Handleiding
ELEKTRON-BREMEN GmbH · Postfach 10 59 60 · D-28059 Bremen · Telefon (04 21) 54 90 6-0 · Fax: 54 90 6-19
Inhoud
Bladzijde
1.0
Waarschuwingen – Symboolverklaring .................................................... 1
2.0
Beschrijving van het apparaat en overzicht ................................................3
3.0 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5
In bedrijf stellen ..........................................................................................5 Montage van het apparaat op het mobiele gedeelte ..................................5 Persluchtaansluiting ....................................................................................5 Netaansluiting ............................................................................................6 Controle netspanningsval tijdens het lassen ..............................................6 Storingsmelding ..........................................................................................7
4.0
Toepasingsgebieden ..................................................................................8
5.0
Technische gegevens ................................................................................9
6.0 6.1 6.2 6.3
Werken met de puntlastang ......................................................................11 Voorbereiding van het laspunt ..................................................................11 Het punten met de puntlastang ................................................................13 Impulslassen ............................................................................................15
7.0 7.1 7.2 7.3 7.4 7.5 7.6 7.7 7.8
Werken met het puntlaspistool ................................................................17 Puntlassen / spotten ................................................................................19 Uitdeuken met de Ringen ........................................................................21 Uitdeuken met de sneluitdeukhamer SAH ..............................................23 Het stuiken van deuken ............................................................................25 Plaatdelen krimpen ..................................................................................25 Oplassen van draadeinden ......................................................................27 Oplassen van sierlijstnagels ....................................................................29 Plaatdelen fixeren (lijmtechniek) ..............................................................31
8.0
Werken met de puntlastang QUICKSPOT ..............................................31
9.0
Werken met de AIRPULLER ....................................................................32
10.0 Tips voor de praktijk ................................................................................32 11.0 11.1 11.2 11.3 11.4 11.5
Supplement / zelfcontrole en foutdiagnose ..............................................33 Zelfcontrole ..............................................................................................33 Controle LED’s en magneetkleppen ........................................................33 Test van de netvoeding en foutdiagnose ..................................................33 Handmatige gereedschapskreuze ............................................................35 Storingen in het bedieningsveld ..............................................................35
1.0
Waarschuwingstekens – Verklaring van de symbolen Opgelet! Het toestel en de leidingen naar het laspistool produceren tijdens het gebruik en sterk elektromagnetisch veld. Dit kan defecten veroorzaken bij Pacemakers, Quartz uurwerken en andere Elektromagnetische gegevens zoals bv. op Giro of Bankpasjes, kunnen worden gewist..
Pas op! Gevaarlijk! Bij het niet in acht nemen van deze waarschuwingen kan letsel aan ogen en huid optreden.
Volg de gemaakte opmerkingen! Enkel dan bereikt u perfecte resultaten.
Werkzaamheden aan het elektrische gedeelte van het apparaat mogen alleen door een elektrotechnicus worden uitgevoerd.
Veiligheidsbril en -handschoenen verplicht!
-1-
AB CD EF GH
Toetsen lasgereedschap keuze (handmatig) zie supplement Toetsen pistoolfunctie keuze Toetsen plaatdikte keuze Toetsen fijninstelling +/–
Lasgereedschap 1 Lastang impulslassen 2 Lastang puntlassen 3 Laspistool 4 QUICKSPOT 5 AIRPULLER Toepassing laspistool 6 Enkelzijdig puntlassen 7 Draadeind lassen 8 Uitdeuken met ringen, nagels, stuiken 9 Sneluitdeukhamer 10 Gloeien en krimpen 11 Plaatdikte keuze 12 Fijninstelling +/– 13 Net stekersymbool met LED controle netspanning-val (15, 16, 17) 14 LED storing
-2-
2.0 Beschrijving van het apparaat en overzicht Het weerstand-lasapparaat MULTISPOT M80 is ontwikkeld voor de speciale eisen van de carrosseriebouw. Microprosessor gestuurde stroombron. Na de keuze van de bedrijfsmodus en de plaatdikte worden de stroom en de lastijd automatisch ingesteld en eventueel – indien vereist en zinvol – passend bijgesteld.
