen: • Specifieke vaardigheden op het gebied van projectmanagement: Activiteiten die nodig zijn om het project te kunnen structureren en sturen, zoals het plannen, het gefaseerd sturen, het beheersen van tijd, geld enzovoort en het afstemmen van het project op de omgeving; • Algemene managementvaardigheden: Vergader- en onderhandelingsvaardigheden, het vaardig omgaan met de opdrachtgever en andere belanghebbenden, het motiveren van teamleden, het hanteren van conflicten, het oplossen van problemen, de effectiviteit van de stijl van leidinggeven, de rolverdeling binnen het team en de teamontwikkeling. De handleiding zal voor beide groepen vaardigheden tips en voorbeelden leveren.
1.2. PRODUCTGERICHTE ACTIVITEITEN (A)
1.2.1. De initiatieffase De initiatieffase is de aanloop van het project waarin de basis wordt gelegd voor de projectmatige aanpak. Aan het eind van deze fase is het de bedoeling dat bij alle betrokkenen een gelijk beeld over het projectresultaat en de aanpak is ontwikkeld. De fase wordt afgesloten met een initiatiefrapport (projectvoorstel), waarin de uitgangspunten en randvoorwaarden van het project zijn vastgelegd. Stap 1: Projectaanleiding en situatie- of probleemanalyse • Analyse van de situatie of het probleem en schets van de voorgeschiedenis en/of achtergronden van het project (hier kan onderzoek voor noodzakelijk zijn); Stap 2: Formulering probleemstelling en vraagstelling Stap 3: Formulering projectmissie (de legitimering van het project) en projectimago (de profilering van het project). Samen bepalen zij de projectstrategie. • Vaststelling doelgroep van het project; • Formulering interne doelstelling (ofwel de missie: Voor wie wil het project wàt precies betekenen?); • Vaststelling gewenste beeldvorming over het project door de doelgroep (projectimago) Stap 4: Vaststelling van pakket aan projecteisen en randvoorwaarden • Vaststellen aan welke eisen het project, gezien de doelgroep, interne doelstellingen, en bijvoorbeeld de wensen van een mogelijke opdrachtgever, aan moet voldoen;
•
Vaststellen hoe en in welke mate zaken als beschikbaar budget, tijd en faciliteiten (zoals locatie, productiemiddelen en ander voorzieningen) of de opzet van de organisatie de ontwikkeling van het project bepalen of beperken; Stap 5: Vaststelling van te realiseren product (ontwikkeling basisconcept)
• Inventarisatie van allerlei mogelijke projecten (ten bate van de doelstelling) • Afweging en keuzevorming van project • Uitkristallisatie van de vormgeving van het project Stap 6: Vaststelling van de communicatiestrategie • Vaststellen op wie de communicatie zich met name moet gaan richten en met welk doel, zoals: de overheid voor subsidie, de doelgroep ter enthousiasmering en deelname, de media voor positieve bekendheidgeving, etc. Omdat tijdens de initiatieffase het fundament voor het project wordt gelegd, kan dit gezien worden als de belangrijkste fase in het proces. Als de haalbaarheid van een project nog niet vastligt, bijvoorbeeld doordat er nog niet aan financiering of ander kritieke randvoorwaarden is voldaan, dan volgt nog een tussenstap (ook wel financieringsfase of haalbaarheidsfase genoemd) waarin deze belangrijke aspecten verder worden uitgezocht.
56
1.2.2. De voorbereidingsfase Het in de vorige fase ontwikkelde globale basisconcept wordt in deze fase uitgewerkt tot een plan of ontwerp. Een inhoudelijk plan of een ontwerp van het projectresultaat wordt gemaakt. Die inhoud van het project kan met behulp van een analyse-schema verder worden vormgegeven. Alle programmaonderdelen of deelprojecten worden uitgebreid beschreven. De resultaten van de voorbereidingsfase worden samengevat in het projectplan. Hierin staat aangegeven op welke wijze en met welke middelen alle projecttaken (de strategie) wordt uitgevoerd. Naast inhoudelijk plan of ontwerp, staan hier ook de consequenties hiervan uitgewerkt met betrekking tot de randvoorwaarden. Het projectplan bevat tevens een financieel plan (fondsenwervingplan) en een communicatieplan waarin de communicatiestrategie is opgenomen.
1.2.3. De uitwerkingsfase Deze fase is nodig om het inhoudelijke plan of ontwerp, dat in de voorbereidingsfase is ontwikkeld, praktisch te vertalen ten behoeve van de mensen die verantwoordelijk zijn voor de productie of de uitvoering. Aan het eind van de uitwerkingsfase zijn alle definitieve keuzes gemaakt en is alles zo gedetailleerd uitgewerkt dat het project zonder meer kan worden uitgevoerd. Alle productiegegevens worden vastgelegd in het productieprogramma, waarin een draaiboek is opgenomen voor de productiefase en eventueel ook al een eerste opzet van een draaiboek voor het project zelf en soms zelfs al voor de afbouw en nazorg.
1.2.4. De productiefase In deze fase wordt het project ‘geproduceerd’: alle (fysieke) voorbereidingen worden genomen, waarna het product of het resultaat van het project gerealiseerd is. Alles is klaar voor gebruik, voor het functioneren of om gepresenteerd te worden (afhankelijk van het soort project). Ten behoeve van de volgende fase wordt een functioneringsprogramma opgesteld, met daarin instructies en richtlijnen voor het gebruik, het functioneren of de feitelijke presentatie en het eventuele onderhoud van het product tijdens de gebruiksfase. Te denken valt aan draaiboeken en handleidingen voor medewerkers of gebruikers.
1.2.5. De gebruiks- of functioneringsfase Als alles goed gaat is aan het eind van deze fase het gebruik of de presentatie van het product verlopen zoals oorspronkelijk was bedoeld. De functioneringsfase kan eventueel onderverdeeld worden in deelfasen, zoals de feitelijke presentatie en de afbouw als twee deelfasen.
57
1.2.6. De evaluatiefase Na elke fase heeft een tussenevaluatie plaatsgevonden. Op basis van het beslisdocument als faseresultaat was bijsturing mogelijk. Elk project moet echter ook worden afgesloten met een eindevaluatie, waarbij onder andere gekeken wordt naar: a. De doelgroep (is deze bereikt?); b. Het resultaat of product (functioneert het -zoals bedoeld-? Heeft het product het gewenste effect opgeleverd?; c. De gevolgde werkwijze (voldeed de aanpak?) d. De beheersaspecten (hebben de beheergerichte activiteiten, zoals planning, budgetteren en organiseren ertoe bijgedragen dat het budget niet is overschreden, deadlines zijn behaald, taken door iedereen op de gewenste wijze zijn volbracht?) e. De samenwerking tussen betrokkenen (verliep deze naar wens?) De evaluatie, afgesloten met een evaluatieverslag, levert ervaringsgegevens op voor volgende projecten. Hiermee kan een blauwdruk gemaakt worden van het projectproces als eventuele handleiding voor een volgende gelegenheid.
1.3. COMMUNICATIEVE ACTIVITEITEN (B1) Communicatie heeft – net als alle andere onderdelen van een organisatie- de taak om bij te dragen aan het bereiken van de doelstellingen van de organisatie. Het communicatiebeleid is altijd gebaseerd op de visie en doelstellingen van de organisatie, vastgelegd in de missie statement in het organisatiebeleid. Die visie, de bestaansgrond van de organisatie, is het uitgangspunt voor alle communicatie van de organisatie, zowel extern als intern.
1.3.1. De communicatiestrategie Voordat ook maar één communicatieactiviteit genomen wordt, moeten drie fundamentele vragen duidelijk zijn: 1. Wie wil de organisatie zijn? Of wat wil het project betekenen voor wie? Met deze gewenste identiteit, of missie, positioneert de organisatie of het project zich ten opzichte van andere aanbieders; 2. Hoe wilt de organisatie dat de publieksgroepen haar (project) zien? Met dit gewenst imago profileert de organisatie of het project zich. Gedegen kennis van (het gedrag van) de verschillende publieksgroepen is noodzakelijk om dit gewenste imago ook te kunnen bewerkstelligen; 3. Omdat subsidiegevers zeer belangrijk zijn voor het totstandkomen van het product, moet voor deze publieksgroep specifiek de vraag gesteld worden: Hoe ziet de eventuele subsidiegever het project, en in hoeverre sluit ons beleid hier op aan? Hier gaat hier om de legitimering.
1.3.2. Overige stappen in het communicatieve proces Stappen in de communicatie bij projecten: 1. Bepaling communicatiestrategie: Met wie moet waarover, met welk doel, worden gecommuniceerd? De drie vragen uit de vorige paragraaf omvatten de communicatiestrategie 2. Bepaling communicatieplan (en eventueel fondsenwervingsplan): Op welke wijze en met welke middelen kunnen wij onze communicatiestrategie uitvoeren? Met welke promotiemix (betaalde publiciteit) en public relation-mix (onbetaalde publiciteit)?
58
3.
Bepaling en uitvoering communicatieactieplan (en fondsenwervingsplan): Wie gaat wanneer, welke concrete promotie- en pr-activiteiten, met welke middelen uitvoeren?
Verder behoren tot communicatieve activiteiten onder meer het verzorgen van een opening of première, persconferenties, persberichten, fondsenwerving inclusief het zoeken naar mogelijke cliënten en sponsors, eventuele marktonderzoeken of -verkenningen (als check vooraf of er behoefte is aan een project) en evaluatieve publieksonderzoeken (vond men het project geslaagd en wat kan er beter?)
1.4. BEHEERSGERICHTE ACTIVITEITEN Projecten gaan vaak gepaard met grote onzekerheden. Op veel vragen kan bij de start van een project nog geen antwoord worden gegeven. Hoeveel gaat het project kosten, hoe hoog worden de inkomsten, is het project wel haalbaar, zijn de nodige mensen en middelen wel op tijd beschikbaar, halen we de vereiste kwaliteit?
1.4.1. De zes beheersaspecten Om een succesvol resultaat te waarborgen, is naast een productgericht proces ook een beheersgericht proces noodzakelijk op de volgende zes beheersaspecten: 1. Tijdbeheersing De voortgang van de projectactiviteiten wordt bewaakt en deadlines behaalt, bijvoorbeeld door tijdsplanningen, draaiboeken en 'te doen'-lijstjes; 2. Geldbeheersing: Raming van projectkosten wordt omgezet in budget, het kostenverloop wordt bewaakt, projectkosten blijven binnen het beschikbare budget (eventueel door tussentijdse bijsturing) of er wordt aanvullende financiering geregeld; geplande opbrengsten of financieringen (en eventueel rendement) worden gehaald; 3. Faciliteitenbeheersing Facilitaire eisen worden geformuleerd, op tijd wordt beschikt over facilitaire voorzieningen die noodzakelijk zijn voor het realiseren van het projectresultaat, zoals: de locatie, technissche apparatuur, catering, bewaking, schoonmaak, transport of vuilafvoer (inclusief de noodzakelijke aansluitingen, vergunningen, verzekeringen, contracten, etc.); 4. Kwaliteitbeheersing Het vooraf vaststellen van kwaliteitsnormen en eventuele kwaliteitsprocedures ter beoordeling van kwaliteit en het tussentijds bewaken ervan, zorgt dat het kwaliteitsniveau zoals gewenst is en alle projectactiviteiten de doelstellingen behalen, de kwaliteit van het eindproduct voldoet aan de kwaliteitseisen van de eventuele opdrachtgever of subsidiegever; 5. Informatiebeheersing De juiste projectinformatie is op het juiste moment op de juiste plek. Projectactiviteiten worden eenduidig uitgevoerd, en projectresultaten eenduidig geformuleerd. De (juiste versie) van beslisdocumenten, besprekingsverslagen en andere informatiedragers zijn op de juiste tijde en plaats beschikbaar, de distributie van de informatiedragers is geregeld (bijvoorbeeld via e-mail); 6. Organisatiebeheersing Iedereen in elke fase weet wat zijn of haar taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden zijn, de communicatie en samenwerking tussen de mensen die bij een project zijn betrokken verloopt goed.
1.4.2. Het beheersgericht proces in vier fases Het beheersen van iets, of het nu gaat om geld, tijd of iets anders, is eenvoudig. Net als het ontwikkelingsproces van een project, verloopt ook het beheersproces in stappen. Namelijk: 1.
Het plannen Aan het begin van het beheersproces, in de initiatieffase, moeten uitgangspunten of normen worden vastgesteld voor elk van de zes beheersaspecten, eventueel met de nodige marges;
59
2. 3.
4.
De feitelijke uitvoering Tijdens de uitvoering wordt tijd besteed, geld uitgegeven, kwaliteit gerealiseerd, etc; De voortgangscontrole Tijdens, en na afloop van elke fase moeten de tot dan toe gerealiseerde resultaten, met hun consequenties voor de beheersaspecten, getoetst worden aan de hand van de in de initiatieffase opgestelde normen, uitgangspunten en randvoorwaarden; Het trekken van conclusies het bijsturen Wanneer tijdens de voortgangscontrole afwijkingen worden geconstateerd, moet de oorzaak worden achterhaald en worden bijgestuurd. Ofwel door de voortgang van het project aan te passen (bijvoorbeeld minder dure keuzes), ofwel door de randvoorwaarden aan te passen (bijvoorbeeld extra financiering).
1.5. BESLUITVORMING OP BASIS VAN BESLISDOCUMENTEN (C) Normaliter wordt aan het eind van elke fase van een project gemarkeerd door een beslisdocument, dat de voortgang van de volgende fase bepaalt. Dit zijn in chronologische volgorde: het initiatiefrapport (of projectvoorstel), het projectplan, het productieprogramma en het functioneringsprogramma (zie ook paragraaf 1.2). Ter afronding van het project worden ook nog de financiële eindafrekening en het evaluatieverslag gemaakt. De beslisdocumenten bewaken het proces en gelden, zeker in geval er voor een opdrachtgever gewerkt wordt, als duidelijke terugkoppeling die bijsturing mogelijk maakt. Als er geen opdrachtgever is, of de projectleider om andere redenen zelf de beslissing kan nemen over het doorgaan naar de volgende fase, zal er minder sprake zijn van een beslissingsdocument bij het overgang naar de volgende fase. De fases lopen dan waarschijnlijk natuurlijker in elkaar over.
60
1.6. CONCLUSIES TEN AANZIEN VAN EEN PROFESSIONELE PROJECTAANPAK
1.6.1. De verantwoordelijkheden van de Kinderprogrammeur bij de vier processen De Kinderprogrammeur organiseert het Haarlemmerhoutfestival in nauwe samenwerking met de andere acht leden van het Multiplexteam, die ieder een heldere taak van het festival verzorgen. De kinderprogrammeur is verantwoordelijk voor de ontwikkeling en totstandkoming van het theaterprogramma voor kinderen. Kijkt men naar de vier processen die bij het ontwikkelen van projecten een rol spelen, dan ligt in de taken van de Kinderprogrammeur de nadruk op het productgerichte proces (A). De meeste werkzaamheden hebben ten slotte de inhoudelijke invulling van de programmering ten doel. Wat betreft het communicatieve proces (B1) ligt het grootste deel van de communicatieve taken, zoals perscontacten en andere publicitaire werkzaamheden, op het bord van de twee publiciteitsmedewerkers. De communicatieve werkzaamheden die noodzakelijk zijn voor het verkrijgen van de financiële middelen liggen ook op het bord van twee andere Multiplexers. Hetzelfde geldt bij het beheersgerichte proces (B2): het verkrijgen van de middelen (met name geld en facilitaire middelen zoals de locatie, het podium, stroom en licht en geluid) voor het theaterprogramma voor kinderen wordt niet door de Kinderprogrammeur zelf, maar door andere Multiplexers geregeld. Dit betekend niet dat de Kinderprogrammeur geen communicatieve of beheersgerichte activiteiten uitvoert. Het succesvol organiseren van het festival staat of valt bij de mate (en wijze) van overleg, samenwerking en afstemming van taken tussen de individuele leden van het Mutliplexteam. Het goed in de gaten houden van, en anticiperen op het zakelijke proces (B: communicatie en beheer samen) is dus ieders verantwoordelijkheid. Zo is het verstandig dat de Kinderprogrammeur meedenkt en zoekt naar extra publicitaire mogelijkheden voor het kinderprogramma. Ook kan hij/zij zelf extra financiële mogelijkheden creëren (zoals kleine sponsoring of korting op een act) wanneer het budget ontoereikend is voor wat de programmeur wenst neer te zetten. In de handleiding worden tips gegeven hoe de Kinderprogrammeur deze zakelijke voortgang kan sturen en bewaken. Tot slot het besluitvormingsproces (C). De Kinderprogrammeur van Multiplex werkt, net als de andere Multiplexers, zeer zelfstandig en heeft grote bevoegdheid zelf beslissingen te nemen over zowel de werkwijze als programmeringskeuze. Vergaderingen helpen dat in elke ontwikkelingsfase van het festival, alle onderdelen op elkaar worden afgestemd. Omdat er niet sprake is van een opdrachtgever die de ontwikkelingsvoortgang zou willen controleren, zijn uitgebreide beslisdocumenten niet noodzakelijk. Deze papiere verslaglegging zou bovendien misschien te veel tijd vergen van de vrijwilliger. Om de voortgang van de eigen werkzaamheden, en afstemming daarvan op die van anderen, te bewaken is het wel verstandig om de werkzaamheden in duidelijke fases in te delen en aan het eind van sommige fases een bondig beslisdocument te maken.