Verdere functies – – – – –
Automatische gereedschapsherkenning. Geïntregeerde netspanning controle herkent te lage netspanning. Automatische aanloopstroom, lassen, stroomcontrole en nadrukken. Overzichtelijke bediening middels membraantoetsen. Temperatuurvoeler gestuurde luchtkoeling voor de puntlastang en pistool. – Centraal aansluiting voor lasstroom, perslucht, koeling en stuurleiding. – Gesloten vak t.b.v. toebehoren – Stabiel verrijdbaar onderstel met opbergvak t.b.v. gereedschap en toebehoren en elektrode-armen. 60 61 62 63 64 65 66 67
Lastanghouder* Kabelhouder Frame onderstel Centraal aansluiting Balancer ** Filter drukregelaar Netschakelaar Servicebox
** in verbinding met puntlastang ** extra toebehoren
68 Netapparaat 69 Bouten 8 x 16 70 Bouten 8 x 16 71 Bodemvak 72 Vastwiel 73 Zwenkwiel 74 Opname voor uittrekgereedschap + SAH 75 Opname voor elektrode-armen 76 Bevestigingsschroeven 77 Elektronica / bedientoetsen
-3-
-4-
3.0 In bedrijf stellen 3.1 Montage Lasapparaat / verrijdbare onderstel – Frame (62) aan het bodemvak met bouten (70) bevestigen. – Netapparaat (68) op het frame zetten en met bouten (76) bevestigen. – Lastanghouder* (60), kabelhouder (61), balancer ** (64) aan het frame bevestigen. (*= in verbinding met puntlastang, **= toebehoren, Art.nr. zie accessoire-lijst.).
3.2 Aansluiting van perslucht Voor het gebruik van de MULTISPOT M80 is de aansluiting aan een persluchtnet noodzakelijk !
De aansluiting voor de drukluchtleiding is aan de achterkant van het apparaat (68) bij de instelbare filterdrukregelaar (65). De werkdruk bedraagt 8 bar! Een te lage luchtdruk vermindert de druk van de elektroden en leidt ertoe dat de elektroden sneller verslijten. Een te hoge luchtdruk kan een slechte kwaliteit van de las tot gevolg hebben en tot beschadigingen van de puntlastang leiden. Vooral bij dun plaatstaal houdt de puntlas dan niet. Let op! Bij de montage van een andere perslucht-aansluiting niet dieper dan 8 mm in het reduceerventiel (65) draaien. Anders kan de luchtaanvoer geblokkeerd worden. Aansluiting met loctite afdichten.
-5-
3.3 Aansluiting aan het stroomnet Bij 400 V (380-415V) 50/60 Hz (automatische omschakeling) Aansluiting aan een 32 A Cekon-contact Beveiliging: Een trage smeltzekering 32/35 A of K-automaat 32 A Bij 230 V (190-240V) 50/60 Hz (automatische omschakeling) Aansluiting aan een 63 A Cekon-contact Beveiliging: Een trage smeltzekering 63 A of K-automaat 63 A
3.4 Controle netspanningsval tijdens het lassen Om de volledige capaciteit van de MULTISPOT M80 te kunnen gebruiken, moet de netspanningsval tijdens het lassen zo klein mogelijk zijn. De exacte test is beschreven op pagina 35, paragraaf 11.3: – Uitleg over netspanningsval tijdens het lassen. – Weergave via 3 LED’s (15, 16, 17) onder het stekkersymbool: Groen = netspanning in orde Groen/geel = netspanningsval binnen acceptabele grenswaarden In dit geval de voedingskabel, verlengkabel etc. controleren of dikkere kabel toepassen. Rood en = sterke netspanningsval met sterke afname van akoestisch de capaciteit. Lassen niet meer mogelijk, lasstroom signaal: te gering. In dit geval de voedingskabel, verlengkabel etc. controleren of dikkere kabel toepassen. – De aanwijzing springt na 2 seconden automatisch weer op groen – Een eventuele netspanningsval wordt na elke lasactie gedurende 2 seconden weergegeven.
-6-
3.5 Storingsmelding Het rode LED (14) meldt een thermische overbelasting van puntlastang of pistool. Wanneer dit LED (14) brandt, kan met het aangesloten gereedschap niet worden doorgewerkt. Zodra het LED (14) dooft, is het apparaat weer bedrijfsklaar.
-7-
4.0 Toepassingsgebieden
Lasvermogen: Persluchtdruk 8 bar Elektrodenarm 120 mm
Programmaschakelaar Functie:
Materiaal
Max. plaatstaal max. in mm
Impulslassen met puntlastang pneumatisch
Plaatstaal
3,0 + 3,0
Punten met puntlastang pneumatisch
Plaatstaal verzinkt
2,0 + 2,0 1,5 + 1,5
Puntlassen met QUICKSPOT
Plaatstaal
1,0 + 1,0
Puntlassen/spotten
Plaatstaal
1,25 + 1,25
Instellingen voor de volgende functies: bijv. bij plaatdikte 0,8 mm – bereik 1,6 mm = 2 x 0,8 mm instellen.
Uitdeuken met Ringen
Plaatstaal
1,2
Uitdeuken met Airpuller
Plaatstaal
1,0
Uitdeuken met sneluitdeukhamer
Plaatstaal
0,8
Krimpen
Plaatstaal
0,6 – 1,0
Draadeinden lassen
Draadeinden ∅ auf Plaatstaal
4 – 6 mm 2,0 mm
-8-
5.0 Technische Gegevens Netapparaat Spanning van de netaansluting Netbeveiliging trage zekering Netfrequentie Vermogen netaansluiting Maximaal lasvermogen Elektrodespanning Lasstroom
400 V (380-415 V) 32/35 A* 50/60 Hz 14,7 kVA 45 kVA 12 V 6400 A 3% inschakelduur Lastijd** 0,03 – 0,9 s autom. regeling Lastijd impulslassen** 0,1 – 1,5 s autom. regeling Omgevingstemperatur 40° C Soort beveiliging IP21 Maten H/B/D mm 375/265/535 Gewicht lasapparaat 54,5 kg Lasapparaat en mobil onder-stel maten Maten H/B/D mm 1020/517/600 Totaal gewicht incl. accessoiresr ca. 97,1 kg
230 V (190-240 V) 63 A* 50/60 Hz 14,7 kVA 45 kVA 12 V 6400 A 3% inschakelduur 0,03 – 0,9 s autom. regeling 0,1 – 1,5 s autom. regeling 40° C IP21 375/265/535 54,5 kg 1020/517/600 ca. 97,1 kg
Puntlastang (pneumatisch) Gewicht (zonder kabel) Gewicht (met kabel) Werkdruk Armen van de elektroden Druk van de elektroden Laskabel ∅ / lengte
3,5 kg 11,5 kg 8 bar 20 x 20 mm 1800 N 120 mm² / 2,5 m
3,5 kg 11,5 kg 8 bar 20 x 20 mm 1800 N 120 mm² / 2,5 m
Laspistool Laskabel ∅ / lengte Massa kabel ∅ / lengte Gewicht Elektroden ∅
120 mm² / 2,2 m 120 mm² / 1,5 m 6,15 kg 10 mm
120 mm² / 2,2 m 120 mm² / 1,5 m 6,15 kg 10 mm
**
Bedrijf aan kleinere zekering met verminderd vermogen mogelijk.
** +automatische bijstelling
-9-
24 25 26 27 28 29 30 31 32
Puntlastang Elektrodenarm vaststaand 20 x 20 mm Elektrodenarm beweeglijk 20 x 20 mm Laselektroden met kap Drukknop Greepholte Ontgrendelingsknop v/d beweeglijke elektrodenarm Laskabel Houder van de elektrodenarm
- 10 -
6.0
Werken met de puntlastang Opgelet ! Bij een werkonderbreking, het verwisselen van de elektroden en bij de instelling van de afstand van de elektroden, het lasapparaat uitschakelen en op de functie puntlassen/spotten zetten ! Anders bestaat er gevaar voor letsel!
– De hoofdstekker van de puntlastang tot aan de aanslag in de hoofdaansluiting van het lasapparaat steken – de pijl van de stekker wijst naar boven. – Apparaat schakelt automatisch over naar het tangsymbol. – De wartelmoer van de hoofdstekker kloksgewijs goed vasttrekken. – De elektrodenarmen (25) + (26) in de tang plaatsen. – De beweeglijke elektrodenarm (26) is vastgeklikt. – De elektroden (27) monteren en richten. – Elektrodenafstand 6 – max. 8 mm. – Controle met een imbussleutel nr. 6. – Imbusbouten stevig vasttrekken. – De elektroden moeten na de eerste puntlassingen worden gecontroleerd. De toestand van de elektrodetippen bepaalt de kwaliteit van het lasresultaat ! Gelieve dus de versleten elektrodentippen te vervangen indien nodig! Art.-nr. frees zie lijst accessoires.
6.1
De elektrodenkappen kunnen eenvoudig worden vervangen door draaien met een tang. Nieuwe elektrodenkappen gewoon op de conus van de elektrode zetten en vastdrukken. Voor het grijpen van carrosseriedelen van grote omvang kan de beweeglijke elektrodenarm (26) door het drukken op de ontgrendelingsknop (30) worden ontgrendeld. Door het samendrukken van de elektrodenarmen (25) + (26) met de hand-wordt de arm automatisch ingeklikt.