61
1.6.2. Ontwikkelingsfases Kinderprogrammering De Kinderprogrammeur ontwikkelt een programma (het theaterprogramma voor kinderen) als onderdeel van een evenement (het Kinderfestival op het Haarlemmerhoutfestival), dat al reeds bijna twintig keer is georganiseerd. Over de uitgangspunten, doelgroepen, doelstellingen en werkwijze die Multiplex bij de organisatie van het Haarlemmerhoutfestival en het Kinderfestival hanteert, over de randvoorwaarden van het project, is dus al een heleboel bekend (zie hoofdstuk 2). Hiermee is de initiatieffase, waarmee projectontwikkeling altijd begint, al afgesloten. De handleiding dient gedeeltelijk dan ook als beslisdocument (afrondingsdocument) van de initiatieffase. Wat volgt zijn de volgende vier projectfases: I.
De oriëntatie- of voorbereidingsfase (september - februari) In deze fase brainstormt de Kinderprogrammeur over hoe hij/zij de programmering dit jaar vorm wil geven en oriënteert zich op het theateraanbod voor kinderen in Nederland en de mogelijkheden, bijvoorbeeld binnen het budget;
II.
De uitwerkings- of productiefase (maart – 3e week van juni) De acts worden geboekt en het programma vastgelegd, publicitaire informatie wordt verzameld en doorgegeven, alle voorwaarden tot een daadwerkelijk optreden (zoals de beschikbaarheid van apparatuur) worden verzorgd, draaiboeken voor de op- en afbouw en het festival zelf worden opgesteld;
III.
De uitvoeringsfase (2e week juni - één dag na het festival) Het festival wordt opgebouwd, gehouden en afgebouwd;
IV.
De nazorg-/evaluatiefase. (na het festival – uiterlijk half juli) Financiële afhandeling artiesten en eigen kosten, communicatieve afhandeling (bv. bedankbriefjes), het festival, doelstelling, werkwijze, etc. wordt geëvalueerd, de handleiding (blauwdruk voor de volgende keer) wordt hierop aangepast.
In de handleiding worden taken en verantwoordelijkheden per fase nader omschreven en ook in schema opgenomen. Per fase worden tips gegeven over de verschillende organisatiefacetten, zoals communicatie met acts, het opstellen van contracten of de punten van evaluatie.
1.6.3. Vaardigheden van de Kinderprogrammeur De handleiding zal vooral structurering en ondersteuning bieden bij de specifieke taken die de Kinderprogrammeur uitvoert ter realisering van de programmering, tevens wordt kort ingegaan op meer algemene vaardigheden zoals onderhandelingsvaardigheden, motiveren van teamleden, het oplossen van problemen, etc.
62
Hoofdstuk 2:
ORIENTATIE OP DE ORGANISATIE
INLEIDING In 1985 werd de stichting Multiplex opgericht. Deze oprichting was het resultaat van een multicultureel festival “Allemaal Haarlemmers” dat in 1983 in de Egelantier in Haarlem plaatsvond en een festival dat een jaar later voor het eerst in de Haarlemmerhout werd gehouden. Deze festiviteiten, een initiatief van een Turkse opbouwwerker en verschillende buurthuiswerkers uit de Haarlemse Frans Hals-buurt, waren zo'n succes dat men de organisatie voor een dergelijk festival wilde structureren. Dit hoofdstuk gaat dieper in op Stichting Multiplex als organisatie, en op de verschillende activiteiten die zij organiseert waarvan het Haarlemmerhoutfestival de voornaamste is. De derde paragraaf gaat specifiek over het Kinderfestival en de theaterprogrammering die daar onderdeel van uitmaakt.
2.1. STICHTING MULTIPLEX
2.1.1. Missie en uitgangspunten van de organisatie Multiplex meent dat elke samenleving dus ook de onze, kunstenaars nodig heeft om te vertolken wat de staat is van de maatschappij, om mogelijkheden te bieden tot een breder denken. Kunst is een middel dat onvermoede en soms onbekende kanten van (de multiculturele) samenleving voor het voetlicht zet. Multiplex ziet het als haar missie om in onze gemengde samenleving meer mensen kennis te laten maken met deze zaken om nieuwe gedachtegangen en belevingen mogelijk te maken. Stichting Multiplex wil zich vooral bezig houden met podiumkunst die het resultaat is van de invloed die het leven met verschillende culturen, in zowel onze directe omgeving als de wereld, op ons heeft. Vooral wanneer deze kunst terloops ontstaat als inspiratie van de (podium)kunstenaar die nieuwe expressies creëert vanuit zijn talent, gevoed door wie hij is, waar hij vandaan komt en waar, hoe en met wie hij leeft. Dit doet Multiplex door zowel de onvermengde, originele cultuuruitingen te presenteren als interessante nieuwe stijlen in muziek, dans en theater. Deze nieuwe stijlen ontstaan waar mensen van verschillende culturele achtergrond samenwerken of geïnspireerd raken door het brede aanbod wat hen omringt. In een "krimpende" wereld, waarin althans de culturele grenzen steeds meer vervagen, worden wij cultureel beïnvloed door de "global village", de wereld in een notendop.
2.1.2. Doelstelling van de organisatie Stichting Multiplex stelt zich ten doel middels het organiseren van verschillende activiteiten een breed publiek de rijkdom en de vanzelfsprekendheid van de multiculturele samenleving te laten zien en ervaren. Deze activiteiten confronteren de mensen soms terloops en vrolijk. Soms ook heel direct.
2.1.3. Activiteiten en werkwijze Eens per jaar in de derde week van juni organiseert Multiplex het multiculturele Haarlemmerhoutfestival in het park de Haarlemmerhout te Haarlem. Alle activiteiten die verder worden opgezet, worden zoveel mogelijk toegeleid naar het festival als hoogtepunt. Tijdens het festival presenteert Multiplex een verassend en vernieuwend programma. Hierin krijgt vooral die podiumkunst de ruimte waarin muzikanten en/of theatermakers gebruik maken van multiculturele invloeden als inspiratie voor nieuwe muziek- en theatervormen of nieuwe benaderingen van hun muziek of voorstellingen.
63
Andere voorbeelden van producties die door, of in samenwerking met, Stichting Multiplex tot stand zijn gekomen zijn ‘Het grenzeloze lied’, de Culturele gids voor Migrantenkunstenaars en onderwijsprojecten. Uitgebreidere informatie over het Haarlemmerhoutfestival en andere activiteiten van Multiplex is te vinden in respectievelijk de tweede en derde paragraaf van dit hoofdstuk. In de ontwikkeling en uitvoering van alle activiteiten zoekt Stichting Multiplex samenwerking met tal van partners, dat als belangrijkste voordelen heeft: het bereik van een brede doelgroep, en gedeelde expertise, werkzaamheden en kosten. Deze samenwerkingspartners zijn veelal maatschappelijke organisaties op de terreinen van derde wereld, milieu, migranten, onderwijs en educatie. Ook wordt veel samengewerkt met bestaande culturele podia en organisaties. Actuele thema's, zoals bijvoorbeeld een internationale Wereldvrouwenconferentie, kunnen bij de ontwikkeling van een activiteit als thematische leidraad dienen. De activiteiten van Multiplex worden bekostigd met subsidies van de gemeente Haarlem en de provincie NoordHolland, fondsengelden (onder meer het Anjerfonds, VSB en het Haarlems muziekfonds) en (locale/regionale) sponsoring. Het budget is echter geen vetpot voor hetgeen Multiplex wil bewerkstelligen, en zou zeker ontoereikend zijn als niet gewerkt werd vanuit een vrijwillige basis en het actief aangaan van samenwerkingsverbanden. Multiplex blijft op zoek naar andere manieren tot het creëren van financiële ruimte zoals projectsubsidies en een beter sponsorbeleid.
2.1.4. Organisatiestructuur Multiplex is een platte organisatie, draaiend op vrijwilligers. De organisatiestructuur is die van een klein egalitair werkend team van 9 personen die vanuit tamelijk autonoom functionerende deeldisciplines het festival tot stand brengen. De taakverdeling is: Voorzitterschap, vrijwilligerscoördinatie, contact overheid en samenwerkingspartners (1 persoon); Financiën, penningmeesterschap (1 persoon); Muziekprogrammering, techniek en muziekprojecten (1 persoon); Kinderfestival: coördinatie buitenactiviteiten en samenwerking met PABO en Scouting (1 persoon); Kinderfestival: theaterprogrammering en projecten (1 persoon); Publiciteit (2 personen); Infrastructuur, inclusief vergunningen (1 persoon); Coördinatie programmering Migrantenpodium, subsidies, markt en muziekprojecten (1 persoon). De autonome werkwijze vraagt een grote mate van zelfstandigheid en daadkracht van de teamleden, die naast het tijdig bewerkstelligen van hun eigen taken, goed oog moeten hebben voor de onderlinge samenhang en voor noodzakelijke onderlinge communicatie en afstemming. Vanaf de opbouw van het festival wordt het Multiplex team bij de uitvoering van werkzaamheden voor het Haarlemmerhoutfestival gesteund door de inzet van ruim 100 vrijwilligers.
64
2.2. HET HAARLEMMERHOUTFESTIVAL Inleiding Al achttien jaar organiseert Multiplex in Haarlem het jaarlijks terugkerende Haarlemmerhoutfestival. Het festival is gratis toegankelijk en biedt een mondiaal, cultuurrijk programma voor jong en oud. Vanaf de eerste editie van het festival in 1983 staat de presentatie van zowel oorspronkelijke podiumkunsten als van interessante nieuwe stijlen in muziek, dans en (kinder)theater centraal. Naast het podiumaanbod (op Noord- en Zuidpodium, Troubadourpodium, Migrantenpodium en in de theatertent) is er op het festival een culinaire markt , een informatiemarkt en voor de jonge bezoeker een speciaal Kinderfestival met naast theater allerlei spelletjes en activiteiten. Op het Haarlemmerhoutfestival kan je zien, proeven, voelen en horen. Dit jaar zal, net als andere jaren weer op de derde zondag van juni, op 16 juni 2002 de e Haarlemmerhout van 12.00 tot 19.00 uur het swingende toneel zijn voor het 19 Haarlemmerhoutfestival. Inmiddels trekt het festival jaarlijks over de 15.000 bezoekers en heeft 5 podia waarop en rondom alles plaatsvindt. Hiermee is het Haarlemmerhoutfestival uitgegroeid tot een van de grootste evenementen in Haarlem en Noord-Holland. Het ongedwongen karakter heeft het bij de groei weten te behouden.
2.2.1. Doelstellingen van het Haarlemmerhoutfestival Hoofddoel van het festival is zo goed als gelijk aan die van de organisatie: Middels de organisatie van verschillende culturele activiteiten (dans, muziek, theater) een breed publiek uit regio Haarlem en NoordHolland op laagdrempelige en ongedwongen wijze een belevenis mee te geven, waarin zij de rijkdom èn vanzelfsprekendheid van de multiculturele samenleving zien en ervaren. Anno 2002 liggen de praktische doelstellingen of uitgangspunten van het Haarlemmerhoutfestival als volgt: • Het festival moet voor een ieder laagdrempelig zijn, ook en juist voor mensen die anders niet snel met kunst- en cultuuruitingen in aanraking komen; • Zowel kleine als grotere acts moeten de ruimte krijgen; • De programmering voorziet in optredens waarbij de muzikanten en/of theatermakers gebruik maken van multiculturele invloeden als inspiratie voor nieuwe muziek- en theatervormen of nieuwe benaderingen van hun muziek of voorstellingen; • Er moet in het programma aandacht uitgaan naar expressies door migrantgroepen, met daarin aandacht voor nieuwe ontwikkelingen binnen diverse migrantenculturen ter bevordering van emancipatie en kennismaking; • Samenwerkingsverbanden met bestaande en gevestigde podia en instellingen in en rond Haarlem moeten op gecontroleerde en beheerste wijze worden gerealiseerd en uitgebreid; • Middels creatieve wijze moeten extra financiën gegenereerd worden die de gaten in de begroting weten te dichten (met name publiciteit en infrastructuur) en verdieping en uitbreiding van de programmering mogelijk maken.
2.2.2. Werkwijze en methodieken Een toegankelijk festival voor een breed publiek Het festival wordt voor een breed publiek aantrekkelijk gehouden door de programmering veel in sandwichformule te brengen. Dit houdt in dat toegankelijke en bekendere (populaire) programmering afgewisseld wordt met wat minder bekende en lastigere stijlen.
65
Het festival wordt verder laagdrempelig gehouden door gratis toegankelijkheid (mogelijk door een volledig onbezoldigd werkende organisatie) en door het bewust creëren van een ongedwongen gemoedelijke sfeer tijdens het festival. Keuzes hierbij zijn bijvoorbeeld het niet plaatsen van hekken rond het festivalterrein en de opstelling van de programmering en podia die mensen zowel vluchtig, al ‘zappend’, als bewust om het aanbod kunnen bezoeken. Het in de hand houden van verdere groei van het festival (ontwikkeling van de programmering, met een gestage, doch rustige bezoekersgroei) is een andere maatregel ter bescherming van het festivalkarakter. Op dit moment kan het festival 20.000 bezoekers aan. Verbreding en uitbreiding van de bezoekers(aantallen) en van het aanbod wordt vooral gezocht in een verbreding en verdieping via samenwerkingsverbanden. Deze zijn de afgelopen jaren dan ook uitgebreid. In 2002 wordt samengewerkt met diverse podia en instellingen waaronder Toneelschuur, PABO, Concertgebouw en Migrantenplatform, maar ook Scouting en Muziekschool worden betrokken. Sinds 2 jaar is ook een start gemaakt met samenwerking met beeldend kunstenaars op en rond het festival.
Een plek voor vernieuwing en traditie, voor groot en klein talent Tijdens het festival staan op het Noord- en het Zuidpodium grote namen in de wereldmuziekscène geprogrammeerd. Bij elk optreden is duidelijk een spanningsveld tussen traditie en vernieuwing waar te nemen. De troubadourstent is een gemoedelijk klein podium voor éénmansformaties. Hier deelt de artiest in een intieme sfeer zijn liederen met het publiek.
Samenwerking met migrantenorganisaties Om migrantengroepen te ondersteunen bij hun emancipatoir proces is er een speciaal amateur migrantenpodium, waar minder strenge eisen aan authenticiteit en vernieuwing worden gesteld. Hier kan ook folklore de ruimte krijgen. In nauwe samenwerking met het Migrantenplatform (een koepelorganisatie voor verschillende migrantenorganisaties uit Noord-Holland) wordt op het Mirgrantenpodium een programma geboden waarmee met ontwikkelingen in diverse migrantenculturen kan worden kennisgemaakt. Tevens kunnen migrantenorganisaties het Haarlemmerhoutfestival natuurlijk onder hun eigen doelgroep bekendheid te geven.
Samenwerking met PABO, scholen en de Scouting Het Kinderfestival is een deel van het festival waar zowel hoogwaardig kindertheater te zien is, als allerlei activiteiten in samenwerking met de PABO Haarlem te beleven zijn. In een veilige omgeving kunnen kinderen via gratis workshops kennismaken met verschillende culturen. PABO-studenten kunnen door de ontwikkeling, uitvoering en begeleiding met de werkzaamheden studiepunten verdienen. De coördinatie geschiedt vanuit Multiplex.
Samenwerking met culturele podia en instellingen Verder programmeren Concertgebouw/Schouwburg, Patronaat en Toneelschuur speciaal op het festival toegesneden activiteiten met muziek, dans, theater en film, die zowel op het festivalterrein als op de eigen locatie plaats kunnen vinden.