Voorbereiding van de plaats waarop gelast wordt. De te lassen delen moeten worden blankgeschuurd. Belangrijk!De contact plaatsen elektrode/plaat en plaat/plaat dienen vrij van lakresten en roest te zijn, anders ontstaat tijdens het lassen overmatig vonken en elektrodenslijtage. Alleen staalplaat lassen.
- 11 -
A B
C D
- 12 -
E F
G H
6.2
Puntlassen met de puntlastang Opgelet: Elektromagnetische velden ! Veiligheidsbril en -handschoenen verplicht ! De elektroden worden warm ! ondvliegende vonken !
– Apparaat aan de netschakelaar (66) aansluiten. – Apparaat aan de persluchtleiding aansluiten Let op dat er steeds voldoende persluchtdruk is. De werkdruk is 8 bar ! Zo nodig de druk bijregelen aan de filterdrukregelaar (65). Een te geringe druk van de perslucht leidt tot sterkevonken en het laspunt kan doorbranden. Na de aansluiting van de puntlasting schakelt het apparaat automatisch over naar het tangsymbol. Bij niet gecodeerde tang met de programmtoetsen AB de functie „tangpunten“ kiezen. Met de toets EF plaatdikte kiezen, fijn instelling met toets GH bijv. verzinkte plaat. Start het lassen met de lastang door de drukknop (28) in te drukken tot deze automatisch stopt.
Verloop van het lasprogramma (zie schema links): A – Voorpersen 0,75 s C – Lassen tijdsturing van 0,03 – 0,45 sec. automatisch. E – Napersen 0,5 s Door de drukknop (28) te vroeg los te laten, worden de functies „Voorpersen“ en „Lassen“ onderbroken. Door het langer indrukken van de drukknop (28) kan de duur van de functie „Napersen“ worden verlengd.
- 13 -
A B
C D
- 14 -
E F
G H
6.3
Impulslassen Opgelet: Elektromagnetische velden ! Veiligheidsbril en -handschoenen verplicht ! Elektroden worden warm ! Rondvliegende vonken ! Deze functie wordt voor het puntlassen van platen met een dikte van 2 x 1,5 mm of meer gebruikt, zoals raamwerkdelen en knooppuntplaten. Voorbereidingen: – Plaatoppervlak tussen de uit te voeren lassen blank slijpen. – De plaatdelen moeten elkaar zonder speling raken. – Een goede puntlas is alleen dan mogelijk als de plaatdelen direct contact hebben. – De elektrodenarmen mogen niet langer dan 250 mm zijn. – Het elektriciteitsnet moet voldoende vermogen hebben. – Luchtdruk aan de filterdrukreductie tenminste 8 bar. Het lassen: – Met de programmatoets AB de functie „Tangpunten“ kiezen. – Met de toets EF plaatdikte kiezen. – Start het lassen met de lastang door de drukknop (28) in te drukken tot deze automatisch stopt. – Tijdpauze van 10 sec. tussen het puntlassen houden, om het uitgloeien van de elektrodetippen te voorkomen. – Impulslassen uitsluitend in bovengenoemde uitzonderingsgevallen toepassen. – Overbelasting: na het doven van de rode LED kan het lassen verdergaan.
- 15 -
33 34 35 36 37 38
Puntlaspistool Bedieningsknop Massakabel Kabelschoen Klemhevel Aansluitstuk
- 16 -
7.0 Werken met het puntlaspistool Voorbereidingen:
– Stekker van de puntlaspistoolkabel (33) tot de aanslag in de centraalsluiting (63) steken. Stekker vergrendelen, door naar rechts (klokgewijs) te draaien. – Apparaat schakelt automatisch over op pistoolsymbool. – Met toets AB gereedschap „pistool“ kiezen (alleen bij pistool zonder codering). – De wartelmoer van de centrale sluiting met de klok mee vastdraaien. – Werkdruk aan het reductieventiel op 8 bar! – Kabelschoen (36) van de massakabel (35) op een blanke plaats van het te lassen carrosseriedeel bevestigen. Gebruik hiervoor en klemtang of de meegeleverde klemhevel (37). Met de toets AB laspistool kiezen. Voor het gebruik van de massa klemhevel (37), eerst twee ringen van 8mm zo dicht mogelijk bij de las oplassen, zie 7.2! Hiertoe de kabelschoen (36) van de massakabel (35) stevig op de blanke plaat drukken. Alleen zo wordt een goede stroomgeleiding verkregen. Let Op! De kabelschoen (36) altijd op de onderplaat van het te bewerken carrosseriedeel aanbrengen. Stroomgeleiding via scharnieren, deur- en dekselsloten altijd vermijden, daar deze anders beschadigt worden.