Speciale projecten Speciale projecten bieden bij uitstek de mogelijkheid tot zowel financiële verruiming (projectsubsidies) van het budget als het bieden van een heel speciaal, vernieuwend aanbod. Op het Haarlemmerhoutfestival 2002 vinden een viertal speciale projecten plaats. Dit zijn: • De muzikale cross-over workshop 'wereldmuziek, jazz en improvisatie'; • Het bewegingsproject ‘Van sport tot dans’ met Tango, olieworstelen en Capoeira; • De fotografieworkshop voor 100 kinderen ten tijde van het festival • De slotact van alle artiesten gezamenlijk op het podium, gecomponeerd door jazzfluitist Ronald Snijders.
66
2.2.3. Werkwijze van het Multiplex team De planning valt uiteen in twee duidelijk gescheiden delen. De eerste helft van het seizoen (eind augustus – eind januari) wordt gestart met een evaluatiebijeenkomst die dient als herbezinning op missie, uitgangspunten en werkwijze van Multiplex. De rest van de vergaderingen in deze periode bevatten steeds een algemeen deel en een themadeel. Tijdens het algemene deel worden lopende zaken besproken en tijdens het themadeel komt telkens een ander festivalonderdeel uitgebreid aan bod, zoals financiën, muziekpodia, kinderfestival of infrastructuur. In deze periode komt het team gemiddeld één keer in de maand bijeen. Overig overleg geschiedt onderling telefonisch, per mail of anderszins. De tweede helft van het seizoen (vanaf februari tot na het festival: eind juni) wordt allengs steeds frequenter vergaderd en worden de bijeenkomsten steeds concreter naarmate het festival dichter bijkomt. Vanaf de laatste twee weken voor het festival worden de draaiboeken ontworpen, is er een vrijwilligersbijeenkomst en worden de puntjes op de i gezet. Het seizoen wordt afgerond met een evaluatie van het festival eind juni.
2.2.4. Mogelijkheden en beperkingen bij de programmering De mogelijkheden van de programmering worden beperkt door een uiterst minimaal budget en de situatie op het veld. Bij de theatertent kunnen kinderen vrijelijk de tent in- en uitlopen, de theatertent is niet licht- en geluidsdicht, en de technische en podiumspecificaties zijn van alle podia redelijk eenvoudig te noemen. Een voorstelling met daarin film of dia’s zou bijvoorbeeld niet tot zijn recht komen, en ook is een enorme aankleding van het decor, een grote speelruimte of ingewikkeld lichtplan niet mogelijk. Dergelijke voorstellingen zijn geschikt in een theater, niet in een tent of podium op een buitenfestival. In sponsorwerving is nog geen enkele Multiplexer echt sterk geweest, misschien ook door het niet-commerciële en ideële karakter van de activiteiten van organisatie dat de sponsorkeuze beperkt (geen 'foute' multinationals) en door beperkte beschikbare tijd van de vrijwilligers. Structureel ontvangt het festival net iets te weinig financiering, dat ze nu door middel van projectsubsidies op extra projecten probeert recht te trekken. De open indeling op het veld in de Haarlemmerhout, en de ongedwongen sfeer en gratis toegang vormen juist weer kansen voor het festival. Het bereikt op deze wijze met haar programma ook een publiek dat het theater slecht zelden (tot niet) weet te vinden.
2.3. HET KINDERFESTIVAL MET DE THEATERPROGRAMMERING Inleiding Het Kinderfestival is het programma-onderdeel op het Haarlemmerhoutfestival, speciaal bedoeld voor de jonge bezoeker in de leeftijd van 4 – 12 jaar. Een duidelijk gedeelte van het festivalterrein is gereserveerd voor de kinderactiviteiten. Op de festivaldag vinden in de circustent op het terrein tussen 12.00 en 17.00 uur minimaal 3 professionele theatervoorstellingen plaats. Deze programmering kan eventueel naar buiten de tent worden uitgebreid. Buiten de tent vinden verder workshops plaats, georganiseerd door de Pabo Haarlem en de Scouting, waar kinderen vrijblijvend aan mee kunnen doen. Te denken valt aan kettinkjes maken, schminken, marshmallows barbecuen, insecten kijken onder de microscoop, etc.
67
2.3.1. Doelstelling en uitgangspunten Kinderfestival Voor het Kinderfestival gelden globaal dezelfde doelstellingen en uitgangspunten als voor het hele festival. Specifiek voor de jonge doelgroep en het Kinderfestival luidt de doelstelling: Ten minste 5000 kinderen in de leeftijd van 4 tot 12 jaar, een zinvol dagprogramma bieden waarin zij middels een hoogwaardig intercultureel theateraanbod en originele en fantasierijke activiteiten, op een natuurlijke, laagdrempelige en ontspannen wijze kennismaken met de verrijking die deze multiculturele samenleving in tal van uitingen biedt.
2.3.2. Doelgroep De bezoekerssamenstelling van de kinderen ziet Multiplex het liefst zo divers mogelijk, waarbij kinderen tussen de 4 en 12 jaar uit alle Haarlemse en Noord-Hollandse gemeenten worden bereikt, en met name ook die kinderen en hun ouders die slecht zelden (zoal nooit) het theater bezoeken.
68
2.4. OVERIGE ACTIVITEITEN VAN MULTIPLEX
2.4.1. Het grenzeloze lied Overal ter wereld wordt gezongen en overal ter wereld worden gedichten geschreven. In de moderne westerse cultuur zijn die disciplines vaak gescheiden, terwijl elders muziek, literatuur, theater en dans vaak naadloos verweven zijn. Hoe groot de verschillen tussen de verschillende culturen ook zijn, bepaalde thema's blijken steeds weer terug te komen. Overal en in alle tijden, met name: de liefde (of dat nu om de begeerte of het verlies van een geliefde gaat), de dood (hoewel men daar in de Westerse amusementsmuziek wat meer moeite mee blijkt te hebben, wordt er wereldwijd veel over gezongen), en natuurlijk God (in directe vorm of soms abstracter als het 'lot' of het 'onbegrijpelijke'). In dit project heeft Multiplex, in nauwe samenwerking met journalist Peter Bruijn, met vijf singer-songwriters/troubadours uit evenzoveel culturen een programma samengesteld onder de titel 'Het grenzeloze lied'. Zowel op het podium als in de vorm van een cd + boekje. Doel was om de verschillen, maar vooral ook overeenkomsten tussen de verschillende troubadours/culturen te laten zien en horen. De presentatie en 'aftrap' van het project vond plaats op het Haarlemmerhoutfestival 1999. De concerten worden nu, in 2002 nog steeds gehouden.
2.4.2. Projecten met bestaande podia In de jaren '80, toen het aanbod van wereldmuziek op de diverse (Haarlemse) podia nog niet van zelfsprekend was, is er bewust getracht de podia met wereldmuziek te "infiltreren". Een voorbeeld hiervan is het optreden van Ahmed Kaya op Bevrijdingspop in 1991. Dit was een enorm succes. Meerdere malen heeft daarna een 'wereldartiest' van naam op het Bevrijdingspop podium gestaan. Een recenter voorbeeld van de gevolgen hiervan is de serie 'Muziek van ver' waarin artiesten vanuit diverse hoeken van de wereld hun bijzondere repertoire kunnen tonen op de podia van Het Concertgebouw en Het Patronaat.
2.4.3. Culturele gids voor migrantenkunstenaars In 1997 heeft Multiplex de samenstelling van een regionale adressengids van migranten- kunstenaars, muzikanten, -theatermakers en culturele organisaties gerealiseerd. Deze gids is verspreid onder festivalorganisatoren, podia, welzijnsorganisaties en geïnteresseerden. Met deze service wil Multiplex de aandacht vestigen op een grote groep kunstenaars die voor concert- en festivalorganisatoren niet altijd goed zichtbaar is.
2.4.4. Onderwijs Sinds 1986 bestaat er een inspirerende samenwerking tussen de PABO Hogeschool Haarlem en Multiplex. Zo heeft Multiplex voor de PABO- studenten een training georganiseerd waarin door Edu Dumassy, onderwijskundige gespecialiseerd in transcultureel onderwijs, gastcolleges werden gegeven. Eerstejaars studenten van de PABO kunnen studiepunten "verdienen" door het voorbereiden en uitvoeren van workshops op het Haarlemmerhoutfestival en het geven van speciaal hiervoor ontworpen lessen op hun stagescholen.
2.4.5. Migranten In samenwerking met migrantenorganisaties en het Regionaal Centrum Buitenlanders is in 1992 in het Concertgebouw Haarlem een succesvol Turks Songfestival georganiseerd. In samenwerking met het Migrantenplatform Noord-Holland komt elk jaar de muziekprogrammering van het Mirgrantenpodium tot stand.
69
2.4.6. Literatuur In samenwerking met de Novib en het Frans Halsmuseum zijn in 1989 een aantal gerenommeerde schrijvers, waaronder Buchi Emecheta, Nigeria en Nuruddun Farah, Somalië, uitgenodigd voor het symposium Cultuur over Grenzen.
70
2.5. CONCLUSIES TEN AANZIEN VAN DE ORGANISATIE EN HAAR ACTIVITEITEN
2.5.1. Een interculturele kinderprogrammering De Kinderprogrammering moet passen bij de multiculturele optiek van stichting Multiplex, vastgelegd in haar missie en doelstelling (paragraaf 2.1.1. en 2.1.2). Dit betekent dat het programma inhoudelijk zo moet zijn samengesteld dat het de kinderen kennis laat maken met verschillende culturele aspecten uit onze samenleving. Deze cultuuruitingen in het programma hoeven niet persé letterlijk afkomstig te zijn, of te zijn overgenomen uit een bepaalde cultuur (de Hollandse, Turkse, Surinaamse cultuur, etc.), maar heeft wel raakvlak met verschillende culturen. Het liefst wordt er in het programma meer gepresenteerd dan losse stukjes ‘authentieke’ cultuur en is er sprake van communicatie tussen mensen (spelers en publiek) van verschillende achtergrond, dat leidt tot nieuwe producten, gedachtegangen of belevingen.
2.5.2. Kennis van de organisatie en taakverdeling binnen het team Voor de vormgeving van het programma en voor de communicatie naar buiten is het belangrijk dat ieder teamlid voldoende op de hoogte is van de missie, doelstellingen, activiteiten en werkwijze van Stichting Multiplex. De Kinderprogrammeur moet weten uit welke onderdelen het Haarlemmerhoutfestival nog meer bestaat, wie voor welk onderdeel verantwoordelijk is, welke samenwerkingsverbanden er zijn en hoe de programmering er globaal uit komt te zien. Vandaar dat de eerste paragrafen van dit hoofdstuk grotendeels als bijlage in de handleiding terugkomen. Het is voor elk teamlid van Multiplex tevens noodzakelijk goed op de hoogte te zijn van wat ieders taak is binnen het team, en actief te bewerkstelligen dat er een goede afstemming is en blijft zodat de organisatie optimaal kan verlopen. In de handleiding wordt als bijlage een “WHO is WHO opgenomen met functies, verantwoordelijkheden, namen en adressen. Zodat er overzicht is op bij wie welke verantwoordelijkheid ligt en met wie gecommuniceerd moet worden voor het bereiken van een bepaald doel. In de handleiding zal tevens een stukje over de samenwerking geschreven worden.
2.5.3. Kennis van het Kinderprogramma Het Kinderprogramma vormt een onderdeel uit het totale programma op het Haarlemmerhoutfestival. De doelstellingen en uitgangspunten die het hele festival gelden (paragraaf 2.2.1.) dienen dus ook als uitgangspunten voor het Kinderfestival. Deze uitgangspunten worden dan ook vooraan opgenomen in de handleiding. Belangrijk is ook dat de Kinderprogrammeur weet wat er de andere jaren op het Kinderfestival is gedaan, welke acts hebben gespeeld, eventueel welke spelers hieraan mee deden en via welke impresario de acts waren geboekt. Op basis van deze gegevens kan besloten worden opnieuw contact op te nemen met een toneelgezelschap of impresariaat, of een bepaald stuk of groep dit jaar vanwege ongewenste herhaling juist niet te vragen. Vandaar dat een overzicht van de Kinderprogrammering uit de afgelopen jaren als bijlage in de handleiding komt.
71
Hoofdstuk 3:
ORIENTATIE OP KUNST EN MULTICULTURALITEIT
INLEIDING Stichting Multiplex organiseert activiteiten om mensen middels kunst en cultuur de vanzelfsprekendheid en rijkheid van onze multiculturele samenleving te laten zien en ervaren. Zij ziet kunst als een belangrijk middel om onvermoede en onbekende kanten van onze samenleving te laten zien, en kunstenaars als noodzakelijke actoren die mensen mogelijkheden bieden tot een breder denken, tot nieuwe gedachtegangen en bejegeningen. Het is niet onverstandig om dieper in te gaan op de term 'multiculturaliteit' met betrekking tot het kunstenaanbod. Immers over wat 'multiculturaliteit in het kunstenaanbod' is of hoe dat zou moeten zijn, verschillen de meningen zeer. Ook is niemand onbekend dat de huidige gevestigde kunst in Nederland moeite heeft om een breed publiek te bereiken: laaggeschoolde mensen, jongeren en mensen uit migrantgroepen worden zelden tot nooit bereikt. Dit hoofdstuk gaat dieper in op multiculturele optiek van stichting Multiplex, door deze thematiek te plaatsen in een breder politiek en maatschappelijk kader. In mijn onderzoek heb ik uitgebreid gezocht naar literatuur over multiculturaliteit in cultuuraanbod en afneemzijde en hoe dit te bewerkstelligen. Specifiek gericht op kinderen heb ik hier niets over gevonden, specifiek over theater wel. De eerste paragraaf geeft een samenvatting van een drietal artikelen waaruit interessante visies spreken over hoe in Nederland de kunsten en het kunstbereik meer zouden kunnen passen bij de culturele samenstelling van onze samenleving. De tweede paragraaf gaat over multicultureel, of intercultureel theater: wat houdt het in en wat heeft het te bieden.
3.1. CULTURELE DIVERSITEIT - WAT IS DAT? Vanuit het kunstenplan 2000-2004 is er de aankomende jaren meer ruimte voor allochtone cultuurmakers en het bereiken van allochtonen en jongeren in het rijkscultuurbudget. Staatssecretaris van OC&W Rick van der Ploeg vindt dat een inhaalslag nodig is op het gebied van culturele diversiteit. Maar hoe geef je zo'n holistisch begrip vorm?
3.1.2. Nieuw publiek gezocht Hoewel niet zo recent, vermeld het artikel 'Nieuw Publiek Gezocht" van het Algemeen Dagblad uit 1993 een paar belangrijke constateringen ten aanzien van het gesubsidieerde kunstenbestel en de magere publieksbereik onder allochtone doelgroepen. In dit artikel stellen de auteurs dat de oorzaak hiervan tweeledig is: enerzijds zijn migranten (jongeren) niet geïnteresseerd in het puur witte kunstproduct dat geboden wordt, anderzijds kent de kunstensector een zeer starre houding door haar aanbod niet uit te breiden of aan te passen, maar er hardnekkig van uit blijft gaan dat 'de tweede, derde, vierde generatie migranten zich wel zal aanpassen en vanzelf naar het theater zal komen.' Theaters die zich wel een idee vormen over hoe zij migranten het beste kunnen bereiken zien oplossingen niet in het loslaten van huidige aanbod, maar in extra aanbod en in gerichte marketing en educatieve projecten. "Het heeft geen zin Surinaamse toneelschrijvers te introduceren of het orkest Turkse muziek te laten spelen, zeker wanneer daarvoor het artistiek argument ontbreekt", vindt Jan-Geert Vierkant van het Rotterdams Philharmonisch Orkest. "Veel allochtonen komen van het platteland, klassieke muziek kenden ze in hun eigen land ook al niet. Daar blijft dus voornamelijk autochtoon publiek op afkomen. We kunnen alleen de belangstelling en voedingsbodem vergroten, maar het product van het RPhO blijft klassieke muziek. Dat kun je niet veranderen". Ook Freek van Duyn, zakelijk leider van het Roltheater, deelt de mening vooral verandering mogelijk te zien in de afneemzijde. "Aangepaste programma's in Amerika (bijvoorbeeld spelen in zwarte wijken,
72
zwarte sollisten en dirigenten) leverden geen resultaat. Je moet het zoeken bij de basis - de opvoeding op de scholen. Door educatieve projecten op scholen bereik je jongeren - niet alleen allochtonen - die anders niet zo snel het theater instappen. Op de langere termijn is zo'n aanpak effectief", aldus Van Duyn. - Nieuw Publiek gezocht, door Nicole Bliek en Doron Nagan, Algemeen Dagblad, 5 mei 1993 -
3.1.2. Behoud van Westerse kwaliteitscriteria voor mondiale kunst? Beleidstermen als multiculturaliteit en culturele diversiteit zegt socioloog Wim Hulst niets, omdat de Nederlandse cultuur op zichzelf al vanaf ver voor de aanvang van deze eeuw multicultureel was en nog steeds is, gevormd door allerlei invloeden vanuit allerlei culturen. Wel ziet hij onze cultuur als een Westerse cultuur, waarvan hij de kenmerken geeft dat zij kosmopolitisch en humanistisch is. In dit opzicht kunnen hedendaagse Westerse en niet-westerse cultuuruitingen verschillen. Zo is kunst in het westen gescheiden van religie, reflectief en kritisch. Er wordt met allerlei waarden gespeeld en vaak ook de draak gestoken. In de Westerse kunst probeert men vaak afstand te nemen van ingeslepen conventies en zet men zelfs vaak op grove manier tradities overboord. Dat gebrek aan respect voor eigen verleden en cultuur is voor buitenstaanders soms moeilijk te begrijpen. Veel migranten zijn afkomstig uit laaggeschoolde lagen uit de steden of uit arme agrarische gebieden, die in het land van herkomst nauwelijks kunst beoefenen of kunstenaars voortbrengen. Het is vrij logisch dat de gesubsidieerde cultuuruitingen in Nederland ver van hen af staat, net als dit geldt of gold voor Nederlanders uit een vergelijkbare achtergrond. De kosmopolitische cultuur wordt pas toegankelijk naarmate migranten en autochtonen beter zijn opgeleid en zijn georiënteerd op de Nederlandse gemeenschap. Daarom ligt de meest effectieve manier om de deelname te bevorderen dan ook buiten het cultuurbeleid, bij het onderwijs. Hulst vindt het noodzakelijk dat we onze cultuur blijven waarderen, omdat dit een voorwaarde is om -jongeminderheden er op den duur belangstelling voor te laten krijgen. Investeren in cultuureducatie helpt ook. Door kwaliteitsmaatstaven te verlagen, worden nieuwkomers echter niet serieus genomen en help je niemand omhoog. Het is belangrijk dat migranten de weg naar het subsidieloket kunnen vinden en dat de achtergrond van beoordelaars een meer gemêleerde samenstelling krijgt, maar het moeten deskundigen blijven. Net als bij de beoordeling de artistieke kwaliteitscriteria van een kosmopolitische, humanistische cultuur voorop blijven staan. - Zwart en wit zijn oneigenlijke criteria in onze cultuur, door Yvonne van Eekelen Uitleg, nummer 2, 22 november 2000 -
3.1.3. Geen surrogaatpolitiek, maar interculturele verkenning Ria Lavrijsen, werkzaam voor het Soeterijn Theater van het Tropeninstituut in Amsterdam en schrijfster over theater en multiculturaliteit, onderschrijft dat culturen niet langer als homogeen en nationaal van aard worden beschouwd. Wij leven in een zich transformerende cultuur waarin het onderscheid tussen wij en zij op basis van etniciteit, herkomst of religie onhoudbaar is. Ook kunstexpositieruimtes en theaters kunnen zich niet aan dit transformatieproces onttrekken: noch in hun personeelsbeleid, noch in hun prestaties, noch in hun doelgroepenbeleid.
Het avontuurlijke tussengebied In de jaren zeventig en tachtig leidde politieke pressie van buitengesloten groepen in Amerika en GrootBrittannië tot tentoonstellingen met uitsluitend werk van vrouwen en van Latijns-Amerikaanse, AfroAmerikaanse, Afro-Caribische en Aziatische kunstenaars. De bestaande machtsstructuren werden door deze exposities ter discussie gesteld. Van meet af aan werden ook de nadelen van deze tegenbewegingen gevoeld. Individuele kunstenaars kwamen in een mal van 'collectieve identiteiten' terecht, waardoor er vaak meer aandacht was voor hun afkomst of sekse dan voor hun artistieke intenties. Kobena Mercer vindt dat (zwarte) kunstenaars op deze manier de rol van surrogaat politica wordt opgedrongen doordat zij beschouwd worden als vertegenwoordigers van een gemeenschap. In zijn ogen kan een kunstenaar slechts zichzelf vertegenwoordigen. De Amerikaanse Lucy Lipard stelt in haar boek Mixed Blessings dat zowel de gevestigde kunstwereld als haar tegenbewegingen er in het algemeen toe neigen te denken in termen van elkaar uitsluitende grootheden: of/of in plaats van en/en. Ook de Nederlandse kunstwereld ontsnapt niet aan de spanning tussen het vrijblijvende liberalisme dat het lied zingt van de absolute autonomie van de kunst, en de 'politiek correcte' pressie van actiegroepen. De uitdaging lijkt echter in het avontuurlijke tussengebied te liggen. Het zou beter zijn over kunst
73
na te denken zoals Lippard voorstelt: "in de context van wanorde", al is dat een veel moeilijkere taak dan in het voetspoor treden van geregelde instituties.
Interculturele verkenning Als men weet dat appreciatie van kunst en 'culturele competentie' bij uitstek van voorkennis en opleiding afhangen, ligt het voor de hand om scholen en kunstinstituten gezamenlijk te laten zorgen dat kinderen en jongeren, ongeacht hun etniciteit en sociale achtergrond, die vereiste attitude en competentie aanleren. Dit houdt in dat zij kennis verwerven over kunst, leren 'eigen' en 'andere' artistieke waarden te begrijpen, en leren omgaan met interculturele verkenning. Daarnaast is het van belang dat jonge mensen het verschil leren tussen kunst en folklore. Terwijl in folklore collectieve zeden en gebruiken uit een cultuur worden gereproduceerd, wordt in de kunst juist op een artistieke manier aan gangbare opinies en conventies gemorreld. - Culturele diversiteit in de kunst, door Ad Breedveld BKK Krant, nummer 240, februari 2000 -
74
3.2. MULTICULTUREEL THEATER
Multicultureel theater is theater waarbij de spelers afkomstig zijn uit diverse culturen. Maar daarmee ben je er nog lang niet. In het boekje "Zoeken, vechten en houden van" zijn zeven theatermakers geïnterviewd. In de meeste gevallen behoren zij tot de initiatiefnemers, de pioniers van het multiculturele theater, ieder betrokken bij het thema vanuit een ander vakgebied. Zij moesten hun eigen weg inslaan zonder een traditionele bodem, experimenteren, fouten maken en ontdekken. Een eenduidig antwoord op het wat, hoe of waarom van Multicultureel theater werd door hen dan ook niet altijd gevonden. Wel kunnen er een paar conclusies getrokken worden.
3.2.1. Definitie en afbakening Wat multicultureel theater in ieder geval volgens alle geïnterviewden wel is: Multicultureel theater is theater dat gemaakt wordt met spelers uit verschillende culturen; In het eindprodukt zijn elementen uit de culturen van de spelers gebruikt voor het invullen van zowel de inhoud als de vormgeving. Deze elementen worden verweven tot een consistent geheel. Cultuur omvat meer dan de kunsten. Als men spreekt over multicultureel theater spreekt men van theater waarin niet alleen muziek, zang, dans, theater, literatuur en beeldende kunst uit verschillende culturen gebruikt worden, maar ook rituelen, gebruiken en inzichten met betrekking tot religie, politiek, seksualiteit; Het verdient aanbeveling de noodzaak voor het maken van multicultureel theater te laten ontstaan uit de inhoud, met andere woorden: het stuk of het te behandelen onderwerp of thema moet 'vragen' om multicultureel theater. Universele verhalen (zoals sprookjes), onderwerpen en thema's lenen zich hier het beste voor; De som is meer dan de samenstellende delen. Wat multicultureel theater volgens alle geïnterviewden zeker niet is: Het is geen folkloristisch theater, theater waarin spelers uit verschillende culturen in een bepaalde volgorde zang, dans, theater of rituelen in hun eigen cultuur laten zien; Het is geen theater waarin spelers uit verschillende culturen ten tonele gevoerd worden zonder dat er verder iets gedaan wordt met die verschillende culturen; Het is geen theater waarin elementen uit verschillende culturen, louter en alleen als vormgevingsmiddel worden gebruikt, zonder dat deze herkend of begrepen worden. Dan is er sprake van culturele kleptomanie;.
3.2.2. Verschillen tussen multicultureel theater en Nederlands regulier theater Regulier theater is over het algemeen sterk analytisch, het wordt gemaakt vanuit het denken. Er ligt een groot accent op de taal. Daarnaast houdt het zich bezig met de vorm, de vormgeving is daarom ook vaak opvallend pakkend. Het multicultureel theater is een meer fysiek theater. Er wordt gewerkt vanuit intuïtie, emotie en verbeelding. Het is minder verbaal dan het Nederlandse theater. Taal vormt in sommige gevallen zelfs een probleem dat wordt omzeild door een eigen taal uit te vinden of zoveel mogelijk gebruik te maken van bewegingen en dans. Men is het er over eens dat beide vormen van theater veel van elkaar kunnen leren. Geïnterviewden die als student van buitenlandse komaf op een Nederlandse theateropleiding hebben gezeten gaven aan veel geleerd te hebben van de Westerse techniek van theatermaken, maar gaven allen ook aan het vaak best moeilijk te hebben gehad. Naast het moeilijk meekomen door taalproblemen, ervoeren ze de Nederlandse theatertraditie als sterk verbaal en rationeel terwijl zij zelf een meer fysiek, emotioneel en beeldend theater willen maken. Er was te weinig aandacht de eigen culturele identiteit en gebrek aan kennismaking met nietwesterse theatertradities en niet-westerse toneelschrijvers. Vaak voelden zij zich in het hoekje van de buitenlander gedrukt en om die reden dan weer te positief en dan weer te negatief beoordeeld. Bijna altijd voelden ze zich geïsoleerd. Hieruit valt te concluderen dat in Nederlandse theaterwereld, zowel wat betreft opleidingen, toneelkeuzes, de uitwerking (vorm) en waardering ervan (programmeringskeuzes theaters, subsidiekeuzes) nog sterk georiënteerd is op de Westerse en calvinistische traditie, waarden en normen. Uitgangspunten waarmee veel nieuwe Nederlanders zich weinig mee identificeren.
75
Zoals de Nederlands-Surinaamse Thea Doelwijt (journalist, schrijfster, regisseur) aangeeft: "Surinamers houden niet zo van dat verbale dat men in Nederland zo mooi vindt. En als je ze echt in groten getale in de zaal wilt krijgen moet je zang, dans en tekst combineren en liedteksten maken." Ali Çifteci (theatermaker) zegt "Ik probeer als acteur op het toneel elke vorm in te vullen met een emotie - ik wil wat ik voel niet ontkennen pot het toneel. Nederlanders zijn daarentegen gericht op de vorm, ze zij wars van emoties. Emoties zij zogenaamd uit de mode, het is ongepast. Pas wanneer de vorm juist is en de analyse klopt, gaan de Nederlanders met een voorstelling mee. Ik geloof dat iedere niet-Nederlandse theatermaker daar veel minder moeite meer heeft. Zij werken gevoelsmatiger." Zo vindt hij zelfs de stiltes op Nederlands toneel vaak vanuit een overpeinzing komen, niet vanuit een beweging of emotie. "Rationele stiltes, denkpauzes. Ik zie ze aankomen en denk dan: daar komt er weer één, zo'n stilte die ik als toeschouwer dien in te vullen." Ook hij geeft aan dat acteurs van buitenlandse afkomst nog maar al te vaak alleen als stereotiep worden gebruikt. Zelf heeft hij er op de Kleinkunstacademie hard voor moeten knokken niet de 'Turkse acteur' te zijn. "De dominante mentaliteit drukt je als buitenlander in een bepaalde hoek". Ook John Leerdam (regisseur, drama-docent, producent) vertelt: "Hier gaat men eerst denken en dan naar de emotie; bij mij werkt het andersom. Eerst de emotie en dan de analyse. Soms zegt men van mij dat ik niet analytisch ben, maar ik ben wel degelijk analytisch. Alleen niet in de eerste fase, ik kijk eerst goed en check het af met mijn intuïtie (kijken en zoeken). Pas daarna maak ik een analyse. Sla je die eerste fase uit mijn handen, dan ben ik machteloos". Alida Neslo (actrice en theaterdocente ITS DNA) zegt het zo: "Ik vind dat acteurs in Nederland met hun hoofd spelen, en met hun hart ook nog wel, maar de buik doet niet mee. Dat is wat je in Vlaanderen en zuidelijker leert: spelen vanuit je buik, daar waar de impuls van zowel de goede als slechte gevoelens zitten". Opvallend is de opmerking van Ton van Vlijmen (directeur HKU-theater), die ondervonden heeft dat bij alle spelers, uit welke cultuur zij ook komen, de ademhaling en de wijze waarop deze door de emotie wordt beïnvloed, identiek werkt. De culturele verschillen liggen in de manier waarop de emotie vervolgens in het fysieke wordt uitgedrukt. Het ontstaan van de emotie is dus universeel, de uitingsvorm is cultureel bepaald. De manier waarop een speler zich uitdrukt wordt bepaald door een voortdurend veranderende constellatie van aspecten als leeftijd, opvoeding, religieuze oriëntatie, etniciteit, de cultuur van het moederland, klasse, seksuele oriëntatie en taal.
Het is waarschijnlijk dan ook niet voor niets dat de twee geïnterviewden die aan het hoofd staan van de twee theateropleidingen in Nederland die zich expliciet richten op leerlingen uit anderen culturen, Alida Neslo (DNA) en Ton van Vlijmen (International Theatre Education aan de HKU), met hun visie op theateronderwijs bij bovengenoemde opmerkingen aansluiten. Zij richten zich op:
• Een fysiek, emotioneel en beeldend theater; • Besteden veel aandacht aan het werken vanuit de culturele identiteit van de speler; • Brengen hun leerlingen in contact met andere manieren van theatermaken. De studenten werken met niet-westerse theaterteksten en dienen met een open en onderzoekend vizier aan de slag te gaan. Niets ligt vast vanuit dominante tradities, alles mag worden onderzocht. Neslo "Nieuwsgierigheid is wat ik de jongeren leer. Uit welke cultuur je ook komt, waar je ook vandaan komt, het lichaam heeft twee benen, twee armen en één hoofd en daar moet je het als acteur mee doen. Het lichaam is een universeel instrument waarin alle culturen verenigd kunnen worden. De juiste methode bestaat niet, er zijn heel veel juiste methodes".
3.2.3. Kansen en kantekeningen bij Multicultureel theater De kansen van Multicultureel theater • • •
Het biedt spelers en makers uit allerlei culturen een plek om te werken en een eigen produkt te maken; Het bereikt mensen die anders niet in de schouwburgen te vinden zijn; Het geeft vernieuwende impulsen aan het zogenaamde reguliere theater.