- 17 -
A B
C D
E F
G H
8–12 kp
- 18 -
7.1
Puntlassen / spotten Waarschuwing: Elektromagnetische velden ! Veiligheidsbril en handschoenen dragen! Elektroden worden warm ! Rondvliegende vonken ! Het puntlassen / spotten wordt alleen dan gebruikt wanneer de lasplaats met de puntlastang niet kan worden bereikt.
– Plaatoppervlak tussen de uit te voeren lassen blankslijpen. – De plaatdelen moeten elkaar zonder speling raken. Een goede puntlas is alleen dan mogelijk als de plaatdelen direct contact hebben. – Conditie van de puntlaselektrode controleren. Diameter aan de tip 2 mm, zonodig nabewerken. – Zorg voor een goede stroomgeleiding van de massakabel op de onderplaat van het te bewerken carrosseriedeel. Plaats de massakabel zo dicht mogelijk bij de lasplek! – Kies middels de toets CD de functie puntlassen / spotten. – Middels de toetsen EF de plaatdikte kiezen (plaatdikte boven 2 x 1,5 = 3 mm laten zich niet kiezen!). – Puntlaspistool (33) met ca. 8 – 12 kp op de lasplek drukken. Een te grote druk resulteert in een slechte las! – Bedieningsknop (34) tot automatische afloop indrukken. Eventueel fijn instellen met de toetsen GH. – Altijd dunne plaat op dikke plaat puntlassen! – Puntlassen in de richting van de massaklem uitvoeren Afstand tussen de puntlassen op ca. 20 mm houden.
- 19 -
A B
C D
E F 40 41
- 20 -
G H
Contact-elektrode t.b.v. ringen Slaghamer
7.2 Uitdeuken met de Ringen – – – – – – – – –
Het uit te deuken gebied blank slijpen. Contact-elektrode (40) in het aansluitstuk van het puntlaspistool steken. Met de toetsen CD functie „ringen“ kiezen. Met de toets EF plaatdikte kiezen (Plaatdikten boven 2 x 1,5 =3 mm kunnen niet worden gekozen) Met de toetsen GH fijn instellen. Puntlaspistool (33) in de deuk plaatsen. Bedieningsknop (34) indrukken Lastijd en energieregeling is automatisch. De uitdeukhamer (41) in de ring plaatsen en voorzichtig uitdeuken. De ring door draaien verwijderen.
Ringen 8 mm Grote deuken altijd van buiten naar binnen verwijderen. Blanke ringen gebruiken, geen verzinkte. Instelling volgens grootte en aard van de deuk.
- 21 -
A B
42
C D
Sneluitdeukhamer SAH
E F
(extratoebehoren) - 22 -
G H
7.3 Uitdeuken met de sneluitdeukhamer SAH (extratoebehoren) Kleine deuken, schrammen of hagelschade kunnen met de snelslaghamer (42) op eenvoudige wijze worden verwijderd. – – – – – – – – – –
–
Het uit te deuken gebied blank slijpen. Snelslaghamer (42) in het aansluitstuk van het puntlaspistool steken. Wartelmoer aandraaien. Met de toetsen CD „SAH” kiezen. Met de toetsen EF plaatdikte kiezen (plaatdikten boven 2 x 0,8 = 1,6 mm kunnen niet worden gekozen). Met de toetsen GH fijn ± instellen. De lastip van de snelslaghamer (42) in de deuk plaatsen. Voorzichtig uitdeuken. Bedieningsknop (34) indrukken en de lastip vast lassen. Sneluitdeukhamer (SAH) door draaien van de plaat lossen. Zo kort mogelijke lastijd kiezen. Laspunt van tijd tot tijd met de vijl bijwerken.
De handelingen zo vaak herhalen, totdat het totale schadegebied uitgedeukt is. De lastijd middels de tijdregelaar (4) zo kort mogelijk instellen! Sterke deuken met uitdeukhamer en 8mm ringen uitdeuken in plaats van de snelslaghamer, om beschadiging van het laspistool te voorkomen. Verbruikte lastip door nieuwe vervangen. Hiertoe de imbusbout M6 van de snelslaghamer losdraaien versleten lastip vervangen, nieuwe lastip inzetten. Imbusbout goed vastzetten. Art.nr. zie accessoire-lijst.