76
Kanttekeningen bij Multicultureel theater Anil Ramsas zegt in een artikel dat migranten hun identiteit niet louter en alleen moeten ontlenen aan wat zij zich kunnen herinneren van het moederland. Zij zouden zichzelf, met hun culturele bagage, in het hier en nu van de situatie in Nederland moeten herscheppen. Een speler die zich bezighoudt met het maken van multicultureel theater moet wel de wil en het vermogen hebben om te putten uit zijn eigen culturele identiteit. De regisseur of de docent moet hem daarbij kunnen helpen. Dat blijkt niet zo makkelijk te zijn als het klinkt. De speler zal in eerste instantie terugvallen op wat hij zich kan herinneren van zijn cultuur. Die herinneringen liggen vaak in een ver verleden in een ander land, daar kunnen onevenredige positieve (verheerlijking) of negatieve gedachtes (minderwaardigheidsgevoelens) aan gekoppeld zijn. De speler moet leren om in het hier en nu nieuwe vormen te creëren die actueel zijn en toch in verbinding staan met zijn cultuur. Geen exotisch kunstje, folklore of verheerlijking van oude, maar persoonlijke waarden en normen en stijl. Maar niet elke allochtone speler heeft behoefte zijn eigen culturele bagage onder de loep te nemen, om onderzoek te doen naar de eigen culturele bronnen of die van anderen en die te gebruiken. Niet elke theaterbezoeker wil iets vernieuwends. Zoals Thea Doelwijt bij het proces van aanpassen en integreren een vraagteken zet: "Het Surinaams publiek dat naar mijn voorstelling komt geniet, juicht. Ik heb het gevoel alsof ze allemaal heel Nederlands aangepast leven, niemand wil terug, iedereen heeft het redelijk goed en dan komt er zo'n Surinaams programma dat een schok van herkenning en blijdschap veroorzaakt en alles weer boven laat komen, alsof er gaan 10, 20, 30 jaar aanpassing was. Het is toch heimwee, een verlangen naar die eenheid die er was of die we dachten dat er was, ik weet het niet, het is vreemd". De auteurs van het boekje vroegen zich af of multicultureel theater niet ergens een typische nieuwe uiting van de Westerse cultuur is. Een verschijnsel dat ontstaan is omdat de Westerse wereld in toenemende mate geconfronteerd wordt met een multiculturele samenleving (sociale noodzaak), gevoed door de postmodernistische gedachte dat in de Westerse cultuur alles al is gezegd en gedaan en nu het enige rest om elementen bij elkaar te schrapen, te mengen en opnieuw te rangschikken. Dit kan een artistieke noodzaak zijn: omdat het interessant is om culturen bij elkaar te brengen en te zien wat de confrontatie op de speelvloer oplevert. Zoals Ali Çifteci zegt zich na heel wat geworstel met zijn culturele identiteit, eindelijk "een mens van de toekomst te voelen. Sporen van twee culturen in zich dragend waarmee hij zonder problemen overweg kan. Het is organisch geworden." Zo zou het proces binnen het multicultureel toneel zich ook af kunnen spelen: allerlei elementen uit verschillende culturen die uiteindelijk een soort cohesie aangaan, zich mengen en een nieuw gestalte, een eigenzinnig nieuw product vormen. - Zoeken, vechten en houden van; Zeven gesprekken over multicultureel theater Annette de Vries en Dave Schwab, St. Scarabes, Amsterdam, april 1995 -
3.3. CONCLUSIES TEN AANZIEN VAN KUNST EN MULTICULTURALITEIT
3.3.1. Middelen voor multiculturaliteit in het aanbod Uit de verschillende artikelen en onderzoek komt naar voren dat het culturele aanbod in Nederland zich uit kan breiden, diverser kan worden en meer afgestemd op de multiculturele samenleving door de volgende innovaties: • •
•
Een uitbreiding van het aanbod door ook presentatie van niet-westerse kunst Een gestructureerde en doordachte aanvulling op de programmering Niet door het eenmalig organiseren van een ‘exotisch feestje’, maar het aanbod structureel aan te passen en uit te breiden. En middels een doordachte, voorzichtige aanpak. Voorzichtig omdat enerzijds veel keuzes geen effect hebben (zie het voorbeeld van klassieke Turkse muzikanten), anderzijds keuzes een stigmatiserend effect kunnen hebben. Zo moet zowel bij het bereik van allochtoon publiek als bij het kansen bieden voor niet-westerse kunstenaars opgepast worden voor positieve discriminatie of 'harnasvorming', die de individuele bezoeker of maker beperkt in zijn of haar artistieke keuzes. Integratie van allochtone kunstenaars in het gehele aanbod in plaats van apart allochtonentheater
77
•
•
Een meer gemêleerde samenstelling van beoordelaars De nu zeer ‘witte’ samenstelling van kunstcritici en beoordelaars van subsidieaanvragen ontbreekt de ervaring en kennis van andere kunstvormen dan zij vanuit eigen traditie gewend zijn. De multiculturele samenleving heeft behoefte aan deskundigen met aanvullende visie en kennis; Een herbezinning op de waardering van kunsten; Deze is in het huidige culturele bestek zeer gericht op de Westerse waarden en normen, niet alleen in de zin dat kunst gewaardeerd wordt wanneer zij vernieuwend is, reflectief en kritisch is, wanneer zij morrelt aan ingeslepen opinies conventies. Zoals uit de artikelen blijkt wordt kunst nu nog te veel gewaardeerd vanuit de (Calvinistisch) Nederlandse en Westerse traditie die kunstcritici gewend zijn. Herbezinning betekend niet het verlagen van de kwaliteitsmaatstaven, maar deze opnieuw te herzien en te verrijken. Met het uitgangspunt dat kunst moet vernieuwen, kunnen kwaliteitscriteria niet statisch gehandhaafd blijven in een transformerende maatschappij, ook aan de kunstopinie zelf moet gemorreld worden. Dat betekent dat niet alleen een analytische benadering moet plaatsvinden (in Nederlands toneel vaak vormgegeven door een sterke waardering van ‘tekst’), maar dat gebruikmaking van intuïtie, verbeelding en emotie ook meer plaats krijgt. Dat muziek, zang, dans, theater, literatuur en beeldende kunst best andere cultuuruitingen zoals rituelen en culturele gebruiken met betrekking tot religie, politiek en seksualiteit mogen bevatten, zonder folkloristisch en te zijn.
3.3.2. Middelen voor multiculturaliteit in de publieke afneemzijde van het aanbod Om ook allochtone publieksgroepen geïnteresseerd te krijgen voor, en in aanraking te laten komen met het culturele aanbod zijn de volgende innovaties en werkwijze succesvol: • Gerichte publiciteit via persoonlijke intermediaire kaders Door te werken met speciale contactpersonen en netwerken tussen theater en doelgroep, personen afkomstig uit de eigen groep, zelforganisaties of andere personen en instituten waarmee men in nauw contact staat en in wie men vertrouwen heeft in hun smaak en advies; • Gerichte publiciteit via eigen audiovisuele en schriftelijke intermediaire kaders Niet-persoonlijke media blijken allochtone groepen veel minder te bereiken dan persoonlijke, en schriftelijke media minder dan audiovisuele. Een publiek dat niet bekend is met de conventionele culturele intermediaire kaders zoals het AUB buro, publiciteit middels theaters zelf of een uitagenda in het Parool, zal door het culturele aanbod ook niet bereikt worden. Gezocht moet dus worden naar specifieke doelgroepgerichte intermediaire kaders. Specifieke (allochtone) doelgroepen kunnen beter bereikt worden door bijvoorbeeld radiostations gericht op de doelgroep of doelgroepgerichte bladen en ook door huis-aanhuis-bladen. Gerichte publiciteit is echter alleen mogelijk wanneer het aanbod zo is samengesteld dat er ook gerichte publiciteitsacties geboden kunnen worden (bv. bij een zeer eenduidige doelgroep); • Cultuureducatie Appreciatie van kunst en ‘culturele competentie’ hangt bij uitstek af van voorkennis en opleiding. Als iemand op jonge leeftijd veel in aanraking is geweest met kunst en verschillend cultureel aanbod, als iemand kennis heeft kunnen maken met, heeft kunnen ervaren, experimenteren en leren ‘eigen’ en ‘andere’ artistieke waarden te begrijpen, dan zal hij/zij ook op latere leeftijd aan cultuurparticipatie doen. Door cultuureducatie op onder andere scholen bereik je kinderen en jongeren (niet alleen allochtoon) die anders niet zo snel het theater instappen. Op langere termijn is zo’n aanpak effectief. • Een aanvulling en uitbreiding van het aanbod, zoals in de vorige paragraaf vermeld.
78
Hoofdstuk 4:
ORIENTATIE OP DE DOELGROEP
INLEIDING De doelstelling van het Kinderfestival luidt: "Ten minste 5000 kinderen in de leeftijd van 4 tot 12 jaar, een zinvol dagprogramma bieden waarin zij middels een hoogwaardig intercultureel theateraanbod en originele en fantasierijke activiteiten, op een natuurlijke, laagdrempelige en ontspannen wijze kennismaken met de verrijking die deze multiculturele samenleving in tal van uitingen biedt". De bezoekerssamenstelling van de kinderen ziet Multiplex het liefst zo divers mogelijk, afkomstig uit alle Haarlemse en Noord-Hollandse gemeenten, waaronder met name ook die kinderen en hun ouders die slecht zelden (zoal nooit) het theater bezoeken. In het vorige hoofdstuk is al grondig op multiculturaliteit in (theater)aanbod en publieksbereik ingegaan. Dit hoofdstuk geeft een nadere analyse van de doelgroep die Multiplex met het Kinderprogramma wenst te bereiken. Wie zijn kinderen in de leeftijd van 4 tot 12 jaar? In welke ontwikkelingsfasen zitten zij? Wat is hun leefwereld? Wat interesseert hen? In hoeverre zijn zij zelf bezig met multiculturaliteit en (eigen) afkomst? Met de uitkomst van deze analyse kan bij de vormgeving van het programma en bij de publicitaire acties rekening gehouden worden zodat doel en doelgroep (nog beter) worden bereikt.
4.1. DE ONTWIKKELING VAN KINDEREN TUSSEN DE 4 EN 8 JAAR Inleiding Volgens de theorie van de cognitieve ontwikkeling van Jean Piaget (1896-1980) zitten kinderen in de leeftijd van 2 tot 7 jaar in de fase van het Pre-operationeel denken. Kernbegrippen: Onsystematische en onlogisch denken. Het kind gebruikt taal en kan objecten met beelden en woorden representeren, maar is nog steeds egocentrisch: de wereld draait om hem of haar. Het kind is nog niet in staat zich in gezichtspunten van anderen te verplaatsen. Het classificeert objecten op afzonderlijke, in het oog springende, kenmerken. Aan het einde van deze periode gaat het kind getallen gebruiken. Het conservatieprincipe ontwikkelt zich (dat een gegeven hoeveelheid hetzelfde blijft, in welke vorm die ook wordt gepresenteerd). Kinderen in deze fase denken - ze gebruiken symbolen en beelden -, maar dit gebeurt nog op een onsystematische en onlogische manier. De ontwikkeling van het kind tussen vijf en acht jaar wordt vooral gekenmerkt door: 1. Een toenemende taalbeheersing; 2. De ontwikkeling van het denken; 3. Uitbreiding van de sociale en fysiek omgeving.
4.1.1. De toenemende taalbeheersing Taal wordt als grammaticaal samenhangend systeem in de eerste zes à zeven jaar vanzelfsprekender gevormd dan daarna. Dit is een enorme prestatie aangezien taal een vorm van symboliek is, het verwijst naar iets anders. Het vloeiend beheersen van een later geleerde taal is bijna onmogelijk en vergt 'aanleg voor talen'. De mens heeft in de regel geen moeite zijn moedertaal te leren beheersen, maar wel om na de sensitieve periode een tweede taal te leren. Vanaf vijf à zes jaar beheerst een kind de moedertaal voldoende om te begrijpen en zich te doen begrijpen. Vanaf die leeftijd richt het de aandacht op verfijning van het geleerde, door beheersing van de structuur en overige eigenschappen van de taal, en het leren lezen en schrijven. Schriftelijke communicatie is een nog abstracter dan de gesproken taal en vereist een hoge vorm van abstract denken. Het symbolisch te denken - o.a.
79
noodzakelijk voor schriftelijke taalbeheersing- wordt mogelijk als het kind rond de zeven jaar is. Dit symbolisch denken heeft ook consequenties voor het interne denkproces.
4.1.2. De ontwikkeling van het denken Het denken van een jong kind is sterk egocentrisch van aard. Dit vermindert vanaf vijf jaar, als door het naar school gaan de sociale leefwereld van het kind drastisch wordt uitgebreid. Een belangrijk cognitief principe van het jonge kind is het animistisch denken: het kind ervaart geen scheiding tussen levend en levenloos. Tussen vier en zes jaar ziet het alles wat actief is, bijvoorbeeld de zon, als levend. Tussen zes en acht jaar geldt dit alleen nog voor voorwerpen die bewegen, zoals een autootje waarmee het speelt. Het denken van het kind ondergaat een grote verandering in de periode van vijf tot acht jaar. Tegen het eind van die periode, rond de leeftijd van zeven jaar, ontstaat een belangrijke omwenteling. De leeftijd van zeven jaar kan gezien worden als een scharnierleeftijd. Het leven van een kind ervoor en erna is fundamenteel verschillend door de grote ontwikkelingen in het denken. Een sterke toename in de intergratie van de hersenen zorgt ervoor dat het kind tot grotere abstracties in staat is. Het kind krijgt dieper inzicht in begrippen. Verdieping in begripsvorming zorgt er bijvoorbeeld voor dat kinderen vanaf zeven jaar besef krijgen van de betekenis van de dood. Vanaf ongeveer vijf jaar zijn kinderen actief met de dood bezig. Ze ervaren de dood dan nog als een lange, omkeerbare afwezigheid (een reis of slapen). Vanaf zeven jaar gaat het kind de onomkeerbaarheid ervan begrijpen. Pas na het achtste jaar beperkt het kind de term 'leven' tot planten en objecten die zichzelf voortbewegen. Met zeven jaar gaat een kind ook de aard van dromen beter begrijpen. Hele kleine kinderen denken dat dromen werkelijkheid zijn; dat de objecten uit de dromen werkelijk bestaan maar verdwijnen bij het ontwaken. Later denken kinderen dat hun dromen zichtbaar zijn voor anderen en dat dromen van buiten komen. Langzamerhand begrijpen ze dat dromen niet reëel zijn en rond de zeven jaar lokaliseren kinderen dromen voor het eerst als gebeurtenissen binnen zichzelf tijdens de slaap. Volgens Schachtel (1973) is zeven jaar ook de grens, waarna men zich zijn of haar kindertijd nauwelijks meer kan herinneren. Waarschijnlijk doordat het talig denken pas vanaf die leeftijd het zintuiglijk denken overheerst, en gebeurtenissen die in taal worden gevat beter worden herinnerd. In de leeftijd van vijf tot acht jaar ontstaat ook een eerste vorm van causaal denken, het parasyntactisch denken waarin een oorzakelijk verband wordt gelegd tussen twee gebeurtenissen die gelijkstijdig plaatsvinden. Bijvoorbeeld dat als een deur dichtvalt tijdens een donderslag het omweer de oorzaak ervan is. In deze leeftijd biedt magisch denken voor kinderen vaak houvast. Gebeurtenissen vinden plaats omdat het kind het wenst. Ongewenste gebeurtenissen probeert een kind via het magisch denken af te wenden, gewenste gebeurtenissen probeert het zo te bereiken. Bijvoorbeeld door een ritueel als het lopen met één been op de stoep of het dragen van een geluksvoorwerp. Kinderen leren in deze periode tevens metonymisch denken (een woord verwijst naar een ander begrip) waardoor het letterlijk opvatten van taal op de achtergrond komt. Kleinere kinderen vatten opmerkingen door nog gebrekkige taalkennis soms te letterlijk op, wat hen angstig kan maken. Een klein kind wordt bijvoorbeeld bang om door de stofzuiger opgezogen te worden als het hoort dat de stofzuiger 'alles opzuigt'. Metaforisch denken ontwikkelt een kind pas als het abstract-symbolisch denken toeneemt. Tot slot leert een kind in deze leeftijd ook relativeren, waarmee het regels en situaties niet meer klakkeloos voor lief neemt.
4.1.3. Uitbreiding van de sociale en fysiek omgeving De sociale omgeving van het kind tussen de vijf en de acht jaar breidt zich enorm uit. Deze uitbreiding moet het zelf vormgeven, het is niet meer uitsluitend de moeder of vader die het contact arrangeert. Het kind heeft dan ook de cognitieve veranderingen die het niet egocentrische denken mogelijk maken, hard nodig. Het omgaan met leeftijdsgenootjes en andere belangrijke volwassenen dan de opvoeder(s) confronteert kinderen met andere leefwerelden. Door activiteiten als spel met leeftijdsgenootjes krijgt het kind meer begrip voor de
80
behoeften van anderen. Het kind begint tussen het vijfde en het achtste jaar vriendjes en vriendinnetjes te maken. Het is steeds beter tot partnerschap in staat. Vriendschappen ontwikkelen de empathie: het zich kunnen verplaatsen in een ander. Behalve werkelijke vriendjes heeft het kind ook vaak een imaginair vriendje of vriendinnetje. Uit onderzoek van Singer & Singer (1981) blijkt dat 65% van de enigst kinderen een fantasievriendje heeft. Van de kinderen tussen drie en tien jaar heeft 15 tot 30% een imaginair vriendje. Dit blijkt een positieve factor voor de ontwikkeling te zijn, het helpt kinderen de wereld beter aan te kunnen. Kinderen met een imaginair vriendje volgens verschillende onderzoeken minder agressief dan andere kinderen, zijn coöperatieve, creatiever, welbespraakter, kijken minder televisie, zijn meer volhardend en nieuwsgierig en werken geconcentreerder Wanneer de sociale omgeving van het kind uitbreidt door de school en spelen in de buurt, wordt het kind zich steeds meer bewust van de aard van het eigen gezin. Het ontdekt dat niet alle kinderen dezelfde gezinssituatie hebben en dat sommige gezinssituaties 'gewoon' zijn en anderen 'afwijkend'. In de periode van kleuter (vijf jaar) tot jong basisschoolkind heeft het grote belangstelling voor zijn of haar afkomst en herkomst. De uitbreiding van de sociale contacten heeft ook nadelen. Het kind moet ook leren omgaan met negatieve contacten, ruzies, plagen en pesten. Het kind staat in de basisschoolleeftijd direct bloot aan de vergelijking met leeftijdgenoten. Bij het ontdekken van verschillen wordt de noodzaak gevoeld deze te toetsen. Vanaf een jaar of acht wordt dit steeds belangrijker. Buiten de schooltijd (en vroeger voor jongens ook in de diensttijd) gebeurt dit op latere leeftijd nauwelijks meer.