- 23 -
AB
39 40
CD
EF
GH
Kool-elektrode Contactstuk U-B
- 24 -
7.4
Deuken / builen stuiken Kleine naar buiten staande deuken/builen, welke ontstaan door schuivende goederen in de kofferbak of bij het uitdeuken met een uitdeuk slaghamer, kunnen met de contact-elektrode (40) eenvoudig worden vlak gedrukt (tot 1mm plaatdikte).
7.5
– Contact-elektrode (40) in het aansluitstuk van het puntlaspistool (33) steken. – Wartelmoer aandraaien. – Met de toetsen CD ‘deuken / builen stuiken’ kiezen. – Met de toetsen EF plaatdikte (≈ herhaling) kiezen. – Met de toetsen GH fijn instellen. – Puntlaspistool (33) met contact-elektrode (40) op de deuk/buil plaatsen en goed aandrukken. – Bedieningsknop (34) indrukken. – Lastijd en energieregeling is automatisch. Het puntlaspistool pas na de automatische lastijd en energieregeling losnemen.
Plaatdelen krimpen – Het te krimpen gebied blank slijpen. – Kool-elektrode (39) in het aansluitstuk van het het puntlaspistool (33) steken. – Met de toetsen CD „gloeien/krimpen” kiezen. – De te krimpen deuk met de vinger lokaliseren. – Kool-elektrode (39) in het midden van de deuk plaatsen – Bedieningsknop (34) indrukken en met een spiraalvormige beweging van binnen naar buiten de plaat verwarmen. – De plaat direct met een natte lap laten schrikken. Indien nodig, de handeling herhalen. De gloei-intensiteit kan eventueel met de toetsen EF een stand naar boven of beneden worden gezet. Opgelet! Gevaar! Kool-elektrode wordt gloeiend heet. Gevaar voor kwetsuren en verbrandingen. Veiligheidshandschoenen dragen!
- 25 -
A B
C D
E F
G H
≈ 1 mm
44
Contact-elektrode „draadeinden“
- 26 -
7.6 Oplassen van draadeinden Met de MULTISPOT M80 kunnen draadeinden met diameters 4, 5 en 6 mm worden aangelast. Gebruik de passende contactstukken! SB 4 voor dia. 4 mm SB 5 voor dia. 5 mm SB 6 voor dia. 6 mm – Het passende contactstuk (44) in het in het aansluitstuk van het puntlaspistool (33) steken. – Wartelmoer aandraaien. – Draadeind tot aan de aanslag in het contactstuk (44) steken. – Met de toetsen CD „draadeinden lassen” kiezen. – Met de toetsen EF plaatdikte kiezen. – Bij 4mm draadeinden toets G 1x drukken. – Bij 6mm draadeinden toets H 1x drukken. – Draadeind met laspistool (33) op de lasplaats plaatsen en licht aandrukken. – Bedieningsknop (34) indrukken en tot het einde van het lasprogramma ingedrukt houden. Draadeinden zonder aanslag kunnen eveneens toegepast worden, als aanslag dient een moer. Hiertoe het draadeind +/– 2 mm buiten de moer laten steken en handelen als boven beschreven.
- 27 -
veld I
45 46 47 48 49 50 51 52 53
Contactstuk TST 3 T-Stift 3 x 3,2 T-Stift 3 x 4,5 Passtuk Golf 2 Passtuk Passaat B 3 Passtuk Porsche Passtuk Golf 3 / Vento Contactstuk TST 5 T-Stift 5 x 10
veld II
veld III veld IV
Art.-Nr. 407 Art.-Nr. 408 Art.-Nr. 408 Art.-Nr. 313 Art.-Nr. 315 Art.-Nr. 314 Art.-Nr. 317 Art.-Nr. 408 Art.-Nr. 408 - 28 -
227 596 597 451 671 465 962 540 571
Toebehoren Toebehoren Toebehoren Toebehoren Toebehoren Toebehoren
7.7 Oplassen van sierlijstnagels
Nagels zoals u bijv. ter bevestiging van sierlijsten gebruikt, kunnen met de contacstukken TST3 (45) en TST5 (52) opgelast worden. In deze contactstukken is een magneet aangebracht, welke de nagels tijdens de lasprocedure vasthoudt. Voor het oplassen van nagels aan daken van de GOLF2, GOLF3, VENTO, PORSCHE 944 en PASSAT B3 zijn speciale passtukken leverbaar. Deze passtukken maken het mogelijk om de nagels maat-nauwkeurig op de door de fabrikant aangegeven plaatsen op te lassen. Zie de lijst extra toebehoren voor de bestelnummers. Lashandeling: – Plaatoppervlak blank slijpen. – Passend contactstuk kiezen en tot de aanslag in het aansluitstuk van het laspistool (33) plaatsen. – Wartelmoer aandraaien. – Met de toetsen CD „sierlijstnagels” kiezen. – Met de toetsen EF plaatdikte kiezen. – De nagel met de kop in het contactstuk plaatsen. – Laspositie kiezen en puntlaspistool (33) licht aandrukken. – Bedieningsknop (34) indrukken Lastijd en energie regeling is automatisch. Nagels met de maat f 5x10 (53) worden met het contactstuk TST5 (52) opgelast. Deze nagels moeten voor het lassen worden vastgehouden. – Met de toets CD „sierlijstnagels” kiezen. – Met de toetsen EF plaatdikte kiezen. – Met de toetsen GH fijninstellen. Verder handelen zoals boven beschreven.