81
4.2. DE ONTWIKKELING VAN KINDEREN VANAF ACHT JAAR TOT PREPUBERTEIT
Inleiding In de leeftijd van 7 tot 12 jaar zitten kinderen in de cognitieve fase van het concreet-operationeel denken. Kernbegrippen: systematische en logisch denken. Het kind gaat logisch denken en doordat het de eigenheid en onveranderlijkheid van dingen ervaart, gaat het conservatieprincipe toepassen op verschillende terreinen: hoeveelheid en lengte met zes jaar, substantie met zeven jaar en gewicht met negen jaar. Het leert objecten classificeren en ze volgens een dimensie ordenen in een reeks. Het kan relationele termen, zoals 'X is langer dan Y' begrijpen. Het denken ontwikkelt zich snel in deze periode naar symbolen, inclusief beelden en woorden. De eerste symbolen zijn niet taalkundig van aard, maar motorisch, bijvoorbeeld een gebaar. De taal levert symbolen, maar geen logica. Het doet in vrij korte periode een kolossale hoeveelheid kennis op. De verdieping van het denken vindt op allerlei fronten plaats. Ze doet de belangstelling van het kind voor de wereld om zich heen toenemen. Gedurende de tweede helft basisschool wordt de wereld naast fysiek en sociaal ruimer (vanaf kleuterleeftijd) ook figuurlijk ruimer. Er ontstaat een begin wereldbeeld en -besef. Wat betreft de sociale ontwikkeling bevinden kinderen in de leeftijd van acht tot dertien jaar zich in de prepuberale fase: aan de periode van het kind-zijn komt aan het eind van deze fase een eind, vanaf een jaar of 11 voor meisjes en 13 voor jongens start de ingang naar volwassenheid, de puberteit. In de leeftijd van acht tot dertien jaar staan twee onderwerpen centraal: 1. Het succes van de schoolcarrière; 2. het opbouwen van een sociale identiteit.
4.2.1. Het succes van de schoolcarrière Het gezin wordt het eerste milieu van het kind genoemd, de school het tweede en het leven daarbuiten het derde. De periode op de basisschool is de langste tijd die het kind in een onderwijsinstelling doorbrengt. Als het kind niet verhuisd is dat in de regel acht jaar lang, zes uur per dag. De ontwikkeling van het kind dat tot de schoolgang op een natuurlijke wijze, van binnenuit verliep, krijgt een nieuw dimensie. Ontwikkeling wordt een kind nu van buitenaf gepresenteerd. Het kind wordt geacht datgene te leren wat hem of haar aangeboden wordt in een tempo dat grotendeels door anderen wordt bepaald. Om de school met succes te volgen moet een kind dan ook een zekere mate van schoolrijpheid hebben. Deze houdt in dat het kind motorisch genoeg rust en concentratie heeft, opdrachtsituaties aan kan en voldoende zelfstandig is. Drie factoren beïnvloeden bij kinderen het leren en zijn van belang voor het succesvol doorlopen van de school: intelligentie, concentratie, en de motivatie het goed te doen. Intelligentie is een kernfactor. Intelligentie is nog steeds een moeilijk begrip. Het bepaalt voor een belangrijk deel in welke mate de mens in staat is greep te krijgen op de wereld en vaak ook de mate van maatschappelijk aanzien. Intelligentie wordt mede bepaalt door de mate van scholing, goede voeding, de leeftijd van de moeder bij de geboorte/ de mate van testosteron in het bloed (hoger IQ door hoger testosterongehalte bij zwangerschap op latere leeftijd) en de plaats die het kind inneemt in de kinderrij. Interpretatie van intelligentietesten brengen problemen met zich mee. Resultaten uit intelligentietesten worden niet eenduidig geïnterpreteerd kunnen stigmatiserend werken en meten niet alleen het cognitieve en niet de emotionele intelligentie. In de omgang met leeftijdgenoten - een cruciale vaardigheid op de basisschool - is afwijken van het gemiddelde door een hoge of lage begaafdheid een probleem. (Hoog)begaafde of (hoog) intelligente kinderen (IQ >120) dreigen zich bovendien al snel te vervelen in het reguliere onderwijs. In tegenstelling tot de gemiddelde leerling is voor hen herhaling storend en neemt de concentratie af bij routine handelingen, terwijl herhaling een belangrijk principe is in het onderwijs. Bij kinderen met een lager dan gemiddelde begaafdheid is herhaling van de stof, naast een concrete vorm van leren door te doen, een belangrijk aspect van het leren. Als kinderen opgroeien, krijgen ze steeds meer het gevoel dat ze controle kunnen uitoefenen op hun omgeving en neemt hun hulpeloosheid af. Een kind dat het centrum van controle in zichzelf plaatst (intern centrum van controle), zal in het algemeen beter presenteren dan een kind dat het centrum van controle buiten zichzelf plaatst. De plaatsing van het controlecentrum is sterk afhankelijk van de opvoeding en cultuur en kan ook door een ingrijpende gebeurtenis (tijdelijk) verschuiven. Gevoelens van optimisme of hulpeloosheid zijn vaak aangeleerd.
82
Het is mogelijk dat een kind succes aan factoren buiten zichzelf toeschrijft en mislukking aan factoren in zichzelf, wat tot faalangst kan leiden. In de periode van zes tot elf jaar, waarin het eigen kunnen voortdurend aan dat van leeftijdsgenoten wordt getoetst, is er gevaar voor gevoelens van falen of minderwaardigheid. Spanning kan optimale prestaties in de weg staan (negatieve faalangst) of juist bevorderen (positieve faalangst).
4.2.2. De sociale identiteit Door het toenemende abstractieniveau krijgt een kind vele nieuwe inzichten en leert het vanaf zeven jaar relativeren. Op moreel gebied ziet het kind de betrekkelijkheid van regels en gaat die meer toetsen aan zijn eigen wensen en ze niet meer klakkeloos hanteren op basis van straf en beloning of eigen genot. Ook krijgt het kind inzicht in hoe anderen hem of haar ervaren. Kinderen in de bovenbouwleeftijd van de basisschool bevinden zich in de prepuberale fase die in sociaal opzicht de aankondiging van de puberteit is. In de puberteit onderzoekt en poneert het kind de eigen psychologische identiteit en bezig zich te ontwikkelen tot een duidelijk herkenbaar lid van de eigen sekse. In de prepuberteit staat vooral de zoektocht naar de sociale identiteit centraal. Het kind vormt zich door vriendjes en vriendinnetjes een beeld van de betekenis die het heeft voor anderen. Het staat open voor het leren omgaan met anderen in groepsverband. Vriendschappen worden gesloten en er worden pogingen ondernomen om bestaande vriendschappen van anderen te verbreken. De druk tot het vormen van een positieve sociale identiteit is groot. In de morele ontwikkeling oriënteert het kind zich meer dan voorheen op een 'goed kind' willen zijn in de ogen van anderen. Vanaf ongeveer tien jaar denkt een kind na over wat een 'goed mens' zou doen. Het gevolg is dat het kind zich richt op onderwerpen die de maatschappelijke belangstelling hebben of waar ideologische meningen over bestaan en daar standpunten over inneemt. Vaak is het niet de inhoud van het standpunt zelf waardoor het kind gewaardeerd wil worden, maar om het feit dat het een standpunt inneemt. Bij de puberteit wordt de inhoud van het standpunt de belangrijkste motivatie. Bij het oordeel dat het kind vormt over ' wat een goed mens is of doet' laat het zich sterk leiden door de bedoeling van de gemeenschap. Die neiging de autoriteit te volgen -zelfs tegen eigen morele regels in- behoudt de mens tot in de volwassenheid. Persoonlijke belangstellingen worden ontwikkeld (instrument tot onderscheiding), maar die zijn tegelijkertijd vaak onpersoonlijk voor zover ze een rol spelen in de aanpassing van het kind aan anderen. Het kind wil 'in de groep' geaccepteerd worden en dus voldoen aan groepsnormen en zich tegelijk aantrekkelijk maken voor de groep door zich te profileren en zelf iets te ondernemen. Dit is ook de reden waarom verzamelen zo populair is in deze leeftijd, omdat het zowel de mogelijkheid tot eigen interesse als delen (ruilen) met de anderen in zich heeft. In deze leeftijd bevindt de ontwikkeling van intimiteit van kinderen zich in velerlei opzichten in een vacuüm. Het kind voelt zich niet meer klein en kan talig communiceren op een bijna volwassen niveau, veel kinderen ondergaan al grote lichamelijk veranderingen (meisjes eerder en in een kortere periode dan jongens), maar zijn lichamelijk nog niet volgroeid en missen nog de volwassen relatiemogelijkheden. Dit uit zich dan vaak in paradoxale intimiteit: lichamelijk contact zoeken met wat het tegenovergestelde van tederheid en intimiteit lijkt. Duwende, vechtende en knijpende kinderen zijn een gebruikelijk beeld op de speelplaats. Er ontstaan de drang tot experimenteren met onafhankelijkheid tot volwassenen en tot een (nog) sterkere gerichtheid op leeftijdsgenoten. Basisschoolkinderen delen op in meisjes - en jongensgroepen. In deze periode lijkt de afstand tussen de seksen het grootst. De lichamelijke verschillen die ontstaan vergroten dit proces. Jongens voelen door toenemend spierweefsel en fysieke kracht de behoefte zich te meten aan anderen. Competitie speelt door de behoefte tot een positieve sociale identiteitsvorming in de basisschoolleeftijd een belangrijke rol. Van daaruit ontstaat het risico tot plagerijen en pesten. Plagen veronderstelt gelijkheid tussen plager en geplaagde en is incidenteel. Pesten is systematisch, berust op een machtsverschil waardoor het gepeste kind niet goed in staat is zich te weren, en leidt tot psychische of fysiek schade. Pesten, en zeker plagen, komt het meest voor op de basisschool en lijkt een fasegebonden probleem te zijn in de ontwikkeling. Door de eerste aanzet van lichamelijke veranderingen naar volwassenheid, zijn jongens en meisjes in de prepuberale fase volop met seksualiteit bezig. De kennis van seksualiteit bouwt zich juist in deze fase op. Het gegiechel over dubbelzinnige opmerkingen viert aan het eind van de basisschool hoogtij.
83
4.3. KINDEREN EN HUN CULTURELE ACHTERGROND Vanwege het sterke egocentrische uitgangspunt vanwaar kleine kinderen de wereld bekijken, speelt in de leeftijd tot een jaar of vijf de culturele achtergrond van het kind geen rol. Het kind neemt de situatie zoals die bij hem/haar thuis is immer aan als iets van zelfsprekends, en staat er niet bij stil dat het bij iemand anders thuis heel anders kan zijn. Dit verandert wanneer het kind vanaf de basisschool geconfronteerd wordt met een vele grotere sociale wereld dan die daarvoor. Door school en buiten spelen met vriendjes leert het dat niet alle kinderen dezelfde gezinssituatie hebben, dat sommige kinderen misschien een vader missen of juist twee vaders hebben, in twee huizen wonen, niet dezelfde dingen doen of mogen, (meer) broertjes of zusjes hebben, thuis misschien een andere taal spreken. Vanaf ongeveer vijf jaar tot een jaar of zeven hebben kinderen vaak grote belangstelling voor hun afkomst en herkomst. Vanaf zeven, acht jaar ontwikkelt zich ook een wereldbesef: de wereld kent vele landen en plekken waar allemaal mensen leven, met eigen taal, gebruiken en cultuur. In die leeftijd, waarin kinderen hard werken aan het vormen van een (positieve) sociale identiteit en zich middels het aangaan van vriendschappen, vormen van eigen hobby’s en interesses, etc. proberen te profileren binnen een groep, vormt de culturele achtergrond van een kind in zoverre een rol dat het daar van buitenaf vaak op gewezen wordt. Impliciet of expliciet, uit nieuwsgierigheid, bewondering of pesterij: het wordt een kind duidelijk hoe anderen hem of haar ervaren en de culturele achtergrond vormt een onderdeel van die ervaring. Pas vanaf de puberteit, wanneer de ontwikkeling van de eigen identiteit centraal staat, wordt de eigen culturele achtergrond echt belangrijk: dan wel als middel om zich te profileren of zich nadrukkelijk van te distantiëren.
4.4. CONCLUSIES TEN AANZIEN VAN DE DOELGROEP: KINDEREN VAN 4 TOT 12 JAAR
4.4.1. De leefwereld en mogelijkheden van 4 tot 7 jarigen Kinderen in deze leeftijd zitten in de fase van het pre-operationeel denken. Onsystematisch en onlogisch denken, dat sterk vanuit zichzelf (egocentrisch) is gericht zijn hiervan kenmerkend. Kinderen in deze leeftijd hebben nog nauwelijks abstractie- en relativeringsvermogen.
Taal Tevens is dit de belangrijkste sensitieve periode voor het aanleren van een taal. Kinderen scheppen er voldoening in om nieuwe woorden en zinsconstructies te leren. Binnen voorstellingen kunnen dus nieuwe woorden geïntroduceerd worden, voor de zekerheid moeten die dan wel worden uitgelegd. Vandaar dat in theater voor kleine kinderen vaak overdreven, en ‘heel groot’ geacteerd wordt, waarbij kinderen vaak om uitleg gevraagd worden (Weet iemand wat ‘doodop’ betekend?). Het actief beroep doen op de (taal)kennis van het kind pleziert hen. Kleine kinderen weten nog niet dat veel taalgebruik niet in letterlijke zin dat betekend maar verwijst naar iets anders, uitdrukkingen en zegswijzen worden dan letterlijk genomen. In het theater wordt hier vaak gebruik van gemaakt (“Ik doe dit voor Piet Snot”, niet voor niks dus maar voor de persoon). Taalgebruik kan dus ook verwarrend of beangstigend zijn wanneer niet voorzien is dat een kind het anders interpreteert dan een volwassenen (“De stofzuiger zuigt alles op”, ook mij?).
84
Animistisch denken Omdat kinderen nog geen onderscheid ervaren tussen levend en levenloos, kunnen in het theater ook stilstaande voorwerpen personifieert worden, vanaf een jaar of zes geldt dit alleen nog maar voor bewegende voorwerpen. De dood wordt om deze reden ook meestal niet als iets engs ervaren, immers kan de persoon zo weer tot leven komen.
Geen onderscheidt tussen fantasie en werkelijkheid Zoals ook al door het animistisch denken duidelijk wordt, maken kleine kinderen nog nauwelijks onderscheidt tuisen wat echt of nep is. Een droomwereld of fantasiespel wordt als echt ervaren. Een speler die voorheen een goede fee speelde, maar nu een boze heks wordt niet als speler maar als heks erkent. Om die reden mag een theaterstuk voor hele kleintjes niet te eng zijn, wat het door het gebrek aan onderscheidt al snel is. Gebeurtenissen (geluid, beweging, tekst) die tegelijkertijd plaatsvinden, worden met elkaar in verband gebracht. Enge muziek veroorzaakt een eng schouwspel. Vijf tot acht jaar is de leeftijd van het magisch denken. Toneel kan daar veel mee doen, een symbool of ritueel (waar de kinderen het liefst deel uitmaken) zorgt ervoor dat alles weer goed komt, zoals het publiek wil dat het verhaal goed komt.
Een korte spanningsboog van maximaal 30 minuten Misschien ook juist doordat kinderen zich helemaal in het stuk als werkelijke, zij het zeer onhedendaagse gebeurtenis ervaren, moet een stuk ook niet te lang duren en opwindende episodes voldoende worden afgewisseld met perioden van rust. De concentratieboog van kleine kinderen duurt niet langer dan 30 minuten. De concentratie stopt als een stuk te onbegrijpelijk is.
Thematieken en leefwereld Vanaf vier jaar gaan kinderen naar school, en maken zij meestal voor het eerst echt kennis met andere leeftijdsgenootjes, andere volwassenen en onderwijs. Hun sociale en cognitieve wereld breidt enorm uit. Thema’s met betrekking deze nieuwe ervaringen, bijvoorbeeld over samenwerken en samen spelen, vriendjes zijn, of dingen met tellen, zijn erg interessant. Ook zaken waar kinderen tegenaan lopen/moeite mee hebben, zoals bang zijn in het donker, kunnen in theater uitgewerkt worden, mits de kinderen op actieve wijze een handvat geboden wordt om het angstige ‘te bezweren’ en te kunnen overwinnen.