- 29 -
A B
C D
- 30 -
E F
G H
7.8 Plaatdelen fixeren (lijmtechniek) Ter aanpassing moeten carrosseriedelen vaak provisorisch bevestigd worden. In sommige gevallen kunnen klemtangen niet geplaatst worden. In deze gevallen kan het bevestigen met de MULTISPOT M80 worden uitgevoerd. Als bevestiginghulp dienen ringen waar 1/4 deel is uitgeknipt. – Contactstuk (40) t.b.v. ringen in het aansluitstuk van het puntlaspistool (33) plaatsen. – Wartelmoer aandraaien. – Uit de ringen f 8mm +/– 1/4 deel wegknippen. – Ring in het contactstuk (40) plaatsen. – Met de toetsen CD „sierlijstnagels” kiezen. – Met de toetsen EF plaatdikte kiezen. – De ring over beide plaatdelen plaatsen en licht aandrukken. – Bedieningsknop (34) indrukken. Lastijd en energie regeling is automatisch.
8.0 Werken met de puntlastang QUICKSPOT (toebehoren)
– QUICKSPOT aan de centraalsteker (63) aansluiten. – Apparaat schakelt automatisch over naar het QUICKSPOT-symbool. – Met toetsen AB „Gereedschap QUICKSPOT“ kiezen (alleen bij QUICKSPOT zonder codering). – Met de toetsen EF plaatdikte kiezen. – Plaatdikte boven 2 x 1 mm laten zich niet aankiezen, voor het lassen van plaatdikte boven 2 x 1 mm de pneumatische lastang gebruiken. – Met de toetsen GH fijninstellen. – Koellucht stroomt constant, uitschakelen middels de netschakelaar (66) zie ook handleiding QUICKSPOT
- 31 -
9.0. Werken met de AIRPULLER (toebehoren)
– AIRPULLER aan de centraalsteker aansluiten. – Apparaat schakelt automatisch naar het AIRPULLER-symbool. – Met toetsen AB „Gereedschap AIRPULLER“ kiezen (alleen bij AIRPULLER zonder codering). – Bij bedrijfsmodus „uitdeuken“ met toetsen EF plaatdikte kiezen (tot max. 2 x1 = 2 mm). – Bij bedrijfsmodus ‘gloeien’ met toetsen CD symbol ‘gloeien’ kiezen. – Met de toetsen GH fijninstellen. Werken met de AIRPULLER zie ook handleiding AIRPULLER.
10.0 Tips voor de praktijk Bij het puntlassen / spotten de plaat bijtrekken.
Bij het puntlassen / spotten de koperen schoen van de massakabel aan de onderzijde stevig aandrukken.
Bij het puntlassen / spotten de plaat met een schroevendraaier goed aandrukken.
- 32 -
11.0 Supplement / zelfcontrole en foutdiagnose 11.1 Zelfcontrole De MULTISPOT M80 is met een zelftest-programma uitgerust dat de functies van het apparaat controleert, de resultaten verwerkt en via LEDs weergeeft.
11.2 Controle van de LED’s en de magneetkleppen – – – – –
Tang of pistool van het nettoestel nemen. Apparaat op het stroomnet aansluiten. Perslucht 8 bar aansluiten. Apparaat uitschakelen. Toets „A“ indrukken, apparaat inschakelen, toets „A“ loslaten. Alle LED’s van het bedieningselement worden achtereenvolgend ingeschakeld. Tot slot van de LED-test worden de pneumatische en de koelermagneetklep elk gedurende ca. 1 seconde geopend. De test eindigt na 5 testcycli of door het indrukken van een willekeurige toets.