4.4.2. De leefwereld en mogelijkheden van 7 tot 12 jarigen Kinderen in deze leeftijd zitten in de fase van het concreet-operationeel denken. Zeven jaar wordt gezien als een scharnierleeftijd waarop de mogelijkheden in het denken enorm toeneemt. Het kind leert systematisch en logisch denken. Het is tot grotere abstracties in staat, leert relativeren (zaken zijn betrekkelijk), de belangstelling in de wereld om zich heen neemt toe, empathie ontwikkelt zich, er ontstaat een wereldbeeld en wereldbesef. Kinderen bevinden zich in de prepuberale fase: hun eigen sekse en sekseverschillen gaan er (onder andere door de lichamelijke verandering) toe doen. In deze fase vormt het kind zich een middels omgang, vriendschap en meting met leeftijdsgenootjes een sociale identiteit.
Abstracter en symbolischer toneel mogelijk Door de enorme groei in denkvermogen zijn kinderen vanaf zeven jaar tot veel abstracter denken in staat. Het kind heeft bijvoorbeeld voldoende tijdsbesef om grote sprongen in de tijd, en een niet chronologische verhaallijn in het toneel te snappen. Ook begrijpt het waarden, symbolen en uitdrukkingen die eigenlijk naar iets anders verwijzen veel beter.
85
Thematieken omtrent sociale omgang en seksualiteit Doordat kinderen in deze leeftijd intensief bezig zijn zich een sociale identiteit te vormen, is toneel waarin thematieken die betrekking hebben op relaties tussen individuen, binnen een groep of tussen twee groepen, interessant. Te denken valt aan thema’s als vriendschap, verliefdheid, rivaliteit, competitie, faalangst, fouten maken en herstellen, pesten en plagen, etc. Kinderen zijn vanaf die leeftijd volop met (hun eigen) seksualiteit bezig, van de andere sekse moeten kinderen dan vaak weinig hebben. Spel waar ‘de jongens/de meisjes’-zaken in voorkomen, of seksuele beladen onderwerpen zoals ‘zoenen’ of ‘een afspraakje hebben’ zijn ontzettend interessant.
Morele onderwerpen en een bredere kijk op de wereld In deze leeftijd ontwikkelen kinderen ook hun moreel besef, vanaf 10 jaar denkt een kind na wat een goed mens zou zijn. Moeilijkere thematieken zoals over oorlog, goed en kwaad kunnen daarom goed aan de orde komen. Kinderen zijn op zoek hier een standpunt over te ontwikkelen. Omdat tevens hun wereldbeeld vergroot, kunnen toneelstukken goed gaan over hoe anders of hetzelfde de situatie in een ander land, ver weg, in tijd van oorlog, vrede, droogte, feesten, etc. is.
Een spanningsboog van maximaal 60 minuten Kinderen tussen de 7 en 12 jaar hebben al een langer concentratievermogen dan de kleintjes. Gemiddeld kunnen zij met interesse een voorstelling van maximaal één uur aan. Op een festival zoals het Haarlemmerhout zijn echter tal van activiteiten aan de gang waar zij aan mee kunnen doen, of die ze kunnen bekijken, dit maakt de spanningsboog korter. In deze leeftijd gaan kinderen niet meer met volwassenen samen naar een voorstelling maar richten ze zich meer op hun vriendjes en vriendinnetjes waarmee ze de dag samen beleven. De kinderen zijn vaak erg bezig in de gaten te houden wat de rest van de groep ergens van vind, en vormen zich om die reden een ‘gewenste houding’ tot de groep. Dit maakt dat kinderen er voor kunnen kiezen de hele voorstelling giechelig te zijn, of alles stom te vinden, etc. Verbreekt bij kleine kinderen de interesse/ het plezier wanneer iets nog wat te moeilijk voor ze is, bij oudere kinderen geldt dit juist wanneer iets te makkelijk, of anderszins ‘te kinderachtig’ wordt gevonden.
4.4.3. Actieve betrokkenheid van het publiek Bij theater voor kinderen geldt, met name bij theater voor kleintjes maar ook voor de ouderen, dat het publiek actief bij het toneel betrokken moeten worden. Tijdens de kindertijd leert een mens het meest en wordt de grootste ontwikkeling richting volwassenheid doorgemaakt. Het is dan ook logisch dat kinderen graag willen laten zien welke (nieuwverworven) kennis en vaardigheden zij al beheersen. Door advies te vragen, kinderen mee te laten zingen, dansen of spelen, een taak of rol te geven in het stuk blijven kinderen geboeid. Kleine kinderen roepen dan ook spontaan en veelvuldig dingen naar spelers (Pas op! Hij staat achter je!), als spelers daar onvoldoende op reageren worden kinderen soms zelf boos. Met name vanaf een jaar of zes, zeven vinden kinderen het vaak heel leuk om mee te mogen spelen op het toneel zelf. Kleintjes kunnen, als ze dan ineens voor al die mensen staan, verlegen of angstig worden.
86
Hoofdstuk 5:
ORIENTATIE OP JEUGDTHEATER IN NEDERLAND
5.1. HET RESULTAAT VAN MIJN EIGEN AANPAK
Toen ik dit jaar als Kinderprogrammeur bij Stichting Multiplex begon, ben ik op vrij impulsieve wijze van start gegaan. Via de uitkrantjes, folders van theaters en websites bezocht ik allerlei kindervoorstellingen. Ik keek hoe de kinderen op de stukken reageerden en zocht naar stukken die ik geschikt vond voor het Haarlemmerhoutfestival, passend bij de doelgroep en de multiculturele optiek van Multiplex. Al zoekende kwam ik erachter dat het aanbod groot was, dat de meeste gezelschappen aangesloten zijn bij een impresariaat, dat dat voor- en nadelen kan hebben en dat lang niet alle voorstellingen programmeerbaar zijn op het festival: omdat de speelperiode niet in juni is, de voorstelling technisch niet geschikt voor een buitenlocatie/ te lang duurt/ te duur is. Die kennis die ik toen heb opgedaan heb ik willen structureren. Resultaat van mijn zoektocht is een lijst met daarin de belangrijkste adressen op kindertheatergebied in Nederland. In de lijst zijn opgenomen: • Adressen van toneelgezelschappen, gegroepeerd op het genre wat zij maken (mime, bewegingstheater, verteltheater, etc); • Adressen van impresario; • Adressen van kinder(theater)websites en van (kinder)theaters die vaak interessante voorstellingen programmeren voor de doelgroep, en dus interessante programmering gescreend kan worden. Deze lijst zal een bijlage worden in de handleiding. Tevens komen in de handleiding tips hoe contact gezocht kan worden en worden onderhouden met theatergezelschappen en impresario, hoe contracten opgesteld kunnen worden, welke andere afspraken en zaken geregeld moeten worden. Kortom: al die informatie die het een praktische handleiding maakt bij de ontwikkeling van de Kinderprogrammering.
87
Bijlage:
ONDERZOEKSBRONNEN
Oriëntatie op een professionele projectaanpak • • •
Basisboek kwalitatief onderzoek; praktische handleiding voor het opzetten en uitvoeren van kwalitatief onderzoek Dr. D.B. Baarda, e.a., eerste druk, vierde oplage, 1997 Projecthandleiding De Externe Opdracht 2001/2002 van de Sociaal Agogische Opleidingen aan de Hogeschool van Amsterdam, 2001 De eenvoud van projectmatig werken M. Spanjer, Houten, 1999
Oriëntatie op een professionele projectaanpak • • •
Interview met Marleen Klooswijk van Multiplex Verslagen van Mutliplex, foldermateriaal voorgaande Haarlemmerhoutfestivals www.multiplex.nl, www.haarlemmerhoutfesitval.nl
Orientatie kunst en multiculturaliteit • • • • •
Artikel: Zwart en zwit zijn oneigenlijke criteria in onze cultuur Yvonne van Eekelen, Uitleg, nummer 2, 22 november 2000 Artikel: Culturele diversiteit in de kunst Ad Breedveld, BKK Krant, nummer 240, februari 2000 Artikel: Nieuw Publiek gezocht Nicole Bliek en Doron Nagan, Algemeen Dagblad, 5 mei 1993 Zoeken, vechten en houden van; Zeven gesprekken over multicultureel theater Annette de Vries en Dave Schwab, St. Scarabes, Amsterdam, april 1995 Meerkleurig theaterpubliek: informatiekanalen, wensen en behoeften van een allochtoon theaterpubliek in de Amsterdamse professionele podia M. Lageman, Amstelveen, november 1994
Oriëntatie op de doelgroep • • • •
Ontwikkeling in vogelvlucht; ontwikkeling van kinderen en adolescenten Martine F. Delfos, Lisse, 1999 Tussen kunst en kids; Een advies over de kennismaking van jeugd met cultuur Door de Raad voor het Jeugdbeleid, i.o.v. het Ministerie van WVC, juni 1993 Allochtone kinderen naar de basisschool Een scriptie van Helma Mars, mei 1994 Interviews met medewerkers van het Amsterdam Rootsfestival – onderdeel Wereldkinderfestival, van het Dunyafestival (Rotterdam) en het Kit Tropentheater (Amsterdam)
Oriëntatie op jeugdtheater in Nederland • •
Tal van websites (met name www.jeugdtheater.nl en de site van het Nederlands Theaterinstituut: www.nti.nl), en opgestuurd of aangevraagd foldermateriaal Kleintje Kunst, cultureel kwartaalblad voor kinderen
88
Product 3b:
DE KINDERPROGRAMMERING 2002 Marcha Peelen, CMV 4 vt 24 juni 2002
Dit document vormt het tweede eindproduct van mijn externe opdracht bij Stichting Multiplex. Het geeft een overzicht van het theaterprogramma voor kinderen in de basisschoolleeftijd op het Haarlemmerhoutfestival 2002, dat zondag 16 juni jl. te Haarlem plaatsvond. Deel 1 vertelt de lezer uitgebreid welke acts door de Kinderprogrammeur van Stichting Multiplex geboekt en verzorgt zijn. In deel 2 wordt een kijkje achter de schermen genomen: om welke redenen is juist voor deze programmering gekozen, en welke werkwijze is gehanteerd.
89
INLEIDING
Stichting Multiplex is een kleine, ideële organisatie draaiend op vrijwilligers, die middels het organiseren van culturele activiteiten een breed publiek de vanzelfsprekendheid en verscheidenheid van onze multiculturele samenleving laat zien. De voornaamste activiteit die Multiplex organiseert is het jaarlijkse Haarlemmerhoutfestival te Haarlem. Met jaarlijks zo'n 20.000 bezoekers en 5 podia is het Haarlemmerhoutfestival in Noord-Holland uitgegroeid tot een begrip. Het festival is gratis toegankelijk en biedt een cultuurrijk programma voor jong en oud, met veel (wereld)muziek, maar ook andere podiumkunsten zoals dans en theater. Tevens zijn er een culinaire markt, curiosamarkt en ideële informatiemarkt. Voor de jonge bezoeker is er een eigen Kinderfestival, waarin kinderen in de basisschoolleeftijd theater kunnen zien in de circustent en op het veld aan tal van workshops mee kunnen doen, georganiseerd en begeleid door de Pabo Haarlem en de Scouting. Twee medewerkers van Multiplex zijn verantwoordelijk voor de organisatie van het Kinderfestival: één persoon die de coördinatie van de workshops van de Pabo en Scouting op het veld onder zijn hoede heeft, en één persoon die de betaalde professionele theaterprogrammering organiseert: de Kinderprogrammeur. Vanaf november 2001 ben ik als Kinderprogrammeur bij Stichting Multiplex begonnen. Dit was voor mij een nieuwe ervaring op vele vlakken. Zowel wat betreft de doelgroep (jonge kinderen), als de verantwoordelijkheid die ik had (programmeren), als de podiumkunst waar de programmering zich op richt (theater). En zoals snel bleek, is het een ontzettend leuke ervaring geworden. Over het (theater)programma dat ik als Kinderprogrammeur voor de 19e editie van het Haarlemmerhoutfestival verzorgd heb, gaat dit verslag. Deel 1 vertelt de lezer uitgebreid welke acts door de Kinderprogrammeur van Stichting Multiplex geboekt en verzorgt zijn. In deel 2 wordt een kijkje achter de schermen genomen: om welke redenen is juist voor deze programmering gekozen, volgens welk proces verliep die organisatie, welke werkwijze is gehanteerd. Marcha Peelen Amsterdam, 24 juni 2002
90
Deel 1:
DE KINDERPROGRAMMERING 2002
Het theaterprogramma op het Kinderfestival In de circustent 13.00 - 14.00 14.30 - 15.00 15.30 - 16.30
Het Nomadenspel, van Dizz’s Kids theater (4-12 jaar) Goal, van Kalebas Produkties (6 + famillievoorstelling) Rockband Poppenkast (4-10 jaar)
Op het veld 12.00 - 17.00 12.00 - 12.40 13.40 - 14.20 16.00 - 16.40
Luchtfietsen, van ODST De roep van de Langtoeter, van De Toren van Geluid De roep van de Langtoeter, van De Toren van Geluid De roep van de Langtoeter, van De Toren van Geluid
(4-10 jaar) (2-6) (2-6) (2-6)
HET NOMADENSPEL VAN DIZZ’S KIDS THEATER Het Nomadenspel van Dizz’s Kids Theater is een expressieve voorstelling waarin met veel fantasie en humor de verbeelding en de zintuigen worden geprikkeld. Een groep artiesten reist de wereld rond, waarbij zij ondertussen met elkaar het ‘nomadenspel spelen’. Zij brengen verhalen, dans en muziek tot leven, geïnspireerd door nomaden uit de hele wereld. Net als echte nomaden bouwen zij een grote, transparante tent, welke zij aan het eind weer meenemen naar een volgende plek. Het Nomadenspel is een beeldende bewegingsvoorstelling en is geschikt voor kinderen van 4 tot 12 jaar.
GOAL, KALEBAS PRODUKTIES & STADSSCHOUWBURG HAARLEM De familievoorstelling ‘Goal’ is een samenwerkingsproductie tussen Kalebas Produkties en de Stadsschouwburg Haarlem. In juli 2002 vinden in totaal 25 voorstellingen plaats in de stadsschouwburg Haarlem. Op het Haarlemmerhoutfestival vindt alvast een voorproefje plaats van dit bruisende spektakel.
91
Goal is de eeuwenoude strijd om het veroveren van de Gouden Barra. Eens in de zeven jaar worden 6 mensen uitverkozen om in Goal te spelen. Volgens een eeuwenoude traditie brengt het veroveren van de trofee geluk over de hele stam. De maker van het winnende punt is de absolute held en een goddelijke verering zal hem ten deel vallen. In deze helse heksenketel is niets wat het lijkt en lijkt niets wat het is. Er is maar één ding dat telt: Goal, het winnende punt… of toch niet? De acteurs nemen het publiek, dat rondom hen zit, mee naar een magische wereld vol verhalen over roem, broederstrijd, teamgeest, loyaliteit en illusies. Als het publiek plaatsneemt rond de arena nadert de strijd haar hoogtepunt. Spelers laden zich op voor de wedstrijd. Het strijdplan wordt besproken. Helpers en begeleiders proberen hen in de juiste stemming en concentratie te brengen. De uitdossing voor de finale is van cruciaal belang. Welke outfit zal het meeste ontzag inboezemen? Hoe vindingrijk zijn beide teams? Wie wint uiteindelijk de begeerde trofee 'De Gouden Barra'', de Kwamalasumutu All Stars of Bolu Pretu United? Strijdliederen worden gezongen, zware drums hitsen de spelers op, een rituele dans wordt opgevoerd om de tegenstanders te intimideren. Zieners, tovenaars en sjacheraars proberen de toeschouwers op te hitsen en te winnen voor hun team. (uit persbericht Goal)
ROCKBAND POPPENKAST Na GOAL wordt de theatertent op een heel andere manier van kleur voorzien. Het repertoire van Rockband Poppenkast is erg uitgebreid: soms rauw, soms zoet, wat blues en wat samba gevolgd door polonaise, rock&roll en rap. De vier muzikanten van Rockband Poppenkast spelen stevige liedjes over onderwerpen die aansluiten bij de belevingswereld van kinderen. Ze hebben een origineel en uitsluitend eigen repertoire. De liedjes gaan over onderwerpen als verhuizen, enge dingen, knuffelbeesten, hondjes, schoolreisjes en de leukste beesten uit de dierentuin. Kinderen kunnen in de lucht meedoen met ‘gitaar spelen’ of anderszins muziek maken, en natuurlijk mee zingen. De Rockband Poppenkast, de naam zegt het al, is een heuse rockband die een heus concert verzorgt voor haar fans, handtekeningen en cd-verkoop horend daar ook bij.