11.3 Test van de netvoeding en foutdiagnose – – – –
Puntlastang aansluiten. Elektrodetippen schoon / afstand 6 mm. Instelling op plaatdikte 3 mm / 8 bar luchtdruk. Kortsluitlassen (d.w.z. zonder plaat) uitvoeren = maximale netbelasting
Indien er geen punttang beschikbaar is, de test als volgt uitvoeren: – Pistool aansluiten en functie "puntlassen" kiezen, toetsen C D – Instellen op 2 mm plaatdikte toetsen E F. Tijd op max. toetsen G H – Puntlaselektrode in het laspistool plaatsen – Puntlaselektrode stevig op de massaklem (36) en pistoolknop indrukken en kortsluitlas uitvoeren.
Evaluatie van de test LED's onder het stekkersymbool: Groen Geen netspanningsval, volle lascapaciteit beschikbaar Groen + geel Geringe netspanningsval, lascapaciteit goed Geel Netspanningsval sterker, lascapaciteit voor enkele plaat dikker dan 0,8 mm niet meer toereikend Geel + rood Netspanningsval kritisch, lascapaciteit slechts nog voor max. 0,8 mm plaat toereikend Good Netspanningsval te sterk, puntlassen niet langer mogelijk. - 33 -
Oorzaken voor netspanningsval onder belasting: – Verlengkabel te lang. – Netspanningskabel te lang – Voedingsspanningskabel van huisaansluiting (zekeringkast) naar wandcontactdoos te lang resp. aderdiameter te gering – minimaal 6 mm² – Voedingsspanning ligt onder nominale waarde
LED’s in veld I I 1) I 2) I 3)
I 4)
I 5)
Systeemfout – Servicedienst bellen Frequentiefout – frequentie van het net niet herkend – Servicedienst bellen + roode LED: gereedschap niet goed geplaatst of contactfout – Gereedschap tot aan de aanslag insteken (zie ook 1) of – Servicedienst bellen + roode LED: thermobeveiliging van het gereedschap geactiveerd – Gereedschap laten afkoelen (bij koud gereedschap Servicedienst bellen) Koeling is geactiveerd – Indien geen koellucht voorhanden, luchttoevoer controleren.
LED’s in veld II II 1)
Trafo-thermobeveiliging geactiveerd – Apparaat laten afkoelen
II 3)
Netingang 230 V. – Bij het 400V-nettoestel de netzekeringen en/of verlengingskabel controleren
II 4)
Netingang 400 V. – Bij het 230V-nettoestel: Opgelet, apparaat onmiddelijk uitschakelen. Netzspannung is te hoog.
LED 1 2 3 4 5
veld I
veld II
veld III - 34 -
veld IV
LEDs in veld III III 1) Aanduiding van de netfrequentie 50 Hz III 2) Aanduiding van de netfrequentie 60 Hz III 4) Aanduiding: lasstroommeting is doorgevoerd. Aanduiding van de lasstroom in veld IV
LEDs in veld IV Aanduiding van de lasstroom voor tang, stuikpunten, boutlassen, QUICKSPOT = 1 LED per 1000 A Kleinst meldbare stroom: 3000 A = IV 5 Grootst meldbare stroom: > 7000 A = IV 1 Aanduiding van de lasstroom voor airpuller, plaatlassen, snel-uitdeukhamer, gloeien = 1 LED per 500 A Kleinst meldbare stroom: 500 A = IV 5 Grootst meldbare stroom: 2500 A = IV 1
11.4 Handmatige gereedschapskeuze In noodgevallen of voor service-controles kan de automatische gereedschapskeuze worden omzeild: – Apparaat uitschakelen. – Gereedschap op het apparaat aansluiten. – Apparaat inschakelen, daarbij gereedschapstoets ingedrukt houden. – Gewenst gereedschap met de toetsen AB kiezen. – Reset bij gereedschapswissel of uitschakelen van het apparaat.
11.5 Storingen in het bedieningsveld Bij storingen in het bedieningsveld, d.w.z. geen reactie op indrukken van toetsen, bij foutief branden van LED’s enz. het apparaat uitschakelen en na ca. 2 sec. opnieuw inschakelen. Storing is verholpen.
- 35 -
Technische veranderingen voorbehouden. Art.nr. 322 923
09/01