LUCHTFIETSEN VAN OOGJES DICHT & SNAVELTJES TOE (ODST) Buiten, lekker beschut onder het bladerdak van een boom, staan drie kinderfietsjes op eigenaardige wijze in een driehoek opgesteld. Hier kunnen kinderen, al hard trappend op de pendalen originele sprookjes beluisteren, geschreven en ingesproken door de makers van dit Luchtfietsproject. Er zijn wel 15 verschillende verhaaltjes te beluisteren, geschikt voor verschillende leeftijden maar het meest voor kinderen tussen de 4 en 8 jaar.
92
DE ROEP VAN DE LANGTOETER VAN DE TOREN VAN GELUID Prominent aanwezig op het festivalterrein staat ‘De toren van geluid’: een hoog houten bouwwerk met daarin een grote verzameling niet alledaagse klankbronnen. Onder de naam ‘De roep van Langtoeter’ worden 3 interactieve voorstellingen van circa 40 minuten gespeeld. Twee spelers beginnen, maar komen als snel handen tekort om alle handelingen uit het verhaal te verklanken. Zij roepen hiervoor de hulp in van de kinderen in het publiek die bij toerbeurt worden ingeschakeld. Onder leiding van de spelersgroep van de Toren worden kinderen meegenomen op een muzikale reis; op zoek naar ‘De Roep van Langtoeter’. In 2001 heeft ‘De Toren’ op diverse zomerfestivals gestaan. Bert van Bommel bekend als blazer en zanger, en één van de frontmannen van "Het Groot Niet Te Vermijden” - is er in geslaagd om met ‘zijn’ Toren jonge kinderen spelenderwijs te stimuleren om met muziek bezig te zijn. Voor het Haarlemmerhoutfestival is de voorstelling in een nieuw jasje gestoken en zal drie keer op de dag, voor verschillende leeftijdscategorieën spelen.
Deel 2:
VERANTWOORDING PROGRAMMERING
In de Handleiding Kinderprogrammering, het andere eindproduct van deze externe opdracht, worden verschillende producteisen en randvoorwaarden genoemd waar bij de ontwikkeling en invulling van de theaterprogrammering rekening mee moet worden gehouden. De theaterprogrammering moet zó worden ontwikkeld en samengesteld dat zij: 5. bestaat uit een zeer diverse professionele (het liefst ook enkele bij de culturele pers populaire) theaterproducties; 6. die aansluiten bij het multiculturele karakter van het festival; 7. en bij de leefwereld en mogelijkheden van de jonge bezoekers (4 - 12 jaar); 8. binnen de logistieke, financiële of anderszins organisatorische mogelijkheden van het festival. Per uitgangspunt zal ik in dit hoofdstuk een toelichting geven op de manier waarop ik gewerkt heb bij de ontwikkeling van de Kinderprogrammering, en de keuzes die ik hierbij heb gemaakt.
1.
EEN GEVARIEERD PROFESSIONEEL THEATERAANBOD
1.1.
Een hoogwaardige aanbod van bekend en onbekend (beginnend) talent
Zoals in de uitgangspunten van het Haarlemmerhoutfestival ook is vermeld, wordt gestreefd naar een gevarieerde, hoogwaardige programmering, maar waar tevens plek is voor nieuw talent. De makers en spelers van Goal, bestaan uit theatermakers die het al helemaal gemaakt hebben in de podiumkunstensector in Nederland. Howard Komproe en Ramy Sambo zijn al bekende Nederlanders, en ook Wijnand Stomp (onder wiens leiding dit programma tot stand is gekomen), geniet landelijke faam om zijn verteltheater en familievoorstellingen. Het voorproefje van deze productie op het festival was een primeur
93
waarmee het Haarlemmerhoutfestival goed in de publiciteit en publieke aandacht is gekomen. Ook de Toren van Geluid heeft al veel aandacht gekregen, sinds de eerste vertoning op het Oerolfestival één jaar terug. Een dergelijke grote en bijzondere installatie trekt veel publiek. Het Dizz’s Kids theater is nog niet zo bekend. Met hun Nomadenspel hadden zij mij zelf meerdere malen benaderd om te mogen spelen op het Haarlemmerhoutfestival. Zij hanteren een meer ideële benadering, onder ander door middels eigen financiering ook optredens te bewerkstelligen in ontwikkelingslanden (Colombia). Omdat het theater goed past bij de multiculturele optiek van het festival, vond ik het leuk voor hen een kans te creëren Het Luchtfiets-project tot slot, is afkomstig van een vriendin van mij die de Audiovisuele richting op de Rietveld-academie volgt. Zij kreeg een idee om een bestaand project (fietsen waarop men al trappend op de pendalen via een speciaal microfoontje door een koptelefoon de geluiden uit de omgeving te horen krijgt) om te vormen tot een project voor kinderen. Al gaande weg hebben steeds meer (professionele en amateur)schrijvers en – vertellers deelgenomen aan het project en sprookjes geschreven en ingesproken op bandje, terwijl zij de installatie ontwierp.
1.2.
Variatie in genre en kunstdiscipline
Het Kinderprogramma heb ik zo samengesteld dat verschillende stijlen en genres een plaats kregen. De Toren van Geluid is zowel een installatie als een muzikaal verhaal en spel. Het heeft een wat educatief karakter doordat het jonge kinderen op een bewuste manier kennis laat maken met geluiden en muziek, er komt ook mime in voor. Het Nomadenspel is bewegings- en verteltheater, met een flink portie ritmische muziek. Uit hun voorstelling spreekt avontuur en kennismaking met (elementen) van nieuwe culturen. Goal is een bont spektakel vol dans, theater en muziek, met elementen van competitie en teamwork. Door de korte duur (30 minuten) mag het ook zo bruisend en druk wezen. De Rockband Poppenkast hebben een origineel muziekprogramma in allerlei moderne stijlen: ska, funk, rock, pop, reggae, etc. Voor het Luchtfietsproject zijn maar liefst 15 verschillende sprookjes en verhaaltjes geschreven.
2.
AANSLUITING BIJ HET MULTICULTURELE KARAKTER VAN HET FESTIVAL Met name het Nomadenspel en Goal sluiten goed aan bij de multiculturele optiek van het festival. In het Nomadenspel gaan spelers en publiek op reis als nomaden, waarbij zij op allerlei plekken in de wereld terecht komen en kennismaken met zowel traditionele nomaden en hun gebruiken, als nomaden van nu (bijvoorbeeld vluchtelingen). Het Nomadenspel is echt een voorbeeld van multicultureel theater, de spelers gebruiken hun verschillende culturele achtergrond zonder een ‘traditioneel kunstje’ neer te zetten. Hetzelfde geldt voor Goal. Hoewel in deze voorstelling minder expliciet met het thema multiculturaliteit omgegaan wordt, spreekt uit elke vormkeuze de Surinaamse cultuur: het winnen van de Gouden Barra en de namen van de twee teams (Kwamalasumutu All Stars en Bolu Pretu United). Wijnand Stomp is iemand die zijn culturele bagage (een Nederlandse moeder, Antilliaanse vader en Surinaamse oma) altijd in zijn stukken verwerkt.
94
De Toren van Geluid en de Rockband Poppenkast hadden niets met het thema multiculturaliteit te maken. Maar hun voorstellingen boden iets heel universeels: (een zoektocht in) de wereld van muziek en geluid.
3.
AANSLUITING BIJ DE LEEFWERELD EN MOGELIJKHEDEN VAN DE
DOELGROEP De samenstelling van de programmering was zo, dat er voor zowel de kleintjes als de wat oudere kinderen genoeg te zien en te beleven was. De Toren van Geluid was voor de hele kleintjes (al vanaf een jaar of twee, drie). Kinderen in de kleuterleeftijd tot een jaar of zeven gingen helemaal uit hun dak bij de Rockband Poppenkast, die hun repertoire volgens mij ook afstemden op deze groep die voornamelijk in de tent zat op dat moment. Kleuters luisterden beduusd naar de verhaaltjes van het Luchtfietsen, hoewel het fietsen ze zelf nog niet zo goed afging. Tot de leeftijd van een jaar of acht, negen was het fietsproject erg in trek, oudere kinderen waren ook nieuwsgierig naar hoe de installatie werkte maar hadden niet het geduld om de iets te kinderlijke verhaaltjes helemaal uit te horen. Goal is een echte familievoorstelling, en heeft de snelheid en onderwerpen die goed aansluiten bij kinderen vanaf zeven jaar. Het Nomadenspel was bedoeld voor kinderen in de leeftijd van 4 tot 12, ik denk zelf eigenlijk dat het voor kinderen vanaf een jaar of 10 eigenlijk wat te kinderachtig is, en voor kinderen tot en met 5 jaar weer te onbegrijpbaar. Er zit niet echt een verhaal in het stuk, wel kunnen kinderen steeds weer op andere wijze in het stuk meedoen, dat houdt de aandacht er ook wel bij.
4.
DE ORGANISATORISCHE RANDVOORWAARDEN BIJ DE PROGRAMMERING
4.1.
Geld
Het was mijn uitgangspunt, èn uitdaging, om met het beperkte budget dat voor de Kinderprogrammering beschikking was toch een zo’n gevarieerd en professioneel mogelijk aanbod neer te zetten. Dit is, zoals ik zelf vind, aardig goed gelukt. Ik heb bij mijn contact met artiesten geprobeerd om eerst met mensen van het theatergezelschap zelf te communiceren, om zo te proberen om (de commissies van) de impresario heen te werken. Dit bleek niet echt nodig. Kalebasprodukties (van Goal) verwezen mij bijvoorbeeld direct door naar hun impresariaat (Stipprodukties), die ook niet moeilijk deden om het lage bedrag dat ik kon bieden. Waarschijnlijk speelde twee zaken een rol: Wijnand Stomp is een oude bekende van Multiplex en heeft binding met het Haarlemmerhoutfestival, daarnaast was Goal nog helemaal in de productie, er werd nog volop gerepeteerd en de show was nog lang niet rond. Het Haarlemmerhoutfestival vormde voor hun dus ook een goede try-out en publieke aandacht voor de voostelling die later deze zomer in de Stadsschouwburg van Haarlem zullen spelen. De Toren van Geluid was heel erg duur. Omdat de Rockband Poppenkast bij hetzelfde impresariaat is aangesloten (Buro vanaf 2) kon uiteindelijk wel een fikse korting geregeld worden. Dizz’s Kids waren niet zo duur en voor het Luchtfietsproject zijn alleen de productiekosten betaald, dat niet zoveel was omdat er met zoveel mogelijk oud materiaal werd geknutseld.
95
Juist omdat de organisatie zelf geheel vrijwillig werkt, een niet zo groot budget heeft en het publiek gratis programma’s aanbiedt, hebben ook artiesten er niet zo’n moeite mee om voor een lager bedrag dan in reguliere theaters te spelen. Groepen willen ook graag geboekt worden en spelen, als er niet meer middelen zijn zijn ze niet beroert wat van de prijs af te halen. Ik denk dat je wel voorzichtig met die sociale houding om moet gaan. Nu heeft Kalebas produkties bijvoorbeeld gespeeld voor een bedrag dat ver onder hun normale prijs zat, als je een dergelijke ‘vriendendienst’ als normaal gaat beschouwen neem je de spreekwoordelijke hand terwijl je een vinger geboden werd, mensen krijgen er dan al snel genoeg van. Ik had bij het maken van prijsafspraken er geen rekening mee gehouden dat er op de netto-gage nog BTW kwam, en was er ook niet van uit gegaan dat vergoeding van de reiskosten uit het programmeringbudget betaald moet worden. Gelukkig dat de btw geen 19% meer is, maar 6% van het bedrag… anders was ik helemaal niet uitgekomen. Ik had voor wat spelingmogelijkheid bijna 200 euro achter de hand gehouden, samen met kleine bijstelling van de prijsafspraken kwam ik toen toch nog uit met het budget, zonder voorstellingen te hoeven cancelen. Voortaan probeer ik de bedragen inclusief BTW af te spreken en zonder het vergoeding van reiskosten. Als ik nog een volgende keer de Kinderprogrammering doe, wil ik ook kijken of het niet mogelijk is voor een deel van het programma sponsoring te vinden, zodat net iets meer met de programmering gedaan kan worden. Bijvoorbeeld een doe-hetzelfzaak die materiaal voor decorstukken levert, zodat de aankleding meer tot inhoud krijgt. 4.2.
Tijd
Ik ben zelf pas begin februari begonnen met mijn werkzaamheden voor het festival. Dat is een beetje krap, maar niet onhaalbaar. Het ligt aan de mogelijkheden en wil van de vrijwilliger hoeveel tijd hij/zij in het werk kan of wil stoppen. Ik was vanaf februari ongeveer één volledige dag in de twee weken kwijt met werkzaamheden voor het festival. Rond 15 april, toen het tweede (uitgebreide) persbericht de deur uit moest, en vanaf drie weken voor het festival was ik meer tijd kwijt om alles op orde te krijgen (zoals het regelen van persteksten en –foto’s, contracten opstellen en uitnodigingen versturen, etc.). Ik heb altijd alle deadlines gehaald. Vanaf vrijdag voor het festival tot en met de maandag erna het hele Multiplexteam fulltime bezig met het festival, met de op- en afbouw en het festival zelf. Ik heb vrij veel tijd gestoken in het zoeken naar, en bezoeken van interessant jeugdtheater. Dat je een programmering het beste kan samenstellen op basis van eigen waarneming, vind ik een pre van het organiseren! Ik heb in totaal ongeveer 8 verschillende, bijna allemaal superleuke voorstellingen bezocht. Als ik meer tijd had gehad, dan zou ik zeker nog meer jeugdtheater bezoeken. Bij de indeling van de programmering heb ik een schatting van op- en afbouwtijden gemaakt en op basis daarvan de programma-volgorde bepaald. Later bleek dat de periode die tussen de acts zat (30 minuten) veel te kort is voor de meeste groepen om te kunnen opbouwen en soundchecken. Ik zou het een volgende keer (tenzij anders bekend) op 45 minuten houden, en al in een vroeg stadium naar op- en
96
afbouwtijden vragen (sommige groepen waren heel laat met het zelf verstrekken van de tijden). 4.3.
Locatie
Omdat ik zelf niet uit Haarlem kom, de Haarlemmerhout niet ken, en nog belangrijker: het festival nog nooit eerder bezocht had, vond ik het heel moeilijk om mijzelf vòòraf een beeld te vormen van de situatie op de festivaldag zelf. Dat was best een gemis. Zo blijft het bijvoorbeeld toch een beetje gissen of noodzakelijke constructies in de circustent mogelijk zijn, als je nog nooit die circustent van binnenuit hebt gezien. Of dat de verschillende attracties op het Kinderfestival niet te dicht op elkaar zullen komen te staan. Afmetingen en andere gegevens zeggen wel wat, maar het zelf zien en meemaken geeft het beste inzicht.
Toen ik begon met mij te oriënteren op het jeugdtheateraanbod in Nederland ben ik eigenlijk bijna in het wilde weg gaan zoeken. Ik hield er bijvoorbeeld helemaal geen rekening meer dat veel voorstellingen technisch/ logistiek niet vertoonbaar zijn op een buitenlocatie. 4.4.
Productiemiddelen
Toen het festival eraan kwam, was ik eigenlijk alleen maar een klein beetje bang voor de aanwezige apparatuur, of liever gezegd: voor de afwezigheid van apparatuur die er voor een voorstelling nou net wel had moeten zijn. Ik heb alle groepen er nadrukkelijk om gevraagd, maar op een of andere manier ontvang je van (jeugd)theatergroepen geen technical riders. Multiplex levert een standaard licht- en geluidzet, als groepen extra’s willen moeten ze dat van te voren doorgeven en gaat Multiplex kijken of dat het huren waard is. Zo gaven twee groepen aan zendmicrofoontjes te willen gebruiken, deze zijn heel duur en daar moet dus spaarzaam gebruik van worden gemaakt. Een grote verwarring ontstond door het feit dat bij Mutliplex cd-spelers of md-sperlers geen onderdeel van ‘de set’ uitmaken, terwijl dit voor een theatergezelschap wel gold. Ik zou eigenlijk nog een technical rider willen maken van apparatuur en licht, etc dat Multiplex tot een standaard set rekent, deze specificatie kan ik de acts dan toesturen, als ze niet reageren ga ik ervan uit dat de apparatuur voldoende is. 4.5.
Organisatie
Ik heb de werkwijze binnen het Multiplex team als zeer goed ervaren. De zelfstandigheid waarmee de afzonderlijke leden van hun taak vervullen geeft grote vrijheid wat betreft eigen planning, handelswijze en inhoudelijke keuzes. Die werkwijze verlangt van de teamleden ook een grote mate van verantwoordelijkheid opdat het geheel aan werkzaamheden op elkaar afgestemd blijft. Ik zou daar zo nu en dan problemen bij verwachten, maar de communicatie verliep altijd helder en goed.
97